delft[sg1] [m2] [sg3][sh4] [sg5] [Sylvia6][lk7][m8] zuidpoort
notitie
zienswijzen
opdrachtgever |
: |
|
nummer |
: |
|
datum |
: |
|
|
|
|
opdrachtleider |
: |
|
auteur(s) |
: |
|
|
|
mw. ir S. Koenes en mw. mr M.A. van
Arendonk (gemeente Delft) |
Inhoud 1
1. Reclamanten blz. 9
2. Zienswijzen
algemeen 11
3. Individuele
zienswijzen 27
Bijlage:
1. Verslag
hoorzitting.
blanco pagina
1.
Reclamanten
|
3 |
Het ontwerpbestemmingsplan Zuidpoort d.d. 15 december 2000 heeft
vanaf 4 januari 2001 tot en met 31 januari 2001 gedurende 4 weken ter
inzage gelegen. In het kader van deze terinzagelegging zijn 50 zienswijzen
ingediend.
De kenbaar gemaakte zienswijzen zijn in deze
notitie per onderdeel samengevat en beantwoord. Een aantal zienswijzen komt
inhoudelijk met elkaar overeen. Deze zijn samengebracht in hoofdstuk 2 en
daarin van een reactie voorzien. Het betreft:
de
stedebouwkundige visie in het algemeen;
het paviljoen
in relatie tot het Haakpand;
de invulling
van veld 12 in relatie tot de woningen aan de Museumhof;
de
woonschepen, mede in relatie tot de invulling van veld 9;
de komst en
noodzaak van de discotheek;
de relatie van
de woningen aan het Museumhof en de massa/hoogte op veld 9;
horeca;
sociale
veiligheid;
planschade en
financiële haalbaarheid.
In hoofdstuk 3 zijn de zienswijze per reclamant opgenomen en beantwoord. Voorzover mogelijk is bij de beantwoording verwezen naar de relevante onderdelen van hoofdstuk 2 of naar de beantwoording van eerdere individuele zienswijzen.
Op het ontwerpbestemmingsplan Zuidpoort zijn
door de volgende personen en instanties zienswijzen kenbaar gemaakt:
1.
Belangenvereniging
Zuidpoort, Zuiderstraat 284, 2611 SM Delft;
2.
Ir J.L.H.
Breen, Achterom 42, 2611 PR Delft;
3.
M.H.A.
Eygenhuysen, namens bewoners Zuiderstraat 124 t/m 144, Zuiderstraat 124,
2611 SJ Delft;
4.
A. Hajos en
H.M. Kosijungan, Nieuwelaan 176, 2611 SB Delft;
5.
Drs R.D.T
Blomsma, Zuiderstraat 138, 2611 SJ Delft;
6.
C.J.L.
Schaareman, Oosteinde 125, 2611 VB Delft;
7.
Familie R.J.F.
Feddema, Nieuwelaan 182, 2611 SB Delft;
8.
Heero D.P.
Pol, Vestpoort 49, 2611 ME Delft;
9.
J.H. du Clou,
Zuiderstraat 222, 2611 SL Delft;
10.
J.A. Snijders
en J.Snijders-Reitsma, Zuiderstraat 18/18A, 2611 SJ Delft;
11.
Maria
Overdevest, Molslaan 81, 2611 RK Delft;
12.
A.I.J.M. van
der Hoorn, Koornmarkt 66A, 2611 EJ Delft;
13.
J. van Dalen,
namens Ondernemers Federatie Delft, Postbus 3081, 2601 DB Delft;
14.
Mr C. Vidor
van Advocatenkantoor Mr C. Vidor, namens 41bewoners van Vestpoort en
Bastiaanspoort en de Vereniging van Eigenaren Koreneef in de Veste, Postbus
2898, 2601 CW Delft;
15.
Prof. Ir
A.J.H. Haak, Oude Delft 159, 2611 HA Delft;
16.
W. Veerman,
Bastiaanspoort 18, 2611 MC Delft;
17.
Dr Ir M.G.
Mey-Wissing, Vestpoort 31, 2611 ME Delft;
18.
Mevr. mr E.
van Ree van MKB Juridisch Advies. namens P.A.C. Hoeke, postbus 3104,
2600 GC Delft;
19.
Mw. mr. E. van
Ree van MKB Juridisch Advies, namens Dalero B.V., postbus 3104, 2600 GC
Delft;
20.
R. Hogenes,
namens Vendex KBB Nederland BV, Postbus 7997, 1008 AD Amsterdam;
21.
Jérôme van Dam
en Allard Assan, namens Bewonersvereniging De Oude Nieuwelaan, Nieuwelaan
48/50, 2611 RS Delft;
22.
F.J.
Wiedenhoff en S. de Groen, Ezelsveldlaan 93, 2611 RV Delft;
23.
P.L.C. Petit
en M.M.J. Petit-Vijgen, Ezelsveldlaan 95, 2611 RV Delft;
24.
Henk Wijnen,
namens Belangenvereniging Woonbootbewoners Zuidergracht, Zuidergracht 20,
2611 WH Delft;
25.
Henk Wijnen,
namens familie Wijnen-Verberne, Zuidergracht 20, 2611 WH Delft;
26.
H. Brandt
Corstius en Y. Exaltus, Zuidergracht 17, 2611 WH Delft;
27.
A.T. de Man,
Zuidergracht 11, 2611 WH Delft;
28.
C. van der
Dussen, Zuidergracht 22, 2611 WH Delft;
29.
J. Kooistra,
Zuidergracht 5, 2611 WH Delft;
30.
De heer ir
J.R.C. Sliphorst en mevr. D. ter Haar, Zuidergracht 19, 2611 WH Delft;
31.
Gerrit Oude
Sogtoen, Zuidergracht 16, 2611 WH Delft;
32.
F.C. de Witte
en E.A.M. Leijtens, Ezelsveldlaan 79, 2611 RV Delft;
33.
Dr Ir K.J van
Oostrum en mevr. G.J. van Oostrum-Wennekers, Ezelsveldlaan 81, 2611 RV Delft;
34.
Mr W.W.
Sturms, Ezelsveldlaan 71, 2611 RV Delft;
35.
Danny van
Seters en Lub Westra, namens Vereniging van Eigenaren Museumhof I, II, IV en
VI;
36.
Katrin Schäfer
en Dannie van Seters; Ezelsveldlaan 119, 2611 RV Delft;
37.
R.S.J. de
Vetten en A.Y. Kok, Nieuwelaan 170, 2611 SB Delft;
38.
H. van der
Wal, namens de Vereniging van Eigenaren Museumhof, Ezelsveldlaan 117, 2611 RV
Delft;
39.
Peter Wolbrink
en Saskia Spierdijk, Ezelsveldlaan 115, 2611 RV Delft;
40.
E. Kouwe en C.
van Daalen, Ezelsveldlaan 99, 2611 RV Delft;
41.
Drs B.B. de
Boer, Ezelsveldlaan 121, 2611 RV Delft;
42.
M.V. Verhoef,
Nieuwelaan 174, 2611 SB Delft;
43.
Ir B.A.M. van
Dongen en P.C.M. van Dongen-van der Meer, Ezelsveldlaan 109, 2611 RV Delft;
44.
E.C. Boelman
en C.D. de Jong, Ezelsveldlaan 101, 2611 RV Delft;
45.
Ing. A.P.
Frehe en J.E. Veenman, Ezelsveldlaan 107, 2611 RV Delft;
46.
Ir P.J.
Kiesling, Ezelsveldlaan 105; 2611 RV Delft;
47.
C.J. Nonhof,
namens Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging afd. Regio Delft,
Postbus 133, 2600 AC Delft;
48.
K.J. Bosma en
H. Oostdijk, Zusterlaan 80, 2611 MP Delft;
49.
M.F.J. van der
Aart en M.H. van der Aart-Kouwenhoven, Achterom 155 en Asvest 14, 2611 PN
Delft;
50.
J.T. Muller,
Oude Delft 142, 2611 CG Delft.
2.
Zienswijzen algemeen
|
5 |
In het algemeen wordt gesteld dat in het
bestemmingsplan een goede stedebouwkundige visie op de invulling van het
Zuidpoortgebied ontbreekt. De aansluiting van het Zuidpoortgebied op de
binnenstad wordt nog onvoldoende door het plan gerealiseerd.
Reclamanten geven aan dat een gebiedsvisie
met een orthogonale structuur is gebaseerd op een onjuiste versimpeling van het
historisch weefsel van Delft. Dit leidt tot onnodig ingrijpende oplossingen
voor in principe kleine vraagstukken, onder andere met betrekking tot bestaande
bebouwing en aansluiting op de omgeving. Gepleit wordt voor een nadere
planuitwerking waarbij verkeersontsluiting, parkeren en bevoorrading als
ontwerpargumenten worden gebruikt en niet moet worden vastgehouden aan de
orthogonale bouwblokfilosofie, die immers een zwakke stedebouwkundige betekenis
heeft.
Daarnaast geven reclamanten aan dat de op
grote schaal levende gedachte dat het plan te grootschalig - en qua beleving te benauwd - zal worden, in het ontwerpbestemmingsplan
niet overtuigend wordt weerlegd of genuanceerd. Een duidelijk stedebouwkundige
visie ontbreekt. De verwachting bestaat dat de in het bestemmingsplan geboden
bouwhoogtes volledig zullen worden benut en dat dit zal leiden tot een veel te
massale bebouwing in relatie tot de relatief zeer kleinschalige binnenstad.
Dit schaalprobleem wordt onder andere
duidelijk in de bebouwing op de velden 5 en 7. Ook in veld 10 worden te ruime
bebouwingsmogelijkheden geboden waardoor een relatief groot bouwblok een te
groot contrast vormt met de omgeving. Het zicht op Delft wordt ontnomen. De
strook langs de Zuidergracht bezit de potentie om een aantrekkelijk groengebied
te worden maar ook hier worden bouwvolumes gepresenteerd waaraan een
onduidelijke visie ten grondslag ligt. In veld 2 is een gesloten bouwblok op
zijn plaats, echter de voorgestelde volumeopbouw conflicteert door gebrek aan
onderlinge samenhang en een te groot schaalcontrast met de omliggende
bebouwing.
Reclamanten geven aan dat de bouwhoogten
teveel afwijken van de bestaande bouwhoogten van de oude binnenstad. De in de
beantwoording op de inspraakreacties opgenomen jaarringentheorie kan niet in
de binnenstad als ordenend principe van toepassing zijn. Het kan uitsluitend
op gemeentelijke schaal worden gebruikt bij vergelijking van bouwjaren en
bouwstijlen. De unieke historische binnenstad van Delft kenmerkt zich door
enkele markante gebouwen die boven de rest van de bebouwing uitsteken. Dit
kenmerk kan worden doorgezet door in het Zuidpoortgebied enkele hoge gebouwen
in de nabijheid of rond een markant gebouw te plaatsen en de resterende bouwmassa
op andere velden significant lager te maken.
Antwoord
Dit onderdeel van de zienswijzen betreft de stedebouwkundige invulling van het gebied en de wijze waarop deze in het bestemmingsplan is verwerkt. In deze beantwoording zal eerst worden ingegaan op de stedebouwkundige visie en daarna zal de bestemmingsmethodiek aan de orde komen.
Stedebouwkundige
visie
Bij het ontwikkelen van de plannen voor het
Zuidpoortgebied is uitvoerig gediscussieerd over de toekomstige identiteit van
het gebied. Uiteindelijk heeft de gemeenteraad van Delft zich in de Nota
Beslispunten duidelijk uitgesproken over de gewenste identiteit in Zuidpoort:
"Het Zuidpoortgebied wordt ontwikkeld als een deel van de binnenstad met
een eigen karakter, waarbij een aantal historische en meer recente elementen
als uitgangspunt wordt genomen".
Naast de ruimtelijke kenmerken van de
binnenstad, die de basis vormen voor de invulling van het Zuidpoortgebied, zijn
een aantal elementen aangewezen die om historische, emotionele en/of
economische redenen zo waardevol geacht worden dat ze behouden dienen te
blijven. Concreet zijn dit de voormalige TU-gebouwen langs de Ezelsveldlaan,
een deel van de bebouwing langs de Nieuwelaan, de appartementen tussen het
Rijn-Schiekanaal en de Zuidwal en de drie bouwblokken aan het Vesteplein.
Hoewel net buiten het plangebied gelegen, is de ook de Oostpoort een belangrijk
historisch element en speelt bij de planontwikkeling een belangrijke rol. Het
theater maakt vanzelfsprekend eveneens onderdeel uit van de nieuwe inrichting
van Zuidpoort.
Op welke wijze bij de planontwikkeling van
Zuidpoort rekening is gehouden met vorenstaande randvoorwaarden, te weten
aansluiten bij de ruimtelijke kernmerken van de binnenstad en behoud van
waardevolle elementen, zal in het navolgende beknopt worden verantwoord. Daarna
zal meer specifiek op een aantal onderdelen worden ingegaan.
Structuur
binnenstad
De structuur van de binnenstad wordt gevormd
door een weefsel, dat is opgebouwd uit een raamwerk opgevuld met
bebouwingsvlakken. Een belangrijk kenmerk van de ruimtelijke structuur is
onder andere de lineair lopende grachten (breed profiel) met smalle verbindende
straten en stegen die gesloten bebouwingsvlakken omsluiten. De
bebouwingsvlakken zijn nagenoeg rechthoekig en geheel benut. De bouwvolumen
zijn overwegend aan de randen van de bebouwingsvlakken opgetrokken. De
bouwvolumen zijn niet homogeen. Ze bestaan deels uit aangesloten individuele
panden deels uit grotere bouwvolumen. Ook de bouwhoogten zijn niet overal
gelijk. De hoogte van de woonhuizen varieert binnen een kleine maat. Maar er
zijn ook beduidend hogere objecten die doorgaans een andere functie dan wonen
hebben. De binnenterreinen zijn deels open en deels bebouwd. De structuur van
de binnenstad draagt daarmee een orthogonaal karakter. De kenmerken daarvan
zijn in het Zuidpoortgebied terug te vinden in de situering en grootte van de
bouwblokken. De geboden ontwikkelingsmogelijkheden zijn steeds afgestemd op die
structuur en op de omliggende bebouwing. Daarbij zijn de volgende elementen
van belang: de korrelgrootte en de zogenaamde jaarringen met de daaraan
verbonden schaal en bouwhoogte.
Korrelgrootte
De korrelgrootte is herkenbaar wanneer er
sprake is van enige repetitie van maat. Dat hoeft geen precieze maat te zijn.
In de binnenstad van Delft geldt voor het bepalen van de korrelgrootte de maat
van het kleinste woonhuis en die van het grootste bebouwingsvlak. Duidelijk
zichtbaar is dat de korrelgrootte van de bebouwing van latere tijdstippen
groter wordt. Dit heeft onder andere te maken met de ontwikkeling van de
bouwtechnieken, de financiële haalbaarheid, intensief grondgebruik, maar ook
met de opgave van het bouwproject waar het individueel gebouwde woonhuis nog
maar weinig voorkomt. Voor het Zuidpoortgebied is de grootste korrel herkenbaar
in de maat van bijvoorbeeld de onderbouw van de bouwblokken in het kerngebied
en de kleine korrel in de daarboven te ontwikkelen woningen.
Jaarringen, schaal en bouwhoogte
De stad is niet in een keer gerealiseerd,
maar heeft zich in een periode van 750 jaar op een kleinschalige wijze
ontwikkeld. In de laatste decennia hebben in Delft zich een aantal grootschaliger
ontwikkelingen voorgedaan. Deze perioden met een grote bouwproductie zijn
herkenbaar, onder andere vanwege overeenkomsten in stijl. Waar deze herkenbare
perioden samenvallen met de groei van de stad wordt ook wel over
"jaarringen" gesproken. Kenmerkend voor deze jaarringen zijn de
overeenkomsten in stijl, de schaal en de bouwhoogte.
De genoemde schaalvergroting heeft in Delft
niet geleid tot verdringing in de binnenstad. Dit is het gevolg van drie
gescheiden processen die zich in verschillende periodes hebben voorgedaan.
Ten eerste een proces waarbij gebouwen en
complexen zijn opgenomen in het stedelijk weefsel, c.q. de bouwblokken. Dit is
mogelijk geweest in periodes met relatief geringe bouwproductie, meer gericht
op het individuele gebouw of complex. De bouw van een enkel groot gebouw of
complex viel in dezelfde periode waarin ook (en min of meer tegelijk) kleinere
volumes (woonhuizen, werkplaatsen en dergelijke) werden gebouwd.
Ten tweede een proces waarbij grotere
gebouwen omwille van representativiteit of veiligheid niet zijn opgenomen in
het stedelijk weefsel, c.q. de bouwblokken. Deze werden ofwel aan de rand c.q.
buiten de stad gesitueerd, ofwel aan een speciaal daarvoor gecreëerde ruimte.
Ten derde een proces waarbij grotere
gebouwen omwille van de maat en/of de functie niet konden worden ingepast in
het stedelijk weefsel, c.q. de bouwblokken. Dit is het geval in periodes met
een grotere bouwproductie die bovendien worden gekenmerkt door een algehele
schaalvergroting. Deze grotere bouwvolumen zijn aan de rand van de binnenstad
gerealiseerd.
De in Zuidpoort voorziene ontwikkelingen
vormen als het ware een logisch vervolg op de ontwikkeling van Delft. In
aansluiting op de orthogonale structuur van de binnenstad zal als het ware een
nieuwe jaarring worden ontwikkeld gepaard gaande met een passende schaalvergroting,
die de bestaande korrelgrootte respecteert. De waardevolle elementen - zoals de TU-gebouwen, de bebouwing
langs de Nieuwelaan, de appartementen tussen het Rijn-Schiekanaal en de Zuidwal
en de drie bouwblokken aan het Vesteplein - zijn gehandhaafd.
Het zicht op Delft, dat gekenmerkt wordt door
de torens van de Nieuwe Kerk en de Maria van Jesse Kerk, zal door de
voorgestelde invulling van het Zuidpoortgebied wijzigen maar de karakteristieke
torens blijven zichtbaar.
Met deze stedebouwkundige invulling is
voldaan aan het door de gemeenteraad voor het Zuidpoort geformuleerde beleid
met de daaraan verbonden keuzes. Een stedebouwkundige aanpak vanuit een ander
stedebouwkundig concept is uiteraard denkbaar, maar daar heeft de gemeenteraad
niet voor gekozen en ook daar zullen weer nadelen aan zijn verbonden.
In individuele gevallen zullen de nieuwe
ontwikkelingen ten opzichte van de bestaande omgeving een verslechtering
betekenen door bijvoorbeeld verlies van uitzicht en verandering in de
bezonningssituatie. Daarbij dient evenwel niet uit het oog te worden verloren
dat realisering van de bouwmogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan
"IIA In de Veste" ook tot verslechtering van de bestaande situatie
kan leiden. Bij de behandeling van de individuele zienswijzen zal hier nader op
worden ingegaan. In het algemeen geldt dat de wijzigingen in de straatprofielen
in het binnenstedelijk gebied van Zuidpoort aanvaardbaar worden geacht. Voor de
bezonning geldt dat - uit de vergelijking van bezonningssituatie van het vigerende
bestemmingsplan met die van het bestemmingsplan Zuidpoort - is komen vast te staan dat de negatieve
effecten zich beperken tot het voor- en najaar vanaf het middaguur in de
Kruisstraat.
Voor wat betreft de aspecten van
verkeersontsluiting, parkeren en bevoorrading, hebben indieners niet
gemotiveerd onderbouwd dat het voorliggende ontwerp niet aanvaardbaar is. De gemeenteraad
stelt zich in deze op het standpunt dat, in de aan het bestemmingsplan ten
grondslag liggende onderzoeken, de aanvaardbaarheid van de gekozen
verkeersstructuur met noodzakelijke laad- en losmogelijkheden en de aanpak van
het parkeren in voldoende mate is aangetoond en dat de beoogde
stedebouwkundige structuur daarbij een passende is.
Bestemmingsmethodiek
Het bestemmingsplan is in de vorm van een
globaal eindplan gegoten. Op basis van zo'n plan kan de bouwvergunning worden
verleend zonder dat nog een besluit op basis van artikel 11 dan wel artikel 15
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vereist is. De opgave bij deze planvorm
is om een evenwicht te vinden tussen enerzijds de gewenste flexibiliteit en
anderzijds de vereiste rechtszekerheid. Omdat de gedachtenvorming aangaande de
definitieve invulling van het bestemmingplan nog niet geheel is
uitgekristalliseerd, biedt het bestemmingsplan meer bouwmogelijkheden dan
uiteindelijk zal worden gerealiseerd. Het toekennen van deze bouwmogelijkheden
is zorgvuldig gebeurd. Wanneer deze ten volle zullen worden benut zal nog
steeds een situatie ontstaan, die stedebouwkundig voldoende kwaliteit biedt.
Daarbij zijn de bouwmogelijkheden in aanmerking genomen die het vigerende
bestemmingsplan "IIA In de Veste" biedt en het onderzoek dat is
verricht naar de bezonningssituatie.
De kenbaar gemaakte zienswijzen geven
evenwel op onderdelen wel aanleiding het bestemmingsplan aan te passen, omdat
dit tot een beter eindresultaat zal leiden van de gekozen benadering. Het
betreft hoofdstuk 4, paragraaf 4.1 van de toelichting. Deze wordt integraal vervangen
voor wat betreft het onderdeel gebiedsvisie en stedebouwkundig ontwerp.
Daarmede zal de visie op inrichting beter zijn onderbouwd.
De maximale bouwhoogte van veld 2 zal worden
verlaagd tot 15 meter om zo een betere aansluiting tot stand te kunnen brengen
met de bouwhoogte van aangrenzende percelen.
De geboden mogelijkheid voor de aanbouw aan
het Hoogovenpand zal op de plankaart nader worden gedetailleerd. Er is een
bebouwingslijn in dit bouwdeel aangegeven die een vrije ruimte garandeert van 7
meter tussen de aanbouw en de woningen op de vierde bouwlaag van het
Hoogovenpand. Tevens is de maximale bouwhoogte van 16 meter voor de aanbouw
direct grenzend aan de doorsteek tussen het cultuurplein en het winkelplein
verbonden aan een percentage van 50% van het te bebouwen oppervlak. Voornoemde
wijzigingen zijn verwerkt in de opnieuw onderbouwde visie op het plangebied.
Conclusie
De zienswijzen hebben geleid tot aanpassing
van hoofdstuk 4, paragraaf 4.1, van de toelichting op het bestemmingsplan.
Voorts is naar aanleiding van de zienswijze op de bouwhoogte van veld 2, die
bouwhoogte verlaagd tot 15 meter. De aanbouw aan het zogenoemde Hoogovenpand
is gedetailleerder in het bestemmingsplan opgenomen. Aan de zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
In de zienswijzen wordt bezwaar gemaakt
tegen de komst en het ontwerp van het zogenaamde paviljoen op het winkelplein
dat enerzijds het Haakpand als pleinwand zou moeten versterken en anderzijds
dient als ingang voor de parkeergarage en horeca-gelegenheid.
In de zienswijzen wordt te kennen gegeven
dat de komst van het paviljoen de bewoners van het Haakpand onevenredig worden
benadeeld. In het ontwerpbestemmingsplan Zuidpoort wordt bebouwing toegestaan
op 7 meter van het Haakpand van 11 meter hoog in de vorm van een paviljoen dat
toegankelijk is voor publiek, terwijl in het vigerende bestemmingsplan over een
diepte van 30,5 meter aan de zijde van de Zuiderstraat voor het Haakpand niet
mag worden gebouwd. De appartementen zijn voor een groot deel met de slaap- en
woonkamer en terras aan de zijde van de Zuiderstraat gebouwd. Het uitzicht, de
bezonning en de privacy worden door het paviljoen aangetast. Daarnaast wordt
gevreesd voor geluidsoverlast vanwege de functies die in het gebouw worden
toegestaan: een horecagelegenheid en de ingang van de parkeergarage. Het
transparante karakter, zoals beschreven in het ontwerpbestemmingsplan, zal niet
met de werkelijkheid overeenkomen door onder andere de inrichting ervan met
trappenhuizen, liften, toiletblokken en dienstverblijven.
Tevens wordt een deel van de winkels aan het
oog van het winkelend publiek onttrokken door de bouw van het paviljoen.
Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan het wervend karakter van het plein voor de
binnenstad.
De wanden van het winkelplein worden als te
hoog en te massaal in verhouding tot maat van het plein ervaren. Het plein is
daarmee ook te kwetsbaar voor een groot bouwvolume. Op een plein hoort geen
enkele bebouwing aanwezig te zijn. Alle bebouwing op een plein draagt bij aan
de versnippering van de ruimtewerking. Een plein kan slechts worden
gemeubileerd met bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of bomen en hagen.
De bouw van het paviljoen pal voor het
zogenaamde Haakpand heeft een misvorming en verminking van het Haakpand tot
gevolg. Daarbij komt nog dat op het dak van dit paviljoen zeker nog een aantal
pijpen voor ontluchting en airconditioning zal worden geplaatst. Destijds is
het pand ontworpen met een vrije open ruimte ervoor in overeenstemming met het
bestemmingsplan. Door de plaatsing van het paviljoen wordt geen recht meer
gedaan aan de destijds gemaakte keuze de woningen op het zuiden te oriënteren.
Tevens zal de huidige ruimtelijke beleving van het winkelplein door het
paviljoen worden aangetast. Het paviljoen brengt een tweespalt in de beleving
van het winkelplein. Derhalve wordt een dergelijk gebouw ontoelaatbaar geacht.
De gemeenteraad stelt dat het winkelplein een uitnodigende uitstraling moet
hebben, zodat bezoekers zich vanaf het plein verder de binnenstad in begeven.
Hiertoe zou een pleinwand moeten worden gecreëerd. Het Haakpand is juist
uitermate geschikt om als zogenaamde pleinwand te fungeren. Door de terrassen
is er een vloeiende en uitnodigende overloop naar de achterliggende binnenstad.
Antwoord
Het Haakpand kenmerkt zich door een terrasvormige opbouw en is daarmede destijds een passende wijze van appartementenbouw geweest, gesitueerd aan de rand van een open ruimte, waarbij uitzicht en bezonning randvoorwaarden zijn. Inmiddels zijn de inzichten veranderd. Omdat het Zuidpoortgebied onderdeel van de binnenstad zal worden, is het Haakpand niet meer een bouwwerk dat zich aan de rand van een open ruimte zal bevinden maar komt in de Delftse binnenstad te liggen. Het zal nu gaan fungeren als een wand aan het nieuw te realiseren winkelplein. De terrasvormige opbouw is niet de geëigende vorm waarmee een pleinwand van een plein in de Delftse binnenstad wordt gemaakt. Het omstreden ruimtelijk zelfstandige paviljoen is noodzakelijk om het Haakpand in zijn functie als pleinwand te ondersteunen.
De hoogte van het paviljoen is noodzakelijk
met het oog op die ondersteunende functie. Zou het paviljoen slechts één
bouwlaag hoog worden, dan zou het zijn ruimtelijke functie als ondersteuning
van het Haakpand als pleinwand verliezen en zou het niet meer dan een
aanvulling zijn op de inrichting van de openbare ruimte van het plein.
Daarnaast zal het paviljoen door de publieksfunctie die het zal gaan
vervullen, een belangrijke bijdrage leveren aan het functioneren van het
winkelplein. De opvatting dat het plein leeg dient te zijn wordt niet gedeeld.
Het meest sprekend argument voor Delft is de aanwezigheid van het Stadhuis als
gebouw op het plein van de Markt.
Voor wat betreft de aspecten van uitzicht,
bezonning en privacy geldt het volgende.
De appartementen in het Haakpand zijn gelegen
op de tweede bouwlaag en hoger. Dit betekent dat het paviljoen van invloed is
op de appartementen op de tweede en derde bouwlaag. Aan de zijde van het
paviljoen hebben de appartementen een terras van circa 2 meter diepte. De
woon- en slaapkamers liggen 2 meter terug, dus op een afstand van
9 meter van het paviljoen. De breedte van de appartementen bedraagt circa
5 meter. Het paviljoen is zo gesitueerd dat het met de 10 meter
breedte precies voor 2 appartementen staat. Het paviljoen zal aldus in het directe
zicht liggen van 6 appartementen en in het indirecte zicht van de overige
appartementen.
Bezonningsdiagrammen geven aan dat het kubusvormige paviljoen van 10x10x10 meter niet van invloed is op de bezonning op de gevel van het Haakpand en dus ook geen invloed heeft op de bezonning van de terrassen van de appartementen van het Haakpand.
De privacy van de betreffende appartementen
en de geluidsoverlast als gevolg van de functionele invulling van het
paviljoen en het transparante karakter, zal in de bouwkundige uitwerking de
nodige aandacht krijgen. De hoogtemaat van 10 meter is een maximale en zal
niet worden overschreden. Voorzover het om zuivere milieuhinder gaat zullen
deze aspecten in het spoor van de milieuregelgeving worden aangepakt.
Evenwel kan niet ontkend worden dat het
paviljoen voor een beperkt aantal, in totaal 6, appartementen een negatief
effect zal hebben. Niettemin wordt meer gewicht toegekend aan het algemene
belang van de ontwikkeling van het Zuidpoortgebied dan aan het individuele belang
van deze 6 appartementen in het Haakpand.
Daarbij is het volgende meegewogen. Het goed
in kaart brengen van de belangen van reclamanten vergt een vergelijking van
het bestaande planologische regime (zoals neergelegd in het geldende
bestemmingsplan "IIA In de Veste"), met planologische mogelijkheden
die het bestemmingsplan Zuidpoort biedt. In het vigerende bestemmingsplan
"IIA In de Veste" is de bouw van een bovengrondse parkeergarage met
maximaal 1.400 parkeerplaatsen toegestaan op een afstand van circa
31 meter van de appartementen en met een bouwhoogte van 15 meter. Het
westelijk deel van het Zuidpoortgebied zou volgens dit plan alleen ingevuld
worden als verkeersgebied met de nodige parkeerplaatsen voor de bewoners van
de binnenstad. De realisatie van dit bestemmingsplan zou ook nadelige gevolgen
in relatie tot de gebruikers van het Haakpand opleveren in de vorm van
uitzichtverlies en geluidsoverlast.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
In het vigerende bestemmingsplan geldt een
maximale bouwhoogte van 5 meter. In het ontwerpplan wordt op veld 12
wordt een bebouwing toegestaan met een maximale bouwhoogte van 15
(+1) meter. Destijds kon een dergelijke herziening van het bestemmingsplan
onmogelijk worden voorzien. Indien dit wordt gerealiseerd zal het complex
ernstig afbreuk doen aan de rechten van de bewoners met betrekking tot
rechtszekerheid en de voltooiing van het originele, contractueel vastgelegde
bouwplan.
Daarnaast zal het woongenot ernstig worden
aangetast door vermindering van vrij uitzicht en een afname van de privacy. Dit
zal een aanzienlijke waardedaling van de appartementen tot gevolg hebben. Aan
deze parkeereis kan niet worden voldaan door in het bestemmingsplan de
mogelijkheid op te nemen van het aanleggen van parkeerplaatsen. Op deze wijze
wordt de projectontwikkelaar de mogelijkheid geboden niet aan zijn
verplichtingen te voldoen.
In de zienswijzen is aangegeven dat in de
koopovereenkomst van de appartementen in het Museumhof is voorzien in de
aanleg van een parkeerplaats op maaiveld op een parkeerterrein gelegen aan de
oostkant van het Museumhof. Er was toen geen sprake van andere bouwplannen. De
voorwaarde tot het aanleggen van een parkeerterrein maakt onderdeel uit van de
renovatie van de woningen aan de Museumhof. De projectontwikkelaar is op dit
punt echter tot nu toe in gebreke gebleven.
Naar aanleiding van het antwoord op de
eerder ingediende zienswijze merken reclamanten op dat het hen niet gaat om het
aantal parkeerplaatsen, maar dat ze er op grond van het vigerende plan en de
gemaakte afspraken in de bouwvergunning vanuit mochten gaan dat er een parkeerterrein
werd gerealiseerd met een maximale hoogte van 5,5 meter en daarmee een
vrij uitzicht. Dat de projectontwikkelaar het terrein privé heeft aangekocht
en de gemeente de projectontwikkelaar de mogelijkheid geeft tot 15 meter
hoog te bouwen mag niet in het nadeel zijn van reclamanten.
Daarbij maken ze bezwaar tegen het verbreken
van de communicatie met de bewoners door de gemeente.
Antwoord
Ten behoeve van het zorgvuldig in kaart
brengen van de belangen van reclamanten is het bestaande planologische regime
(zoals neergelegd in het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste")
vergeleken met de mogelijkheden die het bestemmingsplan Zuidpoort biedt.
In het bestemmingsplan "IIA In de
Veste" is ter plaatse van veld 12 op een afstand van 4 meter uit de
gevel van het Museumhof bebouwing mogelijk met een maximale bouwhoogte van
5,5 meter over een perceeldiepte van 14,5 meter. In het
bestemmingsplan Zuidpoort wordt de mogelijkheid geboden om op een afstand van
13 meter uit de gevel van het Museumhof een bouwwerk op de richten van
15 meter hoog met een perceeldiepte van 22 meter.
Aan de orde zijn de belangen van de bewoners
van de appartementen gelegen aan de oostzijde van het Museumhof. In totaal
zijn aan die zijde van het complex drie appartementen gesitueerd waarvan het
appartement op de begane grond aan de zuidzijde een zogenaamde orangerie met
een bouwhoogte van één bouwlaag met kap. Hier wordt niet in gewoond. De appartementen
hebben een bouwhoogte van circa 6 meter, intern door een verdieping
opgedeeld in twee woonlagen. Krachtens het vigerende plan zou het uitzicht van
het appartement op de begane grond kunnen worden gewijzigd door een bouwwerk
op een afstand van 4 meter van het appartement. De toekomstige regeling
maakt bebouwing mogelijk op een afstand van 13 meter en is daarmee te
beschouwen als een vooruitgang. Het appartement gelegen op de eerste verdieping
gaat in de toekomstige regeling uitkijken op een bouwwerk op afstand van
13 meter. Voor binnenstedelijke gebieden is dit een aanvaardbare afstand.
Het uitzicht vanuit het appartement op de tweede verdieping, waarvan de vloer
start op circa 12 meter hoogte, zal deels worden gewijzigd.
Bij aankoop van de appartementen gold voor
het Zuidpoortgebied een voorbereidingsbesluit, ook voor de locatie van Veld 12.
Met dit voorbereidingsbesluit heeft de gemeente aangegeven dat zij voornemens
was een nieuw bestemmingsplan voor het betreffende gebied in procedure te
brengen. Een nieuw bestemmingsplan kan, mits goed onderbouwd, nieuwe
ontwikkelingsmogelijkheden bieden, ook voor veld 12. Voor de onderbouwing van
de bouwhoogte wordt verwezen naar paragraaf 4.1 van de toelichting. De
bouwhoogte van veld 12 is afgestemd op die van het daar tegenoverliggende veld
9.
Op de bezonningsdiagrammen is zichtbaar dat
de maximale bebouwingsmogelijkheden van veld 12 nagenoeg niet van invloed zijn
op de bezonning van de oostgevel van het Museumhof. Beïnvloeding van de
bezonning is alleen aanwezig in de zomer voor 09.00 uur 's ochtends.
Gelet op het bovenstaande is de gemeenteraad
van mening dat het algemeen belang, gediend met een goede stedebouwkundige
invulling van het Zuidpoortgebied waaronder veld 12, prevaleert boven het
individuele belang van bewoners van de appartementen op de eerste verdieping.
In het bestemmingsplan Zuidpoort zijn de
gronden van veld 12 bestemd voor ten minste 30 en maximaal 35 parkeerplaatsen.
Volgens vaste jurisprudentie moet bij toetsing van een aanvraag om
bouwvergunning worden bezien of een bouwwerk overeenkomstig de bestemming van
het perceel wordt gebruikt. Dit betekent dat het realiseren van woningen in het
desbetreffende gebied mogelijk is, zolang kan worden aangetoond dat de
mogelijkheid om minimaal 30 parkeerplaatsen te realiseren, in stand blijft.
Als dat niet het geval is, is daarmee komen vast te staan dat het op te richten
bouwwerk niet overeenkomstig de bestemming zal worden gebruikt en moet de bouwvergunning
in dat geval worden geweigerd. Deze regeling biedt daarmee niet de garantie dat
de parkeergelegenheid zal worden gerealiseerd, maar maakt bebouwing van veld 12
zonder aanleg van de 30 tot 35 parkeerplaatsen onmogelijk.
In de berekening van het aantal benodigde
parkeerplaatsen voor veld 12 is uitgegaan van de norm 1 parkeerplaats per
appartement. Het aantal te realiseren appartementen bedraagt circa 12. De
overige 18 tot 23 parkeerplaatsen kunnen ten behoeve van bewoners van het
Museumhof worden aangewend. Dit is een wijziging ten opzichte van het
ontwerpbestemmingsplan. Dit houdt verband met een uitkomst van een recent
juridisch onderzoek naar het aantal toegezegde parkeerplaatsen.
In het verleden heeft de gemeente aan
bewoners van het Museumhof toegezegd de juridische vraagstukken met betrekking
tot de parkeerproblematiek uit te zoeken. Het betreft hier juridische
aangelegenheden van privaatrechtelijke aard en daarmee geen aangelegenheid van
het bestemmingsplan. Dit onderzoek is nagenoeg afgerond en zal op korte termijn
met de bewoners worden besproken.
Gelet op het bovenstaande is thans voldoende
bekend over de stedebouwkundige invulling van veld 12. Het ligt derhalve voor
de hand dit veld in het bestemmingsplan Zuidpoort, waar het onlosmakelijk deel
van uitmaakt, mee te nemen.
Conclusie
Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing
tot het aantal te realiseren parkeerplaatsen in veld 12. Aan deze zienswijze
wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Daarnaast wordt door de beoogde bebouwing
het zicht op de brugwachterwoningen minder aantrekkelijk, terwijl begin 2000
dit zicht nog aanleiding was om een aanvraag voor een schuur op het
naastgelegen perceel van reclamant af te wijzen. Tevens wordt het Museumhof
door de voorgestelde bouwhoogten voor een deel aan het zicht ontrokken. De
belevingswaarde en kwaliteit van het totaalbeeld van de entree naar de stad
zullen worden verminderd.
Antwoord
De oostelijke rooilijn van de bebouwing op
veld 12 ligt in één lijn met de oostelijke rooilijn van de bebouwing van het
bestaande Arbeidsbureau aan de Nieuwelaan. Hiermee zal het een duidelijke
achterwand gaan vormen voor het bestaande groen met de brugwachterwoningen. Dit
vergroot de kwaliteit van het totaalbeeld van de entree naar de stad omdat het
beeld minder rommelig zal worden. Omdat de bebouwing van veld 12 minder hoog
en minder volumineus is dan het Museumhof, zal dit laatste gebouw als
karakteristiek gebouw in het totaalbeeld aanwezig blijven. Door het garanderen
van de groene setting van de brugwachterwoningen zal het zicht op deze woningen
vanaf onder andere de Kanaalweg aantrekkelijk blijven.
Reclamant heeft inderdaad in het verleden
geen toestemming gekregen om een schuur te bouwen in de tuin op een plek
grenzend aan de Ezelsveldlaan. Deze afwijzing ligt op een heel ander
schaalniveau. Kenmerkend voor de brugwachterwoningen is de groene setting
waarin ze staan. Wanneer de randen van de groene setting grenzend aan de
openbare ruimte worden aangetast, wordt het groene beeld verzwakt. Daarom is in
een strook van 5 meter, grenzend aan de openbare ruimte, bebouwing niet
toegestaan.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Volgens reclamanten is het niet nodig dat de
woonschepen nog steeds moeten wijken voor de nieuwbouw. In 1991 is door de
gemeente toegezegd dat met het bebouwen van veld 9 geen ligplaatsen hoefden te
verdwijnen. Met de open structuur die nu voorgestaan wordt op veld 9 moeten
hiervoor nu ook mogelijkheden zijn. De beslissing om de woonschepen te
verplaatsen naar de noordzijde van de Zuidergracht en het aantal woonschepen te
verminderen, is naar het oordeel van reclamanten, in het bestemmingsplan niet
gemotiveerd.
Antwoord
Het vrijmaken van de zuidzijde van de
Zuidergracht is noodzakelijk om de Oostpoort en het water van deze gracht in
samenhang met de bebouwing van veld 9 zichtbaar te maken.
Daarmee is inderdaad afgeweken van eerdere
opvattingen. De omstandigheden zijn gewijzigd en deze ingreep is noodzakelijk
om de thans gewenste stedebouwkundige kwaliteit veilig te stellen.
Overigens is deze wijziging niet zonder
overleg totstandgekomen. In het najaar van 2000 heeft de commissie Duurzaamheid
zich uitgesproken voor het opheffen van de ligplaatsen aan de zuidzijde van de
Zuidergracht. In het bestemmingsplan Zuidpoort is daarom alleen aan de
noordzijde van de Zuidergracht een woonschepenligplaatsenstrook opgenomen.
Gedurende de afgelopen jaren is een zevental
woonschepen opgekocht. Met de eigenaar van één woonschip zijn onderhandelingen
gaande. Deze verkeren in een vergevorderd stadium. De vrijgekomen ligplaatsen
kunnen in gebruik genomen worden door die woonschepen die thans afgemeerd zijn
aan de zuidzijde van de Zuidergracht. Deze herschikking is een ingrijpende operatie.
Naast het verslepen van woonschepen moet de gracht worden uitgebaggerd en
kunnen de eventueel noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan de noordoever in
één keer worden uitgevoerd. Ook dienen kabels en leidingen te worden aangepast.
Dit alles zal plaatsvinden in nauw overleg met de woonschepenbewoners. Naar
verwachting zal de gewenste situatie binnen de looptijd van het
bestemmingsplan worden gerealiseerd. Het beoogde zicht op de Oostpoort en op
het water van de Zuidergracht zal dan een feit kunnen zijn.
Uiterlijk in juni 2001 zullen bewoners voor
een informatiebijeenkomst worden uitgenodigd.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
In de zienswijzen wordt tevens aangegeven
dat de bouwhoogten in veld 9 - zoals neergelegd in het ontwerpbestemmingsplan - de privacy, lichtinval en zichtlijnen
zullen bedreigen. Het hoogteverschil tussen de voorgenomen bebouwing op veld 9
en de woonschepen in het ontwerpplan blijft te groot.
Antwoord
Ten behoeve van het zorgvuldig in kaart
brengen van de belangen van reclamanten, is het bestaande planologische regime
(zoals neergelegd in het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste")
vergeleken met de planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan Zuidpoort
biedt.
In het bestemmingsplan "IIA In de
Veste" is ter plaatse van veld 9 bebouwing mogelijk over de volle lengte
van de Zuidergracht met een bouwhoogte van 5,5 meter. Het bestemmingsplan
Zuidpoort maakt bebouwing mogelijk in drie tot vier bouwblokken met een
bouwhoogte van 12 meter en met een bebouwingspercentage van 40% voor dat
deel van veld 9 dat grenst aan de Zuidergracht. Hierdoor zijn open hoven aan
die zijde van de Zuidergracht gegarandeerd. Voorts kan niet tot aan het water
gebouwd worden maar moet een bebouwingsvrije strook van 2,5 meter in acht
wordt genomen.
Op dit moment is veld 9 een braakliggend
terrein dat tijdelijk wordt aangewend ten behoeve van parkeren. Dat veld 9
bebouwd zal gaan worden is in de ontwikkelingsplannen voor het Zuidpoortgebied
steeds uitgangspunt geweest. Inherent aan de bebouwing van veld 9 is dat
lichtinval en zichtlijnen van de woonbootbewoners ten opzichte van de
bestaande situatie zullen wijzigen.
Uit bezonningsdiagrammen blijkt dat de
woonschepen, gelegen aan de noordzijde van de Zuidergracht, in het voor- en
het najaar in de vroege ochtenduren (09.00 uur) schaduw zullen ondervinden van
de bebouwing van veld 9. Dit in tegenstelling tot de vigerende regeling waarbij
schaduw, ook in de vroege ochtenduren, als gevolg van bebouwing op veld 9 ontbreekt.
In de zomer zullen zij geen last hebben van schaduw ten gevolge van de
bebouwing op veld 9.
Bij de invulling van de bouwmogelijkheden is
het volgende meegewogen. De ruimte tussen de Zuiderstraat en Zuidergracht is
ongeveer 40 meter breed en wordt aan de noordzijde begrensd door de
bebouwing van de Zuiderstraat, die in hoogte varieert van één, twee en drie
bouwlagen (3, 6 tot 9 meter) al dan niet met een kap. Aan de zuidzijde zal
de begrenzing gevormd worden door de bebouwing op veld 9. De ruimte van
40 meter breed is ingevuld met openbaar groen met bomen, water waarin
woonschepen liggen en aan de noordzijde met bestrating. De openbare ruimten in
de binnenstad kennen een duidelijk begrenzing die gevormd wordt door bebouwing.
Ervan uitgaande dat de bebouwing in het
Zuidpoortgebied één tot twee lagen hoger wordt dan in de aangrenzende
binnenstad, is voor de zuidzijde van veld 9 gekozen voor een bouwhoogte van
12 meter. Uitgaande van duidelijke wanden die de openbare ruimten
begrenzen, zou over de volledige lengte van de noordzijde van veld 9 deze
12 meter gemaakt moeten kunnen worden. Echter, de specifieke plek in de
stad, historische grens van de binnenstad, het water en de aanwezigheid van de
woonschepen, maakt dat hier ook een specifieke oplossing voor de noordelijke
grens van veld 9 is gekozen. De open bebouwing langs het water is deze
specifieke oplossing, waardoor er naast 12 meter hoge bebouwing over 60%
van de lengte van veld 9, bebouwing totaal ontbreekt.
Reclamanten menen dat het verschil in
bouwhoogte tussen de woonschepen en de toekomstige bebouwing van veld 9 te
groot is. De gemeenteraad is van mening dat voor het bepalen van de bouwhoogte
van veld 9 de stedebouwkundige structuur van de binnenstad referentiepunt
dient te zijn en niet de bouwhoogte van de aan die structuur ondergeschikte
woonschepen.
De op veld 9 geboden bouwmogelijkheden
worden vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar geacht. De gemeenteraad
acht het individuele belang van de woonschepenbewoners gediend met vrij uitzicht,
privacy en zichtlijnen, ondergeschikt aan het algemene belang van de
herontwikkeling van het Zuidpoortgebied.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
In de zienswijzen is gesteld dat in de
huidige VOGD (Verordening Openbaar Gemeentewater Delft) te weinig rekening is
gehouden met de bestaande situatie. Verbetering of vervanging kan een flinke
terugval in grootte van het woonschip betekenen. Hierdoor wordt vaak van
verbetering of vervanging afgezien.
Bij de behandeling van het VOGD is destijds
gezegd dat de afmetingen van woonschepen in het bestemmingsplan zouden komen.
Slechts een verordening biedt veel minder rechtszekerheid. Verder is een
verordening veel eenvoudiger aan te passen dan een bestemmingsplan, zeker gezien
de beperkte procedureregels ten aanzien van inspraak en beroep. De bouwhoogte,
lengte en breedte van woonschepen dienen in het bestemmingsplan te worden opgenomen.
De bestaande afmetingen van de woonschepen moeten als uitgangspunt worden genomen.
Reclamanten kunnen zich voorts niet vinden
in de stelling dat woonschepen geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn.
De gelegenheid is nu aanwezig om de onzekerheid ten aanzien van afmetingen en
vervanging van woonschepen weg te nemen. Een duidelijke bepaling omtrent de
mogelijkheden tot vervanging, nieuwbouw en renovatie van woonschepen zou een
zeer positieve bijdrage leveren aan het Zuidpoortgebied. Ook al zijn
woonschepen volgens de gemeenteraad geen bouwwerken in de zin van de Woningwet,
de afmetingen en ligplaatsen van woonschepen zijn wel degelijk ruimtelijke
aspecten die moeten worden betrokken bij de planvorming van het
Zuidpoortgebied.
Antwoord
Het oordeel van reclamanten dat de
woonschepen ruimtelijke relevante elementen zijn is juist. Echter uit de
wetgeschiedenis van de Woningwet vloeit voort dat deze wet niet van toepassing
is op woonschepen. Dit heeft als consequentie dat zij niet als een bouwwerk in
het bestemmingsplan kunnen worden geregeld. Wel is het mogelijk de daarvoor in
aanmerking komende gronden te bestemmen voor het gebruik als
woonschepenligplaats. Dat is in het bestemmingsplan Zuidpoort gebeurd door de
gronden aan de noordelijke oever te bestemmen als woonschepenligplaats (Wawl).
Er is om redenen van flexibiliteit voor gekozen om het exacte aantal
woonschepen niet vast te leggen. De uiteindelijke beperking van het aantal
vloeit uit de omvang van de gronden met deze bestemming voort.
Het instrument voor het regelen van de
bouwhoogte, lengte en breedte van woonschepen is daarmee de Verordening
Openbaar Gemeentewater Delft, de VOGD.
Als gevolg van de keuze om de zuidzijde van
de Zuidergracht woonschepenvrij te maken, zal in ieder geval de
ligplaatsenkaart van de VOGD moeten worden aangepast. Het verhogen van de
maximaal toegestane hoogte zal worden betrokken in de discussie over de
aanpassing van de Verordening.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
In de zienswijzen is aangegeven dat een
discotheek een hoogwaardige culturele invulling in de weg staat en de kwaliteit
en functionaliteit van het plein kan aantasten. Het is geen aanvulling op of
ondersteuning voor de aanwezige en voorgestelde voorzieningen. Daarnaast zal de
discotheek een grote belasting voor het handhaven van de openbare orde tot
gevolg hebben.
Er is onvoldoende gemotiveerd waarom
nachthoreca (categorie 2) in de vorm van een discotheek in het bestemmingsplan
is opgenomen. Er wordt een nieuw uitgaansgebied gecreëerd dat ongewenst zal
concurreren met bestaande voorzieningen. Er wordt door de opname van genoemde
functies een onacceptabele overlast gevreesd (door bezoekers en hun voertuigen)
en een aantasting van de leefkwaliteit en sociale veiligheid. Een deel van de
bezoekers zal gebruikmaken van de parkeergarage en dus zal er ook bij de
hoofdtoegang tot de parkeergarage (geluids)overlast ontstaan.
Het aspect sociale veiligheid met betrekking
tot de vestiging van een discotheek is niet voldoende onderbouwd. Om deze
reden blijven reclamanten van mening dat een discotheek niet in het
dichtbewoonde centrum thuis hoort.
Inzake de verruiming van 300 m² voor de
bouw van de discotheek en de verruiming van het oppervlak ten behoeve van de
avondhoreca, wordt door een andere reclamant in het kader van het horecarapport
"Wie durft" gevraagd deze standpunten in heroverweging te nemen.
Antwoord
De Delftse binnenstad bergt een veelheid aan
functies in zich waaronder uitgaansvoorzieningen voor alle
leeftijdscategorieën. Het toevoegen van de Zuidpoort aan de Delftse binnenstad
betekent, dat ook hier uitgaansvoorzieningen gerealiseerd kunnen worden.
Vanuit die filosofie en op basis van onderzoek naar de behoefte aan discotheken
onder de Delftse jongeren, heeft de gemeenteraad van Delft ervoor gekozen een
dergelijke gelegenheid in het plangebied mogelijk te maken. Een dergelijke
voorziening brengt overlast met zich mee. De mate van overlast wordt sterk
bepaald door de bedrijfsvoering. Aan die bedrijfsvoering zullen middels de
benodigde vergunningen zodanige eisen worden gesteld dat de overlast voor de
omgeving waar mogelijk beperkt wordt.
Hinder en andere overlast zijn
aangelegenheden die zullen worden beoordeeld in het kader van de Wet
milieubeheer of zijn een zaak van openbare orde. Ten einde de overlast te
beperken zullen een aantal beheersmaatregelen worden getroffen en zal de
politie toezien op het handhaven van de openbare orde en de sluitingstijden.
Tegen overtredingen van milieuregelgeving zal eveneens worden opgetreden.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
In de zienswijzen wordt aangegeven dat de
bouwhoogte van veld 9 het Beschermd Stadsgezicht aantast. Door de bouwhoogte
ter plaatse van veld 9 worden omwonenden in hun belangen geschaad ten aanzien
van het uitzicht, lichttoetreding en privacy. Daarbij geven reclamanten aan dat
het straatprofiel met een breedte van 14 meter te smal is en dat het
insnoeren van de gevel vanaf een hoogte van 5,5 meter voor hen geen
gevolgen heeft vanwege het wonen op de begane grond.
De aansluiting aan de binnenstad van Delft
die essentieel wordt genoemd, vindt niet plaats vanwege het feit dat bebouwing
van 18 meter hoog met een groot volume, welke (met uitzondering van
kerken) niet in de binnenstad van Delft voorkomt.
Ook zal de zichtbaarheid van het fraaie
silhouet van het Museumhof worden aangetast.
De thans voorgestelde bebouwing van veld 9
is te massaal. Op belangrijke punten is het plan niet voldoende doordacht. De
orthogonale structuur bestaat uit noordzuidgeoriënteerde hoofdlijnen verbonden
door oostwestlopende straten. Om die reden kan tot een betere invulling worden
gekomen en hoeft de rooilijn van veld 9 niet in het verlengde van de velden 5
en 7 te worden aangelegd, zodat er ruimte kan worden geschapen ten behoeve van
een betere verkeersafwikkeling.
Antwoord
Voor de uitgangspunten, die een rol hebben
gespeeld bij de gebiedsvisie voor Zuidpoort, wordt verwezen naar paragraaf 2
van deze notitie en paragraaf 4.1 van de toelichting. Er is een
hiërarchie als het gaat om de stedebouwkundige invulling van het
Zuidpoortgebied en dus ook voor de indeling van veld 9.
Ten eerste
wordt bij de hoofdopdeling van veld 9 in 3 tot 4 bouwblokken met tussenmaten
van 6 tot 8 meter en éénmaal tussen 11,5 en 12,5 meter
gerefereerd aan de opbouw en maten van bouwblokken en
maatvoering van de binnenstad.
Ten tweede is in de verdere detaillering de
aansluiting bij de directe omgeving gezocht, zoals bijvoorbeeld aan de zijde
van het Museumhof:
de concrete
plek van de breedste doorgang tegenover het middelste gebouw van het Museumhof;
het lager
maken van de bebouwing tegenover het Museumhof waardoor de contour van het
Museumhof zichtbaar blijft in het silhouet van de stad;
het
terugleggen van de bebouwing tegenover het Museumhof waardoor de afstand tussen
Museumhof en bebouwing op veld 9 groter wordt;
het
terugspringen van de gevel boven een plint van 5 meter tegenover het
westelijk en oostelijk gebouw van het Museumhof waardoor de afstand tussen
Museumhof en bebouwing op veld 9 nog groter wordt.
De door reclamant aangegeven maat van 15 meter voor de afstand tussen de bouwblokken is geen maat die aansluit bij de maten van de straten en stegen van de binnenstad. Als referentie kan aangegeven worden dat zelfs de Breestraat een maat van 6,5 meter heeft en de Bastiaanspoort 8 meter breed is. Met als uitgangspunt dat het Zuidpoortgebied moet aansluiten op de binnenstad, is met andere middelen gezocht naar een aansluiting van de bebouwing van veld 9 op het Museumhof.
Het silhouet van het Museumhof zal als gevolg
van de bebouwing van veld 9 wijzigen. Het wijzigen van het silhouet zou ook
optreden bij invulling van veld 9 volgens een bestaand planologisch kader of
volgens de plannen die door reclamanten wordt voorgestaan. De gemeenteraad acht
het wijzigen van silhouetten ondergeschikt aan het belang dat gediend wordt met
de herontwikkeling van het Zuidpoortgebied.
Ten behoeve van het zorgvuldig in kaart
brengen van de belangen van reclamanten is het bestaande planologische regime
(zoals neergelegd in het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste")
vergeleken met de planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan Zuidpoort
biedt.
In het bestemmingsplan "IIA In de
Veste" is ter plaatse over de volle lengte van veld 9 bebouwing mogelijk
van maximaal 5,5 meter hoog. De afstand van de gevel van het Museumhof tot
de toegestane bebouwing op veld 9 bedraagt 10 meter. In het
bestemmingsplan Zuidpoort wordt ter plaatse van veld 9 bebouwing mogelijk
gemaakt in drie tot vier bebouwblokken met een maximum bouwhoogte van
18 meter aan de Kruisstraat en Oostpoortzijde en in het midden
15 meter. De afstand van de gevel van het Museumhof tot de bebouwing op
veld 9 bedraagt 14 meter. De bouwhoogte in verhouding tot het
straatprofiel is daarmee gebruikelijk voor een binnenstedelijk gebied.
Voor wat betreft de bezonning is het
volgende overwogen. In de zomermaanden zal aan het eind van de dag, vanaf circa
18.00 uur, de bezonning op de gevel van het Museumhof beïnvloed worden door
bebouwing van veld 9 conform de maximale bebouwingsmogelijkheden uit het
bestemmingsplan Zuidpoort. De rest van het jaar zal de bebouwing van veld 9
niet van invloed zijn op de bezonning van het Museumhof. De lichttoetreding
zal dus voor het overgrote deel van het jaar niet worden beïnvloed door het
verminderen van de bezonning van het Museumhof.
Omdat het Museumhof opgenomen wordt in het
stratenpatroon zoals in de binnenstad, zal dat van invloed zijn op de
lichttoetreding. In het bestemmingsplan zijn zodanige voorschriften opgenomen
voor nadere eisen, gesteld aan de opbouw van de gevelwand van de bebouwing van
veld 9, waardoor vermindering van de lichttoetreding zoveel mogelijk wordt
beperkt. In de uitwerking van het bouwplan zal daar zoveel mogelijk aandacht
aan worden besteed.
Dit alles in overweging nemend heeft de
gemeenteraad geoordeeld dat het algemeen belang gediend is met de ontwikkeling
van het Zuidpoortgebied in casu zwaarder weegt dan aan het belang van de
individuele bewoners van het Museumhof.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
In de zienswijzen wordt aangegeven dat de
motivering met betrekking tot de omvang van de horeca en de locatie waar deze
zich mag vestigen, niet voldoende is. Het horecabeleid is nog niet
uitgekristalliseerd. Met name de nachthoreca (categorie 2) in de vorm van een
discotheek en een bioscoop die in het bestemmingsplan is opgenomen, is nog
onvoldoende gemotiveerd. Er wordt in de zienswijzen op gewezen dat er in het
ontwerpbestemmingsplan eigenlijk niets geregeld wordt ten aanzien van horeca.
De juridische terminologie is zo vrijblijvend dat er in de praktijk geen enkele
belemmering ontstaat een vergunning af te geven met ruime openingstijden tot
02.00 uur. Het ontbreken van de termen overdag, 's avonds en 's nachts zijn
hier debet aan. Door de vergunningverlener zal hierdoor uitsluitend worden
gekeken naar hetgeen in de exploitatieverordening wordt gesteld. Er bestaat een
levensgrote kans dat het winkelplein zich op basis van het
ontwerpbestemmingsplan kan ontwikkelen tot een horecaplein met het karakter
van de Beestenmarkt, met zeer veel overlast voor de bewoners van de bouwlagen
boven de winkels aan het plein. Daarnaast wordt 70% van de nieuw geplande
horeca in bestemmingsplan Zuidpoort aan het winkelplein gesitueerd. Dit is
buiten proportie. Gevreesd wordt voor geluidsoverlast, vandalisme, wildplassen
etc. Verzocht wordt een duidelijke begrenzing op te nemen voor het aantal m²
horeca (categorie I) op het winkelplein en langs de randen ervan. Gevreesd wordt
dat horecagelegenheden op het plein geuroverlast teweegbrengen wanneer de lucht
langs de terraswoningen optrekt. Indien daghoreca wordt toegestaan moeten eisen
worden gesteld met betrekking tot ontgeuringsinstallaties en regelmatige
vervanging van filters.
Er wordt door de opname van genoemde
functies een onacceptabele overlast gevreesd (door bezoekers en hun voertuigen)
en een aantasting van de leefkwaliteit en sociale veiligheid.
Aangegeven wordt dat de gemeente niet
voldoende heeft onderzocht wat de gevolgen zijn ten aanzien van de
geluidsoverlast voor bewoners door de toename van avondhoreca in woongebieden.
Daarnaast wordt niet gemotiveerd op welke manier de overlast zal worden tegengegaan.
Gepleit wordt het horecabeleid uit het
bestemmingsplan te schrappen en dit in een aparte beleidsnotitie inzake horeca
uit te werken.
Inzake de verruiming van 300 m² voor de
bouw van de discotheek en de verruiming van het oppervlak ten behoeve van de
avondhoreca, wordt door een andere reclamant in het kader van het horecarapport
"Wie durft" gevraagd deze standpunten in heroverweging te nemen.
Antwoord
Er is voor gekozen om het Zuidpoortgebied
onderdeel te laten zijn van de Delftse binnenstad. Het kerngebied van het
Zuidpoortgebied heeft daarom een centrumfunctie. Onder die centrumfunctie
hoort ook de horecafunctie.
Het bureau Marktplan BV te Bussum heeft een
onderzoek uitgevoerd naar de horecavoorzieningen in Delft en die resultaten
geplaatst in het breder perspectief van de omgeving van Delft en de ontwikkelingen
die in die omgeving plaats hebben gevonden en nog plaats zullen vinden in de
komende jaren (waaronder de VINEX-locatie Emerald en Ypenburg).
De resultaten van dit onderzoek liggen ten
grondslag aan de beleidsnota Horeca binnenstad en de beleidsnota "Wie
Durft" van de afdeling Delft/Oostland van de Koninklijke Horeca Nederland.
Het onderzoek toont aan dat de horeca in de Delftse binnenstad (waaronder de
Zuidpoort) flink moet uitbreiden om levensvatbaar te blijven en te kunnen
voldoen aan de toenemende vraag aan horecavoorzieningen in Delft. Het opnemen
van voornoemd oppervlak aan horecavoorzieningen in de Zuidpoort past binnen de
geconstateerde ontwikkelingsbehoefte aan horeca in Delft. De nut en noodzaak
van horecavoorzieningen in het Zuidpoortgebied is met het onderzoek van bureau
Marktplan aangetoond.
In de begripsbepalingen van de voorschriften
is voor wat betreft de horecafunctie onderscheid aangebracht in horecabedrijven
Horeca I, die overdag en 's avonds geopend zullen zijn en de categorie Horeca
II, die gedurende de dag, nacht en 's avonds open is. De exacte openingstijden
zijn in de exploitatieverordening opgenomen en zullen op basis van deze
verordening worden gehandhaafd. Daarnaast is de omvang en uitbreiding van de
horecafunctie in het plangebied bepaald op 2.900 m². In de voorschriften
van het bestemmingsplan is nadrukkelijk bepaald wat per veld het maximale
toegestane oppervlakte aan horeca is.
Het gemeentelijke horecabeleid dat thans in
procedure is gebracht voor de binnenstad van Delft, is met name gericht op de
bestaande binnenstad. Reden hiervoor is dat de beleidsnota onderdeel gaat
uitmaken van het bestemmingsplan Binnenstad dat naar verwachting in de zomer
2001 in procedure zal worden gebracht. Plangebied Zuidpoort valt buiten het
bestemmingsplan Binnenstad en is daarom in de beleidsnota niet meegenomen. In
de begripsomschrijving is wel aansluiting gezocht bij de Leefmilieuverordening
Binnenstad.
Het bestemmingsplan is niet het enige
instrument voor het regelen van de horeca-activiteiten. In het kader van het
bestemmingsplan is de algemene toelaatbaarheid van de horeca aan de hand van de
daaraan verbonden ruimtelijke uitstraling beoordeeld en op basis daarvan is een
regeling voor deze functie in het bestemmingsplan getroffen. In hoofdstuk 4 van
de toelichting is een daaraan ten grondslag liggende onderbouwing opgenomen en
in hoofdstuk 6 is de regeling beschreven. De exploitatieverordening en de
milieuregelgeving zijn meer specifieke instrumenten voor de regeling van de horeca.
Geur- en andere vormen van milieuhinder worden beoordeeld in het spoor van de
Wet Milieubeheer en zaken van openbare orde zijn onderwerp van de
exploitatieverordening.
Ten einde de overlast te beperken zullen een
aantal beheersmaatregelen worden getroffen en zal de politie toezien op het
handhaven van de openbare orde en de sluitingstijden. Tegen overtredingen van
milieuregelgeving zal eveneens worden opgetreden.
Conclusie
De horecavoorziening in V&D wordt
vergroot met 200 m². Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
In diverse zienswijzen wordt door de nieuwe
ontwikkelingen in het Zuidpoortgebied de vrees uitgesproken voor aantasting van
de sociale veiligheid. Het betreft de volgende situaties.
1.
Uit de
plankaart blijkt dat het cultuurplein een klein plein is en dat het ver van het
uitgaansgebied van de stad ligt. De sociale veiligheid blijft hier een
kwetsbaar punt en derhalve wordt voorgesteld meer woningen op veld 5 op te
nemen ten einde de sociale controle in het gebied te verhogen waardoor de
sociale veiligheid toe zal nemen.
2.
Door de
toename van horeca in het algemeen en nachthoreca (categorie 2) in de vorm van
een discotheek en een bioscoop in het bijzonder, wordt een onacceptabele
overlast gevreesd (door bezoekers en hun voertuigen) en een aantasting van de
leefkwaliteit en sociale veiligheid.
3.
De
toegangswegen tot het winkelplein zijn te smal bemeten waardoor de sociale
veiligheid niet kan worden gewaarborgd.
4.
De beoogde
ingang naar de parkeergarage voor bewoners van het Hoogovenpand en Haakpand is
te ver van de woningen gepland. Door de nauwe doorgang naar het cultuurplein
ontstaan er tussen het paviljoen en de entree naar de woningen boven het Hoogovenpand,
meerdere plekken waar sociaal toezicht onvoldoende zal zijn om een veilige
omgeving te garanderen.
5.
Op de
Ezelsveldlaan zullen door de hoge bebouwing, vrijwel zonder woonfunctie en met
plintfuncties zoals kleinschalige bedrijvigheid, diensten en dergelijke op de
begane grond, en de functie als belangrijke langzaamverkeersroute (ook 's
nachts in verband met uitgaan in de nieuwe disco), problemen op het gebied van
sociale veiligheid ontstaan.
6.
Parkeergarages
hebben een negatieve invloed op de sociale veiligheid.
Antwoord
1.
Het uitbreiden
van het aantal woningen aan het cultuurplein is niet mogelijk. Het bestaande
theater en de geplande bioscoop bepalen de zuidzijde van het cultuurplein. Door
de aanwezigheid van beide functies, de geplande bibliotheek en de avondhoreca
die aan het plein gerealiseerd zullen worden, zal het cultuurplein 's avonds
een veilige plek zijn.
Na sluitingstijd van al deze functies is het
zo laat, dat woningen niet meer zullen bijdragen aan het sociaal veilige
gevoel, omdat men dan slaapt. In de richting van het winkelplein en de Zuidwal
zijn deze functies niet aanwezig. Hier zijn daarom voldoende woningen gepland
die bijdragen aan het veilige gevoel in de avonduren na sluiting van de
winkels.
2.
Verwezen wordt
naar paragraaf 2.7.
3.
Met betrekking
tot het sociale toezicht wordt opgemerkt dat het winkelplein volledig in het
zicht ligt van de woningen aan het plein (zie ook beantwoording zienswijze
3.1.6). Op de doorgang tussen het cultuurplein en het winkelplein is zicht
vanuit de foyer van de bioscoop en de horecagelegenheid in de aanbouw van het
Hoogovenpand. De situering van de in- en uitgang van de garage brengt ook een
toename van publiek en daarmee een toename van sociale controle met zich mee.
Gelet op het voornoemde is de gemeenteraad van oordeel dat verbreding van de doorsteek
niet nodig is om de sociaal veilige omgeving ter plaatse te kunnen garanderen.
4.
De beoogde
ingangen van de parkeergarage zijn gelegen aan weerszijden van het paviljoen
en aan het cultuurplein. De toegangen zijn daarmee in de directe omgeving gesitueerd
van het Haakpand en het Hoogovenpand.
5.
Kenmerkend
voor de binnenstad is een menging van functies. Hoewel voor dit deel van het
Zuidpoortgebied overwegend de woonfunctie gerealiseerd zal worden, laat het bestemmingsplan
de mogelijkheid open om naast het realiseren van de woonfunctie op de begane
grond eveneens hier andere functies, de zogenaamde plintfuncties te realiseren.
Woon-werkwoningen, praktijk-aan-huis, bedrijfsruimten, kleine kantoortjes,
ateliers en dergelijke behoren tot de mogelijkheid waardoor de Ezelsveldlaan
een levendig karakter kan krijgen en als zodanig onderdeel van de binnenstad
wordt. In de definitieve invulling van veld 9 zal een evenwichtige balans
gevonden moeten worden tussen de woonfunctie en de plintfunctie, waarbij de sociale
veiligheid zoveel mogelijk verzekerd wordt en het vandalisme beperkt blijft.
De gemeenteraad is van oordeel dat de mening van functies de levendigheid en
daarmee de sociale veiligheid ten goede komt.
6.
In het
algemeen wordt verondersteld dat parkeergarages een negatieve invloed hebben op
het gevoel van sociale veiligheid. Niet bewezen - en door reclamant ook niet beargumenteerd - is dat garages daadwerkelijk sociaal
onveilig zijn. In de inrichting van de parkeergarages van de Zuidpoort wordt
veel aandacht besteed om dit onveilige gevoel waar mogelijk weg te nemen.
Daartoe worden onder meer de volgende maatregelen genomen:
het aanhouden
van grote kolomafstanden, waardoor een overzichtelijke open ruimte ontstaat;
het aanbrengen
van een coating in een lichte kleur;
het toepassen
van cameratoezicht;
zorg voor
daglichttoetreding: ter plaatse van de roltrappen zal een verbinding worden
gelegd met de bovenwereld, waardoor bezoekers zich makkelijker kunnen
oriënteren in de garage;
overzichtelijke
looproutes.
De zuidpoortgarage biedt voor een belangrijk
deel een oplossing voor de parkeerproblematiek van de binnenstad. De
parkeergarage wordt door de gemeenteraad beschouwd als een essentiële
voorwaarde voor een gezonde toekomst van de binnenstad. De stelling dat men
zich in de parkeergarage sociaal onveilig voelt, is serieus genomen en heeft
geleid tot een aantal constructieve maatregelen waarmee veronderstelt wordt dat
het gevoel van sociale veiligheid zal worden vergroot.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Diverse reclamanten geven in hun zienswijze
aan dat zij door de planologische ingrepen in het Zuidpoortgebied worden
geschaad in hun belangen. Ter compensatie van deze schade zijn zij voornemens
schadevergoeding in het kader van artikel 49 WRO aan te vragen.
Antwoord
Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening (WRO) biedt de mogelijkheid tot vergoeding van de schade die het
gevolg is van een bestemmingsplan en die niet anderszins wordt vergoed. Indien
betrokkene inderdaad als gevolg van dit bestemmingsplan schade heeft geleden,
kan hij bij de gemeenteraad, wanneer het bestemmingsplan onherroepelijk is
geworden, een verzoek tot vergoeding van schade indienen. Voorafgaand aan het
bestemmingsplan zijn de risico's op eventuele planschade als bedoeld in
artikel 49 geanalyseerd. Bij de exploitatiebegroting is in algemene zin
rekening gehouden met planschadevergoeding.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
3.
Individuele zienswijzen
|
21 |
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de aansluiting van
het Zuidpoortgebied op de binnenstad nog onvoldoende door het plan wordt
gerealiseerd. Zij verwijzen naar de opmerkingen van de PPC in het preadvies.
De bouwhoogten in het plan moeten op een
aantal plaatsen worden verlaagd zodat het plan een minder massale uitstraling
krijgt en beter aansluit op de bestaande binnenstad. Reclamant geeft daarbij
aan dat de jaarringentheorie niet in de binnenstad als ordenend principe van
toepassing kan zijn. Het kan op gemeentelijke schaal worden gebruikt bij
vergelijking van bouwjaren en bouwstijlen.
In een aantal hoogteaccenten kan reclamant
zich echter wel vinden. Ten slotte geeft reclamant nog een aantal voorbeelden
op welke locaties de bouwhoogte dient te worden verlaagd.
-
De bouwhoogten
rond het winkelplein, het cultuurplein, langs de Zuidergracht en aan de
Gasthuislaan dienen te worden verlaagd teneinde een betere aansluiting op
bestaande bebouwing te realiseren. De bouwhoogte van de bebouwing naast het
Hoogovenpand en de bebouwing van veld 7 op de hoek van de
Zuiderstraat/Kruistraat moet worden verlaagd om de lichttoetreding en privacy
te behouden.
-
Ook bouwhoogte
van veld 2 aan de Gasthuislaan tegenover de vestiging van Blokker is een te
grootte afwijking van de bestaande bebouwing en moet met enkele bouwlagen worden
verminderd.
-
De functie en
locatie van de bebouwing op veld 2 rechtvaardigt niet de gegeven hoogte. De
afwijking ten opzichte van de bestaande bouw is te groot en moet zodanig
veranderen dat aansluiting wordt gezocht bij het bestaande beeld langs de
gracht.
-
De bouwhoogte
van veld 9 is een te groot contrast met de bouwhoogte van de woonschepen en
tast tevens het Beschermd Stadsgezicht aan.
Antwoord
In het advies van de PPC wordt geen
opmerking gemaakt over onvoldoende aansluiting van het Zuidpoortgebied op de
binnenstad. Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 en 2.6 van hoofdstuk
2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
De bouwhoogte van veld 2 is aangepast en
voorts heeft de zienswijze geleid tot aanpassing van hoofdstuk 4, paragraaf
4.1, van de toelichting op het bestemmingsplan. Aan deze zienswijze wordt
gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat in de
gebiedsvisie van het bestemmingsplan er geen blijk van wordt gegeven dat er een
entreegebied voor de binnenstad wordt gerealiseerd. Dit dient in de toelichting
en de plankaart tot uitdrukking te komen. Bij het realiseren van een
entreefunctie spelen de volgende punten een belangrijke rol: de ontsluiting van
de functies aan de Zuidwal, de verkeersafwikkeling en toegankelijkheid van het
openbaar vervoer, voetgangers, bevoorradings-, auto- en fietsverkeer, het
steegje tussen de Zuidwal en het winkelplein en het beeld van de hoek
Zuidwal-Asvest bij het theater. Reclamant ligt deze punten nader toe.
-
Aan de Zuidwal
dient over de gehele lengte aansluitend aan de bouwblokken 5 en 7 een verblijfsgebied
te worden gerealiseerd zodat publieke ruimten worden ontsloten voor langzaam
verkeer en de steeg tussen de Zuidwal en het winkelplein uitkomt op een
verblijfsruimte in plaats van een doorgaande verkeersroute.
-
Reclamant
geeft aan dat door kruising van langzaamverkeersroutes en snelverkeersroutes
knelpunten ontstaan. Reclamant stelt voor een duidelijk programma van eisen in
de toelichting op te nemen die de basis is voor verdere inrichting van het
gebied van de Zuidwal met betrekking tot verkeersroutes. Reclamant geeft
daarbij een adequatere bevoorradingsroute voor vrachtverkeer aan en verwijst
naar bijgevoegde kaart 4 in bijlage 1 van de zienswijze.
-
Reclamant
verzoekt om aanvullende informatie of de verschuiving van de Machinistenwoningen
niet gaat interfereren met het behoud van de Schoorsteen. Reclamant geeft aan
dat de steeg tussen het winkelplein en de Zuidwal als entree een ontoereikende
breedte heeft omdat zowel voetgangers als fietsers er gebruik van zullen maken.
Hier zal een knelpunt ontstaan en een negatieve uitstraling hebben op het
plein. Reclamant stelt voor de steeg te verbreden en daarbij de wanden van
grotere insnijdingen te voorzien. Op de plankaart kan hiertoe een lager
bebouwingspercentage worden aangegeven. Reclamant is van mening dat de hoek
Zuidwal-Asvest ter plaatse van het theater als entree dient. Stimulerende
voorwaarden voor de ontwerpopgave moeten in het bestemmingsplan tot uitdrukking
komen.
Antwoord
Het winkelgebied binnenstad vindt zijn
afronding aan het winkelplein. De straat tussen winkelplein en Zuidwal is de
toegang tot het openbaar vervoer en de aan de Zuidwal van veld 5 en 7 gelegen
kiosken, winkeltjes en dienstverlenende bedrijven. Het is geen
hoofdwinkelstraat. De daar gesitueerde bedrijven en winkeltjes zijn bedoeld als
ondersteuning voor de aan de Zuidwal gelegen openbaarvervoersvoorziening. De
Zuidwal blijft een doorstroomfunctie houden voor het verkeer, ook voor de
bovenwijkse voorziening. Dit neemt niet weg dat onder die bestemming tevens een
verblijfsgebied is begrepen. Echter niet in de zin van winkelstraat en
winkelplein maar meer in de zin van het op een prettige en veilige manier in
staat te worden gesteld om van dat openbaar vervoer gebruik te kunnen maken.
Het entreegebied binnenstad veronderstelt
toegang vanuit verschillende richtingen en met verschillende vervoersvormen.
Deze dienen zich te allen tijde aan op de Zuidwal. Voor de voetgangers zijn
alle entrees toegankelijk. Het voetgangersgebied van de binnenstad is doorgezet
tot de maximaal verantwoorde grens. De meest voor de hand liggende entrees zijn
de straten tussen theater en veld 5 en tussen veld 5 en 7. Hierop is ook de
openbaarvervoershalte georiënteerd. Fietsers maken gebruik van de Asvest en de
Kruisstraat. Op de overgangen naar het voetgangersgebied komen
fietsenstallingen. De auto tot slot bereikt het gebied via de Asvest en de
Kruisstraat, voornamelijk ten behoeve van expeditie. Bezoekers kunnen hun auto
in de parkeergarage stallen. De voetgangersuitgangen bevinden zich op het winkelplein
en op het cultuurplein.
De bevoorrading vindt plaats via de
Ezelsveldlaan en Kruisstraat voor V&D en C1000, de winkels aan het
winkelplein worden bevoorraad binnen venstertijden via een route vanaf de Kruisstraat
ten zuiden van V&D, over het winkelplein naar het cultuurplein en aan de
noordkant van het theater naar de Asvest.
Aan de kant van de Zuidwal vindt dus geen
bevoorrading plaats.
De doorgang tussen veld 5 en 7 is in
principe bedoeld als voetgangersgebied. Niet te voorkomen is dat fietsers daar
gebruik van maken. De ervaring leert (Jacob Gerritstaat) dat een fietser van
die route geen gebruik meer maakt als er veel voetgangers zijn en er voor de
fietser dus geen tijdwinst is te halen. Verbreding van de straat wekt ten
onrechte verwachtingen en zal het probleem niet wegnemen. Voorts ligt het niet
voor de hand dat veel fietsers van deze doorgang gebruik zullen maken omdat die
doorgang voor een fietser niet aan een rechtstreekse doorgaande route naar de
binnenstad is gelegen. De doorgang komt namelijk uit op de Zuidwal. Het ligt
meer voor de hand dat fietsers gebruik zullen maken van de Kruisstraat om in
het oostelijk deel van de binnenstad te komen. De route via Asvest en Brabantse
Turfmarkt zal gekozen worden om het westelijk deel van de binnenstad te
bereiken.
De hoek Zuidwal-Asvest is de toegang tot het
theater en het westelijk deel van de binnenstad. De toegang tot het winkelplein
is de doorgang tussen veld 5 en 7.
Het ontwerp van de openbare ruimte is geen
onderwerp van het bestemmingsplan. In de nadere uitwerking van de openbare
ruimte zal rekening worden gehouden met goede en veilige routes voor met name
voetgangers.
De verschuiving van de dienstwoningen (door
reclamant Machinistenwoningen genoemd) zal niet interfereren met het behoud van
de schoorsteen. Dit is zeker gesteld door in het ontwerpbestemmingsplan aan de
wijzigingsbevoegdheid tot verplaatsing van de dienstwoningen de voorwaarde te
koppelen dat de kwaliteit in de samenhang met de overige MSP-panden aan de
Ezelsveldlaan gehandhaafd moet blijven (artikel 26, lid 3 sub c). Dit
voorschrift is integraal in het vast te stellen bestemmingsplan overgenomen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant kan zich vinden in de huidige
bestemmingslegging van het cultuurplein. Uit de plankaart blijkt dat het een
klein plein is en dat het ver van het uitgaansgebied van de stad ligt. De
sociale veiligheid blijft een kwetsbaar punt en derhalve stelt reclamant voor
meer woningen op veld 5 op te nemen teneinde de sociale controle in het gebied
te verhogen waardoor de sociale veiligheid toe zal nemen.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen naar het
algemeen antwoord paragraaf 2.8.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de behoefte aan de
voorgestelde bioscoop goed dient te worden onderbouwd.
Antwoord
Uit onderzoek is gebleken dat vanuit de
markt de vraag naar grotere bioscopen met een breed aanbod toeneemt. In het onderzoek
is rekening gehouden met de reeds bestaande en nog geplande megabioscopen in
de regio. Belangrijk daarbij is ook dat die bioscopen beschikken over ruime,
moderne zalen. Een dergelijke bioscoop is qua aard en schaal zodanig
verschillend van het bestaande aanbod in Delft, dat het in een behoefte zal
voorzien. Teneinde de overlast te beperken zullen een aantal beheersmaatregelen
worden getroffen en zal de politie toezien op het handhaven van de openbare
orde.
De bioscoop, waarin minder dan 2.000 bezoekers
gelijktijdig aanwezig kunnen zijn, valt onder het Besluit horeca-, sport- en
recreatie-inrichtingen milieubeheer (1998). De bioscoop moet voldoen aan de
voorschriften in dit Besluit ten aanzien van geluid en trilling, energie,
afvalstoffen en afvalwater, luchtkwaliteit, verlichting en veiligheid. Indien
nodig kunnen, met name op het gebied van geluid, nadere eisen worden gesteld
door de gemeente ten aanzien van:
het aanbrengen
van technische voorzieningen;
de periode van
openstelling van (delen van) de inrichting;
situering van
een terras of parkeerterrein;
het in acht
nemen van gedragsregels ten aanzien van aan- en afrijdend verkeer en komende
en gaande bezoekers.
Voor de overige beantwoording van deze vraag
wordt voorts verwezen naar paragraaf 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat een discotheek
een hoogwaardige culturele invulling in de weg staat. Het is geen aanvulling op
of ondersteuning voor de aanwezige en voorgestelde voorzieningen. Daarnaast
zal de discotheek een grote belasting voor het handhaven van de openbare orde
tot gevolg hebben. Een gedegen onderzoek waaruit de behoefte aan een discotheek
blijkt, alsmede een onderzoek naar de locatie- en omgevingseisen vanuit de
bezoekersoptiek, is reclamant niet bekend.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Teneinde het sociaal veilig verblijfsklimaat
op het winkelplein te verbeteren, is het naar de mening van reclamant
noodzakelijk woningen op de tweede bouwlaag rondom het plein mogelijk te maken.
Op zich heeft het winkelplein een prettige maat maar de wanden van het
winkelplein zijn te hoog en te massaal in verhouding tot de maat van het plein.
Het plein is daarmee ook te kwetsbaar voor een groot bouwvolume. Reclamant stel
voor de hoogte van het paviljoen terug te brengen tot 1 bouwlaag waarin de
ingang van de parkeergarage en lichte daghorecafunctie is opgenomen.
Er dient duidelijkheid te worden gegeven
welke afwegingen hebben plaatsgevonden met betrekking tot de stedebouwkundige
noodzaak en vormgeving van het paviljoen.
Antwoord
Aan het winkelplein kunnen diverse functies
ondergebracht worden waaronder detailhandel en wonen. Het wonen is toegestaan
vanaf de tweede bouwlaag. De bijdrage aan het gevoel aan sociale veiligheid
door de woonfunctie bestaat uit het zicht hebben op het plein vanuit de aan het
plein gesitueerde woningen. Het bestemmingsplan biedt hiertoe voldoende
mogelijkheden doordat het gehele plein vanuit de woningen op de derde bouwlaag
zichtbaar is. De winkels op de tweede bouwlaag zullen winkelend publiek met zich
meebrengen. Ook dit publiek brengt vergroting van het gevoel van sociale
veiligheid met zich mee. Het mogelijk maken van woningen op de tweede bouwlaag
betekent dat in het Zuidpoortgebied minder winkels kunnen worden gerealiseerd
en dit gaat ten koste van de doelstelling om van het Zuidpoortgebied een modern
winkelgebied te maken dat de hiaten in de bestaande branchering van de
binnenstad moet opvullen. Gelet op het bovenstaande wordt deze zienswijze niet
overgenomen.
Voor het overige antwoord wordt verwezen
naar paragraaf 2.1 en 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Paragraaf 4.1 van hoofdstuk 4 van de
toelichting waarin onder meer de gebiedsvisie is gemotiveerd is aangepast. Aan
deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Op zich is het inzicht in de ontwikkeling
rondom de Zuidergracht verbeterd. De woonschepen moeten echter nog steeds
wijken voor de nieuwbouw. Reclamant geeft aan dat de beslissing om de
woonschepen te verplaatsen naar de noordzijde van de Zuidergracht en het aantal
woonschepen te verminderen, niet in het bestemmingsplan wordt gemotiveerd. De
hoeveelheid groen is wel duidelijker op de kaart aangegeven.
Antwoord
Eén van de randvoorwaarden voor de invulling
van veld 9 is het zichtbaar maken van het water van de Zuidergracht. Door de
aanwezigheid van woonschepen aan twee zijden van het water is het water daar
ter plaatse totaal niet meer zichtbaar. Dit is onder andere de rede geweest
voor het college van burgemeester en wethouders om te besluiten dat er alleen
aan de noordzijde van het water ligplaatsen voor woonschepen zijn. De
gemeenteraadscommissie Duurzaamheid heeft ingestemd met dit besluit.
Voor het overige antwoord wordt tevens
verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Door het gebrek aan een goede ruimtelijke
onderbouwing van de voorgesteld bouwmassa's op veld 2 kan geen goede afweging
plaatsvinden ten behoeve van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Reclamant is van mening dat daarom veld 2
uit het plan moet worden gehaald of de bouwhoogte afgestemd moet worden op de
bestaande omgeving.
Antwoord
De bouwhoogte van veld 2 is teruggebracht
naar 15 meter om zo een betere afstemming mogelijk te maken met de
omringende bebouwing.
Voor het overige antwoord wordt verwezen
naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
De bouwhoogte van veld 2 is aangepast. Aan
deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
In het kader van de Experimentenwet Stad en
Milieu is onderzoek gedaan naar de maximale geluidsbelasting van verkeer op de
bestemmingen. Reclamant verzoekt om de exacte informatie op basis van welk
bouwprogramma de geluidsberekeningen met betrekking tot de Zuidwal zijn
uitgevoerd.
Antwoord
Langs de Zuidwal wordt op de velden 5 en 7
de bouw van nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Voor deze nieuwe woningen heeft
akoestisch onderzoek plaatsgevonden naar de geluidsbelasting die optreedt op
de verschillende bouwhoogtes ten gevolge van verkeer op de Zuidwal (na
reconstructie met een openbaarvervoersstrook). De toekomstige bebouwing op deze
velden is hierbij als fictieve bouwmassa met een bouwhoogte van 15 meter
in het akoestisch rekenmodel opgenomen. Het akoestisch onderzoek is dus niet
uitgevoerd op basis van een specifiek stedebouwkundig plan, maar kan wel van
toepassing worden verklaard voor plannen met hogere bouwhoogten omdat op hogere
bouwlagen de geluidsbelasting lager wordt en dus in het akoestisch onderzoek
de maatgevende situatie in beeld is gebracht. Op deze bouwmassa's is de gevelbelasting
berekend op verschillende waarneemhoogten. Bovendien is voor de situatie zonder
nieuwe bebouwing (vrije veldsituatie) op deze velden berekend, waar de
verschillende geluidscontouren (50-, 55-, 60- en 65 dB(A)) liggen. De
voorkeursgrenswaarde bedraagt 50 dB(A) en de uiterste grenswaarde
65 dB(A) aan de gevels van de nieuwe woningen. Uit het akoestisch
onderzoek is gebleken dat de maximaal optredende geluidsbelasting op de nieuwe
woningen ten gevolge van de Zuidwal 64 dB(A) bedraagt. De uiterste
ontheffingswaarde wordt niet overschreden.
Ook heeft akoestisch onderzoek
plaatsgevonden voor de bestaande woningen binnen de geluidszone van de Zuidwal
naar de akoestische gevolgen van een (eventuele) reconstructie van de Zuidwal
voor deze woningen. In de zin van de Wet geluidhinder is er sprake van een
reconstructie op de bestaande woningen als de geluidsbelasting toeneemt met
1,5 dB(A) of meer. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat er voor
deze woningen geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet
geluidhinder.
Het akoestisch onderzoek is opgenomen in de
rapportage "Akoestisch onderzoek reconstructie Zuidpoortgebied te
Delft" (rapportnummer 981337-2, mei 2000).
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant stelt voor om voor de locaties
waar aansluiting op de binnenstad, daglichttoetreding en ontsluiting een belangrijke
rol spelen een aantal dwarsprofielen van stedebouwkundige voorstellen in het
plan op te nemen om het plan leesbaarder te maken.
Antwoord
Het bestemmingsplan is in de vorm van een
globaal eindplan gegoten. Op basis van zo'n plan kan de bouwvergunning worden
verleend zonder dat nog een besluit op basis van artikel 11 dan wel artikel 15
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vereist is. De opgave bij deze planvorm
is om een evenwicht te vinden tussen enerzijds de gewenste flexibiliteit en
anderzijds de vereiste rechtszekerheid. Het opnemen van stedebouwkundige
profielen heeft alleen zin wanneer deze als bindend kunnen worden opgenomen.
Omdat de gedachtenvorming aangaande de definitieve invulling van het
bestemmingplan nog niet geheel is uitgekristalliseerd, zou het opnemen van
stedebouwkundige profielen haaks staan op de wens tot flexibiliteit. Het
toezicht op de aspecten van licht en lucht is een zaak van het Bouwbesluit en
Bouwverordening. De opgenomen bestemmingsregelingen met de bijbehorende bouwvoorschriften
voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Uit het samenstel van kaart en
voorschriften is duidelijk af te lezen voor welke functies de gronden mogen
worden gebruikt met de daarbijbehorende bouwmogelijkheden. Met betrekking tot
de velden 7 en 5 geldt dat daar een verhoging van de maximale bouwhoogte van
19 tot 22 meter is toegestaan. Zoals in het antwoord in paragraaf
2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen is gesteld, is deze overschrijding
vanuit stedebouwkundig oogpunt wenselijk en aanvaardbaar. Wel is in zoverre aan
de zienswijze tegemoetgekomen dat het aantal te realiseren rijstroken op de
Zuidwal en de Michiel de Ruyterweg is bepaald op maximaal 2x2 doorgaande
rijstroken. Opstelstroken en busstroken worden hier niet bij gerekend. Artikel
20 van de voorschriften is daarop aangepast. Daarmee is tevens voldaan aan het
bepaalde in artikel 15 van het Besluit op de ruimtelijke ordening.
Conclusie
Artikel 20 van de voorschriften is
aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verwijst voorts naar de bijlage
bij de zienswijze. In bijlage 1 wordt een reactie gegeven op de in het
ontwerpbestemmingsplan opgenomen gebiedsvisie. Het kernpunt van de zienswijze
richt zich namelijk in algemene zin tegen de gebiedsvisie die het stedelijk
weefsel van de historische stad versimpelt tot een samenstel van orthogonale
blokken. Gepleit wordt voor een nadere planuitwerking waarbij
verkeersontsluiting, parkeren en bevoorrading als ontwerpargumenten worden
gebruikt en niet moet worden vastgehouden aan de orthogonale bouwblokfilosofie,
die immers een zwakke stedebouwkundige betekenis heeft.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Hoofdstuk 4, paragraaf 4.1 van de
toelichting van het bestemmingsplan waarin onder meer de gebiedsvisie is
gemotiveerd, is aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
In bijlage 2 geeft reclamant een reactie op enkele kleinere punten betreffende de kaart en de toelichting. Het betreft de volgende punten.
a.
In het
ontwerpbestemmingsplan is niets geregeld ten aanzien van de woonschepen.
b.
Er wordt te
weinig zekerheid geboden ten aanzien van parkeren voor bewoners gezien de
geschetste mogelijkheden voor ontwikkelingen ter plaatse van het parkeerdek aan
de Yperstraat.
c.
Er dient te
worden gerefereerd aan de aanbevelingen van de provincie aan de PPC om tot een
betere inpasbaarheid van de plannen met betrekking tot Zuidpoort in de omgeving
te komen. Het gaat hierbij onder meer om rooilijnen en bouwhoogten in veld 7.
d.
Reclamant
geeft aan bedenkingen te hebben bij de beantwoording van de inspraakreactie,
gezien het commentaar van omgevingstechnologisch bureau RUIM waarin wordt
gesteld dat woningen op 8 meter boven maaiveld nauwelijks een zichtfunctie
hebben (in dit geval op het winkelplein).
e.
Er dient
duidelijk te worden gemaakt op welke wijze de gevel van theater de Veste wordt
aangepast.
f.
De Brabantse
Turfmarkt ontbreekt als alternatieve looproute in noordzuidrichting.
g.
De
belangenvereniging refereert aan de aanbeveling van de provincie aan de PPC om
met betrekking tot de verplaatsing van de dienstwoningen meer te reageren op de
bestaande omgeving in de planvorming van Zuidpoort. Tevens verwijzen
reclamanten met betrekking tot de inrichting van veld 7 naar de eerder
ingediende inspraakreactie.
h.
Het
studentenhotel wordt bestemd voor een hotel (niet studentenhotel) zodat er kan
worden ingespeeld op veranderingen in de toekomst.
i.
Het
ontwerpbestemmingspan biedt geen zekerheid met betrekking tot de
gebruiksmogelijkheden van het semi-openbaar gebied van de woonhoven op de
velden 5, 7 en 9. De binnengebieden zijn niet als aparte bestemming op de
plankaart aangegeven.
Antwoord
a.
Aangegeven is
een zone aan de noordzijde van het water van de Zuidergracht voor ligplaatsen
voor woonschepen. Voor het overige wordt verwezen naar antwoord 2.4.
b.
Omdat
onvoldoende zicht bestaat op de ontwikkelingsmogelijkheden van de locatie van
het Yperdek e.o. is in dit bestemmingsplan de huidige situatie weergegeven. Als
de ontwikkeling van deze locatie ter hand wordt genomen zal ook het
bewonersparkeren in de ontwikkelingen worden meegenomen.
c.
De PPC heeft
een dergelijke aanbeveling niet gedaan.
d.
Gesteld wordt
dat het zicht vanuit woningen gelegen op 8 meter boven maaiveld niet de
zone bestrijkt direct op het maaiveld onder deze woningen. Deze stelling is
correct. Echter, de bedoelde zones liggen wel in de zichtlijnen van de woningen
aan de overzijde van het plein. Omdat in alle wanden van het winkelplein
woningen zijn gesitueerd zal het gehele plein zichtbaar zijn.
e.
In het
bestemmingsplan zijn de uiterste bouwgrenzen van het theater opgenomen met aan
de noordzijde als bouwgrens de loodrechte projectie van de overhellende gevel
op het maaiveld. Dit zou ertoe kunnen leiden dat het theater vanaf de begane
grond in beperkte mate zou kunnen worden uitgebreid. Wanneer dit het geval zal
zijn, zal het uiterlijk van de gevel aan de eisen van Welstand moeten voldoen.
f.
Waarschijnlijk
doelt reclamant op figuur 7 in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan.
Op dit overzicht worden de volgende routes aangegeven: het centrum
winkelcircuit, het thematisch winkelcircuit, het secundaire winkelcircuit en de
aanlooproutes. Looproutes en alternatieve looproutes zijn in dit overzicht niet
opgenomen. In figuur 6 is de Brabantse Turfmarkt opgenomen als route voor
voetgangers, fietsers en als route voor het laden en lossen binnen
venstertijden.
g.
In het
ontwerpbestemmingsplan is reeds gereageerd op deze aanbeveling van de PPC
middels aanpassing van artikel 26 lid 3. Op grond van dit artikel wordt de
verplaatsing van de dienstwoningen verbonden aan een aantal voorwaarden.
h.
Het is niet de
bedoeling om op deze plek een uitbreiding van de huidige voorzieningen te
realiseren.
i.
Een dergelijke
zekerheid is wel gegeven voor veld 9 door opname van het maximale bebouwingspercentage.
Dit geldt niet voor de bebouwing van de velden 5 en 7. In dit stadium van de
planvorming is duidelijk af te leiden dat aan deze wens wel wordt voldaan. Het
opnemen van de door reclamant gewenste regeling in het bestemmingsplan
betekent het opnemen van een bebouwingspercentages van de diverse bouwlagen.
Dit zou het bestemmingsplan nodeloos onleesbaar maken. Bovendien komt de
noodzakelijke globaliteit in gevaar.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat het bestemmingsplan
ten behoeve van een dergelijke complexe operatie als de inrichting het
Zuidpoortgebied een duidelijk inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden dient te
verschaffen richting de burger. Het ontwerpbestemmingsplan verschaft dit
volgens reclamant echter niet.
Het plan dat in de toekomst een juridische
status zal moeten krijgen bevat nog te veel discussiepunten in plaats van
voldoende onderbouwde en gekwantificeerde formuleringen en richtlijnen die de
burger duidelijkheid en vertrouwen moeten bieden.
Reclamant is van mening dat het plan
inhoudelijk nader uitgewerkt dient te worden alvorens het verder in de
procedure kan.
Antwoord
Voor de delen van het plangebied van
Zuidpoort die voor ontwikkeling in aanmerking komen, is gekozen voor de vorm
van het globale eindplan. De overige gebieden zijn gedetailleerd bestemd. Het
bestemmingplan heeft daar een beheers- en consolidatiefunctie.
Op basis van een globaal eindplan kan de
bouwvergunning worden verleend zonder dat nog een besluit op basis van artikel
11 dan wel artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vereist is. De
opgave bij deze planvorm is om een evenwicht te vinden tussen enerzijds de gewenste
flexibiliteit en anderzijds de vereiste rechtszekerheid. De plankaart geeft in
combinatie met de voorschriften duidelijk aan voor welke functies de gronden
mogen worden gebruikt met de daarbijbehorende bouwmogelijkheden.
Een aanvaardbare mate van flexibiliteit is
daarbij ingebouwd. Dit heeft tot gevolg dat de exacte locatie en maten van de
op te richten bebouwing niet is vastgelegd. Dit is ook niet wenselijk omdat het
hier om de ontwikkelingsfunctie gaat. Bij het toekennen van de functies met de
bijbehorende bouwmogelijkheden is uiteraard rekening gehouden met de eis van
rechtszekerheid. Dit heeft ertoe geleid dat voor de toegelaten functies
specifieke bepalingen zijn opgenomen. Zo is bijvoorbeeld de minimale en
maximale omvang voor parkeerplaatsen vastgelegd en is de horeca in omvang
beperkt. Dat is ook gebeurd met betrekking tot detailhandel en dienstverlening
door deze functie alleen op de eerste twee bouwlagen toe te staan.
Bij het toekennen van de bouwmogelijkheden
is rekening gehouden met de bestaande situatie. Dat wil niet zeggen dat dit
geen verslechtering in de ruimtelijke situatie kan betekenen. Waar dit het
geval is heeft het belang van de ontwikkeling van Zuidpoort zwaarder gewogen
dat het belang van het behoud van de bestaande situatie.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Naar de mening van reclamant mag worden
verwacht dat de gemeente zelf het voortouw zou nemen ten aanzien van de
stedelijke kwaliteit van het Zuidpoortgebied in relatie tot de historische
binnenstad. Reclamant geeft aan dat de op grote schaal levende gedachte dat het
plan te grootschalig - en qua beleving te benauwd - zal worden, in het ontwerpbestemmingsplan
niet overtuigend wordt weerlegd of genuanceerd. Een duidelijk stedebouwkundige
visie ontbreekt. De verwachting bestaat namelijk dat de in het bestemmingsplan
geboden bouwhoogtes volledig zullen worden benut en dat dit zal leiden tot een
veel te massale bebouwing in relatie tot de relatief zeer kleinschalige
binnenstad. Dit schaalprobleem wordt onder andere duidelijk in de bebouwing op
de velden 5 en 7. Hier zal de bebouwing de hoogte van de toneeltoren op veel
plaatsen evenaren en zelfs overtreffen. De bouwhoogten zijn veel te ruim en
dienen te worden teruggebracht.
Ook in veld 10 worden te ruime
bebouwingsmogelijkheden geboden waardoor een relatief groot bouwblok een te
groot contrast vormt met de omgeving. Het zicht op Delft wordt ontnomen. De
strook langs de Zuidergracht bezit de potentie om een aantrekkelijk groengebied
te worden met een villa-achtige stedelijke bebouwing. Ook hier worden
bouwvolumes gepresenteerd waaraan een onduidelijke visie ten grondslag ligt.
Naar de mening van reclamant zijn veld 9 en 10 nog te weinig uitgewerkt om ze
op te kunnen nemen in het bestemmingsplan.
In veld 2 is een gesloten bouwblok op de
plaats, echter de voorgestelde volumeopbouw conflicteert door gebrek aan
onderlinge samenhang en een te groot schaalcontrast met de omliggende
bebouwing.
Antwoord
Waar de zienswijze zich richt op het
ontbreken van een duidelijke stedebouwkundige visie op het plangebied, is de
zienswijze overgenomen door aanpassing van hoofdstuk 4 van de toelichting op
het bestemmingsplan. Voorts heeft de zienswijze mede geleid tot het
terugbrengen van de bouwhoogte van veld 2 tot 15 meter waardoor een betere
aansluiting met de omgeving gewaarborgd wordt. Gelet op alle bepalingen die op
plankaart en voorschriften voor de bebouwing van veld 9 zijn opgenomen, deelt
de gemeenteraad niet de stelling van reclamant dat dit veld onvoldoende is
uitgewerkt. Dit geldt in iets mindere mate voor veld 10. Omdat deze velden onlosmakelijk
verbonden zijn aan de herontwikkeling van het Zuidpoortgebied, dienen de velden
ook in het bestemmingsplan voor dit gebied te worden meegenomen.
De toneeltoren wordt binnen het plangebied
niet gezien als een stedebouwkundig element en heeft geen rol gespeeld in het
bepalen van de bouwhoogte in het Zuidpoortgebied. De hoogte van de bestaande
bebouwing, zoals het studentenhotel, het woongebouw aan de Zusterlaan alsmede
het Museumhof, zijn richtinggevend geweest voor de hoogte van de nieuwbouw in
het plangebied.
Voor het overige antwoord wordt verwezen
naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Mede naar aanleiding van deze zienswijze is
paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan aangepast en is de
maximale bouwhoogte voor veld 2 teruggebracht naar 15 meter. Aan deze
zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat de motivering
met betrekking tot de omvang van de horeca en de locatie waar deze zich mag
vestigen niet voldoende is. Het horecabeleid is nog niet uitgekristalliseerd.
Reclamant pleit ervoor het horecabeleid uit het bestemmingsplan te schrappen en
dat dit in een aparte beleidsnotitie inzake horeca moet worden uitgewerkt.
Reclamant is van mening dat onvoldoende
gemotiveerd nachthoreca (categorie 2) in de vorm van een discotheek en een
bioscoop in het bestemmingsplan is opgenomen. Er wordt een nieuw uitgaansgebied
gecreëerd dat ongewenst zal concurreren met bestaande voorzieningen. Er wordt
door de opname van genoemde functies een onacceptabele overlast gevreesd (door
bezoekers en hun voertuigen) en een aantasting van de leefkwaliteit en sociale
veiligheid.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.7 en 2.8 van hoofdstuk 2 Zienswijzen algemeen.
Het ruimtelijk regelen van horecabeleid is
juridisch voorbehouden aan het bestemmingsplan. Daar het horecabeleid in Delft
ook een ruimtelijke component heeft, is het niet mogelijk het horecabeleid
volledig te schrappen in het bestemmingsplan en onder te brengen in een aparte
beleidsnota, als voorgesteld door reclamant.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat door de hoge
bebouwing het straatprofiel in verhouding te smal is. Dit leidt tot een
benauwende ruimte-ervaring en gebrek aan overzicht.
Reclamant verwijst naar de zienswijze van
Belangenvereniging Zuidpoort waarin wordt gesteld dat profielen voor de
volledigheid moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen en de beantwoording van
zienswijze 3.1.10.
Conclusie
Artikel 20 van de voorschriften is
aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat het winkelplein
ruimtelijk zal worden opgedeeld door het beoogde paviljoen. Daarnaast zijn de
toegangswegen te smal bemeten waardoor de sociale veiligheid niet kan worden
gewaarborgd. Reclamant verzoekt om een heroverweging van de afmetingen, toegangen
en inrichting van het cultuurplein en het winkelplein, alvorens het
bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.1, 2.2 en 2.8 van hoofdstuk 2 Zienswijzen algemeen en antwoord
3.1.6 van de individuele zienswijzen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de gemeente niet
voldoende heeft onderzocht wat de gevolgen zijn ten aanzien van de
geluidsoverlast voor bewoners van de toename van avondhoreca in woongebieden.
Daarnaast wordt niet gemotiveerd op welke manier de overlast zal worden tegengegaan.
Reclamant geeft aan dat de toename van
horeca tevens de sociale veiligheid negatief beïnvloed. Met name de uitgang
van de parkeergarage en het winkelgebied verhouden zich in dit opzicht slecht
met nachthoreca.
Reclamant geeft aan dat iedere vorm van
avondhoreca uit het plangebied van Zuidpoort moet worden geweerd.
Antwoord
Het geluid dat in de horecavoorzieningen
zelf wordt voortgebracht, wordt gereguleerd middels milieuvergunningen. De
gemeente Delft kent een stringent milieuhandhavingsbeleid. De geluidsproductie
van de horeca-inrichtingen zelf zal geen overlast met zich meebrengen. Buiten
de horeca-inrichting zullen bezoekers van die inrichtingen wel een toename van
geluid met zich meebrengen. Toezicht op de openbare orde moet voorkomen dat dit
een onaanvaardbaar niveau bereikt.
Toename van horeca brengt een toename van bezoekers
met zich mee. Aanwezigheid van mensen betekent een vergroting van sociale
controle in het uitgaansgebied. Anders dan reclamant verondersteld, is de
gemeenteraad van mening dat daarmee het gevoel van sociale veiligheid niet
negatief maar positief wordt beïnvloed, hoewel nooit voorkomen zal kunnen
worden dat sommige bezoekers zich zullen misdragen. Aan het cultuurplein is een
toegang tot de parkeergarage gelegen. Het ligt voor de hand dat bezoekers van
de horecagelegenheden in de avond- en nachturen van deze toegang gebruik zullen
maken. De toegang tot de parkeergarage, gelegen aan het winkelplein, zal
voornamelijk door het winkelend publiek worden gebruikt. De stelling van
reclamant dat de uitgang van de parkeergarage en het winkelplein zich slecht
verhoudt tot de nachthoreca, wordt op grond van het bovenstaande niet gedeeld.
Voor het overige antwoord wordt verwezen
naar paragraaf 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat het huidige ontwerp
door de flexibiliteit te veel onzekerheden biedt met betrekking tot de
mogelijke invulling van het bouwontwerp.
Reclamant verzoekt de gemeente meer
duidelijkheid te verschaffen ten aanzien van de bouwhoogte en de afstand van
nieuwbouw tot bestaande bebouwing. Reclamant geeft aan dat rechtszekerheid moet
worden gewaarborgd door zowel de gemeente Delft als de projectontwikkelaar
MAB.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen en het antwoord op
zienswijze 3.1.10.
Conclusie
De aanbouw aan het Hoogovenpand wordt
gedetailleerd op de plankaart aangegeven. Aan deze zienswijze wordt
gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de bouwhoogten
teveel afwijken van de bestaande bouwhoogten van de oude binnenstad en de
bebouwing van de velden 5, 7 en 9. Het heeft volgens reclamant de voorkeur de
bouwhoogten te relateren aan de bestaande bebouwing. De argumentatie met
"jaarringen" en "korrelgrootte" wordt verkeerd gebruikt.
Bij goedkeuring van het bouwontwerp van de
toneeltoren heeft de gemeente overigens de toezegging gedaan dat de hoogte
niet als uitgangspunt zou dienen voor toekomstige bebouwing.
Het karakteristieke zicht op Delft zal
verdwijnen.
Antwoord
Voor het bepalen van de bouwhoogte van het
Zuidpoortgebied is de toneeltoren van het theater niet het uitgangspunt
geweest. Dat is met name de bestaande bebouwing, zoals van het studentenhotel
en woongebouw aan de Zusterlaan-Torenstraat, beiden 18 meter hoog en het
Museumhof met een hoogte van 18 tot 20 meter, geweest. Dit is conform de
zienswijze van reclamant. Voor de gebruikte argumentatie van de jaarringen en
korrelgrootte wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen
algemeen, waarin de gemeente onder andere de argumentatie van de begrippen
nader uitwerkt. Karakteristiek in het zicht op Delft zijn de torens van de
Nieuwe Kerk en de Maria van Jesse kerk. In het zicht op Delft vanuit diverse
gezichtspunten blijven deze torens aanwezig. In die zin zal het
karakteristieke zicht op Delft niet verdwijnen. Realisatie van de
herontwikkelingsplannen van het Zuidpoortgebied zal wel leiden tot verandering
van dit zicht. Belangen, gemoeid met de realisatie van de herontwikkeling van
het Zuidpoortgebied, wegen voor het gemeentebestuur zwaarder dat het belang van
het intact houden van het bestaande zicht op Delft.
Conclusie
Paragraaf 4.1 van de toelichting op het
bestemmingsplan is aangepast omdat de argumentatie in de eerdere versie
blijkens de ingediende zienswijze soms niet helder was. Aan deze zienswijze
wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat er telkens andere
argumenten worden gehanteerd voor bebouwingshoogten. In het ene geval is dat
de goothoogte van een monument, in het andere geval prevaleren economische
aspecten. Reclamant is van mening dat door de ontwerpers willekeur moet worden
vermeden.
Antwoord
In het bestemmingsplan wordt gewerkt met
twee methodieken om de maximale bouwhoogte aan te geven. De eerste is de
goothoogte waarboven een kap is toegestaan. Die methodiek is gebruikt voor
bestaande bebouwing omdat zo de bestaande bebouwing beter kan worden geregeld
en die regeling ook beter aansluit bij bestaande regelgeving voor bebouwde
plangebieden. De tweede methodiek is het gebruik van het begrip maximale
bouwhoogte waarboven geen kap is toegestaan. Die methode is gebruikt voor de
nieuwe bebouwing. Op grond van het bovenstaande is de gemeenteraad van mening
dat geen sprake is van willekeur. Voor het overige antwoord wordt verwezen
naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de thans beoogde
bouwhoogten in sterke mate het uitzicht en de bezonning van aangrenzende
woonblokken belemmeren. In sommige gevallen kan dit ertoe leiden dat de
woningen niet meer aan gestelde eisen voldoen. Reclamant verzoekt de gemeente
hier bij de verdere planvorming rekening mee te houden.
Antwoord
De thans beoogde bouwhoogten zullen
ontegenzeglijk invloed hebben op het uitzicht van bewoners van de
Zuiderstraat. Reclamanten kijken nu op een braakliggend terrein dat tijdelijk
in gebruik is ten behoeve van parkeren. Dit zicht zal voor sommige bewoners
wijzigen in het zicht op het cultuurplein maar voor enkele bewoners zal het
zicht overwegend bestaan op de uitbouw aan het Hoogovenpand.
De zienswijze heeft geleid tot nadere
detaillering van de aanbouw in het bestemmingsplan. Voor de derde bouwlaag van
de aanbouw die gesitueerd is tegenover de woningen van voornoemde bewoners,
dient een minimum afstand in acht te worden genomen van 7 meter.
Met betrekking tot het verminderen van de
bezonning is het volgende overwogen.
-
Voor het
gehele plangebied zijn bezonningsdiagrammen gemaakt waarbij de maximale bebouwingsmogelijkheden
van het bestemmingsplan Zuidpoort in combinatie met bestaande bebouwing zijn
vergeleken met de maximale bebouwingsmogelijkheden als opgenomen in het
vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste" in combinatie met de
bestaande bebouwing.
-
Voor de
woningen Zuiderstraat 124 t/m 144 - voorzover ze gelegen zijn op de
bovenste bouwlaag - zal in de zomermaanden de bezonning niet wijzigen naar aanleiding van
de maximale bebouwingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan Zuidpoort. In de
wintermaanden, met name in december, zullen de woningen als gevolg van de
maximale bebouwingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan in de schaduw komen
te liggen.
-
In het voor-
en najaar zal dat slechts in de vroege ochtenduren rond 09.00 uur gebeuren.
Bovengenoemde bevindingen hebben geleid tot
aanpassing van de regeling van de aanbouw in het bestemmingsplan en zullen
voorts als aandachtspunten worden meegenomen in de verdere uitwerking van dit
bouwdeel. In ieder geval zal de realisering van de aanbouw altijd aan de eisen
van het Bouwbesluit en de Bouwverordening met betrekking tot de toetreding van
licht en lucht moeten voldoen.
Conclusie
De aanbouw van het Hoogovenpand zal
gedetailleerd in het bestemmingsplan worden opgenomen. Aan deze zienswijze
wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat de
gepresenteerde architectuur met strakke, hoge rechte gevels niet past bij de
aangrenzende panden. Een speelsere invulling in aansluiting op de rijke
variatie past beter in de binnenstad. Tevens sluit de architectuur van de
velden 5 en 7 niet op elkaar aan waardoor een rommelig beeld ontstaat. In het
antwoord op de eerdere zienswijze is aangegeven dat de architectuur nog nader
wordt uitgewerkt in de bouwplannen. Gezien de reeds verregaande uitwerking
dienen thans deze bedenkingen door de gemeente weggenomen te kunnen worden.
Antwoord
Deze twee vragen hebben betrekking op de
uitwerking en architectuur van het voorlopig ontwerp. Dit wordt niet in het
bestemmingsplan geregeld.
Gebouwen die op een rooilijn liggen vormen
een wand. Dit geldt voor bebouwing langs de grachten, voor bebouwing langs
straten en stegen, langs de Westvest-Phoenixstraat en ook langs de
Zuidwal-Ezelsveldlaan. Met name is bij de bebouwing langs de
Zuidwal-Ezelsveldlaan heel veel aandacht besteed aan de opbouw van de
straatwand. Door de gevel niet aaneensluitend dicht te bouwen, maar door het
groeperen van de woningen op een doorgaande plint van twee winkellagen,
ontstaat er een gevelwand met veel onderbrekingen. De associatie met een dichte
stadsmuur is hiermee van de baan.
Voor het overige antwoord wordt verwezen
naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat thans voorgestelde
bebouwing van veld 9 te massaal is en onvoldoende openbare (recreatie)ruimte
voor bijvoorbeeld skaten, hockeyen en voetballen laat. Reclamant vraagt de
gemeente ruimte op te nemen ten behoeve van deze vormen van recreatie en
ontspanning. Speelruimte is essentieel voor dit gedeelte van de binnenstad.
Antwoord
Het Zuidpoortgebied is een gebied dat
aangewezen is als aanvulling op de bestaande binnenstad. Voor binnensteden
geldt een enorme diversiteit aan ruimteclaims. De claim voor openbaar groen en
speelruimte is daar één van. Met de keuze voor invulling van het
Zuidpoortgebied als deel van de binnenstad, heeft de gemeenteraad zich
uitgesproken voor invulling met woningen en winkels. Deze vereisen een
intensieve wijze van bebouwing. In het Zuidpoortgebied is met name veld 9 lange
tijd een braakliggend terrein geweest. Het is een veel voorkomend verschijnsel
dat in binnensteden braakliggende terreinen gebruikt worden door spelende
kinderen. Omwonenden zijn gewend geraakt aan zeer riante speelmogelijkheid
voor kinderen in dit deel van de Delftse binnenstad. Nu het gebied ontwikkeld
wordt zal ook het braakliggende speelterrein bebouwd worden. De bestaande
speelplaatsen, die ook zijn opgenomen in het Delftse Speelplaatsenbeleid,
blijven uiteraard bestaan. Ten behoeve van nieuwe bewoners is er ruimte voor
groen en ruimte om te spelen in de hoven die gelegen zijn aan de verhoogde
maaivelden van de bebouwing van de velden 5 en 7 en de binnenhoven van veld 9
en 10.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat het bioscoopcomplex
op veld 5 niet past in de kleinschaligheid van het centrum. Het argument dat
een groot complex met 5 zalen meer publiek trekt, gaat niet op. Het complex is
namelijk niet significant groter dan Delfia met 4 zalen.
Daarnaast wordt met de geplande uitbreiding het aanbod te groot voor het verzorgingsgebied waardoor exploitatie van het complex bemoeilijkt wordt. Een kleine aanvulling op het bestaande aanbod voorziet beter in de behoefte, mede gezien de ontwikkeling van een aantal megabioscopen in omliggende steden zoals Rotterdam, Zoetermeer en Leidschenveen. Er moet voorkomen worden dat Delft met een onexploiteerbaar complex wordt opgescheept. Reclamant verzoekt de gemeente en MAB zorg te dragen voor een voor alle partijen aanvaardbare invulling, die qua continuïteit kan worden gegarandeerd.
Het belangrijke aandachtspunt van
geluidsoverlast door bezoekers (met name bij late voorstellingen na
middernacht) dient in de verdere planontwikkeling meegenomen te worden.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
beantwoording van zienswijze 3.1.4.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de geplande discotheek
een verstorende werking op de overige functionaliteit van het cultuurplein
heeft als gevolg van de openingstijden. Een discotheek geeft nu eenmaal meer
overlast, mede door het late tijdstip van arriverende en vertrekkende
bezoekers. Zolang de gemeente niet kan garanderen dat overlast wordt voorkomen
en veiligheid van burgers wordt gewaarborgd, blijft reclamant van mening dat
een discotheek niet in het dichtbewoonde centrum thuis hoort. Reclamant
verzoekt de gemeente de discotheek dan ook niet in het centrum te realiseren.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat de voorgestelde
grote oppervlakte voor winkels kan leiden tot een minder divers winkelaanbod.
Dit moet worden voorkomen. Reclamant verzoekt de gemeente het standpunt dat
onderzoek anderszins aantoont, met feitenmateriaal te onderbouwen.
Antwoord
De stelling van reclamant dat er uitsluitend
grote winkels komen is onjuist. Dat er behoefte is aan uitbreiding van
detailhandel blijkt uit de gemeentelijke beleidsnota Kennis van Zaken, zoals
opgenomen in hoofdstuk 2 van de toelichting.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt de gemeente middels een
(verkeers)onderzoek aan te tonen dat de geplande ingang voor auto's van de
parkeergarage niet leidt tot onoverkomelijke hinder en onoverzichtelijke en
gevaarlijke situaties.
Antwoord
De parkeergarage zal maximaal 940
parkeerplaatsen gaan bevatten en zal toegankelijk zijn vanaf de Asvest. Vanaf
de Asvest wordt de parkeergarage voor het autoverkeer ontsloten op de Zuidwal,
waarbij dit verkeer zich zal verdelen richting de TU-wijk en richting het
station en de Prinses Beatrixtunnel.
De huidige intensiteit van het verkeer op de
Asvest bedraagt circa 500 motorvoertuigen/etmaal. Ten behoeve van het
akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is door de gemeente onderzocht hoeveel
verkeer er van de Asvest gebruik zal maken na het gereedkomen van de Zuidpoortontwikkeling
en dus ook na realisering van de parkeergarage. Deze geprognosticeerde
verkeersintensiteit is geraamd op 5.700 motorvoertuigen/etmaal, waarvan
verondersteld kan worden dat circa 5.200 motorvoertuigen/etmaal van de
parkeergarage gebruik zullen maken. Die veronderstelling is gebaseerd op
gegevens van een parkeergarage van vergelijkbare omvang en in een vergelijkbare
situatie in Leeuwarden. De huidige dimensionering van de Asvest is op een
dergelijke verkeersintensiteit berekend en zal naar verwachting dan ook niet
tot afwikkelingsproblemen van het verkeer op de Asvest leiden.
Bovendien zal in het ontwerp van de
parkeergarage aandacht worden besteed aan de verkeersafwikkeling, door de
lengte van de in- en uitritten af te stemmen op het verwachte verkeersaanbod
dat verwerkt moet worden om ongewenste stagnatie van het verkeer voor de in- en
uitgang van de parkeergarage te voorkomen. Verder zal de ter plaatse aanwezige
verkeerslichtenregeling worden aangepast aan het gewijzigde verkeersaanbod
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat de gemeente niet
in staat is gebleken de constante stroom fietsers vanuit de TU-wijk naar de
binnenstad over de daarvoor bestemde routes af te wikkelen. De in het
ontwerpplan beoogde oostwestverbinding biedt geen oplossing voor de hinderende
fietsstroom van zuid naar noord. Reclamant verzoekt de gemeente een afdoende
oplossing in het bestemmingsplan op te nemen.
Antwoord
Vanuit de TUD is er een fietsroute via de
Michiel De Ruyterweg naar de binnenstad. Daarbij kunnen fietsers gebruikmaken
van de route via de Kanaalweg en de Hambrug naar de binnenstad. Deze beschreven
routes zijn routes die deel uitmaken van het fietsroutenetwerk van de gemeente
Delft. Aansluitend op deze routes kunnen fietsers hun route vervolgen naar de
binnenstad. De oostwestverbinding is een nieuwe route die is toegevoegd aan
het netwerk.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de beoogde ingang
naar de parkeergarage voor de bewoners van het Hoogovenpand en Haakpand te ver
van de woningen is gepland. Door de nauwe doorgang naar het cultuurplein
ontstaan er tussen het paviljoen en de entree naar de woningen boven het
Hoogovenpand meerdere plekken waar sociaal toezicht onvoldoende zal zijn om een
veilige omgeving te garanderen. Een bredere doorgang kan volgens reclamant het probleem
voor een groot gedeelte voorkomen.
Antwoord
De situering van de in- en uitgang voor
voetgangers van de garage op het winkelplein is gewijzigd ten opzichte van het
voorlopig ontwerp. In de doorgang tussen het winkelplein en het cultuurplein
is ook een in- en uitgang voor voetgangers van de parkeergarage gesitueerd.
Deze in- en uitgang ligt schuin tegenover de entree van de woningen in het
Hoogovenpand. De bewoners van het Hoogovenpand zullen met name van deze in- en
uitgang gebruik gaan maken. Met betrekking tot het sociale toezicht wordt
opgemerkt dat het winkelplein volledig in het zicht ligt van de woningen aan
het plein (zie ook beantwoording zienswijze 3.1.6). Op de doorgang tussen het
cultuurplein en het winkelplein is zicht vanuit de foyer van de bioscoop en de
horecagelegenheid in de aanbouw van het Hoogovenpand. De situering van de in-
en uitgang van de garage brengt ook een toename van publiek en daarmee een
toename van sociale controle met zich mee. Gelet op het voornoemde is de gemeenteraad
van oordeel dat verbreding van de doorsteek niet nodig om de sociaal veilige
omgeving ter plaatse te kunnen garanderen. Overigens wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat het lukraak stallen
van fietsen in de binnenstad een groot probleem is. Ervaring leert dat dit niet
moeilijk te bestrijden is. In de thans geplande doorsteek naar het cultuurplein
leidt dit onherroepelijk tot chaos. Door het geplande bioscoopcomplex verder
van het Hoogovenpand te plaatsen, zal dit probleem minder impact hebben op de
omgeving. Reclamant verzoekt de gemeente tevens de fietsenstallingen nabij
culturele etablissementen tot laat open te houden met daarbij de toezegging van
strengere handhaving van het fietsparkeerbeleid.
Antwoord
Op sommige plaatsen in de binnenstad is het
stallen van fietsen een probleem. Dit probleem kan aangepakt worden door het
aanbieden van stallingsmogelijkheden voor fietsen. In het Zuidpoortgebied
zullen stallingsmogelijkheden in de openbare ruimte en waarschijnlijk twee
overdekte stallingsplaatsen worden gerealiseerd. De locaties van de stallingen
in de openbare ruimte zijn nog niet bekend. De grootste overdekte stalling
wordt gesitueerd in de directe omgeving van het cultuurplein. Een tweede
overdekte stalling is gepland aan de westzijde van veld 7 (de zijde van de
Kruisstraat). In het totaal zullen de voorzieningen meer dan 500 fietsen kunnen
bergen, waarvan de meerderheid overdekt zal zijn. De niet overdekte
voorzieningen zijn dag en nacht open. Anders dan reclamant, is de gemeenteraad
niet van mening dat het stallen van fietsen een dermate groot probleem is dat
daar een beleidsnota voor zou moeten worden opgesteld die voorts gehandhaafd
zou moeten worden. Het door reclamant gesignaleerde probleem wordt wel
onderschreven maar op een andere wijze opgelost dan voorgesteld door reclamant.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat de strakke
massale bouw leidt tot overlast van geluid dat geen kant op kan. Wanneer de
bebouwing iets speelser en minder hoog wordt gepland zal dit een vermindering
van de geluidsoverlast tot gevolg hebben.
Antwoord
Op de velden 5, 7 en 10 wordt de bouw van
nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Voor deze nieuwe woningen heeft akoestisch
onderzoek plaatsgevonden naar de geluidsbelasting die optreedt op de
verschillende bouwhoogtes. De toekomstige bebouwing op deze velden is hierbij
als bouwmassa in het akoestisch rekenmodel opgenomen. Ook heeft akoestisch
onderzoek plaatsgevonden voor de bestaande woningen naar de akoestische
gevolgen van een (eventuele) reconstructie van de Ezelsveldlaan, de Zuidwal en
de Michiel de Ruyterweg voor deze woningen. Dit akoestisch onderzoek is
neergelegd in de rapportage "Akoestisch onderzoek reconstructie
Zuidpoortgebied te Delft" (rapportnummer 981337-2, mei 2000). Het
akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden conform de Standaard Rekenmethode II
van het "Reken- en Meetvoorschrift wegverkeerslawaai" als bedoeld in
artikel 102 eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder. In deze rekenmethode
wordt expliciet rekening gehouden met de invloed van reflectie van geluid op
tegenoverliggende bebouwing op het invallende geluid op de gevels van de
bestaande woningen en de nieuwe woningbouwmassa's die in het akoestisch
onderzoek zijn betrokken. De berekende geluidsbelastingen voldoen aan de normen
van de Wet geluidhinder. Een hogere geluidsbelasting dan de berekende
geluidsbelastingen aan de gevels van zowel de nieuwe als de bestaande woningen
in het plangebied ten gevolge van het wegverkeer op de betreffende wegen of ten
gevolge van de hoogte van de nieuwe bebouwing op de velden 5, 7 en 10, zal dan
ook niet aan de orde zijn. Er is dus voor wat betreft de berekende optredende
geluidsbelasting aan de gevels van deze woningen geen reden om de bouwhoogte
en/of de bouwvorm aan te passen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de bouwhoogte van de
bioscoop (22 meter) een nadelige invloed zal hebben op lichtinval van de
woningen in het Hoogovencomplex waardoor gedurende een groot deel van het jaar
de minimumeis van belichting niet wordt gehaald. Bij de opstelling van het
ontwerpplan is geen onderzoek met betrekking tot dit aspect gedaan. Reclamant
verzoekt de gemeente een onderzoek te doen naar lichtinval van de woningen in
en rond veld 5 en aan de hand hiervan een goede onderbouwing in het plan op te
nemen.
Antwoord
Reclamant geeft in zijn zienswijze niet aan
wat hij meent dat verstaan moet worden onder de minimumeis voor lichtinval. Nu
reclamant deze zienswijze niet nader heeft onderbouwd kan geen specifiek
antwoord op deze zienswijze worden gegeven. Wel is het zo dat altijd aan de
eisen van het Bouwbesluit en de Bouwverordening met betrekking tot lichtinval
zal moeten worden voldaan. Dat zal voor de woningen in het Hoogovencomplex ook
worden getoetst.
Voor het overige antwoord wordt verwezen
naar het antwoord onder 3.3.4.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de bouwhoogte van de
uitbouw voor de geplande bibliotheek een zeer nadelige invloed heeft op de
lichtinval voor een aantal woningen in het Hoogovenpand als gevolg van de
minimale afstand tot de woningen. Het bestemmingsplan geeft geen duidelijk inzicht
in de mogelijke consequenties. Reclamant vraagt de gemeente bij de verdere
uitwerking van de plannen rekening te houden met het woongenot van de bewoners.
Antwoord
Deze zienswijze wordt deels overgenomen in
het bestemmingsplan. Op de plankaart zal op circa 7 meter van de woningen
op de vierde bouwlaag van het Hoogovenpand een bebouwingslijn worden opgenomen
waarbinnen de maximale bouwhoogte 12 meter bedraagt. De bouwhoogte van het
gedeelte van de aanbouw aan het Hoogovenpand dat gesitueerd is aan het
cultuurplein, wordt gewijzigd van 16 meter naar 12 meter met een
mogelijkheid om 50% van het te bebouwen oppervlak een bouwhoogte te realiseren
van maximaal 16 meter.
Voor het overige wordt verwezen naar het
antwoord onder zienswijze 3.3.15.
Conclusie
De aanbouw aan het Hoogovenpand wordt
gedetailleerder in het bestemmingsplan opgenomen. Aan deze zienswijze wordt
gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat de 13 tot
25 meter hoge effen rode bakstenen muur van de bioscoop op een afstand
van 11,5 meter afstand een volstrekt onacceptabel uitzicht voor omwonenden
biedt. In het geval van een eventuele uitbouw wordt de afstand nog verkleind
tot 5 à 6 meter. Indien er in dit object ramen worden gerealiseerd aan de
kant van het Hoogovenpand, heeft dit verstrekkende negatieve gevolgen ten
aanzien van de privacy van bewoners.
Antwoord
Anders dan reclamant veronderstelt, varieert
de afstand tussen de woningen en de bioscoop tussen de 16 en 22 meter.
Voor een binnenstedelijk situatie kan dit als een gangbare tot ruime afstand
worden beschouwd. Voor de motivering wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van
hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.
Bij de uitwerking van de aanbouw zal ten
aanzien van de plaatsing van ramen rekening worden gehouden met de privacy van
de bewoners van het Hoogovenpand.
Conclusie
De aanbouw wordt gedetailleerd op de
plankaart aangegeven om zo een vrije ruimte van 7 meter te kunnen
garanderen voor de bewoners van de vierde bouwlaag van het Hoogovenpand. Aan
deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat er extra aandacht
dient te worden besteed aan het voorkomen van de overlast door wildplassen in
veld 5 in het bijzonder (bij eventuele nieuwe plannen) voor de ingang van het
Hoogovenpand.
Antwoord
Wildplassen is een vorm van overlast en een
kwestie van openbare orde en is in het kader van dit bestemmingsplan niet aan
de orde.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat op belangrijke
punten het plan niet voldoende is doordacht. De orthogonale structuur bestaat
uit noordzuidgeoriënteerde hoofdlijnen verbonden door oostwestlopende straten.
Om die reden kan tot een betere invulling worden gekomen en hoeft de rooilijn
van veld 9 niet in het verlengde van de velden 5 en 7 te worden aangelegd zodat
er ruimte kan worden geschapen ten behoeve van een betere verkeersafwikkeling.
Antwoord
In het zuidelijk deel van de binnenstad is
de oostwestrichting de hoofdrichting. Dit wordt zo bepaald door de in
oostwestrichtinglopende grachten Molslaan en Gasthuislaan. Dientengevolge
moeten de rooilijnen van de velden 5, 7 en 9 in elkaars verlengde liggen.
Bij de stedebouwkundige invulling van het
Zuidpoortgebied is de stedebouwkundige gewenste hoofdstructuur richtinggevend.
De verkeersafwikkeling is waar mogelijk
aangepast aan de stedebouwkundige structuur. Indien binnen de stedebouwkundige
hoofdstructuur ondergeschikte aanpassingen noodzakelijk waren ten behoeve van
de verkeersafwikkeling, zijn deze doorgevoerd op een wijze als verwoord in
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. Naar deze paragraaf wordt
voor nadere beantwoording verwezen.
Conclusie
Paragraaf 4.1 van de toelichting op het
bestemmingsplan wordt aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat de door de
stedebouwkundige van de gemeente aangegeven bouwblokken met een dergelijke
massaliteit en hoogte niet in Delft te vinden zijn. En indien het qua massa wel
het geval is, is er sprake van meerdere naast elkaar gelegen gebouwen met
verschillende functies. De jaarringenfilosofie kan in de ogen van reclamanten
in dit geval moeilijk verdedigd worden.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1. van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Paragraaf 4.1 van de toelichting op het
bestemmingsplan wordt aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat de invulling
in het bestemmingsplan van veld 9 gedragen wordt door de functie (zorgcentrum)
en niet door een stedebouwkundige visie.
Antwoord
De invulling van veld 9 is ingegeven door de
stedebouwkundige visie op dit gebied zoals verwoord in de paragrafen 2.1 en
2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. Deze visie is vertaald in het
bestemmingsplan. Het verbinden van de bouwblokken middels loopbruggen is wel
ingegeven door de invulling van het veld met een zorgcentrum. Op die wijze
kunnen de diverse delen van het zorgcentrum met elkaar worden verbonden. De
loopbruggen vormen een ondergeschikt onderdeel van het voorschrift in het
bestemmingsplan dat de bebouwing van dit veld regelt.
Op grond van het bovenstaande deelt de
gemeenteraad de visie van reclamant op de invulling van veld 9 niet.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat handhaving
van de rooilijn van veld 7 tegenover veld 10 verkeerstechnische problemen
oplevert. Het terugleggen van de rooilijn voorkomt dit en daarbij hoeven de
dienstwoningen niet verplaatst te worden. Dit zou overigens in overeenstemming
zijn met de pogingen van de gemeente Delft om de dienstwoningen op de
monumentenlijst te krijgen.
Antwoord
Verwezen wordt naar paragraaf 2.1 van
hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en antwoord 3.4.1 van de zienswijzen
individueel.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat het aspect
sociale veiligheid met betrekking tot de vestiging van een discotheek niet
voldoende is onderbouwd.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.5 en 2.8 van Hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten verwijzen voor de zienswijzen
ten aanzien van de velden 5, 7, 2 en 10 naar de zienswijze zoals geformuleerd
door de Belangenvereniging Zuidpoort.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen het
antwoord op de zienswijze 3.1 van Belangenvereniging Zuidpoort en het antwoord
op zienswijze 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
De bouwhoogte van veld 2 is aangepast en
voorts heeft de zienswijze geleid tot aanpassing van paragraaf 4.1 van de
toelichting op het bestemmingsplan. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat zij hun
appartement op de begane grond in de Museumhof in 1993 hebben gekocht op basis
van de toen vigerende bestemmingsplannen, waarin veld 12 een maximale
bouwhoogte van 5,5 meter kent, en konden onmogelijk een dergelijke
herziening van het bestemmingsplan voorzien.
Door de mogelijkheden die het
bestemmingsplan biedt kunnen reclamanten worden geschaad in hun uitzicht en
privacy. Naar aanleiding van het antwoord op de eerder ingediende zienswijze
merken reclamanten op dat het hen niet gaat om het aantal parkeerplaatsen, maar
dat ze er op grond van het vigerende plan en de gemaakte afspraken in de
bouwvergunning vanuit mochten gaan dat er een parkeerterrein werd gerealiseerd
met een maximale hoogte van 5,5 meter en daarmee een vrij uitzicht. Dat de
projectontwikkelaar het terrein privé heeft aangekocht en de gemeente de
projectontwikkelaar de mogelijkheid geeft tot 15 meter hoog te bouwen, mag
niet in het nadeel zijn van reclamanten. Daarbij maken zij bezwaar tegen het
verbreken van de communicatie met de bewoners door de gemeente. Reclamanten
geven aan dat wanneer zij in hun belangen worden geschaad, een
planschadevergoeding zullen claimen en daarnaast een vergoeding voor de kosten
van deskundige bijstand ter bepaling van de hoogte ervan.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.3. en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat zij door de
bouwhoogte van 18 en gedeeltelijk 15 meter ter plaatse van veld 9 in hun
belangen worden geschaad ten aanzien van het uitzicht, lichttoetreding en
privacy. Zij geven tevens aan dat tot vorig jaar geen sprake was van een
dergelijke hoge bebouwing op veld 9 en er dus op mochten vertrouwen dat
dergelijke hoge bebouwing niet op dit veld zou komen. Daarbij geven reclamanten
aan dat het straatprofiel met een breedte van 14 meter te smal is en dat het
insnoeren van de gevel vanaf een hoogte van 5,50 m voor hen geen gevolgen heeft
vanwege het wonen op de begane grond. Van het doorzicht kan slechts een drietal
bewoners profiteren.
Antwoord
Vorig jaar - maar ook tijdens de aankoop van het
appartement van reclamant - gold voor het Zuidpoortgebied, waaronder
veld 12, een voorbereidingsbesluit. Met dit voorbereidingsbesluit heeft de gemeenteraad
aangegeven dat zij voornemens is een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied
in procedure te brengen in verband met de geplande ontwikkelingen in het gebied.
Zolang het nieuwe bestemmingsplan niet vigeert, kunnen reclamanten nooit
volledig zeker zijn over de toekomstige ontwikkelingen. Immers, het plan is nog
in ontwikkeling en nog onderwerp van overleg en inspraak. Onjuist is de
stelling van reclamanten dat zij er op mochten vertrouwen dat veld 9 niet hoog
zou worden bebouwd. De gemeenteraad laat het algemeen belang, gediend met de
voorgestelde ontwikkeling van het Zuidpoortgebied, prevaleren boven het belang
van individuele bewoners voorzover zij menen dat hun uitzicht,
daglichttoetreding en privacy alleen in negatieve zin door de ontwikkeling van
veld 9 worden beïnvloed. Voor het overige antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.6. van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat het
vastleggen van beperkingen (zoals U-vormige bouwblokken met de dichte zijde
naar de Museumhof, de insnoering van de gevel op 5,5 meter) voor een groot
deel de architectuur bepaalt en weinig ruimte laat voor fraaiere vormgeving.
Antwoord
Deze visie wordt niet gedeeld. Met de nadere
detaillering zoals opgenomen in artikel 10 lid 4 en artikel 28 van het
bestemmingsplan (waaronder de U-vorm), zal de nieuwe bebouwing in massa
aansluiten op de omgeving. Nadere uitwerking op het gebied van architectuur zal
door de opgenomen richtlijnen niet belemmerd worden.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat het Museumhof
geheel aan het oog onttrokken wordt, wat geen recht doet aan de monumentale
status ervan.
Antwoord
Het Museumhof zal in de toekomst opgenomen
zijn in de bouwmassa zoals alle gebouwen in de binnenstad. Ten aanzien van de
zichtbaarheid van het gebouwencomplex blijft door het lager maken van de
omliggende nieuwbouw met 3 meter, het Museumhof vanaf de Oostpoort in het
stadssilhouet zichtbaar.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat door een
plintfunctie met bedrijfjes (waaronder kenniscentra) en winkels en daarboven
een zorgcentrum, het straatbeeld van de Ezelsveldlaan nauwelijks wordt
verlevendigd. Verwacht wordt dat dit namelijk voorzieningen worden die zijn
gericht op het daarboven gelegen zorgcentrum. Reclamanten vragen zich overigens
af wat onder kenniscentra wordt verstaan.
Antwoord
Het opnemen van een plintfunctie met
bedrijfjes in de bouwblokken van veld 9 biedt de mogelijkheid voor vestiging
van kleinschalige kantoren en bedrijven. Omdat deze functie als zelfstandige
functie is opgenomen, is de mogelijkheid gecreëerd dat een ieder van de functie
gebruik kan maken, ook in het geval dat er een zorgcentrum wordt gerealiseerd.
Die kleinschalige bedrijvigheid verhoogt de levendigheid van de Ezelsveldlaan.
Onder kenniscentra worden bedrijven verstaan
met relatief veel hoogopgeleid personeel en/of die met name activiteiten
ontplooien op het gebied van development en research.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat een publieke
verblijfsruimte in het complex tegenover het Museumhof in de praktijk alleen
toegankelijk zal zijn voor bezoekers en bewoners van het complex en andere
omwonenden dus geen gebruik kunnen maken van het groen aldaar.
Antwoord
Reclamanten bedoelen hiermee waarschijnlijk
de hoven die binnen de bebouwing zal ontstaan. Afhankelijk van de concrete
invulling zullen die hoven privé of semi-privé zijn.
Indien de hoven een semi-privé karakter
krijgen zullen ook anderen dan bewoners van de groenvoorziening gebruik kunnen
maken.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat ontwikkeling
van veld 12 volgens het ontwerpbestemmingsplan de brugwachterwoningen in het
niet vallen en afbreuk wordt gedaan aan de monumentale status.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en het antwoord op
zienswijze 3.7.3.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat het
bestemmingsplan de gemeente te veel vrijstellingsbevoegdheden geeft.
Antwoord
In het bestemmingsplan is spaarzaam omgegaan
met het opnemen van de mogelijkheden tot vrijstelling. Artikel 25 en artikel 32
bevatten een vrijstellingsbevoegdheid voor geringe afwijkingen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt de gemeente zekerheid te
verschaffen over de maximale hoogte van de aanbouw aan het Hoogovenpand. Deze
is in het ontwerp namelijk nog steeds 1 bouwlaag hoger dan de rest van het
pand.
Antwoord
Voor beantwoording van de zienswijze wordt
verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.3.16.
Conclusie
De aanbouw wordt gedetailleerd opgenomen in
het bestemmingsplan. Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant vraagt de gemeente nogmaals te
garanderen dat in het ontwerp van de aanbouw aan de bibliotheek de ramen niet
recht tegenover de woningen in het Hoogovenpand worden gesitueerd ervan
uitgaande dat er binnenkort een start wordt gemaakt met de uitwerking van de
bouwplannen.
Antwoord
Verwezen wordt naar de beantwoording van
zienswijzen 3.3.16 en 3.3.17, waarin wordt aangegeven dat de aanbouw
gedetailleerd in het bestemmingsplan zal worden opgenomen.
In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid
geboden tot het oprichten van bouwwerken. Daarbij is het motief van een goede
ruimtelijke ordening doorslaggevend. De uiteindelijke keuze mag er uiteraard
niet toe leiden dat op voorhand al sprake is van strijd met de bepalingen van
het Burgerlijk Wetboek inzake het Burenrecht. Daar is hier geen sprake van. Bij
de uitwerking van de definitieve plannen zal daar uiteraard rekening mee worden
gehouden. Het bestemmingsplan zelf kan geen garantie bieden dat in het
uiteindelijke bouwplan geen ramen zijn gesitueerd recht tegenover de woningen
in het Hoogovenpand.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat het niet
aanvaardbaar wordt geacht dat ten aanzien van de 11 woningen, gelegen op
de derde verdieping van het Hoogovenpand, de lichtinval sterk wordt gereduceerd
door de bouw van de aanbouw en vraagt zich af hoe de gemeente hiermee zal
omgaan.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op de zienswijze 3.3.16.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant heeft de gemeente verzocht ook
voor zijn woning (Zuiderstraat 138) voor de diverse jaargetijden een simulatie
van de verwachte (zon-)lichtinval te maken. Dit is tot op heden volgens
reclamant niet gebeurd.
Antwoord
Voor de beantwoording wordt verwezen naar
het antwoord op zienswijze 3.3.4.
Conclusie
Aan deze zienswijze is tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de extreme bouwhoogten
in het ontwerpbestemmingsplan afbreuk doen aan de unieke historische binnenstad
van Delft die zich kenmerkt door enkele markante gebouwen die boven de rest van
de bebouwing uitsteken. Het groter worden van de korrel en het hoger worden van
de bebouwing in jaarringen is hiervoor volgens reclamant geen steekhoudend
argument. Dit kenmerk kan worden doorgezet door in het Zuidpoortgebied enkele
hoge gebouwen in de nabijheid of rond een markant gebouw te plaatsen en de
resterende bouwmassa op andere velden significant lager te maken.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Paragraaf 4.1 van de toelichting op het
bestemmingsplan wordt aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
De hoogte van de geplande bebouwing op veld
2 ter plaatse van de vroegere MBO4 kavel is 17 meter. De hoogte zou
volgens reclamant hier maximaal 12 meter moeten bedragen. Daarnaast mag
er niet zomaar hoog gebouwd worden als nog geen zekerheid bestaat over de ontwikkelingen
in de omgeving zoals Yperstraat en Yperdek e.o. en dient aansluiting gezocht te
worden met het beschermd stadsgezicht.
Antwoord
Voor het antwoordt wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
De zienswijze heeft mede geleid tot
verlaging van de maximum toegestane bouwhoogte tot 15 meter.
Conclusie
De maximum toegestane bouwhoogte voor veld 2
is verlaagd tot 15 meter. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Het plein wordt volgens reclamant juist door
de kubus (paviljoen) aangetast en niet door het Haakpand.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen waarin gemotiveerd wordt
dat het paviljoen de verblijfskwaliteit van het plein vergroot.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Er wordt volgens reclamant in het
ontwerpbestemmingsplan onvoldoende aangegeven of bij het verdwijnen van het
Yperdek voldoende parkeerplaatsen voor bewoners beschikbaar blijven, bijvoorbeeld
door realisatie van de parkeergarage.
Antwoord
Het verdwijnen van het Yperdek is in dit
bestemmingsplan Zuidpoort niet aan de orde.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant wijst de gemeente op het feit dat
de procedure van het bestemmingsplan parallel loopt met de gedetailleerde
behandelingen van een aantal bouwplannen en voor onduidelijkheid zorgt bij
burgers. Het is niet overzichtelijk hoe de gegevens uit het bestemmingsplan
zullen doorwerken op de toekomstige bouwplannen en hoe toezeggingen en
aanvullingen op bouwplannen worden verwerkt in het bestemmingsplan.
Antwoord
Op onderdelen is in het bestemmingsplan voor
de vorm van een globaal eindplan gekozen. Op basis van zo'n plan kan de
bouwvergunning worden verleend zonder dat nog een besluit op basis van artikel
11 dan wel artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vereist is. De opgave
bij deze planvorm is om het evenwicht te vinden tussen enerzijds de gewenste
flexibiliteit en anderzijds de vereiste rechtszekerheid. De opgenomen
bestemmingsregelingen met de bijbehorende bouwvoorschriften voldoen aan de eis
van rechtszekerheid. Uit het samenstel van kaart en voorschriften is duidelijk
af te lezen voor welke functies de gronden mogen worden gebruikt met de
daarbijbehorende bouwmogelijkheden. Deze methodiek is in overeenstemming met
het systeem van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en heeft als voordeel dat het
bestemmingsplan bij de realisering niet onnodig gedetailleerd is. Het is bij
een stedelijke ontwikkeling met een omvang als die het Zuidpoortgebied niet
mogelijk de bouwplannen rechtstreeks in het bestemmingsplan te vertalen, dan wel
met het bestemmingsplan te wachten totdat de bouwplannen geheel vaststaan. Het
eerste zal tot ongewenste beperkingen leiden en het tweede zou tot
onaanvaardbaar tijdverlies leiden. Van belang is dat de te realiseren
bouwplannen altijd in overeenstemming met het bestemmingplan moeten zijn.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Het is volgens reclamant een gemiste kans om
niet van de mogelijkheid gebruik te maken meer openbaar groen en
buitenspeelruimte voor de jeugd in het plan op te nemen. Hier is behoefte aan
en Delft kan zich ermee onderscheiden.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
zienswijze 3.3.6.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Er zullen volgens reclamant op de
Ezelsveldlaan door de hoge bebouwing, vrijwel zonder woonfunctie op de begane
grond, en de functie als belangrijke langzaamverkeersroute (ook 's nachts
in verband met uitgaan in de nieuwe disco) problemen op het gebied van sociale
veiligheid ontstaan.
Antwoord
De Ezelsveldlaan is met het ter plaatse
geldende 30 km/h-regime en de afsluiting van het Oostplein een
langzaamverkeersroute geworden. Het ligt voor de hand dat slechts een deel van
de bezoekers van het Zuidpoortgebied deze route als doorgaande
langzaamverkeersroute gaat gebruiken. Dit zal enige toename van gebruik van
deze straat door langzaam verkeer met zich mee gaan brengen. Dit is inherent
aan het wonen in een binnenstad.
Doordat de Ezelsveldlaan een redelijk breed
straatprofiel heeft, kan deze route een aantrekkelijke en veilige route
worden. De stelling dat de sociale veiligheid in gevaar komt, wordt gelet op
het bovenstaande niet gedeeld. Overigens wordt verwezen naar het antwoord in
paragraaf 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat een deel van veld 13
is bestemd voor voortuin om het groene karakter van het gebied te handhaven.
Echter, er is reeds sprake van bebouwing binnen de grens van 5 meter van
de straat. Daarnaast is er in veld 13 al 1.500 m² tuin waardoor het groene
karakter gewaarborgd wordt.
Deze gedetailleerde wijze van
bestemmingslegging past volgens reclamant niet in het globale karakter van
bestemmingsplan Zuidpoort.
Antwoord
In het bestemmingsplan is de globale
planvorm alleen toegepast voor de gebieden die voor ontwikkeling in aanmerking
komen. De brugwachterwoningen zijn gedetailleerd bestemd omdat het
bestemmingsplan hier een consolidatie en beheersfunctie vervult. Kenmerkend
voor de brugwachterwoningen is de groene setting waarin ze staan. Wanneer de
randen van de groene setting, grenzend aan de openbare ruimte, worden aangetast
wordt het groene beeld verzwakt. Daarom is in een strook van 5 meter
grenzend aan de openbare ruimte, bebouwing niet toegestaan. Daarbij is in
artikel 13 van de voorschriften een uitzondering gemaakt voor de bestaande
bebouwing. Deze methode sluit tevens aan op de recente voorstellen tot
wijziging van de Woningwet. Die delen van het bij een woning behorende erf die
direct grenzen aan het openbaar gebied hebben daarin, met het oog op de
ruimtelijke kwaliteit, een speciale positie in die zin dat daar slechts in
beperkte mate vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
De maximale bouwhoogte van 15 meter in
veld 12 is volgens reclamant te hoog. Door de beoogde bebouwing wordt het
zicht op de brugwachterwoningen minder aantrekkelijk, terwijl begin 2000 dit
zicht nog aanleiding was om een aanvraag voor een schuur op het perceel van de
indiener van de zienswijze af te wijzen. Daarnaast wordt de privacy en de
bezonning van tuin en serre aangetast.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.3.2. van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. Voor het gehele gebied
zijn bezonningsdiagrammen gemaakt waarbij de maximaal toegestane bebouwingsmogelijkheden
van het bestemmingsplan "Zuidpoort" in combinatie met bestaande
bebouwing zijn vergeleken met de maximale bebouwingsmogelijkheden als opgenomen
in het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste". Uit de diagrammen
blijkt dat de tuin van reclamant alleen in de zomermaanden rond 18.00 uur
aan de noordzijde voor een deel in de schaduw komt te liggen als gevolg van de
bebouwing van veld 9. Aan de noord- en oostzijde, direct grenzend aan de
woning, blijft de tuin in de zon liggen. Diagrammen van de overige maanden
laten geen wijziging zien in bezonning ten gevolge van de
bebouwingsmogelijkheden van het bestemmingsplan Zuidpoort. Deze geringe
wijziging in bezonning is voor de gemeenteraad geen reden tot aanpassing van
de bebouwingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant maakt bezwaar tegen de in het
ontwerpbestemmingsplan voorgestelde bouwhoogten.
1.
De bouwhoogten
worden matig onderbouwd. Er is in de tekst van het ontwerpbestemmingsplan geen
aandacht besteed aan de verschillende belangen die spelen en de afweging die
is gemaakt.
2.
Het blijft
ondanks de beantwoording van de inspraakreacties (ondanks de termen
"korrels" en "jaarringen") onduidelijk hoe de in het plan
gestelde bouwhoogten van 19 tot 22 meter kunnen aansluiten bestaande op
bouwhoogten van 13 tot 18 meter. De belangenafweging en keuzemotivering
dienen meer expliciet in het plan opgenomen te worden.
3.
Met de plannen
dient volgens de reclamant een natuurlijke aansluiting van de nieuwbouw op de
bestaande stad te worden gerealiseerd, waarbij de sterke punten van de Delftse
binnenstad worden versterkt. De bouwhoogte mag daarbij zeker niet boven die van
het studentenhotel (18 meter) uitkomen.
4.
De plannen
zijn niet specifiek voor Delft. De verzameling gebouwen zou ook elders kunnen
worden gebouwd.
5.
De nieuwe
bebouwing zal als een nieuwerwetse stadsmuur fungeren, terwijl het juist een
vriendelijke entree zou moeten zijn.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en het antwoord op
zienswijze 3.1.2.
Conclusie
In de aangepaste paragraaf 4.1 van de
toelichting op het bestemmingsplan wordt de keuze van de stedebouwkundige
invulling van het gebied nader gemotiveerd. Aan deze zienswijze wordt
gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
De toegestane bouwhoogte in gebied CI*3,
voor het Hoogovenpand dient te worden aangepast aan het voorlopig ontwerp van
de architect waarbij slechts 25% van de oppervlakte de toegestane bouwhoogte
van 16 meter bereikt, terwijl voor het grootste deel een bouwhoogte van
11 meter wordt beoogd. Op de plankaart kan voor het gebied CI*3 de
systematiek van de gebieden CI*1 en CI*2 worden gebruikt. Reclamant stelt voor
de volgende aanduiding op de plankaart op te nemen: CI*3 11 (25% 16).
Antwoord
Verwezen wordt naar antwoord 3.3.16 en
3.3.17.
Conclusie
De aanbouw aan het Hoogovenpand wordt
gedetailleerd in het bestemmingsplan opgenomen. Aan deze zienswijze wordt
gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de bouwhoogte van het
blok tegenover Zuiderstraat 22, de bouwhoogte in veld 9, de
verhoging/verbreding van de V&D en de versmalling van de Kruisstraat een
afname van het aantal zonuren van de tuin en woning tot gevolg zullen hebben.
De bouwhoogte van de gebouwen is niet bevorderlijk voor het woongenot van de
bewoners van de woonschepen. Tevens zal door versmalling van de Kruisstraat de
geluidsoverlast toenemen.
De door de vereniging Zuidpoort voorgestelde
alternatieve bouwplan met terraswoningen sluit naar mening van reclamant beter
aan bij de bestaande bouwhoogte.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van het hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.
De Kruisstraat wordt een 30 km/h-weg.
Dit betekent dat deze weg geen geluidszone heeft en dat er ingeval van
nieuwbouw en/of reconstructie geen akoestisch onderzoek behoeft te worden
uitgevoerd. Uitgaande van de huidige intensiteit (4.370 mvt/etmaal) geeft een
verschuiving van de afstand wegas-gevel van 9 meter naar 6,5 meter
een toename in de geluidsbelasting van 1,3 dB(A) op de gevel van de
hoekwoning aan de Zuidergracht.
Ten aanzien van de door reclamant
aangevoerde afname van het aantal zonuren heeft de gemeenteraad het volgende
overwogen.
Voor de woning van reclamant is op de
bezonningsdiagrammen te zien dat tot het middaguur gedurende het hele jaar de
bezonning niet zal wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. Indien veld
7 de maximale bouwhoogte krijgt, zal vanaf het middaguur in het voor- en
najaar, maar ook in de winter de bezonning van de woning verslechteren. In de
zomer zal alleen na aanleiding van de maximale bebouwingsmogelijkheid van
V&D, de bezonning negatief beïnvloed worden. De maximale bouwhoogte is
echter aan een percentage verbonden zodat niet het gehele veld met die
bouwhoogte volgebouwd zal worden. Het uiteindelijke bouwplan zal minder schaduw
opleveren. De gemeenteraad heeft, alle belangen in overweging nemend, aan het
belang van reclamant niet zodanig zwaar gehecht dat de planontwikkeling van het
Zuidpoortgebied in hoogte en situering is aangepast.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat de vestiging van
de discotheek in de omgeving een aantal negatieve gevolgen zal hebben. Het
nachtelijk lawaai en de vervuiling van de openbare weg zullen toenemen, evenals
de onveiligheid op straat.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.5 en 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat de massaliteit
van het hele plan te groot is. Hoge gebouwen en smalle straten zullen afbreuk
doen aan de uitstraling van het cultuurplein.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. De hoge bebouwing in
verhouding tot de maat van deze ruimte draagt bij aan de intimiteit van het
cultuurplein. Tijdens de informatieavond is deze visie onderbouwd met
fotomateriaal van vergelijkbare pleinen in onder andere Dublin. Anders dan
reclamant, is de gemeenteraad van mening dat de hoge bebouwing geen afbreuk zal
doen aan de uitstraling van het cultuurplein.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat in het gebied het
aantal parkeerplaatsen niet voldoende zal zijn om de doorgevoerde autoluwheid
van Delft mogelijk te maken. Binnenstadbezoekers zullen aan de randen van de
binnenstad parkeren waardoor er voor de bewoners geen plaats meer is. Parkeren
in garages brengt hoge kosten met zich mee. Parkeergarages hebben een negatieve
invloed op de sociale veiligheid.
Antwoord
Het parkeerbeleid dat zal leiden tot een
autoluwe binnenstad, is neergelegd in de nota: "Een bereikbare
binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw (plus)". In deze nota zijn
alle gegevens met betrekking tot het parkeren in de binnenstad opgenomen en
gemotiveerd. In de huidige situatie zijn in Delft 3.934 parkeerplaatsen,
waarvan 1.421 betaald, 1.021 voor vergunninghouders en 1.492 vrije plaatsen.
Het autoluw maken van de binnenstad is ingedeeld in een viertal fases, waarvan
de laatste fase eindigt in 2005/2007. Gedurende die periode zullen een drietal
parkeergarages worden gerealiseerd, te weten de Phoenixgarage (210
parkeerplaatsen), de Zuidpoortgarage (940 parkeerplaatsen) en de garage aan de
Maria Duystlaan (220 parkeerplaatsen). In de eindfase zullen er 4.090
parkeerplaatsen in de Delftse binnenstad aanwezig zijn waarvan 2.513 voor
vergunninghouders en 1.577 betaalde plaatsen. Het totaal aantal parkeerplaatsen,
na invoering van het autoluw plusbeleid, is niet minder dan het aantal plaatsen
in de huidige situatie.
Het aantal parkeerplaatsen in de gehele
binnenstad van Delft, waarvan het Zuidpoortgebied deel uitmaakt, is daarmee
voldoende om het autoluw beleid mogelijk te kunnen maken.
Wel zijn alle vrije parkeerplaatsen
vervallen. Reclamant heeft als inwoner van de Delftse binnenstad recht op een
parkeervergunning. Hieraan is een prijs verbonden van ƒ 254,- per jaar.
Het feit dat reclamant in de toekomst voor het parkeren moet betalen, is een
gevolg van het door de gemeenteraad van Delft vastgestelde parkeerbeleid. Het
is geen belang dat in het kader van het vaststellen bestemmingsplan wordt
meegewogen.
De zienswijze over de sociale veiligheid is
beantwoord in paragraaf 2.8. van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt dat de plataan tegenover
Zuiderstraat 18/20 en het Stadstheater de monumentenstatus krijgt, zodat er
van kap geen sprake kan zijn.
Antwoord
De betreffende boom is niet monumentaal
zoals bedoeld in Nota Bomen op Dreef. Deze boom voldoet niet aan de daarin
genoemde criteria omdat de betreffende boom nog niet de leeftijd van 50 jaar
heeft bereikt.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
De bestemming "discotheek" in veld
5 dient volgens reclamant te vervallen aangezien de verblijfskwaliteit van het
hele gebied rond het stadstheater, cultuurplein en winkelplein door deze
functie ernstig worden aangetast.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Volgens reclamant dient in veld 5 de
bouwhoogte maximaal 16 meter te bedragen met hoogteaccenten tot 19 meter (in
plaats van respectievelijk 19 en 22 meter). De bouwhoogte dient aan te sluiten
op de bouwhoogten ter plaatse van de bebouwingsrand Zuiderstraat, het
Stadstheater en de Zuidwal.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak van het
nieuw geplande kopgebouw ter plaatse van de Achterom-Zuiderstraat-Asvest te
vergroten teneinde een zelfstandige woning boven de bedrijfsruimte op de
begane grond mogelijk te maken. De breedtemaat dient te worden vergroot naar
circa 4,5 m.
Antwoord
De op de plankaart aangegeven breedtemaat
voor de nieuw geplande kopbebouwing kan niet worden vergroot in verband met de bereikbaarheid van de
binnenstad via de Asvest en de Brabantse Turfmarkt. Het gaat op dit punt om
een in- en uitgang voor het verkeer. De draaicirkels van met name de
vrachtwagens voor onder andere de Albert Heijn op de Brabantse Turfmarkt in
combinatie met het maken van een voetpad langs de geplande kopbebouwing,
beperkt de bebouwingsmogelijkheid tot een breedtemaat van circa
3,15 meter. Het maken van een eventuele zelfstandige woning op de
verdiepingen zal door de geringe breedtemaat een bijzonder woningtype opleveren
waarbij de driezijdige oriëntatie, te weten naar de Asvest, het Achterom en de
Zuiderstraat benut moet worden. Gelet op het bovenstaande zal de breedtemaat
niet worden aangepast.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Volgens reclamant dient de bouwhoogte in
veld 7 maximaal 16 meter te bedragen met accenten tot maximaal
19 meter (in plaats van 22 meter). De bouwhoogte dient aan te sluiten
bij de omliggende bebouwing.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
De bouwhoogte van veld 2 dient volgens
reclamant maximaal 12 meter te bedragen met accenten tot 15 meter
(in plaats van 17 meter voor het hele veld). Daarmee sluit de bebouwing
beter aan op de bestaande omliggende bebouwing. De in het plan gestelde
bouwhoogte van 17 meter geeft de bebouwing een solitaire uitstraling
zonder affiniteit met de omgeving.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
De maximum bouwhoogte van veld 2 wordt
verlaagd tot 15 meter. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Op de plankaart dient volgens reclamant veld
9 te worden ingedeeld in 3 à 4 deelblokken met daartussen een ruimte van
minimaal 15 meter teneinde het geheel aan te laten sluiten op de tegenover
gelegen bestaande bouwblokverdeling.
Antwoord
Verwezen wordt naar paragraaf 2.6 van
hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
De bouwhoogte aan de Ezelsveldlaan dient
volgens reclamant over de gehele lengte maximaal 15 meter te bedragen (in
plaats van tot 18 meter). De bouwhoogte aan de Zuidergracht dient maximaal
6 meter, met accenten tot 9 meter, te bedragen. Daarnaast dient het
maximaal bebouwingspercentage aan deze zijde te worden verlaagd naar 30% om de
openheid te vergroten.
Antwoord
Met het besluit om het Zuidpoortgebied
onderdeel te laten zijn van de binnenstad heeft de gemeenteraad gekozen voor
een binnenstedelijke invulling van het plangebied waaronder ook veld 9. Het
door reclamant voorgestelde bebouwingspercentage van 35% zou betekenen dat veld
9 een parkachtige invulling zou krijgen. Dit is nadrukkelijk niet de keus van
de gemeenteraad. Om die reden zal het door reclamant aangeven
bebouwingspercentage niet worden overgenomen.
Voor het overige antwoord wordt verwezen
naar de paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Aantasting van de langgerekte gebiedszone
rondom de Zuidergracht moet voorkomen worden. Derhalve verzoekt reclamant dat
de woonschepen worden gehandhaafd aan beide twee zijden alsmede de bijbehorende
tuin- en groenstrook. Het openbare wandelpad langs de Zuidergracht dient ten
minste 5 meter te bedragen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen. De breedte van de
langgerekte gebiedszone bestaat momenteel uit een braakliggend terrein, te
weten het parkeerterrein Ezelsveldlaan, de Zuidergracht en het water van de
Zuidergracht. De langgerektheid van het gebied blijft in tact, maar de breedte
wordt versmald waardoor de maat van de ruimte weer wordt opgenomen in de
structuur van de binnenstad.
Het al dan niet handhaven van de woonschepen
aan de zuidzijde van de Zuidergracht heeft niets te maken met de maat van dit
gebied maar met het zichtbaar willen maken van het water in de Zuidergracht.
De in het bestemmingsplan opgenomen maat van
2,5 meter voor het door reclamant bedoelde wandelpad aan de zuidzijde van
de Zuidergracht, is voldoende. Dit wandelpad is slechts een ondergeschikte
toevoeging. Het hoofdwandelpad ligt aan de noordzijde van de Zuidergracht. De
voorgestelde ontwikkelingen leiden aldus niet tot aantasting van de langgerekte
gebiedszone rondom de Zuidergracht.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Op de plankaart dient volgens reclamant een
doorsteek te worden aangegeven langs de verplaatste dienstwoningen en de schoorsteen
naar de Nieuwelaan zodat een koppeling ontstaat tussen Nieuwelaan en
Ezelsveldlaan en de kwaliteit van het plangebied ter plaatse wordt vergroot.
Tevens ontstaat er dan een knip in het bouwblok van veld 10 zodat het bouwdeel
achter het Techniekmuseum kan worden losgekoppeld van veld 10.
Antwoord
Door het fietspad over veld 10 is er al een
koppeling tussen Nieuwelaan en Ezelsveldlaan mogelijk. Deze koppeling is
noodzakelijk vanuit het fietsactieplan dat in 2000 door het college van
burgemeester en wethouders is vastgesteld. De langzaamverkeersroute die in
noord- en zuidrichting is opgenomen over veld 10 is onderdeel van een
tweerichtingen oostwesthoofdfietsverbinding op stadsniveau die loopt over de
Westlandseweg, Zuidwal zuidzijde onder de Sebastiaansbrug door over veld 10
richting binnenstad-oost en terug en ook terug vanaf de Wippolder.
Het al dan niet loskoppelen van eventuele
bebouwing aan de Nieuwelaan achter het Techniekmuseum van veld 10 is in de
uitwerking mogelijk maar ruimtelijk gezien niet noodzakelijk.
De totale ruimte tussen Nieuwelaan en
Ezelsveldlaan waarvan veld 10 een onderdeel is, bestaat uit bebouwing die in
de huidige situatie niet is opgedeeld in stedebouwkundige bouwblokken maar
bestaat uit grote bouwcomplexen die aan elkaar gebouwd zijn (Museumhof, Techniekmuseum).
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
In het bouwblok van veld 12 dient de
bouwhoogte van de middenstrook ten hoogste 18 meter te bedragen waarbij de
bouwhoogte van de randen aan de zijden van het Museumhof en veld 13, over een
breedte van 4 meter ten hoogste 13 meter dient te bedragen. Op deze
manier kunnen er 9 gelijkvloerse appartementen en twee penthouses in twee lagen
worden gerealiseerd. Er ontstaat zo een betere afstemming op en minder overlast
voor de bebouwing en de bewoners van het Museumhof en de brugwachterwoningen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.3. van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. De maximale bouwhoogte
van veld 12 bedraagt 15 meter en niet 18 meter zoals verondersteld
door reclamant. Binnen deze massa blijft de mogelijkheid bestaan om penthouses
en appartementen te realiseren.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt de gemeente duidelijkheid
te verschaffen ten aanzien van parkeren voor bewoners nu het parkeerterrein
tegenover Blokker wordt bebouwd.
Antwoord
Het parkeerterrein tegenover Blokker is een
betaald parkeerterrein dat voornamelijk wordt gebruikt door bezoekers aan de
binnenstad en niet door bewoners. De bewoners parkeren thans op de vrije
parkeerplaatsen in de directe omgeving van veld 12 en op het Yperdek.
Het Yperdek, dat plaats biedt aan 163
auto's, zal na de realisatie van de parkeergarages aan de randen van de stad,
worden gebruikt ten behoeve van het parkeren van auto's van vergunninghouders.
Reclamant kan als inwoner van de binnenstad een dergelijke vergunning aanvragen.
Er zijn kosten aan verbonden van ƒ 254,- per jaar. Voor het overige wordt
verwezen naar het antwoord onder 3.9.4.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt de gemeente duidelijkheid
te verschaffen ten aanzien van de locatie van fietsenstallingen in het
plangebied. Fietsenstallingen dienen buiten het voetgangersgebied te worden
gesitueerd.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 3.3.13.
Conclusie
In het antwoord op zienswijze 3.3.13 is
duidelijkheid verschaft ten aanzien van de locatie van fietsenstallingen in het
plangebied. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat het front aan de
Zuidwal juist uitstraling moet hebben om de entree van het gebied te verbeteren
in plaats van een achterkantkarakter.
Antwoord
Anders dan de indiener van deze zienswijze
veronderstelt, wordt de nu voorgestelde functionele en ruimtelijke invulling
van de Zuidwal als een passende entree van de binnenstad van Delft gezien. Deze
visie is gebaseerd op het feit dat in de nu voorgestelde wand een diversiteit
aan functies zichtbaar is hetgeen zo kenmerkend is voor het karakter van de
binnenstad. De hoeveelheid aan functies geven dit deel van de binnenstad een
levendige uitstraling. Bovendien zal de woonfunctie op de verdiepingen ook in
de avonduren dit beeld voortzetten. Daarmee zal het "front" aan de
Zuidwal een juiste uitstraling krijgen als voorkant van de zuidelijke
binnenstad.
Voor het overige antwoord wordt verwezen
naar het antwoord op zienswijze 3.1.2.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan twijfels te hebben bij
het draagvlak voor de megabioscoop.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 3.3.7
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt om een openbare
groenvoorziening in het plangebied op te nemen die voor een ieder toegankelijk
is.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 3.3.6.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat in het bestemmingsplan
ten aanzien van uitbreiding van de Oostpoortschool in de gymzaal geen goede
oplossing wordt geboden. Daarnaast geeft reclamant aan, dat door bebouwing van
het huidige parkeerterrein aan de Nieuwelaan, er voor de Oostpoortschool
parkeer- en veiligheidsproblemen zullen ontstaan.
Antwoord
In antwoord op de reactie op het
voorontwerpbestemmingsplan Zuidpoort is aangegeven dat de gemeente met de
stichting Laurentius in overleg is over uitbreidingsmogelijkheden voor de
Oostpoortschool. Het bestemmingsplan staat die uitbreiding niet in de weg. Met
het vaststellen van de beleidsnota "Een bereikbare Binnenstad,
parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)" heeft de gemeenteraad zich
uitgesproken voor het autoluw maken van de binnenstad. Dit betekent onder meer
dat alle vrije parkeerplaatsen in de binnenstad komen te vervallen en omgezet
worden naar bewoners-/bedrijvenparkeerplaatsen. De bezoekers van de binnenstad
parkeren in gebouwde voorzieningen aan de rand van de binnenstad alsmede op
resterende betaald parkeerterreinen. Ouders die hun kinderen met de auto naar
school brengen, kunnen als gevolg van het vastgestelde beleid hun auto niet
meer in de directe omgeving van de school parkeren. Zij zullen in de toekomst
moeten kiezen voor een alternatief voor de auto of het gebruik van de auto
continueren en met de consequentie dat zij de auto in de parkeergarage parkeren
en hun kinderen verder lopend naar school brengen.
Verwacht mag worden dat in ieder geval de
parkeerdruk in die omgeving afneemt.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat door de hoge
bouwhoogten in het bestemmingsplan er geen aansluiting plaatsvindt bij de
bestaande binnenstad. Bestaande beeldbepalende objecten worden aan het oog
ontrokken. De contour van de binnenstad zal verdwijnen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen alsmede het antwoord op
zienswijze 3.3.2.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat het plan voor de
burger moeilijk leesbaar is omdat er bij bestemmingen op de kaart niet naar
artikelen wordt verwezen in de voorschriften. Het opnemen van profielen kan
het plan verduidelijken.
Antwoord
In het renvooi op de plankaart was reeds een
verwijzing naar de desbetreffende artikelen van de voorschriften opgenomen.
Voor wat betreft de profielen wordt verwezen naar het antwoord op reactie
3.1.10.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt om de maximale bouwhoogte
ter plaatse van de huidige bibliotheek aan te passen aan de huidige hoogte van
de bibliotheek in plaats van de opgenomen 10 meter, zodat omwonenden niet
hun belangen worden geschaad ten aanzien van bezonning en privacy.
Antwoord
Op de plankaart zijn ter plaatse van de
huidige bibliotheek de bestaande bouwhoogten opgenomen als aanwezig aan de
zijde van de Yperstraat, te weten drie bouwlagen in het westelijk deel en twee
bouwlagen in het oostelijk deel. Aan de noordzijde van de bibliotheek is een
uitbouw gebouwd, die circa 4 meter hoog is. De bestemmingsplankaart zal
op dit punt worden aangepast door het opnemen van een bebouwingslijn tussen
bibliotheek en uitbouw waarbij voor de uitbouw een hoogte van 4 meter zal
worden opgenomen.
Conclusie
De bestemmingsplankaart zal worden
aangepast. Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is het niet eens met de
voorgestelde bouwhoogten en met de plannen voor de disco. Hij wijst daarbij op
het grote risico op incidenten. Discotheken horen op speciale plaatsen bij
uitgaanscentra uit de buurt van woningen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.1 en 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt om een betere nadere
onderbouwing waarin voldoende wordt ingegaan op de afwikkeling van het verkeer
richting de parkeergarage en de door reclamant gevreesde stagnatie van de
verkeerscirculatie ter plaatse.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 3.3.10.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt om een verbreding van
blok WD 12 aan de Kruisstraat ter hoogte van de Molslaan te heroverwegen. Door
een versmald profiel zal een aantrekkelijker looproute ontstaan welke in feite
een voortzetting is van het beoogde profiel aan de Pynepoort.
Antwoord
Het verbreden van WD12 betekent een
versmalling van de Kruisstraat ten zuiden van de Molslaan. De Kruisstraat is
hier circa 11 meter breed en vormt onderdeel van de hoofdwinkelas. Reclamant
stelt voor de weg te versmallen zodat de Kruisstraat de functie als
hoofdwinkelas beter kan vervullen.
De Kruisstraat is ter plaatse tevens de
enige doorgang voor autoverkeer. Het profiel van 11 meter is noodzakelijk
voor de afwikkeling van het autoverkeer. De Pynepoort en Bastiaanspoort hebben
uitsluitend een voetgangersfunctie. Om die reden kan niet tegemoet worden
gekomen aan de zienswijze van reclamant. Bij de inrichting van de openbare
ruimte zal aandacht worden besteed om dit deel van de Kruisstraat bij een
winkelas behorende uitstraling te laten krijgen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
De reclamant handhaaft zijn zienswijze
inzake de verruiming van 300 m² voor de bouw van de discotheek en de
verruiming van het oppervlak ten behoeve van de avondhoreca. In het kader van
het horecarapport "Wie durft", vraagt reclamant de gemeente deze
standpunten in heroverweging te nemen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.7 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat niet alle punten uit
de inspraakreactie zijn beantwoord.
Antwoord
De kenbaar gemaakte zienswijzen zijn in het
hoofdstuk algemeen en het volgende uitputtend becommentarieerd, daarmee zijn de
niet beantwoorde onderdelen van de op grond van artikel 6a van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening ingekomen reacties eveneens aan bod gekomen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de bewoners van het
Haakpand, ondanks de in het voorontwerpbestemmingsplan toegezegde verbetering
van de situatie, nog steeds worden benadeeld. Reclamant onderbouwt dit met de
volgende argumenten.
a.
Het is volgens
reclamant onaanvaardbaar dat de gemeente een willekeurig door haar opgesteld
plan als uitgangspunt neemt in plaats van de vigerende bestemmingsplannen en
beleid. Een bestemmingsplan kan worden bijgesteld. Hier is echter volgens
reclamant geen sprake van een bijstelling van het vigerende bestemmingsplan
maar een totaal gewijzigd concept.
b.
In het
ontwerpbestemmingsplan Zuidpoort wordt bebouwing toegestaan op 7 meter van
het Haakpand van 11 meter hoog in de vorm van een paviljoen dat
toegankelijk is voor publiek. De appartementen zijn voor een groot deel met de
slaap- en woonkamer en terras aan de zijde van de Zuiderstraat gebouwd. Het
uitzicht, de bezonning en de privacy worden door het paviljoen aangetast.
c.
Op grond van
het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste", mag over een diepte
van 30,5 meter aan de zijde van de Zuidstraat voor het Haakpand niet
worden gebouwd. Met inachtneming van deze afstand is in het vigerende
bestemmingsplan een gebouw ten behoeve van parkeervoorzieningen toegestaan met
een hoogte van maximaal 15 meter. Deze regeling uit het vigerende plan
dient te worden overgenomen.
d.
Daarnaast
wordt gevreesd voor geluidsoverlast vanwege de functies die in het gebouw
worden toegestaan: een horecagelegenheid en de in- en uitgang van de
parkeergarage.
e.
Volgens
reclamant stelt de gemeente dat het winkelplein een uitnodigende uitstraling
moet hebben zodat bezoekers zich vanaf het plein verder de binnenstad in
begeven. Hiertoe zou een pleinwand moeten worden gecreëerd. Het Haakpand is
juist uitermate geschikt om als zogenaamde pleinwand te fungeren. Door de
terrassen is er juist een vloeiende en uitnodigende overloop naar de
achterliggende binnenstad.
f.
Het paviljoen
zal het toch al geringe oppervlak van het plein verder verkleinen. Het transparante
karakter, zoals beschreven in het ontwerpbestemmingsplan, zal niet met de werkelijkheid
overeenkomen door onder andere de inrichting ervan met trappenhuizen, liften,
toiletblokken en dienstverblijven. Reclamant geeft aan dat een deel van de
winkels aan het oog van het winkelend publiek zal worden onttrokken door de
bouw van het paviljoen. Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan het wervend karakter
van het plein voor de binnenstad.
g.
Om hiervoor
genoemde redenen is reclamant van mening dat in het geheel moet worden afgezien
van de oprichting van het beoogde paviljoen.
Antwoord
Voor de algemene beantwoording van de
zienswijzen wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 en 2.2 van hoofdstuk 2,
Zienswijzen algemeen. Voor wat betreft de wijzigingen ten opzichte van het
vigerende bestemmingsplan geldt het volgende.
Afwijking van het vigerende bestemmingsplan
is alleen mogelijk wanneer het nut en de noodzaak van de wijziging is
aangetoond. In de toelichting van het bestemmingsplan is aangegeven dat de
ontwikkeling van Zuidpoort noodzakelijk is voor het blijvend gezond
functioneren van de binnenstad van Delft. Deze zal de economische functie van
de binnenstad versterken. Het gaat daarbij niet alleen om de uitbreiding van
de detailhandelsfunctie, maar ook om de autobereikbaarheid, de
parkeermogelijkheden en het uitbreiden van de publiekaantrekkende functies,
zoals de bioscoop, spelen daarbij een doorslaggevende rol. Samenvattend gaat
het om een geheel van maatregelen en ingrepen. Het nut en de noodzaak van de
nieuwe ontwikkelingen is aangetoond en met onderzoeken onderbouwd. Daarvan is
in de toelichting verslag gedaan. Deze gewenste ontwikkelingen zijn op
zorgvuldige wijze ruimtelijk vormgegeven, waarbij de belangen van de
omwonenden en andere belanghebbenden zorgvuldig zijn afgewogen tegen het belang
van het blijvend gezond functioneren van de binnenstad van Delft.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant wijst erop dat er in het
ontwerpbestemmingsplan eigenlijk niets geregeld wordt ten aanzien van horeca.
De juridische terminologie is zo vrijblijvend dat er in de praktijk geen enkele
belemmering ontstaat een vergunning af te geven met ruime openingstijden tot
02.00 uur. Het ontbreken van de termen overdag, 's avonds en 's nachts
zijn hier debet aan. Door de vergunningverlener zal hierdoor uitsluitend
worden gekeken naar hetgeen in de exploitatieverordening wordt gesteld. Er
bestaat een levensgrote kans dat het winkelplein zich op basis van het
ontwerpbestemmingsplan kan ontwikkelen tot een horecaplein met het karakter van
de Beestenmarkt met zeer veel overlast voor de bewoners van de bouwlagen boven
de winkels aan het plein.
Daarnaast wordt 70% van de nieuw geplande
horeca in bestemmingsplan Zuidpoort aan het winkelplein gesitueerd. Dit is
buiten proportie. Gevreesd wordt voor geluidsoverlast, vandalisme,
wildplassen, etc.
Om deze redenen verzoekt reclamant een duidelijke
begrenzing op te nemen voor het aantal m² horeca (categorie I) op het
winkelplein en langs de randen ervan.
Reclamant is van mening dat
horecagelegenheden op het plein geuroverlast teweegbrengen wanneer de lucht
langs de terraswoningen optrekt. Indien daghoreca wordt toegestaan, moeten
eisen worden gesteld met betrekking tot ontgeuringsinstallaties en regelmatige
vervanging van filters.
Tevens dienen garanties te worden gegeven
voor zodanige openingstijden dat er geen sprake zal zijn van verstoring van de
nachtrust van bewoners van het plein.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen naar
paragraaf 2.7 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Er wordt volgens reclamant in het
ontwerpbestemmingsplan ten onrechte geen aandacht besteed aan de ontsluiting
van de parkeergarage voor voetgangers. Dit is van wezenlijk belang omdat het
gaat om toegangspunten voor de bezoekers die met de auto komen. Voetgangerstoegangen
tot parkeerfaciliteiten zijn echter notoire moeilijke punten in een plan
vanwege geluidsoverlast, vandalisme, onveiligheid, etc. Daarom dient in
hoofdstuk 4.4 van het bestemmingsplan nadrukkelijk aandacht te worden besteed
aan de filosofie omtrent de voetgangerstoegangen en dienen deze op de
plankaart te worden opgenomen.
De indiener van de zienswijze geeft
daarnaast aan dat de bewoners van het Haakpand geluidsoverlast vrezen wanneer
de ingang van de parkeergarage voor het Haakpand wordt gesitueerd.
Daarnaast ligt de geplande toegang tot de
parkeergarage momenteel ver van het "centrum winkelcircuit". Het
wordt daarom logisch geacht de ingang van de garage elders te plannen waar
geluidsoverlast minder aan de orde is en in de nabijheid van het "centrum
winkelcircuit".
Om hiervoor genoemde redenen is de indiener
van de zienswijze van mening dat een heroverweging moet plaatsvinden ten
aanzien van de situering van de hoofdtoegangen van de parkeergarage.
Antwoord
In aansluiting op de bestaande winkelroutes
van de binnenstad is het winkelplein gesitueerd voor het Haakpand. Op het
winkelplein, aan weerszijden van het paviljoen, wordt de ondergrondse
parkeergarage ontsloten voor voetgangers. Een tweede ontsluiting voor
voetgangers is gepland aan het cultuurplein.
De toegangen voor voetgangers liggen aan het
winkelcircuit, wat ook volgens reclamant een logische plaats is. Voor de
bewoners van het Haakpand zal dit een toename van geluid met zich meebrengen.
Een afweging van alle betrokken belangen heeft
de gemeenteraad het algemeen belang, gediend met de herontwikkeling van de
Zuidpoort laten prevaleren boven het belang van de bewoners van het Haakpand.
De plaats waar het winkelplein gesitueerd
is, komt voort uit de winkelroutes van de bestaande stad. Er is naar gestreefd
om de in- en uitgangen voor voetgangers van de parkeergarage zoveel mogelijk
aan te laten sluiten op de bestaande winkelroutes. De in- en uitgangen liggen
om deze reden aan de noordzijde van het winkelplein. Om voornoemde redenen
wordt de situering van de hoofdtoegangen van de parkeergarage niet
heroverwogen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Volgens reclamant vrezen omwonenden overlast
van de geplande discotheek door de zeer late openingstijden. Het is te
verwachten dat de bezoekers van de discotheek geluidsoverlast veroorzaken bij
aankomst en vertrek.
Een deel van de bezoekers zal gebruikmaken
van de parkeergarage en dus zal er ook bij de hoofdtoegang tot de parkeergarage
geluidsoverlast ontstaan. Daarnaast bestaat er gevaar voor vandalisme bij de
in- en uitgangen van parkeergarage omdat adequaat toezicht ontbreekt.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
De situering van de discotheek is zodanig
gekozen dat bezoekers van die gelegenheid niet over het winkelplein hoeven te
bewegen om parkeergarage en openbaar vervoer te bereiken. Voor bezoekers die
hun auto stallen in de parkeergarage is een voetgangersuitgang gelegen aan het
cultuurplein. De veronderstelling van reclamant dat de bezoekers van de
discotheek gebruik zullen maken van de toegangen gelegen aan het winkelplein is
niet logisch.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Voor het Haakpand bevinden zich een aantal
bomen met wat groen. Reclamant verzoekt om deze kleine groenvoorziening in het
centrum uit te breiden of in ieder geval op te nemen in bestemmingsplan
Zuidpoort overeenkomstig het thans vigerende plan.
Antwoord
Bij de inrichting van het winkelplein zal
rekening worden gehouden met het opnemen van groenvoorzieningen aan de
noordkant. Verwezen wordt naar hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.
In het vigerende bestemmingsplan "IIA
In de Veste" is geen groenvoorziening tegenover het Haakpand opgenomen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen
worden geschaad, een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de getrapte gevel
van het Haakpand wel degelijk een stedelijke gevel is in tegenstelling tot de
mening van architect Bob van Reeth. De getrapte gevel van het zogenaamde
Haakpand is tevens wel degelijk een pleinwand. Reclamant verwijst naar
voorbeelden van getrapte gevels in een stedelijke omgeving uit de geschiedenis.
De architectuur uit de jaren '70 is te zien
als verglijdende opmaat naar de stad, passend bij de entree van de stad.
Daarbij weet reclamant dat men zich over het algemeen aanpast aan de gegevens
van de bestaande situatie, in dit geval een binnenstedelijke gevel van een winkel/woonblok.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen naar de
paragrafen 2.1 en 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat door de bouw van het
ruimtelijk element (paviljoen) dat het Haakpand moet ondersteunen, eenderde van
het aantal flats aan de zuidgevel van het Haakpand wordt benadeeld in termen
van uitzicht, bezonning, geluidshinder en privacy. Reclamant verwijst voorts
naar de zienswijze ingediend door de Vereniging van Eigenaren Koreneef in de
Veste.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en zienswijze 14.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat het auteursrecht
is geschonden. De bouw van het paviljoen pal voor het zogenaamde Haakpand heeft
een misvorming en verminking van het Haakpand tot gevolg. Daarbij komt nog dat
op het dak van dit paviljoen zeker nog een aantal pijpen voor ontluchting en
airconditioning zal worden geplaatst.
Destijds is het pand ontworpen met een vrije
open ruimte ervoor in overeenstemming met het bestemmingsplan. Door de
plaatsing van het paviljoen wordt geen recht meer gedaan aan de destijds
gemaakte keuze de woningen op het zuiden te oriënteren. Tevens zal de huidige
ruimtelijke beleving van het winkelplein door het paviljoen worden aangetast.
Het paviljoen brengt een tweespalt in de beleving van het winkelplein. Derhalve
wordt een dergelijk gebouw ontoelaatbaar geacht.
Reclamant verwijst voorts naar de bij de
zienswijze bijgevoegde tekeningen.
Antwoord
In het kader van een bestemmingsplan wordt
de aanvaardbaarheid van nieuwe ontwikkelingen onder meer beoordeeld op basis
van nut en noodzaak en de daaraan verbonden ruimtelijke uitstraling. De
relatie met de bestaande situatie maakt daar onderdeel van uit. In het geval
van Zuidpoort is de relatie met het Haakpand zo'n onderdeel geweest bij
belangenafweging die aan de keuze voor het paviljoen en de exacte locatie
daarvan ten grondslag heeft gelegen. Op grond van een aantal overwegingen,
zoals weergeven in het antwoord op zienswijze 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen
algemeen, en opgenomen in hoofdstuk 4 in de toelichting, is het paviljoen
aanvaardbaar geacht. Het belang van handhaving van het Haakpand in de huidige
context heeft daarbij minder zwaar gewogen dan dat van de beoogde
ontwikkelingen.
Het belang dat het auteursrecht beoogt te
beschermen, is geen belang dat bij de totstandkoming van het bestemmingsplan
behoeft te worden betrokken. Dat is slechts anders, indien als gevolg van de
auteursrechtelijke bescherming, de uitvoering van het paviljoen onzeker zou
zijn. In casu zijn geen argumenten aangedragen die een dergelijk oordeel over
de uitvoerbaarheid van het plan rechtvaardigen. Ook zijn van de zijde van
reclamant geen daadwerkelijke stappen ondernomen als gevolg waarvan het op dit
moment reeds aannemelijk is dat de uitvoering van het plan niet zal kunnen
worden gewaarborgd. Een oordeel omtrent de vraag of het gebouw wordt beschermd
door het auteursrecht, kan slechts plaatsvinden in het kader van de ingevolge
de Auteurswet aangewezen rechtsgang.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de vestiging van een
grand café in het paviljoen en de vestiging van de discotheek nabij het
zogenaamde Haakpand, veel geluidsoverlast zullen veroorzaken, mede door de hoge
gevelwanden aan het winkelplein.
Daarnaast zal de realisatie van het paviljoen,
vanwege de korte afstand tot de bestaande gevel van het Haakpand en spiegeling
door de glazen constructie, de privacy van de bewoners alsmede het woongenot
en uitzicht aantasten.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en het antwoord op
zienswijze 3.3.14.
Als gevolg van de herontwikkeling van het
Zuidpoortgebied zal ook verandering komen in het uitzicht, woongenot en privacy
van het bewoners van het Haakpand.
Dit is een gevolg van de keuze van de
gemeenteraad om het Zuidpoortgebied als deel van de binnenstad te ontwikkelen.
Voorzover de bewoners dit ervaren als een aantasting van hun belangen, wordt
geconstateerd dat de gemeenteraad het algemeen belang - gediend bij herontwikkeling van het
Zuidpoortgebied - heeft laten prevaleren boven het belang van individuele bewoners.
Ten aanzien van spiegeling en privacy zal
met behulp van technische middelen het ontwerp dusdanig gemaakt worden dat de
overlast waar mogelijk beperkt wordt.
Overigens geldt dat uitvoering van het thans
vigerende bestemmingsplan ook een aantasting van het bestaande uitzicht met
zich mee zou brengen. Het vigerende bestemmingsplan maakt immers de bouw van
een bovengrondse parkeergarage mogelijk op een afstand van 30 meter met
een bouwhoogte van 15 meter.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de sociale
veiligheid wordt ondermijnd door te nauwe straten en het ontbreken van de
nodige zichtlijnen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen
worden geschaad, een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant onderschrijft de argumenten van
Prof. Haak en voegt er enkele argumenten aan toe.
Het Haakpand is de best denkbare wand aan
een binnenstedelijk plein op de overgang naar de nieuwe eeuw. Het betreft een
zorgvuldig ontworpen pleinwand die aansluit bij schaal van de historische
binnenstad.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen
en het antwoord op zienswijze 3.13.1.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat het woongenot van de
bewoners van het Haakpand zal worden aangetast door de bouw van het paviljoen
en sluit zich op dit punt aan bij de zienswijze van Prof. Haak en Mr C. Vidor.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en het antwoord op de
zienswijzen 3.13.1, 3.15 en 3.16.1.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Het auteursrecht van Prof. Ir A.J.H. Haak
wordt geschonden door de bouw van het paviljoen.
Antwoord
Voor dit antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 3.15.3.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Op een plein hoort volgens reclamant geen
enkele bebouwing aanwezig te zijn. Alle bebouwing op een plein draagt bij aan
de versnippering van de ruimtewerking. Een plein kan slechts worden
gemeubileerd met bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of bomen en hagen.
De mogelijkheid van de oprichting van het
paviljoen in het bestemmingsplan is derhalve voor reclamant onaanvaardbaar.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en 3.13.1.
De gemeenteraad kan zich niet vinden in de
stelling van reclamant dat een plein geen gebouw zou kunnen hebben.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat er geen zekerheid
bestaat over de exploitatie van de bakkerij annex tearoom van de heer Hoeke
omdat de gemeente niet duidelijk is ten aanzien van de plannen en de locatie
van de bibliotheek. Aan reclamant is door de gemeente, gedurende de tijd dat
hij het pand huurt, de schijn gewekt dat hij ter plaatse een tearoom met terras
kan exploiteren. Gezien de onduidelijkheid acht de heer Hoeke investeringen
voor een optimale bedrijfsvoering op de huidige locatie een te groot risico. Om
deze reden is er sprake van inkomensderving volgens reclamant.
Reclamant geeft tevens dat op basis de
bestemming WDCS in het ontwerpbestemmingsplan ter plaatse van de bakkerij van
de heer Hoeke exploitatie van een terras niet meer wordt toegestaan. Het is
voor de exploitant dan ook niet duidelijk of en in welke vorm exploitatie van
de tearoom mogelijk is.
Antwoord
De gemeente Delft heeft sedert het begin van
de jaren '90 plannen voor een stedelijke herontwikkeling van het gebied
Zuidpoort. Reeds in het Schetsplan van Gunnar Daan (1996) is een aanbouw aan
het door adressant genoemde pand aan Zuiderstraat getekend. Eveneens bestaat
reeds een aantal jaren het voornemen om de openbare bibliotheek onder te
brengen in het genoemde pand aan de Zuiderstraat. De daar nu aanwezige
vestiging van C1000 zal in de toekomst ondergebracht worden in de nieuwbouw op
veld 7. Dit voornemen mag in het kader van de Zuidpoortontwikkelingen bekend
worden verondersteld.
Terecht signaleert de indiener van de
zienswijze dat ook in het ontwerpbestemmingsplan Zuidpoort de vestiging van de
brood- en banketbakkerij mogelijk blijft.
Pas als daadwerkelijk sprake zal zijn van vestiging
van de bibliotheek in het Hoogovenpand, treedt een feitelijk andere situatie
op. Pas dan zal duidelijkheid en zekerheid bestaan over mogelijke verhuizing
van de brood- en banketbakkerij en wordt contact opgenomen om de mogelijkheden
tot deze feitelijke realisering na te gaan. Overleg over bedrijfsverplaatsing
en/of schadevergoeding zullen in dat overleg aan de orde komen. Op dit moment
bestaat onvoldoende duidelijkheid om een dergelijk inhoudelijk overleg aan te
gaan. Hetzelfde geldt voor andere, in dit gebied gesitueerde instellingen en
bedrijven. Overigens wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2,
Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt het bestemmingsplan niet
in de huidige vorm vast te stellen omdat, door de grote bouwhoogte van de
bestemming Centrumdoeleinden tegenover het pand waarin dhr. Hoeke zijn bedrijf
heeft, het zicht vanaf het parkeerterrein op het bedrijf zal wegvallen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 3.18.1.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant blijft van mening dat het
exploitatieoverzicht in de financiële paragraaf van het bestemmingsplan
uiterst summier is. Het blijft onduidelijk of de in de financiële paragraaf genoemde
middelen voldoende ruimte bieden en of rekening wordt gehouden met eventuele
planschadeclaims. Om deze reden kan naar mening van reclamant het
bestemmingsplan niet worden vastgesteld.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt om duidelijkheid ten
aanzien van plannen van de gemeente om een bibliotheek te vestigen op de
bestemming WDSC (woon-, detailhandel-, en sociaal-culturele doeleinden) op de
locatie van de huidige Zuiderstraat 172 - waar nu Dalero B.V. is gevestigd - in verband met mogelijke schade indien het
pand dient te worden verlaten.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 3.18.1.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt het bestemmingsplan niet
in de huidige vorm vast te stellen omdat door de grote bouwhoogte van de
bestemming Centrumdoeleinden tegenover het pand van Dalero B.V. het zicht vanaf
het parkeerterrein op het bedrijf zal wegvallen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 3.18.1.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant blijft van mening dat het
exploitatieoverzicht in de financiële paragraaf van het bestemmingsplan
uiterst summier is. Het blijft onduidelijk of de in de financiële paragraaf genoemde
middelen voldoende ruimte bieden en of rekening wordt gehouden met eventuele
planschadeclaims. Om deze reden kan naar mening van reclamant het
bestemmingsplan niet worden vastgesteld.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Volgens reclamant wordt in artikel 9,
Detailhandelsdoeleinden een beperking gesteld aan de horeca van ten hoogste
300 m². In een herontwikkeld warenhuis, inclusief een La Place restaurant
op de verdieping, is een maximaal oppervlak van 300 m² onvoldoende voor
het beoogde kwaliteitsniveau dat V&D nastreeft.
Antwoord
Na overleg met vertegenwoordigers van Vendex
is besloten het horecaoppervlak te vergroten tot 500 m². Daarmee past het
horecaoppervlak binnen de formule die door de Vendexketen wordt gehanteerd voor
de aan het warenhuis verbonden horecavoorziening La Place. Overigens geldt dat
de horecagelegenheid La Place uitsluitend geopend is gedurende de openingstijden
van het warenhuis.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat een gebiedsvisie
met een orthogonale structuur is gebaseerd op een onjuiste versimpeling van het
historisch weefsel van Delft. Dit leidt tot onnodig ingrijpende oplossingen
voor in principe kleine vraagstukken, onder andere met betrekking tot bestaande
bebouwing en aansluiting op de omgeving. Een voorbeeld hiervan is de
verplaatsing van de rooilijn van veld 10. Er is geen rekening gehouden met het
bestaan van historische en stedebouwkundige waarde van de dienstwoningen.
Wegens een vereiste orthogonale structuur staan de woningen inmiddels in de
weg. Om dezelfde reden zou het ook onmogelijk zijn om de hoek
Kruisstraat/Ezelsveldlaan "af te snuiten" terwijl het op de hoek
Ezelsveldlaan/Michiel de Ruyterweg wel wordt toegestaan. Dit is niet
consequent.
Reclamanten zijn van mening dat door de
gefixeerde rooilijnen van de velden 5 en 7 aanpassingen ten gevolge van
ontwerpfouten worden afgewenteld op andere rooilijnen, zoals veld in 10 aan de
Ezelsveldlaan. Reclamanten vragen zich af op basis van welke visie de
rooilijnen van veld 10 vastgesteld worden.
Reclamanten raden de gemeente aan een goed
onderzochte, bevredigende oplossing te zoeken voor de rooilijnen van de velden
7 en 10 en het bijbehorende wegprofiel in relatie met het behoud van de
dienstwoningen en dit vast te leggen in het bestemmingsplan, waarbij genoeg
flexibiliteit overblijft om in een latere fase tot een goede oplossing te
komen.
Voor weerlegging van het argument dat
betrekking heeft op de jaarringen, sluit reclamant zich aan bij andere
ingediende zienswijzen.
Antwoord
De vereiste orthogonale structuur is
bepalend voor de invulling van de planvorming. Om die reden is de bestaande
rooilijn van veld 10 verlegd. Het "afsnuiten" van hoeken van
bouwblokken is mogelijk zolang dit afsnuiten geen aantasting van de
stedebouwkundige hoofdstructuur met zich meebrengt. Het "afsnuiten"
van de hoek Kruisstraat-Ezelsveldlaan zoals reclamant voorstelt, zou die
hoofdstructuur wel aantasten omdat in het voorstel van reclamant er een forse
hap uit het bouwblok moet worden genomen. Het "afsnuiten" van de hoek
Michiel de Ruijterweg-Ezelsveldlaan leidt niet tot aantasting van de
stedebouwkundige hoofdstructuur. De gekozen stedebouwkundige hoofdstructuur
betekent verplaatsing van de dienstwoningen. Burgemeester en wethouders hebben
hiertoe, na instemming van de gemeenteraadscommissie Duurzaamheid, inmiddels
expliciet besloten.
Voor het overige antwoord wordt verwezen
naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en antwoord 3.4.1 van
hoofdstuk 3, Zienswijzen individueel.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten vragen zich af of de hoge
bouwhoogten en –volumes, die hogere opbrengsten tot gevolg hebben, wenselijk
zijn voor de kwaliteit van Zuidpoort. Daarbij wordt de zorg uitgesproken dat
in dit ontwerp te weinig rekening wordt gehouden met diversiteit in zowel de
prijsklassen van woonruimte als woontypen en woonvormen. Terwijl dit juist
kwaliteiten zijn van een binnenstedelijk woongebied. De invulling van veld 10
zou hieraan kunnen bijdragen.
Antwoord
In het bestemmingsplan wordt de planologische basis geboden voor
realisatie van de herontwikkeling van het Zuidpoortgebied. In het
bestemmingsplan wordt datgene dat ruimtelijk relevant is geregeld waarbij nut,
noodzaak en haalbaarheid van de ontwikkelingsplannen dient te worden
aangetoond. Op basis van de instemming van de Provinciaal Planologische
Commissie met de financiële paragraaf, wordt geconcludeerd dat de haalbaarheid
van de plannen is aangetoond.
Ruimtelijk biedt het bestemmingsplan
Zuidpoort mogelijkheden voor diversiteit aan woontypen en woonvormen, ook voor
veld 10. De mening van reclamant dat het bestemmingsplan te weinig met
voornoemde diversiteit rekening houdt, wordt op grond van het bovenstaande niet
gedeeld.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten betreuren het dat ten aanzien
van veld 10 de bestaande professorenwoningen niet genoemd worden als
historische bebouwing. Behoud ervan is waardevol voor de continuïteit van het
straatbeeld van de Nieuwelaan, tussen Spookhuis en Techniekmuseum.
Antwoord
De professorenwoningen, gelegen aan de
Nieuwelaan, zijn geen gemeentelijke- of rijksmonumenten, noch zijn de panden
geselecteerd om voor een dergelijke status in aanmerking te komen. Het
ontwerpbestemmingsplan doet geen uitspraak over het al dan niet behouden van
deze woningen. Beide opties zijn mogelijk. In de verdere uitwerking van het
bouwplan kan het al dan niet behouden van de woningen onderzocht worden.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat er met betrekking
tot het halveren van het aantal ligplaatsen van de woonschepen nooit is
beargumenteerd waarom deze woonschepen niet inpasbaar zijn.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten hebben voor wat betreft de
invulling van veld 9 kritiek op de volgende punten:
-
de rooilijn
aan de zuid van veld 9 die afgeleid is van de rooilijn van de Zuidwal;
-
er is te
weinig openbaar groen in het zuidelijk gedeelte van de binnenstad.
Semi-openbaar groen (zoals gepland langs de Zuidergracht) levert volgens
reclamant geen positieve bijdrage;
-
de aansluiting
aan de binnenstad van Delft, die essentieel wordt genoemd, vindt niet plaats
vanwege het feit dat bebouwing van 18 meter hoog met een groot volume,
welke (met uitzondering van kerken) niet in de binnenstad van Delft voorkomt.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en naar de
beantwoording van zienswijze 3.3.6.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat de volgende
wijzigingen, wat betreft de nieuw te bouwen blokken op veld 9, een verbetering
zijn ten opzichte van de in het ontwerpbestemmingsplan gepresenteerde
ontwikkelingsvoorwaarden:
een verlaging
van het bebouwingspercentage naar 40%;
een maximale
bouwhoogte van 15 meter;
een verlaging
van de plint naar maximaal 5 meter, wat beter aansluit bij het Museumhof
en het Techniekmuseum;
verbreding van
de Ezelsveldlaan naar 14 meter;
een doorgang
in de bouwblokken ter plaatse van het middelste bouwblok van minimaal
12 meter.
Antwoord
Een bebouwingspercentage van 40% sluit meer
aan bij een parkachtige bebouwing. Voor veld 9 is daar expliciet niet voor
gekozen. De maximale bouwhoogte tegenover het Museumhof is verlaagd naar
15 meter. Tegenover het Techniekmusem en tegenover veld 12 blijft de hoogte
18 meter om zo aan te sluiten op de hoogte van de omringende bebouwing op
veld 7 en het Museumhof zelf. Door de door reclamanten voorgestelde verlaging
zal de aansluiting minder goed zijn.
De hoogte van de plint is in het
bestemmingsplan gesteld op 4,5 meter tot 5,5 meter om enige
flexibiliteit in de technische uitwerking van de planvorming te behouden. Het
vaststellen van de plinthoogte op 5 meter zoals reclamanten graag zouden
zien, haalt deze flexibiliteit eruit en dat is niet wenselijk.
De breedte van de Ezelsveldlaan is tegenover
het Museumhof 14 meter. Om de rooilijn van veld 5 en 7 en het bestaande
woongebouw aan de Oostpoort weer op te pakken, blijft de rooilijn tegenover het
plein van het Techniekmuseum en veld 12/13 op 11 meter afstand van het verlengde
van de gevelwand van het Museumhof.
De doorgang tegenover het middelste bouwdeel
van het Museumhof is minimaal 11,5 meter en maximaal 12,5 meter.
Omdat de doorgang voor de structuur van de binnenstad op een lager schaalniveau
ligt, is de maat van de doorgang zo gekozen dat deze niet breder wordt dan de
straten en stegen van de bestaande binnenstad. Ook hier geldt dat het
vaststellen van een maat enige flexibiliteit behoeft in verband met de
technische uitwerking op bouwplanniveau.
Op grond van het bovenstaande worden de door
reclamant voorgestelde verbeteringen niet overgenomen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat plintfuncties
zoals kleinschalige bedrijvigheid, diensten en dergelijke in de bebouwing van
veld 9 aan de Ezelsveldlaan niet bijdragen aan de sociale veiligheid in de
avond en nacht.
Antwoord
Verwezen wordt naar paragraaf 2.8 van
hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat ondanks de
aangebrachte verbetering ten opzichte van het voorontwerp de bouwhoogte van
15 meter in veld 9 zoals neergelegd in het ontwerpbestemmingsplan de
privacy, lichtinval en zichtlijnen nog steeds zullen bedreigen.
Antwoord
De privacy, lichtinval en de zichtlijnen
zullen wijzigen als gevolg van de planontwikkeling op veld 9. Een lagere bebouwing
dan 15 meter is niet aan de orde omdat een dergelijke bouwhoogte niet past
binnen de stedebouwkundige visie op het Zuidpoortgebied. Van belang daarbij is
onder meer dat de bebouwing van veld 9 in bouwhoogte aansluit bij bestaande
bebouwing en de overige invulling van het plangebied.
Voor de overige beantwoording wordt verwezen
naar de paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat er te weinig publiek
groen en speelmogelijkheden in het plan zijn opgenomen terwijl deze plekken
van groot belang zijn voor de ontwikkeling van jongeren.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord onder 3.3.6.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt de gemeente rekening te
houden met sociale veiligheid alsmede verkeersveiligheid en afdoende
maatregelen te treffen tegen de overlast die de uitbreiding van de uitgaansmogelijkheden
met zich meebrengt, zowel voor de huidige als nieuwe bewoners.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen en het antwoord onder
3.3.10.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt de gemeente de
gebruiksmogelijkheden van de parkeerplaats in veld 9 goed te benutten en een
goede invulling te geven in het toekomstige bestemmingsplan.
Antwoord
Deze zienswijze houdt geen direct verband
met het bestemmingsplan.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Door het bestemmingsplan komen 5 ligplaatsen
voor woonschepen te vervallen. Dit is volgens reclamant niet nodig. In 1991 is
door de gemeente toegezegd dat met het bebouwen van veld 9 geen ligplaatsen
hoefden te verdwijnen. Met de open structuur die nu voorgestaan wordt op veld 9
moeten hiervoor nu ook mogelijkheden zijn.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat het hoogteverschil
tussen de voorgenomen bebouwing op veld 9 en de woonschepen in het ontwerpplan
te groot blijft.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat in de huidige VOGD
te weinig rekening is gehouden met de bestaande situatie. Verbetering of
vervanging kan een flinke terugval in grootte van het woonschip beteken.
Hierdoor wordt vaak van verbetering of vervanging afgezien.
Bij de behandeling van het VOGD is destijds
gezegd dat woonschepen in het bestemmingsplan zouden komen. Slechts een
verordening biedt veel minder rechtszekerheid. Verder is een verordening veel
eenvoudiger aan te passen dan een bestemmingsplan, zeker gezien de beperkte
procedureregels ten aanzien van inspraak en beroep. De bouwhoogte, lengte en
breedte van woonschepen dienen in het bestemmingsplan te worden opgenomen. De
bestaande afmetingen van de woonschepen moeten als uitgangspunt worden
genomen. Reclamant stelt voor een hoogte van 5 meter boven de waterlijn,
een breedte van 5 meter en een lengte conform de bestaande lengte in het
bestemmingsplan op te nemen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4.3 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat het positief is om
de Zuidergracht een groen imago te geven door de binnenhoven van veld 9 daarbij
te betrekken. Gevraagd wordt dit niet alleen in de toelichting maar ook in de
planvoorschriften op te nemen. Daarnaast wordt gevraagd de mogelijkheid open te
houden om ligplaatsen te creëren bij die groene hoven. Langs de Zuidzijde wordt
een strook van 2,5 meter opengelaten. Er wordt door reclamant van
uitgegaan dat de openbaarheid van deze strook beperkt blijft. De strook zou
volgens reclamant tevens het groene karakter van de Zuidergracht moeten
uitstralen.
Antwoord
Met het semi-openbare voetpad aan de
zuidzijde van het water van de Zuidergracht is het niet de bedoeling om het
openbaar groen in kwantiteit te vergroten. Wel is het de bedoeling om het
groene beeld van dit deel van de binnenstad te versterken. Het voetpad in
combinatie met de groene binnenhoven zullen in samenhang met het water en het
er tegenoverliggende groengebied dit bewerkstelligen. Een voetpad van
2,5 meter breed is hiermee voldoende. Het groene karakter is een kwestie
van inrichting. Binnen veld 9 ten behoeve van onder andere de hoven is de
bestemming Verblijfsgebied en Tuin opgenomen.
Eén van de randvoorwaarden voor de invulling
van veld 9 is het zichtbaar maken van het water van de Zuidergracht. Door de
aanwezigheid van woonschepen aan twee zijden van het water, is het water ter
plaatse niet meer zichtbaar. Dit is onder andere de rede geweest voor het college
van burgemeester en wethouders om te besluiten dat er alleen aan de noordzijde
van het water ligplaatsen voor woonschepen zijn. Het voorstel van reclamant om
woonschepen aan de groene hoven te plaatsen is derhalve niet aan de orde.
Voor het overige wordt verwezen naar het
antwoord onder 3.3.6.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat in het
bestemmingsplan het parkeren voor de huidige bewoners slecht wordt beschreven
terwijl aan parkeren voor bezoekers en toekomstige bewoners veel aandacht wordt
besteed. Vooral op de plankaart zijn te weinig plekken ingeruimd voor parkeren
voor bewoners.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 3.9.4.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat in tal van
gemeentelijke notities wordt aangegeven dat woonschepen als normale woningen
beschouwd dienen te worden. In bestemmingplan Zuidpoort is dit niet het geval.
De gemeente dient zich uit te spreken dat aanpassing van de omgeving tevens
geldt ten aanzien van woonschepen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Teneinde een goede aansluiting op de
omgeving te creëren, dient naar mening van reclamant te worden gezocht naar een
oplossing waarbij gebruik wordt gemaakt van de binnenhoven in veld 9. Het groene
karakter kan daar goed aansluiten bij (een) hoogwaardig(e) ligplaats(en) aan de
Zuidzijde.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op de zienswijze 3.24.4.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Volgens reclamant staat de maximale
bouwhoogte niet in verhouding tot de bouwhoogte van de woonschepen. Om deze
reden dient de bouwhoogte op veld 9 teruggebracht te worden tot 9 meter.
De verhoudingen geven ook aan dat de toegestane bouwhoogte voor woonschepen
(2,7 meter boven maaiveld) veel te laag is.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de ligplaats van
zijn woonschip vervalt. De gemeente heeft gesteld dat overleg zal plaatsvinden
ten aanzien van een andere ligplaats. Sinds juni 2000 is echter niets meer van
de gemeente vernomen.
Antwoord
Alle woonschepenbewoners hebben in januari
2001 een brief ontvangen van de gemeente waarin de stand van zaken uiteen is
gezet. In dit schrijven wordt toegezegd dat de woonschepenbewoners in de zomer
van 2001 opnieuw voor overleg met de gemeente zullen worden uitgenodigd. Op
dat moment zal meer duidelijkheid zijn over de verplaatsingen en de technische
aanpassingen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat in 1991 duidelijk is
geworden dat alle woonschepen mochten blijven liggen. Er is toen een nieuw
woonschip gebouwd voor de huidige plek. In 2001 blijkt dat de woonschepen
echter niet mogen blijven liggen. Dit houdt in dat forse investeringen in te
korte tijd moeten worden afgeschreven.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.
Opgemerkt wordt dat forse investeringen niet
noodzakelijkerwijs moeten worden afgeschreven omdat alle woonschepen, niet in
eigendom van de gemeente, een plaats krijgen aan de noordzijde van de
Zuidergracht.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat door de woonschepen
buiten het bestemmingsplan te plaatsen, de rechtszekerheid van betrokkenen
danig wordt verzwakt. Middels de regeling in het VOGD worden de bewoners al
danig in hun mogelijkheden beknot. Er wordt voorgesteld extra aandacht aan de
woonschepen te schenken door in het bestemmingsplan de grootte en mogelijkheden
voor vervanging op een goede manier vast te leggen. In dit bestemmingsplan kan
de gemeente de gelijkstelling van woonschepen aan gewone woonvormen in de
praktijk brengen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Er zal een gebouw met een bouwhoogte van
22 meter op 13 meter afstand van het woonschip van reclamanten worden
gerealiseerd. Het gedeelte van het nieuwe gebouw dat het dichtst bij het
woonschip is gelegen, is een laad- en losplaats voor onder andere een
supermarkt. Dit heeft een verminderde lichtinval, visuele hinder en
geluidsoverlast tot gevolg.
Antwoord
De planontwikkeling in het Zuidpoortgebied
heeft voor reclamant met een woonschip, gelegen aan de noordwestzijde van de
Zuidergracht direct tegenover de oostgevel van de bebouwing van veld 7, invloed
op de lichtinval en uitzicht.
Op bezonningsdiagrammen van het plangebied
is zichtbaar dat naar aanleiding van de maximale bebouwingsmogelijkheden van
veld 7 met name de woonschepen, gelegen aan de noordwestkant van de
Zuidergracht, in het voor- en najaar vanaf het middaguur en in de winter in de
schaduw komen te liggen.
Op dit moment is onduidelijk welke
woonschepen in de schaduw zullen komen te liggen omdat alle woonschepen
herschikt zullen worden. Een toename van geluid ten opzichte van de bestaande
situatie wordt niet verwacht, omdat in de Kruisstraat een maximale snelheid van
30 km/h is ingevoerd en ook thans in de Kruisstraat laden en lossen
plaatsvindt.
In de belangenafweging tussen het algemeen
belang, gediend met de planontwikkeling in het Zuidpoortgebied, versus het
individuele belang van de woonschipbewoner, heeft de gemeenteraad het algemeen
belang doorslaggevend geacht.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat in de Verordening
Openbaar Gemeentewater Delft de maten voor woonschepen tot op de centimeter
zijn vastgelegd. Enkele woonschipeigenaren hebben renovatie- en
nieuwbouwplannen. De beperkingen in de VOGD maken dit onmogelijk. Het voorstel
van de gemeente de VOGD aan te passen klinkt mooi, maar concreet overleg is
uitgebleven. Hierdoor wordt onvoldoende rechtszekerheid geboden.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en het antwoord op 3.25.4.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant kan zich niet vinden in de
stelling dat woonschepen geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn. Hij behoudt
zich het recht voor dit later door de provincie of de Raad van State te laten
beoordelen. Desondanks is reclamant van mening dat, ook al zijn woonschepen
volgens de gemeente geen bouwwerken in de zin van de Woningwet, de afmetingen
en ligplaatsen van woonschepen wel degelijk ruimtelijke aspecten zijn die
moeten worden betrokken bij de planvorming van het Zuidpoortgebied.
De gelegenheid is nu aanwezig om de
onzekerheid ten aanzien van afmetingen en vervanging van woonschepen weg te
nemen. Een duidelijke bepaling omtrent de mogelijkheden tot vervanging,
nieuwbouw en renovatie van woonschepen zou een zeer positieve bijdrage leveren
aan het Zuidpoortgebied.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3 van Hoofdstuk 2
Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de open bebouwing aan de noordzijde van veld 9
gelegenheid geeft om enkele woonboten te laten liggen. Er zijn voldoende
alternatieven voorhanden zodat verplaatsing naar de noordzijde niet
noodzakelijk is.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2
Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
De veranderingen van het plan Zuidpoort ten opzichte van het
bestemmingsplan uit 1978 zijn volgens reclamant zodanig ingrijpend dat dit
vatbaar is voor planschadevergoeding ingevolge artikel 49 WRO.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2
Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant kan zich niet vinden in de
stelling dat woonschepen geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn. Hij
behoudt zich het recht voor dit later door de provincie of de Raad van State te
laten beoordelen. Reclamant geeft aan dat in de Verordening Openbaar Gemeentewater
Delft de maten voor woonschepen tot op de centimeter zijn vastgelegd. Enkele
woonschipeigenaren hebben renovatie- en nieuwbouwplannen plannen. De
beperkingen in de VOGD maken dit onmogelijk. Het voorstel van de gemeente de
VOGD aan te passen klinkt mooi, maar concreet overleg is uitgebleven. Hierdoor
wordt onvoldoende rechtszekerheid geboden.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen alsmede zienswijze 3.25.4.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat, ook al zijn
woonschepen volgens de gemeente geen bouwwerken in de zin van de Woningwet, de
afmetingen en ligplaatsen van woonschepen wel degelijk ruimtelijke aspecten
zijn die moeten worden betrokken bij de planvorming van het Zuidpoortgebied.
De gelegenheid is nu aanwezig om de
onzekerheid ten aanzien van afmetingen en vervanging van woonschepen weg te
nemen. Een duidelijke bepaling omtrent de mogelijkheden tot vervanging
nieuwbouw en renovatie van woonschepen zal volgens reclamant een zeer positieve
bijdrage leveren aan het Zuidpoortgebied.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
In het plan wordt aangegeven dat een aantal
woonschepen in de Zuidergracht moeten worden verplaatst omdat het terrein
tussen de Ezelsveldlaan en de Zuiderstraat wordt bebouwd.
De open bebouwing aan de noordzijde van veld
9 geeft volgens reclamant gelegenheid om enkele woonschepen te laten liggen er
zijn voldoende alternatieven voorhanden zodat verplaatsing naar de noordzijde
niet noodzakelijk is.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en naar het antwoord op de
zienswijze nr. 3.24.4.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat de veranderingen
van het plan Zuidpoort ten opzichte van het bestemmingsplan uit 1978 zodanig
ingrijpend zijn, dat dit vatbaar is voor planschadevergoeding ingevolge artikel
49 WRO.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant kan zich niet vinden in de
stelling dat woonschepen geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn. Hij
behoudt zich het recht voor dit later door de provincie of de Raad van State te
laten beoordelen. Reclamant geeft aan dat in de Verordening Openbaar Gemeentewater
Delft de maten voor woonschepen tot op de centimeter zijn vastgelegd. Enkele
woonbooteigenaren hebben renovatie- en nieuwbouwplannen plannen. De
beperkingen in de VOGD maken dit onmogelijk. Het voorstel van de gemeente de
VOGD aan te passen klinkt mooi maar concreet overleg is uitgebleven. Hierdoor
wordt onvoldoende rechtszekerheid geboden.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4.3 van Hoofdstuk 2 Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat, ook al zijn
woonschepen volgens de gemeente geen bouwwerken in de zin van de Woningwet, de
afmetingen en ligplaatsen van woonschepen wel degelijk ruimtelijke aspecten
zijn die moeten worden betrokken bij de planvorming van het Zuidpoortgebied.
De gelegenheid is nu aanwezig om de
onzekerheid ten aanzien van afmetingen en vervanging van woonschepen weg te
nemen. Een duidelijke bepaling omtrent de mogelijkheden tot vervanging
nieuwbouw en renovatie van woonschepen zal volgens reclamant een zeer positieve
bijdrage leveren aan het Zuidpoortgebied.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
In het plan wordt aangegeven dat een aantal
woonschepen in de Zuidergracht moeten worden verplaatst omdat het terrein
tussen de Ezelsveldlaan en de Zuiderstraat wordt bebouwd.
De open bebouwing aan de noordzijde van veld
9 geeft volgens reclamant gelegenheid om enkele woonschepen te laten liggen er
zijn voldoende alternatieven voorhanden zodat verplaatsing naar de noordzijde
niet noodzakelijk is.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen alsmede het antwoord op
zienswijze 3.24.4.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat de veranderingen
van het plan Zuidpoort ten opzichte van het bestemmingsplan uit 1978 zodanig
ingrijpend zijn dat dit vatbaar is voor planschadevergoeding ingevolge artikel
49 WRO.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
De reclamant geeft aan dat een aanpassing
van de Verordening Openbaar Gemeentewater Delft essentieel is. De belangrijkste
punten daaruit moeten dan worden verwerkt in het bestemmingsplan Zuidpoort.
Het gaat daarbij met name om de hoogte- en breedtematen van woonschepen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant vraagt zich af wat de functie van
de strook van 2,5 meter aan de zuidzijde van de Zuidergracht wordt. Er
loopt namelijk reeds een voetpad langs de noordzijde. Een tweede voetpad zal
de privacy nog verder aantasten. Daarnaast bestaan er bij reclamant twijfels
ten aanzien van de sociale controle.
Antwoord
Naar aanleiding van de informatieavond over
de planontwikkeling in het Zuidpoortgebied in september 2000, is het
voorontwerpbestemmingsplan gewijzigd en is op verzoek van aanwezigen ook aan
de zuidzijde van de Zuidergracht een voetpad opgenomen. Dit voetpad heeft een
semi-openbaar karakter, hetgeen inhoudt dat het pad in de avonduren ter
voorkoming van vandalisme en sociaal onveilige situaties, afgesloten kan
worden.
De maat tussen de woonschepen aan de
noordzijde van de Zuidergracht en de nieuwbouw op veld 9 is hiermee wel
vergroot met 2,5 meter.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Bij verplaatsing van de woonschepen naar de
noordzijde dient volgens reclamant, bij herschikking de onderlinge afstand
centraal te staan.
Antwoord
De onderlinge afstand tussen woonschepen,
zoals vastgelegd in de VOGD, zal in de uiteindelijk situatie in acht worden
genomen. Om die vastgelegde afstand in acht te kunnen nemen is de aankoop van
één extra boot noodzakelijk. Afhankelijk van het tijdstip waarop een extra boot
gekocht kan worden zal de herschikking van de woonschepen in één of twee fasen
plaatsvinden.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de verplaatsing van
de woonschepen naar de noordzijde van de Zuidergracht een aantal nadelen
heeft. Het terras van het woonschip is momenteel georiënteerd op het zuiden.
Bij een verplaatsing zal dit niet meer het geval zijn. Hierdoor daalt de waarde
van het woonschip.
Overigens kunnen de woonschepen, zolang er
nog geen concrete bouwplannen, zijn op de huidige locatie blijven liggen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Binnen de gemeente zijn thans diverse
onderzoeken gaande naar de technische oplossingen voor de door reclamant
genoemde problematiek. De uitkomsten van deze onderzoeken zullen in juni 2001
met de woonschepenbewoners worden besproken.
Het tijdstip van verplaatsing zal tevens
onderdeel van deze bespreking worden.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
De gemeente heeft de maximale afmetingen van
nieuwe woonschepen zeer nauwkeurig bepaald. Reclamant is van mening dat bij
aanschaf van een nieuw woonschip van dezelfde afmetingen, de plaatsing ervan
aan de noordzijde op deze manier onmogelijk wordt gemaakt.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant is van mening dat de gestelde
bouwhoogten in het geheel niet in de Delftse binnenstad passen. De bouwhoogten
van de Ezelsveldlaan in veld 9 op de plek die nu nog parkeerplaats is en de
bouwhoogte op het perceel waar een supermarkt wordt beoogd, zijn dusdanig hoog
dat reclamant vreest voor zijn woongenot in verband met bezonning.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en antwoord 3.26.1.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat een semi-openbare
route aan de zuidzijde van de Zuidergracht ongewenst is. Er bestaan voldoende
routes langs de Zuiderstraat, Zuidergracht en Ezelsveldlaan.
Antwoord
Verwezen wordt naar zienswijze 3.29.2.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt de woonschepen in het
bestemmingsplan beter te regelen en sluit zich aan bij het schrijven van de
belangenvereniging.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen alsmede het antwoord onder
3.24.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat de
bouwhoogte van 18 meter in veld 9 direct tegenover het Techniekmuseum,
zoals neergelegd in het ontwerpbestemmingsplan, een deel van het huidige vrije
uitzicht zal wegnemen. De voorgestelde bouwhoogte doet nog steeds afbreuk aan
de Museumhof. Reclamanten pleiten derhalve voor een maximale goothoogte van
14 meter over de gehele lengte van veld 9.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat de
hoeveelheid groenvoorzieningen nog steeds onvoldoende is.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord onder 3.3.6.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat ten tijde van de
koop van het appartement door de gemeente is verzekerd dat er nooit hoger dan
14 meter gebouwd zou worden. Reclamanten geven aan dat er sprake is van
planschade wanneer door de gemeente van destijds gedane toezeggingen wordt
afgeweken.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat het
bestaande fraaie uitzicht vanuit hun appartement op de vierde verdieping in het
Museumhof dreigt te verdwijnen als veld 9 wordt bebouwd volgens de
mogelijkheden uit het ontwerpbestemmingsplan (bouwhoogte 18 meter). Er
wordt verzocht de hoogte aan te passen zodat het uitzicht behouden blijft.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verwijst in eerste instantie naar
het in de brief van 30 december 1997 aangevoerde commentaar en geeft aan dat
dit nog onverkort van toepassing is.
Daarnaast verwijst reclamant naar de
zienswijze zoals ingediend door de bewoners van appartementencomplex Museumhof
.
Antwoord
Voor de beantwoording van de door reclamant
genoemde brief wordt verwezen naar de antwoorden in de paragrafen 2.1 en 2.6
van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen, alsmede naar het antwoord onder 3.3.6 en
3.7.2.
Voor het overige antwoord wordt verwezen
naar de zienswijze 3.35.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat enerzijds de
gemeente aangeeft dat de Museumhof monumentale waarde heeft, terwijl anderzijds
in het ontwerpbestemmingsplan de situatie rond het complex wordt gewijzigd
waarbij de bestaande karakteristieke uitstraling nauwelijks meer tot zijn recht
kan komen. Reclamant verwijst in dit verband naar de beschrijving van het
complex voor de Monumenten Selectie Procedure.
Om deze reden verzoekt reclamant af te
wijken van de rechte lijn van de bebouwing langs de Ezelsveldlaan, door het
creëren van een park of plantsoen tegenover het gebouw van de Museumhof. Een
dergelijke ruimte zou ook een sociale functie kunnen vervullen voor toekomstige
bewoners.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en naar het antwoord op
zienswijzen 3.3.6.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen
worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat de
parkeerplaatsen op veld 12 die ontwikkelaar Appartel moest aanleggen ingevolge
de destijds afgegeven bouwvergunning voor renovatie van het Museumhof, alsnog
moet worden gerealiseerd. Het verbaast reclamanten dat zonder overleg nieuwe
randvoorwaarden worden opgesteld voor een nieuwe bestemmingsregeling voor
veld 12.
Het Museumhof wordt door de voorgestelde
bouwhoogten voor een deel aan het zicht ontrokken. De belevingswaarde en kwaliteit
van het totaalbeeld van de entree naar de stad zullen worden verminderd.
Daarnaast wordt het pas ingestelde
beschermde stadsgezicht met twee brugwachterhuisjes geweld aangedaan.
Tevens zal het woongenot worden aangetast
door vermindering van uitzicht, licht- en luchttoetreding en een afname van de
privacy. Dit is een aantasting van hun rechten omdat zij ten tijde van de koop
er vanuit mochten gaan dat dit gewaarborgd zou zijn door de aanleg van een parkeerterrein
op veld 12 en door de bepalingen in het vigerende bestemmingsplan.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen
worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat door de
voorgenomen bebouwing op veld 9 het Museumhof niet langer zichtbaar zal zijn
vanuit de omgeving. In het huidige ontwerp van veld 9 voorzien de rechte
zichtlijnen niet in een grote zichthoek. Daarnaast zal de hoogte van de
bebouwing leiden tot beperkt uitzicht en een aantasting van het woongenot van
de bewoners van de appartementen aan de Ezelsveldlaan. De vermindering van het
woongenot zal tevens waardevermindering van de appartementen tot gevolg
hebben. Tevens wordt de Museumhof verstopt achter nieuwe bebouwing.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat de
groenvoorziening in het gebied van Zuidpoort moet worden verbeterd en hieraan
een invulling dient te worden gegeven in het bestemmingsplan.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 3.3.6.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten verwijzen voor wat betreft de
inrichting van veld 12 tevens naar de eerder ingediende reactie in het kader
van het voorontwerpbestemmingsplan.
Reclamanten geven aan dat door de bebouwing
van veld 12 hen het zicht wordt ontnomen. Reclamanten zijn van mening dat hun
rechten worden aangetast omdat zij er bij de koop van het appartement vanuit
mochten gaan dat door de aanleg van een parkeerterrein op veld 12 met bebouwing
niet hoger dan 5 meter voldoende uitzicht gewaarborgd zou zijn.
Daarnaast zal door de bouwhoogte van veld 12
het Museumhof vanuit oostelijke richting volledig aan het zicht worden
onttrokken. De kwaliteit en de belevingswaarde van het totaalbeeld van de
entree naar de stad zal dalen. Tevens wordt het beschermd stadsgezicht met de
brugwachterhuisjes geweld aangedaan.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen
worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de in het ontwerp
gestelde maximale bouwhoogte van veld 9 geen recht doet aan de architectuur van
het Museumhof. De zichtbaarheid en eigenheid gaan totaal verloren. Daarnaast
doet de bouwhoogte afbreuk aan het uitzicht, de privacy en de marktwaarde van
de appartementen.
Reclamant verzoekt de maximale bouwhoogte
aan te passen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat met betrekking tot
veld 12 het ontwerpbestemmingsplan totaal voorbij gaat aan de rechten en
plichten welke voortvloeien uit het vigerende bestemmingsplan. Bij de
koop/aannemingsovereenkomst van het appartement van indiener is in het
inrichtingsplan een veld met 12 parkeerplaatsen opgenomen. In het
ontwerpbestemmingsplan zijn deze parkeerplaatsen niet opgenomen. Dit heeft een
negatief effect op de marktwaarde van de appartementen in het Museumhof. Om
deze reden dient, volgens reclamant, in veld 12 de vigerende bestemming
gehandhaafd te worden.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en naar het antwoord op de
zienswijze 3.14.2 ten aanzien van het afwijken van het vigerende
bestemmingsplan.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de bouwhoogte op
veld 9 van maximaal 18 meter een groot deel van het uitzicht zal wegnemen.
Ook zal de zichtbaarheid van het fraaie
silhouet van het Museumhof worden aangetast en de privacy voor bewoners van het
Museumhof niet worden gewaarborgd.
Het Museumhof is gebouwd met grote ramen van
gemiddeld 4,5 x 3 meter. Door de bouw op veld 9 op korte afstand van
het Museumhof wordt de privacy aangetast.
De voorgestelde grote bouwvolumen passen
overigens niet in de binnenstad.
Reclamant verzoek de bouwhoogte en het
bebouwingspercentage op veld 9 te verlagen tot respectievelijk maximaal
13 meter en 35%. Daarnaast wordt verzocht om een verbreding van de
Ezelsveldlaan tot 17 meter, om de privacy te waarborgen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen alsmede het antwoord op
zienswijze 3.10.8.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat er nagenoeg geen
groenvoorziening in het plan is opgenomen. Er is veel behoefte aan groen in dit
deel van de stad en dit is een mogelijkheid om groen in het plan op te nemen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord op zienswijze 3.3.6.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt voorlopig veld 12 niet te
betrekken in het voorontwerpbestemmingsplan en het bestaande bestemmingsplan
voor het terrein te handhaven. Door de thans voorgestelde regeling wordt de
bestaande privacy, het uitzicht en woongenot en de waarde van de appartementen
ernstig aangetast. Overigens is de voorwaarde van aanleg van een parkeerplaats
op veld 12 onderdeel van de afgegeven bouwvergunning (nr. S95002576) voor
renovatie van het Museumhof. Het slechts bieden van de mogelijkheid tot
parkeergelegenheid voldoet niet aan dit recht. Op deze wijze wordt de
projectontwikkelaar in de gelegenheid gesteld in gebreke te blijven.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Tevens verzoekt reclamant de gemeente in
overleg te gaan met de bewoners van het Museumhof.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat in veld 9 de
voorgestelde blokken in de vorm van een U 180 graden gedraaid dienen te worden
en in één bouwlaag lager uitgevoerd moeten worden dan thans voorgesteld in het
voorontwerpbestemmingsplan Zuidpoort.
Hierdoor zal de Zuidergracht hetzelfde
profiel krijgen als andere oostwestgrachten van Delft. Beide wanden zullen de
waarnemer als het ware richting de Oostpoort leiden.
Daarnaast hoeft niet gevreesd te worden voor
vermindering van bezonning aan de Zuiderstraat.
Het Techniekmuseum en het Museumhof komen op
deze wijze losser in de ruimte te staan waardoor meer recht wordt gedaan aan de
cultuurhistorische waarde van de gebouwen. De monumentale bomen krijgen een
plek in een binnenruimte en de resterende binnenterreinen kunnen een openbare
functie krijgen. Dit geeft en kwalitatieve impuls aan dit gedeelte van de
binnenstad.
De "plint" komt dan te vervallen
maar functiemenging kan beter rond de binnenterreinen worden gerealiseerd, ook
met het oog op sociale controle.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Het idee van de "jaarringen" is
volgens reclamant (zoals verwoord in de antwoorden op de inspraakreacties)
hier niet van toepassing omdat het hier geen ring betreft rondom de binnenstad,
maar bebouwing midden in de vrij lage Delftse binnenstad. Een nieuwbouwhoogte
van 15 tot 18 meter kan hiermee niet worden gerechtvaardigd. Lagere
bebouwing dan voorgesteld in het voorontwerpbestemmingsplan past beter in de
binnenstedelijke structuur.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Paragraaf 4.1 van de toelichting van het
bestemmingsplan is aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat veld 12 deel
uitmaakt van de ontwikkeling van het TH-pand tot Museumhof. Er zouden 34
parkeerplaatsen in een tuinachtige omgeving worden gerealiseerd ten behoeve van
de huurders van de ontwikkelaar Appartel. Dit is nooit gebeurd en de gemeente
heeft nooit toegezien op uitvoering ervan. Nieuwbouw op veld 12 is strijdig met
afspraken met (toenmalige) toekomstige gebruikers van het Museumhof en zal
daarnaast afbreuk doen aan het Museumhof. Reclamant is van mening dat hij door
de inrichting van veld 12 in zijn belangen wordt geschaad, zijn woning in
waarde zal dalen en hij zal bij daadwerkelijke uitvoering de gemeente daarvoor
aansprakelijk stellen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Volgens reclamant past de massaliteit van het
totale Zuidpoortplan nog steeds niet bij de historische binnenstad van Delft.
Hij vreest voor stedebouwkundige en architectonische fouten en pleit voor het
versterken van de kwaliteit van Delft door het benutten van haar intimiteit en
kleinschaligheid.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten zijn van mening dat de
financiële haalbaarheid niet de belangrijkste drijfveer mag zijn voor
stedebouwkundige ontwerpen in de huidige plannen. Reclamanten verzoeken om
aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan om de mogelijkheid te creëren om
huizen met een individueel karakter neer te realiseren met een goothoogte van
ten hoogste 15 meter. Daarnaast verzoeken reclamanten de woonfunctie in de
plint van de gebouwen te laten prevaleren om de sociale controle te
verbeteren.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. Uit deze paragraaf moge
duidelijk zijn dat niet de financiële haalbaarheid maar het besluit van
gemeenteraad het Zuidpoortgebied op te nemen als deel van de binnenstad,
bepalend is geweest voor de stedebouwkundige structuur. Dit besluit heeft ertoe
geleid dat gezocht is naar een stedebouwkundige structuur die past bij de
Delftse binnenstad.
Het bestemmingsplan doet geen uitspraak over
hoe de bouwblokken ten aanzien van het realiseren van verschillende woningtype
ingevuld moeten worden. Woningen met een individueel karakter horen tot de
mogelijkheden. Dit is een zaak van verdere uitwerking van de bouwplannen.
Voor de velden 5 en 7 is wel gekozen voor
een combinatie van verschillende woningtypen, waarnaast appartementen ook het
individuele woonhuis op het tweede maaiveld wordt gerealiseerd. Bij veld 5
zijn deze individuele woonhuizen per vier gegroepeerd op het tweede maaiveld.
In de architectuur is er niet voor gekozen om deze woningen elk een individueel
karakter te geven.
Ten aanzien van de plint wordt opgemerkt dat
rond het winkelplein en het cultuurplein een onderbreking met de woonfunctie
op de begane grond niet gewenst is. Wel is bij het ontwerp zoveel mogelijk
rekening gehouden met de sociale veiligheid in de openbare ruimten, door de situering
van de woningen op de verdiepingen zo te doen, waardoor de openbare ruimte
veelal in het zicht van die woningen liggen.
Voor de velden 9 en 10 is de woonfunctie in
de plint mogelijk. De afwisseling van de woonfunctie met andere functies is
juist zo kenmerkend voor een levendige binnenstad. Tijdens de uitwerking van
die deelgebieden zal de sociale veiligheid een belangrijk aandachtspunt zijn.
Voor het overige wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamanten geven aan dat in de
koopovereenkomst van het appartement in het Museumhof is voorzien in de aanleg
van een parkeerplaats op maaiveld op een parkeerterrein gelegen aan de oostkant
van het Museumhof. Er was toen geen sprake van andere bouwplannen.
In het ontwerpplan wordt op veld 12
bebouwing toegestaan met een maximale bouwhoogte van 15 (+1) meter. Indien
dit wordt gerealiseerd, zal het complex ernstig afbreuk doen aan de rechten
van de bewoners met betrekking tot rechtszekerheid en de voltooiing van het
originele, contractueel vastgelegde bouwplan.
Daarnaast zal het woongenot ernstig worden
aangetast door vermindering van vrij uitzicht en een afname van de privacy. Dit
zal een aanzienlijke waardedaling van de appartementen tot gevolg hebben.
Het totaalbeeld van de oostelijke entree zal
voorgoed minder aantrekkelijk zijn. Gevraagd wordt de ontwikkeling van veld 12
voorlopig niet in het bestemmingsplan op te nemen en het vigerende
bestemmingsplan voorlopig te handhaven.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat een massaal en hoog
gebouw aan de Ezelsveldlaan in veld 9 niet op zijn plaats is. Een lagere
bebouwing past beter bij het karakter van de Delftse binnenstad. Het
monumentale pand aan de Ezelsveldlaan (waarin de woning van de indiener van de
zienswijze zich bevindt) kan met zijn karakteristieke silhouet meer
beeldbepalend zijn dan in het ontwerpbestemmingsplan is weergegeven. Door de
hoge bebouwing (tot 19 meter) vervalt tevens een groot deel van het
uitzicht. Dit heeft een negatief effect op de bebouwingskwaliteit en het woongenot.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat in de
koopovereenkomst van het appartement is voorzien in de aanleg van een
parkeerplaats op maaiveld op een parkeerterrein gelegen aan de oostkant van het
Museumhof. Er was toen geen sprake van andere bouwplannen. In het vigerende
bestemmingsplan geldt een maximale bouwhoogte van 5 meter. De voorwaarde
tot het aanleggen van een parkeerterrein maakt onderdeel uit van de renovatie
van de woningen aan de Museumhof. De projectontwikkelaar is op dit punt echter
tot nu toe in gebreke gebleven.
In het ontwerpplan wordt op veld 12
bebouwing toegestaan met een maximale bouwhoogte van 15 (+1) meter. Indien dit
wordt gerealiseerd zal het complex ernstig afbreuk doen aan de rechten van de
bewoners met betrekking tot rechtszekerheid en de voltooiing van het originele,
contractueel vastgelegde bouwplan.
Daarnaast zal het woongenot ernstig worden
aangetast door vermindering van vrij uitzicht en een afname van de privacy. Dit
zal een aanzienlijke waardedaling van de appartementen tot gevolg hebben. Aan
deze parkeereis kan niet worden voldaan door in het bestemmingsplan de
mogelijkheid op te nemen van het aanleggen van parkeerplaatsen. Op deze wijze
wordt de projectontwikkelaar de mogelijkheid geboden niet aan zijn
verplichtingen te voldoen. Reclamant vraagt tenslotte om veld 12 niet mee te
nemen in dit bestemmingsplan en over de mogelijke invulling in overleg te treden
met de Vereniging van eigenaren van de Museumhof.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat door de bebouwing
van veld 12 het tot rijksmonument genomineerde Museumhof vanaf de oostzijde
grotendeels aan het zicht zal worden onttrokken. Als gevolg hiervan zal de
oostelijke entree van de stad voorgoed minder aantrekkelijk zijn.
Antwoord
De oostelijke entree van de stad wordt
bepaald door de Oostpoort, het woongebouw bij de Oostpoort, de
brugwachterwoningen in hun groene setting en het Museumhof. In het silhouet van
de oostelijke entree van de binnenstad zal het Museumhof met zijn 18 tot
20 meter zichtbaar blijven boven de nieuwbouw van veld 12 die maximaal
15 meter mag worden.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen
worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat door de voorgenomen
bebouwing op veld 9 het Museumhof niet langer zichtbaar zal zijn vanuit de
omgeving. De hoogte van de bebouwing past niet in het stedelijk patroon van de
bestaande bebouwing in de omgeving.
Daarnaast zal de hoogte van de bebouwing in
combinatie met de beperkte straatbreedte leiden tot aantasting van het
woongenot van de bewoners van de appartementen aan de Museumhof. De vermindering
van het woongenot zal tevens waardevermindering van de appartementen tot gevolg
hebben.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.6 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat bij het sluiten van
de koopovereenkomst het plan voor de terreininrichting van veld 12 hier
onlosmakelijk deel van uitmaakt. De aanleg van een parkeerterrein was onderdeel
van de afgegeven bouwvergunning (nr. S95002576) voor renovatie van het Museumhof.
Volgens het vigerende bestemmingsplan mag
eventuele bebouwing een maximale bouwhoogte hebben van 5 meter. Een
bouwhoogte van 15 meter biedt de projectontwikkelaar de mogelijkheid om
op een eenvoudige manier onder zijn verplichtingen uit te komen.
Daarnaast zal het woongenot worden aangetast
door vermindering van vrij uitzicht, licht- en luchttoetreding en een afname
van de privacy. Dit zal een waardedaling van de appartementen tot gevolg
hebben.
Reclamant verzoekt voorlopig veld 12 niet te
betrekken in het voorontwerpbestemmingsplan en de inrichting van veld 9 te
heroverwegen. Daarnaast verzoekt reclamant de gemeente in overleg te treden
met de bewoners van het Museumhof om tot een oplossing te komen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen
worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat in de
koopovereenkomst van het appartement is voorzien in de aanleg van een parkeerplaats
op maaiveld op een parkeerterrein gelegen aan de oostkant van het Museumhof.
Er was toen geen sprake van andere bouwplannen. De aanleg van het
parkeerterrein is onderdeel van de op 1 november 1995 afgegeven bouwvergunning
(nr. S95002576) voor renovatie van het Museumhof. De projectontwikkelaar
Appartel B.V. is tot op heden in gebreke gebleven.
In het huidige bestemmingsplan is een
maximale bouwhoogte voor veld 12 opgenomen van maximaal 5 meter. In het
ontwerpplan wordt op veld 12 bebouwing toegestaan met een maximale bouwhoogte
van 15 meter. Indien dit wordt gerealiseerd zal het woongenot worden aangetast
door vermindering van vrij uitzicht en een afname van de privacy. Dit zal een
aanzienlijke waardedaling van de appartementen tot gevolg hebben.
Reclamant verzoekt veld 12 niet in het
bestemmingsplan op te nemen en het bestaande bestemmingsplan te handhaven.
Reclamant geeft aan dat wordt betreurd dat
er geen nader overleg meer is geweest met de Vereniging van Eigenaren van het
Museumhof in deze kwestie.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant verzoekt de bouwplannen voor veld
9 te heroverwegen. De bouwhoogten passen niet in het stedelijk patroon en
onttrekken het silhouet van Museumhof uit de omgeving. Ook dit heeft
waardevermindering van de appartementen en vermindering van woongenot tot
gevolg. Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen worden geschaad een
planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.6 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat door de voorgenomen
bebouwing op veld 9 het Museumhof niet langer zichtbaar zal zijn vanuit de
omgeving. De hoogte van de bebouwing past niet in het stedelijk patroon van de
bestaande bebouwing in de omgeving.
Daarnaast zal de hoogte van de bebouwing
leiden tot aantasting van het woongenot van de bewoners van de appartementen
aan de Ezelsveldlaan. De vermindering van het woongenot zal tevens
waardevermindering van de appartementen tot gevolg hebben.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.6 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat bij het sluiten van
de koopovereenkomst het plan voor de terreininrichting van veld 12 hier
onlosmakelijk deel van uitmaakt. De aanleg van een parkeerterrein was onderdeel
van de afgegeven bouwvergunning (nr. S95002576) voor renovatie van het Museumhof.
Volgens het vigerende bestemmingsplan mag
eventuele bebouwing een maximale bouwhoogte hebben van 5 meter. Een
bouwhoogte van 15 meter biedt de projectontwikkelaar de mogelijkheid om
op een eenvoudige manier onder zijn verplichtingen uit te komen.
Daarnaast zal het woongenot worden aangetast
door vermindering van vrij uitzicht en een afname van de privacy. Dit zal een
waardedaling van de appartementen tot gevolg hebben.
Reclamant verzoekt voorlopig veld 12 niet te
betrekken in het voorontwerpbestemmingsplan en de inrichting van veld 9 te
heroverwegen. Daarnaast verzoekt reclamant de gemeente in overleg te treden
met de bewoners van het Museumhof om tot een oplossing te komen.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen
worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant wijst de gemeente er op dat in de
voorwaarden, welke zijn gesteld in de bouwvergunning voor de appartementen in
het Museumhof, staat dat veld 12 is bestemd voor parkeergelegenheid met een
maximale hoogte van 5,5 meter. Hierdoor wordt vrij zicht richting de Oostpoort
en brugwachterwoningen gewaarborgd. Met de bebouwing zoals voorgesteld
verdwijnt het uitzicht volledig. Daarnaast wordt waardedaling van de appartementen
gevreesd waarvoor hij te zijner tijd een verzoek tot planschade zal indienen.
Reclamant verzoekt af te zien van de ontwikkelingen in veld 12 en vast te
houden aan het vigerende plan dat voorziet in een parkeerbestemming met een
bouwhoogte van 5,5 meter.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Veld 12 heeft in het vigerende plan een
maximale bebouwingshoogte van 5 meter. Een 15 meter hoge bebouwing,
zal volgens reclamant, visueel gezien een zeer nadelige invloed hebben op de
entree in Delft vanuit het oosten. Het massieve gebouw brengt de brugwachterhuisjes
in het niet en het voormalige TH-gebouw wordt weggedrukt. De Ezelsveldlaan
wordt visueel vernauwd. Reclamant wijst er voorts op dat door de voorgenomen
bebouwing van veld 12 de bewoner schade zal lijden in de zin van sterke vermindering
van uitzicht, privacy en waardevermindering van het appartement. Indien
noodzakelijk zal reclamant een verzoek indienen voor planschadevergoeding.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de nota "Ruimte
voor Natuur" een belangrijke rol kan spelen ten aanzien van paragraaf 2.3
in het onderdeel "Beleid ten aanzien van groen". Het gedachtegoed van
de nota moet, in navolging van het project "Natuur in de binnenstad"
voor de noordelijke binnenstad, een plaats hebben in het bestemmingsplan.
Antwoord
De nota "Beleid ten aanzien van
groen", is een bekende gemeentelijke beleidsnota. De nota heeft echter
geen directe betrekking op het bestemmingsplan Zuidpoort.
Het gaat te ver om in bestemmingsplannen
alle beleidsnota's op te nemen. Alleen de meest relevante nota's worden in de
toelichting van het bestemmingsplan samengevat.
Een project met de naam "Natuur in de
Binnenstad" is binnen de gemeentelijke organisatie niet bekend. Wel is als
compensatie voor de kap van de zieke rode beuk ter plaatse van de parkeergarage
aan de Phoenixstraat, een bedrag aan geld beschikbaar gesteld voor bewoners van
de binnenstad. Bewoners kunnen een beroep doen op dat geld, onder meer ten
behoeve van het plaatsen van nestgelegenheden. Dit bedrag is bedoeld voor
individuele burgers en niet voor grotere groepen zoals betrokkenen bij de
herontwikkeling van het Zuidpoortgebied.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Samenvatting
Volgens reclamant dient met het oog op de
herplantingsplicht, op de plaats van de gekapte monumentale iep op het
westelijke puntje van de Zuidergracht een boom op de plankaart te worden
opgenomen.
Antwoord
Er zal een nieuwe iep geplant worden. Het
zal echter nog jaren duren voordat deze iep voldoet aan de criteria uit de Nota
Bomen op Dreef om in aanmerking te komen voor een monumentenstatus en hij zal
derhalve niet op de plankaart als monumentale boom worden aangegeven.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Samenvatting
Reclamant wijst erop dat de begrenzing van
het water aan de noordelijke oever van de Zuidergracht niet op de kaart is
aangegeven.
Antwoord
De begrenzing tussen de noordelijke oever en
de bestemming Water is de grens tussen de bestemming Groenvoorzieningen (GR)
met de bestemming Water, tevens woonschepenligplaats. (Wawl). Deze grens is
niet correct op de kaart aangegeven en zal bij de vaststelling worden
gewijzigd.
Conclusie
Aan de noordzijde van de Zuidergracht zal de
lijn die de watergrens aangeeft worden opgenomen. Aan deze zienswijze wordt
tegemoetgekomen.
Reclamant maakt bezwaar tegen een aantal
punten die betrekking hebben op de velden 5 en 7.
In het
antwoord van de gemeente op de gelegenheid tot het indienen van reactie in het
kader van artikel 6A van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt gesteld dat
de korrel in deze jaarring groter is dan de korrel in de oudere jaarringen in
de binnenstad. Hiermee wordt naar de mening van reclamant echter niet
gereageerd of deze korrel niet te groot is voor het terrein. In samenhang met
de te hoge bouwhoogte wordt gevreesd voor een te grote massieve eenheid.
De discotheek
in het complex zal onherroepelijk overlast gaan veroorzaken die in combinatie
met de overige overlast door toegenomen verkeer en verminderde lichtinval
nadelig is voor reclamant.
Reclamant
heeft vraagtekens bij de noodzaak van een dergelijk grote bioscoop. Gevraagd wordt
om een nadere onderbouwing hiervoor.
Reclamant
vreest voor een uitzicht van de bewoners van de Zusterlaan op de weinig aantrekkelijke
achterkanten van de bioscoop, de discotheek, de bushalte en blinde muren.
Reclamanten zien graag dat wat meer diversiteit aan functies in het zicht van
de Zusterlaan worden gebracht.
Reclamant is
van mening dat, om de rechtszekerheid van de bewoners vast te stellen in het
bestemmingsplan, rooilijnen moeten worden opgenomen. Het antwoord van de gemeente
hoe bewoners en winkeliers beschermd kunnen worden tegen aantasting van hun
woongenot of exploitatiemogelijkheden door het toekennen van de te globale
bestemming Centrumdoeleinden is in het kader van de inspraak onvoldoende
beantwoord.
Aan de sociale
veiligheid in het plan zou meer aandacht moeten worden besteed. Reclamant
merkt op dat naar aanleiding van een in opdracht van de Belangenvereniging
uitgevoerd onderzoek, dat negatief oordeelde over een aantal cruciale zaken
inzake sociale veiligheid, niet heeft geleid tot verbeteringen in het ontwerp.
De
groenvoorzieningen aan de Zusterlaan en de Zuidwal dienen in het
bestemmingsplan nog nader uitgewerkt te worden in verband met het belang van de
leefbaarheid.
In een reactie
op een eerdere zienswijze heeft de gemeente het belang van pleinwanden rondom
een plein benadrukt waarbij is verwezen naar de kubus op het plein. Reclamant
bedoelde echter de aanbouw aan het Hoogovenpand, die niet meer dan een
cosmetische ingreep is die weinig rekening
houdt met wat de mens in de ruimte werkelijk nodig heeft.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.1, 2.5, 2.7 en 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen, naar
zienswijze 3.1.2. (entreefunctie Zuidwal) en zienswijze 3.1.4 (bioscoop).
In het bestemmingsplan Zuidpoort is
onderscheid gemaakt in verblijfsgebied en groenvoorzieningen. Gronden met de
bestemming verblijfsgebied kunnen gebruikt worden voor wegen,
openbaarvervoersvoorzieningen en openbaar groen. De bestemming groenvoorziening
is toegekend aan die gronden die alleen bestemd zijn voor openbaar groen en
fietsvoorzieningen. Dit geldt voor de strook groen ten noorden van de
Zuidergracht.
In de zienswijze is naar voren gebracht dat
meerdere delen van het plangebied alleen ten behoeve van openbaar groen
bestemd zouden moeten worden. De gemeenteraad kan zich vinden in deze visie en
ter plaatse van enige stroken aan de noordzijde van het Rijn-Schiekanaal is het
bestemmingsplan op dit punt aangepast.
Overigens is in het vigerende
bestemmingsplan IIA in de Veste geen onderscheid gemaakt tussen openbaar groen
en water. Groen en water zijn in één bestemming opgenomen.
Conclusie
Mede naar aanleiding van deze zienswijze is
paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan aangepast en is op de
plankaart de strook openbaar groen langs het Rijn-Schie kanaal als zodanig
opgenomen. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Reclamant ziet in dat bebouwing in het
Zuidpoortgebied gewenst is om optimaler van deze ruimte gebruik te kunnen
maken. Wat echter ontbreekt in hetgeen de gemeente en de architect tot nu toe
aan de bewoners hebben gepresenteerd is een goed onderbouwde visie op alle facetten
van het plan. Tevens wordt gevraagd niet slechts een verdedigende houding aan
te nemen ten opzichte van de bestaande plannen, maar daadwerkelijk open te
staan voor de wijze waarop de huidige en toekomstige bewoners van het
Zuidpoortgebied hun directe omgeving zullen beleven.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Mede naar aanleiding van deze zienswijze is
paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan aangepast. Aan deze
zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
Naar mening van reclamant heeft er geen
zorgvuldige afweging van belangen plaatsgevonden omtrent de vestiging van de
discotheek. Tevens is het toegezegde onderzoek naar haalbaarheid en wenselijkheid
niet uitgevoerd. Gevreesd wordt voor overlast van de bezoekers.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Er wordt niet zorgvuldig met de belangen van
de bestaande bewoners omgesprongen inzake de discotheek, de nachthoreca in het
algemeen en specifiek aan het Achterom, de hogere bouwhoogtes en ruimere
rooilijnen en het ontbreken van duidelijke locaties voor fietsenstallingen. De
bestaande oude bebouwing is naar mening van reclamant veel gevoeliger voor
overlast dan de moderne nieuwbouw.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar de
paragrafen 2.1, 2.5, 2.7 en 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. Ten
aanzien van fietsenstallingen wordt het volgende opgemerkt. Op dit moment is
volop onderzoek gaande naar mogelijke locaties voor de fietsenstallingen in het
plangebied. Bekend is wel in welke "zones" de stallingen mogelijk
worden gemaakt, maar over de exacte locaties kan op dit moment van het
onderzoek geen uitspraak worden gedaan. Naar aanleiding van deze zienswijze
zijn op de bestemmingsplankaart wel de zones opgenomen. Dit brengt met zich mee
dat in ieder geval een stallingscapaciteit van 300 fietsen zeker is gesteld.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk
tegemoetgekomen. Op de plankaart worden zones opgenomen waarbinnen
fietsenstallingen in het plangebied kunnen worden gerealiseerd.
Het gebied tussen de Zuiderstraat, theater
en Asvest is bijzonder gevoelig voor geluidsoverlast door de komst van de
disco, de nachthoreca op de hoek Achterom en de Zuiderstaat en de fietsenstallingen
aan de Asvest alsmede door de hoge bouwhoogtes vanwege de optredende
weerkaatsing van geluid.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord 3.49.2.
Voor de panden Achterom 163 en 165 is de
bestemming CI*)5 9 opgenomen. Dit betekent dat 100 m² horeca 1
en 2 is toegestaan. Anders dan reclamant in zijn mondelinge toelichting op de zienswijze
veronderstelt, is dit geen wijziging ten opzichte van het
ontwerpbestemmingsplan. Ook in het ontwerpbestemmingsplan is horeca categorie 2
in de koppanden aan het Achterom mogelijk.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Reclamant acht het huidige theater al veel
te groot. Door het verplaatsen van de huidige rooilijn en nog hogere
bouwhoogtes worden de belangen van de bewoners geschaad.
Antwoord
De rooilijnen van het theater zijn conform
de rooilijnen van het huidige pand, met dien verstande dat aan de noordzijde de
loodrechte projectie van de overhellende gevel op het maaiveld als rooilijn is
opgenomen. Voor wat betreft de noordgevel wordt verwezen naar het antwoord
onder 3.1.12.
Als hoogte is voor het hele vlak SCD de
hoogte van de toneeltoren van 22.00 m opgenomen. Gelet op de bouwhoogte
van aangrenzende bebouwing van veld 5 is de bouwhoogte van 22.00 m voor
het theater stedenbouwkundig aanvaardbaar. Het definitieve bouwplan zal worden
getoetst aan de eisen van Welstand teneinde te bezien of dit aanvaardbaar is in
relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare
ruimte en de stedebouwkundige context.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Door de komst van de parkeergarage zal
geluidsoverlast en stank/luchtvervuiling optreden in de tuin en slaapkamers van
reclamant.
Antwoord
Het pand ligt direct achter het theater. De in-en uitgang van de nieuwe
parkeergarage ligt ten zuiden van het theater ter hoogte van de panden Achterom
123 t/m 141. Zoals in paragraaf 5.3 van de toelichting is vermeld, is bij
parkeergarage's - vanwege het koud starten en lage snelheden van de auto's - de benzeenemissie maatgevend voor de
luchtkwaliteit. In het onderzoek "parkeren Zuidpoort" (Arcadis, 7
juli 1998) is onderzocht wat de bijdrage is van de parkeergarage aan de
achtergrondconcentratie benzeen vanwege het verkeer van de Zuidwal. Hieruit
blijkt dat de bijdrage vanuit de parkeergarage verwaarloosbaar is. De conclusie
is dat de luchtkwaliteit in het plangebied zal voldoen aan de grenswaarden uit
de AmvB's luchtkwaliteitbesluiten.
Bij het definitieve ontwerp van de
parkeergarage zal opnieuw getoetst worden aan de relevante besluiten
luchtkwaliteit en rekening worden gehouden met de maatregelen die in het
Interim beleidsstandpunt benzeen en parkeergarages worden genoemd om de
uitstoot van benzeen te minimaliseren.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
In het bestemmingsplan ontbreekt een
duidelijke visie inzake de bestemming voor de huidige bibliotheek en de
omliggende bebouwing. In de beantwoording van de zienswijzen in het kader van
artikel 6A WRO neemt de gemeente een voorschot op de toekomstige
projectprocedure hetgeen reclamant onzorgvuldig en maatschappelijk onmenselijk
acht. In deze fase van de planvorming dient de gemeente zich bezig te houden
met gebiedsvisies, bestemmingen en dergelijke maar niet met de architecturale
invulling hiervan.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. Het bestemmingsplan is bij
uitstek het instrument waarin de
gewenste ruimtelijke ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Architecturale
mogelijkheden spelen bij het opstellen daarvan een rol.
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen slechts in
het bestemmingsplan worden meegenomen indien er voldoende duidelijkheid bestaat
omtrent die ontwikkelingen. Voor wat betreft het gebied rond de huidige
bibliotheek is daarvan geen sprake. De Wet op de Ruimtelijke Ordening kent sinds
3 april 2000 de mogelijkheid om ten behoeve van projecten af te wijken van
vigerende bestemmingsplanregelingen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel
19 lid 1 en lid 4 WRO. De gemeenteraad kan zich niet vinden in de stelling van
reclamant dat gebruik van deze wettelijke mogelijkheid onzorgvuldig en
maatschappelijk onmenselijk zou zijn.
Conclusie
Mede naar aanleiding van deze zienswijze is
paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan aangepast. Aan deze
zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.
De verplaatsing van de fietsroute van
Ezelsveldlaan-Station via de Zuiderstraat naar de Zuidwal is vanuit het oogpunt
van fietsveiligheid ongewenst. De route zal nu namelijk twee keer een bus en
trambaan kruisen.
Antwoord
Op de kruisingen van deze fietsroute met de
trambaan zal met waarschuwingslichten aangegeven worden als de tram nadert. De
fietser kan dus altijd ongehinderd doorrijden, tenzij de waarschuwingslichten
aangeven dat er een tram aankomt.
Op de kruising met de Asvest worden
verkeerslichten geplaatst.
Alternatieve fietsroutes zijn:
Ezelsveldlaan - Veld 10 - Gashouderpad - fietstunneltje;
Ezelsveldlaan - Gasthuislaan - Breestraat.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
De grote concentratie aan winkels tezamen
met de zondagopenstelling zal leiden tot betaald parkeren voor bewoners en
bezoek, zelfs op zondag.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar het
antwoord onder zienswijze 3.9.4.
Het betaald parkeren ook op zondag is een
direct gevolg van het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeren zoals
verwoord in de parkeernota "Een bereikbare Binnenstad, sleutel tot
autoluwplus", en niet van het bestemmingsplan Zuidpoort.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.
Reclamant pleit voor het opnemen van sociale
woningbouw op de velden 5 en 7 ter bevordering van de menging van duurdere
koopwoningen een sociale woningbouw. Reclamant leidt af uit de vraag naar de
woningen in de voormalige TU-bibliotheek dat de behoefte in dit segment niet
oneindig is.
Antwoord
Voor het antwoord wordt verwezen naar
paragraaf 3.21.2.
Conclusie
Aan deze zienswijze wordt niet
tegemoetgekomen.
Reclamant heeft zijn zienswijze niet tijdig ingediend en zal daarom niet
in behandeling worden genomen.
Pagina:
[sg1]09-04-2001: nieuw document,
gelezen
Pagina:
[m2]ook gelezen en
gecorrigeerd
Pagina:
[sg3]17-04-2001:
correctieronde
Pagina:
[sh4]corr. 170401
Pagina:
[sg5]25-04-2001: kopie naar
Anke voor e-mailen naar gemeente.
Pagina:
[Sylvia6]11-06-2001:
correcties
[lk7] Gezien 11-06-2001 LK (correcties)
[m8]corr. 13-6-01