NOTA EVALUATIE NADEELCOMPENSATIE AUTOLUWE BINNENSTAD

 

 

 

Inleiding

Op 22 februari 2001 heeft de gemeenteraad regelgeving vastgesteld inzake parkeren in en autoluw maken van de binnenstad. Naast deze besluitvorming heeft de raad het college opgedragen tijdig, dat wil zeggen voordat betreffende verkeersmaatregelen daadwerkelijk zijn geëffectueerd, met een voorstel te komen inzake een regeling voor nadeelcompensatie. In zijn vergadering van 26 april 2001 heeft de raad de Nadeelcompensatieverordening gemeente Delft 2001 vastgesteld. Deze verordening is op 1 juli 2001 in werking getreden.

 

De Gemeenteraad heeft in haar vergadering van 28 juni 2001 een (externe) adviescommissie nadeelcompensatie benoemd, met name om de onafhankelijkheid van de beoordeling van de aanvragen te waarborgen. Deze commissie bestaat uit:

-          mr. drs. B. van Ravels, advocaat, als voorzitter

-          E.H. Horlings RA, accountant, als lid

-          G. Dekker, taxateur, als lid;

-          Mw. mr. Y. van Hoven, als secretaris.

 

De commissie is feitelijk  begonnen met onderzoek en beoordeling van verzoeken tot nadeelcompensatie nadat de verkeersbesluiten na de beroepschriftenprocedures per 4 oktober 2002 onherroepelijk zijn geworden.

 

Onderhavige Nota betreft een evaluatie van het functioneren van de nadeelcompensatieverordening Autoluwe Binnenstad gedurende vrijwel de gehele periode van haar functioneren, dat wil zeggen vanaf 2001 tot op heden. Per januari 2004 is de Algemene Nadeelcompensatieverordening in werking getreden, dat wil zeggen dat verzoeken om nadeelcompensatie die na 1 januari 2004 zijn binnengekomen niet meer onder de regeling vallen waarvoor deze evaluatie is geschreven. Momenteel moeten er nog twee definitieve adviezen van de adviescommissie binnenkomen. De evaluatie heeft derhalve betrekking op vier definitieve zaken en twee concept adviezen.

 

Algemeen

Met de Nadeelcompensatieverordening gemeente Delft 2001 is beoogd een regeling in het leven te roepen op grond waarvan benadeelden voldoende zekerheid wordt verschaft op welke wijze een verzoek om nadeelcompensatie kan worden ingediend en volgens welke normen het eventuele nadeel dat niet ten laste van de getroffene behoort te blijven, zal worden vergoed.

 

Conform de procedure, zoals genoemd in de verordening wordt de aanvraag tot het ontvangen van nadeelcompensatie door de gemeente verstuurd naar de externe adviescommissie. Deze dient binnen 8 weken een hoorzitting te houden nadat het verzoek bij hen is neergelegd. Vervolgens moet er binnen 12 weken (+ 6 weken verlenging) een concept advies naar de aanvrager worden gestuurd, die hierop kan reageren. Ook de gemeente krijgt een kopie en kan haar zienswijze kenbaar maken. Voor de verzending van deze zienswijzen geldt 6 weken. Het definitieve advies van de adviescommissie dient uiteindelijk 6 weken nadat de vorige termijn is verstreken te worden gegeven. Uiteindelijk beslist het college – wederom binnen 6 weken  Al met al is het de bedoeling dat de gehele procedure maximaal ca. 45 weken in beslag neemt.

 

Conform de verordening  stelt de adviescommissie onderzoek in en brengt advies uit over de volgende vijf elementen:

1-       of het nadeel en gevolg is van de feitelijke uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw(plus) maken van de binnenstad in Delft;

2-       de omvang van het nadeel;

3-       vraag of het nadeel redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven, in welk verband tevens wordt onderzocht of de verzoeker het risico van het nadeel (passief of actief) heeft aanvaard;

4-       de vraag of de vergoeding van het nadeel niet of niet voldoende anderszins is gecompenseerd;

5-       de hoogte van de door de gemeente te verstrekken compensatie of vergoeding.

 

Overzicht

In totaal zijn er 7 verzoeken ingediend tot het verkrijgen van nadeelcompensatie.

Twee andere ondernemers hebben op hun eigen verzoek wel een aanvraagformulier, inclusief toelichting - tekst van de verordening e.d. - toegestuurd gekregen, maar hebben geen concreet verzoek om nadeelcompensatie gedaan.

De 7 verzoeken zijn - procedureel – als 6 zaken behandeld, omdat 2 verzoeken vrij direct na elkaar zijn ingediend van één en dezelfde ondernemer, die om nadeelcompensatie verzocht voor twee achtereenvolgende jaren, 2001 en 2002. Met instemming van de aanvrager zijn beide verzoeken door de adviescommissie als één verzoek behandeld.

Deze 6 zaken zijn in deze evaluatie wat betreft het inhoudelijke deel gereduceerd tot 5, aangezien 1 ondernemer met dezelfde inhoudelijke redenering als het jaar ervoor ook nog een nieuw verzoek voor 2003 heeft ingediend.

Er is in deze evaluatieve nota gekozen om de ondernemers niet bij naam te noemen, al is het niet zo moeilijk om sommige zaken te herkennen als er nader op de inhoudelijke kan wordt ingegaan. Dit is nauwelijks anders mogelijk om zowel recht te doen aan het onpersoonlijke karakter van deze evaluatie terwijl  aan de andere kant een goede onderbouwing van de conclusies niet mogelijk is zonder de details te kennen. 

 

Procedure evaluatie

Het eerste verzoek is gedaan op 26 oktober 2001 en het zesde en laatste verzoek dateert van 12 augustus 2003. De termijnen waarop de verschillende fasen in de procedure zijn behandeld staan in onderstaande tabel. In Bijlage 1 is de totale (interne + externe) procedure op een rij gezet.

 

Verzoek

Datum verzoek

datum hoorzitting

Concept advies

van cie.

Reactie

gemeente

Definitief advies cie.

B&W besluit -

 

A

26-10-01

28-05-02

07-12-04

04-01-05

B

02-12-01

02-04-02

28-05-02

07-08-03

03-09-03

26-03-04

20-04-04

 

C

05-04-02

28-05-02

30-01-03

04-03-03

05-07-03

12-08-03

D

28-06-02

09-09-02

07-07-03

18-07-03

31-10-03

02-12-03

E (= B)

19-05-03

31-10-03

16-04-04

26-04-04

F

12-08-03

31-10-03

09-02-04

08-03-04

15-05-04

27-05-04

 

Ten eerste kan gesteld worden dat de procedure als zodanig goed is bevallen. Alle stappen zijn transparant en ook volledig conform uitgevoerd. Zowel de aanvragers als de gemeente en de adviescommissie hebben hierover geen klachten gehad.

Het tweede, meest opvallende aspect is dat de behandeling van iedere aanvraag zo lang heeft geduurd, zoveel langer ook dan vooraf was voorgesteld in de verordening. Met name de periode tussen hoorzitting en concept advies, maar ook de tijd die de adviescommissie nodig bleek te hebben om te komen tot het definitieve advies duurde in sommige gevallen erg lang.

De gemeente heeft dit veelvuldig bij de voorzitter en secretaris van de adviescommissie aanhangig gemaakt, maar dit heeft niet al teveel resultaat gehad. Ook heeft in de loop van 2003 een juridisch adviseur van één van de aanvragers hierover een schriftelijk bezwaar ingediend. Mede op basis hiervan heeft op 2 april 2003 een gesprek plaats gevonden met de voorzitter en secretaris van de commissie.

 

Over deze vertraging kan het volgende gezegd worden.

 

1-       De commissie heeft in eerste instantie gewacht met onderzoek en behandeling van de aanvragen totdat de verkeersbesluiten onherroepelijk zijn geworden; pas in oktober 2002 is dit het geval, omdat vanaf dat moment alle beroepsprocedures door de rechtbank zijn afgehandeld. Dit verklaart voor de eerste drie gevallen een vertraging van 5 maanden.

2-       Het is gangbaar en gebruikelijk dat dit soort procedures vrij lang duurt. Inzake dit soort complexe juridische kwesties is grote zorgvuldigheid geboden, diverse al dan niet goed onderbouwde claims dienen goed te worden vergeleken, en vooral bij de eerste verzoeken dient één en ander aan feiten en mogelijke causale verbanden zeer goed te worden uitgezocht. Voor de burgerlijke rechter procedeert men soms 3 tot 4 jaar.

3-       In een aantal gevallen heeft de commissie na eigen onderzoek – en bezoeken aan de binnenstad zelf – de aanvragers verzocht om aanvullende stukken, die zij nodig achtte voor correcte beoordeling van het verzoek. Deze extra actie heeft in met name twee gevallen voor extra vertraging gezorgd.

4-       In Nederland is er maar een beperkt aantal experts op dit gebied. Op zich mag de gemeente zich gelukkig prijzen dat deze experts zitting hebben in de adviescommissie, maar zij zitten wel met een zeer drukke agenda. Het plannen van noodzakelijk, gezamenlijk overleg tussen de alle leden van de commissie is een lastige aangelegenheid gebleken.

5-       Het feit dat de commissie gebruik maakt van een externe secretariaat  - om de onafhankelijkheid wederom beter te waarborgen – heeft de communicatie binnen de commissie op zin zachtst gezegd niet versneld.

6-       De gemeente heeft betrekkelijk weinig invloed op het functioneren van een externe adviescommissie. 

7-       Komt een aanvrager wegens de lange duur van de procedure in financiële problemen dan is er altijd de mogelijkheid tot het aanvragen van een voorschot, overeenkomstig de bepalingen in de verordening. Het spoedeisende karakter van de aanvraag moet wel worden aangetoond. Voor het verkrijgen van een voorschot dient een apart verzoek ingediend worden, die met spoed door dezelfde adviescommissie wordt getoetst.

 

Van overige vertragingen in de gehele procedure is geen sprake geweest. Zo zijn, bijvoorbeeld, de reacties op de concept adviezen van de commissie altijd ruim binnen de daarvoor gestelde tijd verstuurd. Ze waren voor de gemeente ook nooit een reden om met een zienswijze te komen die zou moeten leiden tot bijstelling ervan.

 

Voorlopige conclusie is dat de procedure in principe goed is en dat er aan de lengte van de procedure niet zo veel gedaan kan, en omwille van de zorgvuldigheid niet gedaan moet worden.

 

Inhoudelijke evaluatie

De adviescommissie stelt "onderzoek in naar en brengt advies uit over de vraag of het nadeel een gevolg is van de feitelijke uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw(plus) maken van de binnenstad; de omvang van het nadeel; de vraag of het nadeel redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van verzoeker behoort te blijven; de vraag of de vergoeding van het nadeel niet of niet voldoende anderszins is verzekerd; en de hoogte van de door de gemeente te verstrekken compensatie of vergoeding" (Art. 2).

 

Hieronder worden de verzoeken van de 5 betreffende ondernemers inhoudelijk besproken, eerst afzonderlijk en vervolgens in concluderende zin gemeenschappelijk.

 

Voor alle gevallen gelden allereerst de volgende overwegingen, die de commissie hanteert:

-          verkeersmaatregelen worden in principe gerekend tot het normale maatschappelijke risico; alleen  een bijzondere positie ten opzichte van overige ondernemers en in vergelijking met andere steden is een argument;

-          de verzoeken zijn niet zo eng genomen dat het gaat om feitelijke schade; formeel had dit conform de tekst van de verordening misschien gekund, maar de commissie heeft dit punt “vooralsnog laten rusten”.

 

1-   Ondernemer A

De eerste aanvrager heeft een verzoek om nadeelcompensatie gedaan ter hoogte van ca. Dfl. 100.000,- omdat “zij zich genoodzaakt zag het bedrijf te verhuizen” en een deel van de meest recente investeringen in het oude pand gecompenseerd wilde zien. De verhuizing heeft plaats gevonden in de aanloop naar de daadwerkelijke invoering van de autoluwe binnenstad - in oktober 2001 - naar een locatie vlak buiten autoluw plus, maar niet ver weg van de huidige locatie. Enquêtes hebben destijds uitgewezen dat ca. 30 – 40% van de klanten per auto naar het bedrijf komt. De ondernemer wilde de nieuwe situatie niet afwachten, omdat de parkeersituatie op de oude locatie (Vrouw Juttenland)) naar zijn verwachting achteruit ging.

 

De commissie acht het echter “onvoldoende aannemelijk dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de te dezen relevante verkeersmaatregelen en het niet meer kunnen terugverdienen van de investeringen in het oude pand, alsmede de gestelde verplaatsingskosten. Reeds hierom dient naar haar oordeel het verzoek te worden afgewezen.

Mocht de causaliteit wel gebleken zijn dan nog zou het verzoek zijn afgewezen omdat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gestelde kosten de bedoelde voordelen overstijgen.”

      De commissie concludeert voorts:

-          dat  de financiële voordelen van het nieuwe pand hoger zijn dan bij het oude pand, en dat ook dit op zichzelf grond zou kunnen bieden voor verplaatsing van het bedrijf;

-          dat het onaannemelijk is dat de iets gunstiger parkeer- en bereikbaarheidssituatie van het nieuwe pand naar objectieve maatstaven gemeten op zichzelf voldoende redengevend zou kunnen zijn voor de verplaatsing van het bedrijf van de ene locatie naar de andere;

-          dat investeringen uit 1998 niet tevergeefs zijn geweest, omdat gehele nieuwe interieur is meeverhuisd naar de nieuwe locatie en er slechts een paar dingen nieuw zijn aangeschaft;

-          dat verzoekster “onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake zou moeten zijn van een uitzondering op het uitgangspunt dat het treffen van verkeersmaatregelen  als de onderhavige als een normale maatschappelijke ontwikkeling moet worden beschouwd, waarmee een ieder kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van betrokkenen behoren te blijven".

-          dat ook het feit dat een redelijk denkend en handelende ondernemer ook al in 1998, ten tijde van de investeringen aanleiding had om rekening te houden met de kans dat nadeel zou worden geleden als gevolg van autoluwe maatregelen bijdraagt aan het oordeel dat gestelde schade redelijkerwijs ten laste van verzoeker kan worden gelaten;

-          dat de aard van het bedrijf niet zodanig is dat “… de positie van verzoekster dermate verschilt van die van andere winkels dat eventueel nadeel niet redelijkerwijs voor haar rekening behoort te blijven”.

 

Tenslotte heeft de commissie "met name twijfels omtrent de gerechtvaardigheid van de verwachting dat het omzetverlies op 30% geschat zou moeten worden…".

 

 

2- Ondernemer B + E

Deze aanvrager heeft in feite 3 verzoeken gedaan om nadeelcompensatie:

a-       € 10.000, - - periode februari/april 2001 – wegens bouwwerkzaamheden in de Choorstraat;

b-       in verband met daling van de omzet in 1e kwartaal van 2002 

c-       idem. periode april 2002 – april 2003, waarbij sprake is van zelfde onderbouwing als onder b; een lagere omzet ten gevolg van minder bezoekers als gevolg van invoering autoluwe binnenstad.

 

Het eerste verzoek is afgewezen omdat het bouwwerkzaamheden betrof die plaatsvonden in het kader van regulier, groot onderhoud + werkzaamheden aan de riolering. Deze werkzaamheden hadden ook plaats gevonden zonder autoluwe maatregelen. Er is derhalve “onvoldoende causaal verband met de uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw(plus) maken van de binnenstad.” De aanvraag komt dus niet voor vergoeding in aanmerking!

 

Ook het tweede en derde verzoek zijn afgewezen, omdat “onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat verzoeker als gevolg van de autoluwe maatregelen in een nadeliger positie is komen te verkeren en dat  verzoekster nadeel heeft geleden dat redelijkerwijs niet te haren laste behoort te blijven”.

Er is derhalve onvoldoende causaal verband aangetoond. De adviescommissie heeft hierbij de volgende overwegingen:

-          in de oude situatie was de Choorstraat reeds aangewezen als voetgangersgebied, waarbij alleen geladen en gelost kon worden tot 11.00uur;

-          een aantal betaalde parkeerplaatsen is in de omgeving inderdaad vervallen, maar deze zijn volgens de commissie voldoende gecompenseerd middels onder andere de runshop plaatsen en de plaatsen in de Phoenix garage.

Ook na de ingediende zienswijze van de aanvrager bleef de commissie bij haar oordeel. Het geconstateerde tijdelijke tekort van het totaal aantal parkeerplaatsen gedurende de invoering van de autoluwe binnenstad betrof meer het Zuidpoort gebied en het is volgens de commissie “…  niet aannemelijk dat dit van invloed is op de omzet van de aanvrager”.

 

Ook uit aanvullende stukken voor het derde verzoek is volgens de commissie niet gebleken dat de verzoeker in een nadeliger positie is komen te verkeren. Tevens “blijkt een structurele omzetdaling door de maanden heen over de laatste vier jaren, zoals de commissie daarnaar kijkt, niet aanwezig”.

Tenslotte merkt de commissie op dat “… de gegevens zoals geleverd door Leefbaar Delft leiden echter op zichzelf noch in combinatie met de overige overgelegde gegevens tot het oordeel dat nadeel dat verzoekster heeft geleden een gevolg is van de uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw(plus) maken van de binnenstad”.

3- Ondernemer C  

De derde aanvrager heeft een zaak op de Hippolytusbuurt in september 1999 overgenomen en vraagt een bedrag van  € 118.248-  wegens omzetderving in de periode september 1999 – juni 2001. Dit zou te wijten zijn aan lagere aantallen klanten wegens de invoering van de autoluwe binnenstad.

Uit de hoorzitting bleek dat de aanvrager van mening is dat de invoering autoluwe binnenstad al per 1 juli 2001 had plaatsgevonden, omdat vanaf dat moment in zowel de verordening als in de pers de invoering van fase 1 al  was aangekondigd. “De plaatsing van de pollers vormt slechts een onderdeel van het probleem”.

 

Het verzoek is in eerste instantie reeds wegens actieve risicoaanvaarding afgewezen.

De verzoeker wordt als redelijk denkende en handelende koper geacht op de hoogte te zijn geweest van de risico’s van de overname in september 1999, aangezien de gemeente alles op tijd bekend heeft gemaakt en de discussie over autoluwe maatregelen in die tijd volop speelde. De verzoeker heeft zich onvoldoende vooraf ge-orienteerd, maar hij had redelijkerwijs bekend kunnen zijn geweest met gemeentelijk voornemens. Hij wordt derhalve geacht het risico te hebben aanvaard.

Opmerkingen over normaal maatschappelijk risico en normaal ondernemersrisico heeft de commissie ten overvloede gemaakt, omdat dit wegens de actieve risicoaanvaarding al niet meer had gehoeven.

Bij de vraag of er sprake is van risico-aanvaarding speelt de mate van terugval van de omzet geen rol. Bij de vraag of sprake is van normaal maatschappelijk risico kan de mate van teruggang van de omzet wel een rol spelen. Hierover merkt de commissie nog het volgende op:

-          Weliswaar zijn er parkeerplaatsen op de Hippolytusbuurt vervallen, maar in de op 200m afstand gelegen Phoenix-garage zijn er vele plaatsen bijgekomen. Desalniettemin kan de adviescommissie “niet op voorhand uitsluiten dat verzoeker in een nadeliger positie is komen te verkeren … als gevolg van het vervallen van de mogelijkheid voor klanten van diens winkel om in de directe nabijheid van diens winkel betaald te kunnen parkeren. Of daadwerkelijk sprake is van een nadeliger situatie waarin verzoeker schade lijdt, zal, zo nodig, nader onderzocht moeten worden.”

-          De adviescommissie geeft voorshands aan dat “… verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er in dit geval aanleiding bestaat om een uitzondering te maken op het uitgangspunt dat het treffen van verkeersmaatregelen als de onderhavige als een normale maatschappelijke ontwikkeling moet worden beschouwd… “

-          Ook verschilt de positie van verzoeker onvoldoende van overige winkels in het betreffende gebied. “De enkele omstandigheid dat de winkel zich richt op een hoog segment, waarbij de klanten dicht bij de winkel willen parkeren, acht de adviescommissie onvoldoende onderscheidend”.

 

4- Ondernemer D

De vierde aanvrager had sinds 1997 een bedrijf aan de Pluympot, vlak buiten het autoluwe plus gebied.  Nadeelcompensatie is gevraagd wegens gedaalde omzet vanaf medio 2001. Het bedrijf heeft 4 bedrijfswagens, waarvoor het lastig en duur is om parkeervergunningen te krijgen. Dat levert extra reistijd op voor personeel. Omdat ook diverse klanten aangaven het bedrijf moeilijk bereikbaar te vinden is besloten het bedrijf in oktober/november 2001 te verplaatsen naar de Surinamestraat.

Nadeelcompensatie wordt gevraagd wegens de noodzaak tot verhuizen en een liquiditeitsprobleem wegens een 10 maanden durende dip in de omzet.

Op de hoorzitting bleek dat de aanvrager destijds wel degelijk zijn klanten heeft ingelicht over de bereikbaarheid van zijn pand, maar dat "het betalen van parkeergeld voor klanten kennelijk en probleem is" en dat "zijn klanten desondanks blijkbaar in verwarring zijn gebracht".

Tevens maakte de voorzitter van de commissie op de zitting duidelijk dat - conform Art. 3 van de Verordening - de gemeente eigenlijk vooraf benaderd dient te worden, omdat anders kosten van verhuizing in elk geval niet vergoed worden".

 

Ondanks herhaald verzoek heeft de aanvrager  nagelaten om aanvullende stukken te sturen. Het ging hierbij met name om financiële gegevens, huurovereenkomsten en jaarrekeningen. Ook heeft hij niet gereageerd op het concept advies. Derhalve heeft de commissie besloten om negatief te adviseren over toekenning van nadeelcompensatie, omdat "causaliteit niet te beoordelen is wegens gebrek aan gegevens".

Wel meldt de commissie dat ze niet kan uitsluiten dat verzoeker in een nadeliger positie is komen te verkeren als gevolg van dit beleid, omdat bedrijfsauto’s in de oude situatie gratis konden parkeren, terwijl er in de nieuwe situatie de nodige kosten aan zijn verbonden (parkeervergunning per bedrijfsauto).

Aangezien het eerste criterium niet beoordeeld kan worden heeft de commissie de overige criteria niet behandeld.

 

5- Ondernemer F

Het laatste verzoek om nadeelcompensatie komt van een ondernemer aan de Brabantse Turfmarkt. Deze vraagt  € 16.000 - € 18.000,- zijnde de bruto winstderving voor het jaar 2002.  "Door beperkte bereikbaarheid in de binnenstad is een winstderving ontstaan". Sinds juni 2001 exploiteert hij zijn zaak en in de loop van 2002 daalde de omzet met ca. 15%. Desgevraagd was het antwoord van klanten dat ze minder kwamen door de parkeerproblematiek. Volgens ondernemer mocht er tot de komst van de pollers weliswaar ook niet geparkeerd worden op de Brabantse Turfmarkt, maar kon men "nog wel heen en weer rijden en even stoppen voor een boodschap."

 

Net als bij ondernemer C is de commissie van mening dat verzoek reeds om redenen van risico-aanvaarding afgewezen dient te worden. De eventuele schade kan redelijkerwijs ten laste van ondernemer blijven aangezien de schadeveroorzakende maatschappelijke ontwikkeling voorzienbaar was ten tijde van de aankoop van betreffende onderneming in juni 2001.

De commissie heeft het derhalve niet nodig geacht om de andere criteria te beoordelen - ook niet betreffende de al dan niet gewijzigde parkeersituatie ter plekke waar tijdens de hoorzitting over is gesproken.

 

Conclusies

 

1-       Het proces om nadeelcompensatie aan te vragen is transparant is een helder proces gebleken. De verordening is duidelijk en desgevraagd zijn en worden alle relevante stukken vooraf aan een mogelijke aanvrager opgestuurd.

 

2-       Alle 7  verzoeken om nadeelcompensatie van 5 verschillende ondernemers zijn afgewezen.

Hoewel er in twee gevallen nog op het definitieve advies gewacht moet worden lijkt het – gezien de concept adviezen – met name om de volgende redenen gebeurd te zijn.

-          In 2 gevallen is er sprake geweest van  actieve risico aanvaarding van verzoeker, aangezien  de aankoop of overname plaats heeft gevonden ten tijde dat de voorbereidingen tot autoluwe maatregelen reeds volop aan de gang waren.

-          In 1 geval heeft verzoeker te weinig informatie verschaft om zelfs maar de causaliteitsvraag te kunnen beantwoorden.

-          In de andere gevallen is er om diverse redenen onvoldoende causaal verband geconstateerd tussen de autoluwe maatregelen en eventuele schade van verzoeker dat niet redelijkerwijs ten laste van hem of haar dient te blijven.

De overige criteria - omvang van het nadeel, de vraag of de ondernemer de schade anderszins had kunnen verhalen, resp. de hoogte van het toegekende nadeel - zijn derhalve niet aan bod gekomen.

Wel zijn er in sommige gevallen - ten overvloede - diverse argumenten aangedragen waaruit blijkt dat ook bij eventuele positieve causaliteit er hoogstwaarschijnlijk niet tot toekenning van de aanvraag was overgegaan.

 

3-       De keuze voor een externe adviescommissie is een juiste gebleken. Het lijkt in eerste instantie misschien een tamelijk dure keuze (ca. € 40.000,- over de jaren 2002 – 2004), maar daar staat een serie onafhankelijke, onomstreden en zeer gedegen en professioneel geformuleerde adviezen tegenover. Verondersteld wordt dat de gezaghebbende werking die van deze adviezen uit gaat een aantal mogelijke, kostbare vervolgprocedures voorkomen.

 

4-       De procedure heeft in de meeste gevallen erg lang geduurd, in elk geval langer dan in de verordening staat gemeld. Ter wille van de zorgvuldigheid en professionaliteit van de werkwijze van de externe commissie enerzijds en gezien de beperkte invloed van de gemeente hierop anderzijds lijkt het niet raadzaam om hier al teveel aan te veranderen. Het wordt niet aanbevolen om een voorlopige voorziening te creëren waarbij de voorzitter van de adviescommissie individueel een voorlopig advies geeft. Deze constructie is tamelijk ingewikkeld en levert noch inhoudelijk noch procedureel veel (tijdwinst) op. Ook wordt het niet verondersteld dat het aanpassen van de termijnen van orde zoals genoemd in de verordening in praktijk veel zou veranderen. Sterker nog, het is een reële mogelijkheid dat bij het verlengen van de termijnen van orde de adviescommissie nog langer over haar adviezen zal gaan doen.

 

5-       Opvallend is misschien wel dat er zo weinig verzoeken zijn gedaan. Onbekendheid kan haast niet als reden worden opgevoerd, aangezien het fenomeen nadeelcompensatie – in de gemeenteraad en ook bij ondernemers in de binnenstad – regelmatig aan de orde is geweest.

Het lijkt erop dat diegenen die eventueel hebben overwogen om een verzoek in te dienen de eerste resultaten hebben willen afwachten. Misschien zagen sommigen ook op tegen de procedure, het vrijgeven van gevraagde stukken, boekhouding en dergelijke. Toch kan van dit laatste niet worden afgeweken aangezien bij dit soort complexe juridische kwesties grote zorgvuldigheid is geboden.

 

6-       Alles overziend is het gerechtvaardigd te concluderen dat de invoering van de autoluwe binnenstad niet tot grote aantoonbare schadegevallen heeft geleid.

 

7-       De specifieke nadeelcompensatieregeling rond de autoluwe binnenstad bestaat niet meer. Het is echter een goede zaak dat er nu een Algemene Nadeelcompensatieverordening in het leven is geroepen – zeker nu een groot project als de Spoortunnel in voorbereiding is. Bovenstaande conclusies zijn echter ook voor deze regeling relevant. 

 

 

Voorstel:          kennis te nemen van de inhoud van de evaluatie nadeelcompensatie autoluwe binnenstad, en de conclusies over te nemen.