INHOUD

 

I           Algemeen

I.1        Aanleiding en doel                                                     1                               

I.2        Begrenzing van het plangebied                                 1

I.3        Huidige bestemmingsplannen                                  1

I.4        Procedure                                                                 3

 

II          Beleidsuitgangspunten

II.1       Inleiding                                                                     5

II.2       Ruimte en bebouwing                                               5

            II.2.1    stedebouwkundige structuur                         5                                                        II.2.2             cultuurhistorisch waardevolle bebouwing     7

            II.2.3    bebouwingsvoorschriften                              8

II.3       Verkeer                                                                      15

            II.3.1    autoverkeer                                                    15

            II.3.2    parkeren                                                        17

            II.3.3    fietsverkeer                                                    17

            II.3.4    openbaar vervoer                                          19                   

II.4       Openbaar gebied                                                      21

            II.4.1    groen                                                             21

            II.4.2    water                                                              22

II.5       Functies                                                                    23

            II.5.1    wonen                                                            23

            II.5.2    detailhandel                                                   25

            II.5.3    bedrijven/kantoren                                         25

            II.5.4    horeca                                                           27

            II.5.5    maatschappelijke voorzieningen                   27

II.6       Milieu                                                                         28

 

III         Ontwikkelingslocaties                                            29

 


I           ALGEMEEN

 

I.1        Aanleiding en doel

In het kader van de herziening van een aantal verouderde bestemmingsplannen in Delft is in oktober 1998 een startbijeenkomst georganiseerd om de aanpak van een nieuw bestemmingsplan voor het noordwestelijke deel van Delft te bespreken. Gezien de grootte van het plangebied en de vertragingen die hierdoor kunnen ontstaan, is gekozen voor een opdeling van het totale plangebied in drie delen. Van belang bij het opstellen van de drie bestemmingsplannen is de uniformiteit in kaartmateriaal en voorschriften. Deze startnota heeft betrekking op het eerste deel waarvoor een bestemmingsplan ontwikkeld zal worden.

 

In april 1999 is de concept-startnota voor bestemmingsplan Noordwest, deelgebied I, met de bewoners besproken. De voorliggende nota is aangepast naar aanleiding van deze bewonersavonden en op verschillende punten geactualiseerd.

 

Het belangrijkste doel van het bestemmingsplan is de vervanging van een serie (soms sterk) verouderde bestemmingsplannen en hun regelingen door één plan, waarin de rechtszekerheid gewaarborgd is, maar een zekere mate van flexibiliteit en eenvoud in regelgeving richtinggevend is.

 

I.2        Begrenzing van het plangebied

Bij de verdeling van het oorspronkelijke plangebied van Noordwest in deelgebieden is de ruimtelijke karakteristiek van de verschillende wijken als uitgangspunt genomen. Dit heeft geresulteerd in een driedeling (zie afbeelding 1), waarbij het eerste deelgebied ruwweg wordt gevormd door de oude schil rondom de binnenstad.

 

Het plangebied van deel I wordt aan de noordkant begrensd door het bedrijventerrein van DSM, aan de zuidkant door de Westlandseweg en aan de westkant door achtereenvolgens de Krakeelpolderweg, het Westplantsoen en de Ruys de Beerenbrouckstraat. Wat betreft de oostelijke begrenzing van het plangebied heeft afstemming plaatsgevonden met de laatste ontwikkelingen in het Spoorproject. Het nog te ontwikkelen bestemmingsplan voor de spoorzone sluit aan op het bestemmingsplan Noordwest.

 

I.3        Huidige bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden momenteel verschillende bestemmingsplannen. Achtereenvolgens zijn dat (afbeelding 2):

- uitbreidingsplan In den Voordijkshoornsen Polder

- bestemmingsplan Hof van Delft en de deelplannen St. Olofsstraat en Kempenaerstraat

- bestemmingsplan Hugo de Grootterrein

- bestemmingsplan Westerkwartier.

- uitbreidingsplan Laan van Altena.

De plannen zijn over het algemeen sterk verouderd en de opgenomen regelingen verschillen onderling sterk.

 



I.4        Procedure

Startnota

Binnen de gemeente Delft is het gebruikelijk een nota van randvoorwaarden en uitgangspunten op te stellen voordat met het maken van het daadwerkelijke bestemmingsplan wordt gestart. Hierin wordt concreet aangegeven wat de gemeente binnen het betreffende bestemmingsplangebied wil regelen. In het planproces voor Noordwest is overleg met de buurt in een vroeg stadium gepland. In plaats van een nota van randvoorwaarden en uitgangspunten is ten behoeve van dit overleg de concept-startnota (d.d. april 1999) opgesteld. De nota vertaalt het gemeentelijk beleid dat in het plangebied vorm zal krijgen en gaat in op mogelijkheden en beperkingen die het nieuwe bestemmingsplan zal bieden wat betreft gebruik, bebouwing en ontwikkelingen van het plangebied.

 

De nota is besproken met bewoners en gebruikers van het plangebied in drie daartoe georganiseerde informatiebijeenkomsten. Van die bijeenkomsten is een verslag gemaakt.

De nota heeft gedurende de periode van de bijeenkomsten voor een ieder ter inzage gelegen. Reacties van bewoners en gebruikers zijn in een aantal gevallen in de nu voorliggende nota verwerkt. De aangepaste startnota met daaraan toegevoegd de verslagen van de bewonersavonden worden in de vorm van een voorbereidingsbesluit ter behandeling aan de commissie duurzaamheid aangeboden. Vervolgens wordt het voorbereidingsbesluit ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Na de vaststelling start de daadwerkelijke bestemmingsplanprocedure met diverse, in de wet verankerde, inspraakmomenten. 

 

Voorontwerp bestemmingsplan

Uitgaande van het vastgestelde voorbereidingsbesluit wordt het voorontwerp bestemmingsplan opgesteld. Dit voorontwerp wordt na aankondiging in de Stadskrant voor een ieder ter inzage gelegd voor een periode van vier weken met de mogelijkheid om gedurende de ter inzage legging schriftelijk te reageren op het voorontwerp. Het voorontwerp bestemmingsplan wordt in diezelfde periode om overleg verzonden naar diverse instanties waaronder de provincie (het zogenoemde overleg ex. artikel 10 Besluit ruimtelijke ordening).

Ongeveer 4 maanden na verzending wordt het voorontwerp behandeld in de Provinciale Planologische Commissie. Zij brengen advies uit over het voorontwerp.

De reacties op de ter inzage legging en het artikel 10 Bro-overleg worden verwerkt in het voorontwerp bestemmingsplan.

 

Ontwerp bestemmingsplan

Aldus ontstaat het ontwerp bestemmingsplan. Het ontwerp wordt ter inzage gelegd voor een periode van vier weken met de mogelijkheid voor een ieder tot het indienen van een schriftelijke zienswijze. Na verwerking van de zienswijzen wordt het ontwerp bestemmingsplan ter behandeling aan de commissie duurzaamheid aangeboden. De behandeling is openbaar. Een ieder kan mondeling zijn zienswijze toelichten. Uiteindelijk wordt het plan ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden.


Vastgesteld bestemmingsplan

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor een periode van 4 weken ter inzage gelegd. Degene die tijdig zijn zienswijze naar voren heeft gebracht dan wel belanghebbenden die aan kunnen tonen daartoe niet in staat te zijn geweest, kunnen gedurende de ter inzage legging tegen het bestemmingsplan bedenkingen indienen bij Gedeputeerde Staten (GS). Is het plan gewijzigd vastgesteld dan staat een ieder de mogelijkheid open om tegen de wijzigingen zijn bedenkingen in te dienen.

 

Het bestemmingsplan wordt ter goedkeuring aan GS aangeboden. De indieners van bedenkingen worden door GS gehoord. Na de hoorzitting besluiten GS al dan niet tot goedkeuring van het bestemmingsplan. Enkele uitzonderingen daargelaten gaat het nieuwe bestemmingsplan ongeveer 8 weken na goedkeuring door GS gelden. Dat betekent dat alle bouwaanvragen en verzoeken om wijzigingen van gebruik, die locaties betreffen gelegen binnen het plangebied, zullen worden getoetst aan het nieuwe bestemmingsplan.


II          BELEIDSUITGANGSPUNTEN

 

II.1       Inleiding

In deze nota wordt voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan een aantal uitgangspunten gegeven. Zij geven de intentie weer van het gemeentelijk beleid inzake het plangebied. Er wordt een onderverdeling gemaakt in verschillende aspecten van het gemeentelijk beleid. Na een korte weergave van de huidige situatie wordt steeds het voor het bestemmingsplan relevante beleid geschetst.

 

II.2       Ruimte en bebouwing

II.2.1    Stedebouwkundige hoofdstructuur; karakteristiek van de deelgebieden

Binnen het plangebied zijn verschillende deelgebieden aan te wijzen. Deze onderscheiden zich met name doordat ze in verschillende perioden tot stand zijn gekomen en destijds voor verschillende doelgroepen zijn gebouwd. Het Westerkwartier en de St. Olofsbuurt zijn met hun kleine woningen, hoge bebouwingsdichtheid en smalle, stenige straten typische voorbeelden van arbeiderswijken uit het eind van de vorige eeuw. Hoewel het Agnetapark uit dezelfde periode stamt, heeft hier een heel ander sociaal en stedebouwkundig concept aan ten grondslag gelegen, waardoor het gebied ruimer van opzet is en een parkachtige uitstraling heeft. De wijk Hof van Delft is enkele decennia later, in de jaren ’30, tot stand gekomen als woonwijk voor de middenklasse. Dit uit zich met name in de grotere woningen en in het profiel en de inrichting van de straten. Afbeelding 3 geeft een beeld van de hoge bebouwingsdichtheid in met name Westerkwartier en Olofsbuurt en de ruimere opzet in het noorden, rondom de Hof van Delftlaan en in het Agnetapark.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

hoge bebouwingsdichtheid

 

Ondanks de onderlinge verschillen is er toch duidelijk sprake van één gebied. Een aantal belangrijke structuurlijnen delen het gebied op, maar in geen enkel geval is sprake van een harde scheiding in karakteristieken of een ernstige barrièrewerking (afbeelding 3). Een aantal structuurlijnen is ontstaan als onderdeel van een middeleeuwse verkaveling met evenwijdige sloten ten behoeve van de ontginning van het gebied. De meest in het oog springende structuurlijn in het plangebied is de Buitenwatersloot. De bebouwing hierlangs dateert soms nog uit de zeventiende eeuw en kent een karakter, vergelijkbaar met sommige delen van de binnenstad. Andere belangrijke structuurlijnen zijn verkeersroutes zoals de Ruys de Beerenbrouckstraat en de Hof van Delftlaan. Vooral deze laatste valt op door de richtingverdraaiing t.o.v. de rest van het stratenpatroon en door het “laan”profiel.

Het bestemmingsplan zal een overwegend conserverend karakter krijgen. Dat wil niet zeggen, dat er geen veranderingen mogelijk zijn. Ontwikkelingen die binnen de planperiode plaatsvinden, spelen zich echter in hoofdzaken af binnen de bestaande stedebouwkundige structuur.

 

uitgangspunt

·       het bestemmingsplan respecteert de bestaande stedebouwkundige hoofdstructuur van het plangebied en de karakteristiek van de deelgebieden. Ruimtelijke ontwikkelingen spelen zich af binnen deze structuur.

 

II.2.2    Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (monumenten) en stedebouwkundige structuren

In het bestemmingsplan wordt een overzicht opgenomen van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, waaronder de beschermde monumenten. Bovendien wordt aangegeven welk gedeelte van het plangebied binnen het op termijn waarschijnlijk te beschermen stadsgezicht zal vallen.

 

Het Agnetapark is als rijksmonument beschermd. Het gehele park wordt in de redengevende omschrijving als ‘arbeiderskolonie’ vermeld en zou daarom in zijn totaliteit beschermd zijn. In de opsomming van de tot het monument behorende kadastrale percelen komen evenwel alleen de bebouwde percelen voor. Op enkele uitzonderingen na (loods drukkerij Van Marken, trafohuisje) is alle bebouwing van het Agnetapark aangewezen als rijksmonument. De status van de bebouwing als rijksmonument beschermt deze tegen aantastende ingrepen. Onbebouwde kadastrale percelen, onder meer met plantsoenen en/of vijvers, ontbreken in de opsomming in de redengevende omschrijving. De beschermde status van die onbebouwde percelen is daarom juridisch niet eenduidig vastgelegd. De voorziene bescherming uitgaande van het toekomstige beschermde stadsgezicht zal evenwel een afdoende bescherming kunnen bieden. Het bestemmingsplan kan hieraan bijdragen door het aanwezige water en groen als zodanig te bestemmen.

 

Bebouwing Agnetapark en Villa Solheim

 

In het plangebied zijn buiten het Agnetapark geen rijksmonumenten aanwezig. Wel zijn verschillende panden in het plangebied geïnventariseerd in het landelijke Monumenten Inventarisatie Project. Enkele daarvan zijn vervolgens geselecteerd in het kader van het Monumenten Selectie Project (MSP). Dit betekent dat de geselecteerde panden naar alle waarschijnlijkheid als rijksmonument zullen worden beschermd. Het gaat daarbij om Villa Solheim aan de Ruys de Beerenbrouckstraat, de voormalige school aan de Spoorsingel 7/8,  en Hofmans Bodega (Spoorsingel 24). Behalve rijksmonumenten zullen ook gemeentelijke monumenten in het gebied worden aangewezen, onder andere aan de Buitenwatersloot, Spoorsingel en Laan van Overvest.

 

Mogelijk zal een deel van de noordkant van de stad op basis van de selectie in het kader van het MSP worden aangewezen als ‘beschermd stadsgezicht’. De procedure daarvoor verkeert op dit moment (februari 2000) nog in een vroeg stadium. Een eerste conceptvoorstel, met gebiedsaanduiding en beschrijving is in 1999 op ambtelijk niveau besproken en zal worden aangepast. Het betreft een uitbreiding van het bestaande beschermd stadsgezicht (de oude binnenstad). Een gedeelte van het plangebied (in hoofdlijnen het gebied ten noorden van de Ruys de Beerenbrouckstraat) valt hierbinnen. De exacte begrenzingen van de uitbreidingen staan nog niet vast. Het bestemmingsplan dient rekening te houden met de cultuurhistorische waarde van de stedebouwkundige structuur en bebouwingskarakteristieken en kan aan de bescherming ervan bijdragen door duidelijke rooilijnen en bebouwingsvoorschriften te hanteren.

 

uitgangspunten

·       In het bestemmingsplan wordt een overzicht opgenomen van beschermde monumenten.

·       Daarnaast wordt een overzicht van in het kader van MSP geïnventariseerde objecten, mogelijke rijks- of gemeentelijke monumenten in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen, evenals de grenzen van het beschermd stadsgezicht.

 

II.2.3    Bebouwingsvoorschriften

Gekoppeld aan de verschillende bestemmingen zijn de bebouwingsvoorschriften. In geval van een conserverend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. Dit betekent niet dat er geen veranderingen op de bestaande situatie mogelijk zijn. Op het schaalniveau van het individuele perceel moet het bestemmingsplan duidelijkheid verschaffen over de mogelijkheden van bewoners of gebruikers hun woning of bedrijf uit te breiden. Verschillende regelingen in het bestemmingsplan zijn hiervoor van betekenis.

De mogelijkheden tot uitbreiding zullen niet voor iedereen hetzelfde zijn. Van belang is in ieder geval dat het bestemmingsplan op een consistente manier met uitbreidingsmogelijkheden omgaat.

 

uitgangspunt

·       Het bestemmingsplan moet duidelijkheid verschaffen over de uitbreidingsmogelijkheden van de individuele woning of bedrijfsruimte. Bepalend voor de mogelijkheden tot uitbreiding is de locatie en karakteristiek van de bebouwing.

 

Bebouwing in de achtertuin

Op de plankaart wordt de hoofdbebouwing aangegeven, door middel van het vastleggen van de voor- en achtergevelrooilijn. Hierbij wordt de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. De binnengebieden krijgen de bestemming “tuin”. Op deze bestemming is bebouwing toegestaan, onder een aantal voorwaarden.

* Bebouwing op het vlak “tuin” is gebonden aan een maximum van 1/3 van de tuinoppervlakte. Hierbij wordt als aanvulling opgenomen, dat ongeacht de grootte van de tuin in ieder geval 15 m2 mag worden gebouwd, maar nooit meer dan 60 m2.

* De maximale bouwhoogte van bouwwerken die los staan van het hoofdgebouw (schuurtjes e.d.) is 2.50 meter. Kappen op schuurtjes e.d. zijn niet toegestaan. 

* Aan/uitbouwen van het hoofdgebouw ten behoeve van woondoeleinden zijn toegestaan tot een maximale diepte van 2 meter uit de achtergevelrooilijn. De maximale bouwhoogte van aan/uitbouwen is gelijk aan de verdiepingshoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw.

* Wanneer in het oorspronkelijke ontwerp van de woning al sprake is van een uitbouw op de begane grond, en deze uitbouw een grotere diepte kent dan 2 meter, dan mag een aanvullende aan/uitbouw eveneens tot deze grotere diepte worden gebouwd, waarmee de achtergevel van de uitbouwen gelijk komt te liggen.

 

De regeling is bedoeld om iedereen de mogelijkheid te geven de woning tot op zekere hoogte uit te breiden, zonder daarmee onnodige hinder voor omwonenden te veroorzaken. Voor bepaalde delen van het plangebied betekent bovenstaande regeling dat verdere uitbreidingen niet langer mogelijk zijn (denk aan delen van het Westerkwartier en de Olofsbuurt). Ook voor deze gebieden is het hanteren van een eenduidige regeling noodzakelijk om te voorkomen dat de binnenterreinen volledig dichtslibben met bebouwing.

 

Bovenstaande regeling gaat niet alleen op voor de achtertuin. In voorkomende gevallen zal ook in de zijtuin sprake kunnen zijn van uitbreiding van het hoofdgebouw. Hoewel voor zijtuin in feite dezelfde regeling geldt (deze krijgt ook de bestemming ‘tuin’) zijn de mogelijkheden per situatie verschillend. Dit heeft te maken met de begrenzing tussen de bestemmingen ‘tuin’ en ‘voortuin’. In de bestemming voortuin zijn de bebouwingsmogelijkheden namelijk veel beperkter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 4      Schematische weergave bebouwingsregeling “tuin”

 



Uitbreiding hoofdbebouwing

Mede naar aanleiding van de concept-startnota heeft veel discussie plaatsgevonden over de mogelijkheden voor woninguitbreiding in de vorm van dakopbouwen en dakkapellen. Dit heeft geresulteerd in een sterk gewijzigd voorstel in deze nota. Daarbij spelen ook recente ontwikkelingen een rol op het gebied van de ruimtelijke ordeningswetgeving.

 

Veranderende wetgeving

Momenteel wordt gewerkt aan de nieuwe Woningwet. Een belangrijke consequentie van deze aangepaste wet voor op te stellen bestemmingsplannen is dat het onderscheid tussen vergunningsplichtige, meldingsplichtige en vergunningsvrije bouwwerken plaatsmaakt voor een tweedeling in vergunningsplichtig of vergunningsvrij. Hierbij is het vermoeden dat verschillende bouwwerken die nu nog vergunningsplichtig zijn, na inwerkingtreding van de nieuwe Woningwet vergunningsvrij worden. Het bestemmingsplan kan deze zaken dan dus niet meer regelen. Hoewel in dit stadium nog onduidelijk is om welke bouwwerken het zal gaan, worden onder andere dakkapellen genoemd. Samenhangend met deze ontwikkelingen in de Woningwet worden gemeenten verplicht gesteld een welstandsbeleid te formuleren. De hierin op te nemen richtlijnen moeten een aanvulling vormen op hetgeen in het bestemmingsplan wordt geregeld. De met het bestemmingsplan Noordwest voorgestelde regeling gaat ervan uit dat dit welstandsbeleid gelijktijdig tot stand zal komen.

 

Nieuwe regeling

Belangrijk verschil met de nu vaak gangbare regelingen t.a.v. dakopbouwen e.d. is dat in bestemmingsplan Noordwest wordt gekozen voor het werken met bouwlagen in plaats van goothoogte. Het probleem van het aangeven van goothoogten op de plankaart is dat deze vrijwel nooit exact kloppen met de actuele situatie. Dit kan tot allerlei vreemde bouwwerken leiden. Daarom wordt nu gekozen voor het op de plankaart aangeven van een maximaal aantal bouwlagen, waarbij in de begripsomschrijving een maximale hoogte voor een bouwlaag op 3.50 meter is gesteld. Boven op deze bouwlagen is altijd een kap toegestaan, met uitzondering van de bouwblokken die op de plankaart de aanduiding * hebben: hierop is geen kap toegestaan. De kap moet passen binnen het “denkbeeldige” kapprofiel met een hellingshoek van 550 en een maximale nokhoogte van 4.50 meter. In de voorschriften wordt een vrijstelling opgenomen dat de helling tot maximaal 700 mag toenemen, indien dit vanuit stedebouwkundige of welstandsoverwegingen gewenst is, bijvoorbeeld als naastgelegen dakopbouwen zijn gerealiseerd met een helling van meer dan 550. In de kap is maximaal één woonlaag toegestaan. Toevoegingen aan de kap die passen binnen dit denkbeeldige profiel zijn in het bestemmingsplan zonder meer toegestaan. Het denkbeeldige profiel van de kap beschermt omwonenden tegen onnodige hinder, omdat eventuele aan- of opbouwen ten opzichte van voor- en achtergevel altijd naar achteren zijn geplaatst. Ingrepen die buiten dit profiel passen zijn onder te verdelen in dakkapellen en dakopbouwen.

 

Een dakkapel wordt in het bestemmingsplan gedefinieerd als een “toevoeging aan het dakvlak dat niet meer dan een derde van het dakvlak bestrijkt”. In de concept-startnota was een meer uitgebreide omschrijving van een dakkapel opgenomen. In bestemmingsplan Noordwest wordt nu echter gekozen voor het vastleggen van maximale volumebepalingen, maar worden uitspraken over positie van de dakkapel in het dakvlak achterwege gelaten. Dit


is een taak van Welstand; in het nog op te stellen welstandsbeleid moeten hiervoor duidelijke richtlijnen worden geformuleerd.

 

Een dakopbouw wordt in het bestemmingsplan gedefinieerd als een “geheel of gedeeltelijk toegevoegde woonlaag op een gebouw door optrekking van de achtergevel waarbij de hoogte van de opbouw onder de noklijn van de kap is gelegen”. Ook in de begripsomschrijving van een dakopbouw worden dus alleen volumebepalingen opgenomen.

 

Een tweede belangrijk verschil met de huidige regelingen is dat  er in het plangebied verschillende categorieën blokken worden onderscheiden (zie afbeelding 5). Niet voor iedere woning geldt dus dezelfde regeling. Dit heeft te maken met de onderlinge verschillen in wat toelaatbaar wordt geacht. In het Westerkwartier is bijvoorbeeld nu al sprake van een grote diversiteit in op- en aanbouwen. In veel gevallen kan hier daarom wat soepeler worden omgegaan met nieuwe aan- en uitbouwen zonder de beeldkwaliteit van de omgeving aan te tasten. Deze blokken vallen in de nieuwe regeling onder de categorie A. Een tweede categorie B omvat de straten waar nu nog meer sprake is van een zekere uniformiteit in het straatbeeld, zoals in de Hof van Delft en het Agnetapark. Ook bebouwing langs beeldbepalende routes als de Buitenwatersloot en Spoorsingel vallen onder deze tweede categorie. Niet omdat hier altijd sprake is van uniformiteit in het straatbeeld, maar toevoegingen aan de woning willen we in deze blokken beter kunnen toetsen aan passendheid in het stedebouwkundig beeld.

 

Mogelijkheden voor dakkapellen

Dakkapellen die voldoen aan bovengenoemde begripsomschrijving worden in het bestemmingsplan zonder meer toegestaan aan de achterzijde (=tuinzijde) van de woning. Naar alle waarschijnlijkheid zullen deze bouwwerken overigens in de nieuwe Woningwet ook vergunningsvrij worden. Aan de voorzijde van de woning (=straatzijde) is de plaatsing van een dakkapel in de categorie A eveneens toegestaan. In categorie B is een dakkapel alleen toegestaan aan de voorzijde van de woning via een binnenplanse vrijstelling. Hierbij wordt getoetst aan passendheid van de dakkapel in het straatbeeld. Verder ligt er een belangrijke taak bij de gemeente om het welstandsbeleid te definiëren omdat dit het enige sturingsmiddel wordt t.a.v. vormgeving en positionering van de dakkapellen.

 

Mogelijkheden voor dakopbouwen

Een toevoeging aan een bestaande kap of een geheel nieuwe kap die past binnen het eerder geformuleerde denkbeeldige profiel past binnen de bestemmingsplanregeling en kan dus zonder meer worden gerealiseerd. In veel gevallen is in de huidige regeling hierbuiten niets mogelijk zonder artikel 19-procedure. In het nieuwe bestemmingsplan willen we dakopbouwen in de vorm van het optrekken van de achtergevel wel mogelijk maken via een binnenplanse vrijstelling. Hierbij worden verschillende voorwaarden geformuleerd. In de categorie A-gebieden wordt de dakopbouw getoetst aan criteria als licht en lucht, privacy e.d. om ervoor te zorgen dat de opbouw de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig vermindert. In categorie B-gebieden wordt daarnaast ook getoetst aan de stedebouwkundige inpassing van een opbouw. Een voorwaarde voor vrijstelling is bovendien dat de opbouw past binnen het geformuleerde welstandsbeleid.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 6      Schematische weergave regeling dakopbouwen

Dakterras

Ook in geval van een dakterras wordt de eerder genoemde ‘denkbeeldige’ kap als uitgangspunt genomen. Een dakterras wordt in het bestemmingsplan toegestaan, wanneer de afscheiding van het dakterras binnen dit profiel valt. Is dat niet het geval, dan is de ingreep alleen toe te staan middels een binnenplanse vrijstelling. Vooral omdat omwonenden een dakterras als nadelig ervaren, vanwege uitzicht van het terras op hun terrein, speelt behoud van privacy bij de toetsing een doorslaggevende rol. Voordeel van een binnenplanse vrijstelling is dat het bouwplan ter inzage wordt gelegd en er zo voor omwonenden de kans ontstaat eventuele bezwaren kenbaar te maken.

II.3       Verkeer

In het Verkeers- en Vervoersplan van de gemeente (VVP) is het beleid geformuleerd met betrekking tot de huidige en gewenste verkeersstructuur in de gehele gemeente. In aansluiting op het Verkeers- en Vervoersplan is het Fietsactieplan opgesteld (vastgesteld door de raad d.d. 23-11-99). Daarnaast is de Nota Parkeerbeleid in ontwikkeling. Tevens is het VVP+ in ontwikkeling, waarin een aanscherping van het huidige beleid wordt geformuleerd.

 

II.3.1    Autoverkeer

Binnen het plangebied zijn alleen de Ruys de Beerenbrouckstraat en Westlandse Weg in het VVP aangeduid als ‘gebiedsontsluitingsweg’. De overige wegen in het plangebied vormen op het schaalniveau van de stad geen doorgaande routes en vallen binnen de aanduiding ‘verblijfsgebied’ (afbeelding 7).

 

 

 

 

 

 

 

 

Ruys de Beerenbrouckstraat

 

Het aanwijzen van delen van de stad tot verblijfsgebieden heeft tot doel de verkeersveiligheid in deze gebieden te bevorderen. In deze gebieden wordt een maximum snelheid ingesteld van 30 km/uur. Op verschillende locaties zullen hiertoe fysieke maatregelen worden getroffen in de vorm van snelheidsremmende voorzieningen zoals asverspringing, wegversmalling of drempels. Op welke manier concreet vorm wordt gegeven aan deze inrichting is afhankelijk van de situatie. Hierbij wordt rekening gehouden met het gebruik van een weg door de verschillende verkeerssoorten. Is er sprake van een busroute, of maken veel fietsers gebruik van een route, dan zijn drempels geen voor de hand liggende keuze. Daarnaast is ook het karakter van een gebied bepalend voor aard van de ingrepen.

 

Een en ander heeft voor het bestemmingsplan geen directe consequenties. Het verschil tussen ‘gebiedsontsluitingswegen’ en de verblijfsgebieden zal tot uitdrukking komen in de bestemming Verkeersdoeleinden I of II. Binnen deze bestemmingen worden verschillende snelheidsremmende voorzieningen mogelijk gemaakt. Voor de gebieden behorend tot Verkeersdoeleinden I wordt daarbij nadrukkelijk aangetekend dat de prioriteit in het gebruik ligt bij voetganger en fietser. Dit komt tot uitdrukking in breedte en opbouw van het wegprofiel. Ook binnen de groep wegen, behorend tot Verkeersdoeleinden I, zal sprake zijn van een zekere hiërarchie De Hof van Delftlaan, Krakeelpolderweg en Hugo de Grootstraat bijvoorbeeld hebben een andere functie dan de woonstraten eromheen. De inrichting van deze wegen is dan ook op deze functie afgestemd.

 



 

uitgangspunt

·         De wegen in het plangebied krijgen de bestemming Verkeersdoeleinden I, met uitzondering van de Ruys de Beerenbrouckstraat en Westlandse Weg. Deze wegen hebben een bovenwijkse functie en krijgen de bestemming Verkeersdoeleinden II.

 

II.3.2    Parkeren

De problemen in het plangebied voor wat betreft het parkeren, concentreren zich in het Westerkwartier, de Olofsbuurt en de omgeving Agnetapark/van Markenplein. In het Westerkwartier en de Olofsbuurt zijn hiervoor twee belangrijke oorzaken aan te wijzen. Allereerst is er door de beperkte ruimte een tekort aan bewonersparkeerplaatsen in het gebied. Daarnaast ontstaat door de nabijheid van de binnenstad veel oneigenlijk gebruik van de parkeerplaatsen door bezoekers/werknemers van de binnenstad.

 

Maatregelen om het parkeren in deze gebieden te reguleren, zijn o.a. het invoeren van betaald parkeren, het aanwijzen van bewonersparkeerplaatsen en het realiseren van meer en beter bereikbare parkeerplaatsen rond de binnenstad. 

Parkeren valt als functie binnen de bestemming Verkeersdoeleinden I en II. Er is geen aparte regeling voor. Het bestemmingsplan is niet het instrument waarmee het parkeerprobleem kan worden opgelost.

Wel zullen, in geval van wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplan, in het bestemmingsplan eisen worden gesteld aan te realiseren parkeerplaatsen. Hierbij wordt uitgegaan van de geldende ASVV-normen. Dit om verzwaring van de druk op de bestaande parkeerplaatsen te voorkomen.

 

uitgangspunt

·       In geval van wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplan worden in het bestemmingsplan eisen gesteld aan te realiseren parkeerplaatsen volgens de geldende ASVV-norm.

 

II.3.3    Fietsverkeer

Het gemeentelijk beleid t.a.v. fietsverkeer in Delft ligt vast in het Fietsactieplan. Het plan is 23 november 1999 door de raad vastgesteld. Ook in het Verkeer- en Vervoersplan wordt ingegaan op fietsverkeer. Op afbeelding 8 zijn de in het plangebied aanwezige fietsroutes aangegeven. Hierbij behoren de Hof van Delftlaan, Hugo de Grootstraat/Adriaan Pauwstraat, de Buitenwatersloot en de fietsroute langs het spooremplacement (Coenderstraat en Lokomotiefpad) tot het stadsnetwerk. Hoewel de Ruys de Beerenbrouckstraat niet in het Fietsactieplan als aparte fietsroute staat aangegeven, zal deze route wel worden voorzien van rood asfalt. Het plangebied wordt aan de zuidkant begrensd door de Westlandseweg, aangegeven als fietsroute in het regionale netwerk. Bovengenoemde fietsroutes worden in het bestemmingsplan met de aanduiding “fietsroute” aangegeven.

 



Knelpunt voor het plangebied vormt het stallen van fietsen. Vooral in het Westerkwartier en de Olofsbuurt kampen bewoners met een tekort aan bergruimte en laat ook het straatprofiel weinig ruimte toe voor het stallen van fietsen. Om hieraan tegemoet te komen is op dit moment een fietsenstalling gerealiseerd achter het nieuwbouwcomplex de Zonnewijzer aan de Westerstraat en ligt er een aanvraag voor een fietsenstalling aan de Pootstraat. Omdat in dit stadium nog niet meer concrete locaties zijn aan te wijzen, wordt in het bestemmingsplan volstaan met het opnemen van een mogelijkheid tot het realiseren van een fietsenstalling, hetzij direct, hetzij via binnenplanse vrijstelling.

 

uitgangspunten

·       Hoofdfietsroutes worden in het bestemmingsplan met de aanduiding ‘fietsroute’ op de plankaart aangegeven.

·       Het bestemmingsplan zal voorzien in de mogelijkheid overdekte fietsenstallingen te realiseren.

 

II.3.4    Openbaar vervoer

Busverkeer is er in de huidige situatie over de Ruys de Beerenbrouckstraat en de Hugo de Grootstraat/Adriaan Pauwstraat (afbeelding 9). In de toekomst worden hierin geen veranderingen verwacht. Binnen de bestemming Verkeersdoeleinden II is busverkeer mogelijk. Omdat de Hugo de Grootstraat/Adriaan Pauwstraat binnen het verblijfsgebied valt, is gekozen voor de bestemming Verkeersdoeleinden I. Daarbinnen wordt de aanduiding ‘busroute’ opgenomen. Bij herinrichting van de straat tot 30 km-gebied zal met de aanwezigheid van de bus rekening moeten worden gehouden.

 

Momenteel wordt de discussie gevoerd over een nieuwe tramverbinding richting Harnaschpolder en Wateringen. Hierbij zijn twee tracés vergeleken: via de Ruys de Beerenbrouckstraat - Foreestweg en via de Westlandse Weg - Reinier de Graafweg (afbeelding 9). Een voorkeur is uitgesproken voor de route via de Reinier de Graafweg. De route over de Ruys de Beerenbrouckstraat blijft in beeld als tussenoplossing (waarbij overigens geen sprake zal zijn van een tramverbinding).

 

uitgangspunt

·       Huidige busroutes door het plangebied worden op de plankaart met een aanduiding aangegeven.

 



II.4       Openbaar gebied

Vooral in deze oostelijke strook van Delft Noordwest is de bebouwingsdichtheid hoog en als gevolg daarvan de openbare ruimte beperkt. In het bestemmingsplan wordt daarom gekozen voor het beschermen van het aanwezige water en groen.

 

II.4.1    Groen

Groenvoorzieningen zijn in beperkte mate aanwezig, verspreid over het plangebied (afbeelding 10). Een groenvoorziening van maat wordt gevormd door het Agnetapark. Het Agnetapark dankt zijn aantrekkingskracht aan de aanwezigheid van het water en de monumentale bomen. De woningbouw rondom het park en restaurant de Lindenhof versterken het historische karakter van het gebied en dragen bij aan de beeldkwaliteit van het park. Het Agnetapark wordt als “openbaar groen” bestemd en geniet extra bescherming door de status als beschermd gebied. Niet beschermd, maar wel van historisch belang is de tuinenstructuur langs de Laan van Overvest. Deze, deels achter de bebouwing schuil gaande structuur stamt uit de 17de eeuw, of is zelfs nog ouder.

 

 

Het Agnetapark                                                                                                                                     De Buitenwatersloot

 

Naast het Agnetapark zijn in het plangebied een aantal ‘groene’ lijnen aanwezig; de structuurlijnen die met bomenrijen worden ondersteund. In de beleidsnota ‘bomen op dreef’ worden specifieke voorstellen gedaan voor de ontwikkeling van deze lijnen. Voor het plangebied gaat het om de volgende beeldbepalende lijnen.

* Ruys de Beerenbrouckstraat

* Hugo de Grootstraat

* Buitenwatersloot

* Hof van Delftlaan

* Krakeelpolderweg

* Westlandseweg

(afbeelding 10)

 

In het bestemmingsplan worden deze lijnen niet specifiek aangegeven. Bescherming van de bomen vindt plaats door middel van de nieuwe bomenverordening en het daaraan te koppelen beleidsplan. De Buitenwatersloot wordt als uitzondering wel apart op de plankaart vermeld, gezien het belangrijke historische karakter van deze lijn.


Binnen de bestemming “openbaar groen” zijn verschillende gebruiksmogelijkheden toegestaan. Zo is het plaatsen van speelvoorzieningen mogelijk. Echter, ook bestrating van groen is mogelijk. Eerder is al naar voren gekomen, dat de hoeveelheid openbare ruimte, en dan met name de hoeveelheid openbare groene ruimte erg beperkt is. In de toelichting van het bestemmingsplan zal dan ook nadrukkelijk worden opgenomen dat er met beperking van de hoeveelheid groen uitermate voorzichtig moet worden omgegaan.

Ten aanzien van speelplaatsen worden op de plankaart enkele gebieden met de bestemming “openbaar groen” voorzien van de aanduiding S, om aan te geven dat het hier om een specifieke speelvoorziening gaat. Daarnaast zijn er verschillende speelplekken op de kaart aangegeven. Momenteel is het Speelplan in ontwikkeling. Hierdoor kunnen nog mogelijke verschuivingen optreden in de ligging en hoeveelheid speelplekken.

 

uitgangspunten

·       De Buitenwatersloot zal met een aanduiding “historische lijn “ op de plankaart worden opgenomen.

·       Het aanwezige openbaar groen zal in het bestemmingsplan als zodanig worden bestemd. Hierbij geeft een aanduiding S aan dat het om een speelplek gaat.

·       Verharding van openbaar groen wordt zoveel mogelijk tegengegaan.

 

II.4.2    Water

De hoeveelheid oppervlaktewater in het plangebied is als gevolg van de hoge bebouwingsdichtheid en het stenige karakter van het gebied beperkt. De Buitenwatersloot vormt een structuurbepalende waterlijn in Delft en is daarmee van bovenlokaal belang. Naast de Buitenwatersloot is water aanwezig in het Agnetapark en draagt daarmee bij aan de kwaliteit van deze groenvoorziening. Aan de zuidrand van het plangebied is water aanwezig rondom de Mattheuskerk en langs de van Bleiswijckstraat en Jacoba van Beierenlaan (afbeelding 10).

 

In zijn algemeenheid wordt binnen de stad gestreefd naar voldoende waterbergend vermogen. Oppervlaktewater wordt (mits voldaan wordt aan een zekere waterkwaliteit) beschouwd als positieve bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving. Het aanwezige water in het plangebied wordt daarom positief bestemd en zo beschermd tegen opheffing. De beperkte ruimte in het plangebied laat vergroting van de hoeveelheid oppervlaktewater niet direct toe. Waar mogelijk wordt toename van het oppervlaktewater toegejuicht, mits aan kwaliteitseisen wordt voldaan.

 

uitgangspunten

·       het in het plangebied aanwezige oppervlakte water wordt in het bestemmingsplan als zodanig bestemd.

·       Waar mogelijk wordt bij ontwikkeling van gebieden vergroting van het oppervlaktewater meegenomen.

 


II.5       Functies

De hoofdfunctie van het plangebied is wonen. Daarnaast zijn enkele gebieden aan te wijzen waar naast de hoofdfunctie wonen andere functies voorkomen, uiteenlopend van bedrijven/kantoren tot winkelvoorzieningen en maatschappelijke functies.

 

II.5.1    Wonen

Het plangebied kent een groot aandeel laagbouw. Gestapelde bouw komt wel voor, maar slechts in beperkte mate. Versterken van de woonfunctie vindt alleen op kleine schaal plaats. Het plangebied laat binnen de huidige stedebouwkundige structuur geen grootschalige woningbouwprojecten toe. Een uitzondering hierop is wellicht in de toekomst het vd Madeterrein aan de van Bleiswijckstraat. Hier zijn bij herontwikkeling grotere woningaantallen mogelijk (meer hierover in de paragraaf Ontwikkelingslocaties).

 

Een groot gedeelte van de woningvoorraad in Delft is in het bezit van woningbouwcorporaties. Ook in het plangebied zijn verschillende woningbouwcorporaties actief (afbeelding 11). Het gebied rondom de Hof van Delftlaan bestaat bijna in zijn geheel uit koopwoningen. Delft kent in vergelijking met andere steden een hoog aandeel sociale huurwoningen en weinig koopwoningen.

Oktober 1999 heeft de gemeenteraad van Delft de Beleidsvisie Wonen in Delft vastgesteld. Hierin worden een aantal afspraken tussen de gemeente en de woningcorporaties geformuleerd. Relevante aandachtspunten daarbij zijn:

- woningdifferentiatie op stedelijk en wijkniveau: wanneer sprake is van het toevoegen van woningen, meer duurdere (huur- en) koopwoningen realiseren;

- herstructurering in de bestaande stad om de woonkwaliteit te vergroten en de verscheidenheid te versterken;

- meer aandacht voor duurzaamheid (bij herstructurering);

- rekening houden met de stedelijke behoefte aan woningen voor ouderen, grote gezinswoningen en woningen aan de bovenkant van de markt.

 

Om de wijkeconomie in het plangebied te versterken en in te spelen op ontwikkelingen als thuiswerken en kleine bedrijvigheid aan huis, worden binnen de bestemming “woondoeleinden” verschillende andere functies mogelijk gemaakt, zoals kleine bedrijven, praktijkuitoefening, detailhandel, etc. Voorwaarde is dat de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Belangrijk is vooral dat er door deze vrijheden geen overlast ontstaat voor omwonenden. Dat betekent dat alleen bepaalde categorieën bedrijvigheid zijn toegestaan (categorie I en II) en er geen sprake is van een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen in het gebied. Daarnaast kan er voor worden gekozen in bepaalde delen van het plangebied meer of minder toe te staan, afhankelijk van het karakter van het gebied.

 

uitgangspunten

·       Bij verdichting van het plangebied met woningbouw rekening houden met en inspelen op het gesignaleerde tekort aan duurdere huur/koopwoningen, woningen voor ouderen en grotere gezinswoningen.



·       Binnen de bestemming ‘woondoeleinden’ kunnen in het bestemmingsplan (voor delen van het plangebied) andere gebruiksfuncties worden mogelijk gemaakt, zolang de woonfunctie overwegend gehandhaafd blijft en geen sprake is van onevenredige hinder voor de omgeving.

 

II.5.2    Detailhandel

Winkelvoorzieningen zijn verspreid door het plangebied aanwezig (zie afbeelding 12). Concentraties in de vorm van buurtwinkelcentra bevinden zich aan de Hof van Delftlaan en Krakeelpolderweg. Het gaat hierbij om een supermarkt en enkele kleinere winkelvoorzieningen zoals bakker, slager, groenteman, drogist, postkantoor, etc. Een derde concentratie van winkelvoorzieningen ligt aan de Hugo de Grootstraat. Hier is niet zozeer sprake van een buurtwinkelcentrum, omdat het aandeel winkelvoorzieningen in de food-sector beperkt is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Buurtwinkelcentrum Hof van Delftlaan

 

In de detailhandelsnota “kennis van zaken” uit 1996 wordt gesteld dat door schaalvergroting in de foodsector de detailhandelsfunctie op buurtniveau onder druk komt te staan. Om de situatie in het bestemmingsplan niet teveel te verstarren en enige ontwikkelingsmogelijkheden toe te staan, krijgen de detailhandelvoorzieningen de bestemming ‘gemengde doeleinden’. Binnen deze bestemming worden op de begane grond de functies detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven/kantoren mogelijk gemaakt. De verdiepingen zijn bedoeld voor wonen. Zo houdt het plangebied voldoende mogelijkheden tot ontwikkeling, wanneer uit verschuivingen in de markt blijkt, dat winkelvoorzieningen niet langer functioneren. 

Grootschalige solitaire winkelvoorzieningen (zoals de vestiging van Albert Heijn aan de Ruys de Beerenbrouckstraat) worden als specifieke detailhandelslocatie bestemd.

 

uitgangspunt

·       De meeste detailhandel in het bestemmingsplan krijgt de bestemming ‘gemengde doeleinden’, waardoor enige ontwikkelingsvrijheid wordt gewaarborgd. Grootschalige, solitaire detailhandelvoorzieningen worden als ‘detailhandel’ bestemd.

 

II.5.3    Bedrijven en kantoren

Een van de hoofddoelstellingen van de gemeente is het scheppen van voldoende voorwaarden voor het bevorderen van de werkgelegenheid in Delft. De wijkeconomie wordt daarbij steeds belangrijker. Binnen de bestemming “woondoeleinden” kan hieraan tegemoet worden gekomen, door ook andere functies toe te staan. Voorwaarde is dat de bedrijven ook



vanuit milieutechnische overwegingen passen binnen het woongebied. Dit betekent dat bedrijven zijn toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2 en, onder voorwaarden, categorie 3.

In de huidige situatie zijn er verspreid door het plangebied kleinere bedrijven en kantoren gevestigd, overwegend in combinatie met de woonfunctie (afbeelding 12). Concentraties vinden we langs de Buitenwatersloot, Hugo de Grootstraat en Spoorsingel. Deze vestigingen worden in het bestemmingsplan opgenomen onder de bestemming ‘gemengde doeleinden’. Meer grootschalige bedrijfs- of kantoorvestigingen, niet in combinatie met wonen, worden als zodanig bestemd.

 

uitgangspunt

·       De momenteel aanwezige bedrijven/kantoren in het plangebied worden bestemd als “gemengde doeleinden”, voor zover er sprake is van een combinatie met wonen, of als “bedrijfsdoeleinden” of “kantoordoeleinden”, wanneer sprake is van zelfstandige vestigingen.

 

II.5.4    Horeca

Het beleid t.a.v. horeca in Delft is vastgelegd in de Horecanota (september 1994). Deze beleidsnota spitst zich met name toe op beleid voor de binnenstad. Voor het gebied buiten de binnenstad wordt in de nota verwezen naar het bestemmingsplan. Momenteel wordt een nieuwe Horecanota voorbereid. Ook hierbij zal de nadruk liggen op de binnenstad.

Horecavestigingen komen in het plangebied in beperkte mate voor (afbeelding 12). Het gaat dan om enkele buurtcafés een café-restaurant in het Agnetapark, enkele snackbars en enkele hotels. De aanwezige horecavoorzieningen worden in het nieuwe bestemmingsplan als zodanig bestemd. Nieuwe mogelijkheden voor horecavestigingen worden in het bestemmingsplan niet zonder meer mogelijk gemaakt. Uitbreiding van horecavestigingen in het plangebied wordt daarmee gekoppeld aan een zwaardere RO-procedure om daarmee inspraak van omwonenden en belanghebbenden zoveel mogelijk te garanderen. 

 

uitgangspunt

·       Horecavestigingen worden in het bestemmingsplan als zodanig bestemd. Nieuwe vestigingen van horeca zijn alleen mogelijk via een zwaardere RO-procedure.

 

II.5.5    Maatschappelijke voorzieningen

Onder deze noemer vallen verschillende functies. Voorbeelden van maatschappelijke functies zijn onderwijsfuncties, medische voorzieningen, kerken, buurthuizen, politie en brandweer (afbeelding 12).

Een concentratie van maatschappelijke functies wordt gevormd door het cluster van politie, brandweer en medisch centrum aan de zuidkant van het plangebied. Verder is in het plangebied momenteel een buurthuis aanwezig, in de Olofsbuurt. Met de ontwikkeling van een tweede buurthuis, op de locatie van het afgebrande buurthuis De Wending, is onlangs een start gemaakt. Andere maatschappelijke voorzieningen zijn kerken en scholen. De laatste jaren vinden hier nogal wat verschuivingen plaats. Zo zijn enkele kerken in het plangebied niet meer als zodanig in gebruik en zullen op korte of langere termijn worden herontwikkeld (meer hierover in hoofdstuk “Ontwikkelingslocaties”).

 

uitgangspunt

·       Maatschappelijke functies worden als zodanig in het bestemmingsplan bestemd.


II.6 Milieu

Milieuparagraaf

In de toelichting van het bestemmingsplan wordt een milieuparagraaf opgenomen. Een milieuparagraaf is wettelijk verplicht. In de milieuparagraaf wordt aangegeven wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. De milieuparagraaf bevat een aantal vaste componenten, zoals bodem, geluid, lucht, water en bedrijven. Hierin worden met name de restricties geformuleerd. Zo wordt in de milieuparagraaf opgenomen wat de geluidscontouren zijn van industrieterrein DSM en de spoorlijn en wordt aangegeven wat de gevolgen hiervan zijn voor eventuele ontwikkelingen in het gebied. Er zal een overzicht worden opgenomen van bedrijven in het gebied, gekoppeld aan een milieucategorie, etc.

 

Duurzaamheid

Daarnaast zijn er ook een aantal wensen op milieugebied. Duurzaamheid is een terugkerend begrip in de ruimtelijke ordening. Hoewel een conserverend bestemmingsplan minder mogelijkheden ter beschikking heeft hieraan invulling te geven dan een ontwikkelingsplan, zijn er toch enkele aandachtspunten, die met name in de toelichting van het bestemmingsplan een plek kunnen krijgen. Delft blijft actief duurzaam bouwen nastreven. Duurzaam bouwen is daarmee randvoorwaarde voor bouwen in Delft; vanaf het begin van het planproces tot en met de beheersfase. Dit betekent dat tijdens de bouw, bij het gebruik (onderhoud) en bij de sloop de schade voor het milieu tot een minimum beperkt moet blijven. Daarbij wordt uitgegaan van de Delftse duurzaam bouwenlijst, waarin naast een verplicht basisniveau aanvullingen vereist zijn. Sinds 1-1-2000 is in Delft de Verordening Duurzaam Bouwen van kracht voor nieuw te bouwen woningen.

 

Behalve in termen van duurzaam bouwen, krijgt “duurzaamheid” als algemeen begrip meer waarde, door in het bestemmingsplan het belang te onderschrijven van goede en directe fietsroutes, het stimuleren van openbaar vervoer, het handhaven/uitbreiden van groen en water, functiemenging en functiezonering, vergroten van de leefbaarheid, etc. In het voorgaande zijn deze zaken al aan bod gekomen. Ook t.a.v. deze aspecten zal de toelichting van het bestemmingsplan het belang in het kader van duurzaamheid onderstrepen.

 

uitgangspunten

·       In het bestemmingsplan wordt een milieuparagraaf opgenomen, die de huidige regelingen t.a.v. water, lucht, externe veiligheid, bodem, geluid, verkeer en groen beschrijft.

·       In de toelichting van het bestemmingsplan zal aandacht worden besteed aan uitwerking van het begrip ‘duurzaamheid’.

·       Sinds 1-1-2000 is in Delft de Verordening Duurzaam Bouwen van kracht voor nieuw te bouwen woningen.


III         Ontwikkelingslocaties

Zoals al in de inleiding is aangegeven, heeft het bestemmingsplan in hoofdlijnen een conserverend karakter. Dat betekent dat de bestaande situatie wordt vastgelegd. Er is gekozen voor een conserverend karakter omdat het gaat om een gebied met een lage ruimtelijke dynamiek. Dit wil echter niet zeggen dat sprake is van een statische situatie. De stad is altijd aan veranderingen onderhevig. Een bestemmingsplan moet daar op de juiste wijze op inspelen. Daarbij wordt een bestemmingsplan in principe vastgesteld voor 10 jaar. De ontwikkelingen die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, moeten redelijkerwijs binnen die 10 jaar te verwachten zijn.

 

In deze paragraaf worden enkele locaties besproken, waar op korte of iets langere termijn veranderingen zijn te verwachten en hoe e.e.a. in het bestemmingsplan zal worden geregeld.

 

* Buurthuis en kinderdagverblijf Westerkwartier

Momenteel ligt er een nieuwbouwplan voor een buurthuis en kinderdagverblijf aan de Raamstraat. Hiermee wordt vervangende nieuwbouw gerealiseerd voor het afgebrande buurthuis De Wending. Het bouwplan zal vooruitlopend op de totstandkoming van dit bestemmingsplan worden gerealiseerd, via een artikel 19-procedure. De verwachtte start bouw is augustus 2000. Aan het bouwplan heeft het “masterplan buurthuis Westerkwartier” ten grondslag gelegen. Uitgangspunt van het masterplan is dat met de nieuwbouw van buurthuis, kinderdagverblijf en de toekomstige woningbouw op de locatie van de Mattheuskerk de voor het Westerkwartier kenmerkende rasterstructuur verder wordt afgerond en de speeltuin als verbindende element centraal in het bouwblok een plaats krijgt.

De plannen voor buurthuis en kinderopvang kunnen integraal in het nieuwe bestemmingsplan worden overgenomen.

 

* Functieverandering Mattheuskerk

Samenhangend met bovenstaande ontwikkeling zal ook de locatie van de Mattheuskerk aan de Frank van Borselenstraat worden herontwikkeld. Deze kerk is al geruime tijd niet meer in gebruik. Het huidige bestemmingsplan beperkt de mogelijkheden van herontwikkeling van dit gebied, door aan de locatie de bestemming ‘maatschappelijke doeleinden’ te geven. Woningbouwvereniging Vestia heeft de kerk aangekocht. Herontwikkeling zal worden afgestemd op hetgeen beschreven is in het “Masterplan buurthuis Westerkwartier”. Hiertoe zijn enige ingrepen noodzakelijk, zoals het verleggen van de Frank van Borselenstraat. Onduidelijk is nog op dit moment of e.e.a. (financieel) haalbaar is. Afhankelijk van de planning zal in het nieuwe bestemmingsplan worden gekozen voor een directe bestemming of een wijzigingsbevoegdheid.

 

* Vestiging van de AH aan de Ruys de Beerenbrouckstraat

Ook de voormalige Openhofkerk op de hoek van Leeuwenlaan/Ruys de Beerenbrouckstraat heeft haar functie verloren. De kerk is aangekocht door Ahold Vastgoed en inmiddels gesloopt. De locatie van de kerk zal worden gebruikt voor een nieuwe vestiging van Albert Heijn in combinatie met woningen; de huidige winkelvestiging zal verdwijnen en plaats maken voor woningbouw, waarbij in het verlengde van de Laan van Altena eengezinswoningen worden gerealiseerd en op de hoek van de van Leeuwenlaan appartementen, bij voorkeur gecombineerd met een kinderdagverblijf. Afhankelijk van de planvorming op het moment van het opstellen van het bestemmingsplan wordt het nieuwbouwplan integraal in het bestemmingsplan opgenomen. Zijn de plannen hiervoor nog niet voldoende gevorderd, dan zal e.e.a met een wijzigingsbevoegdheid worden geregeld.

 

* Terrein vd Made

In het zuiden van het plangebied ligt het vd Madeterrein, waar momenteel een dependance van het Grotius is gevestigd. Vooral bij herontwikkeling van het spoorgebied is deze locatie interessant. De locatie is dan ook meegenomen in de stedebouwkundige studie die door architect Busquets is uitgevoerd. Voorlopig echter zal het Grotius college van het terrein gebruik blijven maken. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat hierin op afzienbare tijd verandering zal komen. Daarom is voor dit bestemmingsplan gekozen voor het vastleggen van de huidige situatie. Blijkt dat binnen de looptijd van het bestemmingsplan er toch wijzigingen nodig zijn, dan zal gebruik gemaakt moeten worden van een zelfstandige project procedure (artikel 19 lid 1 WRO).

 

* Nieuwbouw brandweer

Recentelijk is de planvorming gestart voor een nieuwe vestiging voor de brandweer op de huidige locatie aan de Westlandseweg/Krakeelpolderweg. Hierbij wordt uitgegaan van een combinatie met ongeveer 7000 m2 kantoren. Hoewel er nog geen definitief bouwplan verwacht wordt ten tijde van het ontwerp-bestemmingsplan is in een nota van randvoorwaarden en uitgangspunten wel e.e.a. vastgelegd, op basis waarvan het bestemmingsplan vorm kan krijgen (rooilijnen, bouwhoogte, etc).

 

* Kinderdagverblijf Meeslaan

Om tegemoet te komen aan het dringende tekort aan kinderdagverblijven wordt momenteel bekeken wat de mogelijkheden zijn van nieuwbouw van een kinderdagverblijf in het groengebied aan de Meeslaan. Hoewel concrete bouwplannen niet op korte termijn verwacht worden, kan in het bestemmingsplan met de mogelijkheid tot het vestigen van een kinderdagverblijf wel rekening worden gehouden.