1. Inleiding: een nieuw verkeers- en vervoerplan
1.2 Een
gezond, bereikbaar, florerend en veilig Delft
1.4 Overleg
voor draagvlak en effectiviteit
1.5 Pijlers
voor duurzame bereikbaarheid
2.2 De
compacte, complete kennisstad
2.5 Van
conflicten naar harmonie
3.3 Regionaal
beleid Haaglanden en Rotterdam
4 Delfts
beleid: de duurzame stad
4.1 De
economisch florerende stad
4.2 Een
gezonde, veilige leefomgeving
4.4 Van
knelpunten naar randvoorwaarden
6.6 Verandering
vervoerwijzekeuze
7 Delft
in 2020: duurzaam bereikbaar
Bijlage A: workshop verkeer en milieu
Bijlage B: workshop verkeer en economie
Bijlage D: kenmerken per wegcategorie
Bijlage E: A4 Delft - Schiedam
Bijlage F: Maatregelenpakket en kosten
Bijlage G: Geluid- en luchtmaatregelen algemeen en
TU-noord
Bijlage I: Essentie Plan Bewegwijzering Delft
Bijlage J: verwijzingen uit andere plannen naar het LVVP
Bijlage K: verkeerslichten verwijderen?
1. Inleiding: een nieuw verkeers- en vervoerplan
In 1998 is het Verkeers en Vervoerplan (VVP) door de raad
aangenomen. In dit plan wordt een beeld geschetst van het Delftse
verkeersnetwerk in 2010. In de jaren na de vaststelling van dit VVP zijn in de
stad voor diverse locaties voorstellen gedaan die op onderdelen afwijken van
dit VVP beleid. Daarnaast waren de grote stedelijke ontwikkelingen in de
Harnaschpolder, de Spoorzone en de TU zuid ten tijde van het opstellen van het
VVP nog niet bekend. In het landelijke verkeers en vervoerbeleid is ook een verschuiving van doelen opgetreden,
die effect hebben op de lokale verkeerssituatie. Zo heeft de huidige landelijke
discussie over de luchtkwaliteit verstrekkende gevolgen voor de in Delft nu te
kiezen strategie. Immers, stagnatie dreigt voor vrijwel alle binnenstedelijke
bouwprojecten! Het oude VVP sluit
derhalve in het geheel niet meer aan bij de huidige ontwikkelingen in Delft.
Gezien de impact van de grote stedelijke ontwikkelingen die in de stad in gang
zijn gezet, als ook vanwege de maatschappelijke vraagstukken rond mobiliteit is
het van belang om nu de lijnen opnieuw uit te zetten voor de komende jaren. De
looptijd van de geplande ontwikkelingen bedraagt 10 tot 15 jaar. Grotere
veranderingen in infrastructurele voorzieningen vergen vaak eenzelfde
tijd. Daarom is nu een nieuw lokaal verkeer- en vervoersplan opgesteld, waarin
zowel voor de korte als ook de middellange termijn een visie en maatregelenplan
worden vastgelegd. Het LVVP 2005-2020. Bij het realiseren van het Delftse
beleid dient de gemeente rekening houden met de kaders die het rijks ,
provinciaal en regionaal beleid biedt en de ruimtelijke ontwikkelingen in de
omliggende gemeenten. Het beleid van deze overheden heeft invloed op de omvang
en samenstelling van de verkeerstromen van en naar Delft. De gemeente kan dus
niet geheel onafhankelijk eigen doelen bepalen.
De afgelopen jaren is de
automobiliteit in en vooral buiten Delft gestegen, ondanks een actief lokaal
fietsbeleid. Dit is onder meer het gevolg van de bouw van de grote VINEX
woonlocaties rondom Delft, in combinatie met de zeer beperkte bouwmogelijkheden
in het bestaand stedelijk gebied van Delft en het woningaanbod dat steeds
minder is gaan aansluiten bij het veranderend profiel van de werkgelegenheid in
onze stad. Vervoersafstanden tussen woon- en werklocaties werden daarmee
groter. Voor velen te groot om dagelijks per fiets te kunnen of willen
afleggen. De ontwikkeling van (hoogwaardig) regionaal openbaar vervoer heeft
hiermee absoluut geen gelijke tred gehouden. De automobiliteit zal de komende
jaren, bij ongewijzigd beleid groeien. Dit komt onder andere door de stedelijke
ontwikkelingen in en rondom Delft, de toename van de welvaart en het hogere rijbewijs-
en autobezit van ouderen. Het is niet mogelijk om die autovervoersvraag te
accommoderen zonder grootschalige uitbreiding van auto-infrastructuur in de
stad en daarbuiten. Daartoe ontbreekt in het bestaand stedelijk gebied de
ruimte. Tevens zou dit tot financieel onhaalbare oplossingen leiden. Daarnaast
leidt deze toename tot een forse overschrijding van luchtkwaliteit- en
geluidhinder en zou de leefbaarheid in de stad ernstig onder druk komen te
staan.
Het Delftse verkeers- en
vervoersbeleid moet leiden tot voor iedereen een gezonde leefomgeving in een
bereikbare, economische florerende en verkeersveilige stad, die behoort tot de
beste fietssteden van Nederland.
Om deze doelstelling te
bereiken zal het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer gestimuleerd
moeten worden. Tevens zal de - bij ongewijzigd beleid - nog forse groei van de
automobiliteit aanzienlijk moeten worden afgeremd, met name voor die delen van
het delftse wegennet waar overschrijding van geluid- en luchtkwaliteitsnormen
dreigt. Ten behoeve van onze lokale economie is en blijft anderzijds de
bereikbaarheid per auto van dermate groot belang, dat een zeer afgewogen
mobiliteitsbeleid is vereist.
In dit LVVP zal een nieuwe
middellange termijn visie worden ontwikkeld voor het verkeers- en vervoerbeleid
waarbij het accent wordt gelegd op:
1.
maatregelen
ter stimulering van fietsgebruik, openbaar vervoer en vervoer.
2.
maatregelen
aan de doorgaande noord-zuid en oost-west routes voor autoverkeer, ten einde
deze vooral te benutten voor in- en uitgaand verkeer en het doorgaande verkeer
te ontmoedigen.
3.
het
opvangen van de mobiliteitseffecten en van de nieuwe stedelijke ontwikkelingen
op de interne en externe bereikbaarheid van de stad.
Omdat de (gewenste)
grootschalige ingrepen in de stad een lange looptijd hebben, bevat het LVVP een
visie voor de langere termijn (= 2020) voor het verkeers- en vervoerbeleid en
een visie op het toekomstige verkeersnetwerk in samenhang met de andere Delftse
plannen.
De volgende plannen en
programmas dienen als basis voor het LVVP:
·
Collegeprogramma
2002 - 2006
·
Ontwikkelingsvisie
Delft (december 1998)
·
De
economie van Delft op weg naar 2015
·
Nota
bereikbare binnenstad (april 2000)
·
Duurzaam
Veilig I en II
·
Fietsactieplan
(december 1999)
·
Ecologieplan
Delft (2004)
·
Klimaatplan
Delft (2003)
·
Plan
van Aanpak luchtkwaliteit 2005 - 2020 (2002).
Kleinschalige maatregelen
voor bijvoorbeeld de erftoegangswegen maken geen deel uit van het LVVP. Dit
type maatregelen wordt via de wijkplannen geregeld. Ook verkeerskundige
knelpunten die geen sterke relatie hebben met andere knelpunten en/of
beleidsvelden worden niet in het LVVP opgenomen. Studies naar vrachtwagen- en
tourbusparkeerbeleid, parkeerbeleid, parkeernormen, uitrijdroutes hulpdiensten
maken dan ook geen deel uit van het LVVP. Ook de verkeerscirculatie in de
binnenstad valt buiten het kader van het LVVP. Dit beleid is vastgelegd in de
nota bereikbare binnenstad.
In
de tussenrapportage is een aantal keuzes voorgelegd, die gemaakt moesten worden
alvorens tot een prioriteitsstelling van de diverse maatregelen te kunnen
komen. In een tweetal workshops is overleg gevoerd met bewoners- en
belangenverenigingen en regionale overheden. In een GDR-workshop (Group
Decision Room) is het thema vervoerwijzekeuze in relatie met het milieu aan de
orde komen. In een tweede workshop in de vorm van een open discussie is de
relatie met de economie aan de orde gekomen. Op basis van deze workshops is geοnventariseerd
welke maatregelen de grootste effectiviteit hebben en welke op het grootste
draagvlak kunnen rekenen. Een samenvatting van de workshops is te vinden in
bijlagen A (workshop verkeer en milieu) en B (workshop verkeer en economie).
De
maatregelen uit het LVVP zijn gestoeld op drie pijlers (zie Figuur 0‑1). De eerste pijler wordt gevormd de structuur van de
stad, die de mogelijkheden bepaalt voor het verkeersnetwerk. De tweede pijler
wordt gevormd door het nationaal en regionaal beleid, dat de kapstok vormt voor
het Delftse beleid. De derde pijler wordt gevormd door de economie,
leefomgeving en ecologie, die randvoorwaarden stellen aan het verkeersnetwerk.
Op basis van deze mogelijkheden, kaders en randvoorwaarden wordt de maatregelen
per vervoerwijze beschreven.
Figuur 0‑1: Drie pijlers voor bereikbaarheid
Omdat
de optimalisatie van de bereikbaarheid per vervoerswijze soms onderling
strijdige maatregelen oplevert zijn bij de behandeling van het tussenrapport
keuzes gemaakt: bereikbaarheidproblemen tot 7,5 km zo mogelijk met
fietsmaatregelen oplossen; op OV-relaties waar concurrentie met de reistijd van
de auto mogelijk is, zo nodig investeren in OV. Op overige relaties, waar de
congestie in de spits extreem is, zijn automaatregelen op hun plaats.
Delft is een historische
stad die door de eeuwen heen gegroeid is tot een stad van ruim 90.000 inwoners.
Delft vormde in de historie een centrum voor de omringende kernen als
marktplaats waar agrariλrs uit de omgeving hun producten aan de man brachten.
Tegenwoordig vervult Delft voor haar omgeving de rol van voorzieningencentrum, werkgelegenheidlocatie
en winkelgebied. De oorspronkelijke routes van en naar het historisch centrum
van Delft zijn nog steeds in het huidige stratenpatroon zichtbaar. De
bereikbaarheid van de binnenstad voor omliggende wijken en plaatsen is nog
steeds van groot belang.
Naast voetgangers en
fietsers moet Delft nu plaats bieden aan vele autos, vrachtwagens en bussen.
Dit levert nogal eens problemen op. Oude, vaak smalle wegen zijn niet berekend
op het verkeer van vandaag. De historische directe verbindingen vormen,
wanneer ze gevrijwaard zijn van (al te veel) gemotoriseerd verkeer, charmante
routes voor het langzame verkeer (zie Figuur 2‑1). Voor het autoverkeer zijn in de loop der jaren nieuwe wegen toegevoegd;
soms op charmante wijze ingepast, soms als een grootschalige ingreep in de
structuur van de stad. Juist verbindingen met zowel een grote verblijfs- als
verkeersfunctie geven een complexe ontwerpopgave met ruimteclaims vanuit de
diverse functies. Hier conflicteren het verkeersgedrag en het sociale gedrag
nogal eens. De diverse verkeerssoorten botsen met elkaar; (vracht-)auto, bus,
fietser, voetganger vragen ruimte en stellen ieder specifieke eisen aan die
ruimte. De knelpunten tussen verblijfsgebieden en verkeersfunctie worden juist
op de historische routes steeds zichtbaarder.
Figuur 2‑1: Historische wandel- en fietsroutes in huidig Delft
Delft
is een stad die nu gekenmerkt wordt als compacte stad. Een compacte stad
is een stad waarbij zuinig en intensief ruimtegebruik ingezet zijn om
milieuvoordelen te behalen, zoals het beperken van mobiliteit en beperking van
de aantasting van het buitengebied. Het buitengebied van Delft bestaat voor een
groot deel uit het Midden-Delfland. Deze groene zone vormt een buffer tussen de
stedelijke bebouwing van Delft en de bebouwing van Rotterdam en Schiedam. Maar
ook de Delftse Hout en de Groenblauwe Slinger zijn belangrijke gebieden waar
inwoners van deze verstedelijkte regio kunnen recreλren.
Naast de compacte stad gedachte geldt voor Delft
zeker ook de complete stad gedachte. Een complete stad is een stad met
alle voorzieningen met een bijpassend cultureel aanbod en voldoende leefruimte
voor de diverse bevolkingsgroepen.
Daarnaast is Delft een Kennisstad;
een stad met een meer dan gemiddeld aantal kenniswerkers en kennisinstituten en
bedrijven. Met de kennisstad-gedachte heeft Delft beleid geformuleerd om de
kracht van de kennisstad verder benutten en te bevorderen. In de
Ontwikkelingsvisie Delft 2025 uit 1998 is de slogan Delft Kennisstad
ruimtelijk vertaald.
Er wordt zo veel mogelijk zorgvuldig omgegaan met
de hoeveelheid en kwaliteit van de groene ruimten. De compacte en complete stad
gedachten worden zichtbaar in de verschillende plannen van Delft waarbij
binnenstedelijke locaties gekozen worden voor verdichting. Juist rondom
bestaande en eventueel nieuwe OV-haltes wordt gekozen voor intensief
ruimtegebruik. Binnenstedelijke locaties die momenteel voorbereid of ingevuld
worden zijn onder andere de Harnaschpolder, het voormalige VDD-terrein aan de
Hoornseweg, de spoorzone, Zuidpoort, het TNO-terrein aan de Schoemakerstraat en
Technopolis.
Bij
de ontwikkeling van de Harnaschpolder wordt samengewerkt met de gemeenten
Midden-Delfland en Den Haag. Op Delfts grondgebied worden circa 1300 woningen
gerealiseerd. De Harnaschpolder biedt daarmee ruimte aan de kenniswerkers van
Delft en vergemakkelijkt de schuifoperatie die noodzakelijk is om een deel van
de bestaande woningvoorraad van Delft te kunnen herstructureren.
Op de locatie van Technopolis wordt ruimte geboden
aan research & development bedrijven. Technopolis is daarmee de ruimtelijke
vertaling van de het uitgangspunt om Delft als Kennisstad verder te ontwikkelen.
Met de komst van tramlijn 19 is Technopolis goed verbonden met het TU-gebied,
met het station Delft, met de noordelijk gelegen woonwijken van Delft en met de
woningbouwlocatie Ypenburg in Den Haag. Hierdoor worden woon- en werklocaties
gekoppeld.
Delft heeft een relatief krappe woningmarkt en zeer
beperkte ruimte om uit te breiden. Dat betekent dat Delft een beroep doet op
haar buurgemeenten voor wat betreft de woonruimten. In de Vinexwijken Ypenburg,
Emerald en Wateringseveld is de afgelopen jaren veel gebouwd. Er zijn en komen
hier woningen die voor de kenniswerkers van Delft woonruimte bieden. Om deze
bewoners in Delft te kunnen laten werken is het van belang zorg te dragen voor
goede, directe en aantrekkelijke fiets- en OV-verbindingen tussen deze Vinexwijken
en de belangrijkste werklocaties in Delft. Delft heeft daarmee ook in de
toekomst een belangrijke functie voor de omliggende kernen en de omliggende
kernen hebben een belangrijke functie voor Delft.
Voor
de fiets is een hiλrarchisch opbouw van het netwerk van belang.
Het
regionale net en het stadsnet hebben een optimale maaswijdte van maximaal 400
tot 600 meter. Op dit net is doorstroming van het fietsverkeer leidend. Het
wijk- en buurtnet zorgt voor de fijnmazige bereikbaarheid.
Bij
het openbaar vervoer kan onderscheidt worden gemaakt in nationaal, regionaal en
lokaal openbaar vervoer. Op nationaal en regionaal niveau is de snelheid en
gestrektheid van de lijnen van belang. Op lokaal niveau is vooral de
ontsluitende functie van belang. Iedereen moet de beschikking hebben over een
opstapmogelijkheid in de nabijheid. Voor het lokale openbaar vervoer vormt
tramlijn 1 en tramlijn 19 de ruggengraat. Dit net wordt aangevuld met
buslijnen. Om de nabijheid van een opstapmogelijkheid voor een ieder te
garanderen is daarnaast een systeem op maat nodig. Om het gebruik van het
nationaal en regionaal openbaar vervoer te stimuleren, is het van belang het
invloedsgebied van NS-stations te vergroten (zie Figuur 2‑2). Dit is te bewerkstelligen door:
·
de
cirkel van 500 meter rond de stations te beschouwen als stationslocatie. Dat
wil zeggen: intensief bebouwen rond stations, om het draagvlak te vergroten;
·
het
benutten van de mogelijkheden van deze locatie voor functies die per trein
gebruikt of bezocht worden;
·
het
gebied tot 15 minuten loopafstand van een station (1250 m) als het
invloedsgebied van het station te bestempelen. De inrichting van het gebied
dient daarop aangepast te worden. Dit kan door de geschikte functies te
combineren met een goede bereikbaarheid voor het langzaam verkeer door middel
van voetpaden, fietspaden en goede parkeermogelijkheden voor de fiets.
Om
overstap van auto op OV mogelijk te maken wordt in de plannen rond station
Delft Zuid rekening gehouden met P&R voorzieningen bij dat station
Figuur 2‑2: Invloedsgebieden NS-stations
Het
netwerk voor de auto moet zo worden ingericht dat automobilisten in een
acceptabele tijd ontsluitingswegen en stroomwegen kunnen bereiken. Er moet een
balans gevonden worden tussen enerzijds het creλren van grote verblijfsgebieden
en anderzijds het verkeer zo snel mogelijk naar het hoofdwegennet leiden.
In het LVVP wordt gezocht
naar de juiste balans tussen de kwaliteit van de leefomgeving en de
bereikbaarheid. De historisch gegroeide structuur van de stad vormt een
randvoorwaarde en biedt handreikingen voor de zoektocht naar oplossingen. Deze
oplossingen moeten ook de leesbaarheid van de stad vergroten, waardoor iedere
verkeersdeelnemer eenvoudig zijn of haar weg kan vinden.
De
diverse ruimteclaims en combinaties van functies kunnen behoorlijk wat
conflicten opleveren. Dit betekent dat verkeerskundige en milieukundige
maatregelen noodzakelijk zijn. Maar naast deze knelpunten zijn ook
mogelijkheden te vinden. Denk bijvoorbeeld aan het combineren van een
ecologische zone met een waterloop en een recreatieve langzaam verkeer route.
In dit LVVP is gezocht naar dergelijke sterke combinaties. Er is gezocht naar
duurzame ruimtelijke ordening waarbij de balans tussen economie, mobiliteit,
ecologie en menselijke leefomgeving gevonden wordt.
Na een inventarisatie van de
structurerende mogelijkheden van de stad en de randvoorwaarden die de leefomgeving
met zich mee brengt, wordt in het LVVP het verkeers- en vervoerssysteem
monofunctioneel geanalyseerd. Na deze analyse volgt een afweging. Daarbij kan
op basis van onder meer de hier geschetste structuur een koppeling plaatsvinden
met de andere disciplines. Er wordt daarbij gezocht naar mogelijkheden waar
verkeer en vervoer en de andere disciplines elkaar kunnen versterken. Waar dat
niet kan, zullen keuzes moeten worden gemaakt.
Het
LVVP is opgehangen aan een kapstok van nationale en regionale plannen (zie Figuur 3‑1). De gemeente is wettelijk verplicht in haar
verkeers- en vervoerbeleid de essentiλle onderdelen van het nationale verkeers-
en vervoerplan en van het provinciale/regionale verkeers- en vervoerplan in
acht te nemen en rekening te houden met het beleid van naburige gemeenten. Dit
bovenlokaal beleidskader is in dit hoofdstuk beschreven.
Figuur 3‑1: De kapstok voor het LVVP-Delft
Een goed functionerend systeem voor
personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel
om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te
versterken. (NoMo)
In
september 2004 heeft het kabinet haar beleidsvoornemen voor het verkeers- en
vervoersbeleid gepresenteerd in de Nota Mobiliteit (NoMo), getiteld naar een
betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid. Met de presentatie van deze
hoofdlijnennota is een accentverschuiving ingezet ten opzichte van het vigerende
Structuurschema Verkeer en Vervoer SVV-II . Centraal staat dat mobiliteit een
noodzakelijke voorwaarde is voor economische groei en sociale ontwikkeling.
Niet langer worden beperkingen aan mobiliteit gesteld, wel wordt getracht de
groei in goede banen te leiden. Gelijktijdig is het Meerjarenprogramma
Infrastructuur en Transport (MIT) gepresenteerd. In het Meerjarenprogramma
Infrastructuur en Transport (MIT) werd aangegeven dat er geen geld en
verkeerstechnische noodzaak was voor de aanleg van de spoortunnel en
spoorverdubbeling door Delft. Met de toezegging van 344 miljoen euro door
minister Peijs (V&W) tijdens haar begrotingsbehandeling, heeft zij echter
gehoor gegeven aan de Motie Slob voor de spoortunnel door Delft.
De
ruimtelijke basis voor het nieuwe nationale verkeers- en vervoersbeleid is
gelegd in het kabinetsstandpunt van de Nota Ruimte (NR). Deze nota is een
uitwerking van het beleidsvoornemen in de Vijfde Nota over de Ruimtelijke
Ordening (zie ook bijlage C). Omdat het kabinet zowel het mobiliteits- als het
ruimtelijk beleid ten gunste stelt van de versterking van de economie is ook
het kader uit de nota Gebiedsgerichte Economische Perspectieven (GEP) gericht
op herstel van het groeivermogen van de Nederlandse economie en versterking van
het vestigingsklimaat - van belang.
Het
nationaal milieubeleid is vastgelegd in het 4e nationaal
milieubeleidsplan (NMP4), een wereld en een wil. Hierin wordt aangegeven dat
de kwaliteit van de leefomgeving in Nederland onder druk staat door een opeenstapeling
van milieuproblemen, die veroorzaakt worden door toenemende mobiliteit,
andersoortige combinaties van wonen, infrastructuur en werken.
Zowel
de NR als de NoMo zijn nog niet door het parlement bekrachtigd.
In
de recente rijksbeleidsstukken staat centraal:
·
Decentrale
verantwoordelijkheid
·
Bundelingsbeleid
ten aanzien van bebouwing en infrastructuur en verdichting bij
vervoersknooppunten
·
Voorrang
aan hoofdverbindingsassen en main-, green- en brainports
·
Locatiebereikbaarheid
van vitale economische functies en toegankelijkheid van steden
·
Reiziger
centraal
Zie
voor meer achtergrondinformatie over het rijksbeleid bijlage C.
In Zuid-Holland staan mobiliteit,
bereikbaarheid en leefbaarheid met elkaar op gespannen voet. Een heldere visie en
duidelijke keuzen zijn nodig om deze spanning onder controle te krijgen.
(PVVP)
De
provinciale visie op de ruimtelijke ontwikkeling is vastgelegd in streekplan
Zuid-Holland-West (februari 2003). De provincie wil bereiken dat infrastructuur
efficiλnt bijdraagt aan de veelzijdige behoefte aan mobiliteit. De ontwikkeling
van de Zuidvleugel vraagt om een geοntegreerd verstedelijkings- en
mobiliteitsbeleid. Eιn van de speerpunten is de stedenbaan, waarbij de Oude
lijn mede gebruikt wordt door lichter materieel, waarmee dichter op elkaar
stops gemaakt kunnen worden. Station Delft Zuid is een van de pilotlocaties met
potenties voor de verstedelijkingsopgave in de Zuidvleugel. Met het
knopenbeleid wil de provincie de samenhang tussen het infranetwerk en de verstedelijking
optimaliseren.
Het
Provinciaal Milieubeleidsplan Milieu en water 2000-2004 gaat in op de relatie
tussen mobiliteit en omgevingskwaliteit. De provincie wil de mobiliteit beter
beheersen en het openbaar vervoer stimuleren door bebouwing te concentreren
rond knooppunten, het voor- en natransport te verbeteren, een net van
light-railverbindingen aan te leggen en het goederen vervoer beter te
organiseren.
Met
het provinciaal Verkeer en Vervoerplan wordt ingezet op een beleidsmix van
benutten, beprijzen, bouwen en besturen. Het plan geeft een visie op een
beheerste groei van de mobiliteit, waarbij de wensen die de Zuid-Hollander aan
de bereikbaarheid stelt het uitgangspunt zijn. Naast het vastgestelde deel A,
de Nota Beheerst Groeien (januari 2004), ligt er een uitwerking van de visie in
het ontwerp van deel B, de Beleidsagenda. Delft is onderdeel van de
vervoerscorridor Schiphol Den Haag Rotterdam Breda (zie Figuur 3‑2).
Figuur 3‑2: Delft als deel van vervoerscorridor
Schiphol Den Haag Rotterdam Breda
(PVVP)
Het
provinciale plan noemt o.a. de volgende maatregelen:
·
Realisatie
P&R nabij Delft-Zuid
·
Continuering
huidige dienstverlening streekvervoer
·
Spoortunnel
Delft (met vier sporen Schiedam Rijswijk)
·
Het
stedenbaanconcept met mogelijkheden voor verdichting en/of ketenmobiliteit rond
de stations Delft en Delft-Zuid en een nieuw station Delft Noord / Sion t
Haantje (na 2014) en nadrukkelijke knooppuntontwikkeling rond station Delft
·
Aanleg
spitsstrook A13 (Zestienhoven richting Delft)
·
Aanleg
A4 Delft - Schiedam comform de inrichtingseisen IODS
·
Aanleg
N470
·
Verkenning
HOV lijn 37, die Wateringseveld en de Harnaschpolder met het TU-gebied en
Emerald verbindt via het station van Delft
·
Aanleg
A13/A16 (na 2008)
Voor een economisch sterke en
concurrerende positie van de regio is een bereikbare, verkeersveilige en
leefbare regio noodzakelijk. (RNM)
Delft
en al haar buurgemeenten vallen onder het stadsgewest Haaglanden. In dit
samenwerkingsverband worden de verkeers-, vervoer- en ruimtelijke plannen
afgestemd. De gemeenten onder de paraplu van Haaglanden voeren hierdoor een
goed op elkaar afgestemd lokaal beleid, hoewel dit niet in alle gemeenten even
recentelijk is vastgelegd. Deze afstemming is essentieel omdat reizigers en de
gevolgen van hun verplaatsingen zich niet door gemeentegrenzen laten
tegenhouden.
Het
Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP, februari 2002) geeft de opvattingen
van stadsgewest Haaglanden over de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in
deze regio aan. Haaglanden kiest in het RSP voor drie economisch sterke
pijlers: bestuur en kennis; agribusiness; en toerisme. Haaglanden streeft naar een
AggloNet van een aantal tram- en buslijnen die aansluiten op het landelijke
railnet, het RandstadRailnet en het bestaande ontsluitende net van tram- en
busverbindingen.
Het
verkeers- en vervoersbeleid wordt momenteel vastgelegd in de Regionale Nota Mobiliteit
(RNM) en geeft een actuele uitwerking van het ruimtelijke kader op het gebied
van verkeer en vervoer. Met de RNM worden drie doelen nagestreefd: betere
bereikbaarheid, verbetering van de verkeersveiligheid en bijdrage aan een
betere kwaliteit van de leefomgeving. De modaliteiten fiets en openbaar vervoer
hebben elk hun belang: openbaar vervoer is onmisbaar voor de bereikbaarheid en
leefbaarheid van de regio, de fiets is de basis voor een goede bereikbaarheid.
Voor
de periode tot 2011 wordt uitgegaan van bestaande afspraken over projecten,
onder andere:
·
OV: aanleg tramlijn 19, HOV-buslijn 37a
(Den Haag-Delft), realisatie spoortunnel Delft;
·
Fiets: Fietstunnel A13 TU-wijk-Emerald, Brug
Fortuyn A4 De Vliet in Rijswijk
·
Auto: aanleg N470, aanleg spitsstroken
A13-oost (Zestienhoven Delft-Zuid), A4 of een van de alternatieven A54 of
A13/A16, en Zuidweg Rijswijk BOR-variant.
Voor
de aansluitende periode (tot 2015) staan onder ander op het programma: de
optimalisatie van de vormgeving van het Kruithuisplein en de verbreding (2X2)
van de Beatrixlaan Delft-noord - Rijswijk A4.
Stadsgewest Haaglanden
grenst aan een ander kaderwetgebied: de Stadsregio Rotterdam (SRR).
Bereikbaarheid en leefbaarheid zijn de centrale themas van het Regionale
verkeers- en vervoersplan (RVVP) van de SRR. De stadsregio Rotterdam kijkt over
haar grenzen heen (zie Figuur
3‑3).
Figuur 3‑3: Beleidskaart
RVVP Stadsregio Rotterdam (noordelijk deel)
De SRR benadrukt het belang
van de nieuwe rijksweg A16/13 voor het goed functioneren van de N470. Ter
verbetering van de relaties tussen Rotterdam Alexander met Haaglanden zijn twee
nieuwe buslijnen nodig (Delft-Rotterdam Alexander en Zoetermeer- Rotterdam
Alexander).
Delft
is een compacte stad, aan de zuidzijde begrensd door het groengebied
Midden-Delfland, die zich ontwikkelt als een netwerkstad: de rail- en
wegnetwerken zijn dragers voor invulling van de aanliggende gebieden. (Ontwikkelingsvisie
Delft 2025)
Verkeer,
ruimtelijke ordening, milieu en stedelijke economie zijn nauw met elkaar
verweven. Zo kunnen ontwikkelingen op het gebied van ruimtelijke ordening
nieuwe verkeersstromen generen en kunnen die nieuwe stromen weer leiden tot een
toename van geluidhinder en afname van de luchtkwaliteit. Door rekening te
houden met deze onderlinge afhankelijkheden kunnen toekomstige problemen
voorkomen worden en kunnen kansen benut worden waardoor de stad beter zal
functioneren. Bij afweging van ruimtelijke ordenings-, milieu- en
mobiliteitsuitgangspunten is de ruimtelijke ordening leidend. Ruimtelijke
ordening heeft immers de krachtigste sturingsinstrumenten in handen: vormgeving
van de gebouwde omgeving en toedeling van functies (wonen, winkelen, werken,
recreλren) aan gebieden in de stad.
Voor
de economische ontwikkeling van de stad wordt de bereikbaarheid als
belangrijkste vestigingsplaatsfactor gezien. Dit geldt voor de bereikbaarheid
per fiets en OV, maar vooral voor de bereikbaarheid per auto en vrachtauto.
Voor het verbeteren van de auto en OV-bereikbaarheid is Delft zeer afhankelijk
van de plannen van rijk, provincie, regio en buurtgemeenten omdat het grootste
deel deze verplaatsingen buiten Delft plaatsvinden. Maatregelen op het gebied
van verkeer en vervoer zullen mede getoetst worden op hun effecten op de
gewenste economische ontwikkelingen in Delft.
Delft wil ook in de toekomst
een goed bereikbare stad blijven. De uitgangspositie voor een goede bereikbaarheid
is gunstig. De stad heeft een goed voorzieningenniveau en wat de stad niet kan
bieden is meestal in de directe omgeving, zoals in Rotterdam of Den Haag, wel
te vinden. Alleen het aanbod aan natuur en aan recreatieve voorzieningen kan in
de regio in onvoldoende mate gedekt worden. Het cluster aan kennisintensieve
bedrijven en opleidingen (TU-Delft) bieden de stad een economisch
groeipotentieel met een internationale uitstraling. In de infrastructuurstudie
van de vereniging Deltametropool is de stad dan ook aangewezen als 1 van de 7
knooppunten. De andere zijn Amsterdam (2 locaties), Rotterdam, Leiden, Utrecht
en Den Haag. Deze status betekent dat Delft ook in de toekomst een directe
aansluiting op het hoofdnet van spoorwegen en snelwegen heeft.
Sinds
het vorige Verkeers- en Vervoerplan van de gemeente Delft in 1998 heeft het
aantal arbeidsplaatsen bij in Delft gevestigde bedrijven en instellingen zich
duidelijk gunstiger ontwikkeld dan in de daaraan voorafgaande jaren. Dit hangt
niet alleen samen met de hogere nationale groei, ook heeft Delft in
vergelijking met het nationaal gemiddelde beter gescoord. In de Zuidvleugel van
de Randstad, de ruime regionale context waarbinnen de economie van Delft
functioneert (en de regionale afzetmarkten zich bevinden), bleef groei van het
aantal arbeidsplaatsen sinds het midden van de jaren negentig ongeveer gelijk
aan het nationaal gemiddelde. Van de economische hoogconjunctuur aan het eind
van de jaren 90 heeft de Randstad in hoge mate geprofiteerd. De Noordvleugel
overigens nog wat meer dan de Zuidvleugel. In Haaglanden was sprake van betere
economische prestaties sinds het midden van de jaren negentig, ook in
vergelijking tot de nationale trend. Vooral de sterke groei van de werkgelegenheid
in Den Haag was daarbij opvallend. De Zuidvleugel en Haaglanden hebben dus in
hoge mate geprofiteerd van de recente groeispurt van de nationale economie.
Delft
heeft het doel gesteld om een evenwicht te creλren tussen de omvang van de
beroepsbevolking (ca. 47.000) en het aantal arbeidsplaatsen: zowel in
kwantiteit als kwaliteit. Concreet betekent dit het stimuleren van
werkgelegenheid in de kenniseconomie (Technopolis). Delft kennisstad speelt
hierin een prominente rol. Er wordt daarom onverkort doorgegaan met de Delft
Kennisstad strategie als leidend beginsel voor het economische beleid van de
gemeente. Ontwikkelingsconcepten als Delft Kennisstad en groei in sectoren als
onderwijs, zorg en toerisme zullen goed tot wasdom komen binnen de context van een
regionale netwerkstad met specialisaties van functies. Deze visie wordt
uitgedragen in de regionale samenwerkingsverbanden zoals de vereniging
Deltametropool, het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel, het stadsgewest
Haaglanden en de Kennisalliantie Zuid-Holland.
Delft
wil haar goede centrumpositie behouden en versterken. Kwalitatief hoogwaardige
woonomgeving, kennisintensieve arbeidsplaatsen en een goede bereikbaarheid
spelen hierbij een belangrijke rol. Gewezen kan worden op de groei van het inwonertal in
de directe omgeving van de gemeente als gevolg van de realisering van de
Vinex-locaties (circa 44.000 inwoners extra in de directe omgeving van Delft).
Deze nieuwe inwoners wil Delft zo veel mogelijk bedienen. Dit geldt ook voor de
ontwikkeling van de bedrijvenlocaties rondom Delft zoals locaties langs de A4
en A12 als aan de noordrand van Rotterdam. De totstandkoming van nieuwe
infrastructuur, zoals RandstadRail, de doortrekking van de A4 en/of verbreding
van de A13, de N470 en de realisatie van de HSL en de Stedenbaan, maakt Delft
in de toekomst nog beter bereikbaar.
Delft
is naar inwonertal de 27ste gemeente van Nederland. Het is een
middelgrote stad, gelegen op een uitermate geschikte locatie tussen Den Haag,
Rotterdam en omliggende Vinex locaties. Een ruim aanbod van goede voorzieningen
is aanwezig, mede daardoor scoort Delft hoog in de aantrekkelijkheidindex, de
12e plek. (deze index is afhankelijk van de bereikbaarheid, cultuur,
historische binnenstad, economische dynamiek, inkomen en veiligheid). De
historische achtergrond maar ook de relatief grote veiligheid in vergelijking
met Den Haag en Rotterdam maakt Delft tot een populaire en aantrekkelijke
woonstad (in de top 10 van de socio-economisch index). Echter de te eenzijdige
woningvoorraad met relatief weinig koopwoningen (47-ste plaats van de 50) en
een toenemend onveiligheidsgevoel hebben een negatieve uitwerking op de
aantrekkelijkheid van de stad voor vooral de midden en hogere inkomensklassen.
Daarbij maken de hoge parkeerbehoefte de nieuwbouw ten behoeve van
differentiatie in het woningaanbod steeds complexer en duurder. Ontwikkelingen
in uitbreidingsgebieden, zoals de Harnaschpolder, kunnen hierin verlichting
brengen, terwijl door herontwikkeling van bestaande wijken (o.a. Poptahof) ook
daar de leefbaarheid verhoogd worden. Bij beide typen gebieden wordt tegemoet
gekomen worden aan de grote vraag in Delft naar (grondgebonden) koopwoningen in
middeldure en dure prijsklassen en kan tevens de jarenlange selectieve migratie
van huishoudens met kinderen in de middenklassen een halt worden toegeroepen.
Kennisintensieve
bedrijvigheid is sterk vertegenwoordigd in Delft. Dat geldt bijvoorbeeld voor
technologisch hoogwaardige industrie (hoewel het belang daarvan in termen van
arbeidsplaatsen wel is afgenomen) en kennisintensieve diensten. Delft maakt
daarmee het predikaat Delft Kennisstad waar. Veel ruimte-intensieve
bedrijvigheid is in de loop der tijd gestaag de regio vertrokken. Ondanks deze
veranderingen is de
ingaande en uitgaande pendel hierbij ongeveer in evenwicht (ca. 23.000)
gebleven. De
beroepsbevolking van Delft bestaat uit relatief veel hoog-opgeleiden en
relatief weinig laag-opgeleiden. Dit profiel van de beroepsbevolking past in
het concept Delft Kennisstad. Bovendien is het gemiddeld opleidingsniveau van
de beroepsbevolking de laatste tien jaar in Delft sterker toegenomen dan het
nationaal gemiddelde. Volgens de prognoses van de economische strategienota: de economie van
Delft op weg naar 2015 neemt de werkgelegenheid tot 2015 toe met 8.000 en
12.000 arbeidsplaatsen.
Delft
heeft een regionale centrumfunctie voor commerciλle diensten (ondanks sterke
concurrentie van Den Haag en Rotterdam) en een sterke vertegenwoordiging van
niet-commerciλle voorzieningen (met name onderwijs en de zorgsector). Het
aantal arbeidsplaatsen in toerisme en recreatie (vrijetijdsbesteding) in Delft
is niet veel hoger dan elders ondanks de zeer aantrekkelijke binnenstad. De
potenties op het terrein van stedelijk toerisme hebben zich vooralsnog in
geringe mate in werkgelegenheid vertaald, met name doordat verblijfstoerisme
nog niet op grote schaal ontwikkeld is. Daarbij dient aangetekend te worden dat
het hierbij alleen om de werkgelegenheid in deze sector zelf gaat. Niet gemeten
is bijvoorbeeld welk deel van de omzet in de detailhandel samenhangt met
toerisme en recreatie.
De
groei van de werkgelegenheid is verdeeld over bijna alle huidige werklocaties
in de stad. Extra toenames doen zich voor bij de nieuwe kantoorlocatie Station
Zuid (ca. 10.000 m² kvo gemiddeld per jaar oftewel ca. 300 arbeidsplaatsen per
jaar vanaf 2006 gedurende 3 tot 7 jaar); het Station Centraal /Spoorzone;
TNO-complex Schoemakerstraat (ca. 300 arbeidsplaatsen); Harnaschpolder
(gedurende 7 jaar gemiddeld ca. 800 arbeidsplaatsen per jaar); uitbreiding Ikea
(ca. 800 arbeidsplaats); Zuidpoort/Binnenstad (ca. 200 arbeidsplaatsen);
Technopolis Innovation Park (over een periode van 15 jaar ca. 12.000 tot 15.000
arbeidsplaatsen arbeidsplaatsen); ZuidpoortWinkelgebied biedt kansen voor
nieuwe werkgelegenheid en een kwaliteitssprong. In de binnenstad werken
momenteel ongeveer 9.000 personen 12 uur of meer bij 1.200 bedrijven en
instellingen.
Uit een analyse van de
gegevens van het landelijke onderzoek verplaatsinggedrag (CBS en V&W, 2003)
blijkt dat de Nederlander de auto het meeste gebruikt om zich ter verplaatsen.
Door de inwoners van Delft wordt de fiets het meeste gebruikt. Ook lopen en het
OV-gebruik zijn in Delft veel hoger dan het landelijk gemiddelde (zie Figuur 4‑1, links Nederland, rechts Delft).
Figuur 4‑1: vervoerwijzekeuze, links Nederland, rechts Delft
De gemiddelde Nederlander
besteed dagelijks ongeveer 1 uur aan reizen. In dat uur legt hij bijna 32 km
af, waarvan 16 km als autobestuurder, 8 km als autopassagier, 4 km als
OV-reiziger, 3 km als fietser en de rest lopend. Als naar alleen het
woon-werkverkeer wordt gekeken blijkt dat deze verplaatsafstanden kort zijn.
Driekwart van de verplaatsingen is korter dan 20 km. De autoforens woont
gemiddeld 11 km van zijn werk. De treinforens legt de dubbele afstand 22 km af.
Figuur
4‑2 laat zien dat de meeste verplaatsingen zelfs korter
zijn dan 5 km. Op de korte afstanden zijn de voetganger en de fietser dominant
en voor de grotere afstanden is dat de auto.
Het openbaar vervoer heeft
op de korte verplaatsingsafstanden een bescheiden marktaandeel. Voor de langere
verplaatsingsafstanden wordt de trein een serieus alternatief voor de auto. Op
regionale relaties waar snel en frequent openbaar vervoer wordt aangeboden
(Zoetermeerlijn, metro Rotterdam) is het OV in staat een marktaandeel van meer
dan 50% te halen.
Figuur 4‑2: aantal
verplaatsingen naar afstand
Conclusie:
voor het beoordelen van de bereikbaarheid zijn alle vervoerwijzen van belang.
De meeste verplaatsingen, ook die per auto, zijn veel korter dan 20 km. Op die korte
afstanden is de fiets een serieus alternatief voor de auto. Voor de langere
afstanden kan snel en frequent openbaar vervoer deze rol vervullen.
De
bereikbaarheid binnen Delft is op te delen naar vervoerwijze. Zo zijn sommige
locaties beter aan te doen met de fiets en andere beter door de auto of tram.
Als gekeken wordt naar de huidige situatie van verplaatsingen naar belangrijke
economische centra binnen Delft is de volgende figuur te maken. Acht
verschillende locaties die ieder op een andere wijze score op het gebruik van
de auto, (brom)fiets, openbaar vervoer en de benenwagen.
Figuur 4‑3: verplaatsing naar vervoerwijze van delftenaren per locatie
Maar
is de bereikbaarheid wel voldoende voor deze publieksvoorzieningen zoals
winkels, de binnenstad, en toeristische culturele attracties? Dit hangt er in
hoge mate vanaf of de kwaliteit van bereikbaarheid met fiets, auto, openbaar
vervoer en hoogte parkeertarieven ongeveer hetzelfde of beter is dan die van
concurrerende steden in de regio. Uit verschillende studies (oa. DOP 2, Nyfer
atlas voor gemeenten 2003) is gebleken dat het in Delft, in een vergelijking
met andere (middel)grote steden, goed gesteld is met de bereikbaarheid. Het
blijkt dat de bereikbaarheid per auto zeer hoog gewaardeerd wordt zowel buiten
de spits als in de spits. Dit geldt eveneens voor het openbaar vervoer. De
goede score wat betreft bereikbaarheid kan behouden en wellicht verhoogd worden
door de enkele barriθres te overwinnen: het spoor, de Schie, de Provincialeweg,
de A13 en A4. Deze barriθres bemoeilijken al het oost-west verkeer binnen Delft
en richting de buurgemeentes.
De
bereikbaarheid kan het beste op regionaal niveau verbeterd worden. Er
zijn
daarom op regionaal niveau nieuwe ontwikkelingen gaande, zoals de LOBaanpak en
het netwerk-stad-model. De netwerkgedacht is alleen haalbaar wanneer de
onderlinge verbindingen op regionaal niveau goed zijn of worden. Alleen op deze
wijze kunnen functies en voorzieningen potentieel relevant voor de hele
netwerkstad worden ontwikkeld. Voorbeelden van deze regionale aanpak zijn de
autobenuttingsmaatregelen uit Netwerken voor Haaglanden, het doortrekken van
tramlijn 19 naar Technopolis en het verkorten van fietsverbindingen met
buurgemeenten, waardoor deze relevant worden voor het woon-werk verkeer.
De
bereikbaarheidsperceptie kan bereikt worden door informatie te verstrekken en
een feedback systeem te onderhouden waardoor, knelpunten tijdig kunnen worden
gesignaleerd en opgelost.
Om
de omvang van de autoverkeerstromen zo beperkt mogelijk te houden en de
wervende kracht van het openbaar vervoer en fietsverkeer zo groot mogelijk te
maken, zijn een aantal ruimtelijke ordeningsuitgangspunten geformuleerd:
·
Bij
de keuze van locaties voor nieuwe bebouwing verdienen inbreidingslocaties de
voorkeur. Vervolgens komen locaties aan de orde die grenzen aan het bestaande
stedelijk gebied.
·
Wonen
en werken wordt zo dicht mogelijk bij elkaar gebracht zonder dat deze functies
volledig gemengd (kunnen) worden.
·
Centrumstedelijke
voorzieningen worden in en rond de binnenstad gegroepeerd, en waaieren uit
langs de ruggengraat, waarlangs tevens de hoofdroutes van het openbaar
vervoer zijn gedacht (ontwikkelingsvisie 2020).
·
Het
woningaanbod wordt meer afgestemd op de het profiel van het werkaanbod in
Delft, conform de onlangs vastgestelde woonvisie. Binnen de Delft Kennisstad
gedachte is het van belang dat werklocaties gekoppeld zijn aan de verschillende
in Delft en in de directe omgeving van Delft gelegen woonmilieus.
De
uitgangspunten passen binnen het kader van de Ontwikkelingsvisie Delft 2025
(1998).
Leefomgeving wordt in een
adem genoemd met kwaliteit, comfort en veiligheid. Kwaliteit in de vorm van
ruimtelijk kwaliteit van de omgeving met aandacht voor groen en water in de
wijk, comfort in de vorm van aanwezigheid van voorzieningen als bijvoorbeeld
winkels, speelplaatsen en OV-voorzieningen. Verkeersoverlast, variλrend van
geluidsoverlast tot lokale luchtverontreiniging, en gevoelens van
verkeersonveiligheid kunnen de leefbaaromgeving negatief beοnvloeden. Door het
stimuleren van het fiets- en openbaar vervoersgebruik en het afremmen van (de
groei van) het autogebruik kan de kwaliteit van de leefomgeving direct
gestimuleerd worden.
Voor
bestaande knelpunten voor de leefomgeving op het gebied van
luchtverontreiniging, verkeerslawaai en verkeersveiligheid dienen oplossingen
gezocht te worden. Knelpunten in de toekomst dienen te worden voorkomen. Zo schept
de leefomgeving randvoorwaarden voor de bereikbaarheidsmaatregelen. Dat wordt
des te harder door de regels van geluid en luchtkwaliteit. De
nationale implementatie van de Europese richtlijnen met betrekking tot geluid
en luchtkwaliteit zal gevolgen hebben voor de wijze waarop met de
verkeersstructuur omgegaan wordt.
Luchtkwaliteit
en geluidhinder worden grotendeels bepaald door de omvang van de
verkeersstromen. Maatregelen ter bestrijding van geluidhinder zijn het meest
efficiλnt als het verkeer zoveel mogelijk geconcentreerd wordt op zo min
mogelijk wegen. Om overal aan de normen van de luchtkwaliteit te voldoen zou
juist het zoveel mogelijk spreiden van het verkeer de beste oplossing lijken.
Als spreiden van het verkeer echter als enige mogelijke effect heeft dat lokaal
aan de normen van het Besluit luchtkwaliteit wordt voldaan, is dat geen
wenselijke oplossing. De totale emissie en de bijdrage aan de
achtergrondconcentratie neemt door het spreiden van het verkeer namelijk toe.
Het voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen dient dan ook bij voorkeur op andere
wijze bereikt te worden.
Uitgangspunt
voor luchtkwaliteit is dat de grote stromen verkeer geconcentreerd worden op
die routes waar de afstand tot de eerstelijns bebouwing zodanig groot is dat
ter plaatse van gevoelige bestemmingen ruim voldaan wordt aan de
luchtkwaliteitsnormen. Te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld de Provinciale
weg of de Kruithuisweg. Gebieden waar woningen dicht op drukke wegen staan worden
bij voorkeur zo veel mogelijk ontlast van grote verkeersstromen.
Hieronder
zijn de beleidsuitgangspunten voor respectievelijk geluid, luchtkwaliteit en
ecologie weergegeven. Tevens is in de bijlage G: Geluid- en
luchtkwaliteitsmaatregelen TU-noord verdere informatie te vinden.
Geluid
De
geluidbelasting op bestaande woningen mag als gevolg van de realisatie van
infrastructurele maatregelen niet hoorbaar toenemen* (* = toename maximaal 1,5
dB(A))
Luchtkwaliteit
Luchtkwaliteit is ιιn van de belangrijkste
onderwerpen dat momenteel speelt als het om verkeersgerelateerde effecten gaat.
De noodzaak tot het nemen van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren is
groot. Langs vele drukke wegen in Nederland, en ook in Delft, worden de
luchtkwaliteitsnormen overschreden. Deze overschrijdingen treden ondanks de
inzet van een aantal effectieve maatregelen ook in de toekomstige situaties
(2010, 2015) nog op, zij het in minder ernstige vorm.
Om aan de normen van het Besluit luchtkwaliteit te
voldoen zijn maatregelen in Delft nodig. Omdat het verkeer de voornaamste
oorzaak is van luchtverontreiniging, zijn de meest effectieve maatregelen dan
ook verkeersmaatregelen.
Huidige situatie
De huidige situatie is bij vaststelling van het
LVVP het jaar 2004. In 2004 is voor vrijwel alle hoofdwegen in Delft de
grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) overschreden. Voor een
negental wegen is ook de plandrempel voor NO2 overschreden. Voor
deze 9 wegen (de zogenaamde knelpunten; zie figuur 4-4) heeft de gemeente een
Plan van Aanpak gemaakt om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met betrekking tot
fijn stof (PM10) waren er in 2004 geen grenswaarde overschrijdingen.
Wel is het aantal dagen per jaar dat de 24-uurs grenswaarde voor PM10
is overschreden in 2004 groter geweest dan het wettelijke aantal van 35 voor
deze knelpunten.
Situatie 2010
In 2010 zal het grootste deel van het oppervlak van
de gemeente aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen voldoen. Alleen langs een
negental drukke wegen worden in 2010 nog de normen overschreden. Het betreft de
volgende wegen:
De overschrijdingen zijn in de meeste gevallen het
gevolg van een hoge verkeersintensiteit in combinatie met woningen die dicht op
de weg staan. Alleen voor de Delfgauwseweg is de hoofdoorzaak de grote bijdrage
aan de luchtverontreiniging van de A13.
In het Plan van Aanpak luchtkwaliteit 2005 2020
zijn maatregelen opgenomen die tussen nu en 2010 / 2020 de luchtkwaliteit in
Delft verbeteren. De knelpunten in Delft zijn gelegen langs de A13 en een
aantal drukke doorgaande routes, waaronder de wegen in het TU noord gebied, de
Wateringsevest Vrijenbanselaan, en de Zuidwal Westvest.
Suggesties LVVP workshop Milieu en Verkeer
In de LVVP workshop Milieu en Verkeer zijn door de
aanwezigen een aantal suggesties gedaan ter verbetering van de luchtkwaliteit,
in aanvulling op de reeds voorgenomen maatregelen. Een deel van deze suggesties
wordt mogelijk overgenomen:
Een deel van deze suggesties wordt niet
overgenomen, waaronder:
Ecologie
Ecologische
zones mogen niet worden doorsneden, tenzij structurele maatregelen worden
genomen om negatieve effecten te verminderen. Op plaatsen waar momenteel
barriθres aanwezig zijn voor de verspreiding van plant en diersoorten moet
bekeken worden in hoeverre belemmeringen zijn op te heffen.
Verkeer
en vervoer levert een forse bijdrage aan de problematiek van verschillende
milieuthemas. De problemen beperken zich niet alleen tot de bijdrage van
verkeer aan de zogenaamde emissieproblematiek, ook geluidsoverlast is
belangrijke aandachtspunt. Verkeer en vervoer is de (hoofd)veroorzaker van de
milieuproblemen geluidshinder en luchtkwaliteit.
Verkeer
levert een belangrijke bijdrage aan de uitstoot van luchtverontreinigende
stoffen, die op hun beurt weer bijdragen aan de problemen als het
broeikaseffect (15%), ozonlaagaantasting (4%), verzuring (32%) en verspreiding
van gevaarlijke stoffen naar de omgeving (33%). Belangrijke indicatoren bij
bovenstaande problemen zijn koolstofdioxide (CO2), stikstofoxides
(NOx) en fijn stof (PM10). Het wegverkeer veroorzaakt
16,5% van de totale landelijke uitstoot van CO2, waarvan 2/3-deel
afkomstig is van personenautos. De CO2 van het wegverkeer is groter
dan die van alle huishoudens of de chemische industrie.
Verkeersemissies
veroorzaken langs een aantal doorgaande wegen in Delft leefbaarheidproblemen
(zie Figuur
4‑4). Door slechte luchtkwaliteit worden hier mensen
blootgesteld aan te hoge concentraties van met name stikstofdioxide (NO2)
en fijn stof. Dit geeft een verhoogd risico op gezondheidsklachten. De
belangrijkste bron van luchtverontreiniging in Delft is de A13. Daarnaast
veroorzaken ook de doorgaande wegen in het TU Noord gebied, de Westvest /
Zuidwal en de Wateringsevest / Vrijenbanselaan lokale leefbaarheidproblemen
(Rapport luchtkwaliteit 2003, gemeente Delft, 17 mei 2004). De groei van het autoverkeer tot 2020 zal naar verwachting
technische verbeteringen aan de brandstofmotor en brandstofsamenstelling
grotendeels teniet doen en het fossiele energieverbruik doen toenemen.
Grootschalige toepassing van innovaties zoals de waterstofmotor of de
brandstofcel worden pas na 2020 verwacht.
Alle diesel-voertuigen die
vanaf 1 oktober 2006 worden geregistreerd, moeten, volgens de europese
regelgeving, voldoen aan de Euro 4-wetgeving. Tussen de emissievereisten voor
een Euro 3- en Euro 4-motor bestaan aanzienlijke verschillen. De uitstoot van
stikstoffen (NOx) moet worden teruggebracht van 5 tot 3,5 g/kWh; een verlaging
van 30%. De deeltjesuitstoot (PM) moet worden teruggebracht van 0,1 tot 0,02
g/kWh. Dit komt overeen met een verlagingspercentage van maar liefst 80%.
Helaas is het niet mogelijk om bestaande voertuigen om te bouwen naar de Euro-4
norm. De Euro 5-norm wordt op 1 oktober 2009 van kracht. Met een roetfilter daalt
de roet-uitstoot tot 0,001 gr/km. In 2010 kan, als Euro-5 van kracht wordt,
waarschijnlijk het merendeel van de dieselmotoren niet meer zonder roetfilter
door de strenge Euro5-norm. In het kader van de verbetering van de
luchtkwaliteit en als voorbeeldfunctie is de gemeente van plan bij vervanging
van het eigen wagenpark aanvullende voorwaarden te stellen aan de emissies van
de nieuwe voertuigen. Het is ook mogelijk om bij de aanbesteding van het
openbaar vervoer deze eisen te stellen. Er wordt gedacht aan het eisen van
roetfilters en Euro5 motoren. Een nader voorstel zal separaat aan de Raad
worden aangeboden.
Figuur
4‑4: Luchtkwaliteit 2010, bij ongewijzigd
beleid
(zonder maatregelen LVVP en plan van aanpak
luchtkwaliteit 2005-2020).
Landelijke
onderzoeken geven aan dat 25% van de mensen ernstige hinder ondervindt van
wegverkeerslawaai. Buiten voertuigkenmerken wordt deze hinder veroorzaakt door
het type verharding, de verkeersintensiteit, de rijsnelheid en de acceleratie
van het verkeer.
Grootschalige
verbeteringen aan voertuigen ter beperking van de geluidsemissies zijn de
komende 10 jaar niet te verwachten. Vooralsnog is een invoering van een stil
type autobanden de meest realistische vooruitgang.
Uitgangspunt
voor de oplossingsrichting is de zogenaamde drie-stappen-strategie:
1.
Voorkom
verplaatsingen.
Door bijvoorbeeld telewerken en functiemenging kan
het aantal verplaatsingen en de lengte ervan worden gereduceerd.
2.
Realiseer
verplaatsingen met schone vervoersmiddelen.
Stimuleren van fiets- en openbaar vervoer gebruik in
Delft door deze modaliteiten aantrekkelijker te maken t.o.v. van de auto.
3.
Maak
tenslotte de resterende autoverplaatsingen zo min mogelijk belastend voor het
milieu.
4.
Ontlast
knelpunten door verkeer over minder kritische routes te sturen, zoals
bijvoorbeeld de Provincialeweg. De routes van het doorgaande verkeer zouden bij
voorkeur moeten liggen op wegen waar woonbebouwing op enige afstand van de weg
ligt.
Voor
het tegengaan van verkeerslawaai kan ook drie-stappen-strategie gevolgd worden:
1.
Maatregelen
aan de bron (emissiemaatregelen).
Bijvoorbeeld stimuleren van fiets en openbaar
vervoer, sturen van verkeer over minder kritische routes waar woonbebouwing op
enige afstand van de weg ligt, noodzaak tot acceleratie beperken (oranje
knipperen van verkeerslichten bij weinig aanbod)
2.
Maatregelen
in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen.
3.
Maatregelen
in het ontvangstgebied, met name woningsanering. Deze maatregelen zijn duur,
zodat dit in Delft alleen bij zeer hoge uitzondering en op zeer beperkte schaal
een optie is.
Er wordt onderscheid gemaakt in letselongevallen waarbij doden en
gewonden vallen en ongevallen met uitsluitend materiele schade (UMS). In Figuur 4‑5 is te zien dat het aantal geregistreerde ongevallen
in Delft in 2003 ten opzichte van eerdere jaren sterk gedaald is. In 2003 vonden
25% minder letselongevallen plaats en wel 50% minder UMS-ongevallen. De
verklaring kan waarschijnlijk deels als winst worden geboekt, maar moet
waarschijnlijk ook deels worden toegeschreven aan een verminderde registratie
van UMS-ongevallen.
De andere verkeersveiligheidscijfers vertonen een
redelijk stabiel beeld over de periode 1998-2001. 2002 was vanuit
verkeersveiligheidsoogpunt een bijzonder onveilig jaar. De jaarlijkse cijfers
zijn onder andere afhankelijk van weer: bij veel regen gebeuren er meer
ongelukken.
Totaal |
7594 |
|
1003 |
|
1189 |
|
1170 |
|
19 |
|
16387 |
|
Figuur 4‑5: verkeersveiligheidscijfers, overzicht 1998 2003
Hierna is van de
letselongevallen uit 2003 de spreiding over Delft gevisualiseerd (zie Figuur 4‑6). Dit geeft een diffuus beeld, de plek van het
ongeval lijkt vaak toevallig. Als de ongevallen per vervoerwijze worden bekeken
zijn er nog minder ongevallenconcentraties te vinden. Het
oplossen van blackspots zal dan ook binnen verkeersveiligheid lichtelijk aan
belang verliezen. Het beleid zal zich daarentegen meer richten op specifieke
doelgroepen van weggebruikers, zoals de brommerfietsers en ouderen.
Voor het samenstellen van
een blackspotlijst is een ranglijst opgesteld van 37 locaties waar tussen 1999
en 2003 letselschade is vastgesteld, daarbij is er vanaf tien letselongevallen
in de periode van 5 jaar sprake van een blackspot. In Delft zijn nog 11
locaties die aan dit criterium voldoen, van 6 locaties is de gemeente
wegbeheerder. Deze 6 locaties worden, voor zover dat nog niet gebeurd is, in de
desbetreffende planbesluiten worden aangepakt.
Locatie
|
Dodelijke ongevallen |
Letsel- ongevallen |
Planbesluit |
Westlandseweg
- Papsouwselaan |
0 |
24 |
project Poptahof |
provincialeweg
-van Foreestweg |
1 |
12 |
LVVP-actie |
provincialeweg
- Westlandseweg |
1 |
11 |
reeds aangepakt |
Phoenixstraat |
0 |
17 |
project Spoorzone |
Vrijebanselaan |
0 |
10 |
LVVP-actie |
Papsouwselaan (zuidelijk
deel) |
0 |
10 |
project Poptahof |
De andere blackspots
(rijksweg A13) vallen onder de verantwoordelijkheid van het Rijk.
Zie voor meer informatie over blackspots bijlage H: Verkeersongevallen,
blackspotlijst periode 1999 - 2003.
Figuur 4‑6: letselongevallen 2003
In
Delft worden jaarlijks tussen 140 en 185 letselongevallen geregistreerd.
Daarvan vindt slechts 7% plaats op de erftoegangswegen
(≤ 30 km/u), dat wil zeggen dat 93% van de ongevallen plaats
vindt op het hoofdwegennet (≥ 50 km/u) (zie Figuur
4‑7). Daarvan gebeurt het overgrote deel (77%) op de
50 km-wegen.
Deze wegen verdienen dan ook bijzondere aandacht in het verkeersbeleid.
Figuur 4‑7:
ongevallen naar wegcategorie
Uit Tabel 4‑1 blijkt dat de meeste ongevallen worden veroorzaakt
door onvoldoende afstand houden, geen voorrang verlenen, geen doorgang geven en
door rood licht rijden. Dat zijn oorzaken die nauwelijks via een ander
wegontwerp beοnvloed kunnen worden. De snelheid is bepalend voor de ernst van
deze ongevallen. Effectieve
snelheidsverlaging binnen de bebouwde kom is het meest probate middel om
ernstige ongevallen te voorkomen. De remweg van een auto is bij 30 km/uur meer
dan de helft korter dan bij 50 km/uur en bij 40 km/uur bijna de helft korter.
Met name kwetsbare verkeersdeelnemers zijn dus erg gebaat bij deze algemene
snelheidsverlaging. Tevens wordt het voor groepen mensen voor wie het huidige
verkeer een belemmering vormt, zoals kinderen, ouderen en gehandicapten beter
mogelijk om veilig te voet, per fiets of bijvoorbeeld scootmobiel zelfstandig
aan het verkeer deel te nemen.
Tabel 4‑1: Aantal letselongevallen naar toedracht (2001 t/m 2003)
|
Er
is daarom een nadere studie gedaan om te komen tot een uitbreiding van het
aantal 30-km straten, met als uitgangspunt dat op vrijwel alle wegen die door
de woonwijken heen lopen, de snelheid naar 30 km per uur wordt teruggebracht.
Op wegen met zowel een belangrijke verkeers- als verblijfsfunctie is gekozen
voor ontsluitingswegen met een 40-km ontwerpsnelheid. De resultaten zijn te
vinden in paragraaf 5.4 Autoverkeer en wegencategorisering.
Er is met het verkeersveiligheidsbeleid vooral
winst te halen bij groepen verkeersdeelnemers, die relatief vaak letsel oplopen
of letsel veroorzaken.
Als de letselongevallen inclusief die met
dodelijke afloop worden bekeken, kan het volgende worden geconcludeerd. Zon
60 % van de slachtoffers wordt veroorzaakt door autoverkeer. De fiets en
bromfiets volgen op afstand, met beide zon 15%. Deze cijfers zijn niet geheel
vreemd als men bedenkt dat per auto ook de meeste kilometers afgelegd worden.
Echter als het aantal ongevallen wordt gerelateerd aan het aantal afgelegde
kilometers, dan is de bromfiets veruit de gevaarlijkste vervoerwijze.
Het aantal slachtoffers per afgelegde
bromfietskilometer is meer dan 15 maal groter dan per auto en meer dan 10 maal
groter dan per fiets. De bromfiets wordt vooral veel gebruikt door jongeren tot
24 jaar. Zij verdienen dan ook bijzondere aandacht zie paragraaf Brommer.
Ook 60-plussers zijn relatief vaak betrokken bij
verkeersongevallen. Het verkeersveiligheidsbeleid moet dan ook op hen worden
gericht. Voor de ouderen zal een voetgangersroute project gestart worden (zie
paragraaf Te voet).
Automobilisten zijn per kilometer relatief weinig
betrokken bij ongevallen, de auto verdient door het grote aantal slachtoffers
toch aandacht. De 18 t/m 49-jarigen veroorzaken veel ongevallen, zij gebruiken
de auto ook het vaakst. De 18 t/m 24 jarige automobilisten veroorzaken echter
de meeste ongevallen per gereden kilometer.
In de Startnotitie is al aangegeven dat het
vergroten van de zelfstandigheid in het verkeer van kinderen tot en met 11 jaar
aandacht zal krijgen. Deze kinderen en hun ouders ervaren op bepaalde punten
een verkeersdreiging. Deze plekken zijn niet altijd terug te vinden in de
ongevallenstatistieken, maar staan zelfstandige verkeersdeelname wel in de weg.
De verkeersveiligheid van kinderen in de basisschoolleeftijd krijgt daarom
aandacht in het project Kinderen veiliger door Delft, dit wordt nader
besproken in paragraaf Te voet.
De volgende strategie zal worden gevolgd:
1.
Voor blackspots locaties met 6 of meer
letselongevallen of 11 of meer UMS-ongevallen per 3 jaar zullen de gangbare
oplossingen op kruispuntniveau worden gevolgd. Voor toekomstige analyses is
het van groot belang dat de ongevallenregistratiegraad omhoog gaat.
Om
voor de overige meer diffuus optredende ongevallen tot een afname van
slachtoffers te komen moet een andere aanpak worden gevolgd:
2.
Wegsituaties
waar extra aandacht naar uit zal gaan, dit zijn vooral die wegen met zowel een
verkeers- als verblijfsfunctie, zullen duurzaam veilig worden ingericht tot 50
km-wegen, daarnaast zal een uitbreiding van de 30 km-gebieden plaatsvinden
3.
Doelgroepenbeleid
gericht op verkeersdeelnemers die relatief vaak bij ongevallen betrokken zijn
(bromfietsers en ouderen) of vanwege de risicos in hun bewegingsvrijheid
beperkt worden (kinderen)
De
kwaliteit van de natuur in de stad bepaalt voor een belangrijk deel de
leefbaarheid van de directe woon- en werkomgeving. Natuur speelt een rol in de
klimaatbeheersing en de waterhuishouding van de stad, daarnaast zorgt zij zorgt
voor stofopvang en geluidsdemping.
Integratie
van ecologische structuren in stedelijke ontwikkeling biedt kansen om het
leefgebied van planten, dieren en dat van de mens te vergroten door het
realiseren van doorgaande verbindingen in de groen-blauwe structuur.
In
Delft vormen wegen met aanliggende bermen in het algemeen doorgaande
verbindingen en maakt de verspreiding van soorten mogelijk. Allereerst maken
meerdere soorten zoals vogels en vleermuizen gebruik van de opgaande begroeiing
en boomstructuren langs de wegen als vliegroute; kleine zoogdieren als wezels
worden langs wegen of waterstructuren naar een kerngebied elders in de stad
geleid. Daarnaast gebruiken bijvoorbeeld insecten als vlinders de doorgaande groenstructuren
langs wegen als verblijfs- of voortplantingsgebied of trekken door naar andere
locaties in of buiten de stad. Met name als de berm gevarieerd is ingericht met
ruigten, struwelen, kale plekken en bloemrijke gras.
Delft
wordt doorsneden door een aantal grote wegen en watergangen. Deze vormen een
grote barriθre voor de verspreiding van diersoorten over land. Bij de planning
en inrichting van infrastructuur kan ecologie een rol spelen door inpassing van
de ecologische structuur, behoud van voldoende groenstroken en in te spelen op
de levenswijze van soorten. Ook drukke kruispunten en de zeer smalle bermen
langs wegen naar het buitengebied vormen een barriθre in ecologische
verbindingszones. De ernst van de barriθre hangt af van de breedte van de weg,
de verkeersdrukte op de weg en de eisen die een soort aan zijn omgeving stelt.
Zo
kunnen gerichte maatregelen als ruime tunnels, viaducten over water,
afscherming van licht en geluid, beplanting of de aanleg van faunavoorzieningen
het voortbestaan van soorten mogelijk maken. Op die manier hoeft infrastructuur
geen belemmering te vormen voor de verplaatsing van plant en dier.
Waar extra verkeer uit milieutechnische
overwegingen ongewenst is of zelfs moet worden teruggedrongen zal worden
gezocht naar andere oplossingen voor het verkeer. De ecologische structuur moet
steeds naast de verkeersstructuur worden gehouden, om waar mogelijk de
ecologische verbindingen te verbeteren. Het verkeersveiligheidsbeleid stelt
randvoorwaarden aan het wegontwerp op specifieke locaties en aan de totale
wegcategorisering.
In
de volgende paragrafen is per vervoerwijze uiteen gezet hoe de bereikbaarheid
en leefbaarheid in Delft wordt verbeterd. Bij fiets en OV zal extra aandacht besteed worden
aan het aantrekkelijker maken van deze vervoerwijzen ten opzichte van de auto
en bij het autoverkeer zal bekeken worden of de voorgestelde
bereikbaarheidsmaatregelen nadelig zijn voor het leefmilieu en/of het gebruik
van fiets en OV. Alle maatregelen dragen op deze wijze bij aan het bereiken van
de doelstelling van het LVVP: een gezonde leefomgeving in een bereikbare,
economische florerende en verkeersveilige stad, die behoort tot de beste
fietssteden van Nederland.
Het Delftse fietsbeleid is
twee notas vastgelegd. In het LVVP staat het beleid op hoofdlijnen. In het
fietsactieplan II (FAP II) staat hiervan een nadere onderbouwing, een
uitwerking en de acties die daaruit volgen. Tot de hoofdlijnen van het
fietsbeleid behoren het vaststellen van het nieuwe fietsnetwerk en een lijst
gewenste nieuwe fietsverbindingen. Andere onderwerpen die in het FAP II aan de
orde komen zijn:
·
De opbouw van het hoofdfietsnetwerk met regionale
en stedelijke routes
·
Historische, directe routes naar de binnenstad,
veilige routes voor kinderen (zie ook paragraaf Te voet)
·
verbetering kwaliteit fietsinfrastructuur, met meer
vrijliggende fietpaden, verbetering oversteekbaarheid autoroutes, bewegwijzering en aanpak
verkeersonveilige plekken.
·
stallen
en parkeren van de fiets
·
flankerend
beleid in de vorm van fietsinformatie via website en folder, een
verkeersleerkracht en het opruimen van ongebruikte fietsen
·
monitoring
fietsbeleid
Een fietsroutenet bestaat
uit een netwerk van wegen en paden waarover alle fietsverplaatsingen kunnen
plaatsvinden. Het Delftse hoofdfietsnetwerk is opgebouwd uit regionale en
stedelijke routes (zie Figuur
5‑1 en zie Fietsactieplan II).
Voor het regionale en
stedelijke netwerk staat de doorstroming voor fietsverkeer voorop. Daarnaast is
er een wijk- buurtfietsroutenetwerk met zeer kleine maaswijdte voor het
ontsluiten van gebieden. Dit wijk/buurtnetwerk valt buiten de scope van het
LVVP en het FAP II. Voor het regionale net volstaat een maaswijdte van 400 tot
600 meter. De variatie in maaswijdte is een compromis tussen wat voor fietsers
gewenst is en de fysieke mogelijkheden in de stad en de regio. Het huidige
netwerk voldoet niet overal aan deze criteria. Er is daarom onderzocht welke
schakels ontbreken, wat het effect is van toevoegen van zon schakel op het
verkorten van de fietsomrijafstanden en hoeveel gebruik van deze nieuwe schakel
gemaakt zal worden.
Voor
alle verplaatsingen van Delft naar de omliggende kernen tot een afstand van 7,5
km is met behulp van het verkeersmodel van Haaglanden uitgerekend welk deel van
de mensen fietst. De grens van 7,5 km wordt over het algemeen aangehouden omdat
er slechts weinig mensen zijn die bereid zijn meer dan 7,5 km te fietsen.
Relaties met een relatief groot aandeel fietsers zijn:
·
Delft-centrum
- Pijnacker (5,5 km)
aandeel fietsers 66%
·
Delft-centrum
- Den Haag Laakkwartier (6,6 km)
aandeel fietsers 61%
Er zijn echter ook relaties waar
het aandeel fietsers veel lager is, dan op basis van de fietsafstand verwacht
mag worden. De relaties met Rijswijk NS/Plaspoelpolder (15%) en Hoornwijck
(10%) hebben een bijzonder laag aandeel fietsers. In Tabel 5‑1 staat een overzicht van alle relaties met een laag
percentage fietsers en gezien de afstand een grote potentie voor extra
fietsverplaatsingen.
Figuur
5‑1: Fietsnetwerk Delft (uit
Fietsactieplan II)
Regionale
net (rood) In
het FAP is het regionale netwerk van Delft en omstreken is vastgelegd op
basis van de rapportage Fietsroutes met Voorrang van stadsgewest
Haaglanden, uit 2003. Dit netwerk sluit aan op het regionale netwerk
Rotterdam, dat door Stadsregio Rotterdam vastgelegd in het Regionaal
verkeer- en vervoersplan Kwaliteit op zijn plek, uit 2003. Voor het
regionale netwerk wordt een maaswijdte gehanteerd van circa 400 tot 600
meter. Stedelijk
net (blauw) Het
stedelijk net bestaat uit een raster van doorgaande fietsverbindingen, met
een maaswijdte van ongeveer 300 a 400 meter, die het gehele stedelijke
gebied doorkuisen en aansluiten op de regionale fietsvoorzieningen. Via het
stedelijk net zijn de belangrijkste bestemmingsgebieden te bereiken
(centrum, middelbare scholen, station, recreatiegebieden, werkgelegenheid,
woongebieden).
Tabel 5‑1: fietsrelaties met grote potentie
Herkomst |
Bestemming |
Hemelsbrede afstand |
Fiets-verplaatsingen |
Percentage
fietsers |
Streefwaarde
(rode lijn) |
Potentie
extra fietsverpl. |
Delft-centrum |
Rijswijk-station/
Plaspoelpolder |
4,0 |
57 |
15% |
56% |
151 |
Delft-Zuid |
Rijswijk-station/
Plaspoelpolder |
5,9 |
44 |
10% |
36% |
121 |
Delft-Zuid |
Rijswijk
A4-zone |
6,3 |
110 |
21% |
32% |
53 |
Delft-centrum |
Den
Haag zuidwest |
6,8 |
84 |
17% |
26% |
45 |
Delft-Zuid |
A4-zone |
6,3 |
119 |
26% |
32% |
28 |
Delft-centrum |
Den
Haag zuidwest |
6,8 |
61 |
19% |
26% |
24 |
Uit
de tabel blijkt dat de zwakke fietsrelaties die naar wijken van Den Haag en
Rijswijk zijn. Veel zwakke fietsrelaties zijn te verklaren door de goede
bereikbaarheid per auto. De Plaspoelpolder en de A4-zone hebben een directe aansluiting
op de A4. Door het nemen van maatregelen op het gebied van sociale veiligheid
en het verkorten van de fietsafstand door de aanleg van ontbrekende schakels,
kunnen de relaties wel winnen aan aantrekkelijkheid voor de fiets.
De volgende maatregelen
worden voorgesteld (zie Figuur
5‑3):
·
Er
zijn vier fietsroutes tussen Delft en Rijkswijk: de Beatrixlaan, De Lange
Kleiweg en het fietspad langs beide zijden van de Vliet. Alle drie routes zijn
kaarsrecht. Het regionale fietsnetwerk heeft de gewenste maaswijdte. De routes
worden echter als sociaal onveilig ervaren vanwege het Wilhelminapark en het
ontbreken van voldoende woonbebouwing. Deze routes liggen allemaal in de
gemeente Rijswijk.
maatregel F2: verbeteren sociale veiligheid
(initiatief gemeente Rijswijk)
·
De
fietsroute naar Den Haag zuidwest is onduidelijk en niet gestrekt. Er een
ontbreekt een schakel: een fietsbrug over de Zweth tussen Wateringseveld en de
Harnaschpolder. Realisatie van die schakel verkort de fietsafstand tussen
Wateringseveld en Delft.
maatregel F9: fietsbrug Zwethzone ter hoogte van de molen
(initiatief gemeente Den Haag)
·
De
huidige fietsroute van Ypenburg naar Rijswijk en Den Haag is incompleet: er
ontbreekt een fietsbrug over de Vliet. Door de grote omweg die er is voor de
fiets, kiezen veel mensen voor de auto. Deze autos maken gebruik van het
Delftse wegennet. Het aanleggen van een fietsbrug, kan onnodig autoverkeer
voorkomen.
maatregel F5: fietsbrug Fortuyn A4 De Vliet
(initiatief gemeente Rijswijk).
Met behulp van het
verkeersmodel van de gemeente Delft kan uitgerekend worden welke fietsroutes
het meeste gebruikt worden. Ook kan bekeken worden welke omwegen fietsers
hebben en welke invloed nieuwe fietsverbindingen hebben op de routekeuze en
omwegen. Het is niet mogelijk om met dit model uit te rekenen hoeveel nieuwe
fietsers er bijkomen door het verkorten van fietsafstanden. Zie voor meer
informatie over het verkeersmodel bijlage E.
Het aandeel fietsers neemt
af als de afstand groter wordt. Om fietsafstanden zo kort mogelijk te houden
moeten omwegen voor fietsers zoveel mogelijk worden beperkt. Voor de relaties
binnen Delft en de aangrenzende woongebieden (Den Hoorn, Rijswijk-zuid,
Delfgauw/Emerald) zijn met behulp van het Delftse verkeersmodel de
omwegfactoren bepaald. Een omwegfactor is de afstand over de weg gedeeld door
de hemelsbrede afstand. Onderstaande figuur (Figuur 5‑2) illustreert de omweg van
Tanthof-oost (Vogelbuurt) naar Schie-oevers zuid. Hart op hart is de afstand
tussen beide zones 700 meter. De fietser legt nu echter 2,3 kilometer af.
Figuur
5‑2: omweg van Tanthof-oost (Vogelbuurt) naar
Schie-oevers zuid
Op de meeste relaties liggen
de omwegfactoren tussen de 1,1 en 1,2. Omwegfactoren van 1,5 zijn voor een
fietser heel groot. Waar de omwegfactoren groot zijn en waar het routes betreft
tussen herkomsten en bestemmingen met veel bewoners of bezoekers, is toevoeging
van nieuwe infrastructuur gewenst. Een samenvatting van relaties met de
grootste omwegfactoren (waarbij de fietsafstand 3 keer groter is dan de
hemelsbrede afstand) staat in Tabel
5‑2. Uit de tabel wordt duidelijk dat in het Delftse
fietsroutenetwerk extreem grote omwegen voorkomen. Grote fysieke barriθres
binnen en buiten Delft, zoals de A4, de A13, de spoorlijn, de Schie en de
Vliet, zijn hiervan de oorzaak.
Tabel 5‑2: Omwegfactoren fiets
Van |
Naar |
Omweg factor |
Barriθre |
Oplossing |
Delfgauw
/ Emerald / Ruyven |
TU-wijk
(midden en zuid) |
4 tot 5 |
A13 |
fietstunnel A13 |
Schieweg
(zuid) |
Rotterdamseweg
(zuid) |
4 |
Schie |
fietsbrug Schie
(t.h.v. Faradayweg) |
Voorhof-oost |
Schieweg
(noord) TU-midden |
3 |
Schie Spoorlijn |
fietsbrug Schie en
fietstunnel spoor (t.h.v Gelatinefabriek) |
Indische
buurt |
Rijswijk |
3 |
Vliet |
fietsbrug Vliet |
Delfgauw |
Schieweg
(zuid) |
3 |
Schie
en A13 |
fietstunnel A13,
fietstunnel Schie |
Harnaschpolder |
Wateringseveld |
3 |
Zweth |
fietsbrug Zwethzone |
Tanthof-oost |
Schieweg
(zuid) |
3 |
Spoorlijn |
fietstunnel Tanthof |
Van de ontbrekende schakels
in en aan de rand van Delft is het potentieel aantal gebruikers bepaald met
behulp van het verkeersmodel. Op basis van de modelresultaten kan een
prioriteitsvolgorde worden aangegeven (zie Tabel
5‑3).
Tabel 5‑3: Potentie fietsschakels en wenselijke realisatietermijn
Regionale en stedelijke relaties |
Potentieel
aantal fietsers per etmaal |
Termijn |
||
LVVP nr. (FAP nr.) |
|
Potentie van schakel alleen |
Potentie in combinatie met andere schakels |
|
F1
(R3) |
fietstunnel A13 ter hoogte van TU-middengebied /
Emerald |
3500 |
Combi met S7: 3600 |
2005-2010 |
F3/F6 (S12) |
Combinatie van fietstunnel spoor en fietsbrug
Schie ter hoogte van Faradayweg |
Spoor 4400, Schie 2600 |
Combi met R4: Spoor 4700, |
Spoor:
2005-2010 Schie:
2015-2020 |
F4 (S8) |
fietsbrug Schie ter hoogte van de Gelatinefabriek |
2600 |
Combi met R3, S7, S9: 4200 |
2010-2015[1] |
F8 (S9) |
fietstunnel spoor ter hoogte van de Gelatinefabriek |
400 |
Combi met S8: 1000 |
2015-2020 |
F12 (R4) |
tunnel A13 t.b.v. verbinding
Rdamseweg/Technopolis (t.n.v. WL) met Oude Leede e.o. |
A13 1100 Aansluiting Rdamseweg: 200 |
Combi met S12: A13 1400 Aansluiting Rdamseweg 200 |
reservering |
n.v.t. (R5) |
doorsteek spoor en Schie ter hoogte van
Einsteinweg |
Spoor 2800, Schie 1800 (zonder S12) |
Combi met S14: Spoor 3100, Schie 2200 |
Geen
prioriteit |
De
fietstunnel onder de A13 ter hoogte van TU-middengebied en Emerald heeft al op korte termijn
veel gebruikspotentie, zon 3500 fietsers per etmaal, vanwege het vele verkeer
tussen de nieuwbouwwijk Emerald en het TU-middengebied. Door de aanleg van een
tunnel komt Emerald voor fietsers veel dichter bij Delft te liggen. Ook de
fietstunnel onder het spoor bij Tanthof ter hoogte van de
Faradayweg vangt een bestaande behoefte op.
Andere
schakels kunnen
eveneens tegemoet komen aan een bestaande vraag, maar krijgen veel schakels
krijgen vooral prioriteit op de middellange of lange termijn, na realisatie van
een (deel van) nieuwbouwplannen als bijvoorbeeld Technopolis en de
herontwikkeling op bijvoorbeeld Schie-oevers. Duidelijk wordt dat een
verbinding over de Schie ten zuiden van de Kruithuisweg gemist wordt, vooral
als Technopolis is ontwikkeld. Uit de studie is gebleken dat een brug over de
Schie ten zuiden van de Kruithuisweg meer potentie heeft als wordt
gepositioneerd ter hoogte van het centrum van Technopolis
(ter hoogte van de Faradayweg), in plaats van ter hoogte van de Makro. Deze brug zal zeker 2600
fietsers trekken. Als deze brug wordt aangelegd verhoogd ook de potentie van de
eerder genoemde tunnel onder het spoor ter hoogte van Tanthof tot zeker 4400
fietsers. De potentie van een brug ter hoogte van de Makro zal na aanleg van de
Faradaybrug zo gering worden, dat deze geen prioriteit meer heeft.
Een fietsbrug over de Schie
ter hoogte van
de Gelatinefabriek heeft op de middellange termijn grote potentie, 2600
fietsers per etmaal. Op de lange termijn kan de fietstunnel onder het spoor ter
hoogte van de Gelatinefabriek, met een potentie van 1000 fietsers per dag, de
potentie van de fietsbrug over de Schie daar aanzienlijk
vergroten (nog eens 1600 extra fietsers). Ook de regionale verbinding van de
Rotterdamseweg (langs de noordzijde van het Waterbouwkundig Laboratorium)
richting Oude Leede (inclusief een Technopolis-fietstunnel onder de A13) heeft
zelf op zeer lange termijn redelijke potentie (tunnel A13 1100 fietsers per
dag) en vergroot ook potentie van de fietstunnel en fietsbrug ter hoogte van de
Faradayweg. Daarnaast wordt een zuidelijke stadsverbinding tussen de Rotterdamseweg en de A13
interessant als Technopolis gebouwd is en als gebruik gemaakt kan worden van de
Technopolis-fietstunnel onder de A13. Ruimtelijke reservering van deze schakels
en deze fietstunnel zijn dan noodzakelijk.
Naast
deze grootschalige maatregelen heeft de bereikbaarheidsstudie een lijst
opgeleverd met kleinschalige aanvullingen in het netwerk. In FAP II is een
lijst met ontbrekende schakels binnen Delft opgenomen met prioriteit voor de korte
/ middellange termijn. Naast de fietstunnel A13 en de tunnel bij Tanthof zijn
daarin een aantal ontbrekende schakels opgenomen, zoals verbinding
Hoflaan Olof Palmestraat, verbinding Wilgenlaan Kvar-Savaweg. Daarnaast is
de verbinding van de J.C Markenweg met t Haantje relevant, met het oog op het
project Sion t Haantje. (gemeente Rijswijk)
In het kader van FAP II is
tevens bekeken hoe de oversteekbaarheid van drukke autoroutes kan worden
bekeken. Voor enkele grote kruispunten zijn de mogelijkheden om de verkeerslichten
fietsvriendelijk af te stellen zonder dat de wachttijd van de autos
onacceptabel lang wordt minimaal. Om de oversteekbaarheid voor fietsers echt
te verbeteren zijn drastischere maatregelen nodig, bijvoorbeeld de gehele
kruising ongelijkvloers maken of voor fietsers het realiseren van een tunnel.
De kruispunten Kruithuisweg/ Voorhofdreef en Provincialeweg/Westlandseweg
worden veel gebruikt door fietsers. Het kruispunt Kruithuisweg/Voorhofdreef is
het meest gebruikt door autoverkeer. Het ongelijkvloers maken van dit kruispunt
is, vanwege het grote belang voor autoverkeer opgenomen in de LVVP‑paragraaf
over autoverkeer. Uitgangspunt is langzaamverkeerkruisingen met stroomwegen op
termijn ongelijkvloers uit te voeren. De realisatie van een ongelijkvloerse
fietsoversteek met de Provinciale weg ter hoogte van Westlandseweg, de
ongelijkvloerse fietsoversteek Kruithuisweg ter hoogte van de Buitenhofdreef en
de ongelijkvloerse fietsoversteek Provincialeweg ter hoogte van de Van
Foreestweg zijn gezien de intensiteiten van belang voor de fiets en worden
daarom in het LVVP opgenomen. De oversteek Provinciale weg / Westlandseweg is
daarbij de belangrijkste.
Veel
van deze tunnels en bruggen staan al in diverse plannen. Om de daadwerkelijke
realisatie te bespoedigen is het benadrukken van het belang van deze schakels
in dit LVVP en het uitdragen van hun waarde in de regio echter noodzakelijk.
Het is noodzakelijk bij
maatregelen die met het oog op de overige vervoerwijzen worden genomen stil te
staan bij de gevolgen voor de fiets. Bij maatregelen met negatieve effecten
voor de fiets, speelt een afweging van belangen. De fiets kan echter ook
meeliften met andere maatregelen. De aanleg van een ongelijkvloerse kruising voor
autoverkeer kan, zoals aangegeven, voor de fiets een verkorting of opheffing
van wachttijden op het kruispunt betekenen.
Samengevat
Kort
samengevat de maatregelen op volgorde van prioriteit:
·
Korte
termijn (2005-2010)
F1 fietstunnel A13 ter hoogte van
TU-middengebied / Emerald;
F3 fietstunnel spoor
Tanthof ter hoogte van Faradayweg
F9 fietsbrug Zwethzone ter hoogte van de molen (initiatief
gemeente Den Haag)
·
Middellange
termijn (2010-2015)
F4 fietsbrug Schie ter hoogte
van de Gelatinefabriek
F2 verbeteren sociale veiligheid
(initiatief gemeente Rijswijk)
F5 fietsbrug Fortuyn A4 De Vliet
(initiatief gemeente Rijswijk)
·
Lange
termijn (2015-2020):
F8 fietstunnel spoor ter hoogte van de
Gelatinefabriek
F6 fietsbrug
Schie ter hoogte van Faradayweg (zie ook AU14)
F7 fietstunnel Provinciale weg ter hoogte
van Westlandseweg
F14c ongelijkvloerse fietsoversteek Kruithuisweg ter hoogte van
Buitenhofdreef
F14d ongelijkvloerse fietsoversteek Provincialeweg ter hoogte van Van
Foreestweg
·
Reservering
(na 2020)
F12 tunnel A13 ten behoeve van verbinding
Rotterdamseweg/Technopolis met Oude Leede e.o.
Figuur 5‑3:
Maatregelen ten aanzien van het fietsverkeer
Uit de
verkeersongevalsstatistieken blijkt dat bromfietsers vaak het slachtoffer zijn
bij ongevallen met het autoverkeer. Bij het ongevalstype bromfiets-fiets is
meestal de fietser maar zijn vaak ook beide het slachtoffer. Mede daardoor is
ook de campagne "bromfiets op de rijbaan" gestart. Uit onderzoek elders
in Nederland blijkt dat dit tot een afname van het aantal ongevallen leidt,
vooral onder fietsers. Uit observaties in Delft is gebleken dat niet elke
bromfiets op de rijbaan rijdt. Soms is het netwerk voor bromfietsers niet
logisch maar vaak ook is de regel niet meer bekend bij de weggebruikers.
Voorgesteld wordt de campagne "bromfiets op de rijbaan" te herhalen
en het bromfietsnetwerk te controleren op logica. [F13]
Een bromfiets mag binnen de bebouwde kom niet harder
dan 30 km/uur rijden. Bij ernstige bromfietsongevallen is de snelheid vaak een
van de ongevalsfactoren. De campagne "Brom normaal" is hierop
gericht. Voorgesteld wordt deze campagne te intensiveren. Hierbij wordt het
twee-sporenbeleid van de "agent en docent" gevolgd. Even zoals het
basisonderwijs de verkeersleerkracht heeft, is het gewenst om op de scholen in
het voortgezet onderwijs voorlichting te geven over bromfietsveiligheid. De
boodschap is misschien moeilijk over te brengen, maar gezien het grote risico
van bromfietsers is dit het wel waard.
Naast de fiets en de auto is de benenwagen de meest
gebruikte vervoerwijze. Lopen levert een belangrijke bijdrage aan de LVVP-doelstellingen
bereikbaarheid, economische ontwikkeling, verkeersveiligheid, gezondheid en
milieu.
In
de afgelopen jaren zijn de verblijfsgebieden steeds verder uitgebreid. Ook de
wegencategorisering in dit LVVP stelt meer 30-km gebieden voor. De lagere
snelheid heeft tot gevolg dat bij aanrijdingen van voetgangers de afloop minder
vaak dodelijk is. De inrichting met uitritconstructies bij aansluitingen van
erftoegangswegen op gebiedsontsluitingswegen, heeft als gevolg dat de
voetganger daar voorrang heeft ten opzichte van de automobilist.
De
Delftse binnenstad is in de afgelopen jaren gefaseerd autoluw gemaakt. Dit
heeft een positief effect op het voetgangersklimaat. Medio 2007 (na opening van
de Koepoortgarage) zal het autoluwe gebied nog worden uitgebreid tot de Nieuwe
Nieuwe Langedijk en Vrouwenregt [V4].
De gemeente Delft besteedt extra aandacht
besteden aan de verkeersveiligheid rond scholen, peuterspeelzalen en bsos,
kindveilige (school)routes en de bereikbaarheid van en verkeers- en sociale
veiligheid rond sportparken. Hiertoe is het project Kinderen veiliger door
Delft in 2004 gestart. Het doel van dit project is bekendheid geven aan de
missie van de gemeente Delft om verkeersveiligheid in relatie tot kinderen op
de kaart te zetten, initiatieven zichtbaar te maken en te werken aan de
oplossing van de gesignaleerde problemen. Kinderen moeten weer zelfstandig naar
school, naar sportclubs, naar buitenschoolse opvang en naar buurthuizen gaan.
Als dat lukt, doen kinderen op jonge leeftijd weer voldoende verkeerservaring
op. Bovendien is fietsen naar school goed voor de gezondheid. Het project
Kinderen veiliger door Delft moet de huidige vicieuze cirkel doorbreken: meer
autogebruik = onveiliger = meer ongelukken = meer angstige ouders die de auto
kiezen. Daarnaast is het de bedoeling dat mensen ook op latere leeftijd blijven
doorfietsen.
Het project kinderen veiliger door Delft is
opgedeeld in 7 deelprojecten. Een daarvan is het Kindlint. In Delft zijn drie
gebieden aangewezen die kansrijk om een Kindlint te realiseren: een route
waarlangs kinderen zelfstandig, veilig ιn prettig naar allerlei opvang-,
onderwijs- en vrijetijdsvoorzieningen kunnen lopen en fietsen. Het concept
combineert ruimtelijke inrichting, verkeersveiligheid, (verkeers)educatie en gedifferentieerde
speelvoorzieningen vanuit de beleving van kinderen. Ook worden activiteiten
ontplooid om kinderen van de achterbank op de fiets te krijgen. In Tanthof
wordt bij een aantal BSOs ervaring opgedaan met het zorgdragen voor meer
verkeerszelfstandigheid bij de kinderen.
Voor
de verplaatsing van deur tot deur worden vaak verschillende vervoerwijzen
gecombineerd. Wanneer bus, tram, metro of auto als
hoofdvervoermiddel worden gebruikt gebeurt het voortransport volgens de AVV[2]
gezien de korte afstand tot een halte vrijwel altijd te voet. Ook aan de
activiteitenzijde wordt als voor-/natransport voornamelijk gelopen.
Aantrekkelijke looproutes met goede
oversteekmogelijkheden zijn vanaf OV-haltes en parkeerplaatsen naar
bestemmingsgebieden, zoals de binnenstad en de TU-wijk van groot belang. De
wegencategorisering, waarbij de wegen rond de binnenstad de stempel
wijkontsluitingsweg hebben gekregen, biedt mogelijkheden om de
oversteekbewegingen daar optimaal te faciliteren met bijvoorbeeld snelheidsremmende
maatregelen [W3, W4].
Enige jaren geleden is in Delft bewegwijzering voor
voetgangers aangebracht. Daarnaast heeft de vreemde voetganger ook de
mogelijkheid plattegronden af te drukken bij de informatiezuil op het station,
bij de Phoenixgarage en binnenkort ook bij garage Zuidpoort.
Alle oversteken in Delft zijn uitgevoerd met
verlaagde trottoirbanden. De voetgangersverkeerslichten op kruispunten en
speciale voetgangersoversteekplaatsen zijn uit comfortoverwegingen gekoppeld:
als een voetganger zich aan het begin van de oversteek aanmeldt, kan hij bij
groen de oversteek in een keer maken en hoeft in principe nooit halverwege
opnieuw te wachten. Delft is de uitvinder van de voetgangersinformatielichten
(bijvoorbeeld op de Phoenixstraat - Schoolstraat): met een oranje
waarschuwingslicht en een gewoon groen voetgangerslicht. Oversteken door oranje
is toegestaan, oversteken bij groen kan veilig. Bij enkele oversteken,
voornamelijk bij scholen, wordt gewerkt met infrarood. Daarmee wordt
gecontroleerd of er nog voetgangers bij de oversteek staan en wordt de
groentijd zonodig verlengd.
Op belangrijke voetgangersoversteken over de
trambaan wordt voor de veiligheid met bajonethekjes en tramwaarschuwingslichten
gewerkt. In schooltijden zijn de verkeerslichten en de tramwaarschuwingslichten
gekoppeld: als er een tram nadert staan ook de voetgangerslichten aan de rand
van de weg op rood. Een kind dat bij groen oversteekt, wordt op die manier nooit
halverwege de oversteek met een tram geconfronteerd.
Met het oog op het verbeteren van de
verkeersveiligheid voor oudere medemens wordt het project voetgangersroute
gestart. Er wordt voorgesteld om op routes tussen verzorgingshuizen en
belangrijke bestemmingen de verkeersregelinstalaties bij oversteken te voorzien
van infrarooddetectie. Op deze wijze kan de groentijd zonodig verlengd worden.
Bovendien wordt bezien hoe op deze routes de bestrating kan worden geoptimaliseerd,
om een zo effen mogelijk pad aan te kunnen bieden [V11].
In
Haaglanden heeft het regionale openbaar vervoer (trein, tram, bus) een
marktaandeel van 23%. Op de beste verbindingen, per trein en tram naar Den Haag
centrum, heeft het openbaar vervoer een marktaandeel meer dan 60%. Het
regionale openbaar vervoer en met name het tramnet, kan dus een substantiλle
bijdrage leveren aan de bereikbaarheid van Delft. Haaglanden en stadsregio
Rotterdam zijn de openbaar vervoersautoriteiten in de regio. Hoewel Delft niet
binnen de stadsregio Rotterdam valt, doet het openbaar vervoer vanuit Rotterdam
weldegelijk Delft aan. Het afstemmen van het regionaal openbaar vervoersbeleid
met de stadsregio Rotterdam is daarom van belang dit eventueel via stadsregio
Haaglanden. Door deze opschaling van het OV beleid naar stadsregio is de
beleidsruimte voor Delft beperkt. Het is voor Delft desalniettemin van belang
te bepalen wat de eigen openbaar vervoerprioriteiten zijn, zodat het juiste
signaal richting het stadsgewest gegeven kan worden.
Algemeen
kan gesteld worden dat tramlijn 1 het goed doet, maar dat de bezetting en
daarmee kostendekkingsgraad van de meeste stadsbussen (te) laag is. Met de
komst van tramlijn 19 naar Delft zal het lijnennet van de streekbussen en de
stadsdienst moeten worden aangepast. Naast optimalisatie van de lijnvoering is
ook de communicatie naar de gebruiker van groot belang. Dit betreft
bijvoorbeeld de leesbaarheid van de vertrekstaten bij bushaltes. Met Haaglanden
wordt afgestemd welke verbeteringen er op dit vlak mogelijk zijn.
Delft
heeft twee stations: station Delft (in het centrum) en station Delft-zuid.
Station Delft heeft goede frequente stop-, snel-, en intercity-verbindingen
naar Den Haag, Rotterdam en verder. Op station Delft-zuid halteren alleen
stoptreinen. Wanneer de Spoortunnel gereed is en het baanvak verdubbeld is kan
de treindienst worden uitgebreid tot 8 en later 12 treinen per uur per
richting. Alle treinen zullen stoppen op station Delft. Op Delft-zuid halteren
alle stoptreinen, dat zijn er in de toekomst 4 tot 6 per uur.
De
aanwezigheid van vier sporen maakt het ook mogelijk extra stations langs de
bestaande oude lijn te openen zonder dan de reistijd toeneemt. Dit komt omdat
in de toekomst met lichter materieel dat sneller kan optrekken (sneltrams)
wordt gereden. De regios Haaglanden en Rotterdam hebben al de volgende
stations langs de oude lijn gepland: Rotterdam-west, Schiedam Spaland, en
Rijswijk t-Haantje. Ook in Delft lijkt het mogelijk een extra station te
plannen. Dit station zou dan tussen Delft centrum en Delft zuid geplaatst
moeten worden. De bereikbaarheid van Schie-oevers, de Voorhof en het
TU-middengebied wordt daarmee aanzienlijk verbeterd. Schie-oevers is te klein
om ontsluiten met een buslijn en ligt voor veel potentiλle OV-reizigers te ver
van de treinstations en tramlijn 1. Als voor een extra station gekozen wordt
betekent dit wel dat bij de herontwikkeling van Schie-oevers de in directe
stationsomgeving veel woningen en werkgelegenheid gepland moet worden.
Stedenbaan
is een programma dat een regionaal railproduct ontwikkelt op het hoofdrailnet
tussen onder meer Den Haag, Rotterdam, Delft en Gouda. Met de komst van vier
sporen in Delft (buitensporen Intercity en binnen sporen stopdienst) zijn er
goede kansen voor de inzet van een light-train-concept in plaats van de
reguliere stoptreinen. Een light-train (bijvoorbeeld een metro) heeft als
voordeel dat het flexibel kan worden ingezet als vervoersmiddel binnen een
stedelijke agglomeratie; er kan sneller opgetrokken en gestopt worden waardoor
het traject even snel kan worden afgelegd terwijl er vaker wordt gehanteerd.
In het LVVP wordt
daarom ook voorgesteld om een tweetal extra stations toe te voegen: station
Schieoevers/Voorhof en station Sion t Haantje (gemeente Rijswijk). (Figuur 5‑4) Er zal onderzocht worden of
er voor het station Voorhof in de toekomst voldoende vervoersvraag is.
Figuur 5‑4:
Locaties extra stations
In
de nabije toekomst (2007) heeft Delft twee tramlijnen. Tramlijn 1 verbindt
Tanthof, de Buitenhof, de Binnenstad en Delft-noordoost met Rijswijk, Den Haag
centrum en Scheveningen. Tramlijn 19 gaat van Delft-Technopolis en TU-wijk via
de Binnenstad naar Ypenburg, Leidschenveen en ten slotte Leidschendam. Voor
tramlijn 19 wordt een goede bezetting voorspeld. Zo is er bijvoorbeeld berekend
dat in de TU-wijk het marktaandeel van tramlijn 8% hoger zal dan de huidige
goede busontsluiting. Na 2020 is tramlijn 37 gepland. Deze zijn zal
Wateringseveld en de Harnaschpolder in het noordwesten en Emerald in het
zuidoosten met de binnenstad van Delft verbinden. Aangezien het verwachte
aantal reizigers voorlopig onvoldoende is voor een rendabele tramexploitatie
zal de lijn voorlopig met hoogwaardige bus worden gereden. Om in de toekomst
realisatie van tramlijn 37 niet in gevaar te brengen wordt voorgesteld om het
geplande tramtracι hiervoor te reserveren.
Sommige
regionale openbaar vervoerrelaties van en naar Delft hebben een reistijd die
niet kan concurreren met het auto- en/of fietsverkeerverkeer. Het gevolg is dat
er veel minder mensen in de bus zitten dat om basis de verplaatsingsafstand mag
worden verwacht. Het gaat om volgende relaties:
Tabel 5‑4: relaties met laag aandeel openbaar vervoer en totaal minimaal 500 verplaatsingen (Bron: verkeersmodel Stadsgewest Haaglanden)
Herkomst |
Bestemming |
Hemelsbrede
afstand |
Percentage
openbaar
vervoer |
Delft |
Pijnacker |
4,6 km |
5% |
Delft |
Rijswijk |
5,5 km |
5% |
Delft |
A4-zone
Rijswijk |
5,2 km |
7% |
Delft |
Westland |
8,9 km |
8% |
Delft |
Den
Haag zuidwest |
6,8 km |
8% |
Op
alle bovenstaande relaties is de reistijd zelfs in de spits met de auto nog 2 x
korter dan per openbaar vervoer. Bovendien zijn er op de meeste bestemmingen
goede (gratis) parkeergelegenheden (Plaspoelpolder, A4-zone Rijswijk). Op
enkele relaties (Pijnacker, Rijswijk/Plaspoelpolder) is ook de fiets sneller
dan het openbaar vervoer. Overigens wordt de fiets wordt op deze korte
verplaatsingsafstand ook vaker gekozen dan de auto. Om het aandeel openbaar
vervoer op deze relaties te verbeteren worden de volgende maatregelen
voorgesteld:
·
sneller
openbaar vervoer naar Pijnacker: de bus staat samen met de auto's in de file.
Van deur tot deur is de auto daardoor sneller. De N470, de afsluiting van de
Rijksstraatweg en de OV-tunnel onder de A13 ter hoogte van het TU-middengebied
zullen dit in de toekomst verbeteren;
·
verkorten
reistijd naar Westland/Den Haag zuidwest: Aanleg van HOV-buslijn 37
(hoogwaardig openbaar vervoer) zal de reistijd verkorten en als voor een tram
wordt gekozen ook aanzienlijke kwaliteitsverbetering en meer reizigers opleveren;
·
verhogen
frequentie openbaar vervoer van en naar Rijswijk: de spoorverdubbeling en
verhoging van de frequentie kan de openbaar vervoerbereikbaarheid verbeteren.
Uit
onderzoek blijkt dat op korte afstanden de keus voornamelijk tussen de fiets en
de auto gaat, en dat het openbaar vervoer voor korte afstanden slechts enkele
keren per maand wordt gebruikt [Fietsberaad feb-2004]. Op de relaties binnen
Delft is het aandeel openbaar vervoer volgens gegevens van Haaglanden dan ook
zeer klein (2%). Het lokale openbaar vervoer mag een klein aandeel hebben, maar
door het grote aantal totaalverplaatsingen binnen Delft is het aantal reizigers
toch voldoende om een vorm van stadsdienst te laten functioneren. Bovendien heeft
het openbaar vervoer ook een sociale functie. Er zijn mensen die niet over een
auto beschikken en bijvoorbeeld vanwege leeftijd, handicap of financiλn
niet kunnen of durven te fietsen. Haaglanden stelt als eis dat de kosten van de
dienstregeling voor ten minste 40% uit de kaartverkoop worden gedekt. Geen van
de stadslijnen haalt die kostendekkingsgraad. Dit is wel het geval voor
tramlijn 1 en straks vermoedelijk ook tramlijn 19 en de meeste streeklijnen.
Als alternatief voor en aanvullend op de stadsdienst is de regiotaxi
geοntroduceerd (1 okt 2002). Dit vervoersysteem biedt deur tot deur vervoer in
de regio Haaglanden. De regiotaxi werkt vraaggestuurd en heeft daarom geen
vaste dienstregeling en geen vaste route. Een rit kost anno 2004 E 1,48. Houders
van een WVG-pas krijgen bijna 70% korting. Het systeem is te duur in
exploitatie om de volledige stadsdienst te vervangen.
De
ruggengraat van de nieuwe stadsdienst wordt gevormd door de streeklijnen en de
tramlijnen 1 en 19. De lijnvoering van de streeklijnen zal zo gestrekt mogelijk
zijn met een beperkt aantal stops. Voor de streekreizigers is de reissnelheid
immers belangrijker dan de loopafstanden naar de haltes. Enkele lijnen zullen
na een stop op het NS station doorrijden tot in de woonwijken. Met dit systeem
is groot deel van de stad voorzien van stedelijk openbaar vervoer. In de
resterende gebieden kan een stadsdienst worden aangeboden. Echter deze
stadslijnen zullen een lage kostendekkingsgraad hebben. Er is daarom behoefte
aan een lokaal vervoerssysteem dat slim aansluit op het regionale openbaar
vervoer en dat voorziet in de vervoersbehoefte van mensen die geen gebruik
kunnen maken van de fiets of de auto. Hieruit is het idee ontstaan om binnen
Delft een servicenet te introduceren: een doelgroepgericht stadsvervoerssysteem
met een lijnvoering die een directe verbinding (zonder overstap) biedt met voor
de doelgroep belangrijke bestemmingen binnen Delft (zoals winkelcentra, het
ziekenhuis en het station). De belangrijkste kenmerken van dit systeem zijn
rijden volgens een dienstregeling en met vaste halteplaatsen, service bij het
in- en uitstappen, en route die de voor de doelgroep belangrijke bestemmingen
dekt zodat er minder overgestapt hoeft te worden. De lijn zal met een
half-uursdienst in twee richtingen gereden worden. Het voertuig zal geschikt
zijn voor het vervoeren van bijvoorbeeld kinderwagens en rolstoelen. Dit
systeem zal een alternatief moeten worden voor gebieden die niet rendabel met
een stadslijn ontsloten kunnen worden. De serviceverlening kost
iets extra reistijd. Bij het opstellen van de dienstregeling zal hiermee
rekening worden gehouden. De verwachting is dat het effect op de
kostendekkingsgraad positief is. De extra service levert naar verwachting meer
reizigers op en een veel hogere waardering van de passagiers. Elders in het
land is al ervaring met verschillende servicelijnen. Deze ervaring leert dat de
lijn meer reizigers trekt dan de standaard stadsbus en de reizigers de service
waarderen.
·
Als
experiment wordt voorgesteld om in de wijken Voorhof en Buitenhof te starten
met de eerste servicelijn. In deze wijken woont een groot aantal mensen die wel
mobiel willen zijn maar niet over een auto beschikken en niet meer kunnen
fietsen. De servicelijn zal bus 60/62 vervangen.
De inrichting van de servicelijn (o.a. voertuigen) wordt de komende tijd
nader uitgewerkt. Potentiλle gebruikers en belangenorganisaties zullen worden
gevraagd om mee te denken over de invulling van de Delftse servicelijn, o.a. de
eisen aan de voertuigen en de exacte routering. In Figuur
5‑5 is indicatief aangegeven hoe de servicelijn deze
wijken zou kunnen ontsluiten. Vooralsnog rijdt de Servicelijn de
voorgestelde route langs de Phoenixsstraat en dienen bezoekers aan de
binnenstad op de hoek van de Phoenixstraat / Oude Langendijk in- of uit te
stappen. Indien de proef een succes is, kan de Servicelijn worden uitgebreid;
bijvoorbeeld door via de Oude Langendijk naar de Markt te rijden. Hiervoor is de
gemeente echter onder meer afhankelijk van de wensen van Stadsgewest Haaglanden
(opdrachtgever openbaar vervoer).
Figuur 5‑5: servicelijn
Momenteel
ligt bij Haaglanden het volgende voorstel voor de lijnvoering vanaf 2007 (zie
ook Figuur
5‑6).
Het
voorstel betreft een voortzetting van een aantal lijnen, een aanpassing van
eindpunten van streeklijnen, omdat deze zullen doorrijden tot in de woonwijken,
de invoering van een servicenet en het vervangen van een aantal vervallen
buslijnen door tramlijn 19.
·
Tramlijn
1 (Delft - Scheveningen): lijnvoering conform huidige situatie;
·
Tramlijn
19 (Delft - Ypenburg - Leidschendam): lijnvoering conform gepland tracι;
·
Streekl
HOV-lijn 37 (Delft - Harnaschpolder - Wateringseveld): lijnvoering conform
gepland tracι;
·
Streeklijn
60 (Delft - Nootdorp): begin en eindpunt van buslijn op Station Delft;
·
Streeklijn
66 (Den Hoorn -Delft - Delfgauw): route Den Hoorn - Station Delft wordt aan de
huidige lijnvoerinmg toegevoegd;
·
Streeklijn
121 (Delft - Pijnacker - Zoetermeer): lijnvoering in eerste instantie
ongewijzigd; dienstregeling gekoppeld aan lijn 128; op langere termijn
mogelijkheden openhouden om via OV-tunnel A13 / via de N470 richting Pijnacker
te rijden;
·
Streeklijn
128 (Delft - Naaldwijk - Hoek van Holland): lijnvoering via busbaan Reinier de
Graafpad; dienstregeling gekoppeld aan lijn 121;
·
Streeklijn
129 (Delft - Rotterdam CS): gedeelte Delft - Den Haag Kijkduin wordt losgekoppeld;
dit wordt overgenomen door lijn130;
·
Streeklijn
130 (Delft - Den Haag Kijkduin): lijnvoering via Wateringseweg (Calvιbrug);
buslijn doortrekken tot Tanthof-west (eindpunt tramlijn 1);
·
Streeklijn
132 (Delft - Maasland Viaduct - Maassluis): lijnvoering via busbaan Reinier de
Graafpad;
·
Streeklijn
201 (Delft - TU - Schiedam): lijnvoering conform huidige situatie;
·
Stadslijn
61 (Kuyperwijk - Delftse Hout): lijnvoering via de Oude Langendijk; vanaf
Poortcenter lijnvoering 64 overnemen (oude route naar Wippolder vervalt
hiermee);
·
Stadslijn
62 vervalt: deel lijnvoering wordt overgenomen door Servicelijn;
·
Stadslijn
63 vervalt met komst tramlijn 19;
·
Stadslijn
64 vervalt; deel lijnvoering wordt overgenomen door lijn 61;
·
Stadslijn
69 vervalt met komst tramlijn 19;
·
Servicelijn:
cirkelvormige directe lijnvoering in twee richtingen langs belangrijke
voorzieningen (verzorgingstehuizen, winkelcentra, stations) in Voorhof -
Buitenhof - Tanthof en Westerkwartier.
Delft streeft naar een kwartiersdienst voor de
stadsdienst en
een halfuursdienst in twee richtingen voor de servicelijn. De feitelijke
frequentie en bedieningsperiode zal na overleg door de openbaar
vervoersautoriteiten Haaglanden en stadsregio Rotterdam bepaald moeten worden.
Figuur 5‑6:
lijnvoering
vanaf 2007
Figuur 5‑7: oppervlakte
ontsluiting OV Delft
De
aanbevolen maximale loopafstand tot openbaar vervoerhaltes hangt af van de
functie van het vervoer. Het invloedsgebied van de stadsbus is hemelsbreed 350
m, dat komt gemiddeld neer op een werkelijke loopafstand van 450 m. Voor
streekbussen en de tram geldt een invloedsgebied van 450 m. hemelsbreed, dat
wil zeggen zon 550 m werkelijke loopafstand. In Figuur 5‑7 is de oppervlakte ontsluiting van de voorgestelde
lijnvoering te zien. Met het voorstel ontstaat een vervoerssysteem met een
oppervlakte ontsluiting heeft die gelijkwaardig is aan de huidige ontsluiting.
Met
de beschreven herzieningen in het openbaar vervoer, ontstaat een
vervoerssysteem met een oppervlakte ontsluiting heeft die gelijkwaardig is aan
de huidige ontsluiting, dat beter concurreert met de auto, en dat de mobiliteit
van afhankelijke reizigers vergroot.
De volgende maatregelen worden voorgesteld. De
maatregelen zijn gerangschikt naar prioriteit:
·
Maatregelen 2005 - 2010
OV
3: Tramlijn 19 Nieuwe
tramverbinding Technopolis - Delft
Ypenburg - Leidschendam
OV
6: Buslijn 37 Nieuwe
busverbinding Delft - Harnaschpolder
Wateringseveld - Den Haag
(via verlengde Kristalweg)
OV
7: Servicelijn Nieuwe
cirkelvormige lijnvoering in twee richtingen langs belangrijke voorzieningen in
Voorhof, Buitenhof, Tanthof en
Westerkwartier
·
Maatregelen 2010 - 2020
OV
1: Vier sporen: Spoorzoneontwikkeling
en uitbreiding naar 4 sporen; doorontwikkeling naar Stedenbaan
(light-railverbinding op traject
Den Haag - Delft -
Rotterdam - Gouda)
·
Maatregelen na 2020
OV
2: voorstadhaltes Voorhof en Sion t Haantje
OV
4: Tramlijn 37: Nieuwe tramverbinding
(voorheen bus) Delft Harnaschpolder - Wateringseveld- Den Haag (via noord-
zuidverbinding
Harnaschpolder)
OV
5: Tramlijn 37: Doortrekken van
Delft CS naar Emerald
De maatregelen zijn weergegeven in Figuur 5‑8
Figuur 5‑8: Maatregelen ten aanzien van het openbaar vervoer
In
1997 hebben de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Unie van
Waterschappen (UvW), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en het Rijk hun
handtekening gezet onder het convenant Startprogramma Duurzaam Veilig
Verkeer. Een onderdeel van het startprogramma was het opstellen van een
wegencategoriseringsplan: hierbij wordt het wegennet door de wegbeheerder
ingedeeld in stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen en
worden per wegcategorie inrichtingscriteria benoemd. Een specifiek onderdeel
van de wegencategorisering is het toepassen van rijrichtingscheiding en
markering op stroomwegen en op gebiedsontsluitingswegen. In december 2003 is
door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de decentrale overheden het
document Essentiλle HerkenbaarheidsKenmerken (EHK) vastgesteld.
Het
doel van het wegencategoriseringsplan is het vergroten van de
verkeersveiligheid binnen Delft door een eenduidig, logisch en herkenbaar
wegennet. Op een Duurzaam Veilig wegennet zijn de vorm, de functie
en
het gebruik van de weg met elkaar in overeenstemming; de weggebruiker kan dus
uit het wegbeeld en de wegomgeving herleiden welk gedrag gewenst is en welke
situaties te verwachten zijn. Bij het opstellen van het
wegencategoriseringsplan wordt nadrukkelijk gekeken naar de gewenste situatie,
rekening houdend met toekomstige ruimtelijke en verkeerskundige ontwikkelingen
tot 2020. De huidige vormgeving van de Delftse wegen is dus niet doorslaggevend
voor het vaststellen van een wegencategorie. Binnen Delft hebben vier wegen een
overduidelijke verkeersfunctie: de A4, de A13, de Kruithuisweg en de Provincialeweg
(alleen laatstgenoemde weg is in beheer van de gemeente Delft).
Het toekomstige Delftse
hoofdwegennet wordt gevormd door de A13, de A4, de Kruithuisweg en de
Provincialeweg. Deze wegen zijn nu al zodanig vormgegeven dat ze grote
hoeveelheden verkeer vlot en veilig kunnen verwerken. Door deze wegen de status
hoofdwegennet te geven betekent dit dat in de toekomst het wegontwerp gericht
zal blijven op doorstroming en capaciteit binnen de grenzen van geluidhinder en
luchtkwaliteit. Langzaam verkeer zal deze stroomwegen op termijn ongelijkvloers
moeten kruisen. Door de vormgeving kunnen de Provincialeweg en de Kruithuisweg
in geval van calamiteiten op de A4 en A13 ook gebruikt worden door doorgaand
verkeer. Op deze wijze wordt voorkomen dat het doorgaand verkeer een andere weg
door de stad gaat zoeken. Bovendien past dit hoofdwegennet goed binnen het Streekplan Zuid-Holland
West (februari 2003), waarin de Provincialeweg, de Kruithuisweg en de
doortrekking van de N470 zijn aangemerkt als regionale wegverbinding.
Daarnaast
zijn diverse gebieden binnen Delft in de afgelopen jaren bestempeld als
verblijfsgebied (30 km/u gebied). Er resteren echter vrij veel wegen waarop in
het verleden geen duidelijke keuze is gemaakt tussen verblijven of
verkeren. Die keuze wordt in het LVVP wel gemaakt.
Binnen Duurzaam Veilig
worden de volgende wegencategorieλn onderscheiden: stroomweg,
gebiedsontsluitingsweg en erftoegangsweg. De gemeente Delft heeft hieraan de categorie
wijkontsluitingsweg toegevoegd:
·
Stroomweg (80 tot 120 km/uur): een
weg met een pure verkeersfunctie (verkeersader) waarop een continue,
ongestoorde verkeersafwikkeling plaatsvindt met een relatief hoge snelheid.
o
Voorbeeld: Kruithuisweg;
·
Gebiedsontsluitingsweg (50 km/uur): een weg met een overwegende verkeersfunctie waarop verkeer van en
naar (woon)gebieden wordt gebundeld.
o
Voorbeeld: Schoemakerstraat
·
wijkontsluitingsweg (ontwerp 40 km/uur juridisch 50 km/uur): een weg met een gecombineerde verkeers- en verblijfsfunctie waarop
verkeer van en naar (woon)gebieden wordt gebundeld. Er is gekozen voor een
extra categorie omdat sommige wegen van groot belang zijn voor de
bereikbaarheid van de stad en te veel verkeer hebben om ze te kunnen in te
richten als verblijfsgebied; de verblijfsfunctie is echter dermate sterk, door
bijvoorbeeld veel oversteekbewegingen, of veel voetverkeer in langsrichting,
dat deze niet past bij de inrichting die hoort bij een gebiedsontsluitingsweg.
o
Voorbeeld: Phoenixstraat
De
wijkontsluitingswegen houden juridisch een 50 km/uur-regime, maar krijgen een
40 km ontwerp. Het is wettelijke toegestaan om een andere ontwerp-snelheid te
kiezen dan de snelheden van 30 en 50 km, zolang het de weggebruiker maar
duidelijk is welk gedrag van hem verwacht wordt. Een wijkontsluitingsweg wordt
smaller uitgevoerd en kan licht verhoogde oversteken voor langzaam verkeer
bevatten, deze worden echter vloeiend uitgevoerd. De wegen worden bij voorkeur
voorzien van een snelheidsbord met aanbeveling 40 km/uur. Bij de herinrichting
als wijkontsluitingsweg zal ook onderzocht worden welke
verkeersregelinstallaties met het nieuwe ontwerp kunnen komen te vervallen en
welke kruispunten kunnen worden heringericht als rotonde. In bijlage K is een
lijst opgenomen met VRIs die daarvoor in aanmerking komen. De voorgestelde
maatregelen zorgen ervoor dat de meeste autos niet harder zullen rijden dan 40
km/uur, handhaving zal, gezien de juridische status, niet plaatsvinden.
Op bijgaande kaart is het
resultaat van de wegencategorisering opgenomen (zie figuur 4-5). Op de kaart
met de wegencategorisering is te zien dat de binnenstad wordt ontsloten via een
ring van wijkontsluitingswegen. Een aantal gebiedsontsluitingswegen leiden de
bezoekers direct vanaf de stroomwegen naar deze ring en vice versa.
·
Erftoegangsweg: (max. 30 km/uur) een weg
met een pure verblijfsfunctie waarop gemotoriseerd verkeer zich met aangepaste
snelheid mengt met het langzaam verkeer. (verblijfsgebied)
o
voorbeeld: woonerven en 30-km zones
Het vakteam Mobiliteit
heeft door de ANWB een inventarisatie en een advies laten opstellen voor de
bewegwijzering in Delft. De eindrapportage van dit advies is eind maart 2005
aangeleverd. De inhoud van de rapportage kan worden gezien als het
bewegwijzeringsbeleid van de gemeente Delft. De essentie van de rapportage is
in bijlage I weergegeven.
De gebiedsontsluitingswegen
naar de binnenring zullen worden voorzien van een parkeerverwijssysteem, waarop
naast de Phoenix- en Zuidpoortgarage ook de Koepoortgarage aangegeven wordt.
Ook de woonwijken zijn vanaf de stroomwegen bereikbaar via ontsluitingswegen.
Daar waar ontsluitingswegen huidige of toekomstige woongebieden doorsnijden en
deze wegen een sterke verblijfsfunctie kennen, zullen ze op termijn worden
ingericht als wijkontsluitingswegen. Bedrijfsterreinen zijn bereikbaar via
gebiedsontsluitingswegen. Eventuele doorsnijding van deze gebieden door
gebiedsontsluitingswegen levert geen conflict op.
Bij openstelling van de N470 kan verkeer vanuit Delft deze route
gebruiken voor de richting de B-driehoek en Zoetermeer. De Delfgauwseweg (aan
de oostzijde van de A13) blijft een ontsluitende functie houden voor Delfgauw.
De bewegwijzering dient hierop te worden afgestemd. Verkeer richting Pijnacker,
B-driehoek en Zoetermeer wordt vanuit het zuidelijk deel van Delft en vanaf de
A13 via de N470 verwezen. Op de Delfgauwseweg blijft de verwijzing naar
Delfgauw van kracht.
Per wegencategorie zijn
diverse vormgevingskenmerken benoemd voor wegvakken en kruispunten, zoals het
snelheidsregime, de rijrichtingscheiding, de fietsvoorzieningen en de
snelheidsremmende maatregelen. Hierbij is gebruik gemaakt van de landelijke
uitgangspunten uit het document Essentiλle HerkenbaarheidsKenmerken (EHK),
aangevuld met richtlijnen de publicaties Duurzaam Veilige inrichting van wegen
binnen/buiten de bebouwde kom (Infopunt Duurzaam Veilig) en het Handboek
Wegontwerp (CROW). Bij de uiteindelijke formulering van de kenmerken is echter
nadrukkelijk rekening gehouden met de Delftse praktijksituatie. De kenmerken
per wegencategorie zijn in bijlage D vermeldt.
Figuur 5‑9:
Wegencategorisering Delft
Binnen de verblijfsgebieden (30-km zones) is een bijzondere inrichting
noodzakelijk voor wegen die onderdeel uitmaken van de busroutes of de routes
van hulpdiensten. Haaglanden ontwikkelt momenteel een nieuwe kaart met
calamiteitenroutes. Het kan voorkomen dat er drempels of plateaus zijn op busroutes die
door 30 km gebieden gaan. Dit zullen speciale drempels zijn met een lange
flauwe aanloop (busdrempels), zodat de hinder voor de passagiers gering is.
De licht verhoogde oversteken voor langzaam verkeer op wijkontsluitingswegen zijn
bus- en hulpdienstvriendelijk. Hierover heeft afstemming plaatsgevonden met de
hulpdiensten.
De volgende gerangschikte maatregelen worden
voorgesteld:
Maatregelen 2005 2010
W
1/2: Ombouw 50 km/u wegen naar gebiedsontsluitingswegen:
Westlandseweg,
Oostpoortweg, Schoemakerstraat, Rotterdamseweg, Delfgauwseweg, Derde
Werelddreef
W
3: Ombouw 50 km/u wegen naar wijkontsluitingswegen Ruys de Beerenbrouckstraat
W
4: Ombouw 50 km/u wegen naar erftoegangswegen o.a.
Nassaulaan, Krakeelpolderweg, Hof van Defltlaan
Een aantal andere herinrichtingsmaatregelen
komt elders aanbod, zoals:
AU9/ AU10/ AU11: versmalling van de Papsouwselaan
(AU9), Voorhofdreef (AU10) en Martinus Nijhofflaan (AU11). Deze
zullen uitgevoerd worden conform de hier
beschreven
principes.
AU
16 t/m 25 + 34: herinrichting Mijnbouwstraat en Michiel de Ruiterweg en het
inrichten van een aantal andere wegen in TU-noord als verblijfsgebied
Maatregelen 2010 - 2015
W
2: Ombouw 50 km/u wegen naar gebiedsontsluitingswegen Vrijebanselaan,
Tanthofdreef, Schieweg (zuidelijke deel), Reinier de Graafweg
W
3: Ombouw 50 km/u wegen naar wijkontsluitingswegen:
Ring
binnenstad (behalve Phoenixstraat, Westvest en TU-noord), Rotterdamseweg,
Engelsestraat, Buitenhofdreef, Van Foreestweg, Martinus Nijhofflaan,
Voorhofdreef
W 4: Ombouw 50 km/u wegen naar
erftoegangswegen o.a. Hugo de Grootstraat
Maatregelen 2015 - 2020
W
3: Ombouw 50 km/u wegen naar wijkontsluitingswegen Phoenixstraat
W 4: Ombouw 50 km/u wegen naar
erftoegangswegen Westvest
Figuur 5‑10: Maatregelen ten aanzien van de wegencatergorisering
De
beleidsruimte van de gemeente Delft voor het verbeteren van de regionale
bereikbaarheid is beperkt. Alleen over wegen waarvan de gemeente wegbeheerder
is kunnen zelfstandig beslissingen genomen worden. Voor ingrepen bij de
buurtgemeenten, in het provinciale net (Kruithuisweg) of Rijkswegennet (A4 en
A13) kan Delft alleen voorstellen bij die wegbeheerder indienen maar zij heeft
niet bevoegdheid hierover beslissingen te nemen.
Bij
de bereikbaarheidsstudie van het autoverkeer is gebruik gemaakt van het
regionale verkeersmodel van Haaglanden. Met behulp van dit model is vastgesteld
op welke relaties de autoreistijd in het spitsuur meer dan 1,5 x zo lang is als
de reistijd in de nacht. Uit de modelstudie blijkt dat de reistijd op bijna
alle relaties die gebruik maken van de A4, de A12 en de A13 een verliestijd
hebben van meer dan een factor 1,5 (spitstijd/nachttijd). Over deze wegen heeft
Delft echter geen zeggenschap. Deze verliestijd wordt vooral veroorzaakt bij de
aansluitingen van het onderliggend wegennet op de hoofdwegennet en op de wegen
die de grote steden ingaan. In Delft zijn dat de Kruithuisweg en alle
aansluitingen op de A13.
Door
Haaglanden is recent een regionale studie naar korte termijnmaatregelen ter
verbetering van de autobereikbaarheid uitgevoerd.
De
volgende maatregelen worden voor de corridor Rotterdam - Den Haag voorgesteld:
·
RA1: Prins Clausplein: extra verbinding voor
verkeer uit A13 Rotterdam naar Den Haag (via bestaand viaduct over de A4).
·
RA3: A13 westbaan: Aanleg spitsstrook van
Delft-Zuid naar Doenkade (N209)
·
RA5: A13 westbaan: Aanleg spitsstrook van Ypenburg
naar Delft Zuid
·
RA4: A13 oostbaan: Aanleg spitsstrook van Delft
Zuid naar Ypenburg
·
RA6: Kruithuisplein: aanpassing markering,
bewegwijzing en optimalisatie verkeerslichtenregeling
·
AU1: Verbreding Beatrixlaan tussen Delft en A4 naar
2x2 rijstroken.
De
gemeente Delft heeft deze maatregelen ondersteund. De realisatie van de extra
spitsstroken van de A13 is afhankelijk van de uitkomst van de tracιstudie naar
de A4 Delft-Schiedam (RA2). In die studie worden vier alternatieven vergeleken:
·
A4 sober
·
A4 ingepast volgens variant van de Intergrale
Ontwikkeling Delft Schiedam (IODS)
·
2 extra rijstroken A13 in combinatie met de
verbindingssnelweg A13/A16
·
Aanleg A54 Veilingroute (Harnaschknoop - Naaldwijk
- Westerlee) met of zonder Oranjetunnel onder Nieuwe Waterweg in combinatie met
een extra rijstrook voor de A20 tussen Westerlee en Kleinpolderplein.
De
trajectnota/MER A4 Delft Schiedam wordt naar verwachting in het voorjaar van
2005 geplubliceerd. Uit de eerste modelberekeningen van Rijkswaterstaat blijkt
dat in alle alternatieven de reistijdwinst in de ochtendspits gering is. Het
Prins Clausplein en de ring Rotterdam kunnen het extra verkeer niet verwerken.
Vanuit het perspectief bereikbaarheid en leefbaarheid in Rotterdam-Overschie
lijkt verbreding van de A13 in combinatie met de aanleg A13/A16 de beste keus. In alle alternatieven blijft
de A13 zeer zwaar belast omdat deze weg voor de meeste relaties de kortste en
snelste route is. Op het Delftse wegennet is de verschuiving van de
verkeerstromen beperkt tot de Kruithuisweg. Als de A4 wordt aangelegd zal het
Delftse verkeer zich iets meer verdelen over de A4 en A13. In afwachting van
het publicatie van de trajectnota/MER heeft de gemeente Delft vooralsnog steun
uitgesproken voor de A4 Delft-Schiedam ingepast volgens IODS-afspraken. In
bijlage H wordt een overzicht gegeven van het probleemoplossend vermogen van de
alternatieven (A4, A13+ A13/A16 en A54 met en zonder Oranjetunnel) uit de tussenrapportage
van de trajectnota/MER Delft- Schiedam en de effecten op de omgeving.
Het
autoverkeer zal in Delft worden geconcentreerd op een beperkt aantal routes, de
stroomwegenen de gebiedsontsluitingswegen. Op deze routes staat de doorstroming
van het verkeer binnen de grenzen van luchtkwaliteit en geluidhinder centraal.
Als gevolg van de toename van het aantal woningen en arbeidsplaatsen in en
rondom Delft zal het autoverkeer de komende jaren met 8% toenemen. Daarnaast is
er nog steeds een autonome groei van het autoverkeer. Deze groei wordt onder
andere veroorzaakt door de toename van de welvaart en het rijbewijs- en
autobezit onder ouderen. Verwacht wordt dat rond 2020 de autonome groei zal
afvlakken tot bijna 0%. Afhankelijk van de verplaatsingsafstand en het
verplaatsingsmotief is de toename van het verkeer door autonome groei en de
bouw van nieuwe woningen en werkgelegenheidsgebieden, zonder aanvullend beleid,
ongeveer 1 tot 2 % per jaar. De groei zal vooral op de stroomwegen (A4, A13,
Kruithuisweg, Provincialeweg) plaatsvinden. Op erftoegangswegen zal de toename
van het autoverkeer zelfs in 20 jaar bijna 0% zijn.
In
de modelberekeningen voor het Delftse wegennet in 2020 is de verkeersproductie
van alle nieuwbouwplannen in en buiten Delft meegenomen. Er is verondersteld
dat alle nu bekende plannen in 2020 zijn voltooid (o.a. Emerald, Ypenburg,
Wateringseveld, Harnaschpolder, Spoorzone, Poptahof). Alleen voor Technopolis
is verondersteld dat deze gebied in 2020 voor 75% gerealiseerd is (= 12.000
extra arbeidsplaatsen).
De
extra groei van het verkeer die ontstaat omdat dat meer mensen meer willen
autorijden, de zogenaamde autonome groei is niet in het model opgenomen. Er is
verondersteld dat de verbeteringen in het openbaar vervoer en het fietsverkeer
voldoende zijn om de autonome groei van het autoverkeer tot 2020 op te vangen.
Deze verwachting lijkt realistisch. Volgens de modelberekeningen kan tramlijn
19 binnen zijn invloedsgebied al 8% van de automobilisten uit de auto, in de
tram lokken. Daarnaast zullen de grootschalig investeringen in het spoorvervoer
(spoortunnel Delft, 4-sporen tussen Den Haag en Rotterdam, Stedenbaan,
frequentie verhoging) een serieus altenatief zijn voor veel autoritten.
Het wegennetwerk van 2020 is gelijk aan het huidige
wegennetwerk aangevuld met de N 470, de nieuwe verkeersstructuur
Harnaschpolder, Spoorzone, Poptahof en Technopolis en enkele kleinschalige
wijzingen elders in de stad. Er is geen rekening gehouden met een A4
Midden-Delfland of verbrede A13.
Figuur
5.10 geeft aan welke wegvakken in de toekomst zwaar of overbelast zullen
worden. Als een wegvak zwart gekleurd is betekent dit dat er meer verkeer over
de weg wil rijden dan de weg kan verwerken. Voor dit verkeer ontbreken
alternatieve routes of die hebben onvoldoende restcapaciteit. Ook de wegvakken
van met een belasting tussen de 80% en 90% zijn problematisch. De figuur geeft
niet aan waar de files zullen staan. Dit kan het overbelaste wegvak zelf zijn
maar meestal zijn dit ook de toeleidende wegen.
Figuur 5‑11:
Verzadigingsgraad Delftse wegennet 2020 (intensiteit/capaciteit)
Uit
de berekeningen van 2020 blijkt dat op de volgende wegen bij ongewijzigd
beleid, (ernstige) capaciteitsproblemen zullen ontstaan:
·
Kruithuisweg,
tussen A13 en Voorhofdreef;
·
Westlandseweg
(van Centrum - Delft tot in Den Hoorn);
·
Omgeving
Zuidpoortgebied;
·
kruising
van Foreestweg -Provincialeweg;
·
Prinses
Beatrixlaan (Delft - A4 - Rijswijk);
·
Enkele
op- en afritten A4 richting Den Haag.
Daarnaast
zullen ook enkele kruispunten overlast zijn. Deze kruispunten zijn niet apart
in de figuur aangegegeven. Als twee drukke wegen, maar niet overbelaste wegen,
elkaar kruisen is het kruisingvlak vaak ook overbelast.
Het
gaat om de volgende kruispunten:
·
Kruithuisweg
- Voorhofdreef
·
Beatrixlaan
- Provincialeweg - van Foreestweg - Ruys de Beerenbrouckstraat
Uit
lucht- en geluidberekeningen blijkt dat op de volgende wegen de normen
overschreden worden:
Ook
op andere wegvakken worden geluidnormenoverschreden maar de mate van
overschrijding is minder dan bij de hierboven vermelde wegen.
De
meeste knelpunten zijn al langer bekend evenals een aantal daarvoor bedachte
oplossingsrichtingen. Meestal betreft het toevoegen van nieuwe wegen of het
doorknippen van bestaande verbindingen. De omvang van de veranderling in
verkeersstromen wordt als maat gehanteerd voor de beslissing. Wegen met een
lage verkeersintensiteit (minder dan 5000 autos per etmaal op de doorsnede)
worden niet aangelegd. Van de andere wegen wordt bekeken op welke wegen het
verkeer toe- en afneemt en of deze effecten gewenst zijn.
In de volgende paragrafen is gebiedsgewijs een
overzicht gegeven van de resultaten van de bereikbaarheid- en
leefbaarheidsstudie autoverkeer. Het hoofdstuk is afgesloten met een opsomming
van de gekozen maatregelen.
Probleem: De Beatrixlaan is de
noordelijke invalsroute van de Delft. In de huidige situatie is de weg zeer
druk: 11.000 autos per richting per etmaal. Het wegvak kan dit verkeer goed
verwerken, alleen bij de aansluiting met de A4 ontstaat filevorming. In de
toekomst wordt de weg veel drukker: 20.000 autos per richting per etmaal. Het
overgrote deel van dit verkeer gaat naar Delft. De weg wordt overbelast. De
verzadigingsgraad meer dan 90%. Dit is bijna allemaal verkeer met als herkomst
of bestemming Delft.
Oplossing:
Verbreden
van de Beatrixlaan naar 2 rijstroken per richting. De Provincialeweg in Delft
en de Beatrixlaan in Rijswijk hebben ook twee rijstroken per richting dus een
flessenhals verdwijnt. De maatregel is goedkoop omdat de Beatrixlaan brede
bermen heeft. Alleen tussen DSM-Gist en de brug over de Kastanje wetering is de
ruimte beperkt. Dit deel ligt in de gemeente Delft
Effecten: De doorstroming op de
Beatrixlaan verbetert en de weg past goed bij de transformatieplannen in het
gebied Sion en t Haantje. Het knelpunt bij de aansluiting op de A4 wordt niet
opgelost zodat de reistijdwinst gering is.
Er
wordt voorgesteld om de Beaxtrixlaan te verbreden [AU1]. De weg ligt
overigens grotendeels in de gemeente Rijswijk, dus Delft kan alleen samen met
Rijswijk een beslissing nemen. Rijswijk steunt de verbreding van de
Beaxtrixlaan.
Probleem: Op de Ruys de
Beerenbrouckstraat rijden in 2020 ongeveer 7000 autos per richting. De weg
zelf kan deze hoeveelheid verkeer goed verwerken maar minder verkeer is
gewenst: minder geluidhinder en een beter woon- en leefmilieu.
De
Harnaschpolder is voor Delftse verkeer alleen via de Hoornseweg bereikbaar. Een
tweede route via de van Foreestweg is geblokkeerd met een knip.
De
regio Haaglanden en de gemeente Rijswijk hebben het gebied tussen Delft-noord
en Rijswijk A4 te bestemd als transformatiegebied. Een studie naar het
toekomstig gebruik van deze locatie is gestart.
Voor
deze gebieden is een nieuwe ontsluitingsweg nodig. De gemeente Rijkswijk wil
Ypenburg ook beter verbinden met winkelcentrum In de Boogaard.
Oplossing:
De
Zuidweg vormt een nieuwe verbinding tussen de A4-Harnaschknoop (Harnaschdreef)
en de A13-noord Vrijebanselaan. Er komen kruispunten met de Beatrixlaan en de Lange
Kleiweg. De Zuidweg ligt geheel in de gemeente Rijswijk dus Delft heeft geen
beslisingsbevoegdheid. Er zijn twee varianten uitgerekend. Een variant waarin
alleen de westlijke tak is aangelegd (tussen A4 en Beatrixlaan), en een variant
waarin de Zuidweg compleet, dus westtak + oosttak, is aangelegd (zie Figuur 5‑12). De oosttak is erg kostbaar. Er zitten dure kunstwerken in voor de
kruising met het spoor en met de Vliet. De Zuidweg past goed bij de bouwplannen
die de gemeente Rijswijk heeft in dit gebied. De weg zal deeluitmaken van de de
toekomstige hoofdontsluitingsstructuur.
Effecten: Bij de verkeersberekening
is nog geen rekening gehouden met de bouwplannen van de gemeente Rijkswijk.Uit
modelstudies blijkt dat de westtak weinig verkeer aantrekt: 3000 autos per
richting. Voor het verkeer Harnaschpolder - centrum Delft is de route via de
Hoornseweg veel aantrekkelijker. De oosttak wordt veel te druk. Er ontstaat een
nieuwe route Ypenburg - Vrijebanselaan - Zuidweg - Lange Kleiweg: 4000 autos
per richting. De Zuidweg heeft geen invloed op de verkeersintensiteit op van
Foreestweg, de Ruijs de Beerenbrouckstraat of de Hoornseweg. De route A4 - A13
en de route t Haantje Calvι (Wateringseweg) worden wel rustiger.
Voorgesteld wordt om de Zuidweg westtak
[AU13] aan te leggen om daarmee de bereikbaarheid van de Harnaschpolder te
verbeteren.
Figuur 5‑12: Zuidweg
Probleem: Dit kruispunt is in de
huidige situatie druk en wordt als gevaarlijk ervaren. In de toekomst zal het
Delftse deel van de Harnaschpolder via de van Foreestweg ontsloten worden zodat
de intensiteiten nog meer zullen toenemen. Om te voorkomen dat de volledige
Harnaschpolder via de van Foreestweg ontsloten wordt is in de plannen van de
Harnaschpolder en knip gemaakt ter hoogte van de Lookwatering. Het grootste
deel van de Harnaschpolder zal dan via de Harnaschdreef ontsloten worden. Uit
de modelberekeningen blijkt dat de knip niet nodig is als de Harnaschpolder via
woonerven aan de van Foreestweg gekoppeld wordt. Het weglaten van de knip is
gunstig voor de interne verkeerscirculatie. De weg zal dan weinig gebruikt worden.
De route wordt aantrekkelijk als een directe en snelle route gemaakt wordt
tussen Harnaschdreef en van Foreestweg.
Oplossing: Er zijn twee mogelijkheden
om de capaciteitsproblemen te verminderen.
1.
Het eenvoudigst is het vergroten van de capaciteit van het kruispunt
Provincialeweg van Foreestweg. Dit betekent extra opstelruimte maken bij de
verkeerslichten
2.
Een deel van het verkeer leiden naar een nieuwe aansluiting op de
Provincialeweg ter hoogte van de Van der Dussenweg. Eventueel in combinatie met
het opheffen van de bestaande aansluiting Provincialeweg - Buitenwatersloot.
Figuur 5‑13: aansluiten Van
der Dussenweg op Provincialeweg
Effecten:
De
capaciteitvergroting van het bestaande kruispunt heeft geen nadalige effecten.
Het extra verkeer op de Van Foreestweg is echter minder gewenst. De nieuwe
aansluiting ter hoogte van de Van der Dussenweg wordt niet druk (4000 mvt per
etmaal). Als de uitvoegstrook naar de Buitenwatersloot wordt afgesloten komen
er nog 1000 autos per etmaal bij. De verkeersintensiteit op de Van Foreestweg
daalt. Ook is rijdt er minder verkeer over de routes van de Van Foreestweg naar
Ecodus. Deze effecten zijn te gering om een nieuwe aansluiting nu al te
rechtvaardigen. Een ruimtelijk reservering is wel gewenst omdat de maatregel
een positieve bijdrage levert aan de leefbaarheid in de wijk, met uitzondering
van de directe omgeving van de nieuwe aansluiting.
Er
wordt voorgesteld om de Harnaschpoller te handhaven, de capaciteit
kruispunt van Foreestweg - Provincialeweg vergroten [AU7b] en ruimte te
reserveren voor aansluiting Ecodus op Provincialeweg [AU8]. Deze reservering
vervalt als blijkt dat de capaciteitsvergroting van de van Foreestweg voldoende
is.
Op
korte termijn zal de verkeersveiligheid van het kruispunt verbeterd worden. De
verkeerslichtenregeling zal worden uitgebreid met een voorziening die er voor
zorgt dat de rechtdoorgaande richting op de provincialeweg op een veilig moment
naar rood schakelt. Hierdoor wordt het door roodlicht rijden zoveel mogelijk
voorkomen. Als een potentiλle roodlicht-rijder gedecteerd is zal de kruisende
(fiets-)richting vertraagd groen krijgen. Ook zal de provincialeweg zal
voorzien worden en verkeersdrempels zoals die bij de kruising
Provincialeweg-Westlandseweg al liggen. [AU7a]. Met deze maatregelen zal het
aantal ongevallen en de ernst van de ongevallen afnemen. Op de lange termijn
wordt voorgesteld op de fietsoversteek over de provincialeweg ongelijkvloers te
maken (zie FAP II) [ F14d].
Probleem:
De
Hoorseweg en de Woudseweg zijn hele drukke wegen (8.000 autos per richting)
met als gevolg files en lucht- en geluidproblemen. Door nieuwbouw in de
Harnaschpolder wordt de weg nog drukker, ongeveer net zo druk als de weg voor
openstelling van de A4 was.
Oplossing: Het doortrekken van de
Reinier de Graafweg naar de A4 wordt al jaren als oplossing voor de Hoornseweg
genoemd. Echter langs de Reinier de Graafweg staan woningen. Uit de eerste
modelberekeningen blijkt dat de verlengde Reinier de Graafweg weinig gebruikt
zal worden. Voor het meeste verkeer blijft de oude route het snelst. De
volgende maatregelen zijn toegevoegd om de Reinier de Graafweg aantrekkelijker
te maken:
·
Knip
Jan Thomeelaan ter hoogte van Reinier de Graafweg
·
Knip
Buitenwatersloot onder viaduct Provincialeweg
·
Hoornseweg
inrichten als 40 km-zone
·
Harnaschdreef
direct aansluiten op doorgetrokken Reinier de Graafweg
Het
resultaat van deze vier maatregelen is weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 5‑14: Doorgetrokken R. de Graafweg met maatregelpakket
Effecten:
De
verkeersintensiteit op de Hoornseweg daalt tot een aanvaardbaar niveau, lucht-
en geluidproblemen worden opgelost. Dit maakt het mogelijk de inrichting van de
weg meer af te stemmen op de omgeving. De Reinier de Graafweg krijgt in de
toekomst meer verkeer te verwerken. De aantallen zijn niet zo hoog dat grote
geluidoverlast te verwachten is. Bij de herinrichting van het Reinier de
Graafterrein kan getracht worden de nadelen voor de huidige woningen langs de
Reinier de Graafweg te verminderen. Dit kan bijvoorbeeld door een
parkeervoorziening van het nieuwe ziekenhuisterrein aan te sluiten bij de Jan
Thomιlaan en het andere parkeerterrein zo dicht mogelijk aan te leggen bij de
Buitenhofdreef.
Er
wordt voorgesteld op de Reinier de Graafweg [AU5, AU6, AU30] door te
trekken naar de A4 en de Hoornseweg in te richten als een wijkontsluitingsweg (40
km -ontwerp).
Probleem: De Provincialeweg tussen de
Westlandseweg en de Kruithuisweg heeft een vormgeving die geschikt is voor veel
verkeer, terwijl de weg relatief weinig gebruikt wordt (8000 autos per
richting. In de toekomst wordt de Provincialeweg drukker: 11.000 autos per
richting. De Papsouwselaan is veel drukker (12.000 autos per richting) en
heeft veel kruisend langzaam verkeer.Deze weg veroorzaakt meer geluidhinder dan
de Provincialeweg. Bovendien is het de weg waar in Delft de meeste
letselongevallen gebeuren, met name bij de kruispunten. Als de Martinus
Nijhofflaan wordt aangesloten op de Provincialeweg kan de Papsouwselaan
versmald worden tot 1 rijstrook per richting, maar de Papsouwselaan blijft dan
nog steeds druk. De intensiteit op de Provincialeweg stijgt tot 18.000 autos
tussen Nijhofflaan en Westlandseweg. Hiervoor is een profiel van 2 rijstroken
per richting noodzakelijk.
De
vraag is of op het gedeelte van de Provincialeweg zuidelijk van de Martinus
Nijhofflaan deel in de toekomst 2 rijstroken per richting met een
snelheidsregime van 80 km/uur noodzakelijk is. Halvering van het aantal
rijstroken in combinatie met een snelheidslimiet van 50 km/uur maakt het
mogelijk om op de vrijkomende grond woningen te realiseren en de wijken Voorhof
en Buitenhof beter met elkaar te verbinden. Echter ook op de Voorhofdreef lijkt
het mogelijk om de weg te versmallen en op de vrijgekomen ruimte woningen te
bouwen. In een aparte memo zijn de mogelijkheden voor de ruimtelijke
ontwikkelingen langs de provinciale weg toegelicht.
Oplossing:
Er zijn
twee oplossingen onderzocht. In beide oplossingen is verondersteld dat de
Martinus Nijhofflaan is aangesloten op de Provincialeweg overeenkomstig de
plannen van de Poptahof en dat de Voorhofdreef is ingericht als een
wijkontsluitingsweg (= 40 km-ontwerp). De kruispunten kunnen dan bijvoorbeeld
vervangen worden door rotondes. Het gedeelte van de Provincialeweg tussen de
Westlandseweg en de Martinus Nijhofflaan heeft een snelheidslimiet van 50
km/uur.
·
Oplossing
1: Provincialeweg versmallen tot 1 rijstrook per richting; snelheid 50 km/uur;
·
Oplossing
2:Voorhofdreef versmallen tot 1 rijstrook; Provincialeweg 2x2 met 80 km/uur
tussen Kruithuisweg en Martinus Nijhofflaan.
Bij
beide oplossingen kan de vrijkomende ruimte bestemd worden voor bijvoorbeeld
woningbouw.
In
de toekomst is de omvang van het verkeer zodanig dat de Provincialeweg en de
Voorhofdreef/Papsouwselaan samen 3 rijstroken per richting nodig hebben om al
het verkeer te kunnen verwerken. Als beide wegen 1 rijstrook per richting
krijgen gaat verkeer zwerven door de stad. Het gevolg is onder andere meer
verkeer op wegen waar dat niet gewenst is (bijvoorbeeld TU-noord gebied).
Figuur 5‑15: oplossing 2,
Provincialeweg 2 x 2 (80 km/uur) en Papsouwselaan/Voorhofdreef 2 x 1 (40
km/uur)
Effecten:
Uit de
vergelijking van de beide oplossing blijkt dat het versmallen van de
Provincialeweg in combinatie met het verlagen van de snelheidslimiet tot 50
km/uur leidt tot een toename van het verkeer op de Buitenhofdreef en de
Voorhofdreef. Het extra verkeer op de Voorhofdreef/Papsouwselaan veroorzaakt
meer geluidhinder en er ontstaan meer conflicten tussen langzaam verkeer en
autoverkeer, omdat deze wegen geen ongelijkvloerse oversteekvoorzieningen
hebben en de Provincialeweg wel. Als omwille van de leefbaarheid de snelheid op
de Voorhofdreef verlaagd wordt tot 30 km/uur zal meer verkeer via
erfontsluitingswegen gaan rijden.
Het
verkeer op de Provincialeweg is erg gevoelig voor het snelheidsregime. De
kortste routes tussen Tanthof en winkelcentrum In de Hoven lopen via de
Voorhofdreef of de Buitenhofdreef. Hoe sneller (in tijd) de route via de
Provincialeweg is hoe meer hiervan gebruik gemaakt zal worden. De route via de
Provincialeweg kan voor verkeer vanaf de A13 en straks eventueel de A4 ook
aangewezen worden als invalsroute voor de binnenstad. Zeker vanaf de A13 is dan
een snelle route gewenst aangezien deze route moet concurreren met de in
afstand veel kortere route via de Schoemakerstraat.
Voorgesteld wordt om de Provincialeweg
beide rijstroken te handhaven en het snelheidsregime beperkt aan te passen:
Tussen Westlandse weg en Martinus Nijhofflaan 50 km/uur en zuidelijk daarvan 80
km/uur. Deze maatregel maakt het mogelijk om zowel de Papsouwselaan als de
Voorhofdreef te versmallen tot 1 rijstrook per richting en in te richten als
een wijkonsluitingsweg (40 km/uur‑ontwerp). [AU9,
A10,A11].
Probleem: Het verkeerssysteem van
Delft is reeds zwaar belast, met name op de Kruithuisweg tussen de Voorhof en
de A13 is het druk. Met de komst van de bedrijvigheid van Technopolis zal het
systeem geleidelijk extra belast worden. De wijken Tanthof-oost,
Schie-oevers-zuid en Technopolis zijn elk via maar ιιn weg met de rest van de
stad verbonden. Het maakt de bereikbaarheid, zoals eerder al is uiteen gezet,
kwetsbaar bij calamiteiten. Een tweede ontsluiting is gewenst.
Oplossing:
Om de
bereikbaarheid van Technopolis in de toekomst op een aanvaardbaar niveau te
brengen en te handhaven, zijn in het bestemmingsplan Technopolis de volgende
verkeersmaatregelen voorgesteld:
·
[AU2]
De Kruithuisweg dient op termijn ongelijkvloers te kruisen met de Voorhofdreef.
In 2010 is het kruispunt tot zijn capaciteit belast. Deze maatregel verbetert
de doorstroming op de Kruithuisweg en op de verbinding van Tanthof- Oost met
Voorhof en overige delen van de stad. De Kruithuisweg ligt buiten het
plangebied voor dit bestemmingsplan;
·
[AU4]Verdubbeling
van de capaciteit van het kruispunt Schoemakerstraat- Kruithuisweg is
noodzakelijk door het plaatsen van verkeerslichten of het vergroten van de
opstelcapaciteit.
·
Op
termijn (2015-2025) is een brug over de Schie en verdubbeling van de capaciteit
van het kruispunt Schieweg- Kruithuisweg (door verkeerslichten of vergroten van
de opstelcapaciteit) noodzakelijk.
·
[AU3]
Ten behoeve van de ontsluiting van bedrijventerrein Schie-oevers zal de brug over
de Schie reeds voor 2015 (dus binnen de bestemmingsplanperiode) gerealiseerd
moeten worden. In de bestemmingsplannen Technopolis en Schie-oevers is hiervoor
al ruimte gereserveerd ter hoogte van de Karitaatmolensloot (Makro).
Over
de verkeersmaatregelen voor Technopolis is in de MER/Technopolis al uitgebreid
gerapporteerd en geconcludeerd dat deze maatregelen noodzakelijk zijn.
Als
de brug over de Schie wordt aangelegd ter hoogte van de Makro zullen hier
slechts 2000 autos gebruik van maken. Het gebruik van de Schiebrug neemt toe
als Technopolis op de A13 wordt aangesloten en als de brug noorderlijker, ter
hoogte van de Faradayweg, komt te liggen. De brug krijgt daardoor een meer
ontsluitende functie voor beide bedrijfsterreinen. De Faraday-locatie is ook
zeer gunstig voor het fietsverkeer omdat deze brug dan samenvalt met de
fietsroute Tanthof - Schie-oevers Technopolis en Technopolis beter met
station Delft-Zuid verbindt. Zo ontstaat er een tweede centrale as in het
plangebied. Er wordt daarom voorgesteld ter hoogte van de Faradayweg een
brug aan te leggen ten behoeve van fiets- en autoverkeer. [AU14]
In
het TU-noord en het TU-middengebied speelt een viertal plannen, namelijk:
·
Mekelweg
autovrij
·
Lijm
en Cultuur: Evenementterrein en gebouw op de locatie van de voormalige
Gelatinefabriek aan de Rotterdamseweg
·
Renovatie
en nieuwbouw in het TU-noord gebied met gewijzigde verkeerscirculatie
·
Bouwplan
TNO-Zuidpolder (Cheops)
·
Aanleg
tramlijn 19, waardoor er minder ruimte is voor voor autoverkeer op de
Sebastiaansbrug
Delen
van het TU-noordgebied hebben in de huidige situatie grote overschrijdingen van
de lucht- en/of geluidnormen.
In
de nieuwe verkeerscirculatie van het TU-noordgebied wordt voorgesteld om de
Mijnbouwstraat (weer) in twee richtingen open te stellen, de Julianalaan af te
sluiten van de Schoemakerstraat en het Poortlandplein in te richten met een
rotonde. Verder komt er een betere verbinding via de Christiaan Huygensweg en
de Jaffalaan tussen Rotterdamseweg en de Schoemakerstraat. De Mekelweg wordt
autovrij gemaakt om de realisatie van tramlijn mogelijk het maken. Deze
maatregelen zijn allemaal al in de planontwikkeling besproken van TU-noord, van
tramlijn 19 en van Lijm- en Cultuur. [AU16 t/m AU25, AU34]
Alleen het effect van het
bouwplan TNO-Zuidpolder onderzocht. Uit de model bereking blijkt dat de
capaciteit van deze aansluiting fors vergroot moet worden. [AU33]
Het
TU-noord-gebied blijft na deze wijzigingenin de verkeerscirculatie zeer zwaar
belast. Zowel vanuit capaciteit als leefbaarheid is het gewenst dat minder
verkeer via deze wegen naar de binnenstad rijdt. De luchtkwaliteit en de
geluidhinder blijven zorgelijk. Er is geen eenvoudige oplossing te vinden voor
het overbelaste netwerk in het TU-noordgebied. Het meeste verkeer heeft een
bestemming in het noorden of midden van de TU-wijk of in de binnenstad
(Zuidpoortgarage). Het is niet goed mogelijk voor dit autoverkeer
aantrekkelijke alternatieve routes aan te bieden. Een tot de Rotterdamseweg
doorgetrokken Minervaweg (Minvervaroute) heeft te weinig effect, omdat er
weinig doorgaand verkeer op de huidige wegen (Zuidwal) zit. De Koepoortgarage
biedt enige ontlasting evenals als het geleiden van A13‑verkeer via de
Kruithuisweg - Provincialeweg naar de binnenstad. De oplossing zal gevonden
moeten worden in het reduceren van het autoverkeer.
Probleem:
De
belangrijkste ontwikkeling in Delft-oost is de uitbreiding van IKEA. Hieraan is
al een aparte studie gewijd die geleid heeft tot een nieuwe ontwerp van de
aansluiting van IKEA op het hoofdwegennet [AU31]. Langs de Delftsgauwseweg en
bij de woningen die dicht langs de A13 liggen zijn er grote problemen op het
gebied van geluidhinder en luchtkwaliteit. Aan de omvang van het verkeer op de
A13 kan de gemeente Delft niets veranderen. Wellicht heeft de realisatie van de
Stedenbaan een positief effect. De problemen op de Delfgauwseweg zullen een
stuk minder worden als de N470 wordt geopend.
Oplossing: Aanvullend is het mogelijk
de verkeersintensiteit nog verder te verlagen als Delfgauwseweg via de Hoflaan
wordt aangesloten op de A13 bij IKEA.
Figuur 5‑16: Delfgauwseweg
via Holaan aangesloten op A13
Effect:
Uit de
modelberekeningen blijkt dat de Hoflaan ongeveer 14.000 autos aantrekt en
daarmee de Delfgauwseweg fors ontlast. Over deze weg zullen minder dan 5.000
autos rijden. Ook de route Delfgauw Kruithuisplein A13 wordt rustiger
(3.000 autos minder).
Elders
zijn de veranderingen in verkeerintensiteit minder dan 2000 autos. De poller
in Emerald heeft in de toekomst, na openstelling van de N470, weinig invloed op
deze veranderingen. Als de poller wordt verwijderd zal het noordelijk deel van
de Laan der Zeven Linden ongeveer 2500 autos extra krijgen. Voor het
Delftsewegennet heeft dit geen gevolgen.
De
aanleg van de N470 en het weren van het sluipverkeer zijn reeds ingezette
maatregelen om de verkeersoverlast op de Delfgauwseweg en de Nassaulaan te
beperken. Als na realisatie van deze maatregelen toch blijkt dat de lucht- en
geluidproblemen langs de Delfsegauwseweg onvoldoende verminderd zijn kan de
Hoflaan aangelegd worden.
Voorgesteld wordt een tracι voor het
doortrekken van de Hoflaan te reserveren. [AU12]
Voor
de bereikbaarheidsstudie autoverkeer zijn een groot aantal maatregelen
onderzocht. Er zijn er zelf nog veel meer onderzocht en combinaties van
maatregelen dan er de voorgaande paragrafen vermeld zijn. Er is volstaan in het
presenteren van een selectie van kansrijke maatregelen. Kleinere ingrepen in
het wegennetwerk en met name in de verblijfsgebieden zijn niet gerapporteerd.
Deze hebben namelijk geen gevolgen voor de toekomstige structuur van de stad.
Deze geselecteerde maatregelen hebben allemaal tot doel het verbeteren van de
leefbaarheid van de stad en het waarborgen van een goede bereikbaarheid.
De
luchtkwaliteit langs een aantal drukke wegen in Delft verbetert door de
maatregelen uit dit LVVP en het Plan van aanpak luchtkwaliteit 2005-2020. Door
de maatregelen die getroffen worden zal in 2020 geheel Delft aan de
luchtkwaliteitsnormen voldoen. Een aantal woningen aan de Delfgauwseweg die
zeer dicht op de A13 staan zullen echter, indien er geen aanvullend bronbeleid
door de rijksoverheid wordt genomen om het verkeer schoner te krijgen, in 2020
wel nog te maken hebben met overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen. De
overschrijdingen die hier optreden hebben te maken met de zeer hoge
intensiteiten van het verkeer op de A13, en de bijbehorende grote uitstoot. De
gemeente Delft heeft hier slechts een zeer geringe invloed op.
De
gemeente is niet in staat om deze maatregelen allemaal zelf volledig te
financieren. Dat is ook niet de bedoeling. Instemmen met een maatregel betekent
dat een (subsidie-)bijdrage gevraagd zal worden aan andere overheden en dat
projecten die belang hebben bij de realisatie een deel van de kosten zullen
dragen. Daarnaast heeft dit besluit gevolgen voor de bestemmingsplannen omdat
hierin een ruimtelijke reservering zal worden opgenomen.
Samengevat
worden voor het autoverkeer de volgende maatregelen voorgesteld:
Externe
bereikbaarheid:
·
RA1: Prins Clausplein: extra verbinding voor
verkeer uit A13 Rotterdam naar Den Haag (via bestaand viaduct over de A4).
·
RA3: A13 westbaan: Aanleg spitsstrook tussen
Delft-Zuid en Doenkade (N209), Deze maatregel afhankelijk van de besluitvorming
over trajectnota/MER A4 Delft - Schiedam
·
RA4: A13 oostbaan: Aanleg spitsstrook tussen Delft
Zuid en Ypenburg. Deze maatregel afhankelijk van de besluitvorming over
trajectnota/MER A4 Delft - Schiedam
·
RA6: Kruithuisplein: aanpassing markering,
bewegwijzing en optimalisatie verkeerslichtenregeling
·
AU1: Verbreding Beatrixlaan tussen Delft en A4 naar
2x2 rijstroken.
·
RA2: Aanleg A4 Midden-Delfland volgens IODS-variant
(voorlopig standpunt)
Interne
bereikbaarheid:
·
AU1:
Verbreding Beatrixlaan tot 2 x 2
·
AU13:
Zuidweg westtak
·
Handhaven
Harnaschpoller
·
AU7b:
Capaciteit kruispunt van Foreestweg - Provincialeweg vergroten;
·
AU8:
Ruimte reserveren voor aansluiting Ecodus op Provincialeweg, beslissing nemen
nadat de Harnaschpolder is voltooid
·
AU5
en AU30: Doortrekken Reinier de Graafweg naar A4
·
AU6:
Hoornseweg inrichten met 40 km-ontwerp
·
Provincialeweg
2 x 2 tussen Westlandseweg en M. Nijhofflaan 50 km/uur ; tussen M. Nijhofflaan
en Kruithuisweg 80 km/uur
·
AU9,
AU10 en AU11: Papsouwselaan/Voorhofdreef/ Martinus Nijhofflaan 2 x 1 rijstrook
en 40 km/uur-ontwerp
·
AU2:
Kruithuisweg ongelijkvloers over de Voorhofdreef/Tanthofdreef leiden
·
AU3:
Vergroten capaciteit kruising Schieweg - Kruithuisweg
·
AU4:
Vergroten capaciteit kruising Schoemakerstraat Kruithuisweg
·
AU33:
Vergroten capaciteit kruising TNO-Zuidpolder - Schoemakerstaat
·
AU14:
Aanleg Schiebrug ter hoogte van de Faradayweg en handhaven van de bestaande
reservering bij de Karitaatmolensloot zolang de nieuwe verbinding nog niet is
vastgesteld in bestemmingsplannen
·
AU25:
Mekelweg autovrij
·
AU16
t/m AU24, AU33: aanpassen verkeerscirculatie TU-noord
·
AU12:
reserveren Hoflaantracι naar A13 bij IKEA
·
AU32,
AU35, AU36: aanpassen verkeerscirculatie Spoorzone
·
AU31:
Vergroten capaciteit kruispunt Oostportweg - A13
Figuur 5‑17: Maatregelen ten aanzien van het autoverkeer
In
de Delftse Duurzaamheidsmonitor wordt jaarlijks gerapporteerd over de effecten
van het Delftse beleid. Deze effecten worden vergeleken met de vastgestelde
beleidsdoelstellingen. De algemene doelstelling van het LVVP is duidelijk: Het
Delftse verkeers- en vervoersbeleid moet leiden tot voor iedereen een gezonde
leefomgeving in een bereikbare, economische florerende en verkeersveilige stad,
die behoort tot de beste fietssteden van Nederland. Deze doelstelling is
vertaald in een toename van het gebruik van de fiets en openbaar vervoer en een
afname van het gebruik van het auto.Deze mobiliiteitseffecten van de dit beleid
zijn uitstekend te monitoren op basis van telcijfers en
verkeersongevallenstatistieken. In de Duurzaamheidsmonitor wordt hierover al
jaarlijks gerapporteerd. Daarin staan ook de monitorring van aan verkeer
verwante aspecten zoals geluidhinder en luchtkwaliteit. Het Delftse statistisch
jaarboek geeft een beeld van het economisch functioneren van de stad. De
combinatie van deze hiervoor genoemde aspecten levert een volledige monitoring
van het LVVP-beleid op.
Concreet
bevat de mobiliteitsmonitor de volgende indicatoren:
·
aantal
verkeersongevallen onderverdeeld naar afloop;
·
indexcijfers
verkeersintensiteit autoverkeer op binnenstadsring en invalswegen;
·
indexcijfers
verkeersintensiteit fietsverkeer op 4 locaties;
·
indexcijfers
in- en uitstappers openbaar vervoer uitgesplitst naar stadsdienst,
streekdienst, tramlijn 1 en NS-stations.
·
monitoring
lucht en geluid
Op
ruim 80 telpunten in Delft wordt het gemotoriseerd verkeer automatisch geteld.
Deze telpunten liggen bijna allemaal op de grote met verkeerslichten geregelde
kruispunten. Op basis van deze telgegevens is een monitor ontwikkeld. De
monitor bestaat uit een buitencordon en een binnencordon. Op het buitenkordon
is geteld hoeveel verkeer van en naar Delft rijdt. Dit is verkeer dat ιιn van
de volgende wegen kruist: de Kruithuisweg, de Provincialeweg, de noordgrens van
de gemeente Delft en de A13. Het binnencordon wordt gevormd door de wegen rondom
de binnenstad zoals onder andere de Phoenixstraat, de Insulindeweg, de van
Miereveldlaan en de Mijnbouwstraat/Julianalaan. Op het binnencordon is opgeteld
hoeveel verkeer de telpunten passeert. De monitor is in 2002 ontwikkeld. Met
behulp van digitale archieven was het mogelijk om indicatoren vanaf 2000 te
berekenen. In de komende jaren wordt de monitor nog verder verfijnd omdat het
mogelijk is/wordt om automatisch en digitaal nog meer informatie uit de
verkeersregelautomaten te verzamelen.
Het
telnetwerk is nog niet compleet. Er ontbreken tellussen in de Schoemakerstraat
en de Rotterdamseweg ter hoogte van de Kruithuisweg. Deze telpunten zijn op
korte termijn noodzakelijk omdat de verkeerseffecten van Technopolis goed te
kunnen monitoren en om het cordon Kruithuisweg compleet te krijgen.
Advies: plaatsing tellussen in
Schoemakerstraat en Rotterdamseweg: positief
In
onderstaande tabel (Tabel
6‑1) is de zijn de resultaten van de automonitor
weergegeven. Het jaar 2002 is als basisjaar gebruikt. 2002 is het jaar waarin
de monitor ontwikkeld is. Het is ook het laatste jaar voor de grote ingrepen in
het verkeersnetwerk zoals de bouw van de Zuidpoortgarage en de rotonde in de
Delfgauwseweg.
Tabel 6‑1: monitor wegverkeer
|
intensiteit |
index |
index |
index |
index |
index |
cordon |
2002 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
totaal
cordon centrumring |
154.885 |
98 |
102 |
100 |
104 |
109 |
|
|
|
|
|
|
|
cordon
Kruithuisweg |
79.046 |
97 |
96 |
100 |
99 |
97 |
cordon
Provinciale Weg |
49.158 |
97 |
98 |
100 |
100 |
104 |
cordon
noordgrens |
49.158 |
97 |
98 |
100 |
100 |
104 |
cordon
A13 |
98.257 |
99 |
99 |
100 |
99 |
103 |
totaal
buitencordon |
98.257 |
99 |
99 |
100 |
99 |
103 |
Uit
de monitor blijkt dat de omvang van het in- en uitgaand autoverkeer in 2004 ten
opzichte van 2002 met 3% gestegen is. Het binnencordon is 9% drukker geworden.
Deze toename komt door de bouw van de rotonde in de Delftsestraatweg en de
tijdelijke afsluiting van de Nassaulaan en de bouwhinder van Zuidpoortgarage.
Het autoverkeer is daardoor vaker omgereden. Als de periode 2000-2004 wordt
bekeken valt op het buitencordon een groei gemeten is van gemiddeld 1,5% per
jaar. Deze groei is helemaal in 2004 ontstaan. In 2000 waren deze wegen net zo
druk als in 2003.
In 2002 is op 37 punten in de stad fietsverkeer visueel
geteld. Op basis van deze gegevens is een monitor ontwikkeld. Gezien de hoge
kosten van de tellingen is het de bedoeling om jaarlijks op een beperkt aantal
(4) punten te tellen en eens in de 5 jaar uitgebreid. In 2003 en 2004 is op de
volgende locaties geteld: Irenetunnel, Bolwerk, Koepoortbrug en de
Vrijebanselaan. De tellingen worden half november gedurende twee dagen (dinsdag
en donderdag) gedaan. November is een maand met de minste schommelingen in het fietsgebruik
vanwege weeromstandigheden (zon, sneeuw). In het fietsactieplan II is een
uitgebreidere monitor opgenomen.
Daarin
is ook aangegeven dat met de tellingen aansluiting wordt gezocht bij de
jaarlijkse tellingen door Stadsgewest Haaglanden, op ongeveer 10 vaste
telpunten. Punten die door de gemeente bij Haaglanden voorgesteld zijn, zijn
Princes Irenetunnel, Bolwerk, Vrijenbanselaan, Koepoortbrug, Groenebrug,
Hambrug, Barbarasteeg, Plantagebrug, Kampveldbrug. Daarnaast moet bekeken
worden op welke punten nog meer structurele tellingen nodig zijn. Voor de
monitoring van FAP II zal met behulp van een enquκte worden gevraagd of
Delftenaren meer en grotere afstanden zijn gaan fietsen en hun auto daardoor
minder zijn gaan gebruiken.
De
eerste fietstelling is in november 2002 gehouden. Uit de telling blijkt het
fietsverkeer in de periode met 17% is toegenomen. Echter deze toename is deels
te verklaren door het weer, door lokale maatregelen en doordat slechts twee
dagen geteld is. De forse groei van de fietsintensiteit op de Rijneveldbrug kan
gedeeltelijk ook verklaard worden door de tijdelijke afsluiting van de
Calvιbrug en toename van het aantal inwoners in Ypenburg. De Koepoortbrug heeft
wellicht meer fietsverkeer gekregen door de aanleg van de fietsrotonde in de
Delftsestraatweg en de woningbouw in Delfgauw. Over de Irenetunnel en het
Bolwerk zijn geen bijzonderheden bekend. Op die twee wegen samen is de
gemiddelde toename 7%.
Uit
deze cijfers blijkt dat deze fietsmonitor nog erg gevoelig is voor
weersinvloeden en wijzingen in het netwerk. De kwaliteit van de monitor kan
verbeterd worden als op ιιn locatie perament fietsers geteld worden. Dit kan is
alleen te financieren als dit telpunt automatisch geteld wordt. Een betrouwbare
techniek is hiervoor nog niet beschikbaar. Er wordt voorgesteld om bijvoorbeeld
samen met de TU Delft zon telpunt te ontwikkelen.
Advies: ontwikkelen van een
permanent fietstelpunt: positief
De
monitor openbaar vervoer moet gebaseerd worden op telcijfers van de NS, HTM,
Connexion en de gemeente Delft. Voor het ontwikkelen van een monitor is de
gemeente dus afhankelijke van deze partijen. Het is niet goedkoop mogelijk om
zelf OV-tellingen te verrichten. De monitor zal moeten bestaan uit de volgende
componenten
·
aantal
instappers stadsdienst
·
aantal
instappers streeklijnen
·
aantal
instappers tramlijn 1
·
aantal
instappers station Delft centrum
·
aantal
instappers station Delft Zuid
Begin
2004 is voor het eerst geprobeerd om deze cijfers te verzamelen. Het is nog
niet gelukt een volledig beeld te krijgen van de afgelopen jaren. Uit de wel
beschikbare cijfers blijkt dat bijna alle typen OV in 2002 beter gepresteerd
hebben dan in 2001. Gemiddeld is het openbaar vervoer met 11% gegroeid. Deze
groei is met name afkomstig van tramlijn 1. 2001 was voor tramlijn 1 een erg slecht
jaar. De tram kon toen in de zomer een paar maanden niet rijden vanwege de
renovatie van de Rijneveldbrug. Die reizigers waren niet terug te vinden in
andere vormen van openbaar vervoer.
De
landelijke dienst ongevallen registratie in Heerlen verzamelt alle gegevens van
verkeersongevallen waarvan de politie procesverbaal heeft opgemaakt. In de
landelijke database staan gegevens over plaats, vervoermiddelen, type en
oorzaak van het ongeval en
persoonsgegevens
van de chaufeurs. Elke drie maanden krijgt de gemeente Delft een overzicht van
de Delft geregistreerde ongevallen. Op basis van deze gegevens is de monitor
verkeersveiligheid ontwikkeld. Voor het LVVP is het voldoende om te meten of
het aantal letsel- plus dodelijke ongevallen een dalende lijn vertoond. Uit de
cijfers blijkt dat eind jaren 90 een flinke reductie van het aantal
slachtoffers is bereikt en dat tot 2002 de situatie stabiel is. 2002 is een
jaar met meer letselongevallen geweest, maar gezien de cijfers van 2003 is dat een
tijdelijk effect.
Figuur 6‑1: Aantal dodelijke en letselverkeersongevallen per jaar
Het
aantal ongevallen met uitsluitend materiλle schade is in 2003 fors afgenomen.
Een verklaring hiervoor is de inrichting van het wegennet volgens het principe
Duurzaam Veilig. Duurzaam Veilig houdt in dat de weggebruiker uit de inrichting
van de weg kan opmaken welk gedrag gewenst is en welke verkeerssituaties kunnen
voorkomen. De afname is echter zo groot (-50%) dat vermoed wordt dat van steeds
minder ongevallen door politie procesverbaal wordt opgemaakt. De
registratiegraad van dit type ongevallen is al laag (landelijk 22%) en nog
verdere daling maakt het onmogelijk om op basis van geregistreerde
verkeersongevallen te analyseren hoe wegen veiliger gemaakt kunnen worden.
Advies: verhogen van de
registratiegraad van alle ongevallen: positief
Een
verandering van vervoerwijzekeuze kan op basis van de beschikbare telcijfers
worden gemonitord. Voor fiets, auto en openbaar vervoer is het basisjaar 2002.
Voor dat jaar wordt getelde intensiteit op index 100 gesteld. Door jaarlijks
per vervoerwijze een indexcijfer te berekenen kan uit een vergelijk van de
indexcijfers vastgesteld worden welke vervoerwijze meer of minder gebruikt is
dan een andere. In Tabel
6‑2 is een voorbeeld van zon monitor opgeven. Uit
voorbeeld blijkt dat het gebruik van alle vervoerwijze in de periode 2002- 2010
gegroeid zijn. Het fietsverkeer is het meeste gegroeid (+10%) en het OV het
minste (+3%). Op basis van deze cijfers kan geconcludeerd worden dat Delft in
2010 meer verkeer heeft, dat het marktaandeel van de fiets is toegenomen ten
koste van de auto en het OV.
Tabel 6‑2: theoretisch voorbeeld monitor vervoerwijze keuze (fictieve cijfers)
vervoerwijze |
index 2002 |
index 2003 |
index 2004 |
index 2010 |
autoverkeer |
100 |
99 |
103 |
104 |
fietsverkeer |
100 |
117 |
108 |
110 |
openbaar
vervoer |
100 |
103 |
102 |
103 |
vervoerwijzekeuze op basis van indices |
|
|
|
|
autoverkeer |
33,3 |
31,0 |
32,9 |
32,8 |
fietsverkeer |
33,3 |
36,7 |
34,5 |
34,7 |
openbaar
vervoer |
33,3 |
32,3 |
32,6 |
32,5 |
luchtkwaliteit
De
luchtkwaliteit in Delft wordt jaarlijks gecontroleerd voor 36 representatieve locaties
die verspreid liggen over de gemeente. Deze controle gebeurt door het maken van
berekeningen met het CAR II model. Ieder jaar rondom mei / juni rapporteert de
gemeente de resultaten van deze berekeningen in de rapportage luchtkwaliteit.
In Delft zijn locaties waar de luchtkwaliteitsnormen overschreden worden. Om te
zorgen dat vanaf 2010 deze overschrijdingen niet meer vσσrkomen is een Plan van
Aanpak voor de verbetering van de luchtkwaliteit opgesteld. Het Plan van Aanpak
wordt jaarlijks actueel gehouden. Of de maatregelen die in het kader van het
Plan van Aanpak luchtkwaliteit worden uitgevoerd tot het gewenst effect leiden
wordt door middel van de jaarlijkse rapportages gemonitord.
In
2004 is een eerste Plan van Aanpak verschenen. In 2005 verschijnt een
aangepaste versie op basis van overschrijdingen die in de rapportage
luchtkwaliteit 2003 zijn geconstateerd. Medio mei 2005 verschijnt eveneens de
rapportage luchtkwaliteit 2004. Zowel de rapportages en het plan van aanpak
zijn voor eenieder te downloaden op www.gemeentedelft.info, onder
beleid/duurzaamheid/luchtkwaliteit.
Geluid
De
geluidbelasting in Delft ten gevolge het verkeer wordt momenteel niet
gemonitord. De gemeente is wel voornemens dit in de nabije toekomst te gaan
doen.
Daartoe
is nu reeds een eerste stap gezet. TNO heeft voor de gemeente een
geluidbelastingskaart gemaakt voor wegverkeerslawaai. Deze zal voor het publiek
beschikbaar worden gemaakt via internet. Momenteel is TNO de site voor deze
kaart aan het testen. De verwachting is dat medio zomer 2005 de kaart voor
eenieder op internet te zien zal zijn. Hiermee is echter nog geen sprake van
monitoring.
Van
monitoring zal pas vanaf 2007 sprake zijn. Vanaf dan zal de gemeente
vijf-jaarlijks de geluidbelastingen in kaart brengen en beleid formuleren om
het aantal gehinderden in Delft te laten afnemen. Het eerste jaar waarvan de
geluidsituatie in beeld wordt gebracht is 2006.
Eιn
van de maatregelen om geluidhinder te bestrijden is het geluidisoleren van
woningen (sanering). In het kader van de duurzaamheidsmonitor wordt jaarlijks
gekeken hoe voortgang is van de sanering van de A-lijst woningen. Dit zijn
woningen die de hoogste geluidbelasting hebben, en dus de hoogste prioriteit
als het gaat om het treffen van maatregelen.
De
Delftse budgetten voor realisatie zijn beperkt, maar door de infrastructurele
plannen te koppelen aan nieuwe stedelijke ontwikkelingen of
onderhoudwerkzaamheden, is het mogelijk om aanvullende financiering te regelen
of kosten te delen. Het stadsgewest Haaglanden, en in mindere mate de provincie
Zuid-Holland en het Rijk stellen ook fondsen voor infrastructuur beschikbaar.
Sommige fondsen zijn structureel andere incidenteel. De gemeente zal proberen de
voorgestelde projecten aan te melden voor externe financiering. Hierbij zal een
tweesporenbeleid gevoerd worden. Er zal een korte lijst met (kostbare)
maatregelen worden opgesteld waarvoor actief naar geld en regionale steun
gezocht wordt. Deze maatregelen krijgen van de stad prioriteit en daarmee
indien echt nodig ook meer eigen financiering. Voor de lange lijst zal gezocht
worden welke subsidieregelingen daar het beste bij aansluiten.
De
voor Delft belangrijkste projecten zijn geselecteerd op basis van de bijdrage
aan de duurzame bereikbaarheid en de urgentie van het op te lossen knelpunt.
Het gaat om de volgende projecten:
1.
Kruithuisweg
ongelijkvloers over de kruising met de Voorhofdreef/Tanthofdreef leiden.
2.
Versmallen
van de Voorhofdreef en Papsouwselaan naar 1 rijstrook per richting en opnieuw
inrichten met een ontwerpsnelheid van 40 km/uur
3.
Fietstunnel
onder A13 tussen TU-middengebied en Emerald (Delfgauw)
4.
Fietstunnel
onder spoorlijn tussen Tanthof-oost en Schie-oevers
5.
Servicelijn
openbaar vervoer in Voorhof
6.
Vergroten
capaciteit kruispunt Schoemakerstraat - Kruithuisweg
Deze
voor het LVVP beeldbepalende projecten zijn aangeven in Figuur 7‑1.
De
opgaven vanuit het Ecologieplan en de Waterstructuurvisie moeten bij de
uitwerking van de voorgestelde maatregelen en beeldbepalende projecten uit het
LVVP worden meegenomen. Veel van de voorgestelde maatregelen (tunnels en
bruggen) bieden kansen om de ontbrekende schakels in het primaire en secundaire
ecologische netwerk te realiseren. Wanneer bij de uitwerking van de maatregelen
reeds bestaande zones worden aangetast, moet rekening worden gehouden met de
compensatierichtlijn ecologie.
Figuur 7‑1: beeldbepalende projecten Delft Duurzaam bereikbaar
De kosten van het volledige
maatregelenpakket zijn ongeveer 1,5 miljard. Het betreft hier een globale
kostenraming met per project een onzekerheidsmarge van 20%. Hierbij is nog geen
rekening gehouden sterk kostprijs verhogende effecten van eventueel af te
graven verontreinigde grond of onteigening. Ook is verondersteld dat de
kunstwerken volgens standaard ontwerpen kunnen worden uitgevoerd.
Van alle maatregelen is een
kostenverdeling tussen Delft en de andere belanghebbende overheden of wegbeheerders aangegeven. Ook is aangegeven
welke bijdrage verwacht wordt van de verschillende ontwikkelingsplannen voor
bovenwijkse voorzieningen. Het overgrote deel van de bedrag (667 miljoen) is
bestemd voor de aanleg van de A4 Midden Delfland volgens de criteria van de
IODS en de Spoortunnel Delft (600 miljoen). Ook is met de aanleg van
spitstroken een bedrag van 105 miljoen gereserveerd. Dat brengt de kosten van deze drie projecten tot een totaal van 1.372
miljoen euro. Het overgrote deel van deze kosten zijn voor rekening van het
rijk (1.199 miljoen). Van de provincie wordt ook een aanzienlijke bijdrage
verwacht voor het vergroten van de capaciteit van de Kruithuisweg. De bedragen
die bij de regio zijn vermeld, zijn bestemd voor gemeentegrensoverschrijdende
verbindingen en voor projecten waarvoor Haaglanden subsidie verleent.
Haaglanden subsidieert verkeersmaatregelen doorgaans met 30% tot 50%. Er is
echter een maximum gesteld aan het bedrag per jaar waarvoor Delft subsidies mag
aanvragen. In dit maatregelenoverzicht wordt het maximum overschreden.
Voor de eerste periode 2005 t/m 2009 is het totaal benodigde
bedrag van 14,2 miljoen dat ten laste van de gemeenet zal komen, als volgt
gedekt:
·
8,2
miljoen moet worden bijgedragen door de projecten Poptahof, Technopolis en
TU-noord
·
4,8
miljoen vanuit het LVVP en FAP II.
·
Het
ontbrekende bedrag van 1,2 miljoen voor deze periode zal opgenomen moeten
worden in de programmabegroting 2009.
Realisatie van al deze
maatregelen zal leiden tot een stad die in de toekomst duurzaam bereikbaar
blijft.
Kostenverdeling per
periode |
|
|
|
|
|
|
2005 t/m 2009 |
2010 t/m 2014 |
2015 t/m 2019 |
vanaf 2020 |
totaal |
LVVP/FAP II |
6.047.500 |
8.170.000 |
5.975.000 |
10.000.000 |
30.192.500 |
Projecten |
8.150.000 |
4.555.000 |
1.675.000 |
0 |
14.380.000 |
Regio |
9.227.500 |
20.775.000 |
10.200.000 |
58.000.000 |
98.202.500 |
Provincie |
4.500.000 |
32.100.000 |
1.000.000 |
0 |
37.600.000 |
Rijk |
33.500.000 |
500.000 |
500.000 |
8.000.000 |
42.500.000 |
Totaal |
61.425.000 |
66.100.000 |
19.350.000 |
76.000.000 |
222.875.000 |
Kostenverdeling per
vervoerswijze |
|
|
|
||
|
auto |
fiets |
openbaar |
weg- |
totaal |
|
vervoer |
categorisering |
|||
LVVP/FAP II |
7.435.000 |
9.547.500 |
10.000.000 |
3.210.000 |
30.192.500 |
Projecten |
6.040.000 |
2.600.000 |
400.000 |
5.340.000 |
14.380.000 |
Regio |
18.700.000 |
20.152.500 |
58.400.000 |
950.000 |
98.202.500 |
Provincie |
34.100.000 |
3.500.000 |
0 |
0 |
37.600.000 |
Rijk |
34.500.000 |
0 |
8.000.000 |
0 |
42.500.000 |
Totaal |
100.775.000 |
35.800.000 |
76.800.000 |
9.500.000 |
222.875.000 |
Kostenverdeling grote
projecten |
|
|
||
|
Spoorzone |
A4 |
Spitsstroken |
totaal |
LVVP/FAP II |
45.000.000 |
0 |
0 |
45.000.000 |
Projecten |
87.000.000 |
0 |
0 |
87.000.000 |
Regio |
11.000.000 |
0 |
0 |
11.000.000 |
Provincie |
30.000.000 |
0 |
0 |
30.000.000 |
Rijk |
494.000.000 |
600.000.000 |
105.000.000 |
1.199.000.000 |
Totaal |
667.000.000 |
600.000.000 |
105.000.000 |
1.372.000.000 |
Dekking LVVP/FAP II
periode 2005 tm/ 2009 |
|
||
programmabegroting LVVP
2004 tot 2008 |
|
2,0 miljoen |
|
programmabegroting FAP II
2004 tot 2008 |
|
2,8 miljoen |
|
programmabegroting LVVP
in 2009 |
|
1,2 miljoen |
|
totaal |
|
|
6,0 miljoen |
Dekking projecten, periode 2005 t/m 2009 |
|
|
||
nr |
project |
vervoerwijze |
kosten |
maatregel |
A 9 |
Poptahof |
wegcat |
3.200.000 |
Papsouwselaan versmallen tot 2 x 1 |
A11a |
Poptahof |
wegcat |
1.425.000 |
M
Nijhofflaan versmallen |
A11b |
Poptahof |
wegcat |
675.000 |
Delftlandplein versmallen |
A 4 |
Technopolis |
auto |
1.200.000 |
Kruispunt Kruithuisweg
- Schoemakerstraat |
F 3 |
Technopolis |
fiets |
850.000 |
Fietstunnel Tanthof-oost, Schie-oevers |
A16 |
TU-noord |
auto |
400.000 400.000 |
TU-noord verkeersgebied TU-noord verkeersgebied |
A16 |
TU-noord |
OV |
||
totaal |
|
|
8.150.000 |
|
Bijlage A: workshop verkeer
en milieu
Bijlage B: workshop verkeer en economie
Bijlage D: kenmerken per wegcategorie
Bijlage E: A4 Delft - Schiedam
Bijlage F: Maatregelenpakket en kosten
Bijlage G: Geluid- en luchtmaatregelen algemeen en TU-noord
Bijlage I: Essentie Plan Bewegwijzering Delft
Bijlage J: verwijzingen uit andere plannen naar het
LVVP