Gegevens in nota reserve parkeervoorzieningen:

 

In deze nota komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde:

 

I.

Inleiding

 

1.

Algemene opmerkingen

 

2.

Toelichting op de reserve parkeervoorzieningen

 

3.

Toelichting op het rekenmodel

 

 

II.

Ontwikkeling van de reserve parkeervoorzieningen

 

1.

Ontwikkeling van de reserve in de laatste tien jaar

 

 

2.

Structurele toevoegingen aan de reserve nu en in de toekomst

 

 

a)

Jaarlijkse vergoedingen

 

 

b)

Extra compensatie

 

 

c)

Bijdrage ten laste van algemeen

 

 

d)

Exploitatieresultaat straatparkeren

 

 

e)

Overige toevoegingen

 

 

3.

Onttrekkingen uit de reserve nu en in de toekomst

 

 

a)                         

Onttrekkingen, zoals reeds goedgekeurd en administratief verwerkt

 

 

b)                         

Onttrekkingen, reeds goedgekeurd en nog niet administratief verwerkt (‘in de pijplijn zijnde onttrekkingen’

 

 

c)                         

Onttrekkingen, die nog niet bestuurlijk zijn goedgekeurd dan wel administratief zijn verwerkt (‘in de pijplijn zijnde onttrekkingen’)

 

 

 

III.

Onderkende risico’s

 

1.

Algemene toelichting

 

 

2

Risico’s m.b.t. berekening van de geprognosticeerde stand van de reserve in 2034

 

 

3.

Risico’s met betrekking tot de garages

 

 

a)

Beide garages

 

 

b)

Phoenixgarage

 

 

c)

d)

Zuidpoortgarage

Oostgarage (Koepoortgarage)

 

 

4.

Risico’s met betrekking tot het straatparkeren

 

 

 

 

IV.

Conclusies

 

 

 

Aan deze nota zijn de volgende bijlagen toegevoegd:

 

Bijlage 1:          Overzicht van de meest belangrijke uitgangspunten waarmee in het rekenmodel rekening is gehouden

 

Bijlage 2:          Overzicht van de stand van de reserve in 2034


Hoofdstuk I Inleiding

 

Hoofdstuk I/1

 

Algemene opmerkingen

Deze nota heeft tot doel inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van de geprognosticeerde stand van de reserve parkeervoorzieningen in 2034. Een ander doel is de relatie tussen de ontwikkelingen van de reserve en de werking van het rekenmodel waarmee de  stand van de reserve wordt berekend te verduidelijken.

Daarbij is het belangrijk te benadrukken dat in het rekenmodel met toekomstige ontwikkelingen van de reserve rekening is gehouden. Het rekenmodel is een instrument dat gebruikt wordt om financiële effecten van geplande toekomstige uitgaven - over een lange periode tot en met 2034 - te berekenen. Bij het uitvoeren van deze berekeningen in de toekomst moet worden uitgegaan van aannames waardoor de stand van de reserve in 2034 een geprognosticeerde stand is. De door deze werkwijze gedefinieerde concrete en onderkende risico’s zijn nader toegelicht in hoofdstuk III.  

 

Hoofdstuk I/2

 

Toelichting op de reserve parkeervoorzieningen

De reserve parkeervoorzieningen bestaat sinds 1988 en was in eerste instantie bedoeld als ‘egalisatiereserve’ om de exploitatieresultaten van het ‘gesloten circuit parkeren’ over de jaren heen te egaliseren. Met ingang van het boekjaar 1992 heeft de reserve een tweeledig doel (egalisatiereserve en bestemmingsreserve voor het creëren van (gebouwde) parkeervoorzieningen). Bestemmingsreserves zijn reserves met een concreet omschreven bestemming (gelabeld); financieel behoren reserves tot het eigen vermogen van de Gemeente.

 

Hoofdstuk I/3

 

Toelichting op het rekenmodel

Reeds in 1996/1997 is onderkend dat het op de huidige parkeerbehoefte toegesneden veranderende parkeerbeleid lange-termijn-gevolgen heeft. Hierdoor is de behoefte ontstaan financiële lange-termijn-effecten van bestuurlijke beslissingen zichtbaar te maken. Alle financiële gevolgen van bestuurlijke beslissingen met betrekking tot het parkeren worden sinds juni 1997 met behulp van een ‘rekenmodel’ berekend.

Het doel van dit rekenmodel is het zichtbaar maken van de financiële gevolgen van bestuurlijke beslissingen door het berekenen van de stand van de reserve parkeervoorzieningen dertig jaar na ingebruikname van de Zuidpoortgarage (stand in 2034). Dit om financiële risico’s, die wellicht in de toekomst kunnen ontstaan, te voorkomen. Het spreekt voor zich dat het nodig was het rekenmodel in de loop van de tijd steeds meer te verfijnen.

De in het rekenmodel verwerkte gegevens zijn gebaseerd op bestuurlijk goedgekeurde beslissingen; een overzicht van de meest relevante uitgangspunten is als bijlage 1 bijgevoegd. In het rekenmodel is met veel uiteenlopende gegevens rekening gehouden. Het model is gelaagd opgebouwd: belangrijke ‘bouwstenen’ zijn de exploitatieberekeningen voor het straatparkeren en de Phoenix- en de Zuidpoortgarage, de tot en met 2030 goedgekeurde tariefstijgingen en tenslotte de ontwikkeling van de reserve zelf; de financiële effecten van de Oostgarage zijn in het rekenmodel nog niet verwerkt.

Bij de ontwikkeling van de reserve is rekening gehouden met alle in het verleden (concreet tot en met het boekjaar 2000) doorgevoerde onttrekkingen, met bestuurlijk reeds goedgekeurde maar nog in de toekomst door te voeren onttrekkingen en met bestuurlijk nog niet goedgekeurde en nog niet doorgevoerde onttrekkingen; genoemde onderwerpen zijn nader uitgewerkt in hoofdstuk II. Sommige gegevens die wel relevant zijn voor de toekomst, zijn of om uiteenlopende redenen niet verwerkt, of met veronderstelde gegevens verwerkt in het rekenmodel; deze gegevens zijn ‘risico’s’ genoemd en nader uitgewerkt in hoofdstuk III.

Het spreekt voor zich dat de berekeningen voor een groot deel de toekomst betreffen. Daarmee is zo goed mogelijk rekening gehouden, maar vanzelfsprekend is de berekende stand van de reserve parkeervoorzieningen voor het grootste deel gebaseerd op de op de toekomst betrekking hebbende veronderstellingen en extrapolaties.

 

Hoofdstuk II Ontwikkeling van de reserve parkeervoorzieningen

 

Hoofdstuk II/1.

 

Ontwikkeling van de reserve in de laatste tien jaar

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van de reserve parkeervoorzieningen weer waarbij o.a. ook de exploitatieresultaten van het parkeren op straat als mutaties zijn verwerkt. In dit kader valt op te merken dat de positieve trend van de laatste jaren  naar verwachting zich in de toekomst  niet zal voortzetten (zie nadere toelichting in hoofdstuk III/3). De stand van de reserve heeft zich sinds 1990 als volgt ontwikkeld:

 

 

 

 

Bedragen in ƒ (x 1.000)

 

 

Toevoegingen

 

 

 

 

Jaar

 

Begin-

stand

A

Rente c.q.

prijscomp.

B

Extra com-pensatie

C

Bijdrage tlv algem.

D

Expl.resultaat

straatparkeren

E

Overige

toevoeg.

 

 

Onttrekk.

 

Eind-

stand

 

 

1990

 

1.458

 

117

 

 

 

152

 

 

 

 

1.728

 

1991

1.728

143

 

 

154

 

-166

1.857

 

1992

1.857

163

 

 

7

 

-102

1.925

 

1993

1.925

173

 

 

836

 

 

2.934

 

1994

2.934

257

 

 

591

 

-513

3.268

 

1995

3.268

262

 

 

1.340

 

-540

4.329

 

1996

4.329

325

 

200

1.758

 

-259

6.353

 

1997

6.353

477

 

400

1.494

 

-565

8.158

 

1998

8.158

245

424

600

1.580

10.000

-323

20.684

 

1999

20.684

414

424

700

1.433

 

-4.785

18.869

 

2000

18.869

330

424

700

1.863

 

-5.229

16.957

 

 

De ingrijpende verhoging van de stand van de reserve is voor een groot deel veroorzaakt door de extra storting ten laste van de reserve ‘Zicht op Delft’ en door de jaarlijkse bijdragen ten laste van de algemene middelen. De structurele toevoegingen zijn nader toegelicht in hoofdstuk II/2. De onttrekking ad ƒ5,229 miljoen in het jaar 2000 is in hoofdstuk II/3 nader gespecificeerd.

In het vervolg zijn alle eenmalige handelingen omschreven als ‘incidenteel’ en alle jaarlijks terugkomende handelingen als ‘structureel’.

 

Hoofdstuk II/2

 

Structurele toevoegingen aan de reserve nu en in de toekomst

De structurele toevoegingen (dotaties) aan de reserve zijn jaarlijkse vergoedingen (rente dan wel prijsstijging, zie kolom A), extra compensatie (kolom B), bijdrage ten laste van algemeen (kolom C) en exploitatieresultaat straatparkeren (parkeerbedrijf, zie kolom D). Alle toevoegingen zijn gebaseerd op bestuurlijk goedgekeurde besluiten en kunnen als volgt worden toegelicht:

 

Ad a)    Jaarlijkse vergoedingen, zie kolom A

Met ingang van 1998 is een beleidswijziging doorgevoerd met als gevolg dat aan alle reserves en voorzieningen de vergoeding niet meer op basis van het renteomslagpercentage (was 7,5 %), maar op basis van het prijsstijgingspercentage (is gemiddeld 2 %) worden toegevoegd.

 

Ad b)    Extra compensatie, zie kolom B

De bij a) genoemde beleidswijziging had voor de geprognosticeerde stand van de reserve parkeervoorzieningen in 2034 nadelige gevolgen, zodat besloten is deze nadelige gevolgen op te heffen door een structurele en additionele storting ten laste van algemene middelen ad ƒ 424.000 per jaar.

 

Ad c)    Bijdrage ten laste van algemeen, zie kolom C

      In de kadernota 1996-1999 was een jaarlijks oplopende storting in de reserve parkeervoorzieningen geregeld, oplopend van ƒ 200.000 tot een maximumbedrag van structureel ƒ 2 miljoen. Daarna is er in de bezuiniging bij de 1e wijziging 1999 op het oplopende bedrag een bedrag ad ƒ 100.000 (van de ƒ 200.000) per 1 januari 1999 structureel bezuinigd op de storting en het maximumbedrag op ƒ 1 miljoen gesteld. Daarmee zal de jaarlijkse bijdrage van de algemene dienst met ingang van 2002 structureel ƒ1 miljoen bedragen. In het rekenmodel zijn deze oplopende stortingen verwerkt en doorgerekend.

 

In de financiële administratie is genoemd bestuurlijk besluit door een interpretatiefout vanaf de zomernota 2000-2003 niet op de juiste manier verwerkt. Dat is te zien in de tabel op de vorige pagina (feitelijke stortingen en onttrekkingen). De jaarlijkse storting liep daardoor vanaf 2000 niet meer met ƒ100.000 op, maar is blijven steken op ƒ700.000 (moet zijn ƒ800.000). Dit betekent dat op de beginstand van de reserve per 1.1.2001 nog een correctie moet plaatsvinden ter hoogte van ƒ 101.750 (verhoging storting 2000 ad ƒ 100.000 (kolom C) plus 1,75 % prijscompensatie (kolom A)). In de aankomende zomernota 2002-2005 zullen de nodige aanpassingen als technische correctie (tegenvaller) worden meegenomen.

 

Ad d)    Exploitatieresultaat straatparkeren, zie kolom D

De reserve parkeervoorzieningen heeft o.m. tot doel de exploitatieresultaten van het parkeren op straat door de jaren heen te egaliseren. De exploitatieresultaten van het parkeren op straat worden derhalve jaarlijks afgerekend met de reserve parkeervoorzieningen.

 

Ad e)    Overige toevoegingen, zie kolom E

De storting ad ƒ 10 miljoen uit de grondbedrijfsreserve ‘Zicht op Delft’ was eveneens in de kadernota 1996-1999 geregeld.

 

Hoofdstuk II/3

 

Onttrekkingen uit de reserve nu en in de toekomst

In het verleden zijn - door het bestuur goedgekeurde bedragen - aan de reserve onttrokken, ook in het boekjaar 2000. In de nabije toekomst zullen naar verwachting nog volgende, reeds goedgekeurde of nog goed te keuren (investerings-)kredieten (restanten) na het gereedkomen van de uit te voeren werkzaamheden met de reserve parkeervoorzieningen moeten worden verrekend: (a) onttrekkingen zoals reeds goedgekeurd en administratief verwerkt, (b) onttrekkingen reeds goedgekeurd en nog niet administratief verwerkt en (c) onttrekkingen nog niet bestuurlijk goedgekeurd dan wel administratief verwerkt (= ‘in de pijplijn zijnde onttrekkingen’). Alle genoemde onttrekkingen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 

ad a) Onttrekkingen uit de reserve, zoals reeds goedgekeurd en (in het boekjaar 2000) administratief verwerkt (afrekening van de in het boekjaar 2000 gemaakte kosten)

Jaar

 

in ƒ

2000:

Afrekening voorbereidingskrediet Zuidpoort

247.589

2000:

Afrekening investeringskosten Phoenixgarage

4.848.274

2000:

Afrekening binnentuin Phoenixgarage

21.230

2000:

Afrekening kosten Fietsactieplan

56.106

2000:

Afrekening kosten Citypendel

55.769

Totale onttrekking 2000:

5.228.968

 

 

ad b)     Onttrekkingen 2001, reeds goedgekeurd en nog niet administratief verwerkt (concreet: nog af te rekenen kredieten die bestuurlijk reeds goedgekeurd zijn)

 

Jaar

 

in ƒ

2001:

Restantkrediet Phoenixgarage (incidenteel)

2.061.000

2001:

Restantkrediet Binnentuin Phoenixgarage (incidenteel)

852.423

2001:

Restantkrediet Fietsactieplan (incidenteel)

243.894

2001:

Restantbijdrage Citypendel (incidenteel)

104.231

2001:

Bijdrage projectkosten PRIS (incidenteel)

525.000

2001:

Afrekening voorbereidingskrediet Pollers (incidenteel)

150.000

2001:

Voorbereidingskosten maatregelen westelijke schil

100.000

Totaal van de incidentele onttrekkingen 2001 reeds goedgekeurd

4.036.548

Structurele onttrekkingen, reeds goedgekeurd:

Meerkosten voor 12 parkeercontroleurs

18.490

                                                                      

ad c)     Onttrekkingen nog niet bestuurlijk goedgekeurd dan wel administratief verwerkt (onttrekkingen ‘in de pijplijn’):

 

Jaar

 

in ƒ

2001:

Tijdelijke parkeervoorzieningen Zuidpoort (incidenteel)

724.000

2001:

Investeringskosten PRIS 2e fase (incidenteel)

1.435.000

2001:

Voorbereid.kosten maatregelen Nieuwe Plantage (incidenteel)

200.000

2001:

Investeringskosten pollers 1e fase

4.500.000

2001:

Overschrijd.invest.kosten Phoenixgarage (incidenteel,zie hfdstk III/3 b)

2.000.000

Totaal van de nog goed te keuren incidentele onttrekkingen:

8.859.000

 

 

2001:

Onderhoudskosten PRIS 2e fase (structureel)

onbekend

2001:

Onderhoudskosten pollers 1e fase (structureel vanaf 2002)

360.000

2001:

Jaarlijkse huur terrein Citypendel (structureel 2001 t/m 2004)

200.000

2001:

Exploitatieresultaat proefjaar westelijke schil (incidenteel)

121.000

2002:

Onderhoudskosten PRIS1e fase (structureel)

58.000

2002:

Exploitatieresultaat proefjaar westelijke schil (incidenteel)

121.000

2006:

Investeringskosten pollers eindfase (incidenteel)

700.000

2007:

Onderhoudskosten pollers eindfase (structureel, vanaf 2007)

56.000

 

Hoofdstuk III Onderkende risico’s

 

Hoofdstuk III/1

 

Algemene toelichting

Zoals in hoofdstuk I/2 toegelicht, is in het rekenmodel uitgegaan van bepaalde door het bestuur goedgekeurde uitgangspunten (zie ook het als bijlage bijgevoegde overzicht waarin de bestuurlijk meest relevante uitgangspunten zijn samengevat); deze uitgangspunten werken gedeeltelijk door in de toekomst. De onderkende risico’s bestaan voor een deel uit toekomstige op schattingen gebaseerde ontwikkelingen en voor een ander deel uit onderkende situaties die om uiteenlopende redenen nog niet in het rekenmodel zijn verwerkt.

 

Hoofdstuk III/2

 

Risico’s m.b.t.berekening van de geprognosticeerde stand van de reserve in 2034

De renteontwikkelingen in de toekomst - van belang voor berekening van de rente op de stand van de reserve op basis van prijsaanpassingen - zijn onbekend. In het rekenmodel is wel voor wat betreft de rentebijschrijving met een gemiddeld prijsstijgingspercentage van 2% rekening gehouden en voor wat betreft de berekening van de kapitaallasten met een rentepercentage van 6,5 %.

 

Hoofdstuk III/3

 

Risico’s met betrekking tot de garages

a)         Beide garages

Bij de Gemeente Delft is het gebruikelijk de structurele kapitaallasten volgens de lineaire afschrijvingsmethode te berekenen (= jaarlijks in hoogte gelijk blijvende afschrijvingsbedragen die berekend worden door de investeringskosten te delen door de geschatte gebruiksduur). In het rekenmodel is rekening gehouden met exploitatieresultaten voor de Phoenixgarage van 2001 t/m 2034 en voor de Zuidpoortgarage van juli 2004 t/m 2034.

De in het rekenmodel begrepen exploitatieresultaten voor de garages zijn - afwijkend van de gebruikelijke methode - berekend met inachtneming van kapitaallasten volgens de ‘maximax-methode’: per jaar is met de hoogste (lineaire of annuïtaire) afschrijvingsbedragen rekening gehouden; met kosten voor groot onderhoud aan de gebouwen is daarentegen geen rekening gehouden. De maximax-methode heeft tot gevolg dat voor beide garages de meest nadelige exploitatieresultaten zijn berekend. Een vergelijking van de in het rekenmodel begrepen exploitatieresultaten met de exploitatieresultaten waarbij lineaire afschrijving in acht is genomen, laat zien dat door de maximax-methode een ‘verborgen’ - dat wil zeggen niet zichtbare - reservering in de exploitatieresultaten is begrepen; deze ‘reservering’ is bestemd voor kosten van groot onderhoud. Het is mogelijk dat de werkelijk in de toekomst verwachte kosten voor groot onderhoud afwijken van de nu gedane ‘reservering’.

V.w.b. de inkomsten geldt voor beide garages dat in het rekenmodel nog geen rekening is gehouden met het aantal uit te geven abonnementen (= vaste inkomsten); het effect daarvan op de bezettingsgraad is nog onbekend, maar verwacht wordt dat de  verkoopopbrengst van de abonnementen een positief effect op het exploitatieresultaat van de garages heeft. Naar verwachting zal ook het effect van de verruimde openingstijden een positief  financieel effect hebben op de bezettingsgraad van de garages. Met de verruimde openingstijden is in het rekenmodel nog geen rekening gehouden.

V.w.b. de vervanging van de installaties is in het rekenmodel uitgegaan van een levensduur van 10 jaar, maar naar de laatste inzichten moet rekening worden gehouden met een levensduur van 7 jaar. Dit is nog niet verwerkt in het model.

 

b)         Phoenixgarage

De overschrijding van de geraamde investeringskosten voor de Phoenixgarage bedraagt naar de huidige kennisstand ca. ƒ 3,8 miljoen. De overschrijding kan als volgt worden verklaard. Een bedrag ad ƒ 0,835 miljoen is ontstaan door een aangepast programma van eisen (opdrijfschade). De kosten als gevolg van schade aan de damwand bedragen ca. ƒ 1,8 miljoen, de Raad van Arbitrage zal nog moeten beslissen of de Gemeente of de aannemer deze meerkosten moet dragen. De overige overschrijding van ca. ƒ 1,1 miljoen is ontstaan door meer- en minderwerk en door de gebruikelijke prijsaanpassing gedurende de bouwperiode.

In het huidige rekenmodel zijn de verwachte meerkosten ad ƒ 2 miljoen in 2001 als onttrekking uit de reserve behandeld (zie ook hoofdstuk II/3 c), maar voordat genoemde meerkosten administratief verwerkt kunnen worden, moet bij afrekening van de definitieve investeringskosten nog bestuurlijke goedkeuring worden aangevraagd (de mogelijke  alternatieven voor de administratieve verwerking zijn: of dekking van het gehele overschrijdingsbedrag door onttrekking ineens uit de reserve, of activering van de investeringskosten en afschrijven in dertig jaar).

 

c)                Zuidpoortgarage

In het rekenmodel is rekening gehouden met een totaalbedrag aan investeringskosten  van ƒ 53,1 miljoen (stand maart 2000); genoemd bedrag is de basis voor de berekening van de kapitaallasten.

De Zuidpoortgarage zal door een externe partij worden geëxploiteerd (BV i.o). Met de Stichting-/BV-constructie is in het rekenmodel nog geen rekening gehouden, evenmin als met de te verwachten stijging van de investeringskosten als gevolg van planaanpassingen en indexering.

Voor de Zuidpoortgarage is inmiddels een voorbereidingskrediet goedgekeurd. Dit krediet is in het rekenmodel niet als onttrekking uit de reserve behandeld, omdat in de exploitatieberekeningen voor de Zuidpoortgarage rekening is gehouden met kapitaallasten, die gebaseerd zijn op de totale investeringskosten (de investeringskosten worden geactiveerd).

 

d)         Oostgarage (Koepoortgarage)

Met de komst van de Oostgarage is in het rekenmodel nog geen rekening gehouden. Zodra de gegevens bekend zijn, worden ze verwerkt.

 

 

Hoofdstuk III/4

 

Risico’s met betrekking tot het straatparkeren

Met de effecten van het betaalde parkeren in de oostelijke ‘schil’  en met verschuivingen van aantallen in de binnenstad (aantal betaalde straat-parkeerplaatsen vermindert, aantal vergunningenparkeerplaatsen wordt hoger) is in het rekenmodel nog geen rekening gehouden. V.w.b. de effecten van het betaalde parkeren in de westelijke schil is uitsluitend rekening gehouden met de verwachte negatieve exploitatieresultaten voor de proefperiode 2001/2002 ad totaal ƒ 242.000 (zie hoofdstuk II/3c).

In het rekenmodel is bij de exploitatieberekeningen voor het straatparkeren rekening gehouden met 1011 betaalde parkeerplaatsen. Dit aantal zal in de loop der tijd verminderen tot circa 500, mede afhankelijk van de oplevering van de garages, en wordt dan in de reserve verwerkt.

 

 

Hoofdstuk IV. Conclusies

 

Uit bijlage 2 blijkt de stand van de reserve in 2034. Daarbij is aangegeven de ontwikkeling van de reserve tot en met 2034, exclusief en inclusief de financiële effecten van kosten als gevolg van de dynamische afsluiting van de binnenstad volgens model 2. (Zie aparte nota.)

 

Zoals in hoofdstuk III nader toegelicht, zijn bepaalde risico’s onderkend waarvan de ontwikkelingen in de toekomst moeilijk in te schatten zijn, of niet zijn verwerkt in het rekenmodel.

 

 

 

 

 

 

 

 


Bijlage 1

 

Overzicht van de meest belangrijke uitgangspunten en wijzigingen

met betrekking tot de reserve parkeervoorzieningen

 

 

 

 

 

 


Bijlage 2

 

Geprognosticeerde stand van de reserve tot en met 2034

 


Bijlage 2

 

 

Geprognosticeerde stand van de reserve tot en met 2034