Stuk 170 I

00/023715                                                                                         Delft, 10 oktober 2000

 

Onderwerp: bezwaarschrift inzake Wvg van de heer I. Alkan

           

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Door de heer mr. A.A. van den Brand van het advocatenkantoor  Boels, Van Eijndhoven & Coenegracht te Maastricht werd namens de heer I. Alkan een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 11 april 2000. Conform het gestelde in artikel 9a van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) wordt dit bezwaarschrift geacht een bezwaarschrift te zijn tegen het raadsbesluit van 25 mei 2000.

In dat besluit werd het besluit van het college bestendigd.

 

Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en derhalve ontvankelijk.

 

De stelling als dat het voorkeursrecht prematuur is gevestigd onderschrijven wij niet, aangezien de wet juist de mogelijkheid biedt voor een “vervroegd voorkeursrecht” zoals op basis van artikel 8a Wvg. Hierbij behoeft de definitieve bestemming ter plaatse nog niet vast te staan.

 

De bewegingsvrijheid inzake het onroerend goed van de heer Alkan is slechts in zoverre voor hem beperkt dat hij bij een voornemen tot vrijwillige eigendomsoverdracht verplicht is om de onroerende zaken eerst aan de gemeente aan te bieden. De aanbiedingsprocedure van artikel 11 Wvg waarborgt een reële verkoopprijs, welke zo nodig door de rechter objectief kan worden vastgesteld.

 

Naar ons oordeel weegt het algemeen belang om op de betreffende gronden een spoortunnel met bovengrondse voorzieningen te realiseren zwaarder dan het belang van de reclamant.

 

Wij kunnen reclamant niet volgen in de stelling dat het voorkeursrecht prematuur is gevestigd omdat geen inzicht zou bestaan in de haalbaarheid van het binnen een termijn van twee jaar in procedure brengen van het toekomstige bestemmingsplan voor het betreffende gebied. Dit inzicht is niet vereist op grond van de Wvg. Indien de genoemde termijn van twee jaar niet wordt gehaald biedt de Wvg voldoende waarborgen voor het vergoeden van eventuele schade die reclamant daardoor mocht leiden.

 

Het vestigen van het voorkeursrecht staat een eventuele zelfrealisatie op de betreffende gronden niet in de weg. Dit los van de vraag of de aanleg van een stuk treintunnel door de eigenaar realistisch is.


Stuk 170 I                                                                  pag. 2.

 

 

Op grond van het vorenstaande en in overeenstemming met het advies van de commissie Duurzaamheid en het advies van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften, Kamer III, stellen wij u voor het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het raadsbesluit dd. 25 mei 2000 terzake in stand te laten..

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

H.M.C.M. van Oorschot         ,burgemeester.

 

 

 

N. Roos                                  ,secretaris.

           

 


Stuk  170 II

00/023715

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2000;

 

gelezen het advies van de Commissie voor de beroeps- en bezwaarschriften, Kamer III, nummer III2000-12, van 21 september 2000;

 

gelet op het bepaalde in de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

 

b e s l u i t:

 

·       het bezwaarschrift van de heer I. Alkan d.d. 11 mei 2000 tegen het besluit van burgemeester en wethouders van 11 april 2000, inzake het vestigen van een voorkeursrecht ex artikel 10-24, 26 en 27 Wvg op de percelen zoals aangegeven op de bij het besluit behorende en zoals zodanig gewaarmerkte tekeningen nummers L-15-80-16 en L15-80-17 en perceelslijst ex artikel 2 lid 3 Wvg, en tegen het besluit van de raad van 25 mei 2000 waarbij het besluit van 11 mei 2000 is bestendigd, ongegrond te verklaren en het besluit van 25 mei 2000 in stand te laten;

 

·       voor de motivering van dit besluit aan te sluiten bij het advies van de Commissie beroeps- en bezwaarschriften, kamer III, van 21 september 2000 en bij de overwegingen in het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2000.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 oktober 2000.

 

 

 

                                                              ,burgemeester.

 

 

 

                                                              ,secretaris.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tegen dit besluit kan op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na verzending van het besluit beroep worden ingesteld bij de arrondissementsrechtbank ‘s-Gravenhage.