
naar agenda
|
|
Thema Mobiliteit (ontleend aan VVP+)
4.1 Uitwerking van de beleidsvisie voor het
thema Mobiliteit
Trend/neiging
Verkeer en milieu zijn twee nauw met elkaar verbonden onderwerpen. Met
name de groei van het autoverkeer heeft op lokaal niveau een aantal
gevolgen die vanuit milieu-overwegingen niet wenselijk zijn:
geluidsoverlast, luchtvervuiling en ruimtegebruik. Deze gevolgen vormen in
hoge mate een aantasting van de leefbaarheid in de stad Delft. Op mondiaal
niveau draagt de luchtverontreiniging door gemotoriseerd verkeer bij aan
het broeikaseffect en het opraken van eindige brandstoffen waarmee de
duurzaamheid in het gedrang is.
Het autogebruik in het woon-werk verkeer biedt door de concentratie
naar tijdstip en routes goede mogelijkheden voor maatregelen die er op
gericht zijn om het autogebruik te doen afnemen. Daarbij moet gedacht
worden aan verbetering van het openbaar vervoer, betere fietsroutes en
-stallingen, het aanscherpen van het parkeerbeleid. Het beleid tot op
heden is dan ook sterk gericht op de grote, dagelijkse vervoersstromen
(bijvoorbeeld door inzet van spitsbussen of locatiebeleid).
Het autogebruik voor andere dan woon-werkritten is moeilijker terug te
dringen. Aan de keus voor de auto bij ritten anders dan woon-werkverkeer
liggen, naast economische, verschillende andere overwegingen ten
grondslag. Aspecten als een grote spreiding in tijd en wat betreft routes,
sterke pieken, het reizen in groepen (gezinnen) en de aanwezigheid van
bagage maken het moeilijk om goede alternatieven te bieden voor de auto.
Deze aspecten maken dat tot op heden het beleid en de maatregelen maar
beperkt uitgaan van het beperken van de groei van het autogebruik met
motieven zoals winkelen, recreatie en sociale bezoeken.
Perspectief
In het Verkeers- en VervoerPlan (1998) is als doelstelling opgenomen
een maximale groei van het autoverkeer tot 10%, bestaande uit een reductie
van het autogebruik voor woon-werkverkeer van 17,5% en een maximale groei
van het overige verkeer van 28%. De nadruk in het VVP en het bijbehorende
maatregelenplan ligt op het beperken van het autogebruik woon-werkverkeer
en is in dat verband al zeer ambitieus te noemen.
Voor een groot aantal onderdelen is de uitwerkingen en realisatie van
maatregelen uit het VVP in gang gezet. Zo is het Fietsactieplan uitgewerkt
waarin een samenhangend pakket aan maatregelen is opgenomen waarmee Delft
weer "Fietsstad" moet worden. Dit ambitieuze plan omvat de
aanpak van de belangrijkste fietsroutes in Delft en de verbetering van
stallingsvoorzieningen. Daarnaast is een forse uitbreiding van 30-km
gebieden in voorbereiding evenals het autoluw maken van de binnenstad.
In het huidige collegeprogramma is de uitwerking van een Verkeers- en
VervoerPlanPlus (VVP+), een aanscherping van het bestaande VVP, opgenomen.
Het VVP+ heeft een hoger ambitieniveau dan het VVP. De doelstellingen met
betrekking tot het autogebruik zijn aangescherpt. Tevens leidt het VVP+
tot een extra impuls voor de uit te voeren maatregelen. Ten opzichte van
het VVP worden er meer maatregelen genomen, worden maatregelen sneller
uitgevoerd en zullen de maatregelen ingrijpender worden uitgevoerd.
In het algemeen zoekt het VVP+ de balans tussen de noodzaak van
autoverkeer voor diverse activiteiten en doelgroepen (bereikbaarheid,
sociale functie) en de neveneffecten van het autoverkeer voor de omgeving.
Het VVP+ moet leiden tot een haalbare doelstelling, met name t.a.v. het
bieden van aantrekkelijke alternatieven voor het gebruik van de auto,
anders dan voor woon-werkverkeer. Samenhangend met de beoogde reductie van
het autogebruik worden ook andere doelstellingen aangescherpt, zoals op
het gebied van milieu, verkeersveiligheid en het gebruik van het openbaar
vervoer en de fiets.
In het VVP+ ligt de nadruk op instrumenten die direct door de gemeente
beïnvloedbaar zijn (lokaal beleid). Onmisbaar zijn echter een aantal
oplossingsrichtingen waarbij de uitvoering een verantwoordelijkheid is van
hogere overheden. De standpuntbepaling, medewerking en/of medefinanciering
door Delft hierbij volgen uit het ambitieniveau van het VVP+. Te denken
valt daarbij aan: Agglonet / Randstadrail en het regionaal fietspadennet;
De uitwerking van het verkeers- en vervoerbeleid in het VVP+ heeft
plaatsgevonden aan de hand van een aantal oplossingsrichtingen en heeft
geleid tot een samenhangend pakket van maatregelen. Hieronder is een
opsomming gegeven van de belangrijkste oplossingsrichtingen.
Verkeerscirculatie
De concurrentiepositie van de auto wordt teruggedrongen door het in
hoge mate concentreren van het autoverkeer op hoofdroutes en een versnelde
invoering van 30 km-gebieden. Daarbij zullen verkeersstromen, door
dynamisch verkeersmanagement, via routes worden geleid die daartoe het
best geschikt zijn en minder hinder opleveren.
Parkeren
Het parkeren zal verdergaand en versneld worden gereguleerd, met name
in en rond de binnenstad, onder ander door hogere tarieven en/of
uitbreiding van de betaalperiode. Om de hinder en het ruimtebeslag
te beperken worden parkeervoorzieningen zo veel mogelijk geconcentreerd,
waar mogelijk in gebouwde voorzieningen. De parkeernormen voor bedrijven
of bij bouwplannen worden aangescherpt.
Fiets
In het kader van het Fietsactieplan wordt het fietspadennetwerk
verbeterd en meer afgestemd op het daadwerkelijk gebruik. Daarbij wordt de
herkenbaarheid, het comfort en de bewegwijzering van fietsroutes verbeterd
(3D-project). Ook worden meer en betere stallingsvoorzieningen bij woon-
en bestemmingsgebieden, zoals de binnenstad, gerealiseerd. Voor wat
betreft de regionale fietsroutes wordt ingezet op (de voorwaarden voor)
een versnelde uitvoering ervan.
Voetganger
De voetganger krijgt meer ruimte en aantrekkelijker routes, o.a. door
het autoluw maken van de binnenstad, de herinrichting van gebieden
(woonwijken, spoorzone) en het realiseren van 30 km-gebieden (3D-project).
Openbaar vervoer
Bezien wordt of en hoe meer c.q. extra aanbod van openbaar vervoer
mogelijk en wenselijk is als instrument voor het aantrekkelijker maken van
het openbaar vervoer ten opzichte van het tarief, andere tariefstructuren
of betaalwijzen (3D-project).
In samenwerking met de exploitant worden de efficiency en kwaliteit van
het stadsnet verbeterd middels telematica en beheerstechnieken, maar ook
door het directer maken van routes (o.a. busbrug Gist).
Het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer krijgt een grotere rol in de
verplaatsingsketen voor verschillende doelgroepen.
Voor de nieuwe routes naar VINEX-gebieden (Ypenburg, Emerald,
Wateringse Veld) wordt ingezet op een versnelling of fasering van de
realisatie van Agglonet-verbindingen. Zo wordt middels een bijdrage aan
het regionale mobiliteitsfonds de tijdige financiering vanuit stadsgewest
Haaglanden zeker gesteld. Daarnaast worden (deel)studies uitgevoerd om
voor de trajecten in en rond Delft zo snel mogelijk duidelijkheid te
krijgen over tracés, termijn van uitvoering, vervoertechniek e.d.
De invulling van stedebouwkundige plannen zoals de ontwikkeling van
TU-Zuid en het spoortunnelproject vergroten de haalbaarheid van
Agglonet-verbindingen maar ook van Randstadrail of een betere bediening
door de NS
Lokatiebeleid
In toenemende mate zal de bereikbaarheid per openbaar vervoer (t.o.v.
autobereikbaarheid) uitgangspunt zijn bij de planuitwerking voor gebieden
of de uitgifte/bestemming van gronden en de daarbij te hanteren
parkeernormen.
Stadslogistiek
Voor wat betreft het vervoer van goederen zal de haalbaarheid van een
andere vorm of opzet van goederenvervoer worden bezien, o.a. in relatie
tot het autoluw maken van de binnenstad.
Bij de uitwerking van het VVP+ zal in hoge mate integraal worden
gewerkt vanuit een gebiedsgerichte benadering. Daarin zijn enerzijds
diverse maatregelgroepen nauw verwant (concentreren parkeren/autoluw en
meer ruimte voor fietsers en voetgangers) en zijn anderzijds diverse
disciplines betrokken (Infra en EZ bij bereikbaarheid). Ook wordt bij de
planvorming nauwe samenwerking gezocht met belanghebbenden. Voorbeelden
hiervan zijn de binnenstad en de Poptahof. Tenslotte is er de tendens dat
fasering en mogelijke ontwikkelingen in de toekomst mede bepalend zijn
voor de huidige planvoorbereiding.
4.2 Projecten
Projectnummer 11 |
Onderwerp |
Openbaar vervoer |
Verwijzing |
VVP+, Herziening Ontwikkelingsvisie 2001 |
Omschrijving |
Het beperken van (de groei van) het autogebruik door bewoners en
bezoekers van Delft door het gebruik van het openbaar vervoer
aantrekkelijker of eenvoudiger te maken door middel van het
wegnemen/verlagen van de kosten voor de gebruiker en/of door middel
van een meer op de behoefte van gebruikers afgestemde kwaliteit. |
Beoogd resultaat |
Een afweging en voorstel ten aanzien van gratis/goedkoper
openbaar vervoer en een meer op de behoefte van de doelgroepen
afgestemde dienstuitvoering (pendelbus, frequentie, deur-tot-deur
of vaste route);
Een voorstel naar aanleiding van voorgaande afweging voor de
inwoners van Delft;
Een voorstel naar aanleiding van voorgaande afweging voor de
bezoekers van Delft met een onderscheid naar bezoekers vanuit de
direct omliggende kernen en bezoekers/toeristen;
Een voorstel voor een fasering in de uitvoering van de uit te
werken deelprojecten i.s.m.:
de effectuering van maatregelen uit het parkeerbeleid;
de bouwwerkzaamheden en realisatie van het Zuidpoort-gebied;
de realisatie van andere parkeerlokaties;
de mogelijke inzet van alternatieve vervoertechnieken;
mogelijke acties op korte termijn.
|
Planning |
Start ad.1: oktober 1999;
Eind (afhankelijk van voorstellen): maart 2000.
|
Participatie (naast gemeente) |
Vervoerbedrijven, stadsgewest Haaglanden, belangenverenigingen
van ondernemers, OV-reizigers. |
Budgetten |
De ambtelijke voorbereiding wordt bekostigd uit de reguliere
budgetten van de betrokken afdelingen en uit middelen die zijn
gereserveerd in de Zomernota (Mobiliteitsbeleid). |
Projectnummer 12 |
Onderwerp |
Voldoende ruimte voor voetganger en fietser |
Verwijzing |
VVP+, Fietsactieplan |
Omschrijving |
Voldoende ruimte voor voetganger en fietser betreft:
Nieuwe langzaam verkeer routes (realisatie ontbrekende schakels
in de netwerken);
Verbetering bestaande langzaam verkeer routes;
Vermijding van conflictsituaties tussen het langzaam verkeer en
snelverkeer;
Vermijding van conflictsituaties tussen het langzaam verkeer
onderling. Voorbeelden conflictsituaties: Binnenstad (Barbarasteeg),
fiets- en wandelpaden in het Delftse Hout.
Een herverdeling van de (verkeers)ruimte ten gunste van de
voetganger en fietser en ten koste van de auto kan mogelijkheden
bieden om knelpunten op te lossen. |
Beoogd resultaat |
Aantrekkelijkere voetganger- en fietsroutes;
Bevordering van het voetganger- en fietsverkeer;
Vermindering van het aantal ongevallen ook tussen voetgangers
en fietsers onderling.
|
Planning |
Start (inventarisatie): 4e Kwartaal 1999 en 1e
kwartaal 2000;
Eind: uitvoering start vanaf 4e kwartaal 2000.
|
Participatie (naast gemeente) |
Voetgangersvereniging, ENFB, OFD, scholen, wijkagenten. |
Budgetten |
De ambtelijke voorbereiding wordt bekostigd uit de reguliere
budgetten van de betrokken afdelingen. De (voorbereiding van de)
uitvoering wordt gefinancierd uit reguliere onderhoudsbudgetten.
Daarnaast zijn er middelen gereserveerd in de Zomernota
(Mobiliteitsbeleid). |
Voor de overige projecten uit het VVP+: zie Perspectief (Op
hoofdlijnen. Nadere details in het Fietsactieplan en het concept VVP+).
5 Thema Water en Ecologie (ontleend aan
Waterplan Delft)
5.1 Uitwerking van de beleidsvisie voor het
thema Water en Ecologie
Trend
Historisch gezien was de trend om de waterproblematiek sectoraal en
defensief te benaderen. Het waterbeheer was afgestemd op de
maatschappelijke behoeften (veiligheid, scheepvaart,
drinkwatervoorziening, etc.). Waar zich problemen voordeden, vond
oplossing veelal plaats met technische maatregelen. Zo werden hoge en lage
waterstanden in polders gepareerd door in- en uitmalen van water en
dijkverhoging. Bij drinkwater ging de aandacht uit naar het beschermen van
de waterbronnen. Waar de kwaliteit van het oppervlaktewater en de
waterbodem een probleem vormde, poogde men emissies te beperken. Zo nodig
werd oppervlaktewater doorgespoeld en verontreinigd bodemslib
weggebaggerd. Ook bij natuur werd sectoraal (en defensief) gewerkt waarbij
het accent vooral lag op natuurbehoud.
Neiging
Inmiddels worden de verschillende waterproblemen meer integraal
benaderd. De samenhang tussen grondwater, oppervlaktewater en functies van
water krijgt veel aandacht. Maar bij het zoeken naar oplossingen voor
problemen bestaat nog steeds de neiging vooral sectoraal te kijken en
vooral technische oplossingen te vinden. Dat geldt in zekere zin ook voor
de natuur. De natuur wordt inmiddels ook breder bekeken. Zo is het accent
verlegd van natuurbehoud naar natuurontwikkeling, maar de neiging bestaat
nog steeds om daarbij vooral vanuit de sector natuur te redeneren.
Perspectief
Het perspectief is om water en ecologie en ruimtelijke ordening in
samenhang te bezien, gebruik makend van de natuurlijke gegevenheden
en de ligging in het landschap. Dat betekent dat wordt aangesloten bij
natuurlijke processen (water als ordenend principe) en bestaande
ecologische structuren, en dat bij bijvoorbeeld herinrichting van
woonwijken en nieuwe bebouwing hiermee rekening wordt gehouden. Het doel
hiervan is de veerkracht (van natuurlijke en maatschappelijke systemen) te
vergroten, of anders gezegd de kwetsbaarheid ervan (onder meer voor
wateroverlast, verdroging en verontreiniging) te doen afnemen. Ook wordt
het accent verder verlegd van zuivering van afvalwater naar voorkómen van
emissies aan de bron, bijvoorbeeld door een daarop afgestemde
materiaalkeuze in bebouwing.
Kernbegrippen bij water en ecologie zijn: gesloten waterketens; schoon
water schoon houden; beperken van de emissie van afvalstoffen;
natuurvriendelijke oevers; bergingscapaciteit voor water benutten, zodat
(schoon) water in het eigen gebied kan worden vastgehouden; verminderen
van de kwetsbaarheid voor verontreiniging, wateroverlast en droogte;
ontsnippering van natuur; herstel en verbetering van ecologische
structuren. Diverse ontwikkelingen in en rond de stad bieden mogelijkheden
om van deze perspectieven gebruik te maken. Te denken valt o.a. aan de
herstructurering van woonwijken, de groen-blauwe slinger en de
ontwikkelingen in het TU-gebied.
De integratie van verschillende beleidsterreinen vraagt ook om
integratie van beleid en brede afstemming met beheerders en actoren. Om
handen en voeten te geven aan dit perspectief gaan wij samen met het
Hoogheemraadschap van Delfland uit van de hoofddoelstelling van de Vierde
Nota waterhuishouding gericht op het realiseren van gezonde en veerkrachtige
watersystemen.
Van gezonde (en fraaie) watersystemen is sprake als er voldoende,
schoon en mooi water is; als het water een lust voor het oog is en een
plezier om aan te wonen en in te spelen; als het water helder is en er
waterplanten in groeien en er vele soorten vissen in zwemmen; en tenslotte
als het water en de oevers deel uitmaken van een blauw-groen netwerk met
optimale kansen voor organismen om zich te verplaatsen.
Bij veerkrachtige watersystemen is het vizier gericht op het inspelen
en benutten van natuurlijke dynamiek en natuurlijke processen. Het
stedelijke watersysteem is veerkrachtig als verstoringen, zoals ten
gevolge van extreme wateroverlast of verontreiniging, relatief gemakkelijk
kunnen worden opgevangen.
Binnen de mogelijkheden die gezonde en veerkrachtige watersystemen
bieden wordt een duurzaam gebruik van watersystemen (recreatievaart
en oeverrecreatie, scheepvaart) zoveel mogelijk bevorderd. Voorts geldt
als doelstelling dat het water en groen in de stad moeten bijdragen aan
het verkrijgen van een hoge ruimtelijke kwaliteit en een optimale
leefbaarheid. Water en groen dat zichtbaar en dynamisch aanwezig is in de
stad en de ruimte krijgt, (die het verdient), draagt bij aan het verhogen
van de ruimtelijke kwaliteit. Als daarnaast wordt ingespeeld op de
behoeften van de bewoners en bedrijven (ook scholen e.d.) komt dit de
kwaliteit van de leefomgeving ook ten goede. Daarnaast mikken wij op
efficiënt drinkwaterverbruik (waterbesparing) en op het ontlasten van de
rioolwaterzuivering (minder water en minder verontreiniging).
De inrichting van wateren en oevers wordt zoveel mogelijk
afgestemd op het behouden en verkrijgen van natuurwaarden waarbij de
juiste inrichting op de juiste plaats niet uit het oog mag worden
verloren. Het onderhoud en beheer wordt natuur- en
milieuvriendelijk uitgevoerd.
Naast het bevorderen van de natte ecologie behoeft ook de droge
ecologie (ontsnippering en de samenhang tussen droog en nat) aandacht.
Hierdoor kan de natuurwaarde in het stedelijk gebied vergroot worden en
kan de ecologische relatie tussen stad en land verbeterd
worden.
Tenslotte wordt gestreefd naar maatschappelijk draagvlak voor in
dit kader uit te voeren maatregelen en acties. Communicatie met bewoners
en bedrijven en andere belanghebbenden vormt daarom een belangrijk
onderdeel van de planvorming en moet bijdragen aan het creëren van en
behouden van waterbewustzijn en natuur- en watervriendelijk gedrag.
3D en het Waterplan Delft
Bovenstaande visie is nader uitgewerkt in het Waterplan Delft.
Bij de uitwerking wordt een gebiedsgerichte benadering gevolgd. Per wijk
wordt bekeken wat de natuurlijke situatie is, welke natuurlijke processen
er spelen, en wat de gebruikswensen zijn. Vervolgens wordt daaruit het
ambitieniveau per wijk (de doelsituatie) afgeleid. De tijd benodigd voor
de realisatie van de ambitieniveaus is afhankelijk van de prioritering en
fasering van de maatregelen. Als dat relevant is worden per wijk
tussendoelen gesteld die eerder kunnen worden gerealiseerd.
5.2 Projecten
Projectnummer 13 |
Onderwerp |
Water in Ecodus: EcodusVer en Verder |
Verwijzing |
Lokale agenda 21 |
Omschrijving |
Het verbeteren van het huidige watersysteem en de
waterkwaliteit in Ecodus;
In samenwerking met alle betrokkenen, incl. de jeugd, opstellen
van een beheersplan;
Het leren van de ervaringen uit Ecodus en deze ervaringen
gebruiken om te komen tot een stappenplan (watergids) voor
andere projecten in Delft.
|
Beoogd resultaat |
Voorstel voor verbetering van het huidige watersysteem in
Ecodus (incl. kosten) en een beheersplan voor Ecodus;
Watergids t.b.v. planvorming: een handleiding die
aandachtspunten bevat voor alle betrokkenen (in- en extern) om de
mogelijkheden voor integraal waterbeheer ten volle te benutten in
de verschillende stadia van een project.
|
Planning |
looptijd: 1 jaar |
Participatie (naast gemeente) |
Hoogheemraadschap van Delfland, Initiatiefgroep Natuurbeheer,
adviesbureau, TU-Delft, bewoners. |
Budgetten |
Opstellen beheersplan
Regulier onderhoud
Investeringen
Kosten ca. 1 à 2 ton te financieren uit regulier budget.
Daarnaast mogelijkheden voor financiering uit het
milieutechnologiefonds. |
Projectnummer 14 |
Onderwerp |
Afkoppelen van regenwater in de Wippolder |
Verwijzing |
Planontwikkeling Wippolder, Lokale agenda 21 |
Omschrijving |
Verbeteren van de water- en ecologische kwaliteit van het
oppervlaktewater in de Wippolder en omstreken;
Verbeteren van het rendement van de zuivering van rioolwater;
Regelen van de grondwaterstand;
Vergroten van het milieubewustzijn en stimuleren van
milieuvriendelijk gedrag bij burgers en woningbouwverenigingen met
betrekking tot water.
|
Beoogd resultaat |
Voorstel voor open afvoer van regenwater van daken via molgoten
naar straatkolken;
Voorstel voor de toepassing van een geperforeerde leiding voor
de infiltratie van regenwater afkomstig van daken en wegen in
Wippolder;
Voorstel voor het regelen van het grondwaterpeil in de
Wippolder middels infiltratie en drainage;
Voorstel voor de afvoer van overtollig regenwater en grondwater
naar buffersloten met peilfluctuatie op die sloten;
Voorstel voor het toepassen van natuurlijke zuivering in de
buffersloten en een natuurvriendelijke inrichting van de oevers;
Voorstel, ter voorkoming van diffuse verontreiniging, voor
aanvullende bouwvoorschriften ten aanzien van het gebruik van
materialen bij reparaties, verbouwingen en renovaties aan
woningen.
|
Planning |
Voorbereiding ca. ½ jaar, uitvoering daarna ca. 1 jaar |
Participatie (naast gemeente) |
Hoogheemraadschap van Delfland, woningbouwvereniging Vestia,
Wareco, Haskoning, bewoners. |
Budgetten |
Kosten nog nader te begroten, werk met werk maken. Mogelijk
subsidie Hoogheemraadschap van Delfland en een bijdrage uit het
milieutechnologiefonds. |
Projectnummer 15 |
Onderwerp |
Herstructurering watersysteem Voorhof, Buitenhof en Tanthof |
Verwijzing |
3D-project: Ecologische hoofdstructuur Delft |
Omschrijving |
Een duurzaam en gezond watersysteem creëren in de Hoge en Lage
Abtswoudse Polder dat voldoet aan de, door het bestuur, vastgestelde
eisen. |
Beoogd resultaat |
Duurzaam en gezond watersysteem dat voldoet aan de gestelde
eisen. |
Planning |
Voorbereiding ca. 2 jaar, uitvoering 10-15 jaar |
Participatie (naast gemeente) |
Hoogheemraadschap van Delfland, TU-Delft, natuurorganisaties,
scholen, bewoners, adviesbureaus. |
Budgetten |
Voorbereidingskosten: 1 à 2 ton. Hiervoor zal een voorstel
worden voorbereid. Investeringen en ontwerp-kosten komen voor een
deel ten laste van het bij de zomernota vastgestelde
investeringsbudget van 9 ton tot en met 2002. |
Projectnummer 16 |
Onderwerp |
Ecologische hoofdstructuur Delft |
Verwijzing |
Onderhoudsplanningen |
Omschrijving |
Het vergroten van de natuurwaarde in het stedelijk gebied en het
verbeteren van de ecologische relaties tussen stad en land.
Nagestreefd wordt om een zoveel mogelijk zelfregulerend ecologisch
systeem te creëren. |
Beoogd resultaat |
Een concreet, uitvoerbaar en haalbaar plan;
Water en ecologie geïntegreerd in plannen voor renovatie,
herinrichting en beheer;
Water en ecologie als ordenend principe;
Een relatie tussen het watersysteem en de ecologische
(hoofd)structuur van Delft.
|
Planning |
1 jaar studie, uitvoering enkele jaren. |
Participatie (naast gemeente) |
Natuur- en milieu-organisaties, Hoogheemraadschap van Delfland,
stadsgewest Haaglanden, provincie Zuid-Holland, TU-Delft, bewoners. |
Budgetten |
De ambtelijke voorbereiding wordt bekostigd uit de reguliere
budgetten van de betrokken afdelingen. De uitvoering wordt
gefinancierd uit reguliere onderhoudsbudgetten. Ten behoeve van de
aanleg van milieuvriendelijke oevers en aanpassingen in de
ecologische hoofdstructuur is in het investeringsprogramma van de
Zomernota budget vastgelegd. |
Projectnummer 17 |
Onderwerp |
Onderzoek naar de effecten van het verminderen van de
grondwateronttrekkingen in Delft |
Verwijzing |
|
Omschrijving |
Het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van het verminderen van
grondwateronttrekkingen in de gemeente Delft. |
Beoogd resultaat |
Inzicht in de (maatschappelijke en bestuurlijke) haalbaarheid van
het verminderen van de grondwateronttrekking en de mogelijkheid om
met maatregelen eventuele nadelige gevolgen voor de bebouwing in
Delft te voorkomen. |
Planning |
Voorbereiding 1 à 2 jaar, uitvoering 2 jaar. |
Externe participatie |
Hoogheemraadschap van Delfland, provincie Zuid-Holland,
Rijkswaterstaat, adviesbureau, bewoners, DSM/Gist, TU-Delft. |
Budgetten |
ca. 1 miljoen, met financiering van de provincie Zuid-Holland en
het Hoogheemraadschap van Delfland. In nader voorstel uit te werken. |
Projectnummer 18 |
Onderwerp |
Recreatiewater in en om Delft |
Verwijzing |
|
Omschrijving |
De intensiteit van waterrecreatie in de buitenstedelijke gebieden
is afhankelijk van de bereikbaarheid/ontsluiting en van een goede
kwaliteit van het oppervlaktewater. Door een toename van de
bevolking in de directe omgeving (Vinex-locaties) wordt de druk op
de recreatiewateren steeds groter. Deze toenemende druk en een
verslechterende kwaliteit van het oppervlaktewater heeft negatieve
invloed op de aantrekkelijkheid van de recreatiegebieden. Deze
situatie is actueel in de Delftse Hout (grote plas) en de
waterspeeltuinen Delftse Hout en Tanthof. Uitbreiding van
recreatiewater geeft spreiding van gebruik. Deze uitbreiding wordt
gerealiseerd in de aan te leggen recreatiegebieden in
Midden-Delfland. Aan de Rotterdamseweg wordt een dagrecreatieterrein
annex camping gerealiseerd en ten zuiden van Tanthof-Oost ontstaat
een krekengebied met mogelijkheden voor oever- en waterrecreatie.
Ook ten zuiden en westen van Tanthof-West worden nieuwe
waterpartijen aangelegd. In oostelijke richting staat de Delftse
Hout in verbinding met water van Nootdorp en Pijnacker (o.a.
Dobbeplas). Daarnaast worden andere (binnenstedelijke) locaties
gezocht. |
Beoogd resultaat |
Vergroten van het areaal aan goed bereikbare recreatiewateren en
voor dit oppervlaktewater tenminste zwemwaterkwaliteit handhaven. |
Planning |
Onderzoek naar andere locaties eind 2000 afgerond
Start: aanleg Rotterdamseweg 1999, Tanthof 1999/2000
Einde: Rotterdamseweg 2000, Tanthof 2000/2001
|
Participatie (naast gemeente) |
Recreatieschap Midden-Delfland, Hoogheemraadschap Delfland,
exploitant dagrecreatiecentrum Rotterdamseweg. |
Budgetten |
Rijk, reguliere budgetten, Milieutechnologiefonds |
Projectnummer 19 |
Onderwerp |
Proefproject Waterstad 2000 |
Verwijzing |
Water in Ecodus: Ecodus Ver en Verder, Herstructurering
watersysteem Voorhof, Buitenhof en Tanthof, Ecologische
hoofdstructuur Delft, Onderzoek naar der effecten van het
verminderen van de grondwateronttrekkingen in Delft |
Omschrijving |
Een aantal samenwerkende kennisintensieve bedrijven en instanties
hebben een innovatief hoogstaand systeem ontwikkeld dat integraal
waterbeheer mogelijk maakt via het telemetrisch meten van kwantiteit
en kwaliteit van water. Het project voorziet in de aanleg van een
proef-meetnet van ongeveer 1000 meetpunten rondom de Delftse Nieuwe
Kerktoren. De gegevens zijn vrijwel direct en continu beschikbaar
via het internet. Het systeem en de meetresultaten worden
gepresenteerd tijdens twee internationale conferenties in maart en
september 2000. Delft functioneert als proeftuin door de aanleg van
175 meetsystemen ten behoeve van het water- en rioolbeheer. De
wethouder Delft Kennisstad participeert tevens in het bestuur van de
Stichting Waterstad 2000. |
Beoogd resultaat |
Het verkrijgen, valideren en integreren van meetresultaten,
waardoor integraal waterbeheer mogelijk wordt. |
Planning |
Start: 31 maart 1999
Einde: september 2000
|
Participatie (naast gemeente) |
Gemeente Delft (projectbureau Delft Kennisstad, Dienst Beheer en
Milieu afdeling OWW), omliggende gemeenten, TUD Hoogheemraadschap
van Delfland, provincie Zuid-Holland, Van Essen Instruments,
NITG-TNO, Siemens. |
Budgetten |
Totale proefprojectbegroting: f 5.800.000,-
Aandeel gemeente Delft:
OWW: f. 322.500,-
Delft Kennisstad (milieutechnologiefonds): f. 150.000,- voor de
aanschaf en plaatsing van 175 meetpunten in Delft
|
6 Thema Afval
6.1 Uitwerking van de beleidsvisie voor thema
Afval
Trend
Bij de Delftse huishoudens en bedrijven komen jaarlijks grote
hoeveelheden afval vrij. De trend bij de huishoudens is dat de totale
hoeveelheid afval nog steeds toeneemt. Wel is er sprake van een steeds
verdergaande scheiding van de her te gebruiken componenten glas, papier,
GFT en textiel. Deze fracties bedroegen bij elkaar in 1998 ca. 34% van de
totale stroom huishoudelijke afval. In 1991 was dit nog slechts 24%. De
hoeveelheid huishoudelijk restafval, die naar de verbranding is gegaan,
bedroeg in 1998 ruim 26.000 ton (66%); dit komt neer op ca. 275 kg per
inwoner.
Neiging
Aanvankelijk heeft de nadruk bij huishoudens met name gelegen op
afvalscheiding. Later is o.a. middels gerichte projecten het accent
verschoven naar afvalpreventie, waarbij ook de detailhandel wordt
betrokken. Bij bedrijven ligt het accent nog voornamelijk op
afvalscheiding en een branche- dan wel locatiegerichte aanpak hiervan.
Perspectief
Het streven is erop gericht om zo hoog mogelijk op de zgn. Ladder
van Lansink uit te komen. Lansink heeft voor het omgaan met afval de
volgende voorkeursvolgorde aangegeven: preventie (voorkómen dat afval
ontstaat), hergebruik (eerst product- en dan materiaalhergebruik),
verbranding (liefst met energie-terugwinning) en, als minst gewenste,
storten.
Vanuit het duurzaamheidsprincipe van regenereren is het gewenst dat er
in het denken een verschuiving plaatsvindt van afvalstof naar potentiële
secundaire grondstof. Indien deze verschuiving gestalte krijgt, dan
wordt enerzijds bespaard op het gebruik van primaire grondstoffen en
anderzijds een vermindering van de afvalberg gerealiseerd. Ook de
ontwikkelingen in de richting van ecodesign (reeds in de
ontwerp-fase van een product), die gericht zijn op het hergebruik van
materialen in een nieuw product en meer materiaalhergebruik in het
afvalstadium, dragen hiertoe bij. Het sinds 1 januari 1999 van kracht
zijnde Besluit Verwijdering Wit en Bruingoed, waarbij de producent
verplicht wordt zijn eigen product terug te nemen en op milieuhygiënische
wijze te verwerken, is een stimulans in deze richting. Daarnaast moet het
streven erop gericht zijn producten zoveel mogelijk kansen te geven voor
een tweede leven in het kringloopcircuit.
Het mogelijk toepassen van tariefsdifferentiatie (betalen naar aanbod)
in combinatie met een verscheidenheid aan inzamelsystemen en
voorlichtingsmiddelen afgestemd op de specifieke situatie, kunnen
bijdragen aan de gewenste synergie tussen leefbaarheids- en
duurzaamheidsdoelen. Dit sluit aan bij het gidsprincipe
'vermaatschappelijken'.
Doelstellingen:
Een stabilisering van de hoeveelheid te verbranden huishoudelijk
afval per inwoner (ondanks de te verwachten economische groei) middels
verdergaande preventie, scheiding van wit- en bruingoed en hergebruik;
Optimalisatie van de kwaliteit van de deelstromen, met name aandacht
voor het GFT, waar gestreefd wordt naar een 90 % zuiverheid;
Blijvende gedragsverandering en verinnerlijking van het begrip duurzaam
omgaan met afval zowel bij burgers als bij bedrijven. Maatwerk zowel
in inzamelsystematiek als in communicatie is nodig om dit te bereiken;
Bij alle vergunningplichtige bedrijven worden voorschriften met
betrekking tot afvalscheiding opgenomen. Waar zinvol wordt tevens
afvalpreventie voorgeschreven. De nieuwe generatie AMvBs voor niet
vergunningplichtige bedrijven kennen eenzelfde systematiek. Bij de
uitvoering van controles worden bedrijven geadviseerd. Dit betekent dat
in 2003 alle bedrijven waar afvalpreventie en afvalscheiding relevant
is, voorzien zijn van toereikende voorschriften.
Het ontwikkelen van een branchegerichte of locatiegerichte aanpak
voor de onder AMvB's vallende bedrijven. De gemeente kan hiermee het
VROM beleid versterken.
6.2 Projecten
Projectnummer 20 |
Onderwerp |
Tariefsdifferentiatie |
Verwijzing |
3D-project: Voorlichting op maat |
Omschrijving |
Het onderzoeken van de mogelijkheden om de burger te laten
betalen naar afvalaanbod en het onderzoeken hoe zon systeem het
beste ingevoerd zou kunnen worden ten einde de hoeveelheid restafval
bij de Delftse huishoudens terug te dringen. |
Beoogd resultaat |
Uitsluitsel of en zo ja welke vorm (of vormen) van DIFTAR in
Delft toepasbaar is;
Inzicht in de wijze waarop zon systeem ingevoerd zou moeten
worden (m.n. communicatie en termijn van invoering spelen hierbij
een rol);
Inzicht in de consequenties voor de Afvalstoffenheffing.
|
Planning |
Inventarisatie en proef in 2000;
Eventuele invoering vanaf 2001.
|
Externe participatie |
Burgers |
Budgetten |
De ambtelijke voorbereiding en de uitvoering van de proef worden
bekostigd uit de reguliere budgetten van de betrokken afdelingen.
Eventuele invoering van het systeem wordt gefinancierd uit de
afvalstoffenheffing. |
Projectnummer 21 |
Onderwerp |
Uitbreiding Retourettes |
Verwijzing |
Aansluiten bij door de gemeente aangestuurde
gebiedsontwikkelingen. Albert Heijn in de Hoven, Albert Heijn bij
Ruijs de Beerenbroucklaan en ontwikkelingen in Bomenwijk, Lokale
agenda 21 |
Omschrijving |
Het verbeteren van de afvalscheiding, de informatievoorziening en
de service aan de Delftse burger door het realiseren van vier
Retourettes al dan niet met informatiepunt bij ondernemers verspreid
over Delft in vier jaar. |
Beoogd resultaat |
In samenwerking met (supermarkt)ondernemers in Delft worden vier
extra Retourettes in Delft gerealiseerd. Deze Retourettes zijn
verspreid over verschillende wijken in Delft en kunnen een rol
spelen bij het wijk- en buurtbeheer als wijkmilieu-informatiepunt.
De ideeën hieromtrent worden verder uitgewerkt. |
Planning |
Evaluatierapportage Retourneren en informeren: september
-oktober 1999;
Ontwikkelingsmodel eind 1999/begin 2000.
Volgende stappen afhankelijk van besluitvorming en
bouwactiviteiten |
Participatie (naast gemeente) |
Kamer van Koophandel, Ondernemersfederatie Delft, Retourette BV,
natuur- en milieuorganisaties |
Budgetten |
De ambtelijke voorbereiding wordt bekostigd uit de reguliere
budgetten van de betrokken afdelingen. De uitbreiding van het aantal
Retourettes in Delft wordt gefinancierd uit de afvalstoffenheffing. |
Projectnummer 22 |
Onderwerp |
Milieuzorg en -educatie in het voortgezet onderwijs |
Verwijzing |
Lokale agenda 21 |
Omschrijving |
Realisatie en gebruik van middelen, materialen en methoden om
milieuzorg en milieu-educatie op het voortgezet onderwijs in Delft
te bevorderen. In eerste instantie zal een pilot worden uitgewerkt
voor het thema afval. |
Beoogd resultaat |
Te komen tot een meer structurele verankering van milieu-educatie
in het voortgezet onderwijs, in nauwe samenspraak met het
onderwijsveld. Daarbij wordt:
Aansluiting gezocht bij de nieuwe ontwikkelingen in het
onderwijs, waarbij zelfwerkzaamheid van leerlingen nadrukkelijker
aan bod komt (lesprogramma onderwijs 2e fase,
Studiehuis);
Concreet een aanbod voor het thema afval ontwikkeld in de vorm
van excursies, apparatuur, lesmateriaal (schriftelijk, digitaal en
in de vorm van concrete activiteiten). In een vervolg zal dit ook
voor andere milieuthemas (water, bodem, energie, lucht, geluid,
mobiliteit, milieuzorg) uitgewerkt kunnen worden.
Onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van voortgezet
onderwijs in Delft: onderbouw en bovenbouw, havo/vwo en vbo.
|
Planning |
In het schooljaar 1999/2000 zal de voorbereiding van de projecten
plaatsvinden. In het daaropvolgende schooljaar (2000/2001) zal het
pilotproject uitgevoerd kunnen worden. In februari 2000 moet dit
gereed zijn om nog in het jaarplan opgenomen te kunnen worden. |
Participatie (naast gemeente) |
Scholen voortgezet onderwijs, natuur- en milieu-organisaties |
Budgetten |
Kosten voorbereiding ca. 100.000. Mogelijkheden voor subsidie
uit het milieutechnologiefonds. |
Projectnummer 23 |
Onderwerp |
Voorlichting op maat |
Verwijzing |
Wijkplannen/Wijkbeheer, 3D-project: Tariefsdifferentiatie, Lokale
agenda 21 |
Omschrijving |
Maatwerk in voorlichting over de verschillende vormen van
afvalinzameling en de mogelijkheden om het ontstaan van afval te
voorkomen. |
Beoogd resultaat |
Matrix waarin gedifferentieerd naar doelgroep, locatie en
afvalstroom c.q. inzamelmethodiek wordt aangegeven welke
communicatie-instrumenten het beste kunnen worden ingezet.
Het kan hier gaan om bestaande communicatiemiddelen, om
aanpassing daarvan, maar ook om hele nieuwe middelen. Op basis van
de matrix kan worden bekeken, welke middelen geschikt zijn voor
nadere uitwerking. |
Planning |
Opzet matrix voorjaar 2000 gereed;
Uitwerking kansrijke middelen voorjaar 2001 e.v.;
Inzet communicatie-instrumenten en evaluatie voorjaar 2002.
|
Participatie (naast gemeente) |
Burgers, woningbouwverenigingen. |
Budgetten |
De ambtelijke voorbereiding en de uitvoering wordt bekostigd uit
de reguliere budgetten van de betrokken afdelingen en uit de
afvalstoffenheffing. |
7 Organisatie 3D
7.1 Inleiding
Voor de uitvoering van 3D is een tweetal hoofdlijnen aan de orde:
De doorwerking van de duurzaamheidsprincipes in plannen en
ontwikkelingen;
De uitvoering van de 3D-projecten.
Aan de doorwerking van de duurzaamheidsprincipes in plannen en
ontwikkelingen is in hoofdstuk 2 reeds aandacht besteed. 3D richt zich
voorts op de uitvoering van een zesentwintigtal projecten. Voor de
aansturing en coördinatie van de uitvoering gaan wij uit van de
programmastructuur die in onderstaand figuur schematisch is weergegeven.

7.2 Stuurgroep 3D
De uitvoering van 3D wordt op hoofdlijnen aangestuurd door de
stuurgroep 3D. De samenstelling van de stuurgroep is als volgt:
Voorzitter: wethouder Duurzaamheid;
Leden: wethouder Leefbaarheid, bestuurder Hoogheemraadschap van
Delfland, bestuurder TU-Delft, directeur dienst Stadsontwikkeling,
directeur dienst Beheer & Milieu, hoofd afdeling Milieu (tevens
programmamanager 3D) en de communicatie-adviseur van de Dienst Beheer
& Milieu;
Secretaris: procesondersteuner afdeling Milieu.
(Na de reorganisatie wordt de Stuurgroep gevormd door wethouder
Duurzaamheid, wethouder Leefbaarheid, bestuurder Hoogheemraadschap van
Delfland, bestuurder TU-Delft (onder voorbehoud), directeur
Wijk-Stadszaken, sectorhoofd Duurzaamheid, communicatie-adviseur en
procesondersteuner vakteam Milieu).
De stuurgroep is integraal verantwoordelijk voor de voortgang van de
gezamenlijke 3D-projecten en stuurt waar nodig bij. Elke projectleider van
een 3D-project valt onder de verantwoordelijkheid van één van de leden
van de stuurgroep.
7.3 Programmagroep 3D
Operationele coördinatie van de uitvoering van 3D vindt plaats vanuit
de programmagroep 3D. Deze groep bestaat in ieder geval uit de
programmamanager 3D (hoofd afdeling Milieu) en de programmasecretaris 3D
(procesondersteuner afdeling Milieu).
(Na de reorganisatie: programmamanager: sectorhoofd Duurzaamheid;
programmasecretaris: de procesondersteuner van het vakteam Milieu).
Vanuit zijn coördinerende functie legt de programmamanager
verantwoording af aan de stuurgroep, en doet dat minimaal middels:
Het jaarlijks uitbrengen van een jaarplanning;
Het twee keer per jaar uitbrengen van een voortgangsbericht;
Het jaarlijks uitbrengen van een jaarverslag.
De bovengenoemde rapportages gaan naar de Commissie Duurzaamheid. Het
jaarverslag wordt door de gemeenteraad vastgesteld.
Input voor planningen, voortgangsberichten en jaarverslagen worden
verkregen van de projectleiders.
7.4 Projectleidersoverleg 3D
Uitvoering van de individuele 3D-projecten vindt plaats door de
individuele projectleiders. De projectleiders werken vanuit de ontwikkelde
projectformats en geven daaraan invulling vanuit een eigen
projectverantwoordelijkheid. De projectleiders leveren een bijdrage aan
bovengenoemde planningen, voortgangsberichten en jaarverslagen op
programmaniveau. Hiertoe wordt tweemaal per jaar een projectleidersoverleg
belegd. Dit overleg is tevens ingericht om te komen tot dwarsverbanden en
leereffecten.
7.5 Procesinstrumenten
Ter ondersteuning van het proces dat moet leiden tot een duurzame
stedelijke ontwikkeling worden twee instrumenten ontwikkeld: de Duurzaamheidsmonitor
en de Duurzaamheidstoets. In onderstaande projectbeschrijvingen
zijn nadere bijzonderheden vermeld.
Projectnummer 24 |
Onderwerp |
Duurzaamheidsmonitor |
Verwijzing |
|
Omschrijving |
Uitbouwen van de Milieumonitor tot een Duurzaamheidsmonitor.
Bezien op welke wijze het monitorings-instrument het beste kan
voldoen aan de doelen: het verschaffen van inzicht in de
milieukwaliteit en de resultaten van het duurzaamheidsbeleid.
Daarnaast zal een draaiboek worden opgesteld ten behoeve van de
gegevensverzameling en verslaglegging dat elk jaar opnieuw gebruikt
kan worden. |
Beoogd resultaat |
Draaiboek Gegevensverzameling en Verslaglegging
Duurzaamheidsmonitor;
Actualisatie van de factsheets t.b.v.
gegevensverzameling;
Uitgave van eerste Duurzaamheidsmonitor in 2000.
|
Planning |
Start: najaar 1999;
Eind (uitgave Duurzaamheidsmonitor 2000): zomer 2000.
|
Participatie (naast gemeente) |
Hoogheemraadschap van Delfland, Energie Delfland. |
Budgetten |
Regulier budget en beleidsgeld 3D. |
Projectnummer 25 |
Onderwerp |
Duurzaamheidstoets |
Verwijzing |
|
Omschrijving |
Het ontwikkelen van een instrument dat een handvat biedt bij het
meewegen van de duurzaamheidsprincipes in de voorbereidingsfase van
plannen op ambtelijk niveau en bij de besluitvorming over deze
plannen op bestuurlijk niveau. |
Beoogd resultaat |
De duurzaamheidsprincipes worden meegewogen in de
voorbereidingsfase van plannen op ambtelijk niveau en bij de
besluitvorming over deze plannen op bestuurlijk niveau. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van de Duurzaamheidstoets. |
Planning |
Start: najaar 1999;
Einde: zomer 2000.
|
Participatie (naast gemeente) |
|
Budgetten |
Reguliere budgetten. |
Projectnummer 26 |
Onderwerp |
Gemeentelijke interne milieuzorg (GIM) in de nieuwe organisatie |
Verwijzing |
|
Omschrijving |
Op dit moment is de gemeentelijke interne milieuzorg per dienst
georganiseerd. Als gevolg van de gemeentelijke reorganisatie worden
de diensten opgeheven. Daarom zal ook de gemeentelijke interne
milieuzorg opnieuw georganiseerd worden. Naast organisatorische
aspecten staan vooral milieutechnische aspecten centraal bij de
aanpak van GIM.
Speerpunten daarbij zijn:
vergunningen up to date (voorbeeldfunctie)
energiebesparing (stijging beperken)
vervoersmanagementplan opstellen en uitvoeren
duurzame inkoop
plan voor schone en stillere voertuigen van de gemeente zelf
(Ontwikkeling hiervan past ook in de strategie Delft Kennisstad)
|
Boogd resultaat |
Het omvormen van de huidige gemeentelijke interne
milieuzorgsystematiek naar een systematiek die past bij de nieuwe
gemeentelijke organisatie, bij voorkeur gekoppeld aan ARBO-zorg qua
systematiek en plaats in de organisatie.
GIM zodanig in te bedden in de structuur van de organisatie dat
gekomen kan worden tot een beperking van de milieubelasting door:
het energiegebruik terug te dringen (tot het niveau van 1995)
de autokilometers van de medewerkers te verminderen
milieubewust in te kopen op alle fronten (niet alleen
kantoorzaken, maar ook bij de clusterspecifieke zaken)
schonere en stillere voertuigen bij de gemeente
|
Planning |
Start: najaar 1999 (i.v.m. overdrachtdossiers reorganisatie);
Einde: zomer 2001.
|
Participatie (naast gemeente) |
|
Budgetten |
Reguliere budgetten, Milieutechnologiefonds |
8 Financiën en planning
8.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een samenvattend overzicht van de projecten. De
projecten zijn van een verschillend abstractieniveau. Er zijn projecten
die direct uitgevoerd kunnen worden, maar er zijn ook projecten waarvoor
eerst nog een aantal studies moeten worden verricht. Voor een aantal
projecten geldt dat ze bij de uitvoering ingepast kunnen worden in het
reguliere werk van de gemeente. Voor deze projecten geldt vooral dat het
werk op een andere manier moet worden uitgevoerd. Veel projecten
kennen een samenhang met andere beleidsvelden. Vaak kennen projecten ook
een samenhang met elkaar (zie bijlage I) en zijn thema- of gebiedsgericht.
Projecten zullen vaak in samenhang met reeds lopende plannen uitgevoerd
moeten worden. In dit verband zullen er dan ook de nodige zwaluwstaartverbindingen
gelegd moeten worden. In organisatorisch opzicht zal er veel van het
ambtelijk apparaat worden gevergd. Voor het samenwerken in de nieuwe
gemeentelijke organisatie is dit een uitdaging. Projecten zullen in
samenwerking met maatschappelijke partners in de stad of door anderen
uitgevoerd kunnen worden. Zo kunnen bijvoorbeeld energieprojecten onder de
verantwoordelijkheid van het dit jaar op te richten Energie-agentschap
uitgevoerd worden.
8.2 Financiën
De financiering van de projecten kent de volgende vormen:
Studies worden veelal gefinancierd uit de reguliere budgetten van de
afdelingen. In een aantal gevallen kan gebruik worden gemaakt van
landelijke subsidie-regelingen (bijvoorbeeld van Novem en het ministerie
van Economische Zaken);
Uitvoering wordt in een aantal gevallen gefinancierd uit reguliere
investeringsbudgetten (zoals gelden voor wegenonderhoud, reiniging,
verkeer & vervoer, mobiliteitsfonds, rioolrecht en Meerjarenraming
Stadsvernieuwing (MRSV));
Waar ten opzichte van de reguliere budgetten extra geld is vereist,
wordt gebruik gemaakt van gelden waarvoor binnen de zomernota
reserveringen zijn gemaakt;
Voor een aantal projecten zijn de voorbereidingskosten wel gedekt,
maar zal voor de uitvoering nog geld gereserveerd moeten worden. Op het
moment dat de voorbereiding is afgerond en de investeringskosten in
kaart zijn gebracht, zal hiervoor een separaat voorstel worden
voorgelegd;
Bij projecten welke een energiecomponent hebben is voor onderzoek en
ontwikkeling een taak weggelegd bij het op te richten Delfts Energie
Agentschap, waarvoor de Europese Unie inmiddels een subsidietoezegging
heeft gedaan.
Bij een aantal projecten zal financiering kunnen plaatsvinden uit het
Milieutechnologiefonds of het Energiefonds. Voor het Energiefonds ligt
het zwaartepunt op investeringen. In bijlage V zijn de criteria
beschreven waaraan projecten moeten voldoen om voor financiering uit
deze fondsen in aanmerking te komen.
Naast de projecten wordt in het Duurzaamheidsplan de structurele
financiering geregeld van de Milieumonitor, de personele capaciteit voor
ecologische ondersteuning en voor het Duurzaam Bouwen beleidsveld. De
benodigde middelen voor het opstellen van het vervolg van het Waterplan
Delft komen bij het vaststellen van het Waterplan Delft aan de orde. Wel
zijn in het kader van het Duurzaamheidsplan een aantal waterprojecten
geformuleerd.
Samenvattend zijn de volgende middelen beschikbaar:
Reguliere werkbudgetten
(wegen, reiniging, verkeer & vervoer, rioolrecht, etc.);
Werk met werk maken;
Samenwerken met partners.
Extra input via: zie tabel 8.1.
Tabel 8.1 Financiële dekking van 3D-projecten gedurende planperiode
(bedragen in x 1000)
|
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
Beleidsgeld 3D |
100 |
80 |
80 |
80 |
Investeringsgeld |
300 |
300 |
300 |
|
Energiefonds |
450 |
450 |
300 |
|
Milieutechnologiefonds |
4201 |
350 |
350 |
|
Delfts Energie Agentschap |
2872 |
2872 |
2872 |
|
1 Huidig saldo
milieutechnologiefonds (niet-gereserveerde gelden)
2 Inclusief de bijdrage van extern deelnemende partijen
Beleidsgeld 3D: Dit betreft een halve formatieplaats voor
ecologische ondersteuning (55.000) en structurele kosten voor het
uitbrengen van de Milieumonitor voor het onderdeel verkeer (12.500),
voor het natuurdeel (5.000) en publicatiekosten (7.500).
Investeringsgeld voor Ecologische Hoofdstructuur EHS: Deze middelen
zijn beschikbaar voor de (extra) kosten voor het verder uitbouwen
van de Ecologische Hoofdstructuur (inclusief voorbereiding en ontwerp).
Het gaat hierbij om het aanbrengen van bijvoorbeeld een extra duiker of
een aangepaste oever e.d. Dit speelt met name bij de uitvoering van de
3D-projecten Herstructurering watersysteem Voorhof, Buitenhof en
Tanthof en Ecologische hoofdstructuur Delft.
Extra middelen zijn nodig voor het project Water in Ecodus:
EcoDusVer en Verder. Voor de overige projecten zijn tenminste middelen
voorhanden om te starten. Daarnaast zijn extra middelen nodig voor het
duurzaam bouwen beleid (incidenteel 1 ton voor tijdelijke extra inzet van
personeel en scholing en training van personeel op het gebied van duurzame
stedenbouw en stedelijke herstructurering). Bij de uitwerking van deze
projecten zullen uitgewerkte financiële voorstellen worden voorgelegd.
Ten laste van het Milieutechnolgiefonds worden voor de onderstaande
projecten de volgende claims gelegd. Bij verdere uitwerking van het
project komt steeds een separaat voorstel.
Tabel 8.2 Claims ten behoeve van 3D-projecten, ten laste van het
milieutechnologiefonds
Projecten |
|
Bedrag |
RBE Duurzame herstructurering Poptahof
|
|
200.000 |
RBE Klein Kyoto in Delft
|
|
100.000 |
RBE Duurzame ontwikkeling Zuidpoort
|
|
200.000 |
W&E Water in Ecodus: EcoDusVer en Verder
|
|
100.000 |
W&E Afkoppelen van regenwater in de Wippolder
|
|
100.000 |
W&E Recreatiewater in en om Delft
|
|
50.000 |
Proefproject Waterstad 2000
|
|
250.000 |
Afval Milieuzorg en educatie in onderwijs
|
|
100.000 |
Totaal |
|
|
8.3 Planning
In tabel 8.3 is een overzicht gegeven van de planning van de
verschillende 3D-projecten.
Tabel 8.3 Planning 3D-projecten
Projecten |
Trekker |
Budget |
Start |
Eind planfase |
Eind uitvoe-
ringsfase |
RBE Duurzaam bouwen |
Gerk-Jan Kuipers |
regulier |
najaar 1999 |
eind 2000 |
2002 |
RBE Kansenkaart van Delft |
Pauline Dirks |
regulier |
najaar 1999 |
zomer 2000 |
zomer 2000 |
RBE Duurzame herstructurering
Schie-oevers |
Projectleider SO |
regulier en subsidies hogere overheden en mogelijk uit
Energiefonds |
najaar 1999 |
begin 2000 |
enkele jaren |
RBE Duurzame ontwikkeling TU-Zuid
gebied |
Edith Bijleveld- Van der Hoeven |
regulier en subsidies hogere overheden en mogelijk uit
Energiefonds |
najaar 1999 |
begin 2000 |
enkele jaren |
RBE Duurzaamheid in wijkplannen |
Jaap van Zwet |
regulier + PSO-budget |
najaar 1999 |
januari 2000 |
januari 2000 |
RBE Duurzame herstructurering Poptahof |
Henk Schomaker |
regulier, Milieutechnologiefonds, Energiefonds, Reserve Delft
Kennisstad |
reeds gestart |
4e kwartaal 1999 (definitieve uitgangspun-
ten voor herstructure-
ring) |
na enkele jaren |
RBE Klein Kyoto in Delft |
Margreet de Wit |
ca. 80.000 deels
subsidie (mogelijk uit Milieutechnologiefonds, Energiefonds,
Delfts Energie Agentschap, Novem) |
begin 2000 |
|
eind 2000 |
RBE Duurzame ontwikkeling Zuidpoort |
Eeuwe de Jong |
regulier (subsidie mogelijk van min. van VROM), Milieutechnologie -
fonds,
Energiefonds |
reeds gestart |
|
2003 (realisatie drietal deel -
plannen) |
RBE Eenheid Première Delft |
Margreet de Wit |
Energiefonds |
najaar 1999 |
eind 2000 |
enkele jaren |
RBE Haalbaarheidsonderzoek Auto(matisch)
weg |
Ronald de Groot |
SEV, Reserve Delft Kennisstad |
september 1998 |
december 1999 |
|
Mobiliteit Openbaar vervoer |
Jeroen Hutten |
regulier en gereserveerd in Zomernota |
najaar 1999 |
maart 2000 |
eind 2000 |
Mobiliteit Voldoende ruimte voor
voetganger en fietser |
Ton van Grinsven |
regulier en gereserveerd in Zomernota |
najaar 1999 |
eind 2000 |
na enkele jaren |
W&E Water in Ecodus: EcoDusVer en
Verder |
Nog nader te bepalen |
regulier budget OWW en mogelijk bijdrage uit milieutechno-
logiefonds (mtf) |
najaar 1999 |
najaar 2000 |
na enkele jaren |
W&E Afkoppelen van regenwater in
de Wippolder |
Piet de Dood |
kosten nog nader te begroten (mogelijk subsidie Hoogheem-
raadschap en bijdrage uit mtf) |
najaar 1999 |
half 2000 |
begin 2001 |
W&E Herstructurering watersysteem
Voorhof, Buitenhof en Tanthof |
Sjaak Clarisse |
regulier en
investeringsgeld zomernota (9 ton) |
2000 |
eind 2002 |
eind 2015 |
W&E Ecologische hoofdstructuur
Delft |
Christiaan Beekhuis |
regulier en investeringsgeld zomernota |
2000 |
najaar 2000 (planontwik
-keling) |
na enkele jaren |
W&E Onderzoek effecten verminderen
grondwateronttrek-kingen in Delft |
Jaap Tuit |
nog nader te begroten; subsidie mogelijk van provincie en
hoogheemraad-
schap |
najaar 1999 |
eind 2000 |
eind 2004 |
W&E Recreatiewater in en om Delft |
Hans Kluver |
Rijk, reguliere budgetten |
najaar 1999 |
najaar 1999 |
eind 2001 |
Proefproject Waterstad 2000 |
Cees van Laren/ Bianca Engelberts |
Derden, reguliere budgetten, milieutechnologiefonds |
maart 1999 |
september 2000 |
na enkele jaren |
Afval Tariefsdifferentiatie |
Ælse Ruiter |
regulier budget en afvalstoffen-
heffing |
begin 2000 |
eind 2000: inventarisatie afgerond |
na enkele jaren |
Afval Uitbreiding Retourettes |
Agnes van der Linden |
regulier budget en afvalstoffen-
heffing |
September 1999 |
begin 2000: haalbaarheids -
onderzoek
afgerond |
eind 2001 |
Afval. Milieuzorg en educatie in
onderwijs |
Ria van Oostveen |
mogelijke bijdrage uit milieutechnologiefonds |
september 1999 |
februari 2000: werkplan gereed |
half 2002 |
Afval. Voorlichting op maat |
Rinkje Molenaar |
regulier budget en afvalstoffen-
heffing |
september 1999 |
voorjaar 2001 |
voorjaar 2002 |
Duurzaamheidsmonitor |
Martijn Iping |
regulier en beleidsgeld 3D |
najaar 1999 |
zomer 2000 |
permanent |
Duurzaamheidstoets |
Gert Jan Ravensbergen |
regulier budget |
najaar 1999 |
zomer 2000 |
permanent |
Gemeentelijke interne milieuzorg |
Agnes van der Linden |
regulier budget, reserve Delft Kennisstad |
najaar 1999 |
zomer 1999 |
permanent |
9 Communicatie
9.1 Inleiding
Het 3D-plan is gerealiseerd via de weg van de interactieve
beleidsvorming. Ook voor de uitvoering in de komende periode geldt de
werkwijze van coproductie: de verschillende partijen binnen de gemeente
geven in samenwerking met de externe doelgroepen invulling en uitvoering
aan de 3D-visie en de 3D-projecten.
|