Hoofdstuk 3.

BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN EN BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN.

 

Artikel 3.1

 

1.    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder monumenten:

a)    beschermde rijksmonumenten:

onroerende monumenten die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers;

b)    beschermde gemeentelijke monumenten:

onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van de monumentenverordening op de gemeentelijke
     monumentenlijst zijn geplaatst;

c)    beeldbepalend pand:

     een objekt, niet vallend onder a of b, dat een kenmerkend onderdeel vormt van een stads- of dorpsgezicht dat is beschermd
     krachtens artikel 35 van de Monumentenwet 1988, en dat voorkomt op de lijst van te benoemen gemeentelijke
     monumenten.

 

2.    In dit hoofdstuk wordt onder eigenaar mede verstaan:

a)    degene die het recht van erfpacht heeft;

b)    de houder van een recht van opstal;

c)    de toekomstige eigenaar, erfpachter of houder van een recht van opstal.

 

3.    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder onderhoudsplan:

een door burgemeester en wethouders goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden en kosten die gedurende 15 jaar nodig worden geacht om het kwaliteitsniveau van het monument/beeldbepalende pand, dat met de restauratie zal worden bereikt, te handhaven.

 

4.    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder verlenen van subsidie:

het besluit van burgemeester en wethouders dat aan de eigenaar van een monument een opschortend voorwaardelijke aanspraak verschaft op een subsidie in de kosten van voorzieningen.

 

5.    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder vaststellen van subsidie:

het besluit van burgemeester en wethouders, nadat de voorzieningen zijn getroffen, waarbij de hoogte van de verleende subsidie wordt vastgesteld.

 

Artikel 3.2

 

1.    Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar, tevens bewoner, van een beschermd gemeentelijk monument, een subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van:

a)    het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

b)    het treffen van overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monumentale karakter noodzakelijk zijn;

c)    het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht gedurende maximaal drie jaar.

 

2.    Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar, niet zijnde de bewoner, van een beschermd

gemeentelijk monument een subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van:

a)    het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

b)    het treffen van overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monumentale karakter noodzakelijk zijn;

c)    het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht gedurende maximaal drie jaar.

 

3.    Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar, tevens bewoner, van een beschermd

rijksmonument, een subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van:

a)    het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

b)    het treffen van overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monumentale karakter noodzakelijk zijn;

c)    het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht gedurende maximaal drie jaar.

 

 

4.    Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar, niet zijnde de bewoner, van een beschermd

rijksmonument een subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van:

a)    het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

b)    het treffen van overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monumentale karakter noodzakelijk zijn;

c)    het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht gedurende maximaal drie jaar.

 

 

5.    De subsidie ineens zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt maximaal 40% van de

       kosten van voorzieningen, doch ten hoogste 40% van €  91.000,--.

De subsidie op termijn, zoals bedoeld in het tiende lid, bedraagt maximaal 100% van de kosten van voorzieningen, doch ten hoogste € 91.000,--.

 

6.        De subsidie ineens zoals bedoeld in het derde en vierde lid, bedraagt maximaal 30% van de

kosten van voorzieningen, doch ten hoogste 30% van € 69.000,--.

De subsidie op termijn, zoals bedoeld in het tiende lid, bedraagt maximaal 60% van de kosten van voorzieningen, doch ten  
       hoogste 60% van € 69.000,--.

 

7.    De kosten voor het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht als bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid
      kunnen volledig worden gesubsidieerd voor een duur van maximaal 3 jaar. Dit bedrag komt bovenop de hiervoor genoemde
      maximale bijdrage.

 

8.       1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een eigenaar, zoals bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid, subsidie
    verlenen voor het herstel van monumentale stoepen.

2. De subsidie, zoals bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten met een maximum
    subsidiebedrag van € 10.000,--.

 

9.       De in het tweede, vierde en achtste lid van dit artikel genoemde subsidies worden slechts verleend als de eigenaar een natuurlijk persoon, een stichting of een vereniging is.

 

10.  Op de kosten van voorzieningen worden in mindering gebracht de kosten waarvoor uit hoofde van deze verordening of enige
      andere regeling steun is of kan worden toegekend, alsmede de kosten die uit hoofde van een andere regeling zijn of kunnen
      worden gefinancierd.

 

11   Indien de eigenaar kiest voor de subsidie op termijn dan wordt deze subsidie betaalbaar gesteld aan het eind van de lopende
      maand van het jaar gelegen maximaal vijftien jaar na de vaststelling van de subsidie, mits is voldaan aan de voorwaarden en
      bepalingen van dit hoofdstuk.

 

12.  De gemeente boekt de subsidie op het moment van vaststelling ten laste van de gemeentelijke rekening-courant,
      overeenkomstig het bepaalde in de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Delft en het Nationaal Restauratie
      Fonds.

 

13.  De eigenaar die kiest voor de subsidie op termijn, kan bij de financiering van de kosten van voorzieningen, door middel van een
      aflossingsvrije hypothecaire lening, gebruik maken van de financieringsfaciliteiten van het Nationaal Restauratie Fonds.

 

14.  Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de totaal-financiering via het Nationaal Restauratie Fonds,
      gemeentegarantie afgeven.

 

15.   Het staat burgemeester en wethouders vrij om geen gemeentegarantie af te geven indien de  uitkomst van de individuele c.q. vermogenstoets van de eigenaar daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 3.3

 

Onder de in artikel 3.2 bedoelde kosten van de voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en door of namens burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van:

a)    de aanneemsom;

b)    de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

c)    het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

d)    de leges voor de bouwvergunning en voor enige andere vergunning die nodig is voor het treffen van de voorzieningen.

e)    de verschuldigde omzetbelasting;

f)      het maken van een onderhoudsplan;

g)    het lidmaatschap van de Stichting Monumentenwacht gedurende een periode van maximaal drie jaar na gereedkomen van de voorzieningen;

 

Bij de subsidie-op-termijn zullen ook de volgende kosten worden begrepen onder de kosten van de voorzieningen:

h)    de leges voor de gemeentegarantie;

i)     de kosten verbandhoudende met het aantrekken van de financiering via het Nationaal Restauratie Fonds.

j)     een post onvoorzien van maximaal 10%.

 

Artikel 3.4

 

1.    De subsidie wordt niet toegekend indien:

a) met het treffen van de voorzieningen het monumentale belang niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

b) de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

c) met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat op de aanvraag om subsidie is beschikt;

d) de kosten van de subsidiabele voorzieningen bij elkaar minder bedragen dan € 2.000--;

e) het monument waaraan de voorzieningen zullen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van 10 jaar te worden
    afgebroken;

f) bij het treffen van de voorzieningen geen rekening wordt gehouden met duurzaamheidseisen.

 

2.    De subsidie ingevolge artikel 3.2 wordt slechts verleend en vastgesteld wanneer het pand, indien van een ingrijpende verbetering sprake is, na het treffen van de voorzieningen, in het geheel beschouwd, zal voldoen aan de eisen die volgens wettelijke voorschriften aan het pand moeten worden gesteld.

 

3.    De subsidie ingevolge artikel 3.2 wordt slechts verleend en vastgesteld wanneer het pand na het treffen van de voorzieningen uit
      het oogpunt van monumentenzorg aan redelijke eisen voldoet, dan wel een redelijke bijdrage levert aan het uiterlijk ten aanzien
      van stads- of dorpsgezicht.

 

4.    In afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid kan de subsidie worden verleend en vastgesteld voor het treffen van
      voorzieningen tot gedeeltelijke opheffing van bouwtechnische gebreken, indien het een beschermd monument betreft en de
      voorzieningen in het belang van de instandhouding met spoed dienen te worden getroffen.

 

Artikel 3.5

 

1.    Als de eigenaar het monument binnen 15 jaar na vaststelling van de subsidie op termijn vervreemdt, stellen burgemeester en wethouders de subsidie op termijn opnieuw vast volgens de in het tweede lid genoemde reeks, mits aan de voorwaarden en bepalingen van dit hoofdstuk is voldaan. Direct na hernieuwde vaststelling zal de subsidie betaalbaar worden gesteld.

 

2.    De hoogte van de subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:
binnen één jaar na vaststelling 40.0%
na één jaar 40.0%
na twee jaar 40.0%
na drie jaar 50.5%
na vier jaar 52.5%
na vijf jaar 55.0%
na zes jaar 57.5%
na zeven jaar 60.0%
na acht jaar 65.0%
na negen jaar 70.0%
na tien jaar 75.0%
na elf jaar 80.0%
na twaalf jaar 85.0%
na dertien jaar 90.0%
na veertien jaar 95.0%

     waarbij het percentage berekend wordt over de vastgestelde subsidie op termijn.


3. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

 

Artikel 3.6

 

De subsidie wordt toegekend onder de voorwaarden dat:

a)    binnen twaalf weken na een bij de toekenning te bepalen tijdstip met het treffen van de voorzieningen een aanvang wordt gemaakt;

b)    de voorzieningen worden getroffen binnen twee jaar na toekenning;

c)    aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

     - toegang wordt verleend tot de betreffende onroerende zaak;

     - inzage wordt verleend van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

     - de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

     - de gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;

     - bij het treffen van de voorzieningen niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit
       Bedrijven (sinds 1996).

 

Artikel 3.7

 

De aanvraag moet bevatten:

a)    een gespecificeerde begroting van de kosten;

b)    een werkomschrijving

c)    tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van de woning (schaal 1:100)

d)    de naam en adres van de aannemers

e)    (afhankelijk van de werkzaamheden) detailtekeningen

 

Artikel 3.8

 

1.    Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag om subsidie binnen zesentwintig weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

2.    Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

 

Artikel 3.9

 

1.    Uitbetaling van een op grond van dit hoofdstuk toegekende bijdrage vindt plaats nadat:

     a) de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereed gemeld onder indiening van de daarop betrekking
         hebbende gegevens;

     b) de onder a) bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

 

2.    De hoogte van de vast te stellen subsidie wordt berekend op basis van de bij de verlening aanvaarde kosten van de voorzieningen of de werkelijke kosten van de voorzieningen als deze lager zijn.

 

Artikel 3.10

 

1.    De subsidie wordt verleend en vastgesteld onder de voorwaarde dat de eigenaar het monument conform het onderhoudsplan zal onderhouden.

2.    De voorwaarden in dit artikel gelden gedurende een periode van 15 jaar na vaststelling van de subsidie.

 

3.    Mede ter invulling van het gestelde in het eerste lid dient de eigenaar regelmatig (waarbij de regelmaat door de gemeente wordt vastgesteld in de toekenning, en ten minste ééns in de twee jaar zal zijn) een bouwkundig inspectierapport te overleggen, opgesteld door een naar het oordeel van burgemeester en wethouders deskundige partij, onder de verplichting om de in het rapport geconstateerde bouwtechnische gebreken te herstellen.

     Burgemeester en wethouders kunnen zo nodig een termijn stellen waarbinnen deze gebreken dienen

     te zijn hersteld.

 

 

Artikel 3.11

 

1.    Ingeval van niet naleving van één of meer van de voorwaarden als bedoeld in dit hoofdstuk zullen burgemeester en wethouders al naar gelang de ernst van de overtreding:
a) een besluit tot verlening en/of vaststelling van subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken (en niet of  niet geheel tot betaling van
    de subsidie overgaan);

     b) reeds betaalde subsidie (waaronder mede begrepen een eventueel voorschot op de subsidie op termijn) geheel of gedeeltelijk
         terugvorderen;

 

2.    In het geval de niet naleving van de voorwaarden als bedoeld in dit hoofdstuk de eigenaar niet verwijtbaar is, kunnen
      burgemeester en wethouders besluiten de in het eerste lid genoemde sancties geheel of gedeeltelijk niet te treffen.

 

Artikel 3.12

 

Zolang de gemeenteraad nog geen definitieve lijst van gemeentelijke monumenten heeft vastgesteld wordt voor de toepassing van deze verordening "beeldbepalende panden" gelijk gesteld met "gemeentelijke monumenten".

 

Artikel 3.13

 

Op aanvragen die zijn ingediend op grond van de huidige Subsidieverordening Stadsvernieuwing - Hoofdstuk 3 Monumenten - welke in gevolge het onderhavige raadsbesluit is ingetrokken, blijven de bepalingen van die verordening onverminderd van toepassing.

Artikel 3.14

 

In bijzondere gevallen, waarbij de kosten van voorzieningen om een specifiek onderdeel te herstellen (zoals plafondschilderingen, gevelstenen en consoles) lager uitvallen dan het in artikel 3.4, eerste lid onder d bepaalde bedrag, doch indien deze voorzieningen noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de monumentale waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van dit bedrag.