VERWEERSCHRIFT INZAKE

 

het bezwaarschrift van 23 mei 2000, ingekomen op 24 mei 2000 van Belangenvereniging Van Leeuwenhoek i.o.

 

tegen

 

het besluit de dato 25 mei 2000 van de gemeenteraad van Delft, hierna te noemen “de verweerder”, waarbij onroerende zaken worden aangewezen waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna te noemen Wvg) van toepassing zijn.

Het bezwaarschrift is ingediend tegen het besluit van burgemeester en wethouders de dato 11 april 2000, welk besluit door de gemeenteraad bestendigd is. Ingevolge artikel 9a van de Wvg wordt het bezwaarschrift geacht te zijn gericht tegen dit raadsbesluit van 25 mei 2000.

 

Ontvankelijkheid:

Verweerder meent primair dat de belangenvereniging Van Leeuwenhoek i.o. in haar bezwaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Er is naar het oordeel van verweerder geen sprake van behartiging van algemene of collectieve belangen in de zin van artikel 1:2 lid 3 Awb. Het gaat hier in elk geval niet om algemene belangen. Derhalve resteert de vraag of hier collectieve belangen in de zin van het betreffende artikel in geding zijn. Die vraag beantwoorden wij ontkennend. Uit de parlementaire geschiedenis op dit artikellid, alsmede uit de literatuur en de jurisprudentie blijkt dat het feit alleen dat één of meer leden van de rechtspersoon nadelige gevolgen ondervinden van een besluit, nog niet impliceert

dat het eigen belang van de rechtspersoon als organisatie in het geding is. Alleen als de collectieve belangen als zodanig in het geding zijn zal de rechtspersoon als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. Het moet gaan om het belang van de groep als zodanig, dat wil zeggen van alle leden van de organisatie gezamenlijk. Het collectieve belang moet los gezien worden van de belangen van een aantal individuele leden. Wil de rechtspersoon opkomen voor belangen die veeleer de belangen van een aantal individuele leden zijn dan dat ze als collectief belang kunnen worden gezien, dan zal de rechtspersoon door de betrokken personen moeten worden gemachtigd om als hun vertegenwoordiger op te treden. Dat is hier niet gebeurd.

(Zie onder meer Van Wijk Konijnenbelt, Hoofdstukken van administratief recht pag. 86 en Nicolai, Bestuursrecht, pag 78, 79 )

 

Het gaat hier om de belangen van een aantal individuele leden van de Belangenvereniging en niet om een collectief belang dat de groep als zodanig treft en dat los gezien kan worden van en uitstijgt boven het belang van individuele leden. Het bewaarschrift dient derhalve niet- ontvankelijk te worden verklaard.

 

Wellicht ten overvloede een inhoudelijke reactie op het bezwaarschrift.

 

Het bewaarschrift bevat geen bezwaar tegen de vestiging van het voorkeursrecht als zodanig. Niet wordt in het bezwaarschrift betoogd dat niet aan de wettelijke vereisten voor het vestigen van een voorkeursrecht is voldaan.

Het bezwaar van de Belangenvereniging is gelegen in de kennelijk bij de Belangenvereniging levende vrees voor onteigening. Deze vrees voor onteigening is echter niet een element dat in onderhavige procedure aan de orde dient te komen.

Het op de percelen van de leden van de Belangenvereniging gevestigde voorkeursrecht treedt alleen in werking bij een vrijwillige verkoop. Onteigening is niet mogelijk op basis van het gevestigde voorkeursrecht. Als de gemeente tot onteigening zou willen overgaan, geldt dat hiervoor afzonderlijke procedures dienen te worden gestart met alle daarbij behorende inspraakmogelijkheden en rechtsmiddelen.

Verweerder is dan ook van mening dat het door de Belangenvereniging naar voren gebrachte bezwaar ongegrond is.

 

Delft,

 

De raad van de gemeente Delft,

voor deze, respectievelijk namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft,

 

 

                        ,burgemeester

 

                        ,secretaris