Oeverplan Delft

Nota voor de realisatie van natuurvriendelijke oevers

 


1. Inleiding en context. 4

Integraal waterbeheer. 4

Ruimte voor de Natuur. 4

Duurzaamheidsplan. 4

Waterplan Delft. 4

Ecologische Hoofdstructuur. 6

Waterkansenkaart. 6

Oeverplan. 7

2. Werkwijze. 8

Integraal. 8

Draagvlak. 8

Ambitieniveau. 10

Evaluatie. 11

Prioriteitsstelling.. 11

3. Planvorming.. 15

4. Budgetverdeling en Tijdsplanning.. 16

Basisbudget natuurvriendelijke oevers. 16

Aanvullende financiering.. 16

Tijdsplanning.. 17

5. Beheer en Onderhoud. 18

Aanbevelingen voor het schonen van natuurvriendelijke sloten en watergangen. 18

Aanbevelingen voor het maaien van natuurvriendelijke oevers en watergangen. 19

Aanbevelingen voor het baggeren van natuurvriendelijke sloten en watergangen. 19

6. Evaluatie. 20

Literatuurverantwoording: 20


1. Inleiding en context

 

Het beheer van het  water heeft in de afgelopen 10 jaar een belangrijke vernieuwing doorgemaakt. Met de ‘Derde Nota Waterhuishouding’ uit 1989 is het zwaartepunt ten aanzien van het waterbeheer verschoven. Water wordt niet meer primair als een bedreiging voor ons waterrijke land gezien maar steeds meer als een integraal onderdeel van ons leefmilieu.  Water is, drinkwater, vaarweg, recreatiegebied,  natuurgebied, en primaire voorwaarde voor leven.  Verstedelijking, verontreiniging, klimatologische veranderingen en het verlies van natuur en ecologische samenhang zijn slechts enkelen van de problemen die deze functies bedreigen. De wijze waarop in het verleden getracht is om deze bedreigingen op te lossen is in veel gevallen ook de oorzaak van de problemen waar we aan het begin van de 21ste eeuw voor staan.

 

Integraal waterbeheer

Door dit besef heeft de gesegmenteerde aanpak van het waterbeheer plaats gemaakt voor een integraal denken en handelen. Dit ‘Integrale Waterbeheer’ is inmiddels doorgedrongen tot alle bestuurslagen van Nederland die zich bezig houden met waterbeheer. In de ‘Vierde Nota Waterhuishouding’ (NW4) is de verplichting van gemeenten en waterschappen vastgelegd om een gezamenlijke en integrale visie op het water in de stad te ontwikkelen. Belangrijke aandachtspunten zijn:

 

 

Ruimte voor de Natuur

De gemeentelijke nota ‘Ruimte voor de Natuur’ uit 1994 is het vigerende beleidsplan voor de ecologische ontwikkeling in Delft. Deze nota richt zich niet alleen op het water maar op alle aandachtsgebieden voor de natuurontwikkeling in de stad.  Ook in deze nota wordt het water, met aangrenzende groenstroken, gezien als een belangrijke drager van de ecologische hoofdstructuur.  Voor de ontwikkeling van een duurzaam ecologisch watersysteem in Delft wordt vooral gewezen op de ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers.  Vooral in die gebieden van de ecologische hoofdstructuur waar water, oevers en groenstroken samenvallen, liggen goede kansen voor ecologische ontwikkelingen. Ten aanzien van de inrichting en het beheer worden o.a. de volgende aanbevelingen gedaan:

 

 

Duurzaamheidsplan

De gemeente Delft streeft naar een duurzame stedelijke ontwikkeling. Daartoe is het Duurzaamheidsplan Delft 2000 - 2003 (3D) opgesteld. Eén van de hoofdthema’s in dit plan is het thema  ‘Water en ecologie’. Vanwege de complexiteit en behoefte aan integratie en afstemming is los van het Duurzaamheidsplan een integraal plan opgesteld voor het waterbeheer in Delft: het Waterplan Delft, ‘Een blauw netwerk’.

 

Waterplan Delft

De integrale visie van de gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland ten aanzien van het waterbeheer is vastgelegd in het ‘Waterplan Delft, ‘Een blauw netwerk’. Voor de gemeente Delft vormt het Waterplan het instrument om een overgang naar duurzaam stedelijk waterbeheer te realiseren. Vanuit een integrale visie op duurzaam stedelijk waterbeheer en rekening houdend met de specifieke situatie in Delft (kansen en knelpunten) beschrijft het Waterplan de ambities en doelstellingen voor de Delftse wateren op de lange termijn. Tevens geeft het Waterplan aan waar in de periode tot 2003 met voorrang aan gewerkt gaat worden en welke kosten daarmee zijn gemoeid.

Voor het Hoogheemraadschap van Delfland geldt dat het Waterplan bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen uit het Waterbeheersplan 1999 - 2003.

In het Waterplan wordt water gezien als leidend beginsel voor een duurzame stedelijk ontwikkeling. De zorg voor een duurzaam watersysteem met  een goede waterkwaliteit, dat rijk is aan planten en dieren, staat hierin centraal. Enkelen van de in het Waterplan voorgestelde maatregelen zijn:

 

 

De voorgestelde maatregelen vragen om nadere uitwerking en concrete uitvoering. In het Waterplan Delft is uitdrukkelijk opgenomen dat 20 % van de oevers in Delft natuurvriendelijk zal moeten worden ingericht. Hiervoor is 9 ton beschikbaar gesteld vanuit de zomernota 2000. De integrale benadering eist dat de aanbevelingen en maatregelen van het Waterplan worden meegenomen in de planvorming van alle bij het waterbeheer betrokken vakteams. Het plan van aanpak voor de realisatie van natuurvriendelijke oevers is dit Oeverplan.


Ecologische Hoofdstructuur

Min of meer parallel aan het Oeverplan wordt de nota ”Ecologische Hoofdstructuur” voorbereidt. In dit project worden de mogelijkheden ter verbetering van de Ecologische Hoofdstructuur in Delft beschreven. Vanuit het integrale denken is het belangrijk dat het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur  aansluit bij de maatregelen uit het Integraal waterbeheer (IWB) en het oeverplan (2001). Met name waar de nadruk ligt op een natuurvriendelijke inrichting van watergangen en de ontwikkeling van een natuurvriendelijk beheerplan voor oevers en kaden. In het kader van het Waterplan 2000 en het duurzaamheidplan van de gemeente zal in het project Ecologische Hoofdstructuur de rol van water als cultuurgoed, belevingsgoed en natuurgoed verder worden uitgewerkt in relatie tot de ecologie. Het doel is een blauwgroen netwerk te creëren met optimale kansen voor organismen om te leven en zich te verplaatsen en om de stad leefbaar te maken en te houden. De beoogde resultaten van het project Ecologische Hoofdstructuur zijn:

·       een concreet, uitvoerbaar en haalbaar plan;

·       water en ecologie integraal bij renovatie, herinrichting en beheer;

·       water en ecologie als ordenend principe;

·       een relatie tussen watersystemen en de ecologische hoofdstructuur van Delft

 

Waterkansenkaart

Vanuit de commissie waterbeheer 21e eeuw is de stelling ‘Geef water de Ruimte’ gedeponeerd. Het kabinet heeft dit advies overgenomen in het beleidsstuk ‘Anders omgaan met water’ Ook de vijfde nota Ruimtelijke Ordening geeft nadrukkelijk aandacht aan de claim die waterbeheer op de ruimte legt. Een ombuiging van het beleid van reageren naar anticiperen op problemen als klimaatsverandering en zeespiegelstijging  betekent dat we water langer vast moeten houden en bergen voordat het afgevoerd wordt naar zee. Deze ruimtelijke claim betekent voor de ruimtelijke ordening dat het water een  belangrijke ordenend principe wordt. Hierdoor zullen gemeenten, de beheerders en inrichters van onze ruimte, voortaan een waterparagraaf in hun bestemmingsplannen opnemen. Het gaat daarbij niet alleen om het houden van droge voeten maar ook om het vergroten van de kwaliteit en de belevingswaarde van water in de leefomgeving. Met het project ‘Waterkansenkaart’ van het Hoogheemraadschap Delfland is een initiatief genomen om, samen met de provincie en betrokken gemeenten, de mogelijkheden (kansen) om dit beleid te effectueren in een kaart te brengen. Hoewel het eindproduct, de waterkansenkaart, nog niet gereed is, is het wel belangrijk om nu al op de voorlopige bevindingen daarvan aan te sluiten. Enerzijds om te voorkomen dat een vanuit het oeverplan gerealiseerde natuurvriendelijke oever vrijwel direct weer op de schop moet om de maatregelen uit de waterkansenkaart te realiseren. Anderzijds omdat er vanuit de waterkansenkaart aanvullende financiële middelen beschikbaar komen waardoor de gemeenschappelijke doelstellingen waarschijnlijk beter te realiseren zijn. In de planvorming zal daarom, voor zover bekend, rekening gehouden worden met de te verwachten maatregelen uit de waterkansenkaart. Voor locaties waar veel maatregelen vanuit de waterkansenkaart te verwachten zijn, is het waarschijnlijk beter om met de planuitwerking te wachten tot deze wat concreter zijn geformuleerd. Deze locaties zijn daarom wat meer naar achter in de planning opgenomen.


Oeverplan

Zoals uit voorgaande mag blijken zijn alle betrokken partijen het er over eens dat er bij het beheer van oevers en kades veel kansen liggen om de visies en doelstellingen van de genoemde beleidsstukken te realiseren. De ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers geeft een grote bijdrage aan de ontwikkeling van een duurzaam ecologisch watersysteem. De realisatie van natuurvriendelijke oevers leidt primair tot een grotere soortenrijkdom van flora en fauna. Natuurvriendelijke oevers zijn echter ook interessanter voor recreatief gebruik, dragen bij aan een verhoging van de waterkwaliteit en verhogen de mogelijkheden voor buffering van schoon water. Dit oeverplan is het plan van aanpak om de doelstelling uit het waterplan, om voor 2003,  20 % van de oevers in Delft natuurvriendelijk in te richten, te effectueren.

 

2. Werkwijze

 

Integraal

De veelheid aan beleidsnotities en plannen die zich op enigerlei bezig houden met de oevers, kades en aangrenzende groengebieden maakt direct duidelijk dat het opstellen van een oeverplan voor de realisatie en het beheer van natuurvriendelijke oevers alleen via een integrale benadering tot stand kan komen. Deze integrale benadering vereist een goed inzicht in de onderlinge relaties en verbanden tussen de afzonderlijke plannen. Door het over elkaar leggen van de afzonderlijke plannen wordt immers duidelijk waar raakvlakken zijn of misschien juist missen. In de gebieden waar veel plannen elkaar overlappen liggen de grootste kansen om maximaal resultaat te genereren door inspanningen en middelen te bundelen. Deze kanseninventarisatie is tevens een goed instrument voor prioriteitstelling. Alleen op deze wijze kan het resultaat van de afzonderlijke plannen uiteindelijk meer worden dan de som der delen. In afbeelding 1 is deze integrale benadering tussen deelplannen en vakgebieden schematisch weergegeven.

 

 

 

Afbeelding 1: Integrale verbanden tussen deelplannen en vakgebieden

Draagvlak

Net zo belangrijk voor het slagen van het oeverplan is het creëren van een breed draagvlag door participatie van betrokken partijen. Direct bij de start van het oeverplan is daarom een werkgroep samengesteld om de planvorming te begeleiden. In deze werkgroep is gewerkt aan de inhoud van dit oeverplan. Hierdoor zijn vakkennis en zienswijzen van betrokken partijen direct, en in en vroeg stadium in de planvorming ingebracht en is een breed draagvlak voor het gezamenlijke product gecreëerd. De werkgroep bestaat uit:

 

Martin de Laat               - IVN vereniging voor natuur- en milieueducatie

Jacques Schievink         - IND Initiatiefgroep Natuurbeheer Delft

Joop van Buuren            - KNNV Kon. Nederlandse Natuurhistorische Vereniging

Monique Groenveld        - Hoogheemraadschap Delfland

Piet de Dood                 - Gemeente Delft, Bedrijven, Vakteam Civiel

Ingrid de Haan               - Gemeente Delft, Bedrijven, Vakteam Groen

Rien Winters                 - Gemeente Delft, Bedrijven, Vakteam Groen

Diny Tubbing                 - Gemeente Delft, Stads- en Wijkzaken, Milieu

Christiaan Beekhuis      - Gemeente Delft, Stads- en Wijkzaken, Ontwerper

Stieneke Lambers         - Gemeente Delft, Stads- en Wijkzaken, Ontwerper

Sjaak Clarisse              - Gemeente Delft, Stads- en Wijkzaken, Beheerplannen

Rob van Beek               - Gemeente Delft, Stads- en Wijkzaken, Beheerplannen

 

 

Ambitieniveau

Het oeverplan is een detailuitwerking van het Waterplan Delft. Hierdoor zijn de in het Waterplan vastgelegde ambitieniveaus ook van toepassing op het oeverplan. In het Waterplan Delft is uitdrukkelijk opgenomen dat 20 % van de oevers in Delft natuurvriendelijk zullen moeten worden ingericht. Hiervoor is 9 ton beschikbaar gesteld vanuit de zomernota 2000. Wat betreft de (op termijn te realiseren) kwaliteit van oppervlaktewatersystemen wordt in het waterplan Delft onderscheid gemaakt in drie ambitieniveaus, achtereenvolgens:

 

  1. Water als cultuurgoed. Het accent ligt op het zichtbaar maken van de cultuurhistorische en stedelijke identiteit en minder op de waterkwaliteit. Wat de waterkwaliteit betreft: de wateren zijn matig eutroof en zien er aantrekkelijk uit. Het water is visrijk, stinkt niet en is op enkele plaatsen opgesierd met water- en oeverplanten. Economische functies worden bevorderd, maar de effecten daarvan op de waterkwaliteit worden zoveel mogelijk beperkt.
  2. Water als belevingsgoed. Het accent ligt op het bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid. Het water is licht tot matig eutroof met deels natuurvriendelijke oevers en een redelijke water- en ecologische kwaliteit. Het risico op verontreiniging is beperkt (gescheiden rioolstelsel, maar wel lozingspunten voor nooduitlaten). Op verschillende plaatsen groeien oever- en waterplanten en er is een gevarieerde visstand. Recreatie wordt toegestaan en bevorderd waar de waterkwaliteit dat toelaat.
  3. Water als natuurgoed. Het accent ligt op de natuurfunctie wat hoge eisen stelt aan de waterkwaliteit. Het water is licht-eutroof met grotendeels natuurvriendelijke oevers. De aanvoer van regenwater via verhard oppervlak vindt plaats via infiltratie (en vertraagde afstroming met het grondwater). Het risico op verontreiniging is geminimaliseerd (geen overstortlokaties). Er komen veel oever- en waterplanten voor en er is een gevarieerde visstand met ook roofvis. Recreatie wordt alleen toegestaan als dat geen afbreuk doet aan de ecologische kwaliteit.

 

Welk ambitieniveau voor de kwaliteit van het open water haalbaar is, hangt af van de lokale omstandigheden en kenmerken van de wijken. In Delft worden wat dat betreft vier verschillende ‘watergebieden’ onderscheiden:

 

  1. Relatief waterrijke stedelijke polders buiten de binnenstad. Deze watergebieden bieden potenties voor omvorming naar gebiedseigen watersystemen. Als ambitieniveau geldt water als belevingsgoed  en waar dat haalbaar is water als natuurgoed. Het gaat vooral om de naoorlogse wijken langs de buitenrand van de stad (Voorhof, Buitenhof, Tanthof, Ecodus, etc.), maar ook wijken als de Wippolder, de Bomenwijk, etc., en de TU-wijk.
  2. Waterarme of waterloze gebieden. In deze gebieden is een ambitieniveau voor het open water nauwelijks of niet aan de orde. De algemene doelstelling gericht op verminderen van waterverontreiniging (onder meer afkoppelen van regenwater om riooloverstorten tegen te gaan) blijft ook in deze gebieden onverkort van kracht. Het betreft bedrijventerreinen langs de Schie en het spoor, delen van de binnenstad en het Westerkwartier.
  3. De oude binnenstad met zijn grachten. De grachten in de oude binnenstad staan in open verbinding met de boezem (de Schie). Wat waterkwaliteit betreft is het ambitieniveau daarom niet hoog: water als cultuurgoed.
  4. De Delftse Hout en andere buitengebieden. De Delftse Hout is een buitengebied en heeft vooral een natuur- en  recreatiefunctie. Voor de waterkwaliteit geldt water als natuurgoed als ambitieniveau.

 

Afbeelding 2 en 3 geven een overzicht van de na te streven waterkwaliteit in de verschillende wijken voor 2003 en 2015. Op een ondergrond die de huidige situatie weergeeft, wordt realisatie van het ambitieniveau ‘water als cultuurgoed’ aangegeven met een rode kleur, ‘water als belevingsgoed’ met blauw en ‘water als natuurgoed’ met groen. De figuren laten zien welke verbeteringen worden nagestreefd. Voor de TU-wijk is ‘water als natuurgoed’ aangegeven. Dit hoogste ambitieniveau lijkt daar haalbaar. Maar de verantwoordelijkheid voor de concrete invulling daarvan ligt bij de TU Delft.

  Afb. 2: Ambitieniveau voor de waterkwaliteit  in Delftse watergangen in 2003

 Afb. 3  Ambitieniveau voor de waterkwaliteit in Delftse watergangen in 2015

Evaluatie

Op basis van de beleidsplannen ‘Waterplan Delft’  en ‘Ruimte voor de Natuur’ is in de afgelopen jaren al een begin gemaakt met de realisatie van natuurvriendelijke oevers in Delft. Een aantal van deze oevers hadden duidelijk een experimenteel karakter. Er zijn ook locaties waar direct bij de realisatie of renovatie al een natuurvriendelijke oever is ontworpen en gerealiseerd.  Met al deze locaties bij elkaar is er in Delft al veel ervaring met de realisatie van natuurvriendelijke oevers opgedaan. Omdat niet alle, in het verleden gerealiseerde projecten, even goed zijn geslaagd, heeft de werkgroep besloten om te beginnen met een evaluatie van de reeds gerealiseerde oevers. In eerste instantie om te weten te komen hoeveel en wat voor natuurvriendelijke oevers er in Delft al aanwezig zijn. Om vervolgens te leren van de ervaringen die daarbij zijn opgedaan. Deze evaluatie van reeds gerealiseerde natuurvriendelijke oevers is opgenomen in werkdocument 1, Evaluatiematrix bestaande natuurvriendelijke oevers in Delft.

 

Prioriteitsstelling

Ieder beleidsplan zal vanuit het eigen specifieke aandachtsgebied een eigen prioriteitstelling kennen. Zoals echter al eerder is gezegd geeft de integrale benadering inzicht in de gebieden waar doelstellingen en maatregelen van de afzonderlijke beleidsplannen samenvallen. In deze gebieden liggen de beste kansen om inspanningen en middelen te bundelen voor de realisatie van de gemeenschappelijke doelstellingen. Voor het oeverplan houdt dit in dat de gebieden waar de beleidsmaatregelen uit het Waterplan Delft, Waterkansenkaart, Ruimte voor Natuur en de Ecologische Hoofdstructuur samenvallen, de grootste kansen liggen. Deze kansen zijn geanalyseerd en vastgelegd in de volgende prioriteitsstelling voor de realisatie van natuurvriendelijke oevers.

 

Fase 1 Watergangen die een directe verbinding vormen met het buitengebied.

Deze watergangen met aangrenzende groenstroken vormen belangrijke ecologische verbindingslijnen tussen stad en buitengebied. Deze watergangen en waterpartijen hebben daarom veel potentie in zichzelf. Het verbeteren van de kwaliteit van deze ecologische verbindingslijnen heeft tevens een belangrijke invloed op de natuurontwikkeling in andere gebieden.

 

Fase 2 –Verbindingslijnen tussen ecologische kerngebieden.

Dit zijn de hoofdwatergangen met aangrenzende groenstroken die de watergangen uit fase 1 onderling verbinden of die deze watergangen verbinden met de ecologische kerngebieden (parken en groenstroken) in de rest van de stad.

 

Fase 3 – Overige belangrijke verbindingslijnen.

Het betreft hier de overige watergangen en aangrenzende groenstroken die onderdeel zijn van het fijnere groenblauwe ecologische netwerk van de stad.


Fase 0 - Nieuwe projecten en renovatiewerken

Uitzondering op deze fasering zijn de reeds lopende projecten. Bij deze nieuwe projecten en renovatiewerken liggen immers kansen om de nu beschikbare middelen in te zetten voor de implementatie van het gewenste beleid. Deze kansen zijn extra interessant omdat door de beschikbaarheid van investerings- en/of renovatiebudget er geen, of slechts een gedeeltelijke, financiering uit het oeverplan noodzakelijk is. Om te voorkomen dat deze kansen worden gemist wordt bij deze projecten de realisatie van natuurvriendelijke oevers direct in planvorming meegenomen.

 

Deze benadering heeft uiteindelijk geresulteerd in onderstaande fasering van deelprojecten*:

 

Fase 0

  • Park Buitenhof (reeds uitgevoerd renovatieproject)
  • Park Hof van Delft (reeds

uitgevoerd nieuw park maar een aantal oevers is al aan renovatie toe)

  • Kon.Emmalaan

(renovatieproject)

·         Overige aanleg en renovatieprojecten waar de realisatie van nat.vr.oevers direct in de lopende planvorming kan worden gerealiseerd.

 

 

Fase 1 

  1. Esdoornlaan
  2. Oude IJsbaan (achterzijde)
  3. Oude IJsbaan
  4. Maria Duystlaan

5a   Korftlaan

5b   Bieslandsekade

6a   Tweemolentjeskade

6b   Aan ’t Verlaat

7.    Prof. Telderslaan

8.    Prof. Evertlaan

  1. TNO-vijver
  2. Delftechpark Oost
  3. Delftechpark zuid
  4. Tanthofkade
  5. Kerstanjewetering
  6. Ecodus
  7. Voordijkhoornsepad

 

 

Fase 2

  • Hoofdwatergangen

Delftse Hout

  • St. Jorisweg 
  • Van Miereveltlaan. 

 

 

Fase 3

  • Hoofdwatergangen

Voorhof

  • Hoofdwatergangen Buitenhof
  • Uitbreiding Tanthof

 


*De nummers in dit overzicht verwijzen naar de projecten uit werkdocument 2, Planuitwerkingen deelprojecten fase 1


3. Planvorming

 

In de werkgroep worden de gedefinieerde deelprojecten in een workshopachtige wijze uitgewerkt. Het voorlopige resultaat is opgenomen in werkdocument 2, Planuitwerkingen deelprojecten fase 1. Hierin zijn per deelproject de huidige situatie en de mogelijkheden voor realisatie van natuurvriendelijke oevers vastgelegd. Deze mogelijkheden worden in de komende periode met de werkgroep verder uitgewerkt tot concrete inrichtingsplannen .

 

Per deelproject is/wordt opgenomen:

 

-          Waterplan

-          Ruimte voor de natuur

-          Ecologische hoofdstructuur

-          Waterkansenkaart

 


4. Budgetverdeling en Tijdsplanning

 

Basisbudget natuurvriendelijke oevers

Voor de realisatie van natuurvriendelijke is in de zomernota 2000 een bedrag van fl. 900.000,-- (€ 408.400,--) beschikbaar gesteld.

Van dit bedrag zal ca. 3% (f 25.000,-- / €11.345,--) noodzakelijk zijn voor projectleiding en ca. 10% ( fl.90.000,-- / € tot 40.840,--) voor planvoorbereiding.  De resterende f 785.000,-- (€ 356.215,--) is het werkbudget voor de uitvoering van de 12* deelprojecten uit fase 0 en fase 1

Het globale werkbudget per locatie komt daarmee op f 65.400,-- (ca. € 29.700,--).

            Projectleiding                            f   25.000,--          11.345,--

            Werkvoorbereiding                     f   90.000,--          40.840,--

            Uitvoering                                 f 785.000,--       € 356.215,--

            Totaal budget                         f 900.000,--       € 408.400,--

 

In deze fase van  de planvorming is het nog niet mogelijk om de uitvoeringskosten van de afzonderlijke deelproject te ramen. Tijdens de planuitwerking ontstaat immers pas voldoende duidelijkheid over het ontwerp en kan op basis daarvan een kostenraming worden gemaakt. Naar mate technische oplossingen, zoals doorgroeibare matten, beschoeiingen, e.d., in het ontwerp de overhand krijgen nemen de uitvoeringskosten evenredig toe. De gemiddelde inrichtingkosten van een natuurvriendelijke oevers is sterk afhankelijk van de gekozen oplossing en lopen uiteen van f 50,-- (ca. € 23,00)  tot f 180,-- (ca. € 82,--) per m1. Met het werkbudget van f 785.000,-- zal waarschijnlijk 5 a 15 km natuurvriendelijke oever te realiseren zijn. De 12 deelprojecten omvatten een potentiële oeverlengte voor ca. 7,5 km natuurvriendelijke oever. Het betreft hier een investeringsbudget, de beheerkosten zullen per deelproject apart in beeld gebracht worden. Indien de beheerkosten van de natuurvriendelijke oever hoger uitvallen dan de huidige beheerkosten zal aanvullend onderhoudsbudget worden aangevraagd.

 

Aanvullende financiering

Naast het basisbudget ligt het in de verwachting dat er voor sommige deelprojecten aanvullende financiering mogelijk is. Hierbij moet in eerste instantie gedacht worden aan medefinanciering van projecten die overlap vertonen met projecten uit de waterkansenkaart. Verder wordt voorgesteld om na te gaan van welke subsidieregelingen (Hoogheemraadschap, Provincie, Ministeries en/of de EU) er voor de realisatie van natuurvriendelijke oevers gebruik kan worden gemaakt. Om helderheid te krijgen in de wirwar van subsidies en regelgeving maakt het hoogheemraadschap regelmatig gebruik van een in subsidieaanvragen gespecialiseerd adviesbureau. Door de werkgroep wordt dan ook voorgesteld een dergelijk adviesbureau in de arm te nemen om mogelijke subsidieregelingen in kaart te brengen.

Bij projecten die vanuit fase 0 worden opgestart is investerings-,  onderhouds- en/of renovatiebudget beschikbaar. Ten laste van het budget natuurvriendelijke oevers komen dan alleen de meerkosten van de realisatie van een natuurvriendelijke oever. Indien er mogelijkheden voor medefinanciering bestaan is dit bij de planuitwerkingen in werkdocument 2 aangegeven.

 

*Park Buithof is gereed en gefinancierd uit het renovatiebudget parken - Park Hof van Delft wordt gefinancierd uit de exploitatie Hoornse Hof.


Tijdsplanning

Met uitzondering van de reeds lopende deelprojecten (fase 0) zullen de deelprojecten uit fase 1 in 2002 gefaseerd worden uitgevoerd.  Omdat het hier ‘groene’ projecten betreft dient rekening gehouden te worden met specifieke wetgeving en de eisen die seizoenswerkzaamheden aan de uitvoering stellen.  Factoren als plantseizoen, werkverbod ivm de vogelwet, kapvergunningsprocedures, etc. zijn immers van grote invloed op de realisatie van de planning. Hierdoor dient er zeker rekening gehouden te worden met het feit dat een aantal werkzaamheden nog in het plantseizoen, december 2002 tot maart 2003 , uitgevoerd zal moeten te worden. De projecten waarvoor rekening moet worden gehouden met de uitkomsten uit het project waterkansenkaart, het verplanten van bomen, of noodzakelijke onderhandelingen met derden (TU/TNO) zijn voor de 2e helft van 2002 ingepland. Voor de overige projecten zal in 2002 direct met de voorbereiding worden begonnen zodat in de eerste helft van 2002 met de uitvoering gestart worden. Op grond van deze informatie is de volgende globale tijdsplanning te opgezet:

 

 

Eerste helft 2002

Tweede helft 2002 / begin 2003

 

·          Park Buitenhof (in 2000 uitgev.)

·          Kon.Emmalaan (in voorbereiding)

·          Park Hof van Delft (in voorbereiding)

·          Esdoornlaan (1)

·          Oude IJsbaan (2 en 3)

·          Maria Duystlaan (4)

·          Prof. Telderslaan (7)

·          Waterpartij oostzijde Delftechpark (10)

·          Waterpartij zuiddzijde Delftechpark (11)

 

 

·          Korftlaan (relatie waterkansenkaart) (5A)

·          Bieslandsekade (relatie waterkansenkaart) (5B)

·          Tweemolentjeskade (relatie waterkansenkaart) (6A)

·          Aan ‘t Verlaat (relatie waterkansenkaart) (6B)

·          Prof. Evertslaan (8)

·          TNO-vijver (overleg met TU/TNU) (9)

·          Kerstanjewetering (relatie waterkansenkaart)

·          Tanthofkade (relatie waterkansenkaart)

·          Voordijkshoornsepad

·          Ecodus

 

 

 

 

 


5. Beheer en Onderhoud

 

Na realisatie van een natuurvriendelijke oever is niet meer dan logisch dat deze ook duurzaam als zodanig wordt beheerd.  In dit oeverplan wordt vooralsnog volstaan met een aantal algemene aanbevelingen voor het beheer van natuurvriendelijke oevers. Niet omdat het belang van ecologisch beheer niet wordt onderkend maar omdat het beheer van natuurvriendelijke oevers zich niet in eenduidige regels laat vangen. Door specifieke lokale omstandigheden of expliciete wensen ten aanzien de ontwikkeling van flora en fauna vraagt elke oever om maatwerk. Daarbij dient niet alleen rekening gehouden te worden  met de vanuit de natuurbouw gestelde eisen maar ook met de voorschriften van het hoogheemraadschap en de wensen van bewoners ten aanzien van hun woonomgeving. Tenslotte moet het uiteindelijke plan ook nog tegen aanvaardbare kosten uitvoerbaar zijn zodat het kan worden ingepast in de bedrijfsvoering van de beheerder.

 

Deze complexiteit maakt het noodzakelijk dat er steeds per locatie, en in overleg met alle betrokken partijen, wordt gezocht naar het meest optimale  beheerplan voor die locatie.  Met de werkgroep is afgesproken dat bij elk deelproject expliciet naar de beheersconsequenties zal worden gekeken. Het uiteindelijke beheerplan wordt in de werkgroep besproken en tenslotte bij het inrichtingsvoorstel in werkdocument 2 gevoegd. Op basis van dit beheerplan zullen ook de beheerskosten worden begroot.

 

Aanbevelingen voor het schonen van natuurvriendelijke sloten en watergangen

 

Frequentie:       Schouwplichtig: volgens keur van het waterschap

                        In overleg blijven over lagere frequentie

                        Niet schouwplichtig: voor soortenrijke bloeiende sloot

                        1x per 2 jaar, bij spontane drijfbladvegetatie 1x per 3 jaar

Materiaal          Bij goed gebruik is een maaikorf het best.

Machinist goed instrueren

                        Messen afstellen op 10 cm boven slootbodem

Werkwijze:        Talud ontzien en kanten niet bijsnijden

                        Geen bagger meenemen

                        Schoningsmateriaal goed uit sloot verwijderen

                        Schoningsmateriaal voor de insteek op de kant zetten

(liefst op 1 locatie deponeren en snel afvoeren)

10-20% van de watervegetatie laten staan (elke keer een ander deel)

Tijdstip:            Bij voorkeur in het najaar (bij 2 keer per jaar ook in juli)

Opmerkingen:   Van plaats tot plaats mag het beheer wat verschillen per locatie moet

                        een eenmaal gekozen werkwijzen consequent worden doorgezet.


Aanbevelingen voor het maaien van natuurvriendelijke oevers en watergangen

 

Frequentie:       Voor een schrale vegetatie op klei en veen 2x per jaar

                        Op zand 1 a 2x per jaar maaien.

Voor een natte ruigte eens in de 2 a vier jaar maaien

Materiaal          Geen klepelmaaier gebruiken

Werkwijze:        Maaisel altijd afvoeren

Het materiaal hooguit enkele dagen en ver van de sloot laten liggen

                        Van de vegetatie ca.  10-20% laten staan (elke keer een nader deel)

Tijdstip:            Voorjaar en zo nodig ook in de zomer na half juni

                        Beschermde plantensoorten en/of gekozen doelsoorten pas na

                        de bloei maaien en hun groeiplaatsen in standhouden                

Opmerkingen:   Van plaats tot plaats mag het maaibeheer wat verschillen per locatie moet

                        een eenmaal gekozen werkwijzen consequent worden doorgezet

 

 

Aanbevelingen voor het baggeren van natuurvriendelijke sloten en watergangen

 

Frequentie:       Bij een baggerlaag van 10 cm en/of een waterdiepte van minder dan 50 cm

Is baggeren noodzakelijk.

In veen gebieden  eens in de 4 a 5 jaar

                        In kleigebieden eens in de 10 a 20 jaar

                        Globale richtlijn voor onze regio is eens in de 8 jaar

Materiaal          Bij voorkeur kraan (al dan niet varend)

Ecologische gezien heeft de baggerpomp de voorkeur boven een kraan

                        Deze is in stedelijke gebieden echter niet inzetbaar.

Werkwijze:        10-20% van de bodem ongemoeid laten (elke keer een ander deel)

                        Of een rand een langs de oevervegetatie ontzien

                        Naar het open einde toewerken; dieren hebben dan de gelegenheid om weg te vluchten.

Tijdstip:            Bij voorkeur september -oktober            

Opmerkingen:   Vanwege het verschralingbeheer van de bermen, bagger niet op de kant zetten


6. Evaluatie

 

Na de realisatie van natuurvriendelijke oevers is het van belang om het resultaat en de effecten van het natuurvriendelijke beheer te toetsen. Dit kan op veel verschillende methoden. Bijvoorbeeld door een inventarisatie te maken van voorkomende plantensoorten, door de kwaliteit te van de vegetatie te meten door gewenste soorten positief, en ongewenste soorten negatief te waarderen. Deze methoden zijn echter tijdrovend en vereisen specifieke kennis. De werkgroep heeft er voor gekozen om te kijken in hoeverre de gewenste doelstelling (de ontwikkeling van een typische slootnatuur) gehaald is, of de gekozen inrichting in de praktijk voldoet en of het beheerplan de gewenste resultaten bevordert.

Eens in de 2-3 jaar zullen de deelprojecten door de werkgroep worden geschouwd en zullen de bevindingen in een evaluatiematrix conform werkdocument 1 worden verwerkt.

 

Literatuurverantwoording:

 

Nota Ruimte voor de Natuur - Gemeente Delft

 

Waterplan Delft een blauw netwerk – Hoogheemraadschap van Delfland (ism Gemeente Delft)

 

Ecologische Hoofdstructuur - Gemeente Delft

 

Waterkansenkaart - Hoogheemraadschap van Delfland  (ism Gemeente Delft)

 

Strien, W.T.F.H. van en L.C. van den Hengel, 2000

Bermsloten…Natuurlijk, een handreiking voor ontwerpers en

Groenmedewerkers van Rijkswaterstaat.

Delft, Dienst Weg- en Waterbouwkunde