Nota - Vaststelling Masterplan Spoorzone | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geacht college, Inleiding In augustus heeft Joan Busquets zijn stedebouwkundig masterplan op basis van het eerder gekozen model met een centrale parkachtige ruimte afgerond en, onder andere, in de vorm van een brochure ingeleverd. Om het masterplan verder te brengen en als basis voor het bestemmingsplan Spoorzone te gebruiken is besluitvorming op de hoofdlijnen van het masterplan noodzakelijk. In deze nota wordt achtereenvolgens ingegaan op:
De vragen van 1 juni 1999 Bij de behandeling van het schetsplan van
Busquets in de Commissie Duurzaamheid van 1 juni jl. heeft de Commissie
nog op vier punten om nadere toelichting gevraagd. Voor zover mogelijk in
dit planstadium zijn deze vragen nader uitgewerkt: 2.1. Een derde stationsingang. "Is een derde ingang tussen de Noord-
en de Zuidkant van het nieuwe station mogelijk en wenselijk. In principe
zijn er meerdere in- en uitgangen mogelijk. Belangrijk voor het plan van
Busquets is echter dat er twee hoofdverkeersstromen/mensenstromen zijn :
Een noordelijke naar de oude stad en de zuidelijke rond het
vervoersknooppunt. Deze verkeersstromen geven de te herontwikkelen
locaties bij de Irenetunnel en Bolwerk betekenis en een zekere
ontwikkelingspotentie. Op en rond de plek van het huidige (oude) station
is het mogelijk een (neven)toegang te maken. Bovendien is het zeker
mogelijk de nieuw te maken kantoorruimte meer direct aan station èn
parkeerruimte te koppelen. In de verdere uitwerking van het
stationsconcept is vanzelfsprekend de NS (NS Stations) een medebepalende
partner. De NS hecht grote waarde aan een helder en sociaal veilig
stationsconcept. Uitgangspunt voor Delft is een derde stationstoegang in
de buurt van het huidige stationsplein. 2.2. Het vervoersknooppunt in, op en onder de Irenetunnel. Ook rond het door Busquets voorgestelde
vervoersknooppunt bij de Irenetunnel werden vragen gesteld. Is de
Irenetunnel werkelijk te hergebruiken, is de oplossing verkeers- en
vervoerstechnisch uitvoerbaar, enz. Nader onderzoek (onder andere
civieltechnisch onderzoek naar de constructie) wijst het volgende uit: 2.3. Het water bij de Phoenixstraat. De bevaarbaarheid c.q. opname van het water
in het Delftse grachtensysteem van het voorgestelde water langs de
Phoenixstraat heeft directe consequenties voor de diepteligging van de
tunnel, het gebruik van de parkeergarage op de tunnel en de
barrièrewerking. Daarnaast zal de barrièrewerking van de
gracht met hoge boog- en/of beweegbare bruggen veel groter worden, dan de
door Busquets gesuggereerde ondiepe vijverbak. Bij de uitwerking zal het uitgangspunt zijn
dat de waterpartij aan de Phoenixstraat opgenomen wordt in het Delftse
watersysteem en voor zover redelijkerwijze haalbaar (enige vorm van)
bevaarbaarheid mogelijk te maken. 2.4. Bouwhoogtes in het Busquetsplan. Busquets pleit in zijn masterplan voor een
redelijk gelijkmatige bouwhoogte met lichte nuances, aansluitend bij de
bestaande Delftse bouwhoogten. Tegelijkertijd stelt hij dat er nu slechts
globaal een hoogte aangegeven moet worden, en dat bij de nadere uitwerking
in deelplannen c.q. concrete bouwplannen de hoogten verder precies bepaald
kunnen worden. 3. De voornaamste uitgangspunten van het masterplan. In dit hoofdstuk worden de voornaamste uitgangspunten van het plan op een rij gezet. Het betreft ook met name die uitgangspunten die voor het te maken bestemmingsplan van belang zijn. Vanzelfsprekend is er een zekere mate van samenhang tussen de uitgangspunten, met name de punten 3.2. - 3.3., de punten 3.5., 3.6., 3.7.,3.8. hebben een onlosmakelijke samenhang. De punten 3.3., 3.5., 3.6., 3.7., en 3.8. raken bovendien aan de essentie van Busquets stedenbouwkundig plan. Om een idee te krijgen van de bouwvolumes per hoofdfunctie en naar gebiedsdeel is een globaal overzicht van de diverse bouwvolumes gegeven. De functionele invulling van het masterplan wordt in het kader van het bestemmingsplanproces nog nader uitgewerkt, waarbij het in hoofdstuk 6 genoemde onderzoek naar de economische spin-off van de spoorzone en het haalbaarheidsonderzoek Delft Centraal nog een rol zullen spelen. De bouwvolumes, inclusief ondergrondse bouwmogelijkheden worden dan meer nauwkeurig in kaart gebracht met een duidelijker onderscheid in functies.
3.1. Kantoorbebouwing tunnelingang bij DSM-Gist. Busquets stelt voor om hier, op de nog niet
volledig ondergrondse tunnel een beperkte en lage kantoorbebouwing toe te
staan, ontsloten vanaf de Kamphuisweg, direct langs het tunneltraject. Een
dergelijke ontwikkeling is een (deels) potentiële kostendrager voor een
herinrichting in deze omgeving en heeft bovendien als voordeel dat het als
"geluidsschermdak" dient voor de nog open tunnelbak in de buurt
van het Agnetapark.
3.2. Aansluiting Kampveldweg. Het voorstel is om de Phoenixstraat te
ontlasten en dus de doorgaande verkeersbeweging
Wateringsevest-Kampveldweg-Ruys de Beerenbrouckstraat te laten zijn. Dit
levert een fraai plantsoen op. Het voorstel van Busquets is in de geest
van de "Ontwikkelingsvisie Delft 2025" en sluit aan bij de
feitelijke verkeerssituatie.
Voor wat betreft het voorstel om water
terug te brengen wordt verwezen naar 2.3 hierboven.
In deze opbouw is de nodige ruimte voor bomen en groen. Essentieel aan dit profiel is de
opwaardering van de openbare ruimte langs de oude stadsrand en de beperkte
verkeersfunctie van deze weg/boulevard langs de stad (zie ook 3.2). De
stadsstraat wordt aan de Spoorsingelkant gelegd om aansluiting op de
straten in de Olofsbuurt/Hof van Delft goed mogelijk te maken. 3.4. Waterslootpoort. Busquets stelt voor om de plek van de
voormalige Waterpoort, het Bolwerk tussen Binnen- en Buitenwatersloot,
weer in te richten als park/pleinachtige openbare ruimte, als entree naar
de binnenstad vanaf het nieuwe station c.q. de noordelijke verkeersstroom
van/naar het station. 3.5. Het stationsgebied Noord (voormalige Houttuinen). Voor wat betreft hoogtes en de
stationsopzet kan verwezen worden naar 2.1 en 2.4. Het masterplan voorziet
hier verder vooral in een kantoorontwikkeling aangevuld met voorzieningen
die bij een station horen, ondergronds parkeren en deels wonen. Om de
noordelijke verkeersstroom vanaf het station richting binnenstad meer
gewicht te geven zou een bijzondere functie (niet winkels) hier op zijn
plaats zijn. Het oude station blijft als gebouw bestaan. Gedacht kan
worden aan een horecafunctie. (zie ook 3.9, met een indicatie van de
bouwvolumes) 3.6. Het stationsgebied Zuid (PTD-locatie). Het programma, tegen het vervoersknooppunt
(de zuidelijke verkeersstroom) wordt hier geïntensiveerd (opbrengstmaximalisatie). 3.7. De Ireneboulevard. Een zeer belangrijk onderdeel in het plan
van Busquets is de aanpak rond de Irenetunnel. Het vervoersknooppunt is in
2.2 al aan de orde geweest. Busquets legt verder sterk de nadruk op een
boulevardachtige doorgaande inrichting voor de as
Zuidwal-Irenetunnel-Westlandseweg. Meer nadruk op stedelijke ruimten in
plaats van een verkeersriool, met mogelijkheden voor verblijfsruimte aan
de Kolk. De kruising van deze "Ireneboulevard" met de centrale
ruimte in de nieuwe stationsbuurt krijgt ook extra aandacht. 3.8. De centrale ruimte. Het meest markante onderdeel van het
masterplan is de centrale open ruimte. 3.9 Overzicht bouwvolumes Deze cijfers zijn een zeer globale indicatie op basis van door Busquets aangeleverde cijfers, waarbij nog geen rekening is gehouden met ondergronds bouwen, grotere hoogtes en hoogte accenten enz. De cijfers uit de brochure van Busquets zijn wel gecorrigeerd in deze opstelling. In feite wordt hier de minimale plancapaciteit globaal aangeduid
* Tussen deze categorieën is uitwisseling mogelijk. ** Stationsgebied = het plangebied tussen
Irenetunnel en Bolwerk 4. Het bestemmingsplan spoorzone Nu de uitvoering van het spoortunnelproject realiteit lijkt te worden is het van het grootste belang om ervoor te zorgen dat er een adequaat juridisch-planologisch kader komt in de vorm van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan dient dan niet alleen als basis voor bouwprocedures maar is tevens essentieel voor de verwerving van percelen (het "vangnet" van een onteigening) en een goede besluitvorming met maatschappelijk draagvlak. Gezien het feit dat:
kan Delft niet verder gaan met een
conserverend bestemmingsplan met uitwerkingen. We moeten nu verder op de
ingeslagen weg en een bestemmingsplan gaan maken met een goed evenwicht
tussen globaal en gedetailleerd. Een zekere mate van globaliteit is nodig
om enige flexibiliteit voor de toekomstige ontwikkelingen te behouden en
omdat er nog het nodige nader uitgewerkt moet kunnen worden. Een zekere
mate van gedetailleerdheid om recht te doen aan het masterplan en om een
onteigeningsbasis te verkrijgen. Het voorontwerpplan wordt de komende
maanden opgesteld. De verwachting is dat het eerste ontwerp begin 2000
gereed is. 5 Het participatiemodel. Om het overleg over de Spoorplannen met de Delftse betrokkenen (bewoners en bedrijven enz. ) goed vorm te geven en ook blijvend te kunnen onderhouden zijn er de volgende zaken/overlegvormen geregeld:
Specifiek voor het masterplan zijn een grote Stadskrantpublicatie en een brochure gemaakt. Vanzelfsprekend zal het Medium Stadskrant ook in de verdere procesgang rond de Spoorzone een belangrijke rol blijven spelen.
- Het Platform Spoorzone. Om een direct overleg tussen politiek en betrokkenen te hebben wordt er een Platform Spoorzone opgericht. In dit platform, dat periodiek (eens per drie tot vier maanden en/of afhankelijk van belangrijke besluitvormingsmomenten) bij elkaar komt, wordt gesproken over zaken rond de Spoorzone met de direct belanghebbenden. Op dit moment zijn dat de bewonersorganisaties BOSD, van Leeuwenhoeksingel i.o., Hooikade en de organisaties die deelnemen in de Stichting Binnenstadsmanagement (KvK, BOMK en winkeliers/bedrijfsverenigingen in de binnenstad). - Incidenteel en mogelijk regulier overleg over specifieke zaken op ambtelijk niveau. Ter voorbereiding van de besluitvorming over het masterplan is er een consultatieronde gehouden met de belangengroeperingen die ook deelnemen in het Platform Spoorzone. Bovendien is er nog gesproken met de reizigersvereniging ROVER. De verslagen van deze besprekingen zullen nog worden toegezonden aan de Commissieleden. - Daarnaast is er nog een E-mailadres beschikbaar gesteld waar betrokkenen hun mogelijke reactie op het masterplan naar toe kunnen sturen. De reacties zullen ook nog gebundeld ter inzage worden gelegd voor de Commissieleden. 6 De korte termijnplanning. Op dit moment zijn de volgende momenten rond de spoorzone te onderscheiden: Masterplan: Vaststelling na discussie in de Commissie
Duurzaamheid 26 oktober 1999. Voorafgaand zijn nog een aantal overleggen
gehouden met belangengroeperingen en is er een platformoverleg geweest.
(zie ook hfst. 5) De verslagen van deze besprekingen worden nog
toegezonden aan de Commissie Duurzaamheid. PPS-onderzoek: Het haalbaarheidsonderzoek Delft Centraal: Onderzoek naar de economische spin-off van
de spoorzone: Bestemmingsplanprocedure: Afhankelijk van de besluitvorming over het
Masterplan en mogelijke tussentijdse besluitvorming en essentiële
ontwikkelingen op Delfts - en Rijksniveau zal er begin 2000 ook
besluitvorming plaats vinden over het "Voor ontwerp-bestemmingsplan
Spoorzone". De verdere gemeentelijke procedure rond het
bestemmingsplan Spoorzone zal dan in de eerste drie kwartalen van 2000
kunnen gebeuren. Bij de eerste behandeling van het
haalbaarheidsonderzoek Delft Centraal op 30 november 1999 kan er ook meer
inzicht in een (wens) planning voor de tunnelbouw gegeven worden. De
voornaamste stappen van de bestemmingsplanprocedure horen daarbij, evenals
een mogelijk verwervings- en onteigeningstraject. 7. Te besluiten:
De nota wordt doorgestuurd naar de Commissie Duurzaamheid van 26 oktober a.s. ter discussie en advisering. H.J. Schomaker Projectbureau Stadsontwikkeling paraaf hoofd d.d. Bijlagen: - globale hoogtes in de diverse bebouwingsvlakken - de brochure "Een visie op stedelijke
verbetering" Gemeente Delft, Spoorzone Delft |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |