Mogelijke vormen van
Publiek Private Samenwerking voor de ontwikkeling van de spoorzone
1. Inleiding
NIB Consult BV heeft in de tweede helft van 1999 studie
verricht naar PPS-mogelijkheden voor de ontwikkeling van de Spoorzone. De
resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het vertrouwelijke rapport
“Verkenning van PPS mogelijkheden Spoorzone Delft (dd 8-11-99)”. Eind ’99 is
dit besproken in een besloten vergadering van de commissie Duurzaamheid resp.
Middelen & Bestuur. De voornaamste conclusie is dat het mogelijk moet zijn
om de spoorzone te ontwikkelen middels een PPS-constructie waarbij private
partijen een deel van hun opbrengsten beschikbaar zouden moeten stellen voor
het ondergronds brengen van het spoor. In het rapport worden aan de gemeente
Delft de volgende aanbevelingen gedaan:
1.
Betrek alle duurzaam belanghebbenden (investeerders,
gebruikers en overige) bij het spoorzone-project vroegtijdig bij de
planontwikkeling. Daardoor voelen zij zich serieus genomen en betrokken bij het
project. Schep en behoud draagvlak.
2.
Laat ruimte voor de creatieve inbreng van duurzaam
belanghebbenden bij het uitwerken van een flexibel en modulair stedenbouwkundig
ontwerp. Geef hen de ruimte om in te spelen op marktontwikkelingen.
3.
Organiseer een goede afstemming tussen de verschillende
stappen in het besluitvormingsproces: de stadsvisie, het bouwprogramma en de
projectprioritering.
4.
Organiseer een verkennings-PPS voor alle geďnteresseerde
duurzame investeerders. Zo geven zij hun commitment en creatieve inbreng voor
de optimalisatie van het spoorzone-project. In deze verkennings-PPS vindt
plaats: de verdeling van rollen en zeggenschap, definiëring van de scope van
het project, bepaling van de beleidsruimte voor de uitwerking van details en
planonderdelen en het onderzoek van de financiële haalbaarheid.
5.
Als de financiële haalbaarheid van het spoorzone-project via
PPS is aangetoond, is pas een passende PPS op te richten waarbij men rekening
houdt met de mix van functionele, technische, commerciële en
politiek-bestuurlijke eisen.
Een belangrijke randvoorwaarde voor de vormgeving van een PPS voor de spoorzone is het commitment van betrokken publieke partijen. De besprekingen hierover kunnen binnenkort (medio 2001) afgerond worden; de publieke partijen (ministeries V&W, VROM, Financiën, stadsgewest Haaglanden, provincie Zuid-Holland en Delft) gaan dan een procesovereenkomst aan. Dit heeft dan ook als gevolg dat deze publieke partijen (via een daartoe in te stellen stuurgroep) gezamenlijk de regie zullen voeren voor de totstandkoming van de PPS. In het document ‘Ontwikkeling Spoorzone: procesplan en procesplanning’ van de Directie Programma’s en Projecten wordt geschetst hoe via stappen als op te stellen bestuurlijke uitgangspunten, selectie van private partijen, de met hen te sluiten intentie-overeenkomst (2002), later te volgen door een samenwerkingsovereenkomst en een realiseringsovereenkomst (2003) de PPS geformaliseerd kan worden. Een van de te onderzoeken onderwerpen in het komend half jaar is welke bestuursvorm de PPS gaat krijgen. De mogelijkheden daarvoor zijn legio, met deze notitie wordt daar enige ordening aan aangebracht.
2. De betekenis van Publiek
Private Samenwerking
Publiek
Private Samenwerking is een middel om een vooraf gesteld doel te bereiken. PPS
zelf kan
nooit het ultieme doel zijn. De belangrijkste voorwaarde is dat het gezamenlijk
optreden van partijen leidt tot meerwaarde, met andere woorden dat partijen
samen tot betere resultaten of lagere kosten komen dan wanneer zij afzonderlijk
zouden. Aan een PPS worden de volgende kenmerken verbonden:
q
Een niet vrijblijvende interactie tussen overheden
(gemeente, provincie en rijk) en private partijen in een organisatorisch
samenwerkingsverband,
q
Met risico dragende inbreng van eenieder,
q
Een evenredige verdeling (op basis van investeringsdeelname
en risico’s) van zeggenschap en opbrengsten,
q
Gericht op synergie bij de gezamenlijke ontwikkeling
(ontwerp, exploitatie, bouw)
q
Met zowel maatschappelijke als commerciële doelstellingen,
q
Met behoud van eigen identiteit en verantwoordelijkheden van
de partners
Voor de gemeente Delft heeft het opzetten van een PPS voor het
spoorzone-project consequenties, de gemeente zal:
q
langdurige contracten moeten aangaan (doorlooptijd 20 jaar),
q
medezeggenschap van andere (private) partijen moeten
accepteren op terreinen waar de gemeente normaal het alleenrecht heeft
(bijvoorbeeld in de bestemmingsplan procedure),
q
eerder en duidelijk moeten beslissen op hoofdlijnen (op
momenten die ook door derden meebepaald worden),
q
beleidsruimte gunnen aan private partijen bij de technische
uitwerking van de gezamenlijk vastgestelde hoofdlijn
3. Organisatievorm van de PPS
Over mogelijke organisatievormen van Publiek Private Samenwerking bestaat een indrukwekkende
hoeveelheid literatuur. In de praktijk zijn
PPS-modellen complex van aard. De PPS-constructie is altijd maatwerk,
afhankelijk van het project, de situatie en de belanghebbenden. Een PPS werkt
totaal anders dan de traditionele
aanpak bij gebiedsontwikkeling
(de overheid verwerft gronden, maakt deze bouwrijp en geeft deze uit; en
draagt alle risico’s tot het moment van gronduitgifte) of bij infrastructuurprojecten
(waarbij de overheid zowel het planningsproces als het ontwerp stuurt).
Bij PPS-en is sprake van twee hoofdvormen, t.w. de joint venture of het concessiemodel.
Deze termen karakteriseren de betekenis al.
Bij een joint venture staat het samenwerkingsverband centraal. Betrokken partijen gaan gezamenlijk op pad, dragen samen de risico’s, maar hebben ook volledige zeggenschap. Kiest men voor een joint venture dan is het zaak goede afspraken te maken over wie welke risico’s draagt.
En bij de concessie wordt het complete project
uitbesteed aan private partijen; de zeggenschap komt dan tot uitdrukking via de
reguliere overheidsprocedures als opstellen bestemmingsplannen, verstrekken
verschillende soorten vergunningen etc..De risico’s voor de projectontwikkeling
liggen bij de betrokken private partijen. (Daar wordt door middel van een
risico-opslag door deze ondernemingen ook wel rekening mee gehouden). Kiest men
voor een concessie dan is het raadzaam aan de voorkant van het proces dmv
randvoorwaarden danwel een Programma van Eisen richting te geven aan de
inhoudelijke uitwerking.
3.1 Joint venture en concessie
A. Joint venture
A1. Joint
venture met gezamenlijke rechtspersoon
De overheid en de marktpartijen
richten gezamenlijk een ontwikkelingsmaatschappij op. De publieke en private
partijen nemen beide aandelen in de joint venture. De gronden binnen het
plangebied worden aan de ontwikkelingsmaatschappij overgedragen. De ontwikkelingsmaatschappij
is verantwoordelijk voor het bouw- en woonrijp maken, de gronduitgifte en de
bouwactiviteiten. De partners in de ontwikkelingsmaatschappij dragen
gezamenlijk de risico’s.
A2. Joint
venture bij overeenkomst
De planvorming en de inschatting
van de haalbaarheid alsook de kosten worden gedeeld tussen publieke en private
partijen die bereid zijn zich te committeren. Daarmee kunnen zij een grote
invloed op de planvorming en variantenafweging krijgen. Zij doen echter
volledig voor eigen risico mee, waarbij het voor de hand ligt dat bij het niet
kiezen van varianten, sommige partijen zullen afvallen. Indien en voor zover de
overheid en private partijen in de loop van het planproces met de vooropgezette
doelstelling ook daadwerkelijk nader tot elkaar komen, zal in juridische zin de
mate van vrijblijvendheid voor elke betrokken partij afnemen.
Aangezien de overheid nimmer op voet van private partij kan en mag opereren, zal zij zich er steeds van bewust moeten zijn of en wanneer sprake is van juridische binding of een verplichting harerzijds om claims van joint venture partners te honoreren. Doorgaans worden bij joint venture PPS-en eerst contracten afgesloten die in beginsel de rechten en verplichtingen van de samenwerkende partijen behelzen. Bij dat contracteren geldt voor de overheid dat zij daarbij het publiekrecht, in het bijzonder het bestuursrecht in aanmerking moet nemen. Uitwerking van het plan tot op projectniveau betekent dan realisatie en/of exploitatie bij voorrang door de partners die zich committeerden in de PPS op planniveau. Daarmee wordt de selectie van partijen, al dan niet via een vorm van tendering, en het gunnen van het contract en/of samenwerken in een rechtspersoon, alsmede de daarbij vereiste zorgvuldigheid van groot belang.
B. Concessie
B1.
Concessie via exploitatie overeenkomst
De overheid stelt randvoorwaarden
aan de private ontwikkeling van een locatie, bijvoorbeeld via een
exploitatieovereenkomst. De marktpartijen zijn vervolgens verantwoordelijk voor
bouw- en woonrijp maken, de uitgifte van grond en het bouwen. De overheid loopt
in dit model de minste risico’s.
B2. Concessie via (op Programma van Eisen en randvoorwaarden gebaseerde) aanbesteding
De overheid stelt een programma
van eisen op en formuleert haar randvoorwaarden. Verschillende consortia van
private partijen bieden op het ontwerp, de bouw en exploitatie van een
(eventueel nog te kiezen!) infrastructuuroplossing. De overheid verplicht zich
via een inhoudelijk, organisatorisch en financieel uitgewerkte voor eenieder
kenbare openbare aanbestedingsprocedure tot selectie van één van de consortia.
Het gekozen consortium verplicht zich na nadere onderhandelingen en wederzijdse
aanvaarding van het overeengekomene tot uitvoering van de uiteindelijk vast te
stellen oplossing op turn-key-basis. Bij een concessie springt de relatie
tussen de door de private partij op zich genomen resultaatsverplichtingen en de
door haar beheersbare risico’s in het oog. Een en ander uit
zich in de bepalingen over de
niet-nakoming. Bedacht dient te worden dat het bij een dergelijke PPS niet
alleen gaat om resultaatsverplichtingen aan de zijde van de private partijen,
maar dat de desbetreffende overeenkomst(en) tevens cruciale bepalingen bevat(ten)
over het presteren aan overheidszijde waarvan het private handelen afhankelijk
wordt gesteld.
3.2 Variaties op dit PPS-thema
Een mogelijk samenwerkingsmodel
voor het Spoorzoneproject kan zijn een combinatie van een joint venture (A1: de ontwikkelingsmaatschappij) voor de
ontwikkeling van de spoorzone met een of meerdere concessies (B2) voor
verschillende delen uit het plan. Een van de concessies betreft dan de
noodzakelijke Europese aanbesteding van de bouw van de tunnel.
Hier zijn nog verscheidene
varianten in denkbaar:
I In bijlage I zijn de kenmerken geschetst van de mogelijke vormgeving van een ontwikkelingsmaatschappij als moedervennootschap met een aantal dochtervennootschappen voor specifieke plandelen: hierbij kan gedacht worden aan de bouw van de tunnel zelf, en de bovengrondse plangebieden (vergelijk de door Busquets onderscheiden 10 fasen in het totale bouwproject, eventueel nader te clusteren). Ook voor de bovengrondse infrastructuur, wegen/ontsluiting, openbare ruimte zou evt. een afzonderlijke PPS ingesteld kunnen worden. De moedermaatschappij zorgt daarbij voor coördinatie, planning en financiering. Realisatie geschiedt via de dochtervennootschappen.
II Een eerste variant hierop is de oprichting van een totale PPS, waarin alle publieke en private partijen deelnemen. De planontwikkeling, aankoop gronden, bouw infrastructuur, grondexploitatie, vastgoed-/projectontwikkeling, onderhoud, financiering en exploitatie geschiedt volledig vanuit deze PPS.
III En een tweede variant is de oprichting van afzonderlijke vennootschappen. En daarnaast een centrale PPS voor de procesplanning.
IV Ook combinaties als bijvoorbeeld een PPS in de vorm van model I en een aantal ‘losse’ PPS-en volgens model III zijn denkbaar. Zo zou bijv. voor de plandelen waar een relatief gering bedrag aan opbrengsten voor de ondertunneling gegenereerd moet worden een PPS direct tussen betrokken partijen los van de moedermaatschappij opgericht kunnen worden.
De hier geschetste mogelijkheden zijn ook onderwerp van studie geweest in het verkennen van
mogelijkheden voor een PPS-constructie voor de aanleg van een nieuw tracé voor
de N201. Net als bij de Spoorzone gaat het bij de N201 om de aanleg van
infrastructuur (een nieuw tracé) en gebiedsontwikkeling in de omgeving van deze
infrastructuur (over de grenzen van verschillende gemeentes!). Men heeft daar
in principe gekozen voor het in deze notitie genoemde model I. Argumenten
daarvoor waren o.m.
- De
inbreng van partijen kan toegespitst worden op onderdelen van het plan
- De verbondenheid tussen het belang van de
aanleg van de infrastructuur en de gebiedsontwikkeling is helder
- Synergie
in het bereiken van oplossingen
- Een
duidelijke centrale doelstelling, die bewaakt wordt door de moedermaatschappij
- Er ontstaat aldus een overlegplatform voor
afstemming van de deelbelangen en er is sprake van een gecoördineerde
ontwikkeling
- De totale
opzet is transparant
- Optimale inbreng private partners
- Juiste
risico’s bij de juiste partijen
Wat voor de Spoorzone Delft een haalbare/gewenste PPS-vorm
is zal in de komende maanden in eerste aanleg met de betrokken publieke
partijen afgestemd moeten worden. De voor de N201 verkozen oplossing lijkt
echter zeker interessante aanknopingspunten te geven.
Overigens heeft ook een aantal private partijen zich
inmiddels aangemeld om mee te denken/doen met de ontwikkeling van een PPS.
Het ligt in de bedoeling om in juni 2001 met een aantal
deskundigen op persoonlijke titel een brainstorm te organiseren om vanuit een
ieders specifieke kennis en ervaring ideeën te verkrijgen voor het vormen van
een PPS.
4. uitgangspunten en vraagstelling nadere uitwerking
Uitgangspunten
In het verlengde van de NIB-studie
van eind ’99 wordt voor de PPS-Spoorzone uitgegaan van de volgende kenmerken:
¨
Beperk het aantal PPS partners (maximaal 7).
¨
Betrek partijen met een duurzaam belang en een navenante
tijdhorizon.
¨
Doorlooptijd PPS is 20 jaar (ontwerp, bouw, exploitatie,
financiering en onderhoud).
¨
Natuurlijke PPS-partners in de spoorzone zijn:
Rijkswaterstaat, NS-vastgoed en de gemeente Delft. Natuurlijke PPS-partners
hebben in het project een grondpositie, financiën of onmisbare kennis. De
genoemde natuurlijke PPS-partners kunnen dan aangevuld worden met ondernemingen
vanuit de bouw, projectontwikkeling en financiering.
Vraagstelling nadere uitwerking
In het kader van de voorbereiding van de PPS zullen in eerste aanleg de volgende
concrete vragen uitgewerkt moeten worden:
1.
Wat zijn de kosten van de te bouwen tunnel en welke
aantoonbare efficiency winsten zijn er te behalen door de combinatie van
gelijktijdig onder- en bovengronds ontwikkelen ? Welke opbrengsten kunnen
vanuit de bovengrondse ontwikkeling gegenereerd worden?
2.
Wat is de meest wenselijke vormgeving van de PPS:
a) Wat is de taak van de PPS?
b) Hoe wordt de PPS organisatorisch
vormgegeven (per deelgebied, per functie en/of een overkoepelende PPS) ?
c) Welke grondslag heeft de PPS (Joint
venture, concessie of een combinatie)
d) Wie zijn de mogelijke partners ?
e) Hoe wordt in de PPS omgegaan met de
Europese aanbestedingsregels ?
f)
Hoe wordt de zeggenschap in de PPS verdeeld ?
g)
Wat is de noodzakelijke mandatering en
beslissingsbevoegdheid van de PPS organisatie ?
g) Hoe vindt de verdeling tussen de
risico’s en rendementen (zowel markt- als publiek rendement) plaats ?
h) Hoe wordt de PPS gefinancierd (eigen
& vreemd vermogen, subsidie) ?
i) Welke juridische vorm heeft de PPS
(BV/NV in combinatie met contracten?)?
5. Advies
In het raadsvoorstel en de beleidsnota m.b.t. de ontwikkeling van de spoorzone, die in juni 2001 behandeld worden in commissie en raad kan in dit stadium van het proces volstaan worden met kennisgeving van de verschillende vormen van Publiek Private Samenwerking, met het voorstel akkoord te gaan met de aangegeven uitwerkingsrichting. Zoals in het voorafgaande is beschreven kan een mogelijk samenwerkingsmodel voor het Spoorzoneproject een combinatie zijn van een joint venture voor de ontwikkeling van de spoorzone met een of meerdere concessies voor verschillende delen uit het plan. Dit zal verder afgestemd en uitgewerkt moet worden met de betrokken publieke partijen resp. de natuurlijke partners voor de PPS. De in §4 geformuleerde uitgangspunten en vraagstellingen zijn richtinggevend voor de verdere uitwerking.
Bijlage I: Een vennootschap voor de ontwikkeling van de
Spoorzone
Bijlage II: Europese
aanbesteding
Moeder
en dochters |
Uitgangspunt is dat voor de kern van het project de aanleg
van de tunnel, Delft Centraal een centrale PPS wordt ingericht, terwijl voor
de diverse aanpalende gebieden aparte dochtermaatschappijen worden opgericht.
Zowel publieke als private partijen zijn aandeelhouder van decentrale PPS.
Per dochtermaatschappij kunnen verschillende/andere partijen in combinatie
met de publieke partij(en) participeren. De moedermaatschappij zorgt voor
coördinatie, planning en financiering. De aanleg van de tunnel kan via een
aparte dochter dan wel als project in de moeder. In aanvulling hierop evt.
een aparte dochter voor bovengrondse infrastructuur (wegen, kunstwerken).En
daarnaast dus de dochtermaatschappijen voor de deelgebieden.Tussen moeder en
dochters wordt een afdrachtregeling afgesproken als bijdrage in de kosten van
de tunnel.. |
Stappenplan |
1.
Convenant publieke partijen 2. Opstellen criteria private partijen:
Participatiememorandum 3.
Selectieproces private partijen: van globaal naar
fijn 4.
Onderhandelingen en uitwerking (ook op basis
gedeelde financiële prognoses 5.
Opstellen samenwerkingsovereenkomst: met afspraken
over de aanbestedingsvorm 6.
Oprichting PPS moedermaatschappij 7.
Oprichting dochtermaatschappijen voor de diverse
onderdelen van het project Voor dit stappenplan ca 1 a 1.5 jaar uittrekken. |
Criteria
private partijen |
a)
Soort (bouwer, projectontwikkelaar, financier,
grondeigenaar b)
Welke financiële inbreng c)
Kwaliteit en financiële kracht d)
Mate zeggenschap e)
Bereidheid en ervaring om in PPS samen te werken. |
Profitsharing |
Koppeling tussen opbrengst gebiedsontwikkeling en de
bekostiging van de tunnel |
Juridische
structuur |
De vorm kan bijv. zijn een moeder-NV met aandeelhouders en
een Raad van Commissarissen, en dochter-BV’s met hun eigen aandeelhouders
(waaronder de moedermaatschappij). |
Aanbesteding |
Hoeft in PPS niet Europees als de vennootschap voor niet
meer dan 50% door de overheid gefinancierd wordt en het bestuurlijk aandeel
van de overheid niet meer dan 50% is. Op moment van selectie private partners
in de moeder en de evt. dochter PPS voor de tunnel (en bovengrondse
infrastructuur?) Europees aanbesteden. |
Contractvormen voor
opdrachten vanuit de PPS |
a)
Traditioneel aanbesteden op basis van ontwerp/PVE.
Na aanleg evt. contract voor onderhoud sluiten. Overheid is opdrachtgever en
zorgt voor financiering. b)
Innovatief, in vroeg stadium private partijen
betrekken, bijv. *
Design Build contract (ontwerp en aanleg wordt in 1
keer uitbesteed) * Design Build Maintain contract (+ onderhoud ) c)
Concessiemodel, waarbij ontwerp, aanleg,
onderhoud/beheer en financiering (Design, Build, Maintain, Finance) 1 pakket
worden uitbesteed aan private partijen. De overheid sluit met hen een
contract voor een langere periode. |
Bijlage II:
Europese aanbesteding
Europees aanbesteden is uitgangspunt bij opdrachten van de overheid. Het doel van de Europese richtlijnen voor aanbesteding is immers het bevorderen van een open markt en een eerlijke concurrentie. Private organisaties zijn vrij in het kiezen van een aanbestedingsvorm.Onderstaand overzicht geeft aan welke procedures gelden bij Europese aanbesteding:
Nr. |
Soort procedure |
Kenmerk |
Minimale termijn |
Algemeen toepasbaar? |
1 |
Openbaar |
Geen voorselectie: direct |
52 dagen |
Ja |
2 |
Niet openbaar |
Voorselectie; min. 5 geselecteerde bedrijven |
77 dagen |
Ja |
3 |
Onderhandeling met voorafgaande bekendmaking |
Voorselectie; onder- handeling met 1 of meer aanbieders
naar keuze |
37 dagen + onderhandelings-termijn |
Ja, op grond van art. 7 lid 2 |
4 |
Onderhandeling zonder voorafgaande bekendmaking |
Voorselectie; onder- handeling met 1 of meer aanbieders
naar keuze |
Geen termijnen |
Ja, op grond van art. 7 lid 2 |
5 |
Prijsvraagvarianten van voorafgaande procedures |
Open of voor-selectie. Alleen voor diensten. Kwaliteit
doorslaggevend |
Termijnen afhankelijk van basisprocedure |
Nee |
6 |
Versnelde procedure |
Spoedeisend belang |
12 dagen |
Nee |
Toepasbaarheid
Procedures 1 en 2 zijn het meest gangbaar. Onderhandelen is
niet toegestaan.
De onderhandelingsprocedures 3 en 4 kunnen alleen in
bijzondere omstandigheden worden toegepast, bijvoorbeeld in de situatie als het
om aanbesteding van werken gaat waarvan de aard en de onzekere omstandigheden
een vaststelling van de totale prijs vooraf niet mogelijk maken.
De prijsvraagvariant kan alleen bij ‘diensten’ toegepast
woorden, bijvoorbeeld gericht op het ‘beste’ plan of ontwerp.
De spoedeisende procedure is slechts bij hoge uitzondering
toepasbaar.
De PPS-vennootschap en Europees aanbesteden
Op moment van selectie private partners in de
moedervennootschap Europees aanbesteden!
Indien de PPS –vennootschap opdrachten verstrekt zijn deze
in beginsel niet gebonden aan het
Europese aanbestedingsrecht, mits deze vennootschap voor niet meer dan 50% door
de overheid wordt gefinancierd en het bestuurlijk aandeel van de overheid ook
niet meer dan 50% bedraagt.
Indien echter deze PPS-vennootschap tevens publieke functies
gaat verrichten (aanleg infrastructuur) dan dienen deze publieke onderdelen in
beginsel openbaar te worden aanbesteed en wel op het moment dat de overheid een
private partner voor de vennootschap selecteert.
Indien de PPS-vennootschap alleen private functies verricht dan is een aanbestedingsplicht bij selectie van een private samenwerkingspartner niet aan de orde.