· Het percentage stankgehinderden door wegverkeer is over heel Delft genomen licht afgenomen, het percentage gehinderden door stank van industrie is iets toegenomen.
· Het percentage geluidgehinderden is nagenoeg gelijk gebleven, behalve het aantal gehinderden door sirenes van hulpdiensten dat sterk is afgenomen.
· Het aantal milieuklachten is sterk toegenomen.
· Het ‘Plan van aanpak voor branden waarbij asbest vrij kan komen’ is vastgesteld. Het beschrijft procedures voor het optreden van de verschillende partijen bij asbestbranden.
· Er worden geen bindende normen voor externe veiligheid overschreden.
· In 1999 is het aantal bekende calamiteiten, milieudelicten en lekkages licht toegenomen.
beleid
Geen beleidsindicatoren voor het thema Hinder en Klachten.
doelgroepen
Geen beleidsindicatoren voor het thema Hinder en Klachten.
Kwaliteit
·
Stankgehinderden
Doelstelling
Landelijke doelstelling: het percentage stankgehinderden is
in 2000 gelijk aan dat in 1985 (12%). De provincie Zuid-Holland acht dit voor
het eigen beheersgebied niet haalbaar en heeft het maximale percentage
stankgehinderden voor 2000 gesteld op 17%.
(vervolg zie volgende pagina)
|
|
Resultaat
Bron: Spidi (Statistische en
Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft
Industrie
Met name in de drie noordelijke wijken van Delft (Voordijkshof, Binnenstad en Vrijenban) wordt hinder ondervonden van stank veroorzaakt door de industrie.
Ten opzichte van 1998 is de hinder in 1999 in Vrijenban (van
26 naar 22%) en de binnenstad (van 33 naar 29%) afgenomen en in Voordijkshof
(van 22 naar 33%) toegenomen. Over geheel Delft genomen ondervond in 1999 18%
van de huishoudens stankhinder van de industrie. In 1998 was dit 15%.
Verkeer
Het percentage stankgehinderden als gevolg van wegverkeer is
over heel Delft genomen in 1999 (12%) afgenomen ten opzichte van 1998 (14%). In
Vrijenban en Voorhof was de hinder relatief het grootst, in Tanthof en
Buitenhof het laagst. In Wippolder daalde de hinder opvallend sterk: van 22% in
1998 naar 13% in 1999.
Conclusie
Het percentage gehinderden door stank van wegverkeer is over heel Delft genomen licht afgenomen, het percentage gehinderden door stank van industrie is iets toegenomen, met name in Voordijkshof. Een mogelijk verklaring voor deze stijging is de melasse-lekkage van DSM Gist die in 1999 plaatsvond.
Een toetsing van de resultaten aan de landelijke of provinciale doelstellingen is niet mogelijk, omdat niet bekend is welk percentage van de bewoners hinder ondervindt van een of meerdere bronnen.
·
Geluidgehinderden
Doelstelling
Landelijke doelstelling: het percentage geluidgehinderden is in 2000 niet hoger dan in 1985. In het jaar 2010 is het percentage ernstig gehinderden 0%. Het gaat hierbij om gehinderden door een of meerdere bronnen.
Resultaat
Met behulp van een jaarlijkse enquete wordt het percentage gehinderden door geluid van zeven verschillende bronnen bepaald. In onderstaande tabel zijn de resultaten samengevat voor heel Delft. Aangetekend moet worden dat de resultaten van de jaren tot en met 1996 niet goed vergelijkbaar zijn met die van 1998 en 1999, vanwege een veranderde onderzoeksopzet.
|
1993 |
1994 |
1995 |
1996 |
1998 |
1999 |
sirenes hulpdiensten |
- |
- |
- |
10% |
22% |
12% |
vliegverkeer |
- |
- |
- |
10% |
9% |
9% |
wegverkeer |
- |
- |
- |
28% |
28% |
27% |
horeca |
- |
5% |
6% |
5% |
5% |
6% |
trein |
- |
9% |
10% |
10% |
6% |
8% |
industrie |
6% |
4% |
4% |
4% |
3% |
4% |
buren |
30% |
30% |
31% |
30% |
22% |
23% |
tram |
- |
4% |
5% |
- |
- |
- |
Bron: Spidi (Statistische en
Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft
De twee grootste bronnen van geluidoverlast zijn wegverkeer en buren. Een sterke daling is te zien in het percentage gehinderden door geluid van sirenes van hulpdiensten. Voor sommige bronnen bestaan grote verschillen tussen de wijken onderling. Dit geldt o.a. voor de gehinderden door geluid van vliegverkeer, wegverkeer en treinverkeer.
|
Bron: Spidi (Statistische en
Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft
|
Het percentage geluidgehinderden vanwege vliegverkeer is het grootst in Tanthof. In 1999 ondervond 23% van de huishoudens last van vliegverkeer. Dit percentage is sinds 1996 stabiel.
Bron: Spidi (Statistische en
Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft
Het percentage geluidgehinderden door wegverkeer is het grootst in Voorhof: 40%. Dit percentage is licht gestegen ten opzichte van 1998: van 37% naar 40%. Hinder vanwege wegverkeersgeluid vindt daarnaast vooral plaats in de wijken grenzend aan de A13, hoewel de ervaren in Wippolder aanzienlijk is gedaald (van 46% in 1998 naar 32% in 1999).
|
Bron: Spidi (Statistische en
Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft
In de wijken Voordijkshof, Voorhof en Tanthof wordt het meeste hinder van geluid van railverkeer ondervonden.
Conclusie
De percentages geluidgehinderden per bron blijven nagenoeg
gelijk, met uitzondering van de gehinderden door sirenes van hulpdiensten. De
landelijke doelstelling is niet goed te toetsen, omdat de beschikbare gegevens
het niet mogelijk maken te bepalen welk percentage van de bewoners hinder
ondervindt van een of meerdere bronnen.
·
Klachten
Doelstelling
Doelstelling gemeente: zo weinig mogelijk hinder van en, daaraan verbonden, zo weinig mogelijk klachten over stank, stof, lawaai of verontreiniging. Een maat voor de ervaren hinder is het aantal klachten.
Resultaat
|
Bron: Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond, milieuklachtentelefoon
Provincie Zuid-Holland, milieuklachtentelefoon
DSM Gist
Gemeente Delft, vakteam Milieuzorg
(In: Jaarboek Bestuursinformatie 2000, gemeente Delft)
In 1999 kwamen bij de verschillende klachtentelefoonnummers 679 klachten binnen over het Delftse milieu. De meeste klachten hebben betrekking op geluidoverlast: 358. Daarnaast werd er 291 keer geklaagd over luchtverontreiniging, waarvan 137 maal bij de klachtentelefoon van DSM Gist. In 1998 was het aantal geurklachten bij DSM Gist slechts 45. Oorzaak is waarschijnlijk de melasse-lekkage. De stijging van het totaal aantal klachten wordt hiernaast veroorzaakt door een stijging van het aantal klachten over geluidoverlast.
Conclusie
Het aantal klachten is in 1999 sterk toegenomen. Dit is niet geheel in overeenstemming met de cijfers over de ervaren hinder. Daaruit bleek dat bijvoorbeeld dat de ervaren geluidhinder nagenoeg gelijk gebleven was in 1999.
Asbestcalamiteitenplan
Op 14 september 1999 is door het college het ‘Plan van aanpak voor branden waarbij asbest vrij kan komen’ vastgesteld. Dit plan is opgesteld door een projectgroep bestaande uit medewerkers van de politie, de GGD, de sectie Bouw- en Woningtoezicht, de Brandweer en de afdeling Milieu. Het beschrijft procedures voor het optreden van de verschillende partijen met als doel de besluitvorming rondom asbestbranden te verbeteren. Dit moet resulteren in een efficiënt en effectief optreden en beoogt onnodige kosten en onrust bij het publiek te voorkomen. Het plan zal regelmatig op haar actualiteit worden bezien.
Besluit Risico’s
Zware Ongevallen
Op 19 juli 1999 is het landelijke Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO ’99) in werking getreden. Dit besluit is erop gericht de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen beter te beheersen. Met het in werking treden van het besluit, zijn er nieuwe regels van kracht geworden. Deze regels hebben betrekking op het preventiebeleid, de beheersing van risico’s van zware ongevallen, de informatievoorziening daarover door bedrijven en de behandeling en beoordeling van dergelijke informatie door het bevoegd gezag. De gemeente, de regionale en lokale brandweer en de Arbeidsinspectie moeten gezamenlijk inzicht verwerven in de mogelijke risico’s, toezicht houden op bedrijven en activiteiten ontplooien om de gevolgen van eventuele ongevallen te beperken. Om deze samenwerking in Delft gestalte te geven wordt in 2000 een werkgroep geformeerd waarin de gemeente, de regionale brandweer en de Arbeidsinspectie zijn vertegenwoordigd. In 2000 wordt tevens een eerste aanzet gegeven voor de uitvoering van BRZO ’99.
Herziening van de
route gevaarlijke stoffen
Op 1 augustus 1996 is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in werking getreden. Deze wet biedt mogelijkheden om wegen of weggedeelten aan te wijzen waarover gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De bestaande route van de gemeente Delft stamt uit 1992 en is gebaseerd op de regeling Vervoer over land van gevaarlijke stoffen. Deze route is per 1 augustus 1999 vervallen. De gemeenteraad dient voor 24 november 2000 een nieuwe route vast te stellen. In 1999 is een aanzet gegeven voor het bepalen en vaststellen van de nieuwe route gevaarlijke stoffen.
Beleid
·
Externe Veiligheid
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers. Het gaat hierbij om activiteiten die plaats vinden op het spoor, op de weg of bij bedrijven. Het beleid is geformuleerd aan de hand van de begrippen individueel risico en groepsrisico.
Het individueel risico van een activiteit is de kans dat er per jaar op een bepaalde plaats een continu aanwezig gedachte persoon die onbeschermd is, komt te overlijden. Het groepsrisico is de kans dat er per jaar in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Doelstelling
Landelijke doelstelling: kwetsbare bestemmingen komen niet voor op plaatsen waar het individueel risico groter is dan 1:1.000.000. Deze waarde is voor nieuwe situaties een grenswaarde en voor bestaande situaties een streefwaarde.
Voor het groepsrisico geldt dat de kans op een ongeval met 10 doden slechts 1:10.000 mag zijn, de kans op een ongeval met 100 doden 1:1.000.000, etc. Deze waarden zijn oriënterende waarden en gelden tot op een afstand van 200 meter van de activiteit met gevaarlijke stoffen.
Resultaat
Er zijn in Delft circa 50 woningen die niet aan de streefwaarde voor het individuele risico voor bestaande situaties voldoen. Deze woningen liggen in de nabijheid van een LPG-station. De situatie bestaat reeds een geruim aantal jaren. Het bedrijf voldoet aan de wetgeving.
Vanwege de dichte bebouwing dichtbij de A13 en het grootste gedeelte van het spoor wordt hier de oriënterende waarde (niet bindend) voor het groepsrisico overschreden.
Conclusie
Alhoewel geen bindende normen worden overschreden, wordt in het kader van de herziening van bestemmingsplannen onderzocht hoe het risico in de nabijheid van de spoorwegen en de rijksweg A13 verlaagd kan worden.
· Vervoer gevaarlijke stoffen
Doelstelling
Het Ministerie van VROM vraagt gemeenten in het kader van de monitoring van overheidsprestaties in het milieubeleid om informatie over de mate waarin in bestemmingsplannen rekening wordt gehouden met de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Resultaat
In 1999 waren er in totaal 32 bestemmingsplannen van kracht.
In circa 20 van deze plannen zouden bepalingen ten aanzien van het vervoer van
gevaarlijke stoffen relevant zijn. In twee bestemmingsplannen waren in 1999
daadwerkelijk dergelijke bepalingen opgenomen. Voor twee andere
bestemmingsplannen was dit in voorbereiding.
Conclusie
In bestemmingsplannen wordt in beperkte, maar toenemende mate rekening gehouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen.
·
Goedgekeurde EVR’s
Doelstelling
Op 19 juli 1999 is het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO ‘99) van kracht geworden. Op grond hiervan moeten twee bedrijven voor 19 juli 2001 een veiligheidsrapport (VR) indienen. Het Besluit Risico’s Zware Ongevallen uit 1988 verplichtte bedrijven te beschikken over een goedgekeurd extern veiligheidsrapport (EVR).
Resultaat
Geen van beide bedrijven heeft al een veiligheidsrapport ingediend. Voorheen moesten beide bedrijven een extern veiligheidsrapport indienen dat vijf jaar geldig was. Voor beide bedrijven is in 1997 een EVR vastgesteld.
Conclusie
Beide bedrijven voldoen aan de geldende wetgeving.
Doelgroep
·
Aantal incidenten
Doelstelling
Doelstelling gemeente: de schade aan het milieu als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen voorkomen of als dit niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperken.
Resultaat
Bron: Brandweer Delft
Er zijn drie soorten incidenten onderscheiden: 1) calamiteiten (ongelukken met direct gevaar voor het milieu); 2) milieudelicten (illegale dumping van gevaarlijke stoffen met direct gevaar voor het milieu) en 3) lekkages van gevaarlijke stoffen zonder direct gevaar voor het milieu (lekkages op vloeistofdichte vloer).
In 1999 vonden er twee calamiteiten plaats. Het betrof in beide gevallen een melasse-lekkage bij DSM Gist (op resp. 27 juli en 21 september). Er waren drie milieudelicten met direct gevaar voor het milieu. Een geval betrof een illegale dumping van XTC-afval langs de A13.
In 1999 werden er 14 lekkages gemeld. Gemelde lekkages komen van bedrijven met een automatische meldinstallatie of een meldprocedure. Het grootste deel van de bedrijven heeft geen van beide en lekkages met gevaarlijke stoffen die daar voorkwamen zijn zodoende niet bekend. Het aantal gemelde lekkages bij bedrijven geeft daarom een onvolledig beeld.
Conclusie
De aantallen calamiteiten, milieudelicten en lekkages zijn in 1999 licht toegenomen.
Kwaliteit
Geen kwaliteitsindicatoren voor het thema Milieurisico’s.