30 augustus 2001

Deel 2: Duurzaamheidsplan Delft 2000 - 2003  Concept  (deel 2 uit 3)
 


naar index

Thema Mobiliteit (ontleend aan VVP+)

4.1 Uitwerking van de beleidsvisie voor het thema Mobiliteit

Trend/neiging

Verkeer en milieu zijn twee nauw met elkaar verbonden onderwerpen. Met name de groei van het autoverkeer heeft op lokaal niveau een aantal gevolgen die vanuit milieu-overwegingen niet wenselijk zijn: geluidsoverlast, luchtvervuiling en ruimtegebruik. Deze gevolgen vormen in hoge mate een aantasting van de leefbaarheid in de stad Delft. Op mondiaal niveau draagt de luchtverontreiniging door gemotoriseerd verkeer bij aan het broeikaseffect en het opraken van eindige brandstoffen waarmee de duurzaamheid in het gedrang is.

Het autogebruik in het woon-werk verkeer biedt door de concentratie naar tijdstip en routes goede mogelijkheden voor maatregelen die er op gericht zijn om het autogebruik te doen afnemen. Daarbij moet gedacht worden aan verbetering van het openbaar vervoer, betere fietsroutes en -stallingen, het aanscherpen van het parkeerbeleid. Het beleid tot op heden is dan ook sterk gericht op de grote, dagelijkse vervoersstromen (bijvoorbeeld door inzet van spitsbussen of locatiebeleid).

Het autogebruik voor andere dan woon-werkritten is moeilijker terug te dringen. Aan de keus voor de auto bij ritten anders dan woon-werkverkeer liggen, naast economische, verschillende andere overwegingen ten grondslag. Aspecten als een grote spreiding in tijd en wat betreft routes, sterke pieken, het reizen in groepen (gezinnen) en de aanwezigheid van bagage maken het moeilijk om goede alternatieven te bieden voor de auto. Deze aspecten maken dat tot op heden het beleid en de maatregelen maar beperkt uitgaan van het beperken van de groei van het autogebruik met motieven zoals winkelen, recreatie en sociale bezoeken.

Perspectief

In het Verkeers- en VervoerPlan (1998) is als doelstelling opgenomen een maximale groei van het autoverkeer tot 10%, bestaande uit een reductie van het autogebruik voor woon-werkverkeer van 17,5% en een maximale groei van het overige verkeer van 28%. De nadruk in het VVP en het bijbehorende maatregelenplan ligt op het beperken van het autogebruik woon-werkverkeer en is in dat verband al zeer ambitieus te noemen.

Voor een groot aantal onderdelen is de uitwerkingen en realisatie van maatregelen uit het VVP in gang gezet. Zo is het Fietsactieplan uitgewerkt waarin een samenhangend pakket aan maatregelen is opgenomen waarmee Delft weer "Fietsstad" moet worden. Dit ambitieuze plan omvat de aanpak van de belangrijkste fietsroutes in Delft en de verbetering van stallingsvoorzieningen. Daarnaast is een forse uitbreiding van 30-km gebieden in voorbereiding evenals het autoluw maken van de binnenstad.

In het huidige collegeprogramma is de uitwerking van een Verkeers- en VervoerPlanPlus (VVP+), een aanscherping van het bestaande VVP, opgenomen. Het VVP+ heeft een hoger ambitieniveau dan het VVP. De doelstellingen met betrekking tot het autogebruik zijn aangescherpt. Tevens leidt het VVP+ tot een extra impuls voor de uit te voeren maatregelen. Ten opzichte van het VVP worden er meer maatregelen genomen, worden maatregelen sneller uitgevoerd en zullen de maatregelen ingrijpender worden uitgevoerd.

In het algemeen zoekt het VVP+ de balans tussen de noodzaak van autoverkeer voor diverse activiteiten en doelgroepen (bereikbaarheid, sociale functie) en de neveneffecten van het autoverkeer voor de omgeving. Het VVP+ moet leiden tot een haalbare doelstelling, met name t.a.v. het bieden van aantrekkelijke alternatieven voor het gebruik van de auto, anders dan voor woon-werkverkeer. Samenhangend met de beoogde reductie van het autogebruik worden ook andere doelstellingen aangescherpt, zoals op het gebied van milieu, verkeersveiligheid en het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets.

In het VVP+ ligt de nadruk op instrumenten die direct door de gemeente beïnvloedbaar zijn (lokaal beleid). Onmisbaar zijn echter een aantal oplossingsrichtingen waarbij de uitvoering een verantwoordelijkheid is van hogere overheden. De standpuntbepaling, medewerking en/of medefinanciering door Delft hierbij volgen uit het ambitieniveau van het VVP+. Te denken valt daarbij aan: Agglonet / Randstadrail en het regionaal fietspadennet;

De uitwerking van het verkeers- en vervoerbeleid in het VVP+ heeft plaatsgevonden aan de hand van een aantal oplossingsrichtingen en heeft geleid tot een samenhangend pakket van maatregelen. Hieronder is een opsomming gegeven van de belangrijkste oplossingsrichtingen.

Verkeerscirculatie

De concurrentiepositie van de auto wordt teruggedrongen door het in hoge mate concentreren van het autoverkeer op hoofdroutes en een versnelde invoering van 30 km-gebieden. Daarbij zullen verkeersstromen, door dynamisch verkeersmanagement, via routes worden geleid die daartoe het best geschikt zijn en minder hinder opleveren.

Parkeren

Het parkeren zal verdergaand en versneld worden gereguleerd, met name in en rond de binnenstad, onder ander door hogere tarieven en/of uitbreiding van de ‘betaalperiode’. Om de hinder en het ruimtebeslag te beperken worden parkeervoorzieningen zo veel mogelijk geconcentreerd, waar mogelijk in gebouwde voorzieningen. De parkeernormen voor bedrijven of bij bouwplannen worden aangescherpt.

Fiets

In het kader van het Fietsactieplan wordt het fietspadennetwerk verbeterd en meer afgestemd op het daadwerkelijk gebruik. Daarbij wordt de herkenbaarheid, het comfort en de bewegwijzering van fietsroutes verbeterd (3D-project). Ook worden meer en betere stallingsvoorzieningen bij woon- en bestemmingsgebieden, zoals de binnenstad, gerealiseerd. Voor wat betreft de regionale fietsroutes wordt ingezet op (de voorwaarden voor) een versnelde uitvoering ervan.

Voetganger

De voetganger krijgt meer ruimte en aantrekkelijker routes, o.a. door het autoluw maken van de binnenstad, de herinrichting van gebieden (woonwijken, spoorzone) en het realiseren van 30 km-gebieden (3D-project).

Openbaar vervoer

Bezien wordt of en hoe meer c.q. extra aanbod van openbaar vervoer mogelijk en wenselijk is als instrument voor het aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer ten opzichte van het tarief, andere tariefstructuren of betaalwijzen (3D-project).

In samenwerking met de exploitant worden de efficiency en kwaliteit van het stadsnet verbeterd middels telematica en beheerstechnieken, maar ook door het directer maken van routes (o.a. busbrug Gist).

Het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer krijgt een grotere rol in de verplaatsingsketen voor verschillende doelgroepen.

Voor de nieuwe routes naar VINEX-gebieden (Ypenburg, Emerald, Wateringse Veld) wordt ingezet op een versnelling of fasering van de realisatie van Agglonet-verbindingen. Zo wordt middels een bijdrage aan het regionale mobiliteitsfonds de tijdige financiering vanuit stadsgewest Haaglanden zeker gesteld. Daarnaast worden (deel)studies uitgevoerd om voor de trajecten in en rond Delft zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over tracés, termijn van uitvoering, vervoertechniek e.d.

De invulling van stedebouwkundige plannen zoals de ontwikkeling van TU-Zuid en het spoortunnelproject vergroten de haalbaarheid van Agglonet-verbindingen maar ook van Randstadrail of een betere bediening door de NS

Lokatiebeleid

In toenemende mate zal de bereikbaarheid per openbaar vervoer (t.o.v. autobereikbaarheid) uitgangspunt zijn bij de planuitwerking voor gebieden of de uitgifte/bestemming van gronden en de daarbij te hanteren parkeernormen.

Stadslogistiek

Voor wat betreft het vervoer van goederen zal de haalbaarheid van een andere vorm of opzet van goederenvervoer worden bezien, o.a. in relatie tot het autoluw maken van de binnenstad.

Bij de uitwerking van het VVP+ zal in hoge mate integraal worden gewerkt vanuit een gebiedsgerichte benadering. Daarin zijn enerzijds diverse maatregelgroepen nauw verwant (concentreren parkeren/autoluw en meer ruimte voor fietsers en voetgangers) en zijn anderzijds diverse disciplines betrokken (Infra en EZ bij bereikbaarheid). Ook wordt bij de planvorming nauwe samenwerking gezocht met belanghebbenden. Voorbeelden hiervan zijn de binnenstad en de Poptahof. Tenslotte is er de tendens dat fasering en mogelijke ontwikkelingen in de toekomst mede bepalend zijn voor de huidige planvoorbereiding.

 

4.2 Projecten

Onderwerp

Openbaar vervoer

Verwijzing

VVP+, Herziening Ontwikkelingsvisie 2001

Omschrijving

Het beperken van (de groei van) het autogebruik door bewoners en bezoekers van Delft door het gebruik van het openbaar vervoer aantrekkelijker of eenvoudiger te maken door middel van het wegnemen/verlagen van de kosten voor de gebruiker en/of door middel van een meer op de behoefte van gebruikers afgestemde kwaliteit.

Beoogd resultaat

Een afweging en voorstel ten aanzien van gratis/goedkoper openbaar vervoer en een meer op de behoefte van de doelgroepen afgestemde dienstuitvoering (pendelbus, frequentie, deur-tot-deur of vaste route);

Een voorstel naar aanleiding van voorgaande afweging voor de inwoners van Delft;

Een voorstel naar aanleiding van voorgaande afweging voor de bezoekers van Delft met een onderscheid naar bezoekers vanuit de direct omliggende kernen en bezoekers/toeristen;

Een voorstel voor een fasering in de uitvoering van de uit te werken deelprojecten i.s.m.:

de effectuering van maatregelen uit het parkeerbeleid;

de bouwwerkzaamheden en realisatie van het Zuidpoort-gebied;

de realisatie van andere parkeerlokaties;

de mogelijke inzet van alternatieve vervoertechnieken;

mogelijke acties op korte termijn.

Planning

Start ad.1: oktober 1999;

Eind (afhankelijk van voorstellen): maart 2000.

Participatie (naast gemeente)

Vervoerbedrijven, stadsgewest Haaglanden, belangenverenigingen van ondernemers, OV-reizigers.

Budgetten

De ambtelijke voorbereiding wordt bekostigd uit de reguliere budgetten van de betrokken afdelingen en uit middelen die zijn gereserveerd in de Zomernota (Mobiliteitsbeleid).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Onderwerp

Voldoende ruimte voor voetganger en fietser

Verwijzing

VVP+, Fietsactieplan

Omschrijving

Voldoende ruimte voor voetganger en fietser betreft:

Nieuwe langzaam verkeer routes (realisatie ontbrekende schakels in de netwerken);

Verbetering bestaande langzaam verkeer routes;

Vermijding van conflictsituaties tussen het langzaam verkeer en snelverkeer;

Vermijding van conflictsituaties tussen het langzaam verkeer onderling. Voorbeelden conflictsituaties: Binnenstad (Barbarasteeg), fiets- en wandelpaden in het Delftse Hout.

Een herverdeling van de (verkeers)ruimte ten gunste van de voetganger en fietser en ten koste van de auto kan mogelijkheden bieden om knelpunten op te lossen.

Beoogd resultaat

Aantrekkelijkere voetganger- en fietsroutes;

Bevordering van het voetganger- en fietsverkeer;

Vermindering van het aantal ongevallen ook tussen voetgangers en fietsers onderling.

Planning

Start (inventarisatie): 4e Kwartaal 1999 en 1e kwartaal 2000;

Eind: uitvoering start vanaf 4e kwartaal 2000.

Participatie (naast gemeente)

Voetgangersvereniging, ENFB, OFD, scholen, wijkagenten.

Budgetten

De ambtelijke voorbereiding wordt bekostigd uit de reguliere budgetten van de betrokken afdelingen. De (voorbereiding van de) uitvoering wordt gefinancierd uit reguliere onderhoudsbudgetten. Daarnaast zijn er middelen gereserveerd in de Zomernota (Mobiliteitsbeleid).

Voor de overige projecten uit het VVP+: zie ‘Perspectief’ (Op hoofdlijnen. Nadere details in het Fietsactieplan en het concept VVP+).

 

5 Thema Water en Ecologie (ontleend aan Waterplan Delft)

5.1 Uitwerking van de beleidsvisie voor het thema Water en Ecologie

Trend

Historisch gezien was de trend om de waterproblematiek sectoraal en defensief te benaderen. Het waterbeheer was afgestemd op de maatschappelijke behoeften (veiligheid, scheepvaart, drinkwatervoorziening, etc.). Waar zich problemen voordeden, vond oplossing veelal plaats met technische maatregelen. Zo werden hoge en lage waterstanden in polders gepareerd door in- en uitmalen van water en dijkverhoging. Bij drinkwater ging de aandacht uit naar het beschermen van de waterbronnen. Waar de kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodem een probleem vormde, poogde men emissies te beperken. Zo nodig werd oppervlaktewater doorgespoeld en verontreinigd bodemslib weggebaggerd. Ook bij natuur werd sectoraal (en defensief) gewerkt waarbij het accent vooral lag op natuurbehoud.

Neiging

Inmiddels worden de verschillende waterproblemen meer integraal benaderd. De samenhang tussen grondwater, oppervlaktewater en functies van water krijgt veel aandacht. Maar bij het zoeken naar oplossingen voor problemen bestaat nog steeds de neiging vooral sectoraal te kijken en vooral technische oplossingen te vinden. Dat geldt in zekere zin ook voor de natuur. De natuur wordt inmiddels ook breder bekeken. Zo is het accent verlegd van natuurbehoud naar natuurontwikkeling, maar de neiging bestaat nog steeds om daarbij vooral vanuit de sector natuur te redeneren.

Perspectief

Het perspectief is om water en ecologie en ruimtelijke ordening in samenhang te bezien, gebruik makend van de ‘natuurlijke’ gegevenheden en de ligging in het landschap. Dat betekent dat wordt aangesloten bij natuurlijke processen (water als ordenend principe) en bestaande ecologische structuren, en dat bij bijvoorbeeld herinrichting van woonwijken en nieuwe bebouwing hiermee rekening wordt gehouden. Het doel hiervan is de veerkracht (van natuurlijke en maatschappelijke systemen) te vergroten, of anders gezegd de kwetsbaarheid ervan (onder meer voor wateroverlast, verdroging en verontreiniging) te doen afnemen. Ook wordt het accent verder verlegd van zuivering van afvalwater naar voorkómen van emissies aan de bron, bijvoorbeeld door een daarop afgestemde materiaalkeuze in bebouwing.

Kernbegrippen bij water en ecologie zijn: gesloten waterketens; schoon water schoon houden; beperken van de emissie van afvalstoffen; natuurvriendelijke oevers; bergingscapaciteit voor water benutten, zodat (schoon) water in het eigen gebied kan worden vastgehouden; verminderen van de kwetsbaarheid voor verontreiniging, wateroverlast en droogte; ontsnippering van natuur; herstel en verbetering van ecologische structuren. Diverse ontwikkelingen in en rond de stad bieden mogelijkheden om van deze perspectieven gebruik te maken. Te denken valt o.a. aan de herstructurering van woonwijken, de groen-blauwe slinger en de ontwikkelingen in het TU-gebied.

De integratie van verschillende beleidsterreinen vraagt ook om integratie van beleid en brede afstemming met beheerders en actoren. Om handen en voeten te geven aan dit perspectief gaan wij samen met het Hoogheemraadschap van Delfland uit van de hoofddoelstelling van de Vierde Nota waterhuishouding gericht op het realiseren van gezonde en veerkrachtige watersystemen.

Van gezonde (en fraaie) watersystemen is sprake als er voldoende, schoon en mooi water is; als het water een lust voor het oog is en een plezier om aan te wonen en in te spelen; als het water helder is en er waterplanten in groeien en er vele soorten vissen in zwemmen; en tenslotte als het water en de oevers deel uitmaken van een blauw-groen netwerk met optimale kansen voor organismen om zich te verplaatsen.

Bij veerkrachtige watersystemen is het vizier gericht op het inspelen en benutten van natuurlijke dynamiek en natuurlijke processen. Het stedelijke watersysteem is veerkrachtig als verstoringen, zoals ten gevolge van extreme wateroverlast of verontreiniging, relatief gemakkelijk kunnen worden opgevangen.

Binnen de mogelijkheden die gezonde en veerkrachtige watersystemen bieden wordt een duurzaam gebruik van watersystemen (recreatievaart en oeverrecreatie, scheepvaart) zoveel mogelijk bevorderd. Voorts geldt als doelstelling dat het water en groen in de stad moeten bijdragen aan het verkrijgen van een hoge ruimtelijke kwaliteit en een optimale leefbaarheid. Water en groen dat zichtbaar en dynamisch aanwezig is in de stad en de ruimte krijgt, (die het verdient), draagt bij aan het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit. Als daarnaast wordt ingespeeld op de behoeften van de bewoners en bedrijven (ook scholen e.d.) komt dit de kwaliteit van de leefomgeving ook ten goede. Daarnaast mikken wij op efficiënt drinkwaterverbruik (waterbesparing) en op het ontlasten van de rioolwaterzuivering (minder water en minder verontreiniging).

De inrichting van wateren en oevers wordt zoveel mogelijk afgestemd op het behouden en verkrijgen van natuurwaarden waarbij ‘de juiste inrichting op de juiste plaats’ niet uit het oog mag worden verloren. Het onderhoud en beheer wordt natuur- en milieuvriendelijk uitgevoerd.

Naast het bevorderen van de ‘natte’ ecologie behoeft ook de ‘droge’ ecologie (ontsnippering en de samenhang tussen droog en nat) aandacht. Hierdoor kan de natuurwaarde in het stedelijk gebied vergroot worden en kan de ecologische relatie tussen ‘stad’ en ‘land’ verbeterd worden.

Tenslotte wordt gestreefd naar maatschappelijk draagvlak voor in dit kader uit te voeren maatregelen en acties. Communicatie met bewoners en bedrijven en andere belanghebbenden vormt daarom een belangrijk onderdeel van de planvorming en moet bijdragen aan het creëren van en behouden van ’waterbewustzijn’ en natuur- en watervriendelijk gedrag.

3D en het ‘Waterplan Delft’

Bovenstaande visie is nader uitgewerkt in het ‘Waterplan Delft’. Bij de uitwerking wordt een gebiedsgerichte benadering gevolgd. Per wijk wordt bekeken wat de natuurlijke situatie is, welke natuurlijke processen er spelen, en wat de gebruikswensen zijn. Vervolgens wordt daaruit het ambitieniveau per wijk (de doelsituatie) afgeleid. De tijd benodigd voor de realisatie van de ambitieniveaus is afhankelijk van de prioritering en fasering van de maatregelen. Als dat relevant is worden per wijk tussendoelen gesteld die eerder kunnen worden gerealiseerd.

 

5.2 Projecten

Onderwerp

Water in Ecodus: EcodusVer en Verder

Verwijzing

 

Omschrijving

Het verbeteren van het huidige watersysteem en de waterkwaliteit in Ecodus;

In samenwerking met alle betrokkenen, incl. de jeugd, opstellen van een beheersplan;

Het leren van de ervaringen uit Ecodus en deze ervaringen gebruiken om te komen tot een stappenplan (‘watergids’) voor andere projecten in Delft.

Beoogd resultaat

Voorstel voor verbetering van het huidige watersysteem in Ecodus (incl. kosten) en een beheersplan voor Ecodus;

‘Watergids’ t.b.v. planvorming: een handleiding die aandachtspunten bevat voor alle betrokkenen (in- en extern) om de mogelijkheden voor integraal waterbeheer ten volle te benutten in de verschillende stadia van een project.

Planning

looptijd: 1 jaar

Participatie (naast gemeente)

Hoogheemraadschap van Delfland, Initiatiefgroep Natuurbeheer, adviesbureau, TU-Delft, bewoners.

Budgetten

Opstellen beheersplan

Regulier onderhoud

Investeringen

Kosten ca. 1 à 2 ton te financieren uit regulier budget. Daarnaast mogelijkheden voor financiering uit het milieutechnologiefonds.

 

Onderwerp

Afkoppelen van regenwater in de Wippolder

Verwijzing

Planontwikkeling Wippolder

Omschrijving

Verbeteren van de water- en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater in de Wippolder en omstreken;

Verbeteren van het rendement van de zuivering van rioolwater;

Regelen van de grondwaterstand;

Vergroten van het milieubewustzijn en stimuleren van milieuvriendelijk gedrag bij burgers en woningbouwverenigingen met betrekking tot water.

Beoogd resultaat

Voorstel voor open afvoer van regenwater van daken via molgoten naar straatkolken;

Voorstel voor de toepassing van een geperforeerde leiding voor de infiltratie van regenwater afkomstig van daken en wegen in Wippolder;

Voorstel voor het regelen van het grondwaterpeil in de Wippolder middels infiltratie en drainage;

Voorstel voor de afvoer van overtollig regenwater en grondwater naar buffersloten met peilfluctuatie op die sloten;

Voorstel voor het toepassen van natuurlijke zuivering in de buffersloten en een natuurvriendelijke inrichting van de oevers;

Voorstel, ter voorkoming van diffuse verontreiniging, voor aanvullende bouwvoorschriften ten aanzien van het gebruik van materialen bij reparaties, verbouwingen en renovaties aan woningen.

Planning

Voorbereiding ca. ½ jaar, uitvoering daarna ca. 1 jaar

Participatie (naast gemeente)

Hoogheemraadschap van Delfland, woningbouwvereniging Vestia, Wareco, Haskoning, bewoners.

Budgetten

Kosten nog nader te begroten, werk met werk maken. Mogelijk subsidie Hoogheemraadschap van Delfland en een bijdrage uit het milieutechnologiefonds.

 

Onderwerp

Herstructurering watersysteem Voorhof, Buitenhof en Tanthof

Verwijzing

3D-project: Ecologische hoofdstructuur Delft

Omschrijving

Een duurzaam en gezond watersysteem creëren in de Hoge en Lage Abtswoudse Polder dat voldoet aan de, door het bestuur, vastgestelde eisen.

Beoogd resultaat

Duurzaam en gezond watersysteem dat voldoet aan de gestelde eisen.

Planning

Voorbereiding ca. 2 jaar, uitvoering 10-15 jaar

Participatie (naast gemeente)

Hoogheemraadschap van Delfland, TU-Delft, natuurorganisaties, scholen, bewoners, adviesbureaus.

Budgetten

Voorbereidingskosten: 1 à 2 ton. Hiervoor zal een voorstel worden voorbereid. Investeringen en ontwerp-kosten komen voor een deel ten laste van het bij de zomernota vastgestelde investeringsbudget van 9 ton tot en met 2002.

 

Onderwerp

Ecologische hoofdstructuur Delft

Verwijzing

Onderhoudsplanningen

Omschrijving

Het vergroten van de natuurwaarde in het stedelijk gebied en het verbeteren van de ecologische relaties tussen ‘stad’ en ‘land’. Nagestreefd wordt om een zoveel mogelijk zelfregulerend ecologisch systeem te creëren.

Beoogd resultaat

Een concreet, uitvoerbaar en haalbaar plan;

Water en ecologie geïntegreerd in plannen voor renovatie, herinrichting en beheer;

Water en ecologie als ordenend principe;

Een relatie tussen het watersysteem en de ecologische (hoofd)structuur van Delft.

Planning

1 jaar studie, uitvoering enkele jaren.

Participatie (naast gemeente)

Natuur- en milieu-organisaties, Hoogheemraadschap van Delfland, stadsgewest Haaglanden, provincie Zuid-Holland, TU-Delft, bewoners.

Budgetten

De ambtelijke voorbereiding wordt bekostigd uit de reguliere budgetten van de betrokken afdelingen. De uitvoering wordt gefinancierd uit reguliere onderhoudsbudgetten. Ten behoeve van de aanleg van milieuvriendelijke oevers en aanpassingen in de ecologische hoofdstructuur is in het investeringsprogramma van de Zomernota budget vastgelegd.

 

Onderwerp

Onderzoek naar de effecten van het verminderen van de grondwateronttrekkingen in Delft

Verwijzing

 

Omschrijving

Het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van het verminderen van grondwateronttrekkingen in de gemeente Delft.

Beoogd resultaat

Inzicht in de (maatschappelijke en bestuurlijke) haalbaarheid van het verminderen van de grondwateronttrekking en de mogelijkheid om met maatregelen eventuele nadelige gevolgen voor de bebouwing in Delft te voorkomen.

Planning

Voorbereiding 1 à 2 jaar, uitvoering 2 jaar.

Externe participatie

Hoogheemraadschap van Delfland, provincie Zuid-Holland, Rijkswaterstaat, adviesbureau, bewoners, DSM/Gist, TU-Delft.

Budgetten

ca. 1 miljoen, met financiering van de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland. In nader voorstel uit te werken.

 

Onderwerp

Recreatiewater in en om Delft

Verwijzing

 

Omschrijving

De intensiteit van waterrecreatie in de buitenstedelijke gebieden is afhankelijk van de bereikbaarheid/ontsluiting en van een goede kwaliteit van het oppervlaktewater. Door een toename van de bevolking in de directe omgeving (Vinex-locaties) wordt de druk op de recreatiewateren steeds groter. Deze toenemende druk en een verslechterende kwaliteit van het oppervlaktewater heeft negatieve invloed op de aantrekkelijkheid van de recreatiegebieden. Deze situatie is actueel in de Delftse Hout (grote plas) en de waterspeeltuinen Delftse Hout en Tanthof. Uitbreiding van recreatiewater geeft spreiding van gebruik. Deze uitbreiding wordt gerealiseerd in de aan te leggen recreatiegebieden in Midden-Delfland. Aan de Rotterdamseweg wordt een dagrecreatieterrein annex camping gerealiseerd en ten zuiden van Tanthof-Oost ontstaat een krekengebied met mogelijkheden voor oever- en waterrecreatie. Ook ten zuiden en westen van Tanthof-West worden nieuwe waterpartijen aangelegd. In oostelijke richting staat de Delftse Hout in verbinding met water van Nootdorp en Pijnacker (o.a. Dobbeplas). Daarnaast worden andere (binnenstedelijke) locaties gezocht.

Beoogd resultaat

Vergroten van het areaal aan goed bereikbare recreatiewateren en voor dit oppervlaktewater tenminste zwemwaterkwaliteit handhaven.

Planning

Onderzoek naar andere locaties eind 2000 afgerond

Start: aanleg Rotterdamseweg 1999, Tanthof 1999/2000

Einde: Rotterdamseweg 2000, Tanthof 2000/2001

Participatie (naast gemeente)

Recreatieschap Midden-Delfland, Hoogheemraadschap Delfland, exploitant dagrecreatiecentrum Rotterdamseweg.

Budgetten

Rijk, reguliere budgetten

 

Onderwerp

Proefproject Waterstad 2000

Verwijzing

Water in Ecodus: Ecodus Ver en Verder, Herstructurering watersysteem Voorhof, Buitenhof en Tanthof, Ecologische hoofdstructuur Delft, Onderzoek naar der effecten van het verminderen van de grondwateronttrekkingen in Delft

Omschrijving

Een aantal samenwerkende kennisintensieve bedrijven en instanties hebben een innovatief hoogstaand systeem ontwikkeld dat integraal waterbeheer mogelijk maakt via het telemetrisch meten van kwantiteit en kwaliteit van water. Het project voorziet in de aanleg van een proef-meetnet van ongeveer 1000 meetpunten rondom de Delftse Nieuwe Kerktoren. De gegevens zijn vrijwel direct en continu beschikbaar via het internet. Het systeem en de meetresultaten worden gepresenteerd tijdens twee internationale conferenties in maart en september 2000. Delft functioneert als proeftuin door de aanleg van 175 meetsystemen ten behoeve van het water- en rioolbeheer. De wethouder Delft Kennisstad participeert tevens in het bestuur van de Stichting Waterstad 2000.

Beoogd resultaat

Het verkrijgen, valideren en integreren van meetresultaten, waardoor integraal waterbeheer mogelijk wordt.

Planning

Start: 31 maart 1999

Einde: september 2000

Participatie (naast gemeente)

Gemeente Delft (projectbureau Delft Kennisstad, Dienst Beheer en Milieu afdeling OWW), omliggende gemeenten, TUD Hoogheemraadschap van Delfland, provincie Zuid-Holland, Van Essen Instruments, NITG-TNO, Siemens.

Budgetten

Totale proefprojectbegroting: f 5.800.000,-

Aandeel gemeente Delft:

OWW: f. 322.500,-

Delft Kennisstad (milieutechnologiefonds): f. 150.000,- voor de aanschaf en plaatsing van 175 meetpunten in Delft

 

6 Thema Afval

6.1 Uitwerking van de beleidsvisie voor thema Afval

Trend

Bij de Delftse huishoudens en bedrijven komen jaarlijks grote hoeveelheden afval vrij. De trend bij de huishoudens is dat de totale hoeveelheid afval nog steeds toeneemt. Wel is er sprake van een steeds verdergaande scheiding van de her te gebruiken componenten glas, papier, GFT en textiel. Deze fracties bedroegen bij elkaar in 1998 ca. 34% van de totale stroom huishoudelijke afval. In 1991 was dit nog slechts 24%. De hoeveelheid huishoudelijk restafval, die naar de verbranding is gegaan, bedroeg in 1998 ruim 26.000 ton (66%); dit komt neer op ca. 275 kg per inwoner.

Neiging

Aanvankelijk heeft de nadruk bij huishoudens met name gelegen op afvalscheiding. Later is o.a. middels gerichte projecten het accent verschoven naar afvalpreventie, waarbij ook de detailhandel wordt betrokken. Bij bedrijven ligt het accent nog voornamelijk op afvalscheiding en een branche- dan wel locatiegerichte aanpak hiervan.

Perspectief

Het streven is erop gericht om zo hoog mogelijk op de zgn. ‘Ladder van Lansink’ uit te komen. Lansink heeft voor het omgaan met afval de volgende voorkeursvolgorde aangegeven: preventie (voorkómen dat afval ontstaat), hergebruik (eerst product- en dan materiaalhergebruik), verbranding (liefst met energie-terugwinning) en, als minst gewenste, storten.

Vanuit het duurzaamheidsprincipe van regenereren is het gewenst dat er in het denken een verschuiving plaatsvindt van ‘afvalstof’ naar ‘potentiële secundaire grondstof’. Indien deze verschuiving gestalte krijgt, dan wordt enerzijds bespaard op het gebruik van primaire grondstoffen en anderzijds een vermindering van de afvalberg gerealiseerd. Ook de ontwikkelingen in de richting van ‘ecodesign’ (reeds in de ontwerp-fase van een product), die gericht zijn op het hergebruik van materialen in een nieuw product en meer materiaalhergebruik in het afvalstadium, dragen hiertoe bij. Het sinds 1 januari 1999 van kracht zijnde ‘Besluit Verwijdering Wit en Bruingoed’, waarbij de producent verplicht wordt zijn eigen product terug te nemen en op milieuhygiënische wijze te verwerken, is een stimulans in deze richting. Daarnaast moet het streven erop gericht zijn producten zoveel mogelijk kansen te geven voor een ‘tweede leven’ in het kringloopcircuit.

Het mogelijk toepassen van tariefsdifferentiatie (betalen naar aanbod) in combinatie met een verscheidenheid aan inzamelsystemen en voorlichtingsmiddelen afgestemd op de specifieke situatie, kunnen bijdragen aan de gewenste synergie tussen leefbaarheids- en duurzaamheidsdoelen. Dit sluit aan bij het gidsprincipe 'vermaatschappelijken'.

 

 

Doelstellingen:

Een stabilisering van de hoeveelheid te verbranden huishoudelijk afval per inwoner (ondanks de te verwachten economische groei) middels verdergaande preventie en hergebruik;

Optimalisatie van de kwaliteit van de deelstromen, met name aandacht voor het GFT, waar gestreefd wordt naar een 90 % zuiverheid;

Blijvende gedragsverandering en verinnerlijking van het begrip ‘duurzaam omgaan met afval’ zowel bij burgers als bij bedrijven. Maatwerk zowel in inzamelsystematiek als in communicatie is nodig om dit te bereiken;

Bij alle vergunningplichtige bedrijven worden voorschriften met betrekking tot afvalscheiding opgenomen. Waar zinvol wordt tevens afvalpreventie voorgeschreven. De nieuwe generatie AMvB’s voor niet vergunningplichtige bedrijven kennen eenzelfde systematiek. Bij de uitvoering van controles worden bedrijven geadviseerd. Dit betekent dat in 2003 alle bedrijven waar afvalpreventie en afvalscheiding relevant is, voorzien zijn van toereikende voorschriften.

Het ontwikkelen van een branchegerichte of locatiegerichte aanpak voor de onder AMvB's vallende bedrijven. De gemeente kan hiermee het VROM beleid versterken.

 

6.2 Projecten

Onderwerp

Tariefsdifferentiatie

Verwijzing

3D-project: Voorlichting op maat

Omschrijving

Het onderzoeken van de mogelijkheden om de burger te laten betalen naar afvalaanbod en het onderzoeken hoe zo’n systeem het beste ingevoerd zou kunnen worden ten einde de hoeveelheid afval bij de Delftse huishoudens terug te dringen.

Beoogd resultaat

Uitsluitsel of en zo ja welke vorm (of vormen) van DIFTAR in Delft toepasbaar is;

Inzicht in de wijze waarop zo’n systeem ingevoerd zou moeten worden (m.n. communicatie en termijn van invoering spelen hierbij een rol);

Inzicht in de consequenties voor de Afvalstoffenheffing.

Planning

Inventarisatie en proef in 2000;

Eventuele invoering vanaf 2001.

Externe participatie

Burgers

Budgetten

De ambtelijke voorbereiding en de uitvoering van de proef worden bekostigd uit de reguliere budgetten van de betrokken afdelingen. Eventuele invoering van het systeem wordt gefinancierd uit de afvalstoffenheffing.

 

Onderwerp

Uitbreiding Retourettes

Verwijzing

Aansluiten bij door de gemeente aangestuurde gebiedsontwikkelingen. Albert Heijn in de Hoven, Albert Heijn bij Ruijs de Beerenbroucklaan en ontwikkelingen in Bomenwijk.

Omschrijving

Het verbeteren van de afvalscheiding, de informatievoorziening en de service aan de Delftse burger door het realiseren van vier Retourettes al dan niet met informatiepunt bij ondernemers verspreid over Delft in vier jaar.

Beoogd resultaat

In samenwerking met (supermarkt)ondernemers in Delft worden vier extra Retourettes in Delft gerealiseerd. Deze Retourettes zijn verspreid over verschillende wijken in Delft en kunnen een rol spelen bij het wijk- en buurtbeheer als wijkmilieu-informatiepunt. De ideeën hieromtrent worden verder uitgewerkt.

Planning

Evaluatierapportage ‘Retourneren en informeren’: september -oktober 1999;

Ontwikkelingsmodel eind 1999/begin 2000.

Volgende stappen afhankelijk van besluitvorming en bouwactiviteiten

Participatie (naast gemeente)

Kamer van Koophandel, Ondernemersfederatie Delft, Retourette BV, natuur- en milieuorganisaties

Budgetten

De ambtelijke voorbereiding wordt bekostigd uit de reguliere budgetten van de betrokken afdelingen. De uitbreiding van het aantal Retourettes in Delft wordt gefinancierd uit de afvalstoffenheffing.

 

Onderwerp

Milieuzorg en -educatie in het voortgezet onderwijs

Verwijzing

 

Omschrijving

Realisatie en gebruik van middelen, materialen en methoden om milieuzorg en milieu-educatie op het voortgezet onderwijs in Delft te bevorderen. In eerste instantie zal een pilot worden uitgewerkt voor het thema afval.

Beoogd resultaat

Te komen tot een meer structurele verankering van milieu-educatie in het voortgezet onderwijs, in nauwe samenspraak met het onderwijsveld. Daarbij wordt:

Aansluiting gezocht bij de nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs, waarbij zelfwerkzaamheid van leerlingen nadrukkelijker aan bod komt (lesprogramma onderwijs 2e fase, Studiehuis);

Concreet een aanbod voor het thema afval ontwikkeld in de vorm van excursies, apparatuur, lesmateriaal (schriftelijk, digitaal en in de vorm van concrete activiteiten). In een vervolg zal dit ook voor andere milieuthema’s (water, bodem, energie, lucht, geluid, mobiliteit, milieuzorg) uitgewerkt kunnen worden.

Onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van voortgezet onderwijs in Delft: onderbouw en bovenbouw, havo/vwo en vbo.

Planning

In het schooljaar 1999/2000 zal de voorbereiding van de projecten plaatsvinden. In het daaropvolgende schooljaar (2000/2001) zal het pilotproject uitgevoerd kunnen worden. In februari 2000 moet dit gereed zijn om nog in het jaarplan opgenomen te kunnen worden.

Participatie (naast gemeente)

Scholen voortgezet onderwijs, natuur- en milieu-organisaties

Budgetten

Kosten voorbereiding ca. ƒ 100.000. Mogelijkheden voor subsidie uit het milieutechnologiefonds.

 

Onderwerp

Voorlichting op maat

Verwijzing

Wijkplannen/Wijkbeheer, 3D-project: Tariefsdifferentiatie

Omschrijving

Maatwerk in voorlichting over de verschillende vormen van afvalinzameling en de mogelijkheden om het ontstaan van afval te voorkomen.

Beoogd resultaat

Matrix waarin gedifferentieerd naar doelgroep, locatie en afvalstroom c.q. inzamelmethodiek wordt aangegeven welke communicatie-instrumenten het beste kunnen worden ingezet.

Het kan hier gaan om bestaande communicatiemiddelen, om aanpassing daarvan, maar ook om hele nieuwe middelen. Op basis van de matrix kan worden bekeken, welke middelen geschikt zijn voor nadere uitwerking.

Planning

Opzet matrix voorjaar 2000 gereed;

Uitwerking kansrijke middelen voorjaar 2001 e.v.;

Inzet communicatie-instrumenten en evaluatie voorjaar 2002.

Participatie (naast gemeente)

Burgers, woningbouwverenigingen.

Budgetten

De ambtelijke voorbereiding en de uitvoering wordt bekostigd uit de reguliere budgetten van de betrokken afdelingen en uit de afvalstoffenheffing.

 

7 Organisatie 3D

7.1 Inleiding

Voor de uitvoering van 3D is een tweetal hoofdlijnen aan de orde:

De doorwerking van de duurzaamheidsprincipes in plannen en ontwikkelingen;

De uitvoering van de 3D-projecten.

Aan de doorwerking van de duurzaamheidsprincipes in plannen en ontwikkelingen is in hoofdstuk 2 reeds aandacht besteed. 3D richt zich voorts op de uitvoering van een zesentwintigtal projecten. Voor de aansturing en coördinatie van de uitvoering gaan wij uit van de programmastructuur die in onderstaand figuur schematisch is weergegeven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.2 Stuurgroep 3D

De uitvoering van 3D wordt op hoofdlijnen aangestuurd door de stuurgroep 3D. De samenstelling van de stuurgroep is als volgt:

Voorzitter: wethouder Duurzaamheid;

Leden: bestuurder Hoogheemraadschap van Delfland, bestuurder TU-Delft, directeur dienst Stadsontwikkeling, directeur dienst Beheer & Milieu, hoofd afdeling Milieu (tevens programmamanager 3D) en de communicatie-adviseur van de Dienst Beheer & Milieu;

Secretaris: procesondersteuner afdeling Milieu.

(Na de reorganisatie wordt de Stuurgroep gevormd door wethouder Duurzaamheid, bestuurder Hoogheemraadschap van Delfland, bestuurder TU-Delft (onder voorbehoud), directeur Wijk-Stadszaken, sectorhoofd Duurzaamheid, communicatie-adviseur en procesondersteuner vakteam Milieu).

De stuurgroep is integraal verantwoordelijk voor de voortgang van de gezamenlijke 3D-projecten en stuurt waar nodig bij. Elke projectleider van een 3D-project valt onder de verantwoordelijkheid van één van de leden van de stuurgroep.

 

7.3 Programmagroep 3D

Operationele coördinatie van de uitvoering van 3D vindt plaats vanuit de programmagroep 3D. Deze groep bestaat in ieder geval uit de programmamanager 3D (hoofd afdeling Milieu) en de programmasecretaris 3D (procesondersteuner afdeling Milieu).

(Na de reorganisatie: programmamanager: sectorhoofd Duurzaamheid; programmasecretaris: de procesondersteuner van het vakteam Milieu).

Vanuit zijn coördinerende functie legt de programmamanager verantwoording af aan de stuurgroep, en doet dat minimaal middels:

Het jaarlijks uitbrengen van een jaarplanning;

Het twee keer per jaar uitbrengen van een voortgangsbericht;

Het jaarlijks uitbrengen van een jaarverslag.

Input voor planningen, voortgangsberichten en jaarverslagen worden verkregen van de projectleiders.

 

7.4 Projectleidersoverleg 3D

Uitvoering van de individuele 3D-projecten vindt plaats door de individuele projectleiders. De projectleiders werken vanuit de ontwikkelde projectformats en geven daaraan invulling vanuit een eigen projectverantwoordelijkheid. De projectleiders leveren een bijdrage aan bovengenoemde planningen, voortgangsberichten en jaarverslagen op programmaniveau. Hiertoe wordt tweemaal per jaar een projectleidersoverleg belegd. Dit overleg is tevens ingericht om te komen tot dwarsverbanden en leereffecten.

 

7.5 Procesinstrumenten

Ter ondersteuning van het proces dat moet leiden tot een duurzame stedelijke ontwikkeling worden twee instrumenten ontwikkeld: de Duurzaamheidsmonitor en de Duurzaamheidstoets. In onderstaande projectbeschrijvingen zijn nadere bijzonderheden vermeld.

 

Onderwerp

Duurzaamheidsmonitor

Verwijzing

 

Omschrijving

Uitbouwen van de Milieumonitor tot een Duurzaamheidsmonitor. Bezien op welke wijze het monitorings-instrument het beste kan voldoen aan de doelen: het verschaffen van inzicht in de milieukwaliteit en de resultaten van het duurzaamheidsbeleid. Daarnaast zal een draaiboek worden opgesteld ten behoeve van de gegevensverzameling en verslaglegging dat elk jaar opnieuw gebruikt kan worden.

Beoogd resultaat

Draaiboek Gegevensverzameling en Verslaglegging Duurzaamheidsmonitor;

Actualisatie van de ‘factsheets’ t.b.v. gegevensverzameling;

Uitgave van eerste Duurzaamheidsmonitor in 2000.

Planning

Start: najaar 1999;

Eind (uitgave Duurzaamheidsmonitor 2000): zomer 2000.

Participatie (naast gemeente)

Hoogheemraadschap van Delfland, Energie Delfland.

Budgetten

Regulier budget en beleidsgeld 3D.

 

Onderwerp

Duurzaamheidstoets

Verwijzing

 

Omschrijving

Het ontwikkelen van een instrument dat een handvat biedt bij het meewegen van de duurzaamheidsprincipes in de voorbereidingsfase van plannen op ambtelijk niveau en bij de besluitvorming over deze plannen op bestuurlijk niveau.

Beoogd resultaat

De duurzaamheidsprincipes worden meegewogen in de voorbereidingsfase van plannen op ambtelijk niveau en bij de besluitvorming over deze plannen op bestuurlijk niveau. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Duurzaamheidstoets.

Planning

Start: najaar 1999;

Einde: zomer 2000.

Participatie (naast gemeente)

 

Budgetten

Reguliere budgetten.

 

Onderwerp

Gemeentelijke interne milieuzorg (GIM) in de nieuwe organisatie

Verwijzing

 

Omschrijving

Op dit moment is de gemeentelijke interne milieuzorg per dienst georganiseerd. Als gevolg van de gemeentelijke reorganisatie worden de diensten opgeheven. Daarom zal ook de gemeentelijke interne milieuzorg opnieuw georganiseerd worden. Naast organisatorische aspecten staan vooral milieutechnische aspecten centraal bij de aanpak van GIM.

Speerpunten daarbij zijn:

vergunningen up to date (voorbeeldfunctie)

energiebesparing (stijging beperken)

vervoersmanagementplan opstellen en uitvoeren

duurzame inkoop

plan voor schone en stillere voertuigen van de gemeente zelf (Ontwikkeling hiervan past ook in de strategie Delft Kennisstad)

Boogd resultaat

Het omvormen van de huidige gemeentelijke interne milieuzorgsystematiek naar een systematiek die past bij de nieuwe gemeentelijke organisatie, bij voorkeur gekoppeld aan ARBO-zorg qua systematiek en plaats in de organisatie.

GIM zodanig in te bedden in de structuur van de organisatie dat gekomen kan worden tot een beperking van de milieubelasting door:

het energiegebruik terug te dringen (tot het niveau van 1995)

de autokilometers van de medewerkers te verminderen

milieubewust in te kopen op alle fronten (niet alleen kantoorzaken, maar ook bij de clusterspecifieke zaken)

schonere en stillere voertuigen bij de gemeente

Planning

Start: najaar 1999 (i.v.m. overdrachtdossiers reorganisatie);

Einde: zomer 2001.

Participatie (naast gemeente)

 

Budgetten

Reguliere budgetten. Reserve Delft Kennisstad

 

 

terug naar boven