Bijlage 1: Duurzaamheidsplan Delft 2000 - 2003 Concept deel 1 uit 3 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Inleiding 1.1 3D: een volgende stap op weg naar een duurzaam Delft Met de plannen Duurzaam Delft (1990) en Duurzaam Delft dichterbij (1995) heeft Delft de afgelopen jaren een traditie opgebouwd op het gebied van milieu- en duurzaamheidsbeleid. 3D, het derde Delftse duurzaamheidsplan, is een volgende stap om te komen tot een gefundeerde, samenhangende aanpak van duurzame ontwikkeling in al zijn facetten. Veel aandacht gaat in 3D dan ook uit naar de verbanden tussen de relevante beleidssectoren. Dit gebeurt zowel via een thematische invalshoek als via een gebiedsgerichte benadering op stedelijk, wijk- en buurtniveau (zie ook bijlage I). 3D is een overkoepelend plan: een toekomstvisie met een lange termijn ambitieniveau, kaderstellend voor vele andere plannen die nu (het Waterplan Delft, het Verkeers- en Vervoersplan-Plus, het Fietsactieplan en het binnenstadsbeleid) en in de toekomst worden opgesteld. De zes duurzaamheidsprincipes die in 3D worden geïntroduceerd geven richting aan deze plannen (gidsprincipes) en vormen een toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen. De toekomstvisie is in een viertal duurzaamheidsthemas uitgewerkt: ruimte, bouwen en energie; mobiliteit; water en ecologie; afval. 3D is ook een tastbaar plan. Met de duurzaamheidsprincipes als uitgangspunt is de algemene visie voor elk afzonderlijk thema vertaald in mogelijkheden voor een duurzame stedelijke ontwikkeling: het perspectief. Er is zoveel mogelijk geprobeerd kwantitatieve doelstellingen te formuleren voor de afzonderlijke themas. De beschreven projecten zijn gekozen om deze doelstellingen te bereiken. Het plan bevat in totaal zesentwintig aansprekende projecten die de komende jaren een zichtbare en vernieuwende bijdrage aan een duurzame stad zullen gaan leveren. Hiervan zijn er zeventien in samenspraak met externe partijen geformuleerd. Er zijn twee projecten geformuleerd met betrekking tot het proces. Deze zijn beschreven in hoofdstuk 7. In een apart projectenboek zijn de projecten nader uitgewerkt. De projecten liggen als het ware klaar voor de daadwerkelijke uitvoering. Bij de totstandkoming van 3D hebben burgers, bedrijven, instellingen, maatschappelijke organisaties, gemeentelijke afdelingen en andere overheden nauw samengewerkt. Hiertoe is een proces doorlopen dat in januari 1999 startte met bijeenkomsten om te komen tot ideeën voor de toekomst. Vervolgens zijn werkbijeenkomsten georganiseerd waarin de ideeën zijn omgezet in projecten en in concrete bouwstenen voor de toekomstvisie. Op een afsluitende bijeenkomst in juni 1999 zijn de projecten gepresenteerd. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om de samenwerking die in het 3D-proces is opgebouwd, ook bij de uitvoering van de projecten voort te zetten en waar mogelijk uit te bouwen. Met een duidelijke visie op duurzaamheid, een vertaling van deze visie in concrete projecten, en een aanpak die is gericht op samenwerking, mag het derde duurzaamheidsplan van Delft met recht 3D worden genoemd: een driedimensionale benadering van duurzame stedelijke ontwikkeling.
1.2 Relatie tussen 3D en het staande duurzaamheids- en milieubeleid 3D beschrijft een duurzame visie op de toekomst en vertaalt deze visie in concrete projecten. Uitvoering van 3D is alleen kansrijk wanneer teruggevallen kan worden op een solide basis. Deze basis is het afgelopen decennium opgebouwd door middel van de milieubeleidsplannen Duurzaam Delft (1990) en Duurzaam Delft dichterbij (1995) en bestaat uit groot aantal taken die een bijdrage leveren aan het duurzaamheids- en milieubeleid van Delft. In 3D wordt niet uitgebreid ingegaan op deze basis. Dit neemt niet weg dat we deze basis voor het duurzaamheids- en milieubeleid de komende jaren in stand zullen houden. Zoals gebruikelijk, zullen we hiertoe jaarlijks een milieuprogramma opstellen, waarin met name het staande beleid wordt beschreven. Een compleet overzicht van de wettelijke milieutaken is ook te vinden in het Handboek Milieu, dat via Intranet beschikbaar is voor alle medewerkers van de gemeente. Het is de bedoeling dit Handboek in de komende planperiode te actualiseren en uit te bouwen tot een Handboek Duurzaamheid. Vervolgens wordt het Handboek Duurzaamheid niet alleen via Intranet, maar ook via Internet toegankelijk gemaakt. Uit het tweede milieubeleidsplan vloeien daarnaast nog een aantal actiepunten voort, die (ook) in de komende planperiode om aandacht vragen. Deze zijn als projecten in dit plan opgenomen. Bijlage III geeft een overzicht.
1.3 Relatie tussen 3D en andere plannen 3D is een strategisch plan dat gidsprincipes biedt voor andere plannen. Dit betekent dat de duurzaamheidsprincipes moeten doorwerken in de afwegingen rondom toekomstige plannen die bepalend zijn voor de ontwikkeling van Delft. In zowel de voorbereidingsfase van plannen op ambtelijk niveau als bij de besluitvorming over deze plannen op bestuurlijk niveau, moeten de duurzaamheidsprincipes worden meegenomen en meegewogen. Voor twee plannen, het Waterplan Delft en het Verkeers- en Vervoerplan Plus, is dit bewerkstelligd door het totstandkomingsproces te koppelen aan dat van 3D. Andere plannen die in dit kader belangrijk zijn, zijn het Binnenstadsbeleid, de wijkplannen, het Actieplan Delft Kennisstad, het Fietsactieplan en de Ontwikkelingsvisie. In bijlage IV is de relatie tussen 3D-projecten en deze plannen in beeld gebracht. Om de geschetste rol van de duurzaamheidsprincipes in de planvorming te realiseren, zal één en ander worden uitgewerkt in een handzaam instrument. Te denken valt aan een duurzaamheidstoets in de vorm van een duurzaamheidsparagraaf bij bijvoorbeeld (de toelichting op) het besluitvormingsformulier (zie hiervoor hoofdstuk 7).
De toekomstvisie die leidend is geweest voor de zesentwintig projecten en sturend is voor plannen en ontwikkelingen in de (nabije) toekomst, is weergegeven in hoofdstuk 2. Hierin is bij de beschrijving van de duurzaamheidsprincipes aangegeven welke projecten een directe relatie met het desbetreffende principe heeft. Een nadere uitwerking van deze algemene visie voor de vier duurzaamheidsthemas vindt u in de hoofdstukken 3 tot en met 6: hoofdstuk 3: ruimte, bouwen en energie; hoofdstuk 4: mobiliteit; hoofdstuk 5: water en ecologie; hoofdstuk 6: afval. Per hoofdstuk wordt aangegeven wat de algemene visie voor het betreffende thema betekent. Het hoofdstuk wordt steeds afgesloten met (een samenvatting van) de voor het thema relevante projecten. De afsluitende hoofdstukken 7, 8 en 9 gaan in op resp. de organisatie van de uitvoering van 3D, de planning en financiën en tenslotte de communicatie. Als bijlage bij het 3D-plan is een projectenboek opgesteld waarin de zeventien (met externen opgestelde) projecten - in samenvatting beschreven in de themahoofdstukken van 3D - nader zijn uitgewerkt. De overige negen projecten worden hieraan nog toegevoegd. Het projectenboek is zodanig vormgegeven dat tijdens de planperiode voortgangsberichten, resultaatbeschrijvingen en monitoringgegevens toegevoegd kunnen worden.
2 Beleidsvisie 2.1 Visie op duurzame stedelijke ontwikkeling van Delft Uitgangspunten voor een visie op een duurzame stedelijke ontwikkeling zijn de basiskwaliteiten van Delft. Met het streven naar een duurzaam Delft, streven we ook naar versterking van deze basiskwaliteiten. De onderscheiden basiskwaliteiten zijn: een binnenstad met historische en toeristische waarde; een economische structuur die sterk gericht is op de ontwikkeling, overdracht en toepassing van kennis en op toerisme; een grote verscheidenheid aan voorzieningen, mede gebaseerd op een bovenlokale functie; een ruimtelijke inrichting op een menselijke schaal en met verscheidenheid; een herkenbare plaats binnen de Randstad. Een duurzame (stedelijke) ontwikkeling heeft zowel ecologische als economische en sociale aspecten: 1. Ecologie: zodanig omgaan met de ecosystemen en hulpbronnen dat deze veerkrachtig en regeneratief worden dan wel blijven; 2. Economie: nastreven van een economische ontwikkeling die bijdraagt aan een balans tussen welzijn en welvaart; Sociaal: voldoen aan de sociale behoeften, gericht op sociale cohesie en betrokkenheid.
In een duurzame omgeving is sprake van een dynamisch evenwicht. Natuurlijke ecosystemen kunnen zichzelf (telkens weer) herstellen (veerkrachtig) en grondstoffen worden hergebruikt of er worden hernieuwbare grondstoffen (biologische en duurzame) gebruikt (regeneratief). In het streven naar een duurzame samenleving is het dus zaak kringlopen op een zo laag mogelijke schaal te sluiten en zo min mogelijk eindige hulpbronnen te verbruiken. In het algemeen kan, bij een voortgaande mondiale economische ontwikkeling, als doel gesteld worden dat het gebruik van eindige hulpbronnen en de emissie en verspreiding van stoffen binnen één generatie met een factor twintig teruggedrongen moeten worden. Inmiddels wordt uit onderzoeken duidelijk dat dit een zeer hoog ambitieniveau is. Desondanks kan het als algemene taakstelling in het duurzaamheidsplan worden opgenomen. Per aspect wordt de taakstelling aangepast aan de Delftse situatie. Het realiseren van een duurzaam Delft speelt zich maar voor een zeer beperkt deel af binnen de gemeentegrenzen. Ecosystemen en economische en sociale structuren hebben een schaal die Delft overstijgt. Een visie op een duurzame ontwikkeling beperkt zich dan ook niet tot Delft maar gaat ook in op de relatie van Delft met de omgeving. De begrippen leefbaar en duurzaam kunnen zodanig gedefinieerd worden dat ze dezelfde aspecten omvatten, maar ze zijn niet synoniem: duurzaam heeft betrekking op de wereld als geheel en op de langere termijn, leefbaarheid gaat over de mens in zijn directe leefomgeving op korte termijn. Duurzaamheid en leefbaarheid kunnen als strijdig ervaren worden. Hierop wordt bij het zesde duurzaamheidsprincipe vermaatschappelijken ingegaan. Gedragsverandering In de ontwikkeling naar een duurzame samenleving zal gedragsverandering van brede groepen in de samenleving nodig zijn. In dit 3D plan is ervoor gekozen om het bereiken van die gedragsveranderingen steeds nauw gekoppeld te zien aan concrete, meestal "fysieke", maatregelen en initiatieven. "Structuur"- en "cultuur"-verandering gaan gelijk op. Hiermee wordt, naar onze opvatting, een effectievere benadering van het complexe proces van gedragsverandering gekozen dan met een diversiteit aan voorlichtings- en informatieprojecten.
Om richting te geven aan het beleid en ontwikkelingen te toetsen worden de volgende principes voor duurzame stedelijke ontwikkeling onderscheiden: 1. intensiveren 2. dematerialiseren 3. regenereren 4. evolueren 5. diversificeren vermaatschappelijken Deze duurzaamheidsprincipes, die onderstaand worden uitgewerkt zijn "gidsprincipes", die richting moeten geven aan beleid, plannen en projecten. Het zijn echter geen harde randvoorwaarden. Intensiveren Intensiveren omvat drie aspecten. Ten eerste intensief bouwen (bouwen met een hoge kwaliteit en bouwen in de hoogte en diepte). Ten tweede het intensief gebruiken van de openbare ruimte en gebouwen (timesharing, bijvoorbeeld door het anders spreiden van activiteiten over de tijd). Voorwaarde hiervoor is een goede ICT(informatie- en communicatietechnologie)-infrastructuur. Ten derde het verminderen van de mobiliteitsbehoefte door verschillende functies dicht op elkaar te brengen. 3D-projecten waarin intensiveren een belangrijke rol speelt zijn bijvoorbeeld: Duurzame ontwikkeling TU-Zuid gebied, Het duurzame wijkplan en Haalbaarheidsonderzoek Auto(matisch)weg. Dematerialiseren Dematerialiseren staat voor het voorzien in behoeften op een minder- of niet-materiele wijze. Bijvoorbeeld door het recreëren dicht bij huis in plaats van ver weg. Andere voorbeelden zijn: het overbodig maken van (extra) vergaderingen door gebruik te maken van e-mail en het vervangen van proefopstellingen in onderzoeken door computer-simulaties. Aangrijpingspunten voor dematerialiseren zijn er in verschillende gebiedsgerichte 3D-projecten, zoals Duurzame ontwikkeling TU Zuid-gebied.
Regenereren Regenereren is het sluiten van kringlopen. Dit kan bijvoorbeeld door het terugwinnen en opwerken van grondstoffen om deze opnieuw te gebruiken. De betreffende kringlopen moeten in beginsel op een zo laag mogelijk schaalniveau gesloten worden (mede in verband met het streven verkeer en vervoer te minimaliseren). Als in dergelijke kringlopen een belangrijke lokale component aanwezig is, dan moet de manier waarop deze kringloop gereguleerd wordt met betrokkenen worden vastgelegd. Het sluiten van kringlopen is een belangrijk aandachtspunt in o.a. de volgende projecten: Duurzame herstructurering Schie-oevers, Duurzaam bouwen, Afkoppelen van regenwater in de Wippolder. Evolueren Er wordt naar gestreefd om het bestaande stedelijke gebied geleidelijk aan te passen aan de veranderende behoeften op het gebied van wonen en werken. Grote en grove ingrepen leiden tot verlies van grondstoffen en veel energiegebruik. Een geleidelijke verandering, op basis van een levenscyclusbenadering, beperkt het kapitaal- en waardeverlies en biedt kansen in te spelen op cultuurveranderingen. Een belangrijk middel voor de herstructurering van wijken is: werk met werk maken. Hieronder wordt verstaan het op een dusdanige manier ontwikkelen en realiseren van plannen, dat ook andersoortige ontwikkelingen (zoals natuur) te realiseren zijn. Compensatie is hier een onderdeel van. Voorbeelden van projecten waarin evolueren een belangrijke rol speelt zijn: Het duurzame wijkplan, Voldoende ruimte voor voetganger en fietser, Herstructurering watersysteem Voorhof, Buitenhof en Tanthof. Diversificeren Biologische, sociale en ruimtelijke diversiteit bepalen voor een belangrijk deel de algemene basiskwaliteit van de stad en zijn daarmee een voorwaarde voor een duurzame stedelijke ontwikkeling. Diversificeren houdt o.a. in dat de wijze waarop en het tempo waarin specifieke beleidsdoelen nagestreefd worden, afgestemd worden op de situatie, het gebied en de functie. Het betekent ook dat er plaats moet zijn voor andere kwaliteiten dan de in paragraaf 2.1 genoemde basiskwaliteiten. Zo is het streven erop gericht de kennisinfrastructuur te versterken, maar dit betekent niet dat er in Delft geen plaats is voor andere activiteiten, bijvoorbeeld industriële. Functionele diversiteit heeft een sterke relatie met de principes evolueren en intensiveren. Wanneer het gaat om stedelijke herinrichting dan worden de elementen water en natuur gebruikt om de structuur van Delft te versterken en herkenbare, doch gedifferentieerde woon-, werk- en verblijfsruimten te realiseren. Diversificeren is een belangrijk aspect in o.a. de projecten: Ecologische hoofdstructuur Delft, Kansenkaart van Delft en Herstructurering watersysteem Voorhof, Buitenhof en Tanthof. Vermaatschappelijken Bij het begrip leefbaarheid gaat het om de mens in de directe woon- en leefomgeving, het hier en nu. Duurzaamheid heeft betrekking op de mens in relatie tot de wereld in het algemeen en op toekomstige generaties. Gestreefd wordt naar een synergie tussen leefbaarheidsdoelen en duurzaamheidsdoelen. Duurzaamheid en leefbaarheid kunnen door belanghebbenden in specifieke situaties echter ook als strijdig ervaren worden. De keuze voor leefbaarheid kan in zulke gevallen tot de keuze leiden not in my backyard (NIMBY). Deze keuze kan het benutten van mogelijkheden voor duurzaamheid in de weg staan. In dergelijke gevallen wordt duurzaamheid verkozen, wat impliceert dat gestreefd moet worden naar een maximaal draagvlak voor de uit te voeren maatregelen en acties. Een gezamenlijke aanpak speelt bij de uitwerking van het duurzaamheidsbeleid een belangrijke rol. Voorbeelden van projecten waarin vermaatschappelijking een prominente rol speelt zijn: Het duurzame wijkplan, Water in Ecodus: EcodusVer en Verder en Tariefsdifferentiatie en Voorlichting op maat.
Aan de hand van een viertal themas, te weten: Ruimte, bouwen en energie; Mobiliteit; Water en ecologie en Afval, zijn projecten geformuleerd die bijdragen aan de versterking van de basiskwaliteiten en aan de duurzame ontwikkeling van Delft. De keuze voor deze vier themas is gebaseerd op het collegeprogramma. Via een integrale benadering zijn een aantal andere onderwerpen (bijv. bodem, geluid, bedrijven) in deze themas onder te brengen. Het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid richt zich op de stad als geheel of op logische ruimtelijke eenheden binnen de stad: woonwijken, bedrijventerreinen, etc. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsgericht beleid en themagericht beleid. Het gebiedsgerichte beleid beoogt invulling te geven aan duurzame ontwikkeling van deelgebieden. De resultaten van het themagericht duurzaamheidsbeleid moeten leiden tot input voor het gebiedsgerichte beleid. Bij de uitwerking van het gebiedsgerichte en themagerichte beleid zijn de duurzaamheidsprincipes gebruikt als leidraad. De samenhang tussen themagerichte en gebiedsgerichte 3D-projecten wordt inzichtelijk gemaakt in bijlage I. De opgaven die Delft zich stelt, zijn op verschillende schaalniveaus (van woningniveau tot stedelijk niveau en soms nog hoger) en voor verschillende deelgebieden van Delft uitgewerkt, afhankelijk van de betreffende functies. Dit vindt plaats op basis van een analyse per deelgebied van de trend, de neiging en het perspectief. De trend is de huidige ontwikkeling bij ongewijzigd beleid van alle actoren; De neiging is de huidige oplossing die de actoren geneigd zijn toe te passen om de ontwikkeling te corrigeren c.q. te stimuleren, gebaseerd op de kennis en ervaringen uit verleden en heden; Het perspectief neemt als uitgangspunt het streven naar een duurzame ontwikkeling, dus andere oplossingen zoeken, andere wegen inslaan. Ieder themahoofdstuk (hoofdstukken 3 tot en met 6) begint met een analyse van de stad op bovenstaande wijze. Hierna worden de projecten beschreven die in de planperiode de duurzame ontwikkeling van Delft (mede) gestalte zullen geven. Bij de keuze voor de projecten was het milieurendement (kosten versus te behalen milieuwinst) een belangrijk criterium. Onderstaand schema geeft een overzicht van de doelstellingen per thema met de relatie met de projecten, die in de themahoofdstukken worden uitgewerkt. Tabel 2.1 Samenvattend schema van doelstellingen per thema en relatie met de projecten
3 Thema Ruimte, bouwen en energie 3.1 Uitwerking van de beleidsvisie voor het thema ruimte, bouwen en energie Trend Trend is een vraag naar een eenvormig woningtype die niet aansluit bij het aanbod dat vanuit een duurzame stad-gedachte wenselijk is. Hetzelfde geldt voor bedrijven. In de stedenbouw is duurzaam bouwen (dubo) een trend. De aandacht is hierbij echter haast uitsluitend gericht op de nieuwbouw van woningen. Het minimale basisniveau is voor nieuwbouwwoningen algemeen geaccepteerd en wordt algemeen toegepast. De (nieuw)bouw van utiliteitsgebouwen loopt achter bij deze trend, terwijl er nog minder aandacht is voor dubo-maatregelen in de bestaande bouw. In de weg- en waterbouw wordt veel gedaan aan hergebruik van materialen, maar dit gebeurt niet onder de noemer van duurzaam bouwen. Elektrische apparaten worden steeds zuiniger in het gebruik. Toch stijgt het energieverbuik per hoofd van de bevolking elk jaar. Oorzaak is de groeiende welvaart waardoor er steeds meer apparaten in huis worden gehaald die bovendien steeds vaker een zogenaamde stand-by-stand hebben. Daarnaast neemt met de welvaart bijvoorbeeld ook het aantal verre vliegreizen toe. Er bestaat bereidheid om een bijdrage te leveren aan een beter milieu, maar dit mag niet ten koste gaan van het leefcomfort. Voor een veel minder groot deel is het hogere energieverbruik toe te schrijven aan de vraag naar gas voor verwarming. Aan de isolatie van nieuwe woningen worden namelijk hoge eisen gesteld. Een inhaalslag hiervoor is echter nog te maken in de bestaande bouw. Neiging Het besef is gegroeid dat we zorgzamer moeten omgaan met de bestaande woningvoorraad. Er is meer aandacht voor het behoud, het handhaven en het benutten van de bestaande kwaliteiten. Het beeld van de compacte stad staat model voor de inrichting van de stedelijke omgeving. Ruimte wordt hierbij steeds meer gezien als een schaars goed. Het streven is er daarom op gericht om verschillende functies met elkaar te combineren op een klein oppervlak, ten einde de beschikbare ruimte zo optimaal mogelijk te benutten. In de praktijk wordt echter nog vaak gekozen voor een oplossing die geen aandacht heeft voor de integratie van functies. Bij de inrichting van de stedelijke omgeving zijn drie netwerken ordenend: water, infrastructuur en groen. Waterbeheer staat hierbij sterk in de belangstelling, met name vanwege recente overlastproblemen. Het dubo-beleid in Delft heeft zich in het begin van de jaren negentig vooral gericht op het uitvoeren van voorbeeldprojecten. Besparing van energie en het gebruik van duurzame energiebronnen is daarbij altijd een belangrijk aandachtspunt geweest. Op basis van de opgedane ervaringen zijn beleid en instrumenten ontwikkeld. Op dit moment is de aandacht vooral gericht op de uitvoering van dat beleid, waarbij de aandacht, zoals gezegd, vooral uitgaat naar nieuwbouwwoningen. In het algemeen geldt echter dat de mogelijkheden om milieumaatregelen in het algemeen en dubo-maatregelen in het bijzonder, te integreren in bouwprojecten pas in een laat stadium worden bekeken. Hierdoor zijn de mogelijkheden beperkt en is het resultaat veelal mager. Overheden staan terughoudend tegenover het, middels regelgeving, opleggen van bepaalde maatregelen aan (ver)bouwers. Perspectief Duurzame stedelijke ontwikkeling vergt een innovatieve aanpak. De Delft Kennisstad-strategie biedt hiertoe goede mogelijkheden. Maar er zijn meer aangrijpingspunten om een duurzame ontwikkeling van Delft dichterbij te brengen. Goede kansen bieden bijvoorbeeld de veranderingen in de milieuwetgeving welke leiden tot mogelijkheden voor maatwerk op lokaal niveau. Niet overal hoeven meer dezelfde (landelijke) normen te worden gehanteerd. Bij verschillende ruimtelijke functies horen verschillende na te streven milieukwaliteiten. Een goed voorbeeld van integratie van de compacte stad-gedachte en een gebiedsgericht milieubeleid is het Stad & Milieu-project Duurzame ontwikkeling Zuidpoort-gebied. Ook andere gebieden in Delft waar herstructurering binnenkort aan de orde is (TU Zuid-gebied, Bedrijventerrein Schie-oevers, Spoorzone, Poptahof) bieden goede mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling. Op het niveau van bedrijventerreinen en wijken liggen er mogelijkheden voor een intensivering van het ruimtegebruik, het realiseren van een veelzijdige en gevarieerde stedelijke omgeving, het implementeren van duurzaam bouwen en het sluiten van energie- en grondstoffenkringlopen. Voorwaarde voor een duurzame inrichting is een goede samenwerking, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als tussen en met andere partijen in de stad, in een vroeg stadium van de planontwikkeling. Samenwerken in gebiedsgerichte projecten is het credo. Op energiegebied zijn er ontwikkelingen op bovenlokaal niveau die kansen bieden voor een duurzame ontwikkeling van Delft. Zo heeft het Rijk veel aandacht voor het lokaal energiebeleid middels subsidie-programmas van de Novem. Daarnaast is er ook op Europees niveau aandacht, welke hoogstwaarschijnlijk resulteert in de oprichting van een energie-agentschap in Delft. Dit energie-agentschap kan een belangrijke rol spelen in het doen van onderzoek en het bieden van ondersteuning als het gaat om een duurzame energievoorziening voor de stad. Tenslotte creëert ook de liberalisering van de energiemarkt kansen voor een duurzame stedelijke ontwikkeling. Het verschaft de gemeente een betere onderhandelingspositie als het gaat om op een duurzame wijze te voorzien in de Delftse energiebehoefte. Doelstellingen Het thema ruimte, bouwen en energie biedt bij uitstek mogelijkheden tot het realiseren van een goed functionerende, duurzame stad. De projecten Het duurzame wijkplan en Kansenkaart van Delft leveren een basis van waaruit dit verder kan worden uitgewerkt. Ten aanzien van het proces van de planontwikkeling wordt als doel geformuleerd om in een vroeg stadium samen te werken, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als tussen en met andere partijen in de stad. Daarbij geldt dat aspecten van duurzame ontwikkeling (duurzaam bouwen, energiebesparingsmogelijkheden, leefkwaliteit, etc.) in een zo vroeg mogelijk stadium moeten worden ingebracht (project: Duurzame ontwikkeling Zuidpoort-gebied). Op het gebied van de ruimtelijke inrichting is het doel een diversiteit wat betreft woontypen en woonomgeving te behouden c.q. te realiseren zodat de kwaliteit van de stedelijke omgeving gewaarborgd wordt. In de gebiedsgerichte projecten Duurzame herstructurering Schie-oevers, Herstructurering Poptahof, Duurzame ontwikkeling TU Zuid-gebied en Duurzame ontwikkeling Zuidpoort-gebied wordt onder andere dit doel nagestreefd. De aandacht wat betreft duurzaam bouwen moet verschuiven van de nieuwbouw van woningen naar een gebiedsgerichte uitwerking in de bestaande bouw (Herstructurering Poptahof) en de utiliteitsbouw (project Herstructurering Schie-oevers, Duurzame ontwikkeling TU Zuid-gebied en Duurzame ontwikkeling Zuidpoort-gebied)). Om een goed implementatie van duurzaam bouwen te garanderen worden verbeteringen aangebracht in de regelgeving (project Duurzaam bouwen). Naast een betere regelgeving is het ook belangrijk een (grotere) maatschappelijke interesse te kweken voor duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen moet een positieve uitstraling krijgen. Het doel wat betreft energie is in eerste instantie een zo groot mogelijke besparing te realiseren op het energiegebruik. De resterende energievraag zal vervolgens zo veel mogelijk gedekt worden uit duurzame bronnen (project: Klein Kyoto in Delft). Om een beeld te krijgen van het Delftse potentieel voor de opwekking van duurzame energie wordt een Duurzame Energiescan uitgevoerd. Op basis van de uitkomsten hiervan zal een gekwantificeerde doelstelling beter worden onderbouwd.
Naar deel 2 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |