Gegevens in nota
reserve parkeervoorzieningen:
In deze nota komen
achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde:
I. |
Inleiding |
||
|
1. |
Algemene
opmerkingen |
|
|
2. |
Toelichting op de
reserve parkeervoorzieningen |
|
|
3. |
Toelichting op het
rekenmodel |
|
|
|
||
II. |
Ontwikkeling van de
reserve parkeervoorzieningen |
||
|
1. |
Ontwikkeling van de
reserve in de laatste tien jaar |
|
|
2. |
Structurele
toevoegingen aan de reserve nu en in de toekomst |
|
|
|
a) |
Jaarlijkse
vergoedingen |
|
|
b) |
Extra compensatie |
|
|
c) |
Bijdrage ten laste
van algemeen |
|
|
d) |
Exploitatieresultaat
straatparkeren |
|
|
e) |
Overige
toevoegingen |
|
3. |
Onttrekkingen uit
de reserve nu en in de toekomst |
|
|
|
a)
|
Onttrekkingen,
zoals reeds goedgekeurd en administratief verwerkt |
|
|
b)
|
Onttrekkingen,
reeds goedgekeurd en nog niet administratief verwerkt (‘in de pijplijn zijnde
onttrekkingen’ |
|
|
c)
|
Onttrekkingen, die
nog niet bestuurlijk zijn goedgekeurd dan wel administratief zijn verwerkt
(‘in de pijplijn zijnde onttrekkingen’) |
|
|
|
|
III. |
Onderkende risico’s |
||
|
1. |
Algemene
toelichting |
|
|
2 |
Risico’s m.b.t.
berekening van de geprognosticeerde stand van de reserve in 2034 |
|
|
3. |
Risico’s met
betrekking tot de garages |
|
|
|
a) |
Beide garages |
|
|
b) |
Phoenixgarage |
|
|
c) d) |
Zuidpoortgarage Oostgarage
(Koepoortgarage) |
|
4. |
Risico’s met
betrekking tot het straatparkeren |
|
|
|
|
|
IV. |
Conclusies |
Aan deze nota zijn de
volgende bijlagen toegevoegd:
Bijlage 1: Overzicht van de meest belangrijke
uitgangspunten waarmee in het rekenmodel rekening is gehouden
Bijlage 2: Overzicht van de stand van de reserve
in 2034
Hoofdstuk I Inleiding
Hoofdstuk I/1
Algemene opmerkingen
Deze nota heeft tot doel inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van
de geprognosticeerde stand van de reserve parkeervoorzieningen in 2034. Een
ander doel is de relatie tussen de ontwikkelingen van de reserve en de werking
van het rekenmodel waarmee de stand van
de reserve wordt berekend te verduidelijken.
Daarbij is het belangrijk te benadrukken dat in het rekenmodel met
toekomstige ontwikkelingen van de reserve rekening is gehouden. Het rekenmodel
is een instrument dat gebruikt wordt om financiële effecten van geplande
toekomstige uitgaven - over een lange periode tot en met 2034 - te berekenen.
Bij het uitvoeren van deze berekeningen in de toekomst moet worden uitgegaan
van aannames waardoor de stand van de reserve in 2034 een geprognosticeerde
stand is. De door deze werkwijze gedefinieerde concrete en onderkende risico’s
zijn nader toegelicht in hoofdstuk III.
Hoofdstuk I/2
Toelichting op de reserve parkeervoorzieningen
De reserve parkeervoorzieningen bestaat sinds 1988 en was in eerste
instantie bedoeld als ‘egalisatiereserve’ om de exploitatieresultaten van het
‘gesloten circuit parkeren’ over de jaren heen te egaliseren. Met ingang van
het boekjaar 1992 heeft de reserve een tweeledig doel (egalisatiereserve en
bestemmingsreserve voor het creëren van (gebouwde) parkeervoorzieningen).
Bestemmingsreserves zijn reserves met een concreet omschreven bestemming
(gelabeld); financieel behoren reserves tot het eigen vermogen van de Gemeente.
Hoofdstuk I/3
Toelichting op het rekenmodel
Reeds in 1996/1997 is onderkend dat het op de huidige parkeerbehoefte
toegesneden veranderende parkeerbeleid lange-termijn-gevolgen heeft. Hierdoor
is de behoefte ontstaan financiële lange-termijn-effecten van bestuurlijke
beslissingen zichtbaar te maken. Alle financiële gevolgen van bestuurlijke
beslissingen met betrekking tot het parkeren worden sinds juni 1997 met behulp
van een ‘rekenmodel’ berekend.
Het doel van dit rekenmodel is het zichtbaar maken van de financiële
gevolgen van bestuurlijke beslissingen door het berekenen van de stand van de
reserve parkeervoorzieningen dertig jaar na ingebruikname van de
Zuidpoortgarage (stand in 2034). Dit om financiële risico’s, die wellicht in de
toekomst kunnen ontstaan, te voorkomen. Het spreekt voor zich dat het nodig was
het rekenmodel in de loop van de tijd steeds meer te verfijnen.
De in het rekenmodel verwerkte gegevens zijn gebaseerd op bestuurlijk
goedgekeurde beslissingen; een overzicht van de meest relevante uitgangspunten
is als bijlage 1 bijgevoegd. In het rekenmodel is met veel uiteenlopende
gegevens rekening gehouden. Het model is gelaagd opgebouwd: belangrijke
‘bouwstenen’ zijn de exploitatieberekeningen voor het straatparkeren en de
Phoenix- en de Zuidpoortgarage, de tot en met 2030 goedgekeurde
tariefstijgingen en tenslotte de ontwikkeling van de reserve zelf; de
financiële effecten van de Oostgarage zijn in het rekenmodel nog niet verwerkt.
Bij de ontwikkeling van de reserve is rekening gehouden met alle in het
verleden (concreet tot en met het boekjaar 2000) doorgevoerde onttrekkingen,
met bestuurlijk reeds goedgekeurde maar nog in de toekomst door te voeren
onttrekkingen en met bestuurlijk nog niet goedgekeurde en nog niet doorgevoerde
onttrekkingen; genoemde onderwerpen zijn nader uitgewerkt in hoofdstuk II.
Sommige gegevens die wel relevant zijn voor de toekomst, zijn of om
uiteenlopende redenen niet verwerkt, of met veronderstelde gegevens verwerkt in
het rekenmodel; deze gegevens zijn ‘risico’s’ genoemd en nader uitgewerkt in
hoofdstuk III.
Het spreekt voor zich dat de berekeningen voor een groot deel de
toekomst betreffen. Daarmee is zo goed mogelijk rekening gehouden, maar
vanzelfsprekend is de berekende stand van de reserve parkeervoorzieningen voor
het grootste deel gebaseerd op de op de toekomst betrekking hebbende
veronderstellingen en extrapolaties.
Hoofdstuk II Ontwikkeling van de reserve parkeervoorzieningen
Hoofdstuk II/1.
Ontwikkeling van de reserve in
de laatste tien jaar
Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van de reserve
parkeervoorzieningen weer waarbij o.a. ook de exploitatieresultaten van het
parkeren op straat als mutaties zijn verwerkt. In dit kader valt op te merken
dat de positieve trend van de laatste jaren
naar verwachting zich in de toekomst
niet zal voortzetten (zie nadere toelichting in hoofdstuk III/3). De
stand van de reserve heeft zich sinds 1990 als volgt ontwikkeld:
|
Bedragen in ƒ (x 1.000) |
||||||||||
|
|
Toevoegingen |
|
|
|||||||
Jaar |
Begin- stand |
A Rente c.q. prijscomp. |
B Extra com-pensatie |
C Bijdrage tlv algem. |
D Expl.resultaat straatparkeren |
E Overige toevoeg. |
Onttrekk. |
Eind- stand |
|
||
1990 |
1.458 |
117 |
|
|
152 |
|
|
1.728 |
|
||
1991 |
1.728 |
143 |
|
|
154 |
|
-166 |
1.857 |
|
||
1992 |
1.857 |
163 |
|
|
7 |
|
-102 |
1.925 |
|
||
1993 |
1.925 |
173 |
|
|
836 |
|
|
2.934 |
|
||
1994 |
2.934 |
257 |
|
|
591 |
|
-513 |
3.268 |
|
||
1995 |
3.268 |
262 |
|
|
1.340 |
|
-540 |
4.329 |
|
||
1996 |
4.329 |
325 |
|
200 |
1.758 |
|
-259 |
6.353 |
|
||
1997 |
6.353 |
477 |
|
400 |
1.494 |
|
-565 |
8.158 |
|
||
1998 |
8.158 |
245 |
424 |
600 |
1.580 |
10.000 |
-323 |
20.684 |
|
||
1999 |
20.684 |
414 |
424 |
700 |
1.433 |
|
-4.785 |
18.869 |
|
||
2000 |
18.869 |
330 |
424 |
700 |
1.863 |
|
-5.229 |
16.957 |
|
||
De ingrijpende verhoging van de stand van de reserve is voor een groot
deel veroorzaakt door de extra storting ten laste van de reserve ‘Zicht op
Delft’ en door de jaarlijkse bijdragen ten laste van de algemene middelen. De
structurele toevoegingen zijn nader toegelicht in hoofdstuk II/2. De
onttrekking ad ƒ5,229 miljoen in het jaar 2000 is in hoofdstuk II/3 nader
gespecificeerd.
In het vervolg zijn alle eenmalige handelingen omschreven als
‘incidenteel’ en alle jaarlijks terugkomende handelingen als ‘structureel’.
Hoofdstuk II/2
Structurele toevoegingen aan de
reserve nu en in de toekomst
De structurele toevoegingen (dotaties) aan de reserve zijn jaarlijkse
vergoedingen (rente dan wel prijsstijging, zie kolom A), extra compensatie
(kolom B), bijdrage ten laste van algemeen (kolom C) en exploitatieresultaat
straatparkeren (parkeerbedrijf, zie kolom D). Alle toevoegingen zijn gebaseerd
op bestuurlijk goedgekeurde besluiten en kunnen als volgt worden toegelicht:
Ad a) Jaarlijkse vergoedingen, zie kolom A
Met ingang van 1998 is een beleidswijziging doorgevoerd met als gevolg
dat aan alle reserves en voorzieningen de vergoeding niet meer op basis van het
renteomslagpercentage (was 7,5 %), maar op basis van het prijsstijgingspercentage
(is gemiddeld 2 %) worden toegevoegd.
Ad b) Extra compensatie, zie
kolom B
De bij a) genoemde beleidswijziging had voor de geprognosticeerde stand
van de reserve parkeervoorzieningen in 2034 nadelige gevolgen, zodat besloten
is deze nadelige gevolgen op te heffen door een structurele en additionele
storting ten laste van algemene middelen ad ƒ 424.000 per jaar.
Ad c) Bijdrage ten laste van algemeen, zie kolom C
In de kadernota 1996-1999 was een jaarlijks oplopende
storting in de reserve parkeervoorzieningen geregeld, oplopend van ƒ 200.000
tot een maximumbedrag van structureel ƒ 2 miljoen. Daarna is er in de
bezuiniging bij de 1e wijziging 1999 op het oplopende bedrag een
bedrag ad ƒ 100.000 (van de ƒ 200.000) per 1 januari 1999 structureel
bezuinigd op de storting en het maximumbedrag op ƒ 1 miljoen gesteld. Daarmee
zal de jaarlijkse bijdrage van de algemene dienst met ingang van 2002
structureel ƒ1 miljoen bedragen. In het rekenmodel zijn deze oplopende
stortingen verwerkt en doorgerekend. In de financiële administratie is genoemd
bestuurlijk besluit door een interpretatiefout vanaf de zomernota 2000-2003
niet op de juiste manier verwerkt. Dat is te zien in de tabel op de vorige
pagina (feitelijke stortingen en onttrekkingen). De jaarlijkse storting liep
daardoor vanaf 2000 niet meer met ƒ100.000 op, maar is blijven steken op
ƒ700.000 (moet zijn ƒ800.000). Dit betekent dat op de beginstand van de
reserve per 1.1.2001 nog een correctie moet plaatsvinden ter hoogte van ƒ
101.750 (verhoging storting 2000 ad ƒ 100.000 (kolom C) plus 1,75 %
prijscompensatie (kolom A)). In de aankomende zomernota 2002-2005 zullen de
nodige aanpassingen als technische correctie (tegenvaller) worden meegenomen. |
Ad d) Exploitatieresultaat straatparkeren, zie kolom D
De reserve parkeervoorzieningen heeft o.m. tot doel de
exploitatieresultaten van het parkeren op straat door de jaren heen te
egaliseren. De exploitatieresultaten van het parkeren op straat worden derhalve
jaarlijks afgerekend met de reserve parkeervoorzieningen.
Ad e) Overige toevoegingen, zie kolom E
De storting ad ƒ 10 miljoen uit de grondbedrijfsreserve ‘Zicht op
Delft’ was eveneens in de kadernota 1996-1999 geregeld.
Hoofdstuk II/3
Onttrekkingen uit de reserve nu
en in de toekomst
In het verleden zijn - door het bestuur goedgekeurde bedragen - aan de
reserve onttrokken, ook in het boekjaar 2000. In de nabije toekomst zullen naar
verwachting nog volgende, reeds goedgekeurde of nog goed te keuren
(investerings-)kredieten (restanten) na het gereedkomen van de uit te voeren
werkzaamheden met de reserve parkeervoorzieningen moeten worden verrekend: (a)
onttrekkingen zoals reeds goedgekeurd en administratief verwerkt, (b)
onttrekkingen reeds goedgekeurd en nog niet administratief verwerkt en (c) onttrekkingen
nog niet bestuurlijk goedgekeurd dan wel administratief verwerkt (= ‘in de
pijplijn zijnde onttrekkingen’). Alle genoemde onttrekkingen kunnen als volgt
worden gespecificeerd:
ad a) Onttrekkingen uit de
reserve, zoals reeds goedgekeurd en (in het boekjaar 2000) administratief
verwerkt (afrekening van de in het boekjaar 2000 gemaakte kosten)
Jaar |
|
in ƒ |
2000: |
Afrekening voorbereidingskrediet Zuidpoort |
247.589 |
2000: |
Afrekening investeringskosten Phoenixgarage |
4.848.274 |
2000: |
Afrekening binnentuin Phoenixgarage |
21.230 |
2000: |
Afrekening kosten Fietsactieplan |
56.106 |
2000: |
Afrekening kosten Citypendel |
55.769 |
Totale onttrekking 2000: |
5.228.968 |
ad b) Onttrekkingen 2001, reeds goedgekeurd en nog niet administratief
verwerkt (concreet: nog af te rekenen kredieten die bestuurlijk reeds
goedgekeurd zijn)
Jaar |
|
in ƒ
|
2001: |
Restantkrediet Phoenixgarage (incidenteel) |
2.061.000 |
2001: |
Restantkrediet Binnentuin Phoenixgarage (incidenteel) |
852.423 |
2001: |
Restantkrediet Fietsactieplan (incidenteel) |
243.894 |
2001: |
Restantbijdrage Citypendel (incidenteel) |
104.231 |
2001: |
Bijdrage projectkosten PRIS (incidenteel) |
525.000 |
2001: |
Afrekening voorbereidingskrediet Pollers (incidenteel) |
150.000 |
2001: |
Voorbereidingskosten maatregelen westelijke schil |
100.000 |
Totaal van de incidentele onttrekkingen 2001 reeds
goedgekeurd |
4.036.548 |
Structurele onttrekkingen, reeds goedgekeurd:
Meerkosten voor 12 parkeercontroleurs |
18.490 |
ad c) Onttrekkingen nog niet bestuurlijk goedgekeurd dan wel
administratief verwerkt (onttrekkingen ‘in de pijplijn’):
Jaar |
|
in ƒ |
2001: |
Tijdelijke parkeervoorzieningen Zuidpoort (incidenteel) |
724.000 |
2001: |
Investeringskosten PRIS 2e fase (incidenteel) |
1.435.000 |
2001: |
Voorbereid.kosten maatregelen Nieuwe Plantage (incidenteel) |
200.000 |
2001: |
Investeringskosten pollers 1e fase |
4.500.000 |
2001: |
Overschrijd.invest.kosten Phoenixgarage (incidenteel,zie hfdstk III/3
b) |
2.000.000 |
Totaal van de nog goed te keuren incidentele
onttrekkingen: |
8.859.000 |
|
|
|
|
2001: |
Onderhoudskosten PRIS 2e fase (structureel) |
onbekend |
2001: |
Onderhoudskosten pollers 1e fase (structureel vanaf 2002) |
360.000 |
2001: |
Jaarlijkse huur terrein Citypendel (structureel 2001 t/m 2004) |
200.000 |
2001: |
Exploitatieresultaat proefjaar westelijke schil (incidenteel) |
121.000 |
2002: |
Onderhoudskosten PRIS1e fase (structureel) |
58.000 |
2002: |
Exploitatieresultaat proefjaar westelijke schil (incidenteel) |
121.000 |
2006: |
Investeringskosten pollers eindfase (incidenteel) |
700.000 |
2007: |
Onderhoudskosten pollers eindfase (structureel, vanaf 2007) |
56.000 |
Hoofdstuk III Onderkende risico’s
Hoofdstuk III/1
Algemene toelichting
Zoals in hoofdstuk I/2 toegelicht, is in het rekenmodel uitgegaan van
bepaalde door het bestuur goedgekeurde uitgangspunten (zie ook het als bijlage
bijgevoegde overzicht waarin de bestuurlijk meest relevante uitgangspunten zijn
samengevat); deze uitgangspunten werken gedeeltelijk door in de toekomst. De
onderkende risico’s bestaan voor een deel uit toekomstige op schattingen
gebaseerde ontwikkelingen en voor een ander deel uit onderkende situaties die
om uiteenlopende redenen nog niet in het rekenmodel zijn verwerkt.
Hoofdstuk III/2
Risico’s m.b.t.berekening van de
geprognosticeerde stand van de reserve in 2034
De renteontwikkelingen in de toekomst - van belang voor berekening van
de rente op de stand van de reserve op basis van prijsaanpassingen - zijn
onbekend. In het rekenmodel is wel voor wat betreft de rentebijschrijving met
een gemiddeld prijsstijgingspercentage van 2% rekening gehouden en voor wat
betreft de berekening van de kapitaallasten met een rentepercentage van 6,5 %.
Hoofdstuk III/3
Risico’s met betrekking tot de
garages
a) Beide garages
Bij de Gemeente Delft is het gebruikelijk de
structurele kapitaallasten volgens de lineaire afschrijvingsmethode te berekenen
(= jaarlijks in hoogte gelijk blijvende afschrijvingsbedragen die berekend
worden door de investeringskosten te delen door de geschatte gebruiksduur). In
het rekenmodel is rekening gehouden met exploitatieresultaten voor de
Phoenixgarage van 2001 t/m 2034 en voor de Zuidpoortgarage van juli 2004 t/m
2034.
De in het rekenmodel begrepen exploitatieresultaten
voor de garages zijn - afwijkend van de gebruikelijke methode - berekend met
inachtneming van kapitaallasten volgens de ‘maximax-methode’: per jaar is met
de hoogste (lineaire of annuïtaire) afschrijvingsbedragen rekening gehouden;
met kosten voor groot onderhoud aan de gebouwen is daarentegen geen rekening
gehouden. De maximax-methode heeft tot gevolg dat voor beide garages de meest
nadelige exploitatieresultaten zijn berekend. Een vergelijking van de in het
rekenmodel begrepen exploitatieresultaten met de exploitatieresultaten waarbij
lineaire afschrijving in acht is genomen, laat zien dat door de maximax-methode
een ‘verborgen’ - dat wil zeggen niet zichtbare - reservering in de
exploitatieresultaten is begrepen; deze ‘reservering’ is bestemd voor kosten
van groot onderhoud. Het is mogelijk dat de werkelijk in de toekomst verwachte
kosten voor groot onderhoud afwijken van de nu gedane ‘reservering’.
V.w.b. de inkomsten geldt voor beide garages dat in het rekenmodel nog
geen rekening is gehouden met het aantal uit te geven abonnementen (= vaste
inkomsten); het effect daarvan op de bezettingsgraad is nog onbekend, maar
verwacht wordt dat de verkoopopbrengst
van de abonnementen een positief effect op het exploitatieresultaat van de
garages heeft. Naar verwachting zal ook het effect van de verruimde
openingstijden een positief financieel
effect hebben op de bezettingsgraad van de garages. Met de verruimde
openingstijden is in het rekenmodel nog geen rekening gehouden.
V.w.b. de vervanging van de installaties is in het rekenmodel uitgegaan
van een levensduur van 10 jaar, maar naar de laatste inzichten moet rekening
worden gehouden met een levensduur van 7 jaar. Dit is nog niet verwerkt in het
model.
b) Phoenixgarage
De overschrijding van de geraamde investeringskosten voor de
Phoenixgarage bedraagt naar de huidige kennisstand ca. ƒ 3,8 miljoen. De
overschrijding kan als volgt worden verklaard. Een bedrag ad ƒ 0,835 miljoen is
ontstaan door een aangepast programma van eisen (opdrijfschade). De kosten als
gevolg van schade aan de damwand bedragen ca. ƒ 1,8 miljoen, de Raad van
Arbitrage zal nog moeten beslissen of de Gemeente of de aannemer deze
meerkosten moet dragen. De overige overschrijding van ca. ƒ 1,1 miljoen is
ontstaan door meer- en minderwerk en door de gebruikelijke prijsaanpassing
gedurende de bouwperiode.
In het huidige rekenmodel zijn de verwachte meerkosten ad ƒ 2 miljoen
in 2001 als onttrekking uit de reserve behandeld (zie ook hoofdstuk II/3 c),
maar voordat genoemde meerkosten administratief verwerkt kunnen worden, moet
bij afrekening van de definitieve investeringskosten nog bestuurlijke
goedkeuring worden aangevraagd (de mogelijke
alternatieven voor de administratieve verwerking zijn: of dekking van
het gehele overschrijdingsbedrag door onttrekking ineens uit de reserve, of
activering van de investeringskosten en afschrijven in dertig jaar).
c)
Zuidpoortgarage
In het rekenmodel is rekening gehouden met een totaalbedrag aan
investeringskosten van ƒ 53,1 miljoen
(stand maart 2000); genoemd bedrag is de basis voor de berekening van de
kapitaallasten.
De Zuidpoortgarage zal door een externe partij worden geëxploiteerd (BV
i.o). Met de Stichting-/BV-constructie is in het rekenmodel nog geen rekening
gehouden, evenmin als met de te verwachten stijging van de investeringskosten
als gevolg van planaanpassingen en indexering.
Voor de Zuidpoortgarage is inmiddels een voorbereidingskrediet
goedgekeurd. Dit krediet is in het rekenmodel niet als onttrekking uit de
reserve behandeld, omdat in de exploitatieberekeningen voor de Zuidpoortgarage
rekening is gehouden met kapitaallasten, die gebaseerd zijn op de totale
investeringskosten (de investeringskosten worden geactiveerd).
d) Oostgarage
(Koepoortgarage)
Met de komst van de Oostgarage is in het rekenmodel nog geen rekening
gehouden. Zodra de gegevens bekend zijn, worden ze verwerkt.
Hoofdstuk III/4
Risico’s met betrekking tot het straatparkeren
Met de effecten van het betaalde parkeren in de oostelijke ‘schil’ en met verschuivingen van aantallen in de
binnenstad (aantal betaalde straat-parkeerplaatsen vermindert, aantal
vergunningenparkeerplaatsen wordt hoger) is in het rekenmodel nog geen rekening
gehouden. V.w.b. de effecten van het betaalde parkeren in de westelijke schil
is uitsluitend rekening gehouden met de verwachte negatieve
exploitatieresultaten voor de proefperiode 2001/2002 ad totaal ƒ 242.000 (zie
hoofdstuk II/3c).
In het rekenmodel is bij de exploitatieberekeningen voor het
straatparkeren rekening gehouden met 1011 betaalde parkeerplaatsen. Dit aantal
zal in de loop der tijd verminderen tot circa 500, mede afhankelijk van de
oplevering van de garages, en wordt dan in de reserve verwerkt.
Hoofdstuk IV. Conclusies
Uit bijlage 2 blijkt de stand van de reserve in 2034. Daarbij is
aangegeven de ontwikkeling van de reserve tot en met 2034, exclusief en
inclusief de financiële effecten van kosten als gevolg van de dynamische
afsluiting van de binnenstad volgens model 2. (Zie aparte nota.)
Zoals in hoofdstuk III nader toegelicht, zijn bepaalde risico’s
onderkend waarvan de ontwikkelingen in de toekomst moeilijk in te schatten
zijn, of niet zijn verwerkt in het rekenmodel.
Bijlage 1
Overzicht van de meest belangrijke uitgangspunten en
wijzigingen
met betrekking tot de reserve parkeervoorzieningen
Bijlage 2
Geprognosticeerde stand van de reserve tot en met 2034
Bijlage 2
Geprognosticeerde stand van de reserve tot en met 2034