Oeverplan Delft Nota voor de realisatie van natuurvriendelijke
oevers
4. Budgetverdeling en Tijdsplanning
Basisbudget natuurvriendelijke oevers
Aanbevelingen voor het schonen van natuurvriendelijke sloten en
watergangen
Aanbevelingen voor het maaien van natuurvriendelijke oevers en
watergangen
Aanbevelingen voor het baggeren van natuurvriendelijke sloten en
watergangen
Het beheer van het water heeft in de afgelopen 10 jaar een
belangrijke vernieuwing doorgemaakt. Met de ‘Derde Nota Waterhuishouding’ uit
1989 is het zwaartepunt ten aanzien van het waterbeheer verschoven. Water wordt
niet meer primair als een bedreiging voor ons waterrijke land gezien maar
steeds meer als een integraal onderdeel van ons leefmilieu. Water is, drinkwater, vaarweg,
recreatiegebied, natuurgebied, en
primaire voorwaarde voor leven. Verstedelijking,
verontreiniging, klimatologische veranderingen en het verlies van natuur en
ecologische samenhang zijn slechts enkelen van de problemen die deze functies
bedreigen. De wijze waarop in het verleden getracht is om deze bedreigingen op
te lossen is in veel gevallen ook de oorzaak van de problemen waar we aan het
begin van de 21ste eeuw voor staan.
Door dit besef heeft de
gesegmenteerde aanpak van het waterbeheer plaats gemaakt voor een integraal
denken en handelen. Dit ‘Integrale Waterbeheer’ is inmiddels doorgedrongen tot
alle bestuurslagen van Nederland die zich bezig houden met waterbeheer. In de
‘Vierde Nota Waterhuishouding’ (NW4) is de verplichting van gemeenten en
waterschappen vastgelegd om een gezamenlijke en integrale visie op het water in
de stad te ontwikkelen. Belangrijke aandachtspunten zijn:
De gemeentelijke nota
‘Ruimte voor de Natuur’ uit 1994 is het vigerende beleidsplan voor de
ecologische ontwikkeling in Delft. Deze nota richt zich niet alleen op het
water maar op alle aandachtsgebieden voor de natuurontwikkeling in de
stad. Ook in deze nota wordt het water,
met aangrenzende groenstroken, gezien als een belangrijke drager van de
ecologische hoofdstructuur. Voor de
ontwikkeling van een duurzaam ecologisch watersysteem in Delft wordt vooral
gewezen op de ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers. Vooral in die gebieden van de ecologische
hoofdstructuur waar water, oevers en groenstroken samenvallen, liggen goede
kansen voor ecologische ontwikkelingen. Ten aanzien van de inrichting en het
beheer worden o.a. de volgende aanbevelingen gedaan:
De gemeente Delft streeft
naar een duurzame stedelijke ontwikkeling. Daartoe is het Duurzaamheidsplan
Delft 2000 - 2003 (3D) opgesteld. Eén van de hoofdthema’s in dit plan is het
thema ‘Water en ecologie’. Vanwege de
complexiteit en behoefte aan integratie en afstemming is los van het
Duurzaamheidsplan een integraal plan opgesteld voor het waterbeheer in Delft:
het Waterplan Delft, ‘Een blauw netwerk’.
De integrale visie van de gemeente
Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland ten aanzien van het waterbeheer is
vastgelegd in het ‘Waterplan Delft, ‘Een blauw netwerk’. Voor de gemeente Delft
vormt het Waterplan het instrument om een overgang naar duurzaam stedelijk
waterbeheer te realiseren. Vanuit een integrale visie op duurzaam stedelijk
waterbeheer en rekening houdend met de specifieke situatie in Delft (kansen en
knelpunten) beschrijft het Waterplan de ambities en doelstellingen voor de
Delftse wateren op de lange termijn. Tevens geeft het Waterplan aan waar in de
periode tot 2003 met voorrang aan gewerkt gaat worden en welke kosten daarmee
zijn gemoeid.
Voor het Hoogheemraadschap
van Delfland geldt dat het Waterplan bijdraagt aan het realiseren van de
doelstellingen uit het Waterbeheersplan 1999 - 2003.
In het Waterplan wordt water
gezien als leidend beginsel voor een duurzame stedelijk ontwikkeling. De zorg
voor een duurzaam watersysteem met een
goede waterkwaliteit, dat rijk is aan planten en dieren, staat hierin centraal.
Enkelen van de in het Waterplan voorgestelde maatregelen zijn:
De voorgestelde maatregelen
vragen om nadere uitwerking en concrete uitvoering. In het Waterplan Delft is
uitdrukkelijk opgenomen dat 20 % van de oevers in Delft natuurvriendelijk zal
moeten worden ingericht. Hiervoor is 9 ton beschikbaar gesteld vanuit de
zomernota 2000. De integrale benadering eist dat de aanbevelingen en
maatregelen van het Waterplan worden meegenomen in de planvorming van alle bij
het waterbeheer betrokken vakteams. Het plan van aanpak voor de realisatie van
natuurvriendelijke oevers is dit Oeverplan.
Min of meer parallel aan het
Oeverplan wordt de nota ”Ecologische Hoofdstructuur” voorbereidt. In dit
project worden de mogelijkheden ter verbetering van de Ecologische
Hoofdstructuur in Delft beschreven. Vanuit het integrale denken is het
belangrijk dat het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur aansluit bij de maatregelen uit het
Integraal waterbeheer (IWB) en het oeverplan (2001). Met name waar de nadruk
ligt op een natuurvriendelijke inrichting van watergangen en de ontwikkeling
van een natuurvriendelijk beheerplan voor oevers en kaden. In het kader van het
Waterplan 2000 en het duurzaamheidplan van de gemeente zal in het project
Ecologische Hoofdstructuur de rol van water als cultuurgoed, belevingsgoed en
natuurgoed verder worden uitgewerkt in relatie tot de ecologie. Het doel is een
blauwgroen netwerk te creëren met optimale kansen voor organismen om te leven
en zich te verplaatsen en om de stad leefbaar te maken en te houden. De beoogde
resultaten van het project Ecologische Hoofdstructuur zijn:
·
een concreet,
uitvoerbaar en haalbaar plan;
·
water en ecologie
integraal bij renovatie, herinrichting en beheer;
·
water en ecologie als
ordenend principe;
·
een relatie tussen
watersystemen en de ecologische hoofdstructuur van Delft
Vanuit de commissie waterbeheer 21e eeuw is de
stelling ‘Geef water de Ruimte’ gedeponeerd. Het kabinet heeft dit advies
overgenomen in het beleidsstuk ‘Anders omgaan met water’ Ook de vijfde nota
Ruimtelijke Ordening geeft nadrukkelijk aandacht aan de claim die waterbeheer
op de ruimte legt. Een ombuiging van het beleid van reageren naar anticiperen
op problemen als klimaatsverandering en zeespiegelstijging betekent dat we water langer vast moeten
houden en bergen voordat het afgevoerd wordt naar zee. Deze ruimtelijke claim
betekent voor de ruimtelijke ordening dat het water een belangrijke ordenend principe wordt.
Hierdoor zullen gemeenten, de beheerders en inrichters van onze ruimte,
voortaan een waterparagraaf in hun bestemmingsplannen opnemen. Het gaat daarbij
niet alleen om het houden van droge voeten maar ook om het vergroten van de
kwaliteit en de belevingswaarde van water in de leefomgeving. Met het project
‘Waterkansenkaart’ van het Hoogheemraadschap Delfland is een initiatief genomen
om, samen met de provincie en betrokken gemeenten, de mogelijkheden (kansen) om
dit beleid te effectueren in een kaart te brengen. Hoewel het eindproduct, de
waterkansenkaart, nog niet gereed is, is het wel belangrijk om nu al op de
voorlopige bevindingen daarvan aan te sluiten. Enerzijds om te voorkomen dat
een vanuit het oeverplan gerealiseerde natuurvriendelijke oever vrijwel direct
weer op de schop moet om de maatregelen uit de waterkansenkaart te realiseren.
Anderzijds omdat er vanuit de waterkansenkaart aanvullende financiële middelen
beschikbaar komen waardoor de gemeenschappelijke doelstellingen waarschijnlijk
beter te realiseren zijn. In de planvorming zal daarom, voor zover bekend,
rekening gehouden worden met de te verwachten maatregelen uit de
waterkansenkaart. Voor locaties waar veel maatregelen vanuit de waterkansenkaart
te verwachten zijn, is het waarschijnlijk beter om met de planuitwerking te
wachten tot deze wat concreter zijn geformuleerd. Deze locaties zijn daarom wat
meer naar achter in de planning opgenomen.
Zoals uit voorgaande mag
blijken zijn alle betrokken partijen het er over eens dat er bij het beheer van
oevers en kades veel kansen liggen om de visies en doelstellingen van de
genoemde beleidsstukken te realiseren. De ontwikkeling van natuurvriendelijke
oevers geeft een grote bijdrage aan de ontwikkeling van een duurzaam ecologisch
watersysteem. De realisatie van natuurvriendelijke oevers leidt primair tot een
grotere soortenrijkdom van flora en fauna. Natuurvriendelijke oevers zijn
echter ook interessanter voor recreatief gebruik, dragen bij aan een verhoging
van de waterkwaliteit en verhogen de mogelijkheden voor buffering van schoon
water. Dit oeverplan is het plan van aanpak om de doelstelling uit het
waterplan, om voor 2003, 20 % van de oevers in Delft
natuurvriendelijk in te richten, te effectueren.
De
veelheid aan beleidsnotities en plannen die zich op enigerlei bezig houden met
de oevers, kades en aangrenzende groengebieden maakt direct duidelijk dat het
opstellen van een oeverplan voor de realisatie en het beheer van
natuurvriendelijke oevers alleen via een integrale benadering tot stand kan
komen. Deze integrale benadering vereist een goed inzicht in de onderlinge
relaties en verbanden tussen de afzonderlijke plannen. Door het over elkaar
leggen van de afzonderlijke plannen wordt immers duidelijk waar raakvlakken
zijn of misschien juist missen. In de gebieden waar veel plannen elkaar
overlappen liggen de grootste kansen om maximaal resultaat te genereren door
inspanningen en middelen te bundelen. Deze kanseninventarisatie is tevens een
goed instrument voor prioriteitstelling. Alleen op deze wijze kan het resultaat
van de afzonderlijke plannen uiteindelijk meer worden dan de som der delen. In afbeelding
1 is deze integrale benadering tussen deelplannen en vakgebieden
schematisch weergegeven.
Afbeelding 1:
Integrale verbanden tussen deelplannen en vakgebieden |
Draagvlak
Net zo belangrijk voor het
slagen van het oeverplan is het creëren van een breed draagvlag door
participatie van betrokken partijen. Direct bij de start van het oeverplan is
daarom een werkgroep samengesteld om de planvorming te begeleiden. In deze
werkgroep is gewerkt aan de inhoud van dit oeverplan. Hierdoor zijn vakkennis
en zienswijzen van betrokken partijen direct, en in en vroeg stadium in de
planvorming ingebracht en is een breed draagvlak voor het gezamenlijke
product gecreëerd. De werkgroep bestaat uit: Martin de Laat - IVN vereniging voor natuur-
en milieueducatie Jacques Schievink - IND Initiatiefgroep Natuurbeheer
Delft Joop van Buuren - KNNV Kon. Nederlandse
Natuurhistorische Vereniging Monique Groenveld - Hoogheemraadschap Delfland Piet de Dood - Gemeente Delft, Bedrijven,
Vakteam Civiel Ingrid de Haan - Gemeente Delft, Bedrijven,
Vakteam Groen Rien Winters - Gemeente Delft, Bedrijven,
Vakteam Groen Diny Tubbing - Gemeente Delft, Stads- en
Wijkzaken, Milieu Christiaan Beekhuis - Gemeente Delft, Stads- en Wijkzaken,
Ontwerper Stieneke Lambers - Gemeente Delft, Stads- en
Wijkzaken, Ontwerper Sjaak Clarisse - Gemeente Delft, Stads- en
Wijkzaken, Beheerplannen Rob van Beek - Gemeente Delft, Stads- en
Wijkzaken, Beheerplannen |
Het oeverplan is een
detailuitwerking van het Waterplan Delft. Hierdoor zijn de in het Waterplan
vastgelegde ambitieniveaus ook van toepassing op het oeverplan. In het
Waterplan Delft is uitdrukkelijk opgenomen dat 20 % van de oevers in Delft
natuurvriendelijk zullen moeten worden ingericht. Hiervoor is 9 ton beschikbaar
gesteld vanuit de zomernota 2000. Wat betreft de (op termijn te realiseren)
kwaliteit van oppervlaktewatersystemen wordt in het waterplan Delft onderscheid
gemaakt in drie ambitieniveaus, achtereenvolgens:
Welk ambitieniveau voor de
kwaliteit van het open water haalbaar is, hangt af van de lokale omstandigheden
en kenmerken van de wijken. In Delft worden wat dat betreft vier verschillende
‘watergebieden’ onderscheiden:
Afbeelding 2 en 3 geven een overzicht van de na te streven
waterkwaliteit in de verschillende wijken voor 2003 en 2015. Op een ondergrond
die de huidige situatie weergeeft, wordt realisatie van het ambitieniveau
‘water als cultuurgoed’ aangegeven met een rode kleur, ‘water als
belevingsgoed’ met blauw en ‘water als natuurgoed’ met groen. De figuren laten
zien welke verbeteringen worden nagestreefd. Voor de TU-wijk is ‘water als
natuurgoed’ aangegeven. Dit hoogste ambitieniveau lijkt daar haalbaar. Maar de
verantwoordelijkheid voor de concrete invulling daarvan ligt bij de TU Delft.
Afb. 2: Ambitieniveau voor de
waterkwaliteit in Delftse watergangen
in 2003
Afb. 3
Ambitieniveau voor de waterkwaliteit in Delftse watergangen in 2015
Op basis van de
beleidsplannen ‘Waterplan Delft’ en
‘Ruimte voor de Natuur’ is in de afgelopen jaren al een begin gemaakt met de
realisatie van natuurvriendelijke oevers in Delft. Een aantal van deze oevers
hadden duidelijk een experimenteel karakter. Er zijn ook locaties waar direct
bij de realisatie of renovatie al een natuurvriendelijke oever is ontworpen en
gerealiseerd. Met al deze locaties bij
elkaar is er in Delft al veel ervaring met de realisatie van natuurvriendelijke
oevers opgedaan. Omdat niet alle, in het verleden gerealiseerde projecten, even
goed zijn geslaagd, heeft de werkgroep besloten om te beginnen met een
evaluatie van de reeds gerealiseerde oevers. In eerste instantie om te weten te
komen hoeveel en wat voor natuurvriendelijke oevers er in Delft al aanwezig
zijn. Om vervolgens te leren van de ervaringen die daarbij zijn opgedaan. Deze
evaluatie van reeds gerealiseerde natuurvriendelijke oevers is opgenomen in
werkdocument 1, Evaluatiematrix bestaande natuurvriendelijke oevers in
Delft.
Ieder beleidsplan zal vanuit
het eigen specifieke aandachtsgebied een eigen prioriteitstelling kennen. Zoals
echter al eerder is gezegd geeft de integrale benadering inzicht in de gebieden
waar doelstellingen en maatregelen van de afzonderlijke beleidsplannen
samenvallen. In deze gebieden liggen de beste kansen om inspanningen en
middelen te bundelen voor de realisatie van de gemeenschappelijke doelstellingen.
Voor het oeverplan houdt dit in dat de gebieden waar de beleidsmaatregelen uit
het Waterplan Delft, Waterkansenkaart, Ruimte voor Natuur en de Ecologische
Hoofdstructuur samenvallen, de grootste kansen liggen. Deze kansen zijn
geanalyseerd en vastgelegd in de volgende prioriteitsstelling voor de
realisatie van natuurvriendelijke oevers.
Fase 1 Watergangen die
een directe verbinding vormen met het buitengebied.
Deze watergangen met
aangrenzende groenstroken vormen belangrijke ecologische verbindingslijnen
tussen stad en buitengebied. Deze watergangen en waterpartijen hebben daarom
veel potentie in zichzelf. Het verbeteren van de kwaliteit van deze ecologische
verbindingslijnen heeft tevens een belangrijke invloed op de natuurontwikkeling
in andere gebieden.
Fase 2 –Verbindingslijnen
tussen ecologische kerngebieden.
Dit zijn de hoofdwatergangen
met aangrenzende groenstroken die de watergangen uit fase 1 onderling verbinden
of die deze watergangen verbinden met de ecologische kerngebieden (parken en
groenstroken) in de rest van de stad.
Fase 3 – Overige
belangrijke verbindingslijnen.
Het betreft hier de overige
watergangen en aangrenzende groenstroken die onderdeel zijn van het fijnere
groenblauwe ecologische netwerk van de stad.
Fase 0 - Nieuwe projecten
en renovatiewerken
Uitzondering op deze
fasering zijn de reeds lopende projecten. Bij deze nieuwe projecten en
renovatiewerken liggen immers kansen om de nu beschikbare middelen in te
zetten voor de implementatie van het gewenste beleid. Deze kansen zijn extra
interessant omdat door de beschikbaarheid van investerings- en/of
renovatiebudget er geen, of slechts een gedeeltelijke, financiering uit het
oeverplan noodzakelijk is. Om te voorkomen dat deze kansen worden gemist wordt
bij deze projecten de realisatie van natuurvriendelijke oevers direct in
planvorming meegenomen.
Deze benadering heeft
uiteindelijk geresulteerd in onderstaande fasering van deelprojecten*:
Fase 0
uitgevoerd nieuw park maar een aantal oevers is al aan renovatie toe)
(renovatieproject) · Overige aanleg en renovatieprojecten waar de realisatie van nat.vr.oevers direct in de lopende planvorming kan worden gerealiseerd. |
Fase 1
5a Korftlaan 5b Bieslandsekade 6a Tweemolentjeskade 6b Aan ’t Verlaat 7. Prof. Telderslaan 8. Prof. Evertlaan
|
Fase 2
Delftse
Hout
|
Fase 3
Voorhof
|
*De nummers in dit overzicht
verwijzen naar de projecten uit werkdocument 2, Planuitwerkingen deelprojecten
fase 1
In de werkgroep worden de gedefinieerde deelprojecten in
een workshopachtige wijze uitgewerkt. Het voorlopige resultaat is opgenomen in
werkdocument 2, Planuitwerkingen
deelprojecten fase 1. Hierin zijn per deelproject de huidige situatie en de
mogelijkheden voor realisatie van natuurvriendelijke oevers vastgelegd. Deze
mogelijkheden worden in de komende periode met de werkgroep verder uitgewerkt
tot concrete inrichtingsplannen .
Per deelproject is/wordt
opgenomen:
-
Waterplan
-
Ruimte voor de natuur
-
Ecologische hoofdstructuur
-
Waterkansenkaart
Voor de realisatie van
natuurvriendelijke is in de zomernota 2000 een bedrag van fl. 900.000,-- (€
408.400,--) beschikbaar gesteld.
Van dit bedrag zal ca. 3%
(f 25.000,-- / €11.345,--) noodzakelijk zijn voor projectleiding en ca. 10% (
fl.90.000,-- / € tot 40.840,--) voor planvoorbereiding. De resterende f 785.000,-- (€ 356.215,--) is
het werkbudget voor de uitvoering van de 12* deelprojecten uit fase 0 en fase 1
Het globale werkbudget per
locatie komt daarmee op f 65.400,-- (ca. € 29.700,--).
Projectleiding f 25.000,-- € 11.345,--
Werkvoorbereiding f 90.000,-- € 40.840,--
Uitvoering f
785.000,-- € 356.215,--
Totaal budget f 900.000,-- € 408.400,--
In deze fase van de planvorming is het nog niet mogelijk om
de uitvoeringskosten van de afzonderlijke deelproject te ramen. Tijdens de
planuitwerking ontstaat immers pas voldoende duidelijkheid over het ontwerp en
kan op basis daarvan een kostenraming worden gemaakt. Naar mate technische
oplossingen, zoals doorgroeibare matten, beschoeiingen, e.d., in het ontwerp de
overhand krijgen nemen de uitvoeringskosten evenredig toe. De gemiddelde
inrichtingkosten van een natuurvriendelijke oevers is sterk afhankelijk van de
gekozen oplossing en lopen uiteen van f 50,-- (ca. € 23,00) tot f 180,-- (ca. € 82,--) per m1. Met het
werkbudget van f 785.000,-- zal waarschijnlijk 5 a 15 km natuurvriendelijke
oever te realiseren zijn. De 12 deelprojecten omvatten een potentiële
oeverlengte voor ca. 7,5 km natuurvriendelijke oever. Het betreft hier een
investeringsbudget, de beheerkosten zullen per deelproject apart in beeld
gebracht worden. Indien de beheerkosten van de natuurvriendelijke oever hoger
uitvallen dan de huidige beheerkosten zal aanvullend onderhoudsbudget worden
aangevraagd.
Naast het basisbudget ligt
het in de verwachting dat er voor sommige deelprojecten aanvullende
financiering mogelijk is. Hierbij moet in eerste instantie gedacht worden aan
medefinanciering van projecten die overlap vertonen met projecten uit de
waterkansenkaart. Verder wordt voorgesteld om na te gaan van welke
subsidieregelingen (Hoogheemraadschap, Provincie, Ministeries en/of de EU) er
voor de realisatie van natuurvriendelijke oevers gebruik kan worden gemaakt. Om
helderheid te krijgen in de wirwar van subsidies en regelgeving maakt het
hoogheemraadschap regelmatig gebruik van een in subsidieaanvragen
gespecialiseerd adviesbureau. Door de werkgroep wordt dan ook voorgesteld een
dergelijk adviesbureau in de arm te nemen om mogelijke subsidieregelingen in
kaart te brengen.
Bij projecten die vanuit
fase 0 worden opgestart is investerings-,
onderhouds- en/of renovatiebudget beschikbaar. Ten laste van het budget
natuurvriendelijke oevers komen dan alleen de meerkosten van de realisatie van
een natuurvriendelijke oever. Indien er mogelijkheden voor medefinanciering
bestaan is dit bij de planuitwerkingen in werkdocument 2 aangegeven.
*Park Buithof is gereed en
gefinancierd uit het renovatiebudget parken - Park Hof van Delft wordt gefinancierd
uit de exploitatie Hoornse Hof.
Met uitzondering van de
reeds lopende deelprojecten (fase 0) zullen de deelprojecten uit fase 1 in 2002
gefaseerd worden uitgevoerd. Omdat het
hier ‘groene’ projecten betreft dient rekening gehouden te worden met
specifieke wetgeving en de eisen die seizoenswerkzaamheden aan de uitvoering
stellen. Factoren als plantseizoen,
werkverbod ivm de vogelwet, kapvergunningsprocedures, etc. zijn immers van
grote invloed op de realisatie van de planning. Hierdoor dient er zeker
rekening gehouden te worden met het feit dat een aantal werkzaamheden nog in
het plantseizoen, december 2002 tot maart 2003 , uitgevoerd zal moeten te
worden. De projecten waarvoor rekening moet worden gehouden met de uitkomsten
uit het project waterkansenkaart, het verplanten van bomen, of noodzakelijke
onderhandelingen met derden (TU/TNO) zijn voor de 2e helft van 2002 ingepland.
Voor de overige projecten zal in 2002 direct met de voorbereiding worden
begonnen zodat in de eerste helft van 2002 met de uitvoering gestart worden. Op
grond van deze informatie is de volgende globale tijdsplanning te opgezet:
Eerste helft 2002 |
Tweede helft 2002 / begin
2003 |
·
Park Buitenhof (in 2000 uitgev.) ·
Kon.Emmalaan (in voorbereiding) ·
Park Hof van Delft (in voorbereiding) ·
Esdoornlaan (1) ·
Oude IJsbaan (2 en 3) ·
Maria Duystlaan (4) ·
Prof. Telderslaan (7) ·
Waterpartij oostzijde Delftechpark (10) ·
Waterpartij zuiddzijde Delftechpark (11) |
·
Korftlaan (relatie waterkansenkaart) (5A) ·
Bieslandsekade (relatie waterkansenkaart) (5B) ·
Tweemolentjeskade (relatie waterkansenkaart) (6A) ·
Aan ‘t Verlaat (relatie waterkansenkaart) (6B) ·
Prof. Evertslaan (8) ·
TNO-vijver (overleg met TU/TNU) (9) ·
Kerstanjewetering (relatie waterkansenkaart) ·
Tanthofkade (relatie waterkansenkaart) ·
Voordijkshoornsepad ·
Ecodus |
|
|
Na realisatie van een
natuurvriendelijke oever is niet meer dan logisch dat deze ook duurzaam als
zodanig wordt beheerd. In dit oeverplan
wordt vooralsnog volstaan met een aantal algemene aanbevelingen voor het beheer
van natuurvriendelijke oevers. Niet omdat het belang van ecologisch beheer niet
wordt onderkend maar omdat het beheer van natuurvriendelijke oevers zich niet
in eenduidige regels laat vangen. Door specifieke lokale omstandigheden of
expliciete wensen ten aanzien de ontwikkeling van flora en fauna vraagt elke
oever om maatwerk. Daarbij dient niet alleen rekening gehouden te worden met de vanuit de natuurbouw gestelde eisen
maar ook met de voorschriften van het hoogheemraadschap en de wensen van
bewoners ten aanzien van hun woonomgeving. Tenslotte moet het uiteindelijke
plan ook nog tegen aanvaardbare kosten uitvoerbaar zijn zodat het kan worden
ingepast in de bedrijfsvoering van de beheerder.
Deze complexiteit maakt
het noodzakelijk dat er steeds per locatie, en in overleg met alle betrokken
partijen, wordt gezocht naar het meest optimale beheerplan voor die locatie.
Met de werkgroep is afgesproken dat bij elk deelproject expliciet naar
de beheersconsequenties zal worden gekeken. Het uiteindelijke beheerplan wordt
in de werkgroep besproken en tenslotte bij het inrichtingsvoorstel in
werkdocument 2 gevoegd. Op basis van dit beheerplan zullen ook de beheerskosten
worden begroot.
Frequentie: Schouwplichtig: volgens keur van het
waterschap
In overleg blijven over lagere frequentie
Niet schouwplichtig: voor soortenrijke
bloeiende sloot
1x per 2 jaar, bij spontane
drijfbladvegetatie 1x per 3 jaar
Materiaal Bij goed gebruik is een maaikorf het
best.
Machinist
goed instrueren
Messen afstellen op 10 cm boven slootbodem
Werkwijze: Talud ontzien en kanten niet bijsnijden
Geen bagger meenemen
Schoningsmateriaal goed uit sloot verwijderen
Schoningsmateriaal voor de insteek op de kant
zetten
(liefst op 1 locatie deponeren en snel afvoeren)
10-20% van de watervegetatie laten staan (elke keer
een ander deel)
Tijdstip: Bij voorkeur in het najaar (bij 2
keer per jaar ook in juli)
Opmerkingen: Van plaats tot plaats mag het beheer wat
verschillen per locatie moet
een eenmaal gekozen werkwijzen consequent
worden doorgezet.
Frequentie: Voor een schrale vegetatie op klei en
veen 2x per jaar
Op zand 1 a 2x per jaar maaien.
Voor een natte ruigte eens in de 2 a vier jaar maaien
Materiaal Geen klepelmaaier gebruiken
Werkwijze: Maaisel altijd afvoeren
Het materiaal hooguit enkele dagen en ver van de sloot
laten liggen
Van de vegetatie ca. 10-20% laten staan (elke keer een nader
deel)
Tijdstip: Voorjaar en zo nodig ook in de zomer
na half juni
Beschermde plantensoorten en/of gekozen
doelsoorten pas na
de bloei maaien en hun groeiplaatsen in
standhouden
Opmerkingen: Van plaats tot plaats mag het maaibeheer wat
verschillen per locatie moet
een eenmaal gekozen werkwijzen consequent
worden doorgezet
Frequentie: Bij een baggerlaag van 10 cm en/of een
waterdiepte van minder dan 50 cm
Is baggeren noodzakelijk.
In veen gebieden
eens in de 4 a 5 jaar
In kleigebieden eens in de 10 a 20 jaar
Globale richtlijn voor onze regio is eens in
de 8 jaar
Materiaal Bij voorkeur kraan (al dan niet
varend)
Ecologische gezien heeft de baggerpomp de voorkeur
boven een kraan
Deze is in stedelijke gebieden echter niet
inzetbaar.
Werkwijze: 10-20% van de bodem ongemoeid laten
(elke keer een ander deel)
Of een rand een langs de oevervegetatie
ontzien
Naar het open einde toewerken; dieren hebben
dan de gelegenheid om weg te vluchten.
Tijdstip: Bij voorkeur september -oktober
Opmerkingen: Vanwege het verschralingbeheer van de bermen,
bagger niet op de kant zetten
Na de realisatie van
natuurvriendelijke oevers is het van belang om het resultaat en de effecten van
het natuurvriendelijke beheer te toetsen. Dit kan op veel verschillende
methoden. Bijvoorbeeld door een inventarisatie te maken van voorkomende
plantensoorten, door de kwaliteit te van de vegetatie te meten door gewenste
soorten positief, en ongewenste soorten negatief te waarderen. Deze methoden
zijn echter tijdrovend en vereisen specifieke kennis. De werkgroep heeft er
voor gekozen om te kijken in hoeverre de gewenste doelstelling (de ontwikkeling
van een typische slootnatuur) gehaald is, of de gekozen inrichting in de
praktijk voldoet en of het beheerplan de gewenste resultaten bevordert.
Eens in de 2-3 jaar zullen
de deelprojecten door de werkgroep worden geschouwd en zullen de bevindingen in
een evaluatiematrix conform werkdocument 1 worden verwerkt.
Nota Ruimte voor de Natuur
- Gemeente Delft
Waterplan Delft een blauw
netwerk – Hoogheemraadschap van Delfland (ism Gemeente Delft)
Ecologische Hoofdstructuur
- Gemeente Delft
Waterkansenkaart -
Hoogheemraadschap van Delfland (ism
Gemeente Delft)
Strien, W.T.F.H. van en
L.C. van den Hengel, 2000
Bermsloten…Natuurlijk, een
handreiking voor ontwerpers en
Groenmedewerkers van
Rijkswaterstaat.
Delft, Dienst Weg- en Waterbouwkunde