Geacht college,

 

1.         INLEIDING

 

1.1       Kwaliteit bebouwde omgeving binnenstad

Voor vrijwel alle gebieden van de stad is een bestemmingsplan vastgesteld. Zo’n plan regelt onder meer waarvoor een terrein en een gebouw op dat terrein mag worden gebruikt, wat er mag worden gebouwd en hoe groot een bouwwerk mag zijn. Elk bouw- of verbouwplan wordt naast het gebruik beoordeeld op zijn eigen esthetische kwaliteiten en op de relatie met zijn omgeving. Voor het handhaven van kwaliteit van de bestaande bebouwde omgeving zijn er geen regels voor het uitvoeren van onderhoud. Wel geldt voor de bebouwde omgeving dat naast de technische kwaliteit ook moet worden voldaan aan (minimale) welstandeisen. Buitensporigheden in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident zijn – excessen – kunnen achteraf worden tegengegaan. Het gaat dan om bouwwerken die in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.

 

In de Woningwet is opgenomen dat burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand aan kunnen schrijven om die strijdigheid op te heffen. In de Welstandsnota Delft zijn hiervoor onder “Handhaving en excessenregeling” criteria opgenomen.

 

Voor de binnenstad is in navolging van breed gemeentelijk beleid met betrekking tot de binnenstad een actief aanschrijvingsbeleid gewenst voor eigenaren die het onderhoud van hun pand verwaarlozen (collegeprogramma 2002-2006, hoofdstuk 4 “Binnenstad”). Dit is een facet in het totale gemeentelijk beleid om de binnenstad aantrekkelijker te maken voor bewoners, ondernemers en bezoekers. Om te komen tot een inventarisatie van panden die, volgens de omschrijving uit de excessenregeling van de welstandsnota, detoneren met hun omgeving heeft een visuele inspectie van slechte panden in de binnenstad plaatsgevonden. Uit de inventarisatie is gebleken dat er in de binnenstad ca. 35 van dergelijke panden zijn, ongeveer 1% van de ca. 3250 panden in de binnenstad.

 

In vergelijking met de rest van de stad heeft de binnenstad maar een relatief klein aantal slechte panden. Niet alleen vanuit het belang van de kwaliteit van woon- en leefomgeving maar ook vanuit toeristisch en economisch oogpunt is het belangrijk dat er in de binnenstad geen panden detoneren met hun omgeving. De excessenregeling wordt gebruikt als selectiecriterium om verwaarloosde panden aan te pakken, waarna bij de formele aanschrijving het gehele instrumentarium van de Woningwet kan worden ingezet. Het instrumentarium kan en zal ingezet worden bij vergelijkbare situaties elders in de stad.

 

Overigens is de excessenregeling ook toepasbaar voor bijvoorbeeld te opdringerige reclames. De handhaving daarvan maakt onderdeel uit van het onlangs geactualiseerde reclamebeleid en niet van het onderhavige beleid om slecht onderhouden panden aan te pakken. In beide gevallen blijft het noodzakelijk om basiscriteria hebben voor de selectie. Niet alleen om het exces aan te tonen, maar ook om de schijn van willekeur te voorkomen.

 

 

2.         BESTUURLIJK JURIDISCH KADER

 

2.1       Wettelijke mogelijkheden

Afdeling 1, van Hoofdstuk III, van de Woningwet (2003), regelt onder paragraaf “Bijzondere maatregelen” (art. 13) de permanente opdracht aan het college van burgemeester en wethouders voor het nagaan of de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving voldoet aan de betreffende regelgeving. In afdeling 2, “Aanschrijving tot het treffen van voorzieningen en tot het aanbrengen van verbeteringen”, wordt aangegeven in welke gevallen het college gebruik kan of moet maken van het aanschrijvingsinstrument. In navolgend overzicht staan de artikelen uit de Woningwet vermeld op basis waarvan B&W kunnen aanschrijven.

 

WONINGEN

GEBOUWEN

BOUWWERKEN

ERVEN

onderhoud 

art. 14.1

onderhoud

art. 17.1

onderhoud

art. 18.1

onderhoud

art. 20.1

Gebruik   art. 14.3

gebruik    art. 17.3

gebruik   art. 18.2

gebruik  art. 20.2

welstand      art. 19

welstand    art. 19

welstand    art. 19

 

verbetering  art. 15

 

 

 

De Woningwet regelt in artikel 13 de opdracht aan het college en in de artikelen 14, 15 en 17 de bevoegdheid om aan te schrijven waarin vooral gedacht moet worden aan aspecten vanuit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid en milieu. Indien aspecten van veiligheid of gezondheid in het geding zijn of in geval van klachten, wordt altijd actie ondernomen. Dit kan tot aanschrijving op grond van deze artikelen uit de Woningwet leiden.

 

Artikel 19 van de Woningwet regelt de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om eigenaren van bouwwerken die in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand aan te schrijven tot het treffen van door het college aan te geven voorzieningen binnen een te bepalen termijn. De beoordeling hiervan gebeurt op basis van de criteria die zijn opgenomen in de welstandsnota.

Tot 2003 was er onder vigeur van de oude Woningwet een hoge drempel voor toepassing van dit artikel. Het probleem was de vage omschrijving van het begrip “redelijke eisen van welstand” en het ontbreken van toetsingscriteria. In de herziene Woningwet 2003 is de link naar criteria in de Welstandsnota gelegd die in vrijwel elke gemeente is vastgesteld. Die Welstandsnota heeft de gemeenteraad van Delft op 27 mei 2004 vastgesteld. Waar het gaat om de bebouwde omgeving, kunnen aantastingen van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving nu met toepassing van de zgn. excessenregeling met kans van slagen worden tegengegaan.

 

2.2       Excessenregeling welstandsnota

Handhaving en Excessenregeling

 

De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en gaat zich ook inspannen voor de naleving daarvan.

Ook bouwvergunningsvrije bouwwerken moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Volgens artikel 19 Woningwet kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Hiervoor worden de criteria uit de welstandsnota gebruikt (de sneltoetscriteria, de algemene architectuurcriteria en de randvoorwaarden per gebiedstype).

Voor Delft geldt het criterium dat er bij ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand sprake moet zijn van een exces. Dit wil zeggen dat er een buitensporigheid in het uiterlijk is, die ook voor niet-deskundigen duidelijk is. Zaken dus, waaraan een groot deel van de mensen zich ergert. Vaak gaat het om het afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving, het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij de aanpassing van een bouwwerk, armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of contrasterende kleuren, te opdringerige reclames of een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is.

 

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


De excessenregeling is een middel voor het objectief komen tot de conclusie of er sprake is van exces waaruit de bevoegdheid volgt tot een aanschrijving.

Omdat de binnenstad is aangewezen als een beschermd stadsgezicht valt vrijwel elke handeling of bouwactiviteit aan een bouwwerk onder de lichte bouwvergunningplicht, ook in geval er sprake is van normaal onderhoud.

In de praktijk zou dit kunnen betekenen dat in geval men niet wil meewerken het argument van het eerst verkrijgen van een vergunning kan aangrijpen voor het niet uitvoeren van werkzaamheden. In de wetgeving is hier echter in voorzien. Voor die gevallen waarin werkzaamheden worden uitgevoerd naar aanleiding van een aanschrijving zijn deze vrijgesteld van vergunningplicht. De aanschrijving moet dan worden gezien als een bevel tot onderhoud of verbetering.

In geval er sprake is van een aanvraag om bouwvergunning wordt voor het toetsen van bouwplannen aan redelijke eisen van welstand gebruik gemaakt van de welstandsnota.

 

2.3       Esthetische kwaliteit

Voor de esthetische kwaliteit van panden in de binnenstad is met name het aspect van materiaal en kleur van belang. Hoe verhoudt de huidige toestand van het pand zich tot de oorspronkelijke toestand. Komt de oppervlaktestructuur en kleur nog overeen met de oorspronkelijke gevelvulling en past het materiaal binnen het beeld. Maar ook:

is de kleurstelling van het schilderwerk en materiaalgebruik afgeleid van de oorspronkelijke kleurstelling van het gehele bouwwerk en vormt dat daarmee een harmonisch geheel.

Uiteraard vindt handhaving alleen plaats als er sprake is van een duidelijk exces.

 

2.4       Geen wettelijke taak welstandsadviseur

Bij de uitoefening van het repressief welstandstoezicht heeft de welstandscommissie formeel gezien geen wettelijke taak. Bij excessen gaat het immers om evidente en ook voor niet-deskundigen duidelijk kenbare buitensporigheden van het uiterlijk. De criteria voor deze excessen zijn opgenomen in de welstandsnota, Wel wordt de welstandscommissie betrokken bij het overleg met eigenaren en opstellen van verbeterplannen.

 

 

3.         HANDHAVING

 

3.1       Actief aanschrijvingsbeleid

De voorliggende nota zal onderdeel uitmaken van de integrale kwaliteitsverbetering van de binnenstad. Hiermee wordt een actief beleid opgezet  voor het aanschrijven van eigenaren die onderhoud van hun pand langdurig verwaarlozen. In de beoordeling van de aanpak speelt aanzien van een pand een rol. Een pand kan er slecht uitzien, maar bouwkundig in orde zijn; het omgekeerde eveneens.

 

Zoals eerder opgemerkt, kan tot aanschrijving worden overgegaan als veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid of milieu in het geding is, of in geval van ernstige  klachten. Aanschrijving gebeurt dan op grond van de artikelen 13,14,15 of 17 van de Woningwet (zie 2.1). Indien een pand in ernstige mate detoneert met zijn omgeving, wordt actie ondernomen op grond van artikel 19 van de Woningwet. Voor de aanpak van de panden in de binnenstad die detoneren met hun omgeving, vindt in eerste aanleg aanschrijving plaats op grond van dit artikel. Daarbij maakt het niet uit of het een woning of een niet-woning is. Hierbij moet worden opgemerkt dat elk dossier z’n eigen specifieke kenmerken heeft, die aanleiding kunnen zijn tot aanvullend onderzoek. Dit kan ertoe leiden, dat aanschrijving niet alleen plaatsvindt op basis van artikel 19 van de Woningwet (excessenregeling), maar ook op artikel 14, 15 of 17 tot verbetering van de bouwtechnische kwaliteit (veiligheid).

 

 

3.2       Kwaliteitsniveau

De excessenregeling in de welstandsnota bevat praktisch bruikbare criteria om de kwaliteit van panden te handhaven. Echter, uiterlijke kenmerken als het detonerend of storend aanwezig hoeven niet persé het gevolg te zijn van onvoldoende onderhoud. Ook een onjuist gebruik kan aanleiding zijn voor verloedering van een pand, bijvoorbeeld het gebruik van woning als pakhuis.

Voor het te bereiken kwaliteitsniveau kan de lijn gevolgd worden zoals bij monumenten de praktijk is. Hierbij wordt uitgegaan van het vergunde niveau.

Een pand is immers niet opgeleverd met gescheurd metselwerk, gebladderd schilderwerk, gebroken stoep of dichtgespijkerde ramen. Voor het te bereiken kwaliteitsniveau zal de handhavingambitie zich richten op het zo dicht mogelijk benaderen van het rechtens verkregen niveau.

 

 

4.         HANDHAVINGSPROCES

 

4.1       Handhavingsbeleid

Handhaving van regelgeving is vastgelegd in de vastgestelde beleidsdocumenten Handhavingsbeleid Bouw- en woningtoezicht (juli 2004) en Nota Nalevingstrategie gemeente Delft (december 2004) met de daarbij behorende nota Handhavingsinstrumentarium (1999).

 

Handhaving van het ruimtelijk bestuursrecht in Delft vindt sinds 1999 doorgaans plaats op basis van een drie stappenbenadering.

Deze stappen zijn:

1.       De overtreder wordt na constatering schriftelijk erop gewezen dat hij in overtreding is en hem wordt daarbij een termijn gegund om uit eigen beweging de overtreding ongedaan te maken.

2.       Na afloop van de termijn vindt door de gemeente controle plaats. Is de overtreding nog onverkort aanwezig dan wordt de overtreder het concept-dwangsombesluit gezonden met termijnstelling. De overtreder wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze tegen het voorgenomen besluit kenbaar te maken. Ook wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze mondeling toe te lichten.

3.       Indien na verstrijken van de termijn nog steeds geen uitvoering is gegeven aan de concept-last,  dan wordt het definitieve sanctiebesluit door het college genomen.

 

4.2       Overleg

De constatering dat een bouwwerk in strijd is met redelijke eisen van welstand kan gezien kan worden als niet in overeenstemming met de regelgeving. Maar betekent niet, dat direct de conclusie getrokken kan worden dat er sprake is van een overtreding. Er kan sprake zijn van een “historie”. Het handhavingsbeleid wordt dan ook zoveel mogelijk op basis van overleg uitgevoerd.

 

Gestart wordt daarom met een informatief schrijven aan de betreffende eigenaren met daarin de melding van de constatering van exces en een verzoek tot overleg.

In dat overleg wordt de problematiek besproken en wordt gevraagd of er bereidheid bestaat om de betreffende onderhoudswerkzaamheden op eigen initiatief uit te voeren.

Deze min of meer informatieve stap wordt na het gesprek schriftelijk bevestigd waarbij tegelijk een beoogde termijn van uitvoering wordt gesteld. Na uitblijven van resultaat, wordt het bestuursrechtelijk handhavingsinstrumentarium ingezet (zie 4.1).

 

 

5.         (GEEN) SUBSIDIE

 

Voor het uitvoeren van (achterstallig) onderhoud wordt in principe géén subsidie beschikbaar gesteld. Sinds 2000 hebben eigenaren van panden in de binnenstad gebruik maken van de stimuleringsregeling verbetering panden en stoepen. Met ingang van 2005 wordt de regeling beperkt en is nog maar voor een beperkt aantal straten van kracht. Indien een eigenaar van een aan te schrijven pand daarvoor op grond van de bestaande regelingen in aanmerking komt, kan daarvan gebruik worden gemaakt. Ook voor beschermde monumenten bestaan er subsidieregelingen waar men gebruik van kan maken.

 

 

6.         AANPAK

 

6.1       Stappenplan

De aanpak van panden die in ernstige mate detoneren met hun omgeving en gelegen zijn in het bestemmingsplangebied Binnenstad zal als volgt zijn:

  1. Globale beoordeling van de betreffende panden;
  2. Alle eigenaren een informatieve brief sturen met verzoek om medewerking en nader overleg;
  3. Op basis van de ontvangen reacties een planning opstellen uitgaande van de bereidheid tot medewerking.
  4. In geval van bereidheid tot medewerking zal het traject worden opgepakt op basis van begeleiding.
  5. In geval van geen bereidheid zal het traject worden opgepakt op basis van (formele) handhaving.

 

6.2       Capaciteit

Bij de visuele inspectie is gebleken dat er ca 35 panden in de binnenstad zijn die detoneren met hun omgeving. Verwacht wordt dat ca 20 eigenaren van die panden niet op eigen initiatief bereid zullen zijn tot het uitvoeren van het noodzakelijke onderhoud.

Van deze 20 zullen er na de eerste stap van het bestuursrechtelijke traject waarschijnlijk nog ca. 10 overblijven waarvoor daadwerkelijke inzet van bestuursrechtelijke middelen nodig zal zijn.

 

De werkzaamheden behoren tot de reguliere taken van het vakteam Bouw- en woningtoezicht. Ook gezien het beperkte aantal panden kunnen de ambtelijke werkzaamheden binnen de huidige formatie worden uitgevoerd.De voortgang zal als vast agendapunt van het werkoverleg worden besproken. Verwacht wordt dat het project in drie jaar (2005 t/m 2007) zal zijn afgerond.

 

7.         AFSTEMMING

Het concept van deze nota “aanpak slecht onderhouden panden in de binnenstad” is intern voorgelegd aan bij de binnenstad betrokken medewerkers (vakteam Bouw- en woningtoezicht, vakteam Monumentenzorg en bouwkwaliteit, binnenstadsmanager). Ook de Stichting Centrum Management Delft heeft de conceptnota op 14 april 2005 besproken. Het concept is vervolgens iets aangepast en verduidelijkt.

 

8.         SAMENVATTING

Ongeveer 1% (35) van de in totaal 3250 panden in de binnenstad is slecht onderhouden. In verhouding tot de andere delen van de stad is dat maar een relatief klein aantal. Met de herziene Woningwet (2003) en het vaststellen van de Welstandsnota in 2004 is er sprake van vastgestelde objectieve criteria voor gevallen waarin sprake is van ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand. Met deze criteria kunnen excessen worden aangepakt (buitensporigheden in het uiterlijk die ook voor niet deskundigen duidelijk zijn). De excessenregeling van de welstandsnota vormt het criterium om verwaarloosde panden aan te pakken, waarna zonodig het gehele aanschrijvingsinstrumentarium van de Woningwet kan worden ingezet.

 

Eigenaren van slecht onderhouden panden in de binnenstad ontvangen eerst een informatieve brief en een verzoek tot overleg. Blijft resultaat na de informatieve stap uit, dan wordt het bestuursrechtelijke instrumentarium ingezet.

Zodra onderhavige beleidsnota is vastgesteld, volgt de uitvoering ervan. De aanpak van de nu gesignaleerde slecht onderhouden panden zal in de periode 2005 t/m 2007 zijn afgerond.

 

9.         VOORSTEL

Wij stellen u voor om:

·         de beleidsnota “aanpak slecht onderhouden panden in de binnenstad” vast te

stellen;

·         deze ter kennisname toe te sturen aan de gemeenteraad.

 

25 april 2005

Leo Boer / Tineke Kronshorst