Aan de gemeenteraad
Maart 2000
Op 3 april 2000 treedt in werking de
wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Deze wijziging heeft
betrekking op meerdere onderdelen van de wet maar de verandering van artikel
19 WRO is voor de gemeente het meest ingrijpend. Artikel 19 WRO regelt
vrijstellingen van voorschriften van bestemmingsplannen ten behoeve van
bouwplannen en gebruikswijzigingen.
In deel A van deze nota wordt een korte
opsomming gegeven van de meest relevante wijzigingen en een samenvatting de
gevolgen daarvan voor de gemeente Delft.
In deel B van de nota zijn de opgesomde
gevolgen nader uitgewerkt.
Deel A
In de huidige regelgeving is vrijstelling
voor grotere bouwplannen geregeld in artikel 19 WRO en voor kleinere
bouwplannen in artikel 18A WRO. In de nieuwe regelgeving zijn beide
vrijstellingen in artikel 19 opgenomen.
Het nieuwe artikel 19 kent vier artikelleden.
In lid 1 wordt de zelfstandige projectprocedure geregeld, in lid 2 de door
de provincie aangewezen projectprocedure, in lid 3 is een eenvoudige
vrijstelling opgenomen voor kleinere bouwwerken (de zogenoemde
kruimelregeling) en lid 4 tenslotte is min of meer een continuering van het
bestaande artikel 19 waaraan wel de verplichting tot een ruimtelijke
onderbouwing is toegevoegd.
Naar verwachting zullen jaarlijks circa 12
procedures ex artikel 19 lid 1 of artikel 19 lid 4 worden gevolgd.
Artikel 19 bestaand |
Artikel 19 nieuw |
|
|
vooruitlopend op nieuw
bp |
koppeling nieuw bp
losgelaten |
artikel 19 bestaand
|
4
vrijstellingsmogelijkheden
1. zelfstandige projectprocedure
|
voorwaarden: voorbereidingsbesluit |
voorwaarden: vigerend bp < 10 jr |
verklaring GS |
verklaring GS |
urgentie belangenafweging |
goede ruimt. onderb. |
procedure: totaal 6 tot 9 mnd
2 wkn terinzage |
procedure: totaal 7 tot 9 mnd
extra inspraak |
bedenkingen
hoorzitting |
4 wkn ter inzage
zienswijzen |
bevoegdheid: B&W tenzij |
bevoegdheid: raad, tenzij delegatie |
|
|
|
2. aangewezen projectprocedure |
|
|
|
voorwaarde: goede ruimt. onderb. |
|
procedure: totaal 5 tot 7 mnd |
|
geen extra inspraak |
|
wel ter inzage |
|
bevoegdheid: B&W
|
artikel 18a WRO bestaand |
3. kruimelregeling |
voorwaarde: art 2 Bmb |
voorwaarde: art 20 Bro (ruimer) |
procedure: 3 tot 5 mnd |
procedure: 3 tot 5 mnd |
ter inzage |
geen extra inspraak |
bevoegdheid: B&W |
wel ter inzage |
|
bevoegdheid: B&W |
|
|
|
4. oude regeling |
|
voorwaarden: VBB
ruimt.onderb
verklaring GS |
|
bevoegdheid: raad |
Het meest kenmerkend van de wijziging is dat
de koppeling tussen de vrijstelling en het toekomstig bestemmingsplan wordt
losgelaten. De vrijstellingen staan als het ware op zichzelf en moeten, nu
de koppeling met een toekomstig planologisch kader ontbreekt, zelf
gemotiveerd worden met een "goede ruimtelijke onderbouwing" (een
planologisch kader).
Omdat het vaststellen van planologische
kaders een bevoegdheid is van de gemeenteraad is ook de bevoegdheid tot het
verlenen van vrijstelling ex artikel 19 lid 1 en lid 4 aan de raad
toegekend. De wet opent nadrukkelijk de mogelijkheid deze bevoegdheid aan
B&W te delegeren.
Gelet op de vergaderfrequentie van de raad,
de geringe proceduretijd en de ervaring in de bestaande situatie wordt
voorgesteld van deze mogelijkheid gebruik te maken en aldus de bevoegdheid
tot verlenen van vrijstelling ex artikel 19 lid 1 en 4 WRO te delegeren aan
B&W.
Een bestemmingsplan kent een in de wet
vastgelegd traject van inspraakmomenten. Een ruimtelijke onderbouwing is een
planologisch plan net als een bestemmingsplan. In de wetswijziging is daarom
opgenomen dat in de gemeentelijke inspraakverordening de verplichting tot
inspraak bij het volgen van artikel 19 lid 1 procedures moet worden
opgenomen. De inspraakverordening van de gemeente Delft moet op dit punt
worden aangepast.
Nieuw in de vrijstellingsprocedure is de
vereiste van "een goede ruimtelijke onderbouwing". Hoe
omvangrijker het bouwplan waarvoor vrijstelling wordt verleend, hoe steviger
de ruimtelijke onderbouwing moet zijn die aan het verlenen van de
vrijstelling ten grondslag wordt gelegd. Ambtelijk wordt voorgesteld om voor
een periode van één jaar de tot nu toe gebruikte notas van
randvoorwaarden en uitgangspunten te vervangen door ontwikkelingsplannen.
Deze plannen kennen eenzelfde opbouw als bestemmingsplannen. Zij zijn echter
globaler van opzet maar bevatten wel objectieve begrenzingen. Voordeel is
dat een dergelijke planvorm een goed instrument lijkt om ontwikkelingen
ruimtelijke te sturen en dat het na het indienen van een concreet bouwplan
eenvoudig kan worden aangepast tot een ruimtelijke onderbouwing.
Samenvattend heeft de wijziging van artikel
19 WRO voor het gemeente de volgende gevolgen:
- De bevoegdheid tot verlenen van
vrijstelling ex artikel 19 lid 1 en 4 WRO gaat van B&W naar de
gemeenteraad.
- Artikel 19 lid 1, 2 en 4 moeten voorzien
worden van een goede ruimtelijke onderbouwing.
- De inspraakverordening wordt ook van
toepassing op artikel 19 lid 1.
- De wettelijke termijnen worden iets
korter.
- Alle verleende vrijstellingen moeten
geregistreerd worden bij de betreffende bestemmingsplannen.
- De voorbereidingsbesluiten worden vatbaar
voor bezwaar en beroep.
Deel B
In het onderstaande wordt de wijziging van de
WRO en de belangrijkste gevolgen van die wijziging voor de gemeente als
volgt in kaart gebracht:
- Beschrijving bestaande regelgeving
- Beschrijving artikel 19 WRO-nieuw
- Overzicht jaarlijks aantal vrijstellingen
ex artikel 19 WRO
- Opsomming veranderingen ten opzichte van
bestaande situatie
1. Beschrijving bestaande regelgeving
De huidige artikel 19 WRO maakt het mogelijk
om vooruitlopend op een nog op te stellen nieuw bestemmingsplan,
vrijstelling te verlenen van voorschriften van een vigerend bestemmingsplan.
Via artikel 19 WRO kan geanticipeerd worden op een nieuw bestemmingsplan.
Vandaar de term: anticipatieprocedure.
Voorwaarden:
- er moet een voorbereidingsbesluit gelden
- Gedeputeerde Staten moeten een verklaring
van geen bezwaar hebben afgegeven
- realisatie van het bouwplan moet zo urgent
zijn dat niet gewacht kan worden totdat de volledige
bestemmingsplanprocedure is doorlopen
- er mogen geen overwegende (planologische)
bezwaren bestaan
Bevoegd orgaan:
B&W, tenzij een vijfde deel van de leden
van de gemeenteraad binnen vier weken na een concrete aanvraag om
vrijstelling te kennen heeft gegeven de bevoegdheid naar zich toe te trekken
In de praktijk bleek dat het
voorbereidingsbesluit zelden werd gevolgd door een nieuw bestemmingsplan. Er
werd met andere worden zelden daadwerkelijk geanticipeerd op een nieuw
bestemmingsplan. De anticipatieprocedure wordt daarom ook wel: "de
grote leugen" genoemd.
In de nieuwe artikel 19 WRO procedure is
aansluiting gezocht bij de bestaande praktijk. De koppeling tussen een nieuw
bestemmingsplan en artikel 19 WRO is losgelaten. Artikel 19 WRO (althans het
eerste lid van dat artikel) is een zelfstandige projectprocedure geworden.
2. Beschrijving artikel 19 WRO nieuw
Het nieuwe artikel 19 WRO kent vier
artikelleden. In lid 1 wordt de zelfstandige projectprocedure geregeld, in
lid 2 de door de provincie aangewezen projectprocedure, in lid 3 is een
eenvoudige vrijstelling opgenomen voor kleinere bouwwerken (de zogenoemde
kruimelregeling) en lid 4 tenslotte is min of meer een continuering van het
bestaande artikel 19 waaraan wel de verplichting tot een ruimtelijke
onderbouwing is toegevoegd.
artikel 19 lid 1: de zelfstandige
projectprocedure:
Ten behoeve van realisering van een project
kan vrijstelling worden verleend van voorschriften van het vigerende
bestemmingsplan.
De term "project" is niet nader
gedefinieerd. Net als dat thans geldt voor bestemmingsplannen is het aan de
gemeente invulling te geven aan het begrip "project". Projecten
kunnen bijvoorbeeld zijn: het bouwen van een enkele woning maar ook het
bouwen van een forse woonwijk.
Voorwaarden: - het vigerende bestemmingsplan
mag niet ouder zijn dan 10 jaar (of het bestemmingsplan is tussen de 10 en
20 jaar oud en GS hebben vrijstelling verleend van de plicht tot
herziening):
- GS moeten een verklaring van geen bezwaar
afgeven;
- de vrijstelling moet gemotiveerd zijn met
een "goede ruimtelijke onderbouwing".
Procedure: - inspraak (volgens de
gemeentelijke inspraakprocedure) is op grond van de WRO verplicht gesteld;
- openbare voorbereidingsprocedure van
afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing (het
voornemen tot verlenen van vrijstelling moet gepubliceerd en ter inzage
worden gelegd met de mogelijkheid van het indienen van zienswijzen.
Bevoegd orgaan: de raad (delegatie mogelijk,
zie hoofdstuk 4.1)
NB een voorbereidingsbesluit is niet nodig,
ook hoeft geen sprake te zijn van urgentie.
Artikel 19 lid 2: de aangewezen
projectprocedure.
In door GS aangewezen gevallen kan
vrijstelling van het bestemmingsplan worden verleend zonder dat GS een
verklaring van geen bezwaar hoeft af te geven. GS geeft als het ware vooraf
een verklaring van geen bezwaar.
GS van Zuid Holland hebben nog geen besluit
genomen over de categorie bouwaanvragen waarvoor zij een algemene verklaring
van geen bezwaar afgeven.
Voorwaarde:- de vrijstelling moet gemotiveerd
worden met een "een goede ruimtelijke
onderbouwing"
Procedure: - de openbare
voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
is van toepassing (het voornemen tot verlenen van vrijstelling moet
gepubliceerd worden en ter inzage worden gelegd met de mogelijkheid van het
indienen van zienswijzen).
Bevoegd orgaan: B&W
NB geen voorbereidingsbesluit, geen urgentie
en geen verklaring van geen bezwaar voor die specifieke situatie nodig.
Artikel 19 lid 3: algemene
vrijstellingsregeling
Dit artikellid ziet toe op vervanging van het
bestaande artikel 18a WRO, ofwel de "kruimelregeling". Het betreft
een vrijstellingsmogelijkheid van voorschriften van het vigerende
bestemmingsplan voor bouwplannen van geringe omvang. De bouwwerken die onder
deze regeling vallen zijn opgenomen in artikel 20 Besluit ruimtelijke
ordening (Bro). Artikel 20 Bro voorziet in een aanmerkelijke verruiming van
bestaande regeling. Het betreft bijvoorbeeld uitbreiding van of een
bijgebouw bij woongebouwen in de bebouwde kom mits het aantal woningen
gelijk blijft.
De regeling ziet ook toe op gebouwen ten
behoeve van openbaar nut, wegverkeer en openbaar vervoer.
Het merendeel van de artikel 19
WRO-procedures volgens het bestaande recht kan in het nieuwe recht onder
artikel 19 lid 3 onder gebracht worden.
De procedure die voor het verlenen van
vrijstellingen ex artikel 19 lid 3 moet worden gevolgd is aanzienlijk
eenvoudiger dan de procedure voor de andere artikelleden. Er is geen
verklaring van geen bezwaar nodig en de in inspraakverordening is niet van
toepassing.
Voorwaarde:- moet gaan om aanvragen
beschreven in artikel 20 Bro
Procedure: - Algemene wet bestuursrecht is
van toepassing (het voornemen tot verlenen van vrijstelling moet
gepubliceerd worden en ter inzage worden gelegd met de mogelijkheid van het
indienen van zienswijzen).
Bevoegd orgaan: B&W
artikel 19 lid 4: de oude
vrijstellingsregeling
Dit is een vrijstellingsmogelijkheid voor die
locaties waar een bestemmingsplan vigeert dat ouder is dan 10 jaar. Voor
deze locaties blijft een voorbereidingsbesluit noodzakelijk. Bovendien is op
grond van de nieuwe wetgeving een goede ruimtelijke onderbouwing vereist.
Voorwaarden: - voor het gebied moet een
voorbereidingsbesluit gelden;
GS moeten een verklaring van geen bezwaar
afgeven;
de vrijstelling moet gemotiveerd met een
"goede ruimtelijke onderbouwing".
Procedure: - openbare voorbereidingsprocedure
van afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht is van toepassing (het
voornemen tot verlenen van vrijstelling
moet gepubliceerd worden en ter inzage worden
gelegd met de mogelijkheid
van het indienen van zienswijzen
Bevoegd orgaan: de raad (delegatie mogelijk)
3. Overzicht aantal vrijstellingen ex art 18a
en art19 WRO per jaar:
In de gewijzigde artikel 19 WRO is de
zelfstandige projectprocedure geïntroduceerd. Voorts zijn opgenomen de
vrijstellingen die vroeger vielen onder de regeling van artikel 18a WRO (de
kruimelregeling) en de oude artikel 19 WRO.
In het onderstaande is een inventarisatie
opgenomen van het aantal vrijstellingen dat binnen de gemeente Delft de
afgelopen twee jaar op basis van de artikelen 18a en 19 WRO zijn verleend.
Vrijstellingen van artikel 19 WRO bestaand zijn opgesplitst in
vrijstellingen voor kleinere projecten die onder de nieuwe regeling zouden
vallen onder artikel 19 lid 3 WRO en vrijstellingen voor grotere projecten
die niet onder de kruimelregeling vallen.
jaar |
verl.vrijstellingen |
splitsing naar omvang |
nieuwe regeling |
1998 |
13 art 18a WRO |
|
art 19 lid 3 |
|
32 art 19 WRO |
19 kleinere projecten |
art 19 lid 3 |
|
|
12 grote projecten |
art 19 lid 1 of 4 |
1999 |
11 art 18a WRO |
|
art 19 lid 3 |
|
39 art 19 WRO |
28 kleinere projecten |
art 19 lid 3 |
|
|
11 grote projecten |
art 19 lid 1 of 4 |
Uit het schema wordt duidelijk dat het
merendeel van de oude artikel 19 procedures nu zijn ondergebracht onder
artikel 19 lid 3. Dit betekent een lichtere en kortere procedure. Tevens
wordt duidelijk dat zich per jaar circa 12 maal een zogenoemde
projectprocedure aandient.
4. Opsomming veranderingen ten opzichte van bestaande situatie.
4.1 Bevoegdheid gaat naar gemeenteraad
Het verlenen van vrijstelling ex artikel 19
lid 1 en lid 4 wordt een bevoegdheid van de gemeenteraad en niet langer van
B&W.
De raad kan echter die bevoegdheid delegeren
aan B&W.
In de oude regeling lag de bevoegdheid tot
het verlenen van vrijstelling bij B&W. De raad kon de bevoegdheid naar
zich toehalen indien een vijfde van de leden van de raad de wens daartoe te
kennen gaf.
Gedurende de afgelopen jaren is slechts een
enkele keer van die mogelijkheid gebruik gemaakt. In de overgrote
meerderheid van de gevallen bleek dat het college als dagelijks bestuur van
de gemeente de aanvragen om vrijstelling zorgvuldig kan afhandelen. Bij
ieder bouwplan bestaat immers steeds de mogelijkheid om de raadscommissie
Duurzaamheid te consulteren.
Delegatie maakt het mogelijk om goed met de
wettelijk bepaalde termijnen voor de behandeling van de aanvraag om bedoelde
vrijstelling om te gaan, ook gedurende het zomerreces. Daarmee kan voorkomen
worden dat extra procedures gevoerd worden over fictieve weigeringen, die
ontstaan door een overschrijding van een termijn van orde.
De mogelijkheid van het opnemen van
voorwaarden in het delegatiebesluit is onderzocht. Gedacht is aan het
opnemen van een voorwaarde waarmee de wens van één-vijfde van de leden van
de raad tot het beslissen door de raad op een concrete aanvraag om
vrijstelling gehonoreerd zou kunnen worden [Dit is de mogelijkheid die het
huidige artikel 19, derde lid, kent]. Geconcludeerd moet echter worden dat
een dergelijke voorwaarde niet mogelijk is. Artikel 10:17 Algemene wet
bestuursrecht bepaalt: "Het bestuursorgaan kan de gedelegeerde
bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen". En dat zou het geval zijn,
indien één-vijfde van de leden van de raad via hun wens daartoe de
beslissing op een concrete aanvraag naar de raad toe haalt. Er is dan als
het ware sprake van terughalen en weer zelf uitoefenen van de gedelegeerde
bevoegdheid.
Nu van delegatie onder voorwaarde zoals
hierboven geschetst geen sprake kan zijn resteert de keus tussen niet
delegeren en volledig delegeren.
Gelet op ervaringen van de afgelopen jaren en
de in de wet gestelde termijnen wordt voorgesteld de bevoegdheid van de raad
inzake artikel 19 lid 1 en lid 4 procedures volledig te delegeren aan het
college van B&W.
4.2 Goede ruimtelijke onderbouwing
De vrijstellingen ex artikel 19 lid 1, lid 2
en lid 4 WRO moeten voorzien worden van een "goede ruimtelijke
onderbouwing".
De goede ruimtelijke onderbouwing is nodig
als motivering van de vrijstelling. Is een vrijstelling onvoldoende
gemotiveerd (ontbreekt dus een draagkrachtige grondslag) dan zal GS geen
verklaring van geen bezwaar afgeven en is derhalve het verlenen van
vrijstelling niet mogelijk.
Ook al geeft GS een verklaring van geen
bezwaar blijft bij onvoldoende motivering steeds een reëel risico aanwezig
dat vrijstelling sneuvelt bij de rechter.
Momenteel is de artikel 19 WRO procedure een
anticipatieprocedure: er
wordt geanticipeerd op een toekomstig
planologisch kader.
Nu de koppeling met het bestemmingsplan wordt
losgelaten schrijft de wet voor dat het besluit tot verlenen van
vrijstelling zelf gebaseerd is op een planologisch kader.
Een goede ruimtelijke onderbouwing is een
nieuw figuur in de ruimtelijke ordening. Aan welke criteria die figuur moet
voldoen wordt in de wet zelf niet geregeld. Uit de memorie van toelichting
bij de wet en uit diverse bijdragen in vakliteratuur tekent zich wel een
beeld af.
Als elementen van een goede ruimtelijke
onderbouwing worden genoemd:
- structuurplan
- structuurschets of visie ( NB
Ontwikkelingsvisie)
- ontwerp-bestemmingsplan
- sectorale beleidsnotas met ruimtelijke
relevantie
- vastgestelde ruimtelijke uitgangspunten
In ieder geval moet inzicht geboden worden in
de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, gelet op onder andere
aard en omvang van het project, milieuaspecten, economische uitvoerbaarheid
en eventuele zienswijzen.
De omvang van de ruimtelijke onderbouwing
wordt afhankelijk gesteld van:
- aard en omvang van de activiteit
- mate van ingrijpendheid van het project
- actualiteit ruimtelijk beleid
- relevantie voor andere overheden
- aard van ingebrachte zienswijzen
Voor de invulling van de goede ruimtelijk
onderbouwing is het van belang een onderscheid te maken tussen bouwplannen
met een geringe ruimtelijke uitstraling (voorbeeld: toevoegen van een enkele
woning aan een reeds bestaande woonwijk) en bouwplannen met een grote
ruimtelijke relevantie (bijvoorbeeld toevoegen van een fors winkelcomplex).
In de eerste categorie kan volstaan worden
met een eenvoudige onderbouwing waarin verwezen wordt naar vastgesteld
ruimtelijk beleid. Ontwikkelingsvisie en wijkplannen bijvoorbeeld kunnen
daarin een belangrijke rol spelen.
Voor de andere categorie is meer nodig. Het
gaat om plannen die doorgaans een andere start hebben. Men heeft een plan
voor een te ontwikkelen locatie en komt met de gemeente daarover praten. Of
de gemeente wil een stuk grond uitgeven en onderzoekt eerst wat gewenste
gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van die grond zijn.
Thans is het binnen de gemeente Delft
gebruikelijk om voor dergelijke locatie notas van randvoorwaarden en
uitgangspunten op te stellen.
Deze notas van randvoorwaarden en
uitgangspunten worden door B&W vastgesteld, de commissie Duurzaamheid
gehoord. De notas worden aan kandidaat-ontwikkelaars meegegeven als
zijnde een kader waarbinnen de ontwikkeling van de locatie is toegestaan. De
randvoorwaarden worden daarbij beschouwd als harde eisen en de
uitgangspunten als wenselijk. Is eenmaal sprake van een concreet bouwplan
dan worden de notas gebruikt als motivering voor het
voorbereidingsbesluit.
In de praktijk is gebleken dat aan die notas
nadelen kleven:
- onduidelijk is in welke mate mag worden
afgeweken van de randvoorwaarden; met andere woorden in welke mate de
gemeente eraan gehouden is medewerking aan bouwplannen te verlenen die
voldoen aan de randvoorwaarden
- de uitgangspunten bleken in voorkomende
gevallen de rechterlijke toets niet te kunnen doorstaan omdat zij
onvoldoende objectief begrensd zijn.;
- de juridische status van de notas is
niet (steeds) duidelijk
De door de nieuwe wetgeving vereiste
"goede ruimtelijke onderbouwing" zal verzorgd worden door de
afdeling ruimtelijke ordening, cluster Stads- en Wijkzaken. Binnen deze
afdeling is gediscussieerd over een alternatief voor de notas van
randvoorwaarden en uitgangspunten. Een alternatief dat zowel aansluiting
vindt bij de vereiste goede ruimtelijke onderbouwing als een oplossing biedt
voor de problemen die de notas van randvoorwaarden en uitgangspunten met
zich mee brengen.
Daartoe is aansluiting gezocht bij de in de
ruimtelijke ordening bekende figuren van een globaal plan met
uitwerkingsplicht en het latere uitwerkingsplan
Dit heeft geresulteerd in het volgende
ambtelijk voorstel:
Op proef, voor een periode van één jaar,
wordt afgestapt van de notas van randvoorwaarden en uitgangspunten. In
plaats van deze notas worden ontwikkelingsplannen opgesteld.
In deze ontwikkelingsplannen wordt een
globaal beeld geschetst van de gewenste toekomstige ontwikkeling van een
locatie voor zover die ontwikkeling ruimtelijk relevant is. In de gewenste
toekomstige ontwikkeling wordt ingegaan op het van toepassing zijnde rijks-,
provinciaal- en gemeentelijke beleid. De ontwikkeling wordt objectief
begrensd (bijvoorbeeld het noemen van bebouwingspercentages tussen de 30 en
de 40%) en uitgewerkt waar details reeds bekend zijn.
Het ontwikkelingsplan biedt zo een objectief
kader voor ontwikkelingen van een gebied.
Het ontwikkelingsplan zelf is echter nog geen
ruimtelijke onderbouwing. Procedureel beschouwd is het een voorloper van de
ruimtelijke onderbouwing. Het ontwikkelingsplan zelf kan dan ook niet dienen
als motivering voor het verlenen van vrijstelling ex artikel 19. Dit wordt
uitdrukkelijk in het ontwikkelingsplan vermeld.
Dit biedt de gemeente enige ruimte om zich
aandienende bouwplannen te beoordelen, rekening houdend met ingekomen
zienswijzen
Zodra sprake is van een concreet bouwplan
waar B&W en de commissie Duurzaamheid zich in kunnen vinden kan het
ontwikkelingsplan op eenvoudige wijze worden uitgewerkt tot een goede
ruimtelijke onderbouwing. Dit maakt het mogelijk een verzoek om vrijstelling
binnen de daartoe gestelde termijnen van een ruimtelijke onderbouwing te
voorzien.
De ruimtelijke onderbouwing biedt basis voor
het verlenen van vrijstelling ex artikel 19 lid 1, lid 2 of lid 4.
Het ontwikkelingsplan wordt vastgesteld door
B&W, de commissie Duurzaamheid gehoord. De geldigheid van het
ontwikkelingsplan is beperkt tot twee jaar. De beperking van de geldigheid
maakt het mogelijk in te spelen om onvoorziene ontwikkelingen. Na twee jaar
moet het plan opnieuw worden vastgesteld en kunnen nieuwe ontwikkelingen in
het plan worden meegenomen.
In principe wordt ieder ontwikkelingsplan met
omwonenden besproken voordat het plan ter behandeling aan de commissie
duurzaamheid wordt aangeboden.
Overigens verdient het aanbeveling om nader
te onderzoeken hoe de gemeente dergelijke ontwikkelingsplannen in
privaatrechtelijke sfeer moet gebruiken zonder ten onrechte verwachtingen te
wekken
Voorgesteld wordt om de ontwikkelingsplannen
volgens eenzelfde kader op te bouwen als het kader dat binnen de gemeente
Delft voor bestemmingsplannen wordt gehanteerd. De mate waarin het kader
nader wordt ingevuld is afhankelijk van de omvang van de locatie en de
verwachte impact van de ontwikkelingen op de omgeving. Hoe omvangrijker het
te verwachten project hoe uitgebreider het ontwikkelingsplan zal moeten
worden. Het hoofdstuk "Toekomstige ontwikkelingen" zal wel steeds
uitvoerig moeten worden uitgewerkt en voorzien moeten worden van
geobjectiveerde criteria voor ontwikkelingsmogelijkheden.
Voorstel opbouw ontwikkelingsplan:
1. Inleiding en voorgeschiedenis
1.1 Inleiding met aanleiding opstellen
ontwikkelingsplan
1.2 Plangebied ook in relatie met omgeving
1.3 Huidige regelingen
2. Ruimtelijke beschrijving :
2.1 Historische beschrijving
2.2 Wijkomschrijving
2.2.1 morfologische opbouw
2.2.2 statische gegevens
2.2.3 voorzieningen
2.2.4 milieu
2.2.5 verkeer
2.2.6 openbare ruimte
3. Toekomstige ontwikkelingen:
3.1 bouwvolume en rooilijnen
3.2 bestemming
3.3 milieu
3.4 verkeer
3.5 openbare ruimte
4. Overleg en inspraak
5. Financiële uitvoerbaarheid
6. Samenvatting mogelijke ontwikkelingen
Opgemerkt moet worden dat de wet het mogelijk
maakt om van de aanvrager te vragen onderzoeksgegevens te verstrekken.
Het is daarmee mogelijk om de aanvrager te
verzoeken zelf een goede ruimtelijke onderbouwing te leveren. Daarmee zou de
gemeente echter ruimtelijk beleid uit handen geven.
Voorgesteld wordt daarom om alleen de
feitelijke gegevens als milieuonderzoek/parkeertellingen door de aanvrager
te laten verzorgen. Die gegevens vormen dan een onderdeel van de
ontvankelijkheidsvereiste van de aanvraag.
De visie op de ontwikkeling wordt zo
voorbehouden aan de gemeente.
4.3 Aanpassing inspraakverordening
In artikel 6a WRO is bepaald dat het
gemeentebestuur de ingezetenen van de gemeente betrekt bij de voorbereiding
van ruimtelijke plannen op een wijze als voorzien in de gemeentelijk
inspraakverordening. In de wijziging van de WRO wordt artikel 6a WRO van
toepassing op artikel 19 lid 1 WRO. De inspraakverordening van de gemeente
Delft voorziet niet in toepassing op artikel 19 lid 1 en moet op dit punt
worden aangepast. Voorstel hiertoe is als bijlage bij de nota opgenomen.
In de praktijk zal dit betekenen dat een
voornemen tot toepassing van artikel 19 lid 1 wordt gepubliceerd in de
Stadskrant met een aankondiging van een gelegenheid waarbij het plan aan
belangstellenden wordt toegelicht met de mogelijkheid tot het stellen van
vragen. Van die bijeenkomst moet een verslag worden gemaakt. Tevens worden
een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk zijn zienswijzen op het
voornemen kenbaar te maken aan B&W.
Mondelinge toelichting op dergelijke plannen
is overigens gangbare praktijk.
4.4 Procedure
Er gaan kortere termijnen gelden. Deze
termijnen zijn overigens niet fataal. Dit betekent dat aan overschrijding
van de termijnen geen directe rechtsgevolgen zijn verbonden.
Wat betreft termijnen gaat de procedure er
als volgt uitzien
artikel 19 lid 1
- binnen 8 wkn na ontvangst aanvraag
inspraak op grond van de inspraakverordening (terinzagelegging +
toelichting op het plan door planvoorbereiders)
- binnen 8 wkn na ontvangst aanvraag besluit
tot afwijzing of verlenen medewerking
- binnen 8 wkn inspraak (4 wkn terinzage +
zienswijzen + ev hoorzitting)
- binnen 8 wkn na afloop terinzagelegging
besluit verzoek verklaring van geen bezwaar (vvgb)
- binnen 2 wkn na besluit verzoek vvgb
verzenden
- GS besluit binnen 8 wkn
- binnen 2 wkn na besluit GS beslist Raad
totale proceduretijd: circa 28 weken
artikel 19 lid 2:
- binnen 8 wkn na ontvangst aanvraag besluit
tot afwijzen of verlenen van vrijstelling
- binnen 8 wkn inspraak (4 wkn terinzage +
zienswijzen + ev hoorzitting)
- binnen 4 wkn na afloop terinzagelegging
besluit vrijstelling of weigering
totale proceduretijd: circa 20 wkn
artikel 19 lid 3:
- binnen 8 wkn na ontvangst aanvraag besluit
tot afwijzen of verlenen van vrijstelling
- binnen 8 wkn inspraak (4 wkn terinzage +
zienswijzen + ev hoorzitting)
- binnen 4 wkn na afloop terinzagelegging
besluit vrijstelling of weigering
totale proceduretijd: circa 12 wkn
artikel 19 lid 4
- voorbereidingsbesluit circa 4 wkn
- voor het overige conform artikel 19 lid 1
(m.u.v. verplichte inspraak op grond van de inspraakverordening)
totale procedure: circa 8 mnd
Procedure bestaand:
Bij artikel 19 WRO-vrijstellingen wordt in
het geval er bedenkingen op het voornemen tot het verlenen van een
vrijstelling binnenkomen een hoorzitting gehouden. Deze hoorzitting wordt
voorgezeten door de vakwethouder en daarbij is verder de benodigde
ambtelijke ondersteuning aanwezig. Het op deze wijze voorzien in een
hoorzitting vind geen grondslag in een wettelijke verplichting.
Bij de vrijstelling inzake kruimelgevallen
(art 18a oud) wordt niet voorzien in een hoorzitting. Wel worden potentiele
bezwaarmakers in de gelegenheid gesteld om hun bedenkingen nader mondeling
toe te lichten. Dit wordt tot nu toe ambtelijk afgedaan. Aangezien het in
bijna alle gevallen hier slechts om een enkelvoudig bezwaar gaat leent deze
wijze van afdoening zich goed bij deze kruimelgevallen.
Nieuwe situatie:
De oude situatie m.b.t. afhandeling van
ingekomen bedenkingen heeft in de afgelopen 2 jaar zijn nut bewezen. Toch
zal door de gewijzigde indeling een continuering van deze werkwijze niet
mogelijk zijn. Om de bestaande werkwijze zoveel mogelijk te transponeren
stellen wij u het volgende voor:
- Inspraak krachtens de inspraakverordening
verloopt op eenzelfde wijze als inspraak bij bestemmingsplannen: door de
afdeling ruimtelijke ordening eventueel samen met de wijkcoördinator
wordt het plan in de buurt toegelicht met de mogelijkheid tot het maken
van opmerkingen en het stellen van vragen. Van de bijeenkomst wordt
verslag gemaakt.
- De huidige wijze van afhandeling van
bedenkingen te handhaven voor zaken, die onder de werkingssfeer van
artikel 19 lid 1, 2, en 4 WRO vallen. Dit betekent, dat de beslissing
over de ingediende zienswijze bij het college van burgemeester van
wethouders ligt. De bezwaarmakers krijgen de gelegenheid om gedurende
een hoorzitting de schriftelijke ingediende zienswijze mondeling toe te
lichten. De hoorzitting staat onder leiding van de verantwoordelijke
wethouder.
- In zaken die onder artikel 19 lid 3 WRO
vallen vindt het horen plaats door het hoofd van het vakteam
Bouwtoezicht en Monumenten.
- Hierbij wordt de beslissing over de
schriftelijk ingediende zienswijze door het hoofd Bouwtoezicht en
Monumenten genomen. Het horen van bezwaarmaker geschiedt op verzoek van
betrokkene. Het verslag ervan zal aan de verantwoordelijke wethouder
overgelegd worden.
4.5 Registratie verleende vrijstellingen in
betreffende bestemmingsplan
Alle verleende vrijstellingen ex artikel 19
WRO moeten met ingang van 3 april in de betreffende bestemmingsplannen
worden opgenomen. Het ruimtelijk beleid binnen een gemeente wordt zo voor de
burgers die bestemmingsplannen raadplegen, inzichtelijk gemaakt.
Van ieder bestemmingsplan is binnen de
huidige organisatie op de volgende plaatsen een exemplaar aanwezig:
- archief SO
- balie SO
- BWT-medewerker van betreffende plangebied
- archief Ruimte (beleid ruimtelijke
ordening)
- grondzaken
- milieu
In de nieuwe organisatie wordt dat:
- archief Stads-en Wijkzaken
- front-office
- back-office
- Ruimtelijke Ordening
Laatstgenoemde vier exemplaren moeten vanaf 2
april 2000 wat betreft het invoegen van artikel 19 procedures worden
bijgehouden. In dit verband is het van belang dat alle andere binnen het
gemeentelijk apparaat gebruikte bestemmingsplannen worden teruggehaald. Bij
verkoop van een bestemmingsplan zal een datum op het plan moeten worden
vermeld. De betrokken afdelingen zullen worden geïnformeerd over deze
wijzigingen.
Het verzorgen van kopieën en verspreiding is
onder de aandacht gebracht van Hans Sheriff en zal in het
reorganisatieproces worden meegenomen. In de aanvangperiode zal vanuit BWT
de verspreiding wordt gevolgd.
4.6 Voorbereidingsbesluiten worden vatbaar
voor bezwaar en beroep
Voorbereidingsbesluiten worden vatbaar voor
bezwaar en beroep. Een voorbereidingsbesluit blijft vooraf gaan aan
vrijstellingen van bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar.
Voorlopig worden bezwaren tegen
voorbereidingsbesluit, bouwvergunning en vrijstelling aan elkaar gekoppeld.
Mogelijk geeft de jurisprudentie komende tijd aanleiding tot een andere
handelwijze.
Jaarlijks worden nu circa 30
voorbereidingsbesluiten genomen. Naar verwachting wordt dit aantal
aanzienlijk verminderd met de inwerkingtreding van de wijziging op de wet.
Opgemerkt wordt dat het aantal voorbereidingsbesluiten meer zal zijn dan het
aantal te volgen artikel 19 lid 4 WRO procedures omdat binnen de gemeente
Delft ook voorbereidingsbesluiten worden genomen voor die gebieden waar een
bestemmingsplan in voorbereiding is en men ongewenste ontwikkelingen wil
voorkomen. Voorbeelden zijn Zuidpoort en binnenkort de Binnenstad en Noord
West.
5 Voorstellen
- Voor een proefperiode van één jaar
ontwikkelingsplannen opstellen in plaats van notas van
randvoorwaarden en uitgangspunten en, indien de raad overeenkomstig
besluit, deze ontwikkelingsplannen te doen vaststellen door B&W, na
het horen van de commissie duurzaamheid.
- De gemeenteraad delegeert de
vrijstellingsbevoegdheid ex artikel 19 lid 1 en 4 aan B&W.
- Het horen van indieners van zienswijzen in
geval van vrijstelling ex artikel 19 lid 1, 2 en 4 WRO geschiedt door de
betrokken wethouder.
- Het horen van indieners van zienswijzen in
geval van vrijstelling ex artikel 19 lid 3 WRO geschiedt door
vakteamhoofd Bouwtoezicht en Monumenten.
De inspraakverordening wordt ook van
toepassing op artikel 19 lid 1.
|