30 augustus 2001

Raadsvoorstel stuk 94   (00/012460)  

 


lijst ingekomen stukken

 

Stuk 94 I

00/012460 Delft, 13 juni 2000.

Onderwerp: Aanpassing Subsidieverordening Stadsvernieuwing hoofdstuk 3: Beschermde rijksmonumenten en beschermde gemeentelijke monumenten.

 

Aan de gemeenteraad.

Geachte dames en heren,

In de jaren voor 1999 bleek het subsidiebudget uit het Stadsvernieuwingsfonds voor restauraties van monumenten niet toereikend. Verschillende keren werd al vroeg in het jaar een subsidiestop afgekondigd. Jaarlijks ontving de afdeling Monumentenzorg in januari een bulk aan subsidieaanvragen, omdat er dan weer nieuw budget beschikbaar was.

In 1998 is besloten om het subsidiebeleid per 1 januari 1999 te wijzigen. Kwamen voor die tijd zowel rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten als beeldbepalende panden voor subsidie in aanmerking, vanaf 1999 geldt dat niet meer voor rijksmonumenten (met uitzondering van bijzondere monumentale onderdelen zoals stoepen, plafonds en consoles). Monumenten in eigendom van de gemeente zijn van subsidiëring uitgesloten, evenals bedrijven. Daarnaast werd het subsidiepercentage verlaagd van 50% naar 40%. Deze maatregelen hadden resultaat. Voor het eerst sinds jaren was het budget in 1999 toereikend en hoefde er géén subsidiestop worden afgekondigd.

Eigenaar/bewoners, verenigingen en stichtingen die eigenaar zijn, van een rijksmonument zijn door deze maatregelen tussen wal en schip gekomen, met name voor het uitvoeren van kleinschalige restauraties. Dat willen we met de nu voorgestelde aanpassing van de subsidieregeling voor restauraties van monumenten verhelpen.


Subsidie voor rijksmonumenten

Eigenaren van rijksmonumenten kunnen gebruik maken van de rijkssubsidieregeling BRRM (Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumenten).Daarnaast hebben zij voor het onderhoud mogelijkheden voor belastingaftrek. De subsidieaanvragen op basis van de BRRM lopen via de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Gemeenten stellen daartoe een meerjarenplanning op.

Op dit moment bedragen de jaarlijkse budgetten ruim 1 miljoen gulden, maar vanaf 2003 gaan die drastisch omlaag naar ongeveer ƒ 450.000,--. Tot en met 2004 zijn de budgetten al geheel gereserveerd. Pas vanaf 2005 komt er weer budget beschikbaar.

 

Rijksmonumenten en ‘kleine’ eigenaren

Een kleine categorie eigenaren van rijksmonumenten, zoals eigenaar/bewoners, stichtingen en verenigingen, dreigt tussen wal en schip terecht te komen. Zij hebben meestal kleinschalige restauratieplannen (< ¦ 50.000,--) en weinig financieringsfaciliteiten.


Al jaren is de meerjarenplanning voor rijksmonumenten volledig met reserveringen belegd. Subsidie is de eerste vier jaar niet beschikbaar en voor een gunstige voorfinanciering komt men alleen in aanmerking, als men op de meerjarenplanning voorkomt. De afhandeling van subsidieaanvragen via de Rijksdienst voor de Monumenten is bovendien een arbeidsintensieve procedure, die nauwelijks in verhouding staat tot de te verkrijgen subsidie. Het is een ongewenste ontwikkeling als nodig herstel wordt uitgesteld. Daarom ook is het zinvol om deze categorie van monument-eigenaren wèl gebruik te laten maken van de gemeentelijke subsidieregeling. Zij het onder voorwaarden.

 

Aanpassing binnen beschikbaar budget

De aanpassing van hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing (Beschermde rijksmonumenten en beschermde gemeentelijke monumenten) op een zodanige manier dat ‘kleine’ eigenaren van rijksmonumenten voor subsidie in aanmerking komen, kan binnen het beschikbaar gestelde jaarlijkse budget van 1 miljoen gulden. De cijfers over de eerste vijf maanden van 1999 en 2000 rechtvaardigen die opvatting. Omdat in 1998 al vroeg in het jaar een subsidiestop gold, werden er begin 1999 (er was weer nieuw budget beschikbaar, maar niet voor rijksmonumenten) veel subsidieaanvragen ingediend. Werd er in de eerste 5 maanden van 1999 voor ƒ 650.000,-- aan verplichtingen aangegaan, in het eerste halfjaar van 2000 is dat de helft daarvan, ongeveer ƒ 325.000,--. Bovendien is in 1999 het budget met 10% onderschreden. (Let wel, dit is een onderschrijding op verplichtingenbasis en niet op kasbasis. Een overschrijding op kasbasis is het gevolg van uitbetalingen van subsidieverplichtingen uit voorgaande twee jaren. Volgens de subsidieverordening moeten de restauratiewerkzaamheden binnen 24 maanden na toekenning van de subsidie worden gereedgemeld.)

 

Samenhang financiële mogelijkheden monumenten

Het behoud van monumentale panden is, zeker in een historische stad als Delft, van groot belang. Niet alleen rijks-, maar ook gemeentelijke monumenten. En niet alleen kerken en boerderijen, maar evenzeer monumentale woonhuizen. Daarvoor bestaan verschillende financieringsfaciliteiten: een rijkssubsidieregeling, een gemeentelijke subsidieregeling en een revolving fund voor rijksmonumenten. Daarnaast komt er uit de verdeling van de EZH-gelden ƒ 5 miljoen beschikbaar voor monumenten. De besteding van dit bedrag zal aansluiten bij het totale monumentenbeleid en recht doen aan de wens van de burger: behoud van de historische stad. Aan het verdelingsvoorstel en de toelichting daarop wordt nu gewerkt en deze kunt u in de tweede helft van dit jaar tegemoet zien.

 

Welke aanpassingen nu

Het is echter dringend gewenst om de nood voor ‘kleine’ eigenaren van rijksmonumenten, zoals eigenaar/bewoners, stichtingen en verenigingen, nu te lenigen. Deze categorie eigenaren dreigt qua subsidiëring tussen wal en schip terecht te komen. Bedrijven en gemeente blijven van subsidiëring uitgesloten. Het is een kleine verruiming van de subsidieregeling met positieve gevolgen.

Aanpassing op korte termijn van de subsidieverordening voor monumenten vermindert niet alleen de druk op de rijkssubsidieregeling BRRM, maar ook op de Projectmatige stimuleringsregeling verbetering panden, kortweg ‘gevelaanpak’ genoemd. Die monumenten die volgens de projectmatige gevelaanpak een opknapbeurt nodig hebben kunnen, of het nu een rijks- of gemeentelijk monument is, van de subsidieregeling voor monumenten gebruik maken. En ook dat is zeer gewenst.

De aanpassing van de subsidieverordening past binnen het totale monumentenbeleid en houdt het in:

  • natuurlijke personen, stichtingen en verenigingen die eigenaar zijn van een rijksmonument komen in aanmerking voor restauratiesubsidie;

  • de subsidiabele kosten voor restauraties van rijksmonumenten bedragen in totaal maximaal ƒ 50.000,-- per jaar en maximaal ¦ 150.000,-- gedurende een onderhoudsperiode van 15 jaar;

  • het subsidiepercentage bedraagt, net als bij de subsidieregelingen voor ‘gevelaanpak’ en Steun Bedrijven Stadsvernieuwing, 30%.

(Ter vergelijking: de subsidiabele kosten voor restauratie van gemeentelijke monumenten bedragen maximaal ƒ 200.000,-- met een subsidiepercentage van 40%, bij subsidie-op-termijn 100%.)

De subsidie-op-termijn methodiek geldt niet voor de restauraties van rijksmonumenten. De restauratie- en subsidiebedragen staan niet in verhouding tot de arbeidsintensieve afhandeling daarvan.

 

Actualisering

De subsidieregeling Verbetering van door de eigenaar bewoonde woningen, hoofdstuk 2 van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing, is per 31 december 1999 beëindigd. In hoofdstuk 3, beschermde rijksmonumenten en beschermde gemeentelijke monumenten, staan een aantal verwijzingen naar artikelen in hoofdstuk 2. Met de nu voorgestelde aanpassingen, worden deze verwijzingen vervangen door artikelteksten.

 

Voorstel

Onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie duurzaamheid stellen wij u voor:

  1. In te stemmen met de nota en aanpassingen van Hoofdstuk 3 van de Subsidie- verordening Stadsvernieuwing;

  2. daartoe de in concept bijgevoegde wijzigingsverordening vast te stellen.

 

Hoogachtend,

Burgemeester en wethouders van Delft,

H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.

 

Roos ,secretaris.

 

Stuk 94 II

00/012460

De raad der gemeente Delft;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 juni 2000;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t :

  • in te trekken hoofdstuk 3 van de (subsidie-)verordening stadsvernieuwing;

  • op te nemen in de (subsidie-)verordening stadsvernieuwing een nieuw hoofdstuk 3 met de navolgende tekst:

Hoofdstuk 3.

BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN EN BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN.

Artikel 3.1

1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder monumenten:

a. beschermde rijksmonumenten:

onroerende monumenten die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers;

b. beschermde gemeentelijke monumenten:

onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van de monumentenverordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

c. beeldbepalend pand:

een objekt, niet vallend onder a of b, dat een kenmerkend onderdeel vormt van een stads- of dorpsgezicht dat is beschermd krachtens artikel 35 van de Monumentenwet 1988, en dat voorkomt op de lijst van te benoemen gemeentelijke monumenten.

 

In dit hoofdstuk wordt onder eigenaar mede verstaan:

degene die het recht van erfpacht heeft;

de houder van een recht van opstal;

de toekomstige eigenaar, erfpachter of houder van een recht van opstal.

 

3. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder onderhoudsplan:

een door burgemeester en wethouders goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden en kosten die gedurende 15 jaar nodig worden geacht om het kwaliteitsniveau van het monument/beeldbepalende pand, dat met de restauratie zal worden bereikt, te handhaven.

 

4. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder verlenen van subsidie:

het besluit van burgemeester en wethouders dat aan de eigenaar van een monument een opschortend voorwaardelijke aanspraak verschaft op een subsidie in de kosten van voorzieningen.

 

5. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder vaststellen van subsidie:

het besluit van burgemeester en wethouders, nadat de voorzieningen zijn getroffen, waarbij de hoogte van de verleende subsidie wordt vastgesteld.

 

Artikel 3.2

 

1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar, tevens bewoner, van een beschermd gemeentelijk monument, een subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van:

a. het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

b. het treffen van overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monumentale karakter noodzakelijk zijn;

c. het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht gedurende maximaal drie jaar.

 

2. Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar, niet zijnde de bewoner, van een beschermd gemeentelijk monument een subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van:

a. het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

b. het treffen van overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monumentale karakter noodzakelijk zijn;

c. het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht gedurende maximaal drie jaar.

3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar, tevens bewoner, van een beschermd rijksmonument, een subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van:

a. het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

b. het treffen van overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monumentale karakter noodzakelijk zijn;

c. het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht gedurende maximaal drie jaar.

4. Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar, niet zijnde de bewoner, van een beschermd rijksmonument een subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van:

a. het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

b. het treffen van overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monumentale karakter noodzakelijk zijn;

c. het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht gedurende maximaal drie jaar.

 

5. De subsidie ineens zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt maximaal 40% van de kosten van voorzieningen, doch ten hoogste 40% van ¦ 200.000,--.

De subsidie op termijn, zoals bedoeld in het tiende lid, bedraagt maximaal 100% van de kosten van voorzieningen, doch ten hoogste ¦ 200.000,--.

De subsidie ineens zoals bedoeld in het derde en vierde lid

a. wordt slechts verleend wanneer de subsidiabele voorzieningen bij elkaar niet meer dan ¦ 50.000,--

b. bedraagt maximaal 30% van de kosten van voorzieningen, doch ten hoogste 30% van ¦  50.000,--. Over een periode van 15 jaar bedraagt de subsidie maximaal 30% van ¦  150.000,--.

De subsidie-op-termijn methodiek is niet van toepassing op de restauratie van rijksmonumenten.

 

7. De kosten voor het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht als bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid kunnen volledig worden gesubsidieerd voor een duur van maximaal 3 jaar. Dit bedrag komt bovenop de hiervoor genoemde maximale bijdrage.

 

8. De in het tweede en vierde lid genoemde subsidie wordt alleen verleend als de eigenaar een natuurlijk persoon, een stichting of een vereniging is.

 

9. Op de kosten van voorzieningen worden in mindering gebracht de kosten waarvoor uit hoofde van deze verordening of enige andere regeling steun is of kan worden toegekend, alsmede de kosten die uit hoofde van een andere regeling zijn of kunnen worden gefinancierd.

 

10. Indien de eigenaar kiest voor de subsidie op termijn dan wordt deze subsidie betaalbaar gesteld aan het eind van de lopende maand van het jaar gelegen maximaal vijftien jaar na de vaststelling van de subsidie, mits is voldaan aan de voorwaarden en bepalingen van dit hoofdstuk.

 

11. De gemeente boekt de subsidie op het moment van vaststelling ten laste van de gemeentelijke rekening-courant, overeenkomstig het bepaalde in de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Delft en het Nationaal Restauratie Fonds.

 

12. De eigenaar die kiest voor de subsidie op termijn, kan bij de financiering van de kosten van voorzieningen, door middel van een aflossingsvrije hypothecaire lening, gebruik maken van de financieringsfaciliteiten van het Nationaal Restauratie Fonds.

 

13. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de totaal-financiering via het Nationaal Restauratie Fonds, gemeentegarantie afgeven.

 

14. Het staat burgemeester en wethouders vrij om geen gemeentegarantie af te geven indien de uitkomst van de individuele c.q. vermogenstoets van de eigenaar daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 3.3

 

Onder de in artikel 3.2 bedoelde kosten van de voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en door of namens burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van:

a. de aanneemsom;

b. de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

c. het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

d. de leges voor de bouwvergunning en voor enige andere vergunning die nodig is voor het treffen van de voorzieningen.

e. de verschuldigde omzetbelasting;

f. het maken van een onderhoudsplan;

g. het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht gedurende een periode van maximaal drie jaar na gereedkomen van de voorzieningen;

Bij de subsidie-op-termijn zullen ook de volgende kosten worden begrepen onder de kosten van de voorzieningen:

h. de leges voor de gemeentegarantie;

i. de kosten verbandhoudende met het aantrekken van de financiering via het Nationaal Restauratie Fonds.

j. een post onvoorzien van maximaal 10%.

 

Artikel 3.4

 

1. De subsidie wordt niet toegekend indien:

a. met het treffen van de voorzieningen het monumentale belang niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

b. de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

c. met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat op de aanvraag om subsidie is beschikt;

d. de kosten van de subsidiabele voorzieningen bij elkaar minder bedragen dan ¦ 5.000,--

e. het monument waaraan de voorzieningen zullen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van 10 jaar te worden afgebroken.

f. bij het treffen van de voorzieningen geen rekening wordt gehouden met duurzaamheidseisen.

 

2. De subsidie ingevolge artikel 3.2 wordt slechts verleend en vastgesteld wanneer het pand, indien van een ingrijpende verbetering sprake is, na het treffen van de voorzieningen, in het geheel beschouwd, zal voldoen aan de eisen die volgens wettelijke voorschriften aan het pand moeten worden gesteld.

 

3. De subsidie ingevolge artikel 3.2 wordt slechts verleend en vastgesteld wanneer het pand na het treffen van de voorzieningen uit het oogpunt van monumentenzorg aan redelijke eisen voldoet, dan wel een redelijke bijdrage levert aan het uiterlijk ten aanzien van stads- of dorpsgezicht.

 

4. In afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid kan de subsidie worden verleend en vastgesteld voor het treffen van voorzieningen tot gedeeltelijke opheffing van bouwtechnische gebreken, indien het een beschermd monument betreft en de voorzieningen in het belang van de instandhouding met spoed dienen te worden getroffen.

 

Artikel 3.5

 

1. Als de eigenaar het monument binnen 15 jaar na vaststelling van de subsidie op termijn vervreemdt, stellen burgemeester en wethouders de subsidie op termijn opnieuw vast volgens de in het tweede lid genoemde reeks, mits aan de voorwaarden en bepalingen van dit hoofdstuk is voldaan. Direct na hernieuwde vaststelling zal de subsidie betaalbaar worden gesteld.

De hoogte van de subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

binnen één jaar na vaststelling 40.0%

na één jaar 40.0%

na twee jaar 40.0%

na drie jaar 50.5%

na vier jaar 52.5%

na vijf jaar 55.0%

na zes jaar 57.5%

na zeven jaar 60.0%

na acht jaar 65.0%

na negen jaar 70.0%

na tien jaar 75.0%

na elf jaar 80.0%

na twaalf jaar 85.0%

na dertien jaar 90.0%

na veertien jaar 95.0%

waarbij het percentage berekend wordt over de vastgestelde subsidie op termijn.

3. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in het tweede

 

Artikel 3.6

De subsidie wordt toegekend onder de voorwaarden dat:

binnen twaalf weken na een bij de toekenning te bepalen tijdstip met het treffen van de voorzieningen een aanvang wordt gemaakt;

b. de voorzieningen worden getroffen binnen twee jaar na toekenning;

c. aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

- toegang wordt verleend tot de betreffende onroerende zaak;

- inzage wordt verleend van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheidenen tekeningen;

- de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

- de gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningenbetrekking hebbende gegevens;

- bij het treffen van de voorzieningen niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bedrijven (sinds 1996).

 

Artikel 3.7

 

De aanvraag moet bevatten:

a. een gespecificeerde begroting van de kosten;

b. een werkomschrijving

c. tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van de woning (schaal 1:100)

d. de naam en adres van de aannemers

e. (afhankelijk van de werkzaamheden) detailtekeningen

 

Artikel 3.8

 

1. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag om subsidie binnen zesentwintig weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

 

2. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

 

Artikel 3.9

 

1. Uitbetaling van een op grond van dit hoofdstuk toegekende bijdrage vindt plaats nadat:

a. de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereed gemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens;

b. de onder a) bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

 

2. De hoogte van de vast te stellen subsidie wordt berekend op basis van de bij de verlening aanvaarde kosten van de voorzieningen of de werkelijke kosten van de voorzieningen als deze lager zijn.

 

Artikel 3.10

 

1. De subsidie wordt verleend en vastgesteld onder de voorwaarde dat de eigenaar het monument conform het onderhoudsplan zal onderhouden.

2. De voorwaarden in dit artikel gelden gedurende een periode van 15 jaar na vaststelling van de subsidie.

3. Mede ter invulling van het gestelde in het eerste lid dient de eigenaar regelmatig (waarbij de regelmaat door de gemeente wordt vastgesteld in de toekenning, en ten minste ééns in de twee jaar zal zijn) een bouwkundig inspectierapport te overleggen, opgesteld door een naar het oordeel van burgemeester en wethouders deskundige partij, onder de verplichting om de in het rapport geconstateerde bouwtechnische gebreken te herstellen.

Burgemeester en wethouders kunnen zo nodig een termijn stellen waarbinnen deze gebreken dienen te zijn hersteld.

 

Artikel 3.11

 

Ingeval van niet naleving van één of meer van de voorwaarden als bedoeld in dit hoofdstuk zullen burgemeester en wethouders al naar gelang de ernst van de overtreding:

a. een besluit tot verlening en/of vaststelling van subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken (en niet of niet geheel tot betaling van de subsidie overgaan);

b. reeds betaalde subsidie (waaronder mede begrepen een eventueel voorschot op de subsidie op termijn) geheel of gedeeltelijk terugvorderen;

2. In het geval de niet naleving van de voorwaarden als bedoeld in dit hoofdstuk de eigenaar niet verwijtbaar is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de in het eerste lid genoemde sancties geheel of gedeeltelijk niet te treffen.

 

Artikel 3.12

 

Zolang de gemeenteraad nog geen definitieve lijst van gemeentelijke monumenten heeft vastgesteld wordt voor de toepassing van deze verordening "beeldbepalende panden" gelijk gesteld met "gemeentelijke monumenten".

 

Artikel 3.13

 

Op aanvragen die zijn ingediend op grond van de huidige Subsidieverordening Stadsvernieuwing - Hoofdstuk 3 Monumenten - welke in gevolge het onderhavige raadsbesluit is ingetrokken, blijven de bepalingen van die verordening onverminderd van toepassing.

Artikel 3.14

 

In bijzondere gevallen, waarbij de kosten van voorzieningen om een specifiek onderdeel te herstellen (zoals plafondschilderingen, gevelstenen en consoles) lager uitvallen dan het in artikel 3.4, eerste lid onder d bepaalde bedrag, doch indien deze voorzieningen noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de monumentale waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van dit bedrag.

 

III. tot inwerkingtreding van bovenstaande wijziging per 1 juli 2000.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 juni 2000.

,burgemeester.

,secretaris.

terug naar boven