Stuk 165 I

00/023537                                                                                         Delft, 10 oktober 2000.

 

 

Onderwerp:     Advies aan de minister van Onderwijs, Cultuur en

                       Wetenschappen inzake de aanwijzing van

rijksmonumenten uit de periode 1850-1940 in Delft.

 

Aan de gemeenteraad

 

 

Geachte dames en heren,

 

De grotendeels in de jaren ’60 vastgestelde rijksmonumentenlijst, waarvan het gedeelte betreffende Delft werd vastgesteld in 1967, telt overwegend monumenten van vóór 1850. Daarvoor zijn twee oorzaken te noemen. Ten eerste ging die lijst grotendeels terug op oudere inventarisaties, met name de 'Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst', waarvan het deel over Zuid-Holland in 1915 verscheen, en ten tweede moeten monumenten nu eenmaal een zekere ouderdom hebben gekregen voor men zich de cultuurhistorische waarde ervan realiseert. De  Monumentenwet bepaalt bovendien dat rijksmonumenten tenminste 50 jaar oud moeten zijn. Een uitbreiding van de rijksmonumentenlijst met 'jongere monumenten' uit de periode 1850-1940 werd steeds meer gewenst.

 

MIP, MSP en MRP.

Het rijk is in 1987 een grootscheepse landelijke aktie gestart om  monumenten uit de periode 1850-1940, als rijksmonument te beschermen. Die aktie geschiedt in drie stappen:

- het Monumenten Inventarisatie Project (MIP)

- het Monumenten Selectie Project (MSP)

- de Monumenten Registratie Procedure (MRP)

 

Het rijk heeft de uitvoering van het MIP en het MSP gedelegeerd aan de provincies en de vier grote steden. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) stelde voor de uitvoering richtlijnen op. De RDMZ voert zelf de (administratief/juridische) MRP uit. De provinciale taken werden uitgevoerd door speciale MIP- en MSP-teams voornamelijk bestaande uit kunsthistorici. De gemeente Delft heeft bij MIP en MSP enige taken toebedeeld gekregen:

- beschikbaar stellen en aanleveren inhoudelijke informatie t.b.v. MIP en MSP (historische, bouwkundige, kadastrale gegevens e.d.)

- uitvoeren belangenonderzoeken met betrekking tot de definitief in kader van het MSP geselecteerde objecten en complexen 

- uitbrengen van een formeel advies van de gemeenteraad, via de provincie Zuid Holland, aan de minister (c.q. staatssecretaris OCenW / RDMZ)

 

MIP; de inventarisatie

In het kader van het MIP is landelijk een inventarisatie gemaakt van 165.000 mogelijk voor bescherming in aanmerking komende objecten en complexen. Het Zuid-Hollandse MIP-team (inventarisatiegebied Delfland en Schieland), inventariseerde in Delft in totaal 1.499 objecten c.q. complexen.

Daarbij werden beknopt kerngegevens en een motivatie voor bescherming vastgelegd. Het MIP-rapport betreffende Delft telt zes delen op A4-formaat met een totale dikte van ca. 18 cm.

 

Stuk 165 I                                                                  pag. 2

 

 

 

MSP; de selectie

Een commissie met onafhankelijke deskundigen en een vertegenwoordiging van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zag toe op de selectie door het MSP-team. Dat team stelde een ‘Concept Indicatieve Lijst’ (CIL) op met een voorlopige inventarisatie. Die is in een ambtelijk overleg getoetst op onvolkomenheden en is voorgelegd aan de gemeentelijke Monumentencommissie. Aan het team is daarna gevraagd om van een aantal objecten te onderzoeken of die aan de lijst zouden kunnen worden toegevoegd. Vervolgens hebben leden van het MSP-team de objecten aan een nadere inspectie onderworpen, en desgewenst ook interieurs bezocht. De provincie heeft op grond van hun bevindingen en het advies van de provinciale begeleidingscommissie een definitieve selectie gemaakt, de 'Indicatieve Lijst' (IL), en van de geselecteerde objecten een uitvoerige omschrijving opgesteld.

De selectiecriteria zijn zeer streng. Aan de suggestie de selectie uit te breiden kon slechts in enkele gevallen gevolg worden gegeven. Enkele andere, aanvankelijk wèl geselecteerde objecten zijn daarentegen uit de definitieve selectie gevallen.

 

Voorafgaand aan de start van het MSP had het rijk geraamd dat landelijk gemiddeld 8 à 10 % van de geïnventariseerde monumenten daadwerkelijk als rijksmonument zou worden beschermd. Per gemeente zou de score aanzienlijk van dat gemiddelde kunnen afwijken omdat niet alle gemeenten in de periode 1850-1940 een even sterke ontwikkeling hebben gekend. Het landelijke gemiddelde is uiteindelijk, tegen het einde van MSP en MRP op ca. 6,4 % geraamd. 

In Delft zijn er door het MSP-team 92 objecten definitief geselecteerd, al dan niet onderdeel van een groter complex. Een selectie van 92 objecten uit 1.499 MIP-objecten betekent een score van 6,1 %. Het aantal aan te wijzen rijksmonumenten zal evenwel lager dan 92 zijn omdat een aantal objecten tot een complex behoren dat waarschijnlijk als één monument zal worden geteld. Dat aantal zal daardoor tot 61 kunnen zakken waarmee de score op 4,07 % kan komen.

 

De geselecteerde objecten zijn opgenomen in een afzonderlijk, voor u ter inzage gelegd, beknopt overzicht. Aangaande de bescherming van de geselecteerde objecten dient de gemeenteraad advies uit te brengen aan de Minister. De selectie is in feite een voordracht voor rijksbescherming, voorbereid en opgesteld door de provincie, die door de gemeente moet worden gecontroleerd, waar nodig bijgesteld en moet worden bekrachtigd. Het advies moet aan de provincie worden gezonden, die het na marginale toetsing met een eigen advies doorzendt aan de Minister van OCenW (voor deze de staatssecretaris, en in feite de RDMZ)

 

De gemeente had tot taak een belangenonderzoek te doen en daarbij eigenaren en hypotecaire schuldeisers in de gelegenheid te stellen hun zienswijze kenbaar te maken. Gemeentelijke belangen, b.v. uit oogpunt van ruimtelijke ordening, konden eveneens naar voren worden gebracht. De gemeente (SO, BoWon, AMA) heeft een aantal hoorzittingen belegd en de in geval van kerkelijke monumenten voorgeschreven overleggen gevoerd, verdeeld over verschillende categorieën c.q. groepen eigenaren:
Stuk 165 I                                                                  pag. 3

 

 

 

 

·       1999-11-29: kerkbestuur r.k. H. Sacramentskerk (Poortlandplein 1)

·       1999-12-01: de gemeente Delft

·       1999-12-03: kerkbestuur remonstrantse kerk (Oude Delft 102)

·       2000-01-09: de TU Delft

·       2000-01-25: eigenaren van panden die geen gemeentelijk monument zijn

·       2000-02-02: eigenaren van panden die al wel gemeentelijk monument zijn

·       2000-02-16: eigenaren van appartementen in het v.m. TU-gebouw aan

                          Nieuwelaan/Ezelsveldlaan (v.h. Nieuwelaan 76)

De verslagen worden als bijlage bij het advies aan de minister gevoegd.

 

Van hypotecaire schuldeisers zijn geen negatieve reacties ontvangen.

 

De meeste reacties van eigenaren waren positief. Er waren ook enkele negatieve reacties. Voor wat betreft de reactie daarop kan in algemene zin verwezen worden naar de jurisprudentie waaruit onder meer blijkt:

- het hele monument is beschermd, tenzij het uitdrukkelijk vanwege een bepaald onderdeel is beschermd. Bij complexen met meerdere gebouwen op één terrein moet ieder apart gebouw apart worden genoemd

- in de loop der tijd aan het monument uitgevoerde wijzigingen hoeven geen beletsel voor bescherming te zijn. Het monument hoeft daarom niet in originele staat te verkeren.

- door de bescherming daalt een monument niet in financiële waarde

- bescherming leidt niet tot een restauratieverplichting

- bescherming betekent terecht enige belemmering omdat de monumentenwet nu eenmaal behoud van een monument nastreeft.

- bescherming betekent geen bevriezing van de huidige situatie. Er mogen veranderingen en verbouwingen worden uitgevoerd, zij het dat daarvoor een monumentenvergunning nodig is.

- In uiterste gevallen, bijvoorbeeld wanneer hergebruik of herstel onmogelijk blijkt, kan een monument van de monumentenlijst worden afgevoerd of kan een vergunning voor sloop van het monument worden verleend.

 

De gemeente voert een aktief beleid in het aanwijzen van gemeentelijke monumenten. Van de objecten waarover aan de minister een positief aanwijzingsadvies wordt gegeven zijn een aantal reeds als gemeentelijk monument beschermd. De objecten die dat nu niet zijn, zouden daar op termijn wel voor in aanmerking gekomen zijn. Het opstellen van de gemeentelijke monumentenlijst is nog in uitvoering en omvat bijvoorbeeld op één na nog geen monumenten buiten de binnenstad. Indien een gemeentelijk monument als rijksmonument wordt aangewezen vervalt de gemeentelijke bescherming als het ware automatisch. Rijksmonumenten kunnen niet als gemeentelijk monument worden aangewezen. Alleen wanneer een onderdeel van een object of complex nadrukkelijk buiten de rijksbescherming valt kan dat onderdeel desgewenst door de gemeente worden beschermd.


Stuk 165 I                                                                  pag. 4

 

 

 

Uitgangspunten voor de advisering aan de minister

Op grond van de MSP-selectie, het eigen gemeentelijke monumentenbeleid, de bestaande jurisprudentie, een ambtelijke toetsing en het belangenonderzoek kunnen de volgende uitgangspunten voor het raadsadvies worden geformuleerd:

 

a)  In principe, enkele uitzonderingen daargelaten, aan de minister conform de zeer strenge selectie te adviseren de geselecteerde objecten en complexen als rijksmonument aan te wijzen.

 

b)  Bij de vaststelling van de definitieve beschrijvingen inhoudelijke of redactionele onjuistheden te verbeteren volgens een afzonderlijke uitvoerige opgave.

 

c)  Aan enkele geselecteerde objecten of complexen enkele onderdelen toe te voegen die in de conceptbeschrijvingen kennelijk abusievelijk niet nader of niet voldoende duidelijk zijn benoemd of beschreven. Toelichting daarop in de onder punt c genoemde afzonderlijke opgave.

 

d) Aan de selectie toe te voegen:

Nieuwelaan 180-182 (brugwachterswoningen)

 

e)  Betreffende de TU-gebouwen in TU-Noordgebied (met uitzondering van De Vries van Heijstplantsoen 2) positief te adviseren aangaande een rijksbescherming met daarbij het verzoek zo mogelijk het formele besluit tot aanwijzing op te schorten tot 2004 en in dat geval wederom de eigenaar te doen horen alvorens tot aanwijzing over te gaan.

 

f)  Negatief te adviseren over aanwijzing van De Vries van Heijstplantsoen 2

 

g) Ondanks de negatieve reactie van de eigenaren aangaande bescherming van het delen van het complex, toch positief te adviseren over de bescherming van het gehele complex Koornmarkt 22-26a, Molstraat 19; 19a; 19b.

 

h)  Positief te adviseren over een bescherming van het pompgebouw Kalverbos 20, maar negatief over een bescherming van de bijbehorende reinwaterkelder.

 

i)   Negatief te adviseren aangaande Ezelsveldlaan 55/57. 

 

 

Nadere toelichtingen hierop:

 

ad a)

Waar nodig met verbetering en/of completering van de adressen van de geselecteerde en beschreven objecten. De toevoeging van adressen betekent geen uitbreiding van geselecteerde objecten.

 

ad b)

Aan de minister toe te zenden bijlage met per object een opgave van objectcode, juiste adres(sen), kadastrale aanduiding, en waar nodig inhoudelijke en/of redactionele verbeteringen

Stuk 165 I                                                                              pag. 5

 

 

 

ad c)

het betreft het tuinhuis bij het ‘Jongenshuis’, Oude Delft 137, en de onder architectuur aangelegde tuin behorend bij Villa Solheim, Ruys de Beerenbrouckstraat 47.

 

ad d)

Voor de dubbele brugwachterswoning is op dit moment een verzoek door derden tot aanwijzing als rijksmonument in behandeling bij de minister. In dat kader heeft de gemeenteraad reeds positief aan de minister geadviseerd. Het pand is geïnventariseerd in het kader van het MIP, maar niet opgenomen in de definitieve selectie van het MSP. Het MSP-team heeft in een ambtelijk overleg desgevraagd laten weten dat het belang weliswaar meer dan plaatselijk is maar net niet voldoende voor rijksbescherming, met name omdat de oorspronkelijk bijbehorende brug over het Rijn-Schiekanaal niet meer aanwezig is. De accounthouder voor Delft van de RDMZ heeft medegedeeld dat de Raad voor Cultuur evenwel positief over bescherming zou hebben geadviseerd. Het definitieve besluit zou afhankelijk zijn gesteld van de uitkomst van het MSP. Daarom is het wenselijk nu opnieuw aan te minister te adviseren het pand als rijksmonument aan te wijzen.

Een eventuele bescherming als rijksmonument van deze brugwachterswoning impliceert bij nader inzien ook een zelfde bescherming voor de vergelijkbare dubbele brugwachterswoning aan het andere einde van het in 1893 gegraven kanaal: Nieuwe Plantage 114-115. De eigenaren ervan zijn op dit moment nog niet gehoord.

 

ad. e)

Vertegenwoordigers van de TU hebben op 9 december 1999 mondeling laten weten dat de TU de aanwijzingsprocedure voor de panden, eigendom van de TU-Delft en gelegen in het TU-Noordgebied, op wil laten schorten tot het gebied herontwikkeld is. Het college van bestuur van de TU heeft dat verzoek in een brief d.d. 17 januari 2000 ook nog schriftelijk kenbaar gemaakt. De TU geeft in haar brief overigens wel aan om op termijn graag bij te dragen aan een eventuele aanwijzing als rijksmonument.

 

De TU is van mening dat de gemeente Delft al voldoende invloed heeft op de planvorming voor de herontwikkeling van het TU-noordgebied. Zowel de gemeente als de TU hebben als uitgangspunt dat zo goed mogelijk met de daarin aanwezige monumentale gebouwen wordt omgegaan. Een monumentenbescherming zou daarom nu eigenlijk niet nodig zijn.

Een eventuele bescherming zou toekomstige ontwikkelingen kunnen bemoeilijken omdat wellicht delen van gebouwen veranderd zouden moeten worden. De TU is van mening dat de monumentenwet naar de gebouwen afzonderlijk kijkt, maar de TU zelf naar het gebied als geheel en het zou nodig kunnen blijken dat delen van gebouwen veranderd moeten worden ten dienste van een versterking van dat geheel.

De TU heeft gezien het verzoek om opschorting nog geen inhoudelijke reactie gegeven op de selectie en op de conceptomschrijvingen. Het college van bestuur is van mening dat door uitstel van bescherming een tijdrovende discussie over de rechtvaardiging van elk van de afzonderlijke selectievoorstellen, op dit moment niet gevoerd hoeft te worden.

 

Daar is het volgende tegenover te stellen:


Stuk 165 I                                                                  pag. 6

 

 

 

De invloed die de gemeente zou hebben is beperkter dan die zij zou hebben in het geval de gebouwen als rijksmonument zijn beschermd. Een eventuele rijksbescherming betekent beslist geen onmogelijkheid tot herontwikkeling. Indien de gebouwen als rijksmonument zijn beschermd, en verbouwd of anderszins gewijzigd zouden moeten worden is de gemeente de instantie die monumentenvergunningen verleent. Daarbij moet en zal zij rekening houden met het gebruik, en om die redenen zelfs voor zeer ingrijpende veranderingen vergunning kunnen verlenen.

De selectie is zeer streng geweest en in daarmee principe al voldoende gerechtvaardigd. Een eventuele bescherming betreft het hele monument. In een monumentenvergunning wordt geregeld of onderdelen, al of niet genoemd in de redengevende omschrijving, gewijzigd, of zelfs verwijderd, mogen worden. De gemeente is in deze de vergunningverlenende instantie en zal zeker rekening houden met de belangen van het gebouw, het gebruik ervan en de relatie met de ruimtelijke ontwikkeling van de omgeving. 

Een eventuele discussie over de vraag of een selectie al dan niet gerechtvaardigd is hoeft niet gedetailleerd in te gaan op allerlei onderdelen en aspecten en hoeft dus niet tijdrovend te zijn, als die al nodig zou zijn.

 

Van belang voor het advies is ook de relatie met andere MSP-pobjecten en het MSP-project als zodanig.

De MSP-projectleider van de provincie Zuid-Holland en accounthouders (Regio Zuid-Holland Zuid) van de RdMz hebben duidelijk gemaakt dat het hele MSP in 2001 moet zijn afgerond en dat het niet mogelijk is om de procedure voor enkele monumenten uit de MSP-selectie op te schorten. De gehele selectie moet als geheel in procedure worden gebracht. Opschorten van de procedure voor de TU-gebouwen in het TU-Noordgebied is dus niet mogelijk en de gemeenteraad moet over de volledige MSP-selectie een advies geven, dus ook over de TU-noordgebouwen.

Een eventuele opschorting van een aanwijzingsadvies zou ongewenste gevolgen kunnen hebben omdat daarmee ook de procedure voor de aanwijzing van andere panden in Delft opgeschort zou worden ofwel dat de TU-noordgebouwen niet als rijksmonument zullen worden aangewezen.

Een eventuele opschorting heeft ook gevolgen voor het restauratiesubsidiebudget. Panden in de MSP-selectie zullen, vooruitlopend op een formele aanwijzing als rijksmonument, al worden meegenomen in de eerstvolgende behoefteraming BRRM (voor periode 2007-2010), echter op de uitdrukkelijke voorwaarde dat de gemeente vóór 1 januari 2000 positief over een aanwijzing ervan heeft geadviseerd.

Eventueel niet aanwijzen van de TU-Noordgebouwen betekent dat voor die gebouwen zeker geen restauratiesubsidie mogelijk is. Bij een latere aanwijzing kan dat dan toch niet eerder dan pas na 2010 zijn. Het is overigens zeer de vraag of het rijk na afsluiting van MSP en MRP, nog aanwijzingsverzoeken van ‘MSP-panden’ in behandeling wil of kan nemen.

 

Gezien het bovenstaande is het raadzaam dat de gemeenteraad positief adviseert ten aanzien van een aanwijzing van de TU-noordgebouwen als rijksmonument, maar daarbij verzoekt of opschorten van het definitieve besluit mogelijk is.


Stuk 165 I                                                                              pag. 7

 

 

 

ad f)

Het ‘Gebouw voor Scheikundige Propedeuse’, De Vries van Heijstplantsoen 2, is in tegenstelling tot de andere TU-gebouwen in het TU-Noordgebied vrij sterk aangetast door een verbouwing. In 1965 is op de aan elkaar geschakelde vleugels aan de oostzijde een verdieping toegevoegd waarvoor de karakteristieke balustrades met hogere hoekpenanten en de koepelvormige bekroningen van de traptorens aan de noord- en zuidzijde het veld moesten ruimen. Op de begane grond zijn aan de achterzijde aanbouwen toegevoegd.  De monumentale waarde is door genoemde ingrepen te veel aangetast om een monumentenbescherming te rechtvaardigen. Bovendien zou er ter plaatse van dit gebouw ruimte kunnen worden gevonden voor bestemmingen of ontwikkelingen die niet of nauwelijks in andere gebouwen of op andere lokaties in het TU-noordgebied mogelijk zijn. Uiteraard kan het oostelijke gedeelte en het hoofdtrappenhuis, met een fraai interieur, eventueel wel behouden blijven.

 

ad g)

De eigenaren van Koornmarkt 22 t/m 26A hebben tijdens de hoorzitting bezwaren geuit tegen een eventuele bescherming van gedeelte van het garagecomplex dat achter het voorgebouw is gelegen (zie verslag hoorzitting d.d. 02-02-2000). In een aangetekende brief d.d. 03-02-2000 hebben zij de gemeente er schriftelijk op gewezen dat zij niet accoord gaan met ons voorstel om hal, plein en parkeerboxen gelegen achter de gevel van Koornmarkt 22-26 op de rijksmonumentenlijst te plaatsen, zonder daarbij nog in te gaan op hun argumenten. Indien wij ons voornemen toch zouden uitvoeren stellen zij de gemeente aansprakelijk voor alle mogelijke consequenties die daaruit kunnen voortvloeien.

 

De bezwaren van de eigenaren kunnen als volgt worden weerlegd:

- Niet de gemeente neemt zich voor panden op de rijksmonumentenlijst te plaatsen, maar het rijk (door tussenkomst van de provincie)

- Niet de gemeente besluit tot plaatsing op de rijksmonumentenlijst maar het rijk. Een eventueel formeel bezwaar tegen aanwijzing dient bij de minister (Rijksdienst voor de Monumentenzorg) te worden ingediend.

- Eventuele vroegere, voor de eigenaren minder prettige ervaringen met de gemeente zijn niet relevant voor het rijk

- Na bescherming blijven veranderingen aan een beschermd monumenten mogelijk

- Mogelijke bestemmingen worden geregeld door het bestemmingsplan. Een bescherming heeft op zich geen invloed op veranderingen van bestemmingen

- De reparatiehal en de garageboxen zijn wezenlijke onderdelen van het garagecomplex en hebben een kenmerkende functionele verschijningsvorm en een kenmerkend functioneel materiaalgebruik

- Het feit dat de eigenaren deze complexonderdelen niet fraai vinden is geen steekhoudend argument tegen bescherming

- Het complex als geheel is uit oogpunt van monumentenzorg van een landelijk algemeen belang. De waarde van het geheel is meer dan die van de som der delen

- De aanwijzing als beschermd monument betekent op zich geen waardeverandering en is ook geen basis voor een te honoreren schadeclaim


Stuk 165 I                                                                  pag. 8

 

 

 

 

De eigenaren van Molstraat 19 hebben schriftelijk kenbaar gemaakt bezwaar te hebben tegen een plaatsing op de rijksmonumentenlijst. Zij zijn van mening dat de ligging in het beschermde stadsgezicht voldoende houvast biedt om een instandhouding van de huidige staat te waarborgen. Bovendien is naar hun mening het pand (in 1990/1991) zodanig verbouwd dat de oorspronkelijke functie van opslagplaats/toegangspoort tot het garagecomplex, en daarmee de binding met dit complex, is vervallen.

 

De bezwaren kunnen als volgt worden weerlegd:

De status van de Delftse binnenstad als beschermd stadsgezicht kan niet voorkomen dat een pand dat niet als monument is beschermd, ingrijpend wordt verbouwd of zelfs gesloopt. Indien een verbouwingsplan of een bouwplan voor vervangende nieuwbouw voldoet aan het bestemmingsplan, welstandshalve aanvaardbaar is en voldoet aan de technische eisen die woningwet en bouwbesluit stellen, moet daarvoor een bouwvergunning worden verleend.

De verbouwing heeft inderdaad een verandering van het pand teweeg gebracht. Mede door het terugliggende deel van de pui is de oorspronkelijke functie evenwel nog steeds goed herkenbaar. Ook als het pand al eerder als monument zou zijn beschermd zou voor een dergelijke verbouwing een monumentenvergunning mogelijk zijn geweest, zonder dat de bescherming zou vervallen. Indien een oorspronkelijke functie niet kan worden gecontinueerd, zoals hier het geval was, zal altijd een nieuwe bestemming gevonden moeten worden, en zullen daarvoor enige aanpassingen voor lief genomen moeten worden. De gemeente houdt daar bij de vergunningverlening rekening mee.

 

ad h)

Het pompgebouw is, net als de nabijgelegen watertoren, een karakteristiek en herkenbaar element, gerelateerd aan de geschiedenis van de drinkwatervoorziening. Eventuele andere bestemmingen zijn er makkelijker in te verwezenlijken dan de eigenaar veronderstelt omdat de huidige pompen etc. niet meer de originele zijn, en desnoods verwijderd kunnen worden. Tal van andere, goed in het gebouw passende bestemmingen zijn denkbaar en een bescherming is dus zinvol.

 

Het verzoek van de eigenaar om de 'reinwaterkelder', het bij het gebouw gelegen ondergrondse waterreservoir, niet als monument te beschermen zou wel gehonoreerd moeten worden. Het reservoir maakt nog steeds deel uit van het huidige drinkwaterleidingnet dat als zodanig ook niet voor rijksbescherming in aanmerking komt. Indien technische of hygiënische eisen dat noodzakelijk maken moeten aanpassingen of zelfs volledige vernieuwingen mogelijk blijven. Indien de reinwaterkelder zijn functie zou verliezen is er vooralsnog geen zinvolle functie te bedenken die het object voldoende in zijn waarde laat en voldoende geld genereert om de instandhouding te bekostigen.

 

ad i)

De machinistenwoningen, Ezelsveldlaan 55/57, ook wel portierswoningen genoemd, zijn eigendom van de gemeente Delft. Ze maken onderdeel uit van het v.m. TH-complex aan Nieuwelaan/Ezelsveldlaan. Ze zijn tegelijk met de andere delen van het complex ook door rijksbouwmeester Vrijman ontworpen, en eveneens architectonisch zorgvuldig en fraai vormgegeven.

 


Stuk 165 I                                                                  pag. 9

 

 

 

Op inhoudelijke gronden zouden ze voor bescherming in aanmerking komen.

De woningen zijn evenwel op een zodanige plaats in het Zuidpoortgebied gelegen dat ze de gewenste ontwikkeling daarvan in de weg staan, met name de verkeersafwikkeling. Dat betekent dat de gemeente de mogelijkheid tot sloop open wil houden. Overigens wordt nog onderzocht of het mogelijk is de woningen te op te schuiven, maar ook zo'n verplaatsing zou ook te veel belemmerd worden door een monumentenbescherming. Een eventuele monumentenbescherming zou een te grote belemmering  vormen voor sloop zowel als verplaatsing. Alles afwegende moet negatief over een opname in het monumenteregister worden geadviseerd.

 

Bij het door de gemeenteraad uit te brengen advies worden tal van bijlagen worden gevoegd t.b.v. de behandeling door de minister dan wel t.b.v. de opstelling van de definitieve redengevende omschrijvingen door de RDMZ. Het betreft verslagen van hoorzittingen en kerkoverleggen, schriftelijke reacties met bedenkingen van eigenaren, kadastrale gegevens, inhoudelijke op- en aanmerkingen, plantekeningen Oostplantsoen/Schuttersveld.

 

Voorstel

Onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie Duurzaamheid, stellen wij u voor in te stemmen met het advies aan de minister van OCenW inzake de aanwijzing van rijksmonumenten uit de periode 1850-1940 in de gemeente Delft. Het beknopte overzicht van de objecten waar het advies betrekking op heeft is in een afzonderlijke, voor u ter inzage gelegde bijlage, opgenomen.

 

 

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

H.M.C.M. van Oorschot       , burgemeester.

 

 

N.  Roos                                  , secretaris.



Stuk 165 II

00/023537

 

 

 

De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2000;

 

b e s l u i t :

 

in te stemmen met de nota en het advies aan de minister van Onderwijs Cultuur en wetenschappen inzake de aanwijzing van rijksmonumenten uit de periode 1850-1940 in de gemeente Delft.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 oktober 2000.

 

 

 

 

                                             , burgemeester

 

 

 

 

                                             , secretaris.