30 augustus 2001

Nota - Duurzaamheidsmonitor
 


naar agenda

 

Inleiding

In het tweede milieubeleidsplan van de gemeente Delft (Duurzaam Delft dichterbij, 1995) staat vermeld: "De resultaten van het gevoerde beleid moeten in de komende periode duidelijk voor het voetlicht komen." Dit vormde de aanleiding voor het denken over een gemeentelijk milieumonitoringsysteem. In 1997 werd, na een grondige voorbereiding, het eerste milieumonitoringrapport (gegevens over 1996) uitgebracht. Het tweede (gegevens over 1997) volgde in 1999.

Een aantal ontwikkelingen maakt een herziening van de opzet, inhoud en werkwijze van de huidige Milieumonitor gewenst. In het Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003 (3D) is daarom het project ‘Duurzaamheidsmonitor’ geformuleerd. Het gaat om de volgende ontwikkelingen:

  • Ter vervanging van de VOGM-rapportage is, onder regie van het ministerie van VROM, een landelijke indicatorenlijst voor de monitoring van overheidsprestaties in het milieubeleid opgesteld. Deze lijst, die in de toekomst mogelijk verplicht wordt, bevat 29 indicatoren die voor gemeenten relevant zijn. De lijst dekt de informatiebehoefte van rijkszijde op milieuterrein. In principe zal het ministerie de gemeenten geen aanvullende informatie vragen bovenop de vastgestelde indicatorenlijst;
  • In het Duurzaamheidsplan is aangegeven dat de monitoring van de uitvoering van 3D in de Duurzaamheidsmonitor moet worden ondergebracht;
  • De inzameling van de gegevens voor de Milieumonitor verliep in de afgelopen jaren moeizaam;
  • De gemeente Delft geeft momenteel zowel een milieujaarverslag als een milieumonitoringsrapport uit. Dit leidt tot veel dubbele werkzaamheden. Daarnaast bestaat de wens ook de GIM-rapportage en het 3D-jaarverslag in de Duurzaamheidsmonitor onder te brengen.

 

Opzet Duurzaamheidsmonitor

De overgang van Milieumonitor naar Duurzaamheidsmonitor zal veranderingen met zich meebrengen op drie onderdelen:

  • de indicatorenlijst;
  • het format voor de rapportage;
  • de werkwijze.

In het hierna volgende wordt op de drie afzonderlijke onderdelen nader ingegaan.

Indicatorenlijst

Zowel de ‘VROM-lijst’ als 3D leiden tot een uitbreiding en aanpassing van de indicatorenlijst zoals die voor de laatste milieumonitoringsrapportage is gebruikt. Een voorstel voor de nieuwe indicatorenlijst is opgenomen in bijlage IV.

VROM-lijst. Een ontwerp voor de indicatorenlijst t.b.v. de monitoring van overheidsprestaties in het milieubeleid is bij wijze van proef voorgelegd aan de Nederlandse gemeenten. Ongeveer 130 gemeenten hebben de gevraagde gegevens geprobeerd aan te leveren. Delft heeft aan deze proef niet deelgenomen. De bevindingen worden in december 1999 gerapporteerd. Een eventuele bijstelling van de indicatorenlijst n.a.v. de proef zal naar verwachting in de eerste helft van 2000 plaatsvinden. Vast staat dat het aantal indicatoren gelijk zal blijven. Daar het onwaarschijnlijk is dat de samenstelling van de lijst ingrijpend zal veranderen (immers de informatiebehoefte van het ministerie blijft dezelfde), wordt voorgesteld om, vooruitlopend op een mogelijk verplichting, met ingang van het jaar 2000 deze gegegevens reeds te verzamelen. In bijlage I is aangegeven welke consequenties dit heeft voor de samenstelling van de Delftse indicatorenlijst.

3D. De in 3D genoemde lange termijn doelstellingen zijn vertaald in een aantal nieuwe indicatoren. In bijlage II is aangegeven op welke wijze is voorzien in de monitoring van de uitvoering van het 3D-beleid.

Rapportage

Zoals eerder vermeld zullen in de Duurzaamheidsmonitor verschillende andere rapportages worden opgenomen: het milieujaarverslag, de GIM-rapportage en het 3D-jaarverslag. Voorgesteld wordt de Duurzaamheids-monitor onder te verdelen in twee delen: een (relatief) vast deel en een meer flexibel deel.

Het vaste deel bestaat uit de indicatoren die staan op de indicatorenlijst en blijft qua samenstelling gedurende de jaren zoveel mogelijk gelijk. Zo wordt een goede monitoring gewaarborgd. De nadruk in het vaste deel ligt op de visuele en cijfermatige presentatie van de resultaten.

Het flexibele deel betreft de monitoring van (3D-)projecten en ander incidenteel beleid. Het milieujaarverslag (zie bijlage III), de GIM-rapportage en het 3D-jaarverslag maken onderdeel uit van het flexibele deel. Daarnaast zullen een aantal andere vaste onderdelen aan bod komen, zoals Communicatie en de participatie in het stadsgewest Haaglanden. Het flexibele deel zal meer beschrijvend van aard zijn.

Het vaste deel van de rapportage zal volgens een vast stramien worden opgesteld. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de indeling van 3D (zie onderstaand schema).

Hoofdstuk

Thema’s

Ruimte, bouwen en energie

Ruimte

 

Bodem

 

Bouwen

 

Energie

Mobiliteit

Mobiliteit

Water en Ecologie

Water

 

Ecologie

Afval

Afval

Bedrijven

Bedrijven

Milieu en gezondheid

Hinder en Klachten

 

Milieurisico’s

Per indicator wordt in ongeveer ½ A4 de volgende informatie gegeven:

  • Beleid: Beleidsdoelstelling en korte weergave van de uitgevoerde acties;
  • Resultaten: Grafiek of tabel (eventueel aangevuld met een toelichting hierop als dat nodig is voor een goed begrip) en een interpretatie hiervan (stijgende, dalende of gelijkblijvende trend etc.)
  • Conclusies: Resultaten afzetten tegen beleidsdoelstelling en de ondernomen acties.

Voorts zal een onderscheid gemaakt worden tussen bron-, beleids- en kwaliteitsindicatoren.

In het verleden is gebleken dat er behoefte is aan een korte samenvattende weergave van de monitoringresultaten. Gezien de rol die de Duurzaam-heidsmonitor speelt i.r.t. de rapportage richting Rijk en de monitoring van de 3D-uitvoering is het niet mogelijk het aantal indicatoren te beperken tot een handvol. Dit zou bovendien ook een kwalitatief goede monitoring in de weg staan.

In de behoefte aan een samenvattende tekst zal worden voorzien door als vast onderdeel van de rapportage op te nemen een samenvatting van 1 A4 waarin een globaal oordeel over de prestaties t.a.v. elf thema’s (zie schema hierboven) wordt gegeven. Daarnaast zal elk jaar een vereenvoudigde publieksversie van de rapportage worden uitgegeven.

Werkwijze

In de voorgaande jaren verliep de gegevensverzameling via twee stappen. De coördinator milieumonitoring zette de informatievraag uit bij een aantal benoemde ‘verantwoordelijken’, veelal medewerkers van de afdeling Milieu. Deze verantwoordelijken onderhielden vervolgens het contact met de daadwerkelijke gegevensleveranciers (voorzover ze dat zelf niet waren). Voorgesteld wordt in de toekomst de gegevensleveranciers direct te benaderen. Alleen voor de gegevens die geleverd moeten worden door externe partijen, is nog een ‘verantwoordelijke’ benoemd. In bijlage IV zijn de gegevensleveranciers voor iedere indicator benoemd.

Voor de start van de gegevensinzameling over 1998 en 1999, zal een draaiboek gereed komen, waarin duidelijk wordt aangegeven wat de dead-line is voor de aanlevering van gegevens. Twee weken voor de deadline zullen de gegevensleveranciers, indien nodig, een herinnering ontvangen. Indien bij het verstrijken van de deadline geen gegevens ontvangen zijn, wordt dit in de rapportage vermeld. Het draaiboek zal vooraf besproken worden met de gegevensleveranciers. De totale doorlooptijd van het jaarlijkse ‘project’ zal niet meer dan vier maanden bedragen (januari - april). In mei van elk jaar zal de concept-rapportage aangeboden worden aan de Commissie Duurzaamheid.

Voorstel

Instemmen met de voorgestelde indicatorenlijst, de wijze van rapporteren en de gekozen werkwijze.

terug naar boven