Startnotitie
Inleiding
In de gemeente Delft staat de
komende jaren een groot infrastructureel project, genaamd ‘Delft Centraal’, op
het programma. Het gebied rond het bestaande station en de spoorbaan verandert
de komende jaren ingrijpend. Zo komt het spoor en het station (gedeeltelijk)
onder het maaiveldniveau te liggen en worden nieuwe functies zoals een
parkeergarage en een openbaar vervoer knooppunt toegevoegd. In het project zal
het veiligheidsvraagstuk een belangrijke rol gaan spelen. Het project leent
zich derhalve goed voor het toepassen van een integrale veiligheidsbenadering.
Een integrale benadering van
veiligheid stelt de betrokken partijen in staat het vraagstuk tot een bewust
gezamenlijk eigendom te maken en vanaf het begin stapsgewijs na te gaan hoe
daarmee moet worden omgegaan. In de verschillende fasen van de ontwikkeling van
‘Delft Centraal’ moeten daarom alle betrokken partijen met hun
veiligheidswensen en eisen worden betrokken.
Het is daarbij van groot belang
dat de veiligheidsdiscussie vroegtijdig wordt gestart en goed wordt
gestructureerd. Vroegtijdig starten van de veiligheidsdiscussie zorgt
uiteindelijk voor een kwalitatief hoogwaardig ontwerp tegen acceptabele kosten
en voorkomt dat er zich in de gebruiksfase nog onvoorziene veiligheidskosten
openbaren.
Om een veiligheidsdiscussie
vroegtijdig te starten is op initiatief van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, in samenwerking met de Vereniging Nederlandse
Gemeenten en de hulpdiensten, de ‘VeiligheidsEffectRapportage’ (VER) ontwikkeld.
De VER is een op vrijwillige basis uitgevoerd instrument, waarmee vooraf
duidelijk wordt welke veiligheidsrisico’s men in huis haalt met een (groot)
ruimtelijk project. De werking van de VER berust op het voeren van een
gestructureerde veiligheidsdialoog tussen publieke en private partijen die
betrokken zijn bij dat project.
Deze notitie is de eerste module
(startnotitie) van de VER en is een intentieverklaring van de betrokken
partners in veiligheid tot een integrale aanpak van het veiligheidsvraagstuk.
In deze notitie staat onder meer
informatie over de VER, veiligheidsrisico’s, veiligheidsdoelen en de manier
waarop de VER op het project ‘Delft Centraal’ wordt toegepast.
De notitie wordt tenslotte
ondertekend door de vertegenwoordigers van de bij de veiligheid van het project
betrokken partijen.
VeiligheidsEffectRapportage
Doel
Een VER[1]
heeft als doel alle betrokken vroegtijdig inzicht te geven op mogelijke
veiligheidsrisico’s van ruimtelijke- of bouwprojecten. Een VER levert een
belangrijke bijdrage aan de communicatie over veiligheid op bestuurlijk niveau.
Als er een beeld is van de
veiligheidsrisico’s kunnen de betrokken partijen alternatieven ontwikkelen
waarmee geconstateerde risico’s kunnen worden verminderd. Daarnaast kunnen de
betrokken partijen afspraken maken over de maatregelen en activiteiten die
nodig zijn om het gekozen alternatief uit te voeren en de uitvoering van
afspraken te bewaken.
Een VER bestaat uit vijf modules
een startnotitie (dit document), een veiligheidsscan, het benoemen van
alternatieven, het nemen van maatregelen en tenslotte de implementatie.
De VER wordt in dit geval
toegepast op het project ‘Delft Centraal’ en uitgevoerd voor de gemeente Delft.
De grenzen van het plangebied
waarop de VER wordt toegepast worden aangegeven op de ‘Voor ontwerptekeningen
Bestemmingsplan Spoorproject, situatie boven- en ondergronds’ van de gemeente
Delft (concept, totaal 6 bladen).
Module I: Startnotitie
De eerste fase van een VER is
het opstellen van een startnotitie (deze notitie). Doel van deze notitie is een
intentieverklaring op te stellen waarin de bij het project betrokken partijen
als de gemeente Delft, de hulpdiensten, de projectontwikkelaar(s), de bouwer(s)
en de toekomstige gebruikers, de wens uitspreken om samen de
veiligheidsrisico’s onder ogen te zien en te kijken of er oplossingen voor het
wegnemen van deze risico’s kunnen worden gevonden.
Initiatiefnemers van deze
startnotitie zijn de gemeente Delft en de vertegenwoordigers van de
hulpdiensten in de regio Haaglanden. Zowel uit de optiek van de gemeente Delft
als van de hulpdiensten (politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening)
dient de veiligheid rond de spoorzone in alle fasen van het plan- en
besluitvormingsproces ter sprake te komen. Dus vanaf de huidige initiatieffase,
via de ontwerp- en bouwfase, tot en met de gebruiksfase. Alle betrokkenen rond het
veiligheidsvraagstuk hebben zich verenigd in de werkgroep ‘Integrale Veiligheid
Delft Centraal’(IVDC).
Risico’s, veiligheidsdoelen en veiligheidsniveau
Risico’s
De ontwikkeling van het project
‘Delft Centraal’ kent een aantal specifieke veiligheidsbedreigingen voor het
personeel, het publiek en het object zelf. Voor de objecten die gepland zijn in
de spoorzone zijn dat:
· Bedreigingen van natuurlijke
aard zoals wateroverlast;
· Bedreigingen van
niet-opzettelijke aard zoals brand, vervoersongevallen, explosie, lekkage,
stroomuitval;
· Bedreigingen van opzettelijke
(criminele aard) aard zoals diefstal, brandstichting, bedreiging en vandalisme;
· Bedreigingen door (afwijkend)
menselijk gedrag met als achtergrond een politiek motief, zoals een bomaanslag,
gijzeling of bezetting.
Veiligheidsdoelen
Er zijn drie veiligheidsdoelen
voor de ontwikkeling van ‘Delft Centraal’ te onderscheiden.
Het eerste veiligheidsdoel is ‘het zoveel mogelijk voorkomen en beperken
van persoonlijk letsel’. Calamiteiten zijn altijd mogelijk. Het persoonlijk
letsel dient echter zo beperkt mogelijk te blijven. Met andere woorden: zoveel
mogelijk dient voorkomen te worden dat er bij een calamiteit doden en/of
gewonden vallen.
Het tweede veiligheidsdoel is ‘het zoveel mogelijk voorkomen van materiele
schade’. De gevolgen van een calamiteit moeten zoveel mogelijk beheersbaar
zijn en blijven. De betrokkenen dienen vooraf keuzen te maken over maatregelen
en voorzieningen om de gevolgen van een calamiteit beheersbaar te houden.
Tenslotte is een veiligheidsdoel
‘het zoveel mogelijk voorkomen van imago-
en of functieverlies’. Dit is primair voor de eigenaar/exploitant van
belang. Maar ook andere partners zoals het publiek kan er belang bij hebben dit
veiligheidsdoel zo concreet mogelijk in te vullen en een bijdrage te leveren
aan de realisatie ervan. De sociale veiligheid kan daarvoor een rede zijn.
Vooraf zal moeten worden vastgelegd waaraan het gebruik van het bouwwerk moet
voldoen voor wat betreft het imago en de daarbij behorende functie.
Veiligheidsniveau
Om te komen tot een veilig
uitvoering van het project zal het
gewenste veiligheidsniveau moeten worden vastgesteld. Vooraf, in de
ontwikkelingsfase, zal door de betrokken partijen moeten worden aangegeven wat
voor maatregelen en voorzieningen er nodig zijn om ‘Delft Centraal’ voldoende
veilig te maken. De betrokken partijen bepalen hiervoor het gewenste
veiligheidsniveau. Hiervoor dienen zij vooraf aan te geven wat ze willen
bereiken, hoe ze dat willen doen en op welke manier ze later onderzoeken of dat
is gelukt. In de gebruiksfase kunnen de betrokken partijen na gaan wat het
verschil is tussen het gewenste en bereikte niveau, en of er wel of geen
aanpassingen en nieuwe voorzieningen noodzakelijk zijn.
Organisatie en planning
De projectgroep ‘Integrale
Veiligheid Delft Centraal’ zal de aanpak van het veiligheidsvraagstuk in twee
fasen uitsplitsen en uitvoeren.
De eerste fase is gericht op het
bijeenbrengen van de diverse partijen, het globaal inventariseren van de
belangrijkste veiligheidsrisico’s en het onder de aandacht brengen van de
veiligheid bij de Gemeenteraad van Delft. De eerste fase wordt afgesloten met
een verkennende notitie over de belangrijkste uitgangspunten voor de wijze van
borging van de veiligheid in het project ‘Delft Centraal’. De notitie dient als
plan van aanpak voor de tweede fase en wordt ondersteund met een presentatie in
de Gemeenteraad van Delft.
In eerste instantie zal een
goede basis worden gelegd voor samenwerking, kennisuitwisseling, communicatie
en besluitvorming, waarbij het resultaat, een veilig project, het hoofddoel van
de werkgroep IVDC is.
De tweede fase wordt gebruikt om
de verschillende veiligheidsvraagstukken verder uit te werken naar een
beveiligingsconcept, dat vervolgens als basis kan dienen voor de aanbesteding
van de verschillende marktpartijen voor delen van het project en de
vergunningverlening voor de diverse onderdelen van het project.
Voor de uitvoering van
activiteiten in de tweede fase dienen door de betrokken partijen nog nadere
afspraken te worden gemaakt.
De partijen die vertegenwoordigd
zijn in de werkgroep ‘Integrale Veiligheid Delft Centraal’ zijn o.a. de
Gemeente Delft, de Politie Haaglanden, de Hulpverleningsregio Haaglanden, de
Brandweer Delft, projectontwikkelaar stationslocatie (Ballast Nedam en de door
hen ingehuurde partijen als architect en Holland Rail Consult), Railinfrabeheer
Zuid-Holland, stadsgewest Haaglanden en de toekomstige gebruikers. In de
toekomst zullen mogelijk nog meer partijen bij de ontwikkeling worden
betrokken.
Mevrouw ir. E.I. Bijleveld-van
der Hoeven, werkzaam bij de gemeente Delft, Directie Programma’s en Projecten,
is als project directeur verantwoordelijk voor de voortgang van het totale
project rond Delft Centraal. Zij is het aanspreekpunt voor de werkgroep
‘Integrale Veiligheid Delft Centraal’. De bestuurlijke verantwoordelijkheid
voor het project ligt bij dhr. H.J. Grashoff, wethouder duurzaamheid van de
gemeente Delft.
De werkgroep IVDC rapporteert
over de voortgang en de resultaten aan de directeur Directie Programma’s en
Projecten van de gemeente Delft en aan de bestuurlijk verantwoordelijke
wethouder van de gemeente Delft.
De werkgroep laat zich adviseren
en ondersteunen door de bureau’s E. Horvat Consultants B.V. (procesbegeleiding
fase 1) en Van Dijk, Van Soomeren en Partners B.V. (begeleiding VER).
De werkgroep ‘Integrale
Veiligheid Delft Centraal’ heeft op 25 januari 2001 de eerste bijeenkomt. De
laatste bijeenkomt van de eerste fase is begin maart 2001 gepland.
Op basis van het uitgewerkte
plan van aanpak na de eerste fase, wordt voor de tweede fase een vervolg
planning opgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met de ervaringen uit de
eerste fase ten aanzien van de beschikbare kennis, kunde en capaciteit van de
betrokken partijen en de openstaande veiligheidsvraagstukken.
Kosten en ondersteuning
De Hulpverleningsregio
Haaglanden financiert de kosten van de externe begeleiding en advisering van de
werkgroep IVDC, voor wat betreft de eerste fase van het project.
De betrokken partijen spannen
zich in om financiering voor de uitvoering van de tweede fase te zoeken.
De gemeente Delft stelt voor
beide fasen facilitaire voorzieningen beschikbaar om de bijeenkomsten van de
werkgroep mogelijk te maken. Ook voor ondersteuning en communicatie kan de
werkgroep, middels de projectdirecteur, een beroep doen op de gemeente Delft.
Ondertekening
Aldus vastgesteld door de
betrokken partijen te Delft op 25 januari 2001.
Gemeente Delft:
H.J. Grashoff ir. E. Bijleveld-van der
Hoeven ir. J. Bron
wethouder projectdirecteur brandweercommandant
Hulpverleningsregio Haaglanden:
drs. ing. R.E. Esveld drs.
F.G. Breusers
hoofd Sector Operationele
Voorbereiding directeur
Geneeskundige Hulpverlening
bij
Ongevallen en Rampen
Regio Politie Haaglanden:
J.C. Vlijm
bureauchef Delft West
ROVER:
Th. van der Kramer
voorzitter ROVER afdeling Delft
Ballast Nedam:
ir. S.B. de Vries
directeur infrastructuur
Railinfrabeheer Zuid-Holland:
B. Verberne
analist TEB
stadsgewest Haaglanden:
[1] Handleiding VeiligheidsEffectRapportage, ontwikkeld door TU Delft, Erasmus Universiteit Rotterdam en Van Dijk, Van Soomeren en Partners, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, versie 2.0, november 2000