delft[sg1] [m2] [sg3] [sh4] [sg5] [Sylvia6] [lk7] [m8]    zuidpoort

notitie zienswijzen

opdrachtgever

:

gemeente Delft

nummer

:

115.9218.03

datum

:

13 juni 2001

 

 

 

opdrachtleider

:

mw. mr M.E. Pietermaat-Kros

auteur(s)

:

mw. ing. A.H.B. Wolbert (RBOI)      

 

 

mw. ir S. Koenes en mw. mr M.A. van Arendonk (gemeente Delft)

 

 


Inhoud                                                                                                                                 1

 

1.    Reclamanten                                                                                                         blz.  9

2.    Zienswijzen algemeen                                                                                                11

3.    Individuele zienswijzen                                                                                              27

 

 

 

Bijlage:

1.     Verslag hoorzitting.

 


blanco pagina

 


1.         Reclamanten

3

 

Het ontwerpbestemmingsplan Zuidpoort d.d. 15 december 2000 heeft vanaf 4 januari 2001 tot en met 31 januari 2001 gedurende 4 weken ter inzage gelegen. In het kader van deze terinza­gelegging zijn 50 zienswijzen ingediend.

 

De kenbaar gemaakte zienswijzen zijn in deze notitie per onderdeel samengevat en beant­woord. Een aantal zienswijzen komt inhoudelijk met elkaar overeen. Deze zijn samengebracht in hoofdstuk 2 en daarin van een reactie voorzien. Het betreft:

­             de stedebouwkundige visie in het algemeen;

­             het paviljoen in relatie tot het Haakpand;

­             de invulling van veld 12 in relatie tot de woningen aan de Museumhof;

­             de woonschepen, mede in relatie tot de invulling van veld 9;

­             de komst en noodzaak van de discotheek;

­             de relatie van de woningen aan het Museumhof en de massa/hoogte op veld 9;

­             horeca;

­             sociale veiligheid;

­             planschade en financiële haalbaarheid.

In hoofdstuk 3 zijn de zienswijze per reclamant opgenomen en beantwoord. Voorzover mogelijk is bij de beantwoording verwezen naar de relevante onderdelen van hoofdstuk 2 of naar de be­antwoording van eerdere individuele zienswijzen.

 

Op het ontwerpbestemmingsplan Zuidpoort zijn door de volgende personen en instanties zienswijzen kenbaar gemaakt:

1.          Belangenvereniging Zuidpoort, Zuiderstraat 284, 2611 SM Delft;

2.          Ir J.L.H. Breen, Achterom 42, 2611 PR Delft;

3.          M.H.A. Eygenhuysen, namens bewoners Zuiderstraat 124 t/m 144, Zuiderstraat 124, 2611 SJ Delft;

4.          A. Hajos en H.M. Kosijungan, Nieuwelaan 176, 2611 SB Delft;

5.          Drs R.D.T Blomsma, Zuiderstraat 138, 2611 SJ Delft;

6.          C.J.L. Schaareman, Oosteinde 125, 2611 VB Delft;

7.          Familie R.J.F. Feddema, Nieuwelaan 182, 2611 SB Delft;

8.          Heero D.P. Pol, Vestpoort 49, 2611 ME Delft;

9.          J.H. du Clou, Zuiderstraat 222, 2611 SL Delft;

10.      J.A. Snijders en J.Snijders-Reitsma, Zuiderstraat 18/18A, 2611 SJ Delft;

11.      Maria Overdevest, Molslaan 81, 2611 RK Delft;

12.      A.I.J.M. van der Hoorn, Koornmarkt 66A, 2611 EJ Delft;

13.      J. van Dalen, namens Ondernemers Federatie Delft, Postbus 3081, 2601 DB Delft;

14.      Mr C. Vidor van Advocatenkantoor Mr C. Vidor, namens 41bewoners van Vestpoort en Bastiaanspoort en de Vereniging van Eigenaren Koreneef in de Veste, Postbus 2898, 2601 CW Delft;

15.      Prof. Ir A.J.H. Haak, Oude Delft 159, 2611 HA Delft;

16.      W. Veerman, Bastiaanspoort 18, 2611 MC Delft;

17.      Dr Ir M.G. Mey-Wissing, Vestpoort 31, 2611 ME Delft;

18.      Mevr. mr E. van Ree van MKB Juridisch Advies. namens P.A.C. Hoeke, postbus 3104, 2600 GC Delft;

19.      Mw. mr. E. van Ree van MKB Juridisch Advies, namens Dalero B.V., postbus 3104, 2600 GC Delft;

20.      R. Hogenes, namens Vendex KBB Nederland BV, Postbus 7997, 1008 AD Amsterdam;

21.      Jérôme van Dam en Allard Assan, namens Bewonersvereniging De Oude Nieuwelaan, Nieuwelaan 48/50, 2611 RS Delft;

22.      F.J. Wiedenhoff en S. de Groen, Ezelsveldlaan 93, 2611 RV Delft;

23.      P.L.C. Petit en M.M.J. Petit-Vijgen, Ezelsveldlaan 95, 2611 RV Delft;

24.      Henk Wijnen, namens Belangenvereniging Woonbootbewoners Zuidergracht, Zuider­gracht 20, 2611 WH Delft;

25.      Henk Wijnen, namens familie Wijnen-Verberne, Zuidergracht 20, 2611 WH Delft;

26.      H. Brandt Corstius en Y. Exaltus, Zuidergracht 17, 2611 WH Delft;

27.      A.T. de Man, Zuidergracht 11, 2611 WH Delft;

28.      C. van der Dussen, Zuidergracht 22, 2611 WH Delft;

29.      J. Kooistra, Zuidergracht 5, 2611 WH Delft;

30.      De heer ir J.R.C. Sliphorst en mevr. D. ter Haar, Zuidergracht 19, 2611 WH Delft;

31.      Gerrit Oude Sogtoen, Zuidergracht 16, 2611 WH Delft;

32.      F.C. de Witte en E.A.M. Leijtens, Ezelsveldlaan 79, 2611 RV Delft;

33.      Dr Ir K.J van Oostrum en mevr. G.J. van Oostrum-Wennekers, Ezelsveldlaan 81, 2611 RV Delft;

34.      Mr W.W. Sturms, Ezelsveldlaan 71, 2611 RV Delft;

35.      Danny van Seters en Lub Westra, namens Vereniging van Eigenaren Museumhof I, II, IV en VI;

36.      Katrin Schäfer en Dannie van Seters; Ezelsveldlaan 119, 2611 RV Delft;

37.      R.S.J. de Vetten en A.Y. Kok, Nieuwelaan 170, 2611 SB Delft;

38.      H. van der Wal, namens de Vereniging van Eigenaren Museumhof, Ezelsveldlaan 117, 2611 RV Delft;

39.      Peter Wolbrink en Saskia Spierdijk, Ezelsveldlaan 115, 2611 RV Delft;

40.      E. Kouwe en C. van Daalen, Ezelsveldlaan 99, 2611 RV Delft;

41.      Drs B.B. de Boer, Ezelsveldlaan 121, 2611 RV Delft;

42.      M.V. Verhoef, Nieuwelaan 174, 2611 SB Delft;

43.      Ir B.A.M. van Dongen en P.C.M. van Dongen-van der Meer, Ezelsveldlaan 109, 2611 RV Delft;

44.      E.C. Boelman en C.D. de Jong, Ezelsveldlaan 101, 2611 RV Delft;

45.      Ing. A.P. Frehe en J.E. Veenman, Ezelsveldlaan 107, 2611 RV Delft;

46.      Ir P.J. Kiesling, Ezelsveldlaan 105; 2611 RV Delft;

47.      C.J. Nonhof, namens Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging afd. Regio Delft, Postbus 133, 2600 AC Delft;

48.      K.J. Bosma en H. Oostdijk, Zusterlaan 80, 2611 MP Delft;

49.      M.F.J. van der Aart en M.H. van der Aart-Kouwenhoven, Achterom 155 en Asvest 14, 2611 PN Delft;

50.      J.T. Muller, Oude Delft 142, 2611 CG Delft.

 

 


2.         Zienswijzen algemeen

5

 

2.1.        Ontbreken stedebouwkundige visie

2.1.1.            Samenvatting

In het algemeen wordt gesteld dat in het bestemmingsplan een goede stedebouwkundige visie op de invulling van het Zuidpoortgebied ontbreekt. De aansluiting van het Zuidpoortgebied op de binnenstad wordt nog onvoldoende door het plan gerealiseerd.

 

Reclamanten geven aan dat een gebiedsvisie met een orthogonale structuur is gebaseerd op een onjuiste versimpeling van het historisch weefsel van Delft. Dit leidt tot onnodig ingrijpende oplossingen voor in principe kleine vraagstukken, onder andere met betrekking tot bestaande bebouwing en aansluiting op de omgeving. Gepleit wordt voor een nadere planuitwerking waar­bij verkeersontsluiting, parkeren en bevoorrading als ontwerpargumenten worden gebruikt en niet moet worden vastgehouden aan de orthogonale bouwblokfilosofie, die immers een zwakke stedebouwkundige betekenis heeft.

 

Daarnaast geven reclamanten aan dat de op grote schaal levende gedachte dat het plan te grootschalig - en qua beleving te benauwd - zal worden, in het ontwerpbestemmingsplan niet overtuigend wordt weerlegd of genuanceerd. Een duidelijk stedebouwkundige visie ontbreekt. De verwachting bestaat dat de in het bestemmingsplan geboden bouwhoogtes volledig zullen worden benut en dat dit zal leiden tot een veel te massale bebouwing in relatie tot de relatief zeer kleinschalige binnenstad.

Dit schaalprobleem wordt onder andere duidelijk in de bebouwing op de velden 5 en 7. Ook in veld 10 worden te ruime bebouwingsmogelijkheden geboden waardoor een relatief groot bouw­blok een te groot contrast vormt met de omgeving. Het zicht op Delft wordt ontnomen. De strook langs de Zuidergracht bezit de potentie om een aantrekkelijk groengebied te worden maar ook hier worden bouwvolumes gepresenteerd waaraan een onduidelijke visie ten grondslag ligt. In veld 2 is een gesloten bouwblok op zijn plaats, echter de voorgestelde volumeopbouw conflic­teert door gebrek aan onderlinge samenhang en een te groot schaalcontrast met de omlig­gende bebouwing.

Reclamanten geven aan dat de bouwhoogten teveel afwijken van de bestaande bouwhoogten van de oude binnenstad. De in de beantwoording op de inspraakreacties opgenomen jaarrin­gentheorie kan niet in de binnenstad als ordenend principe van toepassing zijn. Het kan uitslui­tend op gemeentelijke schaal worden gebruikt bij vergelijking van bouwjaren en bouwstijlen. De unieke historische binnenstad van Delft kenmerkt zich door enkele markante gebouwen die bo­ven de rest van de bebouwing uitsteken. Dit kenmerk kan worden doorgezet door in het Zuid­poortgebied enkele hoge gebouwen in de nabijheid of rond een markant gebouw te plaatsen en de resterende bouwmassa op andere velden significant lager te maken.

 

Antwoord

Dit onderdeel van de zienswijzen betreft de stedebouwkundige invulling van het gebied en de wijze waarop deze in het bestemmingsplan is verwerkt. In deze beantwoording zal eerst worden ingegaan op de stedebouwkundige visie en daarna zal de bestemmingsmethodiek aan de orde komen.

 

Stedebouwkundige visie

Bij het ontwikkelen van de plannen voor het Zuidpoortgebied is uitvoerig gediscussieerd over de toekomstige identiteit van het gebied. Uiteindelijk heeft de gemeenteraad van Delft zich in de Nota Beslispunten duidelijk uitgesproken over de gewenste identiteit in Zuidpoort: "Het Zuid­poortgebied wordt ontwikkeld als een deel van de binnenstad met een eigen karakter, waarbij een aantal historische en meer recente elementen als uitgangspunt wordt genomen".

Naast de ruimtelijke kenmerken van de binnenstad, die de basis vormen voor de invulling van het Zuidpoortgebied, zijn een aantal elementen aangewezen die om historische, emotionele en/of economische redenen zo waardevol geacht worden dat ze behouden dienen te blijven. Concreet zijn dit de voormalige TU-gebouwen langs de Ezelsveldlaan, een deel van de bebou­wing langs de Nieuwelaan, de appartementen tussen het Rijn-Schiekanaal en de Zuidwal en de drie bouwblokken aan het Vesteplein. Hoewel net buiten het plangebied gelegen, is de ook de Oostpoort een belangrijk historisch element en speelt bij de planontwikkeling een belangrijke rol. Het theater maakt vanzelfsprekend eveneens onderdeel uit van de nieuwe inrichting van Zuidpoort.

Op welke wijze bij de planontwikkeling van Zuidpoort rekening is gehouden met vorenstaande randvoorwaarden, te weten aansluiten bij de ruimtelijke kernmerken van de binnenstad en be­houd van waardevolle elementen, zal in het navolgende beknopt worden verantwoord. Daarna zal meer specifiek op een aantal onderdelen worden ingegaan.

 

Structuur binnenstad

De structuur van de binnenstad wordt gevormd door een weefsel, dat is opgebouwd uit een raamwerk opgevuld met bebouwingsvlakken. Een belangrijk kenmerk van de ruimtelijke struc­tuur is onder andere de lineair lopende grachten (breed profiel) met smalle verbindende straten en stegen die gesloten bebouwingsvlakken omsluiten. De bebouwingsvlakken zijn nagenoeg rechthoekig en geheel benut. De bouwvolumen zijn overwegend aan de randen van de bebou­wingsvlakken opgetrokken. De bouwvolumen zijn niet homogeen. Ze bestaan deels uit aange­sloten individuele panden deels uit grotere bouwvolumen. Ook de bouwhoogten zijn niet overal gelijk. De hoogte van de woonhuizen varieert binnen een kleine maat. Maar er zijn ook bedui­dend hogere objecten die doorgaans een andere functie dan wonen hebben. De binnenterrei­nen zijn deels open en deels bebouwd. De structuur van de binnenstad draagt daarmee een orthogonaal karakter. De kenmerken daarvan zijn in het Zuidpoortgebied terug te vinden in de situering en grootte van de bouwblokken. De geboden ontwikkelingsmogelijkheden zijn steeds afgestemd op die structuur en op de omliggende bebouwing. Daarbij zijn de volgende elemen­ten van belang: de korrelgrootte en de zogenaamde jaarringen met de daaraan verbonden schaal en bouwhoogte.

 

Korrelgrootte

De korrelgrootte is herkenbaar wanneer er sprake is van enige repetitie van maat. Dat hoeft geen precieze maat te zijn. In de binnenstad van Delft geldt voor het bepalen van de korrel­grootte de maat van het kleinste woonhuis en die van het grootste bebouwingsvlak. Duidelijk zichtbaar is dat de korrelgrootte van de bebouwing van latere tijdstippen groter wordt. Dit heeft onder andere te maken met de ontwikkeling van de bouwtechnieken, de financiële haalbaar­heid, intensief grondgebruik, maar ook met de opgave van het bouwproject waar het individueel gebouwde woonhuis nog maar weinig voorkomt. Voor het Zuidpoortgebied is de grootste korrel herkenbaar in de maat van bijvoorbeeld de onderbouw van de bouwblokken in het kerngebied en de kleine korrel in de daarboven te ontwikkelen woningen.

 

Jaarringen, schaal en bouwhoogte

De stad is niet in een keer gerealiseerd, maar heeft zich in een periode van 750 jaar op een kleinschalige wijze ontwikkeld. In de laatste decennia hebben in Delft zich een aantal groot­schaliger ontwikkelingen voorgedaan. Deze perioden met een grote bouwproductie zijn herken­baar, onder andere vanwege overeenkomsten in stijl. Waar deze herkenbare perioden samen­vallen met de groei van de stad wordt ook wel over "jaarringen" gesproken. Kenmerkend voor deze jaarringen zijn de overeenkomsten in stijl, de schaal en de bouwhoogte.

De genoemde schaalvergroting heeft in Delft niet geleid tot verdringing in de binnenstad. Dit is het gevolg van drie gescheiden processen die zich in verschillende periodes hebben voorge­daan.

Ten eerste een proces waarbij gebouwen en complexen zijn opgenomen in het stedelijk weef­sel, c.q. de bouwblokken. Dit is mogelijk geweest in periodes met relatief geringe bouwproduc­tie, meer gericht op het individuele gebouw of complex. De bouw van een enkel groot gebouw of complex viel in dezelfde periode waarin ook (en min of meer tegelijk) kleinere volumes (woonhuizen, werkplaatsen en dergelijke) werden gebouwd.

Ten tweede een proces waarbij grotere gebouwen omwille van representativiteit of veiligheid niet zijn opgenomen in het stedelijk weefsel, c.q. de bouwblokken. Deze werden ofwel aan de rand c.q. buiten de stad gesitueerd, ofwel aan een speciaal daarvoor gecreëerde ruimte.

Ten derde een proces waarbij grotere gebouwen omwille van de maat en/of de functie niet kon­den worden ingepast in het stedelijk weefsel, c.q. de bouwblokken. Dit is het geval in periodes met een grotere bouwproductie die bovendien worden gekenmerkt door een algehele schaal­vergroting. Deze grotere bouwvolumen zijn aan de rand van de binnenstad gerealiseerd.

 

De in Zuidpoort voorziene ontwikkelingen vormen als het ware een logisch vervolg op de ont­wikkeling van Delft. In aansluiting op de orthogonale structuur van de binnenstad zal als het ware een nieuwe jaarring worden ontwikkeld gepaard gaande met een passende schaalvergro­ting, die de bestaande korrelgrootte respecteert. De waardevolle elementen - zoals de TU-ge­bouwen, de bebouwing langs de Nieuwelaan, de appartementen tussen het Rijn-Schiekanaal en de Zuidwal en de drie bouwblokken aan het Vesteplein - zijn gehandhaafd.

Het zicht op Delft, dat gekenmerkt wordt door de torens van de Nieuwe Kerk en de Maria van Jesse Kerk, zal door de voorgestelde invulling van het Zuidpoortgebied wijzigen maar de ka­rakteristieke torens blijven zichtbaar.

Met deze stedebouwkundige invulling is voldaan aan het door de gemeenteraad voor het Zuid­poort geformuleerde beleid met de daaraan verbonden keuzes. Een stedebouwkundige aanpak vanuit een ander stedebouwkundig concept is uiteraard denkbaar, maar daar heeft de ge­meenteraad niet voor gekozen en ook daar zullen weer nadelen aan zijn verbonden.

In individuele gevallen zullen de nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de bestaande omge­ving een verslechtering betekenen door bijvoorbeeld verlies van uitzicht en verandering in de bezonningssituatie. Daarbij dient evenwel niet uit het oog te worden verloren dat realisering van de bouwmogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste" ook tot verslech­tering van de bestaande situatie kan leiden. Bij de behandeling van de individuele zienswijzen zal hier nader op worden ingegaan. In het algemeen geldt dat de wijzigingen in de straatprofie­len in het binnenstedelijk gebied van Zuidpoort aanvaardbaar worden geacht. Voor de bezon­ning geldt dat - uit de vergelijking van bezonningssituatie van het vigerende bestemmingsplan met die van het bestemmingsplan Zuidpoort - is komen vast te staan dat de negatieve effecten zich beperken tot het voor- en najaar vanaf het middaguur in de Kruisstraat.

Voor wat betreft de aspecten van verkeersontsluiting, parkeren en bevoorrading, hebben indie­ners niet gemotiveerd onderbouwd dat het voorliggende ontwerp niet aanvaardbaar is. De ge­meenteraad stelt zich in deze op het standpunt dat, in de aan het bestemmingsplan ten grond­slag liggende onderzoeken, de aanvaardbaarheid van de gekozen verkeersstructuur met nood­zakelijke laad- en losmogelijkheden en de aanpak van het parkeren in voldoende mate is aan­getoond en dat de beoogde stedebouwkundige structuur daarbij een passende is.

 

Bestemmingsmethodiek

Het bestemmingsplan is in de vorm van een globaal eindplan gegoten. Op basis van zo'n plan kan de bouwvergunning worden verleend zonder dat nog een besluit op basis van artikel 11 dan wel artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vereist is. De opgave bij deze plan­vorm is om een evenwicht te vinden tussen enerzijds de gewenste flexibiliteit en anderzijds de vereiste rechtszekerheid. Omdat de gedachtenvorming aangaande de definitieve invulling van het bestemmingplan nog niet geheel is uitgekristalliseerd, biedt het bestemmingsplan meer bouwmogelijkheden dan uiteindelijk zal worden gerealiseerd. Het toekennen van deze bouw­mogelijkheden is zorgvuldig gebeurd. Wanneer deze ten volle zullen worden benut zal nog steeds een situatie ontstaan, die stedebouwkundig voldoende kwaliteit biedt. Daarbij zijn de bouwmogelijkheden in aanmerking genomen die het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste" biedt en het onderzoek dat is verricht naar de bezonningssituatie.

 

De kenbaar gemaakte zienswijzen geven evenwel op onderdelen wel aanleiding het bestem­mingsplan aan te passen, omdat dit tot een beter eindresultaat zal leiden van de gekozen be­nadering. Het betreft hoofdstuk 4, paragraaf 4.1 van de toelichting. Deze wordt integraal ver­vangen voor wat betreft het onderdeel gebiedsvisie en stedebouwkundig ontwerp. Daarmede zal de visie op inrichting beter zijn onderbouwd.

De maximale bouwhoogte van veld 2 zal worden verlaagd tot 15 meter om zo een betere aan­sluiting tot stand te kunnen brengen met de bouwhoogte van aangrenzende percelen.

De geboden mogelijkheid voor de aanbouw aan het Hoogovenpand zal op de plankaart nader worden gedetailleerd. Er is een bebouwingslijn in dit bouwdeel aangegeven die een vrije ruimte garandeert van 7 meter tussen de aanbouw en de woningen op de vierde bouwlaag van het Hoogovenpand. Tevens is de maximale bouwhoogte van 16 meter voor de aanbouw direct grenzend aan de doorsteek tussen het cultuurplein en het winkelplein verbonden aan een per­centage van 50% van het te bebouwen oppervlak. Voornoemde wijzigingen zijn verwerkt in de opnieuw onderbouwde visie op het plangebied.

 

Conclusie

De zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van hoofdstuk 4, paragraaf 4.1, van de toelichting op het bestemmingsplan. Voorts is naar aanleiding van de zienswijze op de bouwhoogte van veld 2, die bouwhoogte verlaagd tot 15 meter. De aanbouw aan het zogenoemde Hoog­ovenpand is gedetailleerder in het bestemmingsplan opgenomen. Aan de zienswijze wordt ge­deeltelijk tegemoetgekomen.

 

 

2.2.        Paviljoen

Samenvatting

In de zienswijzen wordt bezwaar gemaakt tegen de komst en het ontwerp van het zogenaamde paviljoen op het winkelplein dat enerzijds het Haakpand als pleinwand zou moeten versterken en anderzijds dient als ingang voor de parkeergarage en horeca-gelegenheid.

 

In de zienswijzen wordt te kennen gegeven dat de komst van het paviljoen de bewoners van het Haakpand onevenredig worden benadeeld. In het ontwerpbestemmingsplan Zuidpoort wordt bebouwing toegestaan op 7 meter van het Haakpand van 11 meter hoog in de vorm van een paviljoen dat toegankelijk is voor publiek, terwijl in het vigerende bestemmingsplan over een diepte van 30,5 meter aan de zijde van de Zuiderstraat voor het Haakpand niet mag worden gebouwd. De appartementen zijn voor een groot deel met de slaap- en woonkamer en terras aan de zijde van de Zuiderstraat gebouwd. Het uitzicht, de bezonning en de privacy worden door het paviljoen aangetast. Daarnaast wordt gevreesd voor geluidsoverlast vanwege de func­ties die in het gebouw worden toegestaan: een horecagelegenheid en de ingang van de par­keergarage. Het transparante karakter, zoals beschreven in het ontwerpbestemmingsplan, zal niet met de werkelijkheid overeenkomen door onder andere de inrichting ervan met trappenhui­zen, liften, toiletblokken en dienstverblijven.

 

Tevens wordt een deel van de winkels aan het oog van het winkelend publiek onttrokken door de bouw van het paviljoen. Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan het wervend karakter van het plein voor de binnenstad.

 

De wanden van het winkelplein worden als te hoog en te massaal in verhouding tot maat van het plein ervaren. Het plein is daarmee ook te kwetsbaar voor een groot bouwvolume. Op een plein hoort geen enkele bebouwing aanwezig te zijn. Alle bebouwing op een plein draagt bij aan de versnippering van de ruimtewerking. Een plein kan slechts worden gemeubileerd met bouw­werken, geen gebouwen zijnde, of bomen en hagen.

 

De bouw van het paviljoen pal voor het zogenaamde Haakpand heeft een misvorming en ver­minking van het Haakpand tot gevolg. Daarbij komt nog dat op het dak van dit paviljoen zeker nog een aantal pijpen voor ontluchting en airconditioning zal worden geplaatst. Destijds is het pand ontworpen met een vrije open ruimte ervoor in overeenstemming met het bestemmings­plan. Door de plaatsing van het paviljoen wordt geen recht meer gedaan aan de destijds ge­maakte keuze de woningen op het zuiden te oriënteren. Tevens zal de huidige ruimtelijke bele­ving van het winkelplein door het paviljoen worden aangetast. Het paviljoen brengt een twee­spalt in de beleving van het winkelplein. Derhalve wordt een dergelijk gebouw ontoelaatbaar geacht. De gemeenteraad stelt dat het winkelplein een uitnodigende uitstraling moet hebben, zodat bezoekers zich vanaf het plein verder de binnenstad in begeven. Hiertoe zou een plein­wand moeten worden gecreëerd. Het Haakpand is juist uitermate geschikt om als zogenaamde pleinwand te fungeren. Door de terrassen is er een vloeiende en uitnodigende overloop naar de achterliggende binnenstad.

 

Antwoord

Het Haakpand kenmerkt zich door een terrasvormige opbouw en is daarmede destijds een pas­sende wijze van appartementenbouw geweest, gesitueerd aan de rand van een open ruimte, waarbij uitzicht en bezonning randvoorwaarden zijn. Inmiddels zijn de inzichten veranderd. Om­dat het Zuidpoortgebied onderdeel van de binnenstad zal worden, is het Haakpand niet meer een bouwwerk dat zich aan de rand van een open ruimte zal bevinden maar komt in de Delftse binnenstad te liggen. Het zal nu gaan fungeren als een wand aan het nieuw te realiseren win­kelplein. De terrasvormige opbouw is niet de geëigende vorm waarmee een pleinwand van een plein in de Delftse binnenstad wordt gemaakt. Het omstreden ruimtelijk zelfstandige paviljoen is noodzakelijk om het Haakpand in zijn functie als pleinwand te ondersteunen.

 

De hoogte van het paviljoen is noodzakelijk met het oog op die ondersteunende functie. Zou het paviljoen slechts één bouwlaag hoog worden, dan zou het zijn ruimtelijke functie als ondersteu­ning van het Haakpand als pleinwand verliezen en zou het niet meer dan een aanvulling zijn op de inrichting van de openbare ruimte van het plein. Daarnaast zal het paviljoen door de pu­blieksfunctie die het zal gaan vervullen, een belangrijke bijdrage leveren aan het functioneren van het winkelplein. De opvatting dat het plein leeg dient te zijn wordt niet gedeeld. Het meest sprekend argument voor Delft is de aanwezigheid van het Stadhuis als gebouw op het plein van de Markt.

 

Voor wat betreft de aspecten van uitzicht, bezonning en privacy geldt het volgende.

De appartementen in het Haakpand zijn gelegen op de tweede bouwlaag en hoger. Dit betekent dat het paviljoen van invloed is op de appartementen op de tweede en derde bouwlaag. Aan de zijde van het paviljoen hebben de appartementen een terras van circa 2 meter diepte. De woon- en slaapkamers liggen 2 meter terug, dus op een afstand van 9 meter van het paviljoen. De breedte van de appartementen bedraagt circa 5 meter. Het paviljoen is zo gesitueerd dat het met de 10 meter breedte precies voor 2 appartementen staat. Het paviljoen zal aldus in het di­recte zicht liggen van 6 appartementen en in het indirecte zicht van de overige appartementen.

Bezonningsdiagrammen geven aan dat het kubusvormige paviljoen van 10x10x10 meter niet van invloed is op de bezonning op de gevel van het Haakpand en dus ook geen invloed heeft op de bezonning van de terrassen van de appartementen van het Haakpand.

De privacy van de betreffende appartementen en de geluidsoverlast als gevolg van de functio­nele invulling van het paviljoen en het transparante karakter, zal in de bouwkundige uitwerking de nodige aandacht krijgen. De hoogtemaat van 10 meter is een maximale en zal niet worden overschreden. Voorzover het om zuivere milieuhinder gaat zullen deze aspecten in het spoor van de milieuregelgeving worden aangepakt.

Evenwel kan niet ontkend worden dat het paviljoen voor een beperkt aantal, in totaal 6, appar­tementen een negatief effect zal hebben. Niettemin wordt meer gewicht toegekend aan het algemene belang van de ontwikkeling van het Zuidpoortgebied dan aan het individuele belang van deze 6 appartementen in het Haakpand.

Daarbij is het volgende meegewogen. Het goed in kaart brengen van de belangen van recla­manten vergt een vergelijking van het bestaande planologische regime (zoals neergelegd in het geldende bestemmingsplan "IIA In de Veste"), met planologische mogelijkheden die het be­stemmingsplan Zuidpoort biedt. In het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste" is de bouw van een bovengrondse parkeergarage met maximaal 1.400 parkeerplaatsen toegestaan op een afstand van circa 31 meter van de appartementen en met een bouwhoogte van 15 meter. Het westelijk deel van het Zuidpoortgebied zou volgens dit plan alleen ingevuld worden als ver­keersgebied met de nodige parkeerplaatsen voor de bewoners van de binnenstad. De realisatie van dit bestemmingsplan zou ook nadelige gevolgen in relatie tot de gebruikers van het Haak­pand opleveren in de vorm van uitzichtverlies en geluidsoverlast.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

 


2.3.        Veld 12

2.3.1.            Samenvatting

In het vigerende bestemmingsplan geldt een maximale bouwhoogte van 5 meter. In het ont­werpplan wordt op veld 12 wordt een bebouwing toegestaan met een maximale bouwhoogte van 15 (+1) meter. Destijds kon een dergelijke herziening van het bestemmingsplan onmogelijk worden voorzien. Indien dit wordt gerealiseerd zal het complex ernstig afbreuk doen aan de rechten van de bewoners met betrekking tot rechtszekerheid en de voltooiing van het originele, contractueel vastgelegde bouwplan.

Daarnaast zal het woongenot ernstig worden aangetast door vermindering van vrij uitzicht en een afname van de privacy. Dit zal een aanzienlijke waardedaling van de appartementen tot gevolg hebben. Aan deze parkeereis kan niet worden voldaan door in het bestemmingsplan de mogelijkheid op te nemen van het aanleggen van parkeerplaatsen. Op deze wijze wordt de projectontwikkelaar de mogelijkheid geboden niet aan zijn verplichtingen te voldoen.

In de zienswijzen is aangegeven dat in de koopovereenkomst van de appartementen in het Mu­seumhof is voorzien in de aanleg van een parkeerplaats op maaiveld op een parkeerterrein ge­legen aan de oostkant van het Museumhof. Er was toen geen sprake van andere bouwplannen. De voorwaarde tot het aanleggen van een parkeerterrein maakt onderdeel uit van de renovatie van de woningen aan de Museumhof. De projectontwikkelaar is op dit punt echter tot nu toe in gebreke gebleven.

Naar aanleiding van het antwoord op de eerder ingediende zienswijze merken reclamanten op dat het hen niet gaat om het aantal parkeerplaatsen, maar dat ze er op grond van het vigerende plan en de gemaakte afspraken in de bouwvergunning vanuit mochten gaan dat er een par­keerterrein werd gerealiseerd met een maximale hoogte van 5,5 meter en daarmee een vrij uit­zicht. Dat de projectontwikkelaar het terrein privé heeft aangekocht en de gemeente de project­ontwikkelaar de mogelijkheid geeft tot 15 meter hoog te bouwen mag niet in het nadeel zijn van reclamanten.

Daarbij maken ze bezwaar tegen het verbreken van de communicatie met de bewoners door de gemeente.

 

Antwoord

Ten behoeve van het zorgvuldig in kaart brengen van de belangen van reclamanten is het be­staande planologische regime (zoals neergelegd in het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste") vergeleken met de mogelijkheden die het bestemmingsplan Zuidpoort biedt.

In het bestemmingsplan "IIA In de Veste" is ter plaatse van veld 12 op een afstand van 4 meter uit de gevel van het Museumhof bebouwing mogelijk met een maximale bouwhoogte van 5,5 meter over een perceeldiepte van 14,5 meter. In het bestemmingsplan Zuidpoort wordt de mogelijkheid geboden om op een afstand van 13 meter uit de gevel van het Museumhof een bouwwerk op de richten van 15 meter hoog met een perceeldiepte van 22 meter.

Aan de orde zijn de belangen van de bewoners van de appartementen gelegen aan de oost­zijde van het Museumhof. In totaal zijn aan die zijde van het complex drie appartementen gesi­tueerd waarvan het appartement op de begane grond aan de zuidzijde een zogenaamde oran­gerie met een bouwhoogte van één bouwlaag met kap. Hier wordt niet in gewoond. De appar­tementen hebben een bouwhoogte van circa 6 meter, intern door een verdieping opgedeeld in twee woonlagen. Krachtens het vigerende plan zou het uitzicht van het appartement op de be­gane grond kunnen worden gewijzigd door een bouwwerk op een afstand van 4 meter van het appartement. De toekomstige regeling maakt bebouwing mogelijk op een afstand van 13 meter en is daarmee te beschouwen als een vooruitgang. Het appartement gelegen op de eerste ver­dieping gaat in de toekomstige regeling uitkijken op een bouwwerk op afstand van 13 meter. Voor binnenstedelijke gebieden is dit een aanvaardbare afstand. Het uitzicht vanuit het appar­tement op de tweede verdieping, waarvan de vloer start op circa 12 meter hoogte, zal deels worden gewijzigd.

 

Bij aankoop van de appartementen gold voor het Zuidpoortgebied een voorbereidingsbesluit, ook voor de locatie van Veld 12. Met dit voorbereidingsbesluit heeft de gemeente aangegeven dat zij voornemens was een nieuw bestemmingsplan voor het betreffende gebied in procedure te brengen. Een nieuw bestemmingsplan kan, mits goed onderbouwd, nieuwe ontwikkelings­mogelijkheden bieden, ook voor veld 12. Voor de onderbouwing van de bouwhoogte wordt ver­wezen naar paragraaf 4.1 van de toelichting. De bouwhoogte van veld 12 is afgestemd op die van het daar tegenoverliggende veld 9.

 

Op de bezonningsdiagrammen is zichtbaar dat de maximale bebouwingsmogelijkheden van veld 12 nagenoeg niet van invloed zijn op de bezonning van de oostgevel van het Museumhof. Beïnvloeding van de bezonning is alleen aanwezig in de zomer voor 09.00 uur 's ochtends.

Gelet op het bovenstaande is de gemeenteraad van mening dat het algemeen belang, gediend met een goede stedebouwkundige invulling van het Zuidpoortgebied waaronder veld 12, pre­valeert boven het individuele belang van bewoners van de appartementen op de eerste verdie­ping.

 

In het bestemmingsplan Zuidpoort zijn de gronden van veld 12 bestemd voor ten minste 30 en maximaal 35 parkeerplaatsen. Volgens vaste jurisprudentie moet bij toetsing van een aanvraag om bouwvergunning worden bezien of een bouwwerk overeenkomstig de bestemming van het perceel wordt gebruikt. Dit betekent dat het realiseren van woningen in het desbetreffende ge­bied mogelijk is, zolang kan worden aangetoond dat de mogelijkheid om minimaal 30 parkeer­plaatsen te realiseren, in stand blijft. Als dat niet het geval is, is daarmee komen vast te staan dat het op te richten bouwwerk niet overeenkomstig de bestemming zal worden gebruikt en moet de bouwvergunning in dat geval worden geweigerd. Deze regeling biedt daarmee niet de garantie dat de parkeergelegenheid zal worden gerealiseerd, maar maakt bebouwing van veld 12 zonder aanleg van de 30 tot 35 parkeerplaatsen onmogelijk.

In de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen voor veld 12 is uitgegaan van de norm 1 parkeerplaats per appartement. Het aantal te realiseren appartementen bedraagt circa 12. De overige 18 tot 23 parkeerplaatsen kunnen ten behoeve van bewoners van het Museum­hof worden aangewend. Dit is een wijziging ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Dit houdt verband met een uitkomst van een recent juridisch onderzoek naar het aantal toege­zegde parkeerplaatsen.

 

In het verleden heeft de gemeente aan bewoners van het Museumhof toegezegd de juridische vraagstukken met betrekking tot de parkeerproblematiek uit te zoeken. Het betreft hier juridi­sche aangelegenheden van privaatrechtelijke aard en daarmee geen aangelegenheid van het bestemmingsplan. Dit onderzoek is nagenoeg afgerond en zal op korte termijn met de bewo­ners worden besproken.

 

Gelet op het bovenstaande is thans voldoende bekend over de stedebouwkundige invulling van veld 12. Het ligt derhalve voor de hand dit veld in het bestemmingsplan Zuidpoort, waar het on­losmakelijk deel van uitmaakt, mee te nemen.

 

Conclusie

Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing tot het aantal te realiseren parkeerplaatsen in veld 12. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

2.3.2.            Samenvatting

Daarnaast wordt door de beoogde bebouwing het zicht op de brugwachterwoningen minder aantrekkelijk, terwijl begin 2000 dit zicht nog aanleiding was om een aanvraag voor een schuur op het naastgelegen perceel van reclamant af te wijzen. Tevens wordt het Museumhof door de voorgestelde bouwhoogten voor een deel aan het zicht ontrokken. De belevingswaarde en kwa­liteit van het totaalbeeld van de entree naar de stad zullen worden verminderd.

 

Antwoord

De oostelijke rooilijn van de bebouwing op veld 12 ligt in één lijn met de oostelijke rooilijn van de bebouwing van het bestaande Arbeidsbureau aan de Nieuwelaan. Hiermee zal het een duide­lijke achterwand gaan vormen voor het bestaande groen met de brugwachterwoningen. Dit ver­groot de kwaliteit van het totaalbeeld van de entree naar de stad omdat het beeld minder rom­melig zal worden. Omdat de bebouwing van veld 12 minder hoog en minder volumineus is dan het Museumhof, zal dit laatste gebouw als karakteristiek gebouw in het totaalbeeld aanwezig blijven. Door het garanderen van de groene setting van de brugwachterwoningen zal het zicht op deze woningen vanaf onder andere de Kanaalweg aantrekkelijk blijven.

Reclamant heeft inderdaad in het verleden geen toestemming gekregen om een schuur te bou­wen in de tuin op een plek grenzend aan de Ezelsveldlaan. Deze afwijzing ligt op een heel an­der schaalniveau. Kenmerkend voor de brugwachterwoningen is de groene setting waarin ze staan. Wanneer de randen van de groene setting grenzend aan de openbare ruimte worden aangetast, wordt het groene beeld verzwakt. Daarom is in een strook van 5 meter, grenzend aan de openbare ruimte, bebouwing niet toegestaan.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

 

2.4.        Woonschepen

2.4.1.            Samenvatting

Volgens reclamanten is het niet nodig dat de woonschepen nog steeds moeten wijken voor de nieuwbouw. In 1991 is door de gemeente toegezegd dat met het bebouwen van veld 9 geen ligplaatsen hoefden te verdwijnen. Met de open structuur die nu voorgestaan wordt op veld 9 moeten hiervoor nu ook mogelijkheden zijn. De beslissing om de woonschepen te verplaatsen naar de noordzijde van de Zuidergracht en het aantal woonschepen te verminderen, is naar het oordeel van reclamanten, in het bestemmingsplan niet gemotiveerd.

 

Antwoord

Het vrijmaken van de zuidzijde van de Zuidergracht is noodzakelijk om de Oostpoort en het water van deze gracht in samenhang met de bebouwing van veld 9 zichtbaar te maken.

Daarmee is inderdaad afgeweken van eerdere opvattingen. De omstandigheden zijn gewijzigd en deze ingreep is noodzakelijk om de thans gewenste stedebouwkundige kwaliteit veilig te stellen.

Overigens is deze wijziging niet zonder overleg totstandgekomen. In het najaar van 2000 heeft de commissie Duurzaamheid zich uitgesproken voor het opheffen van de ligplaatsen aan de zuidzijde van de Zuidergracht. In het bestemmingsplan Zuidpoort is daarom alleen aan de noordzijde van de Zuidergracht een woonschepenligplaatsenstrook opgenomen.

 

Gedurende de afgelopen jaren is een zevental woonschepen opgekocht. Met de eigenaar van één woonschip zijn onderhandelingen gaande. Deze verkeren in een vergevorderd stadium. De vrijgekomen ligplaatsen kunnen in gebruik genomen worden door die woonschepen die thans afgemeerd zijn aan de zuidzijde van de Zuidergracht. Deze herschikking is een ingrijpende ope­ratie. Naast het verslepen van woonschepen moet de gracht worden uitgebaggerd en kunnen de eventueel noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan de noordoever in één keer worden uitgevoerd. Ook dienen kabels en leidingen te worden aangepast. Dit alles zal plaatsvinden in nauw overleg met de woonschepenbewoners. Naar verwachting zal de gewenste situatie bin­nen de looptijd van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. Het beoogde zicht op de Oost­poort en op het water van de Zuidergracht zal dan een feit kunnen zijn.

Uiterlijk in juni 2001 zullen bewoners voor een informatiebijeenkomst worden uitgenodigd.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

2.4.2.            Samenvatting

In de zienswijzen wordt tevens aangegeven dat de bouwhoogten in veld 9 - zoals neergelegd in het ontwerpbestemmingsplan - de privacy, lichtinval en zichtlijnen zullen bedreigen. Het hoog­teverschil tussen de voorgenomen bebouwing op veld 9 en de woonschepen in het ontwerpplan blijft te groot.

 

Antwoord

Ten behoeve van het zorgvuldig in kaart brengen van de belangen van reclamanten, is het be­staande planologische regime (zoals neergelegd in het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste") vergeleken met de planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan Zuidpoort biedt.

In het bestemmingsplan "IIA In de Veste" is ter plaatse van veld 9 bebouwing mogelijk over de volle lengte van de Zuidergracht met een bouwhoogte van 5,5 meter. Het bestemmingsplan Zuidpoort maakt bebouwing mogelijk in drie tot vier bouwblokken met een bouwhoogte van 12 meter en met een bebouwingspercentage van 40% voor dat deel van veld 9 dat grenst aan de Zuidergracht. Hierdoor zijn open hoven aan die zijde van de Zuidergracht gegarandeerd. Voorts kan niet tot aan het water gebouwd worden maar moet een bebouwingsvrije strook van 2,5 meter in acht wordt genomen.

 

Op dit moment is veld 9 een braakliggend terrein dat tijdelijk wordt aangewend ten behoeve van parkeren. Dat veld 9 bebouwd zal gaan worden is in de ontwikkelingsplannen voor het Zuid­poortgebied steeds uitgangspunt geweest. Inherent aan de bebouwing van veld 9 is dat lichtin­val en zichtlijnen van de woonbootbewoners ten opzichte van de bestaande situatie zullen wij­zigen.

 

Uit bezonningsdiagrammen blijkt dat de woonschepen, gelegen aan de noordzijde van de Zui­dergracht, in het voor- en het najaar in de vroege ochtenduren (09.00 uur) schaduw zullen on­dervinden van de bebouwing van veld 9. Dit in tegenstelling tot de vigerende regeling waarbij schaduw, ook in de vroege ochtenduren, als gevolg van bebouwing op veld 9 ontbreekt. In de zomer zullen zij geen last hebben van schaduw ten gevolge van de bebouwing op veld 9.

 

Bij de invulling van de bouwmogelijkheden is het volgende meegewogen. De ruimte tussen de Zuiderstraat en Zuidergracht is ongeveer 40 meter breed en wordt aan de noordzijde begrensd door de bebouwing van de Zuiderstraat, die in hoogte varieert van één, twee en drie bouwlagen (3, 6 tot 9 meter) al dan niet met een kap. Aan de zuidzijde zal de begrenzing gevormd worden door de bebouwing op veld 9. De ruimte van 40 meter breed is ingevuld met openbaar groen met bomen, water waarin woonschepen liggen en aan de noordzijde met bestrating. De open­bare ruimten in de binnenstad kennen een duidelijk begrenzing die gevormd wordt door bebou­wing.

Ervan uitgaande dat de bebouwing in het Zuidpoortgebied één tot twee lagen hoger wordt dan in de aangrenzende binnenstad, is voor de zuidzijde van veld 9 gekozen voor een bouwhoogte van 12 meter. Uitgaande van duidelijke wanden die de openbare ruimten begrenzen, zou over de volledige lengte van de noordzijde van veld 9 deze 12 meter gemaakt moeten kunnen wor­den. Echter, de specifieke plek in de stad, historische grens van de binnenstad, het water en de aanwezigheid van de woonschepen, maakt dat hier ook een specifieke oplossing voor de noor­delijke grens van veld 9 is gekozen. De open bebouwing langs het water is deze specifieke op­lossing, waardoor er naast 12 meter hoge bebouwing over 60% van de lengte van veld 9, be­bouwing totaal ontbreekt.

Reclamanten menen dat het verschil in bouwhoogte tussen de woonschepen en de toekom­stige bebouwing van veld 9 te groot is. De gemeenteraad is van mening dat voor het bepalen van de bouwhoogte van veld 9 de stedebouwkundige structuur van de binnenstad referentie­punt dient te zijn en niet de bouwhoogte van de aan die structuur ondergeschikte woonschepen.

 

De op veld 9 geboden bouwmogelijkheden worden vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaard­baar geacht. De gemeenteraad acht het individuele belang van de woonschepenbewoners ge­diend met vrij uitzicht, privacy en zichtlijnen, ondergeschikt aan het algemene belang van de herontwikkeling van het Zuidpoortgebied.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

2.4.3.            Samenvatting

In de zienswijzen is gesteld dat in de huidige VOGD (Verordening Openbaar Gemeentewater Delft) te weinig rekening is gehouden met de bestaande situatie. Verbetering of vervanging kan een flinke terugval in grootte van het woonschip betekenen. Hierdoor wordt vaak van verbete­ring of vervanging afgezien.

Bij de behandeling van het VOGD is destijds gezegd dat de afmetingen van woonschepen in het bestemmingsplan zouden komen. Slechts een verordening biedt veel minder rechtszeker­heid. Verder is een verordening veel eenvoudiger aan te passen dan een bestemmingsplan, zeker gezien de beperkte procedureregels ten aanzien van inspraak en beroep. De bouw­hoogte, lengte en breedte van woonschepen dienen in het bestemmingsplan te worden opge­nomen. De bestaande afmetingen van de woonschepen moeten als uitgangspunt worden ge­nomen.

 

Reclamanten kunnen zich voorts niet vinden in de stelling dat woonschepen geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn. De gelegenheid is nu aanwezig om de onzekerheid ten aan­zien van afmetingen en vervanging van woonschepen weg te nemen. Een duidelijke bepaling omtrent de mogelijkheden tot vervanging, nieuwbouw en renovatie van woonschepen zou een zeer positieve bijdrage leveren aan het Zuidpoortgebied. Ook al zijn woonschepen volgens de gemeenteraad geen bouwwerken in de zin van de Woningwet, de afmetingen en ligplaatsen van woonschepen zijn wel degelijk ruimtelijke aspecten die moeten worden betrokken bij de planvorming van het Zuidpoortgebied.

 

Antwoord

Het oordeel van reclamanten dat de woonschepen ruimtelijke relevante elementen zijn is juist. Echter uit de wetgeschiedenis van de Woningwet vloeit voort dat deze wet niet van toepassing is op woonschepen. Dit heeft als consequentie dat zij niet als een bouwwerk in het bestem­mingsplan kunnen worden geregeld. Wel is het mogelijk de daarvoor in aanmerking komende gronden te bestemmen voor het gebruik als woonschepenligplaats. Dat is in het bestemmings­plan Zuidpoort gebeurd door de gronden aan de noordelijke oever te bestemmen als woon­schepenligplaats (Wawl). Er is om redenen van flexibiliteit voor gekozen om het exacte aantal woonschepen niet vast te leggen. De uiteindelijke beperking van het aantal vloeit uit de omvang van de gronden met deze bestemming voort.

Het instrument voor het regelen van de bouwhoogte, lengte en breedte van woonschepen is daarmee de Verordening Openbaar Gemeentewater Delft, de VOGD.

Als gevolg van de keuze om de zuidzijde van de Zuidergracht woonschepenvrij te maken, zal in ieder geval de ligplaatsenkaart van de VOGD moeten worden aangepast. Het verhogen van de maximaal toegestane hoogte zal worden betrokken in de discussie over de aanpassing van de Verordening.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

 

2.5.        Discotheek

Samenvatting

In de zienswijzen is aangegeven dat een discotheek een hoogwaardige culturele invulling in de weg staat en de kwaliteit en functionaliteit van het plein kan aantasten. Het is geen aanvulling op of ondersteuning voor de aanwezige en voorgestelde voorzieningen. Daarnaast zal de dis­cotheek een grote belasting voor het handhaven van de openbare orde tot gevolg hebben.

Er is onvoldoende gemotiveerd waarom nachthoreca (categorie 2) in de vorm van een disco­theek in het bestemmingsplan is opgenomen. Er wordt een nieuw uitgaansgebied gecreëerd dat ongewenst zal concurreren met bestaande voorzieningen. Er wordt door de opname van ge­noemde functies een onacceptabele overlast gevreesd (door bezoekers en hun voertuigen) en een aantasting van de leefkwaliteit en sociale veiligheid. Een deel van de bezoekers zal ge­bruikmaken van de parkeergarage en dus zal er ook bij de hoofdtoegang tot de parkeergarage (geluids)overlast ontstaan.

Het aspect sociale veiligheid met betrekking tot de vestiging van een discotheek is niet vol­doende onderbouwd. Om deze reden blijven reclamanten van mening dat een discotheek niet in het dichtbewoonde centrum thuis hoort.

 

Inzake de verruiming van 300 m² voor de bouw van de discotheek en de verruiming van het op­pervlak ten behoeve van de avondhoreca, wordt door een andere reclamant in het kader van het horecarapport "Wie durft" gevraagd deze standpunten in heroverweging te nemen.

 

Antwoord

De Delftse binnenstad bergt een veelheid aan functies in zich waaronder uitgaansvoorzieningen voor alle leeftijdscategorieën. Het toevoegen van de Zuidpoort aan de Delftse binnenstad bete­kent, dat ook hier uitgaansvoorzieningen gerealiseerd kunnen worden. Vanuit die filosofie en op basis van onderzoek naar de behoefte aan discotheken onder de Delftse jongeren, heeft de gemeenteraad van Delft ervoor gekozen een dergelijke gelegenheid in het plangebied mogelijk te maken. Een dergelijke voorziening brengt overlast met zich mee. De mate van overlast wordt sterk bepaald door de bedrijfsvoering. Aan die bedrijfsvoering zullen middels de benodigde ver­gunningen zodanige eisen worden gesteld dat de overlast voor de omgeving waar mogelijk be­perkt wordt.

 

Hinder en andere overlast zijn aangelegenheden die zullen worden beoordeeld in het kader van de Wet milieubeheer of zijn een zaak van openbare orde. Ten einde de overlast te beperken zullen een aantal beheersmaatregelen worden getroffen en zal de politie toezien op het hand­haven van de openbare orde en de sluitingstijden. Tegen overtredingen van milieuregelgeving zal eveneens worden opgetreden.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

 

2.6.        Veld 9

Samenvatting

In de zienswijzen wordt aangegeven dat de bouwhoogte van veld 9 het Beschermd Stadsge­zicht aantast. Door de bouwhoogte ter plaatse van veld 9 worden omwonenden in hun belangen geschaad ten aanzien van het uitzicht, lichttoetreding en privacy. Daarbij geven reclamanten aan dat het straatprofiel met een breedte van 14 meter te smal is en dat het insnoeren van de gevel vanaf een hoogte van 5,5 meter voor hen geen gevolgen heeft vanwege het wonen op de begane grond.

De aansluiting aan de binnenstad van Delft die essentieel wordt genoemd, vindt niet plaats vanwege het feit dat bebouwing van 18 meter hoog met een groot volume, welke (met uitzonde­ring van kerken) niet in de binnenstad van Delft voorkomt.

Ook zal de zichtbaarheid van het fraaie silhouet van het Museumhof worden aangetast.

De thans voorgestelde bebouwing van veld 9 is te massaal. Op belangrijke punten is het plan niet voldoende doordacht. De orthogonale structuur bestaat uit noordzuidgeoriënteerde hoofd­lijnen verbonden door oostwestlopende straten. Om die reden kan tot een betere invulling wor­den gekomen en hoeft de rooilijn van veld 9 niet in het verlengde van de velden 5 en 7 te wor­den aangelegd, zodat er ruimte kan worden geschapen ten behoeve van een betere verkeers­afwikkeling.

 

Antwoord

Voor de uitgangspunten, die een rol hebben gespeeld bij de gebiedsvisie voor Zuidpoort, wordt verwezen naar paragraaf 2 van deze notitie en paragraaf 4.1 van de toelichting. Er is een
hiërarchie als het gaat om de stedebouwkundige invulling van het Zuidpoortgebied en dus ook voor de indeling van veld 9.

Ten eerste wordt bij de hoofdopdeling van veld 9 in 3 tot 4 bouwblokken met tussenmaten van 6 tot 8 meter en éénmaal tussen 11,5 en 12,5 meter gerefereerd aan de opbouw en maten van bouwblokken en maatvoering van de binnenstad.

Ten tweede is in de verdere detaillering de aansluiting bij de directe omgeving gezocht, zoals bijvoorbeeld aan de zijde van het Museumhof:

 


­             de concrete plek van de breedste doorgang tegenover het middelste gebouw van het Mu­seumhof;

­             het lager maken van de bebouwing tegenover het Museumhof waardoor de contour van het Museumhof zichtbaar blijft in het silhouet van de stad;

­             het terugleggen van de bebouwing tegenover het Museumhof waardoor de afstand tussen Museumhof en bebouwing op veld 9 groter wordt;

­             het terugspringen van de gevel boven een plint van 5 meter tegenover het westelijk en oos­telijk gebouw van het Museumhof waardoor de afstand tussen Museumhof en bebou­wing op veld 9 nog groter wordt.

De door reclamant aangegeven maat van 15 meter voor de afstand tussen de bouwblokken is geen maat die aansluit bij de maten van de straten en stegen van de binnenstad. Als referentie kan aangegeven worden dat zelfs de Breestraat een maat van 6,5 meter heeft en de Basti­aanspoort 8 meter breed is. Met als uitgangspunt dat het Zuidpoortgebied moet aansluiten op de binnenstad, is met andere middelen gezocht naar een aansluiting van de bebouwing van veld 9 op het Museumhof.

Het silhouet van het Museumhof zal als gevolg van de bebouwing van veld 9 wijzigen. Het wij­zigen van het silhouet zou ook optreden bij invulling van veld 9 volgens een bestaand planolo­gisch kader of volgens de plannen die door reclamanten wordt voorgestaan. De gemeenteraad acht het wijzigen van silhouetten ondergeschikt aan het belang dat gediend wordt met de her­ontwikkeling van het Zuidpoortgebied.

 

Ten behoeve van het zorgvuldig in kaart brengen van de belangen van reclamanten is het be­staande planologische regime (zoals neergelegd in het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste") vergeleken met de planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan Zuidpoort biedt.

In het bestemmingsplan "IIA In de Veste" is ter plaatse over de volle lengte van veld 9 bebou­wing mogelijk van maximaal 5,5 meter hoog. De afstand van de gevel van het Museumhof tot de toegestane bebouwing op veld 9 bedraagt 10 meter. In het bestemmingsplan Zuidpoort wordt ter plaatse van veld 9 bebouwing mogelijk gemaakt in drie tot vier bebouwblokken met een maximum bouwhoogte van 18 meter aan de Kruisstraat en Oostpoortzijde en in het midden 15 meter. De afstand van de gevel van het Museumhof tot de bebouwing op veld 9 bedraagt 14 meter. De bouwhoogte in verhouding tot het straatprofiel is daarmee gebruikelijk voor een binnenstedelijk gebied.

Voor wat betreft de bezonning is het volgende overwogen. In de zomermaanden zal aan het eind van de dag, vanaf circa 18.00 uur, de bezonning op de gevel van het Museumhof beïn­vloed worden door bebouwing van veld 9 conform de maximale bebouwingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan Zuidpoort. De rest van het jaar zal de bebouwing van veld 9 niet van in­vloed zijn op de bezonning van het Museumhof. De lichttoetreding zal dus voor het overgrote deel van het jaar niet worden beïnvloed door het verminderen van de bezonning van het Muse­umhof.

Omdat het Museumhof opgenomen wordt in het stratenpatroon zoals in de binnenstad, zal dat van invloed zijn op de lichttoetreding. In het bestemmingsplan zijn zodanige voorschriften opge­nomen voor nadere eisen, gesteld aan de opbouw van de gevelwand van de bebouwing van veld 9, waardoor vermindering van de lichttoetreding zoveel mogelijk wordt beperkt. In de uit­werking van het bouwplan zal daar zoveel mogelijk aandacht aan worden besteed.

Dit alles in overweging nemend heeft de gemeenteraad geoordeeld dat het algemeen belang gediend is met de ontwikkeling van het Zuidpoortgebied in casu zwaarder weegt dan aan het belang van de individuele bewoners van het Museumhof.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

 

2.7.        Overlast Horeca

Samenvatting

In de zienswijzen wordt aangegeven dat de motivering met betrekking tot de omvang van de horeca en de locatie waar deze zich mag vestigen, niet voldoende is. Het horecabeleid is nog niet uitgekristalliseerd. Met name de nachthoreca (categorie 2) in de vorm van een discotheek en een bioscoop die in het bestemmingsplan is opgenomen, is nog onvoldoende gemotiveerd. Er wordt in de zienswijzen op gewezen dat er in het ontwerpbestemmingsplan eigenlijk niets ge­regeld wordt ten aanzien van horeca. De juridische terminologie is zo vrijblijvend dat er in de praktijk geen enkele belemmering ontstaat een vergunning af te geven met ruime openingstij­den tot 02.00 uur. Het ontbreken van de termen overdag, 's avonds en 's nachts zijn hier debet aan. Door de vergunningverlener zal hierdoor uitsluitend worden gekeken naar hetgeen in de exploitatieverordening wordt gesteld. Er bestaat een levensgrote kans dat het winkelplein zich op basis van het ontwerpbestemmingsplan kan ontwikkelen tot een horecaplein met het karak­ter van de Beestenmarkt, met zeer veel overlast voor de bewoners van de bouwlagen boven de winkels aan het plein. Daarnaast wordt 70% van de nieuw geplande horeca in bestemmings­plan Zuidpoort aan het winkelplein gesitueerd. Dit is buiten proportie. Gevreesd wordt voor ge­luidsoverlast, vandalisme, wildplassen etc. Verzocht wordt een duidelijke begrenzing op te ne­men voor het aantal m² horeca (categorie I) op het winkelplein en langs de randen ervan. Ge­vreesd wordt dat horecagelegenheden op het plein geuroverlast teweegbrengen wanneer de lucht langs de terraswoningen optrekt. Indien daghoreca wordt toegestaan moeten eisen wor­den gesteld met betrekking tot ontgeuringsinstallaties en regelmatige vervanging van filters.

Er wordt door de opname van genoemde functies een onacceptabele overlast gevreesd (door bezoekers en hun voertuigen) en een aantasting van de leefkwaliteit en sociale veiligheid.

Aangegeven wordt dat de gemeente niet voldoende heeft onderzocht wat de gevolgen zijn ten aanzien van de geluidsoverlast voor bewoners door de toename van avondhoreca in woonge­bieden. Daarnaast wordt niet gemotiveerd op welke manier de overlast zal worden tegenge­gaan.

 

Gepleit wordt het horecabeleid uit het bestemmingsplan te schrappen en dit in een aparte be­leidsnotitie inzake horeca uit te werken.

 

Inzake de verruiming van 300 m² voor de bouw van de discotheek en de verruiming van het op­pervlak ten behoeve van de avondhoreca, wordt door een andere reclamant in het kader van het horecarapport "Wie durft" gevraagd deze standpunten in heroverweging te nemen.

 

Antwoord

Er is voor gekozen om het Zuidpoortgebied onderdeel te laten zijn van de Delftse binnenstad. Het kerngebied van het Zuidpoortgebied heeft daarom een centrumfunctie. Onder die centrum­functie hoort ook de horecafunctie.

Het bureau Marktplan BV te Bussum heeft een onderzoek uitgevoerd naar de horecavoorzie­ningen in Delft en die resultaten geplaatst in het breder perspectief van de omgeving van Delft en de ontwikkelingen die in die omgeving plaats hebben gevonden en nog plaats zullen vinden in de komende jaren (waaronder de VINEX-locatie Emerald en Ypenburg).

De resultaten van dit onderzoek liggen ten grondslag aan de beleidsnota Horeca binnenstad en de beleidsnota "Wie Durft" van de afdeling Delft/Oostland van de Koninklijke Horeca Nederland. Het onderzoek toont aan dat de horeca in de Delftse binnenstad (waaronder de Zuidpoort) flink moet uitbreiden om levensvatbaar te blijven en te kunnen voldoen aan de toenemende vraag aan horecavoorzieningen in Delft. Het opnemen van voornoemd oppervlak aan horecavoorzie­ningen in de Zuidpoort past binnen de geconstateerde ontwikkelingsbehoefte aan horeca in Delft. De nut en noodzaak van horecavoorzieningen in het Zuidpoortgebied is met het onder­zoek van bureau Marktplan aangetoond.

 

In de begripsbepalingen van de voorschriften is voor wat betreft de horecafunctie onderscheid aangebracht in horecabedrijven Horeca I, die overdag en 's avonds geopend zullen zijn en de categorie Horeca II, die gedurende de dag, nacht en 's avonds open is. De exacte openingstij­den zijn in de exploitatieverordening opgenomen en zullen op basis van deze verordening wor­den gehandhaafd. Daarnaast is de omvang en uitbreiding van de horecafunctie in het plange­bied bepaald op 2.900 m². In de voorschriften van het bestemmingsplan is nadrukkelijk bepaald wat per veld het maximale toegestane oppervlakte aan horeca is.

 

Het gemeentelijke horecabeleid dat thans in procedure is gebracht voor de binnenstad van Delft, is met name gericht op de bestaande binnenstad. Reden hiervoor is dat de beleidsnota onderdeel gaat uitmaken van het bestemmingsplan Binnenstad dat naar verwachting in de zo­mer 2001 in procedure zal worden gebracht. Plangebied Zuidpoort valt buiten het bestem­mingsplan Binnenstad en is daarom in de beleidsnota niet meegenomen. In de begripsom­schrijving is wel aansluiting gezocht bij de Leefmilieuverordening Binnenstad.

 

Het bestemmingsplan is niet het enige instrument voor het regelen van de horeca-activiteiten. In het kader van het bestemmingsplan is de algemene toelaatbaarheid van de horeca aan de hand van de daaraan verbonden ruimtelijke uitstraling beoordeeld en op basis daarvan is een regeling voor deze functie in het bestemmingsplan getroffen. In hoofdstuk 4 van de toelichting is een daaraan ten grondslag liggende onderbouwing opgenomen en in hoofdstuk 6 is de regeling beschreven. De exploitatieverordening en de milieuregelgeving zijn meer specifieke instrumen­ten voor de regeling van de horeca. Geur- en andere vormen van milieuhinder worden beoor­deeld in het spoor van de Wet Milieubeheer en zaken van openbare orde zijn onderwerp van de exploitatieverordening.

Ten einde de overlast te beperken zullen een aantal beheersmaatregelen worden getroffen en zal de politie toezien op het handhaven van de openbare orde en de sluitingstijden. Tegen overtredingen van milieuregelgeving zal eveneens worden opgetreden.

 

Conclusie

De horecavoorziening in V&D wordt vergroot met 200 m². Aan deze zienswijze wordt gedeel­telijk tegemoetgekomen.

 

 

2.8.        Sociale veiligheid

Samenvatting

In diverse zienswijzen wordt door de nieuwe ontwikkelingen in het Zuidpoortgebied de vrees uitgesproken voor aantasting van de sociale veiligheid. Het betreft de volgende situaties.

1.          Uit de plankaart blijkt dat het cultuurplein een klein plein is en dat het ver van het uitgaans­gebied van de stad ligt. De sociale veiligheid blijft hier een kwetsbaar punt en derhalve wordt voorgesteld meer woningen op veld 5 op te nemen ten einde de sociale controle in het gebied te verhogen waardoor de sociale veiligheid toe zal nemen.

2.          Door de toename van horeca in het algemeen en nachthoreca (categorie 2) in de vorm van een discotheek en een bioscoop in het bijzonder, wordt een onacceptabele overlast ge­vreesd (door bezoekers en hun voertuigen) en een aantasting van de leefkwaliteit en so­ciale veiligheid.

3.          De toegangswegen tot het winkelplein zijn te smal bemeten waardoor de sociale veiligheid niet kan worden gewaarborgd.

4.          De beoogde ingang naar de parkeergarage voor bewoners van het Hoogovenpand en Haakpand is te ver van de woningen gepland. Door de nauwe doorgang naar het cultuur­plein ontstaan er tussen het paviljoen en de entree naar de woningen boven het Hoog­ovenpand, meerdere plekken waar sociaal toezicht onvoldoende zal zijn om een veilige omgeving te garanderen.

5.          Op de Ezelsveldlaan zullen door de hoge bebouwing, vrijwel zonder woonfunctie en met plintfuncties zoals kleinschalige bedrijvigheid, diensten en dergelijke op de begane grond, en de functie als belangrijke langzaamverkeersroute (ook 's nachts in verband met uitgaan in de nieuwe disco), problemen op het gebied van sociale veiligheid ontstaan.

6.          Parkeergarages hebben een negatieve invloed op de sociale veiligheid.

 

Antwoord

1.          Het uitbreiden van het aantal woningen aan het cultuurplein is niet mogelijk. Het bestaande theater en de geplande bioscoop bepalen de zuidzijde van het cultuurplein. Door de aan­wezigheid van beide functies, de geplande bibliotheek en de avondhoreca die aan het plein gerealiseerd zullen worden, zal het cultuurplein 's avonds een veilige plek zijn.

Na sluitingstijd van al deze functies is het zo laat, dat woningen niet meer zullen bijdragen aan het sociaal veilige gevoel, omdat men dan slaapt. In de richting van het winkelplein en de Zuidwal zijn deze functies niet aanwezig. Hier zijn daarom voldoende woningen ge­pland die bijdragen aan het veilige gevoel in de avonduren na sluiting van de winkels.

2.          Verwezen wordt naar paragraaf 2.7.

3.          Met betrekking tot het sociale toezicht wordt opgemerkt dat het winkelplein volledig in het zicht ligt van de woningen aan het plein (zie ook beantwoording zienswijze 3.1.6). Op de doorgang tussen het cultuurplein en het winkelplein is zicht vanuit de foyer van de bios­coop en de horecagelegenheid in de aanbouw van het Hoogovenpand. De situering van de in- en uitgang van de garage brengt ook een toename van publiek en daarmee een toename van sociale controle met zich mee. Gelet op het voornoemde is de gemeenteraad van oordeel dat verbreding van de doorsteek niet nodig is om de sociaal veilige omgeving ter plaatse te kunnen garanderen.

4.          De beoogde ingangen van de parkeergarage zijn gelegen aan weerszijden van het pavil­joen en aan het cultuurplein. De toegangen zijn daarmee in de directe omgeving gesi­tueerd van het Haakpand en het Hoogovenpand.

5.          Kenmerkend voor de binnenstad is een menging van functies. Hoewel voor dit deel van het Zuidpoortgebied overwegend de woonfunctie gerealiseerd zal worden, laat het be­stemmingsplan de mogelijkheid open om naast het realiseren van de woonfunctie op de begane grond eveneens hier andere functies, de zogenaamde plintfuncties te realiseren. Woon-werkwoningen, praktijk-aan-huis, bedrijfsruimten, kleine kantoortjes, ateliers en der­gelijke behoren tot de mogelijkheid waardoor de Ezelsveldlaan een levendig karakter kan krijgen en als zodanig onderdeel van de binnenstad wordt. In de definitieve invulling van veld 9 zal een evenwichtige balans gevonden moeten worden tussen de woonfunctie en de plintfunctie, waarbij de sociale veiligheid zoveel mogelijk verzekerd wordt en het vanda­lisme beperkt blijft. De gemeenteraad is van oordeel dat de mening van functies de leven­digheid en daarmee de sociale veiligheid ten goede komt.

6.          In het algemeen wordt verondersteld dat parkeergarages een negatieve invloed hebben op het gevoel van sociale veiligheid. Niet bewezen - en door reclamant ook niet beargumen­teerd - is dat garages daadwerkelijk sociaal onveilig zijn. In de inrichting van de parkeer­garages van de Zuidpoort wordt veel aandacht besteed om dit onveilige gevoel waar mo­gelijk weg te nemen. Daartoe worden onder meer de volgende maatregelen genomen:

­        het aanhouden van grote kolomafstanden, waardoor een overzichtelijke open ruimte ontstaat;

­        het aanbrengen van een coating in een lichte kleur;

­        het toepassen van cameratoezicht;

­        zorg voor daglichttoetreding: ter plaatse van de roltrappen zal een verbinding worden gelegd met de bovenwereld, waardoor bezoekers zich makkelijker kunnen oriënteren in de garage;

­        overzichtelijke looproutes.

De zuidpoortgarage biedt voor een belangrijk deel een oplossing voor de parkeerproble­matiek van de binnenstad. De parkeergarage wordt door de gemeenteraad beschouwd als een essentiële voorwaarde voor een gezonde toekomst van de binnenstad. De stelling dat men zich in de parkeergarage sociaal onveilig voelt, is serieus genomen en heeft geleid tot een aantal constructieve maatregelen waarmee veronderstelt wordt dat het gevoel van so­ciale veiligheid zal worden vergroot.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

 


2.9.        Planschade

2.9.1.            Samenvatting

Diverse reclamanten geven in hun zienswijze aan dat zij door de planologische ingrepen in het Zuidpoortgebied worden geschaad in hun belangen. Ter compensatie van deze schade zijn zij voornemens schadevergoeding in het kader van artikel 49 WRO aan te vragen.

 

Antwoord

Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) biedt de mogelijkheid tot vergoeding van de schade die het gevolg is van een bestemmingsplan en die niet anderszins wordt ver­goed. Indien betrokkene inderdaad als gevolg van dit bestemmingsplan schade heeft geleden, kan hij bij de gemeenteraad, wanneer het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, een verzoek tot vergoeding van schade indienen. Voorafgaand aan het bestemmingsplan zijn de ri­sico's op eventuele planschade als bedoeld in artikel 49 geanalyseerd. Bij de exploitatiebegro­ting is in algemene zin rekening gehouden met planschadevergoeding.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

 


3.         Individuele zienswijzen

21

 

3.1.        Belangenvereniging Zuidpoort, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01 002766

3.1.1.            Bouwhoogten

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de aansluiting van het Zuidpoortgebied op de binnenstad nog onvol­doende door het plan wordt gerealiseerd. Zij verwijzen naar de opmerkingen van de PPC in het preadvies.

De bouwhoogten in het plan moeten op een aantal plaatsen worden verlaagd zodat het plan een minder massale uitstraling krijgt en beter aansluit op de bestaande binnenstad. Reclamant geeft daarbij aan dat de jaarringentheorie niet in de binnenstad als ordenend principe van toe­passing kan zijn. Het kan op gemeentelijke schaal worden gebruikt bij vergelijking van bouwja­ren en bouwstijlen.

In een aantal hoogteaccenten kan reclamant zich echter wel vinden. Ten slotte geeft reclamant nog een aantal voorbeelden op welke locaties de bouwhoogte dient te worden verlaagd.

-             De bouwhoogten rond het winkelplein, het cultuurplein, langs de Zuidergracht en aan de Gasthuislaan dienen te worden verlaagd teneinde een betere aansluiting op bestaande bebouwing te realiseren. De bouwhoogte van de bebouwing naast het Hoogovenpand en de bebouwing van veld 7 op de hoek van de Zuiderstraat/Kruistraat moet worden verlaagd om de lichttoetreding en privacy te behouden.

-             Ook bouwhoogte van veld 2 aan de Gasthuislaan tegenover de vestiging van Blokker is een te grootte afwijking van de bestaande bebouwing en moet met enkele bouwlagen wor­den verminderd.

-             De functie en locatie van de bebouwing op veld 2 rechtvaardigt niet de gegeven hoogte. De afwijking ten opzichte van de bestaande bouw is te groot en moet zodanig veranderen dat aansluiting wordt gezocht bij het bestaande beeld langs de gracht.

-             De bouwhoogte van veld 9 is een te groot contrast met de bouwhoogte van de woonsche­pen en tast tevens het Beschermd Stadsgezicht aan.

 

Antwoord

In het advies van de PPC wordt geen opmerking gemaakt over onvoldoende aansluiting van het Zuidpoortgebied op de binnenstad. Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

De bouwhoogte van veld 2 is aangepast en voorts heeft de zienswijze geleid tot aanpassing van hoofdstuk 4, paragraaf 4.1, van de toelichting op het bestemmingsplan. Aan deze ziens­wijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.1.2.            Entreefunctie

Samenvatting

Reclamant is van mening dat in de gebiedsvisie van het bestemmingsplan er geen blijk van wordt gegeven dat er een entreegebied voor de binnenstad wordt gerealiseerd. Dit dient in de toelichting en de plankaart tot uitdrukking te komen. Bij het realiseren van een entreefunctie spelen de volgende punten een belangrijke rol: de ontsluiting van de functies aan de Zuidwal, de verkeersafwikkeling en toegankelijkheid van het openbaar vervoer, voetgangers, bevoorra­dings-, auto- en fietsverkeer, het steegje tussen de Zuidwal en het winkelplein en het beeld van de hoek Zuidwal-Asvest bij het theater. Reclamant ligt deze punten nader toe.

-             Aan de Zuidwal dient over de gehele lengte aansluitend aan de bouwblokken 5 en 7 een verblijfsgebied te worden gerealiseerd zodat publieke ruimten worden ontsloten voor lang­zaam verkeer en de steeg tussen de Zuidwal en het winkelplein uitkomt op een verblijfs­ruimte in plaats van een doorgaande verkeersroute.

-             Reclamant geeft aan dat door kruising van langzaamverkeersroutes en snelverkeersroutes knelpunten ontstaan. Reclamant stelt voor een duidelijk programma van eisen in de toe­lichting op te nemen die de basis is voor verdere inrichting van het gebied van de Zuidwal met betrekking tot verkeersroutes. Reclamant geeft daarbij een adequatere bevoorradings­route voor vrachtverkeer aan en verwijst naar bijgevoegde kaart 4 in bijlage 1 van de zienswijze.

-             Reclamant verzoekt om aanvullende informatie of de verschuiving van de Machinistenwo­ningen niet gaat interfereren met het behoud van de Schoorsteen. Reclamant geeft aan dat de steeg tussen het winkelplein en de Zuidwal als entree een ontoereikende breedte heeft omdat zowel voetgangers als fietsers er gebruik van zullen maken. Hier zal een knelpunt ontstaan en een negatieve uitstraling hebben op het plein. Reclamant stelt voor de steeg te verbreden en daarbij de wanden van grotere insnijdingen te voorzien. Op de plankaart kan hiertoe een lager bebouwingspercentage worden aangegeven. Reclamant is van mening dat de hoek Zuidwal-Asvest ter plaatse van het theater als entree dient. Sti­mulerende voorwaarden voor de ontwerpopgave moeten in het bestemmingsplan tot uit­drukking komen.

 

Antwoord

Het winkelgebied binnenstad vindt zijn afronding aan het winkelplein. De straat tussen winkel­plein en Zuidwal is de toegang tot het openbaar vervoer en de aan de Zuidwal van veld 5 en 7 gelegen kiosken, winkeltjes en dienstverlenende bedrijven. Het is geen hoofdwinkelstraat. De daar gesitueerde bedrijven en winkeltjes zijn bedoeld als ondersteuning voor de aan de Zuidwal gelegen openbaarvervoersvoorziening. De Zuidwal blijft een doorstroomfunctie houden voor het verkeer, ook voor de bovenwijkse voorziening. Dit neemt niet weg dat onder die bestemming tevens een verblijfsgebied is begrepen. Echter niet in de zin van winkelstraat en winkelplein maar meer in de zin van het op een prettige en veilige manier in staat te worden gesteld om van dat openbaar vervoer gebruik te kunnen maken.

Het entreegebied binnenstad veronderstelt toegang vanuit verschillende richtingen en met ver­schillende vervoersvormen. Deze dienen zich te allen tijde aan op de Zuidwal. Voor de voet­gangers zijn alle entrees toegankelijk. Het voetgangersgebied van de binnenstad is doorgezet tot de maximaal verantwoorde grens. De meest voor de hand liggende entrees zijn de straten tussen theater en veld 5 en tussen veld 5 en 7. Hierop is ook de openbaarvervoershalte ge­oriënteerd. Fietsers maken gebruik van de Asvest en de Kruisstraat. Op de overgangen naar het voetgangersgebied komen fietsenstallingen. De auto tot slot bereikt het gebied via de As­vest en de Kruisstraat, voornamelijk ten behoeve van expeditie. Bezoekers kunnen hun auto in de parkeergarage stallen. De voetgangersuitgangen bevinden zich op het winkelplein en op het cultuurplein.

De bevoorrading vindt plaats via de Ezelsveldlaan en Kruisstraat voor V&D en C1000, de win­kels aan het winkelplein worden bevoorraad binnen venstertijden via een route vanaf de Kruis­straat ten zuiden van V&D, over het winkelplein naar het cultuurplein en aan de noordkant van het theater naar de Asvest.

Aan de kant van de Zuidwal vindt dus geen bevoorrading plaats.

De doorgang tussen veld 5 en 7 is in principe bedoeld als voetgangersgebied. Niet te voorko­men is dat fietsers daar gebruik van maken. De ervaring leert (Jacob Gerritstaat) dat een fietser van die route geen gebruik meer maakt als er veel voetgangers zijn en er voor de fietser dus geen tijdwinst is te halen. Verbreding van de straat wekt ten onrechte verwachtingen en zal het probleem niet wegnemen. Voorts ligt het niet voor de hand dat veel fietsers van deze doorgang gebruik zullen maken omdat die doorgang voor een fietser niet aan een rechtstreekse door­gaande route naar de binnenstad is gelegen. De doorgang komt namelijk uit op de Zuidwal. Het ligt meer voor de hand dat fietsers gebruik zullen maken van de Kruisstraat om in het oostelijk deel van de binnenstad te komen. De route via Asvest en Brabantse Turfmarkt zal gekozen worden om het westelijk deel van de binnenstad te bereiken.

De hoek Zuidwal-Asvest is de toegang tot het theater en het westelijk deel van de binnenstad. De toegang tot het winkelplein is de doorgang tussen veld 5 en 7.

Het ontwerp van de openbare ruimte is geen onderwerp van het bestemmingsplan. In de na­dere uitwerking van de openbare ruimte zal rekening worden gehouden met goede en veilige routes voor met name voetgangers.

De verschuiving van de dienstwoningen (door reclamant Machinistenwoningen genoemd) zal niet interfereren met het behoud van de schoorsteen. Dit is zeker gesteld door in het ontwerp­bestemmingsplan aan de wijzigingsbevoegdheid tot verplaatsing van de dienstwoningen de voorwaarde te koppelen dat de kwaliteit in de samenhang met de overige MSP-panden aan de Ezelsveldlaan gehandhaafd moet blijven (artikel 26, lid 3 sub c). Dit voorschrift is integraal in het vast te stellen bestemmingsplan overgenomen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.1.3.            Sociale veiligheid

Samenvatting

Reclamant kan zich vinden in de huidige bestemmingslegging van het cultuurplein. Uit de plan­kaart blijkt dat het een klein plein is en dat het ver van het uitgaansgebied van de stad ligt. De sociale veiligheid blijft een kwetsbaar punt en derhalve stelt reclamant voor meer woningen op veld 5 op te nemen teneinde de sociale controle in het gebied te verhogen waardoor de sociale veiligheid toe zal nemen.

 

Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar het algemeen antwoord paragraaf 2.8.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.1.4.            Bioscoop

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de behoefte aan de voorgestelde bioscoop goed dient te worden on­derbouwd.

 

Antwoord

Uit onderzoek is gebleken dat vanuit de markt de vraag naar grotere bioscopen met een breed aanbod toeneemt. In het onderzoek is rekening gehouden met de reeds bestaande en nog ge­plande megabioscopen in de regio. Belangrijk daarbij is ook dat die bioscopen beschikken over ruime, moderne zalen. Een dergelijke bioscoop is qua aard en schaal zodanig verschillend van het bestaande aanbod in Delft, dat het in een behoefte zal voorzien. Teneinde de overlast te beperken zullen een aantal beheersmaatregelen worden getroffen en zal de politie toezien op het handhaven van de openbare orde.

 

De bioscoop, waarin minder dan 2.000 bezoekers gelijktijdig aanwezig kunnen zijn, valt onder het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (1998). De bioscoop moet vol­doen aan de voorschriften in dit Besluit ten aanzien van geluid en trilling, energie, afvalstoffen en afvalwater, luchtkwaliteit, verlichting en veiligheid. Indien nodig kunnen, met name op het gebied van geluid, nadere eisen worden gesteld door de gemeente ten aanzien van:

­             het aanbrengen van technische voorzieningen;

­             de periode van openstelling van (delen van) de inrichting;

­             situering van een terras of parkeerterrein;

­             het in acht nemen van gedragsregels ten aanzien van aan- en afrijdend verkeer en ko­mende en gaande bezoekers.

 

Voor de overige beantwoording van deze vraag wordt voorts verwezen naar paragraaf 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 


3.1.5.            Discotheek

Samenvatting

Reclamant is van mening dat een discotheek een hoogwaardige culturele invulling in de weg staat. Het is geen aanvulling op of ondersteuning voor de aanwezige en voorgestelde voorzie­ningen. Daarnaast zal de discotheek een grote belasting voor het handhaven van de openbare orde tot gevolg hebben. Een gedegen onderzoek waaruit de behoefte aan een discotheek blijkt, alsmede een onderzoek naar de locatie- en omgevingseisen vanuit de bezoekersoptiek, is re­clamant niet bekend.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.1.6.            Winkelplein

Samenvatting

Teneinde het sociaal veilig verblijfsklimaat op het winkelplein te verbeteren, is het naar de me­ning van reclamant noodzakelijk woningen op de tweede bouwlaag rondom het plein mogelijk te maken. Op zich heeft het winkelplein een prettige maat maar de wanden van het winkelplein zijn te hoog en te massaal in verhouding tot de maat van het plein. Het plein is daarmee ook te kwetsbaar voor een groot bouwvolume. Reclamant stel voor de hoogte van het paviljoen terug te brengen tot 1 bouwlaag waarin de ingang van de parkeergarage en lichte daghorecafunctie is opgenomen.

Er dient duidelijkheid te worden gegeven welke afwegingen hebben plaatsgevonden met be­trekking tot de stedebouwkundige noodzaak en vormgeving van het paviljoen.

 

Antwoord

Aan het winkelplein kunnen diverse functies ondergebracht worden waaronder detailhandel en wonen. Het wonen is toegestaan vanaf de tweede bouwlaag. De bijdrage aan het gevoel aan sociale veiligheid door de woonfunctie bestaat uit het zicht hebben op het plein vanuit de aan het plein gesitueerde woningen. Het bestemmingsplan biedt hiertoe voldoende mogelijkheden doordat het gehele plein vanuit de woningen op de derde bouwlaag zichtbaar is. De winkels op de tweede bouwlaag zullen winkelend publiek met zich meebrengen. Ook dit publiek brengt vergroting van het gevoel van sociale veiligheid met zich mee. Het mogelijk maken van wonin­gen op de tweede bouwlaag betekent dat in het Zuidpoortgebied minder winkels kunnen wor­den gerealiseerd en dit gaat ten koste van de doelstelling om van het Zuidpoortgebied een mo­dern winkelgebied te maken dat de hiaten in de bestaande branchering van de binnenstad moet opvullen. Gelet op het bovenstaande wordt deze zienswijze niet overgenomen.

 

Voor het overige antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 en 2.2 van hoofdstuk 2, Ziens­wijzen algemeen.

 

Conclusie

Paragraaf 4.1 van hoofdstuk 4 van de toelichting waarin onder meer de gebiedsvisie is gemo­tiveerd is aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.1.7.            Zuidergracht

Samenvatting

Op zich is het inzicht in de ontwikkeling rondom de Zuidergracht verbeterd. De woonschepen moeten echter nog steeds wijken voor de nieuwbouw. Reclamant geeft aan dat de beslissing om de woonschepen te verplaatsen naar de noordzijde van de Zuidergracht en het aantal woonschepen te verminderen, niet in het bestemmingsplan wordt gemotiveerd. De hoeveelheid groen is wel duidelijker op de kaart aangegeven.

 

Antwoord

Eén van de randvoorwaarden voor de invulling van veld 9 is het zichtbaar maken van het water van de Zuidergracht. Door de aanwezigheid van woonschepen aan twee zijden van het water is het water daar ter plaatse totaal niet meer zichtbaar. Dit is onder andere de rede geweest voor het college van burgemeester en wethouders om te besluiten dat er alleen aan de noordzijde van het water ligplaatsen voor woonschepen zijn. De gemeenteraadscommissie Duurzaamheid heeft ingestemd met dit besluit.

Voor het overige antwoord wordt tevens verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Ziens­wijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.1.8.            Veld 2

Samenvatting

Door het gebrek aan een goede ruimtelijke onderbouwing van de voorgesteld bouwmassa's op veld 2 kan geen goede afweging plaatsvinden ten behoeve van nieuwe ruimtelijke ontwikkelin­gen.

Reclamant is van mening dat daarom veld 2 uit het plan moet worden gehaald of de bouw­hoogte afgestemd moet worden op de bestaande omgeving.

 

Antwoord

De bouwhoogte van veld 2 is teruggebracht naar 15 meter om zo een betere afstemming mo­gelijk te maken met de omringende bebouwing.

Voor het overige antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen al­gemeen.

 

Conclusie

De bouwhoogte van veld 2 is aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetge­komen.

 

3.1.9.            Stad en Milieu

Samenvatting

In het kader van de Experimentenwet Stad en Milieu is onderzoek gedaan naar de maximale geluidsbelasting van verkeer op de bestemmingen. Reclamant verzoekt om de exacte informa­tie op basis van welk bouwprogramma de geluidsberekeningen met betrekking tot de Zuidwal zijn uitgevoerd.

 

Antwoord

Langs de Zuidwal wordt op de velden 5 en 7 de bouw van nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Voor deze nieuwe woningen heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden naar de geluidsbelas­ting die optreedt op de verschillende bouwhoogtes ten gevolge van verkeer op de Zuidwal (na reconstructie met een openbaarvervoersstrook). De toekomstige bebouwing op deze velden is hierbij als fictieve bouwmassa met een bouwhoogte van 15 meter in het akoestisch rekenmodel opgenomen. Het akoestisch onderzoek is dus niet uitgevoerd op basis van een specifiek stede­bouwkundig plan, maar kan wel van toepassing worden verklaard voor plannen met hogere bouwhoogten omdat op hogere bouwlagen de geluidsbelasting lager wordt en dus in het akoes­tisch onderzoek de maatgevende situatie in beeld is gebracht. Op deze bouwmassa's is de ge­velbelasting berekend op verschillende waarneemhoogten. Bovendien is voor de situatie zonder nieuwe bebouwing (vrije veldsituatie) op deze velden berekend, waar de verschillende geluids­contouren (50-, 55-, 60- en 65 dB(A)) liggen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 50 dB(A) en de uiterste grenswaarde 65 dB(A) aan de gevels van de nieuwe woningen. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de maximaal optredende geluidsbelasting op de nieuwe woningen ten gevolge van de Zuidwal 64 dB(A) bedraagt. De uiterste ontheffingswaarde wordt niet over­schreden.

Ook heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden voor de bestaande woningen binnen de ge­luidszone van de Zuidwal naar de akoestische gevolgen van een (eventuele) reconstructie van de Zuidwal voor deze woningen. In de zin van de Wet geluidhinder is er sprake van een recon­structie op de bestaande woningen als de geluidsbelasting toeneemt met 1,5 dB(A) of meer. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat er voor deze woningen geen sprake is van een re­constructie in de zin van de Wet geluidhinder.

Het akoestisch onderzoek is opgenomen in de rapportage "Akoestisch onderzoek reconstructie Zuidpoortgebied te Delft" (rapportnummer 981337-2, mei 2000).

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.1.10.         Dwarsprofielen

Samenvatting

Reclamant stelt voor om voor de locaties waar aansluiting op de binnenstad, daglichttoetreding en ontsluiting een belangrijke rol spelen een aantal dwarsprofielen van stedebouwkundige voor­stellen in het plan op te nemen om het plan leesbaarder te maken.

 

Antwoord

Het bestemmingsplan is in de vorm van een globaal eindplan gegoten. Op basis van zo'n plan kan de bouwvergunning worden verleend zonder dat nog een besluit op basis van artikel 11 dan wel artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vereist is. De opgave bij deze plan­vorm is om een evenwicht te vinden tussen enerzijds de gewenste flexibiliteit en anderzijds de vereiste rechtszekerheid. Het opnemen van stedebouwkundige profielen heeft alleen zin wan­neer deze als bindend kunnen worden opgenomen. Omdat de gedachtenvorming aangaande de definitieve invulling van het bestemmingplan nog niet geheel is uitgekristalliseerd, zou het opnemen van stedebouwkundige profielen haaks staan op de wens tot flexibiliteit. Het toezicht op de aspecten van licht en lucht is een zaak van het Bouwbesluit en Bouwverordening. De op­genomen bestemmingsregelingen met de bijbehorende bouwvoorschriften voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Uit het samenstel van kaart en voorschriften is duidelijk af te lezen voor welke functies de gronden mogen worden gebruikt met de daarbijbehorende bouwmogelijkhe­den. Met betrekking tot de velden 7 en 5 geldt dat daar een verhoging van de maximale bouw­hoogte van 19  tot 22 meter is toegestaan. Zoals in het antwoord in paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen is gesteld, is deze overschrijding vanuit stedebouwkundig oogpunt wenselijk en aanvaardbaar. Wel is in zoverre aan de zienswijze tegemoetgekomen dat het aantal te realiseren rijstroken op de Zuidwal en de Michiel de Ruyterweg is bepaald op maxi­maal 2x2 doorgaande rijstroken. Opstelstroken en busstroken worden hier niet bij gerekend. Ar­tikel 20 van de voorschriften is daarop aangepast. Daarmee is tevens voldaan aan het bepaalde in artikel 15 van het Besluit op de ruimtelijke ordening.

 

Conclusie

Artikel 20 van de voorschriften is aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoet­gekomen.

 

3.1.11.         Gebiedsvisie

Samenvatting

Reclamant verwijst voorts naar de bijlage bij de zienswijze. In bijlage 1 wordt een reactie gege­ven op de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen gebiedsvisie. Het kernpunt van de zienswijze richt zich namelijk in algemene zin tegen de gebiedsvisie die het stedelijk weefsel van de historische stad versimpelt tot een samenstel van orthogonale blokken. Gepleit wordt voor een nadere planuitwerking waarbij verkeersontsluiting, parkeren en bevoorrading als ont­werpargumenten worden gebruikt en niet moet worden vastgehouden aan de orthogonale bouwblokfilosofie, die immers een zwakke stedebouwkundige betekenis heeft.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Hoofdstuk 4, paragraaf 4.1 van de toelichting van het bestemmingsplan waarin onder meer de gebiedsvisie is gemotiveerd, is aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetge­komen.


3.1.12.         Overige opmerkingen

Samenvatting

In bijlage 2 geeft reclamant een reactie op enkele kleinere punten betreffende de kaart en de toelichting. Het betreft de volgende punten.

a.          In het ontwerpbestemmingsplan is niets geregeld ten aanzien van de woonschepen.

b.          Er wordt te weinig zekerheid geboden ten aanzien van parkeren voor bewoners gezien de geschetste mogelijkheden voor ontwikkelingen ter plaatse van het parkeerdek aan de Yperstraat.

c.          Er dient te worden gerefereerd aan de aanbevelingen van de provincie aan de PPC om tot een betere inpasbaarheid van de plannen met betrekking tot Zuidpoort in de omgeving te komen. Het gaat hierbij onder meer om rooilijnen en bouwhoogten in veld 7.

d.          Reclamant geeft aan bedenkingen te hebben bij de beantwoording van de inspraakreactie, gezien het commentaar van omgevingstechnologisch bureau RUIM waarin wordt gesteld dat woningen op 8 meter boven maaiveld nauwelijks een zichtfunctie hebben (in dit geval op het winkelplein).

e.          Er dient duidelijk te worden gemaakt op welke wijze de gevel van theater de Veste wordt aangepast.

f.            De Brabantse Turfmarkt ontbreekt als alternatieve looproute in noordzuidrichting.

g.          De belangenvereniging refereert aan de aanbeveling van de provincie aan de PPC om met betrekking tot de verplaatsing van de dienstwoningen meer te reageren op de bestaande omgeving in de planvorming van Zuidpoort. Tevens verwijzen reclamanten met betrekking tot de inrichting van veld 7 naar de eerder ingediende inspraakreactie.

h.          Het studentenhotel wordt bestemd voor een hotel (niet studentenhotel) zodat er kan wor­den ingespeeld op veranderingen in de toekomst.

i.            Het ontwerpbestemmingspan biedt geen zekerheid met betrekking tot de gebruiksmogelijk­heden van het semi-openbaar gebied van de woonhoven op de velden 5, 7 en 9. De bin­nengebieden zijn niet als aparte bestemming op de plankaart aangegeven.

 

Antwoord

a.          Aangegeven is een zone aan de noordzijde van het water van de Zuidergracht voor lig­plaatsen voor woonschepen. Voor het overige wordt verwezen naar antwoord 2.4.

b.          Omdat onvoldoende zicht bestaat op de ontwikkelingsmogelijkheden van de locatie van het Yperdek e.o. is in dit bestemmingsplan de huidige situatie weergegeven. Als de ont­wikkeling van deze locatie ter hand wordt genomen zal ook het bewonersparkeren in de ontwikkelingen worden meegenomen.

c.          De PPC heeft een dergelijke aanbeveling niet gedaan.

d.          Gesteld wordt dat het zicht vanuit woningen gelegen op 8 meter boven maaiveld niet de zone bestrijkt direct op het maaiveld onder deze woningen. Deze stelling is correct. Echter, de bedoelde zones liggen wel in de zichtlijnen van de woningen aan de overzijde van het plein. Omdat in alle wanden van het winkelplein woningen zijn gesitueerd zal het gehele plein zichtbaar zijn.

e.          In het bestemmingsplan zijn de uiterste bouwgrenzen van het theater opgenomen met aan de noordzijde als bouwgrens de loodrechte projectie van de overhellende gevel op het maaiveld. Dit zou ertoe kunnen leiden dat het theater vanaf de begane grond in beperkte mate zou kunnen worden uitgebreid. Wanneer dit het geval zal zijn, zal het uiterlijk van de gevel aan de eisen van Welstand moeten voldoen.

f.            Waarschijnlijk doelt reclamant op figuur 7 in de toelichting van het ontwerpbestemmings­plan. Op dit overzicht worden de volgende routes aangegeven: het centrum winkelcircuit, het thematisch winkelcircuit, het secundaire winkelcircuit en de aanlooproutes. Looproutes en alternatieve looproutes zijn in dit overzicht niet opgenomen. In figuur 6 is de Brabantse Turfmarkt opgenomen als route voor voetgangers, fietsers en als route voor het laden en lossen binnen venstertijden.

g.          In het ontwerpbestemmingsplan is reeds gereageerd op deze aanbeveling van de PPC middels aanpassing van artikel 26 lid 3. Op grond van dit artikel wordt de verplaatsing van de dienstwoningen verbonden aan een aantal voorwaarden.

h.          Het is niet de bedoeling om op deze plek een uitbreiding van de huidige voorzieningen te realiseren.

i.            Een dergelijke zekerheid is wel gegeven voor veld 9 door opname van het maximale be­bouwingspercentage. Dit geldt niet voor de bebouwing van de velden 5 en 7. In dit stadium van de planvorming is duidelijk af te leiden dat aan deze wens wel wordt voldaan. Het op­nemen van de door reclamant gewenste regeling in het bestemmingsplan betekent het op­nemen van een bebouwingspercentages van de diverse bouwlagen. Dit zou het bestem­mingsplan nodeloos onleesbaar maken. Bovendien komt de noodzakelijke globaliteit in gevaar.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

 

3.2.        Ir. J.L.H. Breen, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01 002728

3.2.1.            Duidelijkheid voor de burger

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat het bestemmingsplan ten behoeve van een dergelijke complexe ope­ratie als de inrichting het Zuidpoortgebied een duidelijk inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden dient te verschaffen richting de burger. Het ontwerpbestemmingsplan verschaft dit volgens re­clamant echter niet.

Het plan dat in de toekomst een juridische status zal moeten krijgen bevat nog te veel discus­siepunten in plaats van voldoende onderbouwde en gekwantificeerde formuleringen en richtlij­nen die de burger duidelijkheid en vertrouwen moeten bieden.

Reclamant is van mening dat het plan inhoudelijk nader uitgewerkt dient te worden alvorens het verder in de procedure kan.

 

Antwoord

Voor de delen van het plangebied van Zuidpoort die voor ontwikkeling in aanmerking komen, is gekozen voor de vorm van het globale eindplan. De overige gebieden zijn gedetailleerd be­stemd. Het bestemmingplan heeft daar een beheers- en consolidatiefunctie.

Op basis van een globaal eindplan kan de bouwvergunning worden verleend zonder dat nog een besluit op basis van artikel 11 dan wel artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vereist is. De opgave bij deze planvorm is om een evenwicht te vinden tussen enerzijds de ge­wenste flexibiliteit en anderzijds de vereiste rechtszekerheid. De plankaart geeft in combinatie met de voorschriften duidelijk aan voor welke functies de gronden mogen worden gebruikt met de daarbijbehorende bouwmogelijkheden.

Een aanvaardbare mate van flexibiliteit is daarbij ingebouwd. Dit heeft tot gevolg dat de exacte locatie en maten van de op te richten bebouwing niet is vastgelegd. Dit is ook niet wenselijk omdat het hier om de ontwikkelingsfunctie gaat. Bij het toekennen van de functies met de bijbe­horende bouwmogelijkheden is uiteraard rekening gehouden met de eis van rechtszekerheid. Dit heeft ertoe geleid dat voor de toegelaten functies specifieke bepalingen zijn opgenomen. Zo is bijvoorbeeld de minimale en maximale omvang voor parkeerplaatsen vastgelegd en is de ho­reca in omvang beperkt. Dat is ook gebeurd met betrekking tot detailhandel en dienstverlening door deze functie alleen op de eerste twee bouwlagen toe te staan.

Bij het toekennen van de bouwmogelijkheden is rekening gehouden met de bestaande situatie. Dat wil niet zeggen dat dit geen verslechtering in de ruimtelijke situatie kan betekenen. Waar dit het geval is heeft het belang van de ontwikkeling van Zuidpoort zwaarder gewogen dat het be­lang van het behoud van de bestaande situatie.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.2.2.            Stedebouwkundige visie

Samenvatting

Naar de mening van reclamant mag worden verwacht dat de gemeente zelf het voortouw zou nemen ten aanzien van de stedelijke kwaliteit van het Zuidpoortgebied in relatie tot de histori­sche binnenstad. Reclamant geeft aan dat de op grote schaal levende gedachte dat het plan te grootschalig - en qua beleving te benauwd - zal worden, in het ontwerpbestemmingsplan niet overtuigend wordt weerlegd of genuanceerd. Een duidelijk stedebouwkundige visie ontbreekt. De verwachting bestaat namelijk dat de in het bestemmingsplan geboden bouwhoogtes volledig zullen worden benut en dat dit zal leiden tot een veel te massale bebouwing in relatie tot de re­latief zeer kleinschalige binnenstad. Dit schaalprobleem wordt onder andere duidelijk in de be­bouwing op de velden 5 en 7. Hier zal de bebouwing de hoogte van de toneeltoren op veel plaatsen evenaren en zelfs overtreffen. De bouwhoogten zijn veel te ruim en dienen te worden teruggebracht.

Ook in veld 10 worden te ruime bebouwingsmogelijkheden geboden waardoor een relatief groot bouwblok een te groot contrast vormt met de omgeving. Het zicht op Delft wordt ontnomen. De strook langs de Zuidergracht bezit de potentie om een aantrekkelijk groengebied te worden met een villa-achtige stedelijke bebouwing. Ook hier worden bouwvolumes gepresenteerd waaraan een onduidelijke visie ten grondslag ligt. Naar de mening van reclamant zijn veld 9 en 10 nog te weinig uitgewerkt om ze op te kunnen nemen in het bestemmingsplan.

In veld 2 is een gesloten bouwblok op de plaats, echter de voorgestelde volumeopbouw con­flicteert door gebrek aan onderlinge samenhang en een te groot schaalcontrast met de omlig­gende bebouwing.

 

Antwoord

Waar de zienswijze zich richt op het ontbreken van een duidelijke stedebouwkundige visie op het plangebied, is de zienswijze overgenomen door aanpassing van hoofdstuk 4 van de toelich­ting op het bestemmingsplan. Voorts heeft de zienswijze mede geleid tot het terugbrengen van de bouwhoogte van veld 2 tot 15 meter waardoor een betere aansluiting met de omgeving ge­waarborgd wordt. Gelet op alle bepalingen die op plankaart en voorschriften voor de bebouwing van veld 9 zijn opgenomen, deelt de gemeenteraad niet de stelling van reclamant dat dit veld onvoldoende is uitgewerkt. Dit geldt in iets mindere mate voor veld 10. Omdat deze velden on­losmakelijk verbonden zijn aan de herontwikkeling van het Zuidpoortgebied, dienen de velden ook in het bestemmingsplan voor dit gebied te worden meegenomen.

De toneeltoren wordt binnen het plangebied niet gezien als een stedebouwkundig element en heeft geen rol gespeeld in het bepalen van de bouwhoogte in het Zuidpoortgebied. De hoogte van de bestaande bebouwing, zoals het studentenhotel, het woongebouw aan de Zusterlaan alsmede het Museumhof, zijn richtinggevend geweest voor de hoogte van de nieuwbouw in het plangebied.

Voor het overige antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen al­gemeen.

 

Conclusie

Mede naar aanleiding van deze zienswijze is paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestem­mingsplan aangepast en is de maximale bouwhoogte voor veld 2 teruggebracht naar 15 meter. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.2.3.            Horeca

Samenvatting

Reclamant is van mening dat de motivering met betrekking tot de omvang van de horeca en de locatie waar deze zich mag vestigen niet voldoende is. Het horecabeleid is nog niet uitgekristal­liseerd. Reclamant pleit ervoor het horecabeleid uit het bestemmingsplan te schrappen en dat dit in een aparte beleidsnotitie inzake horeca moet worden uitgewerkt.

Reclamant is van mening dat onvoldoende gemotiveerd nachthoreca (categorie 2) in de vorm van een discotheek en een bioscoop in het bestemmingsplan is opgenomen. Er wordt een nieuw uitgaansgebied gecreëerd dat ongewenst zal concurreren met bestaande voorzieningen. Er wordt door de opname van genoemde functies een onacceptabele overlast gevreesd (door bezoekers en hun voertuigen) en een aantasting van de leefkwaliteit en sociale veiligheid.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.7 en 2.8 van hoofdstuk 2 Zienswijzen algemeen.

Het ruimtelijk regelen van horecabeleid is juridisch voorbehouden aan het bestemmingsplan. Daar het horecabeleid in Delft ook een ruimtelijke component heeft, is het niet mogelijk het ho­recabeleid volledig te schrappen in het bestemmingsplan en onder te brengen in een aparte beleidsnota, als voorgesteld door reclamant.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.2.4.            Profielen

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat door de hoge bebouwing het straatprofiel in verhouding te smal is. Dit leidt tot een benauwende ruimte-ervaring en gebrek aan overzicht.

Reclamant verwijst naar de zienswijze van Belangenvereniging Zuidpoort waarin wordt gesteld dat profielen voor de volledigheid moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen en de beantwoording van zienswijze 3.1.10.

 

Conclusie

Artikel 20 van de voorschriften is aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoet­gekomen.

 

3.2.5.            Maat winkelplein

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat het winkelplein ruimtelijk zal worden opgedeeld door het beoogde pa­viljoen. Daarnaast zijn de toegangswegen te smal bemeten waardoor de sociale veiligheid niet kan worden gewaarborgd. Reclamant verzoekt om een heroverweging van de afmetingen, toe­gangen en inrichting van het cultuurplein en het winkelplein, alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.8 van hoofdstuk 2 Ziens­wijzen algemeen en antwoord 3.1.6 van de individuele zienswijzen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.2.6.            Overlast avondhoreca

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de gemeente niet voldoende heeft onderzocht wat de gevolgen zijn ten aanzien van de geluidsoverlast voor bewoners van de toename van avondhoreca in woon­gebieden. Daarnaast wordt niet gemotiveerd op welke manier de overlast zal worden tegenge­gaan.

Reclamant geeft aan dat de toename van horeca tevens de sociale veiligheid negatief beïn­vloed. Met name de uitgang van de parkeergarage en het winkelgebied verhouden zich in dit opzicht slecht met nachthoreca.

Reclamant geeft aan dat iedere vorm van avondhoreca uit het plangebied van Zuidpoort moet worden geweerd.

 

Antwoord

Het geluid dat in de horecavoorzieningen zelf wordt voortgebracht, wordt gereguleerd middels milieuvergunningen. De gemeente Delft kent een stringent milieuhandhavingsbeleid. De ge­luidsproductie van de horeca-inrichtingen zelf zal geen overlast met zich meebrengen. Buiten de horeca-inrichting zullen bezoekers van die inrichtingen wel een toename van geluid met zich meebrengen. Toezicht op de openbare orde moet voorkomen dat dit een onaanvaardbaar ni­veau bereikt.

Toename van horeca brengt een toename van bezoekers met zich mee. Aanwezigheid van mensen betekent een vergroting van sociale controle in het uitgaansgebied. Anders dan recla­mant verondersteld, is de gemeenteraad van mening dat daarmee het gevoel van sociale vei­ligheid niet negatief maar positief wordt beïnvloed, hoewel nooit voorkomen zal kunnen worden dat sommige bezoekers zich zullen misdragen. Aan het cultuurplein is een toegang tot de par­keergarage gelegen. Het ligt voor de hand dat bezoekers van de horecagelegenheden in de avond- en nachturen van deze toegang gebruik zullen maken. De toegang tot de parkeerga­rage, gelegen aan het winkelplein, zal voornamelijk door het winkelend publiek worden gebruikt. De stelling van reclamant dat de uitgang van de parkeergarage en het winkelplein zich slecht verhoudt tot de nachthoreca, wordt op grond van het bovenstaande niet gedeeld.

Voor het overige antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijze al­gemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 


3.3.        M.H.A. Eygenhuysen namens bewoners Zuiderstraat 124 t/m 144, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01 002759

3.3.1.            Rechtszekerheid

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat het huidige ontwerp door de flexibiliteit te veel onzekerheden biedt met betrekking tot de mogelijke invulling van het bouwontwerp.

Reclamant verzoekt de gemeente meer duidelijkheid te verschaffen ten aanzien van de bouw­hoogte en de afstand van nieuwbouw tot bestaande bebouwing. Reclamant geeft aan dat rechtszekerheid moet worden gewaarborgd door zowel de gemeente Delft als de projectontwik­kelaar MAB.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen en het antwoord op zienswijze 3.1.10.

 

Conclusie

De aanbouw aan het Hoogovenpand wordt gedetailleerd op de plankaart aangegeven. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.3.2.            Bouwhoogte

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de bouwhoogten teveel afwijken van de bestaande bouwhoogten van de oude binnenstad en de bebouwing van de velden 5, 7 en 9. Het heeft volgens reclamant de voorkeur de bouwhoogten te relateren aan de bestaande bebouwing. De argumentatie met "jaarringen" en "korrelgrootte" wordt verkeerd gebruikt.

Bij goedkeuring van het bouwontwerp van de toneeltoren heeft de gemeente overigens de toe­zegging gedaan dat de hoogte niet als uitgangspunt zou dienen voor toekomstige bebouwing.

Het karakteristieke zicht op Delft zal verdwijnen.

 

Antwoord

Voor het bepalen van de bouwhoogte van het Zuidpoortgebied is de toneeltoren van het theater niet het uitgangspunt geweest. Dat is met name de bestaande bebouwing, zoals van het stu­dentenhotel en woongebouw aan de Zusterlaan-Torenstraat, beiden 18 meter hoog en het Mu­seumhof met een hoogte van 18 tot 20 meter, geweest. Dit is conform de zienswijze van recla­mant. Voor de gebruikte argumentatie van de jaarringen en korrelgrootte wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen, waarin de gemeente onder andere de argumentatie van de begrippen nader uitwerkt. Karakteristiek in het zicht op Delft zijn de torens van de Nieuwe Kerk en de Maria van Jesse kerk. In het zicht op Delft vanuit diverse gezichts­punten blijven deze torens aanwezig. In die zin zal het karakteristieke zicht op Delft niet ver­dwijnen. Realisatie van de herontwikkelingsplannen van het Zuidpoortgebied zal wel leiden tot verandering van dit zicht. Belangen, gemoeid met de realisatie van de herontwikkeling van het Zuidpoortgebied, wegen voor het gemeentebestuur zwaarder dat het belang van het intact hou­den van het bestaande zicht op Delft.

 

Conclusie

Paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan is aangepast omdat de argumentatie in de eerdere versie blijkens de ingediende zienswijze soms niet helder was. Aan deze ziens­wijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.3.3.            Bebouwingshoogte

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat er telkens andere argumenten worden gehanteerd voor bebouwings­hoogten. In het ene geval is dat de goothoogte van een monument, in het andere geval prevale­ren economische aspecten. Reclamant is van mening dat door de ontwerpers willekeur moet worden vermeden.

 

Antwoord

In het bestemmingsplan wordt gewerkt met twee methodieken om de maximale bouwhoogte aan te geven. De eerste is de goothoogte waarboven een kap is toegestaan. Die methodiek is gebruikt voor bestaande bebouwing omdat zo de bestaande bebouwing beter kan worden ge­regeld en die regeling ook beter aansluit bij bestaande regelgeving voor bebouwde plangebie­den. De tweede methodiek is het gebruik van het begrip maximale bouwhoogte waarboven geen kap is toegestaan. Die methode is gebruikt voor de nieuwe bebouwing. Op grond van het bovenstaande is de gemeenteraad van mening dat geen sprake is van willekeur. Voor het ove­rige antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.3.4.            Bezonning

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de thans beoogde bouwhoogten in sterke mate het uitzicht en de be­zonning van aangrenzende woonblokken belemmeren. In sommige gevallen kan dit ertoe leiden dat de woningen niet meer aan gestelde eisen voldoen. Reclamant verzoekt de gemeente hier bij de verdere planvorming rekening mee te houden.

 

Antwoord

De thans beoogde bouwhoogten zullen ontegenzeglijk invloed hebben op het uitzicht van be­woners van de Zuiderstraat. Reclamanten kijken nu op een braakliggend terrein dat tijdelijk in gebruik is ten behoeve van parkeren. Dit zicht zal voor sommige bewoners wijzigen in het zicht op het cultuurplein maar voor enkele bewoners zal het zicht overwegend bestaan op de uitbouw aan het Hoogovenpand.

De zienswijze heeft geleid tot nadere detaillering van de aanbouw in het bestemmingsplan. Voor de derde bouwlaag van de aanbouw die gesitueerd is tegenover de woningen van voor­noemde bewoners, dient een minimum afstand in acht te worden genomen van 7 meter.

Met betrekking tot het verminderen van de bezonning is het volgende overwogen.

-             Voor het gehele plangebied zijn bezonningsdiagrammen gemaakt waarbij de maximale be­bouwingsmogelijkheden van het bestemmingsplan Zuidpoort in combinatie met bestaande bebouwing zijn vergeleken met de maximale bebouwingsmogelijkheden als opgenomen in het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste" in combinatie met de bestaande bebou­wing.

-             Voor de woningen Zuiderstraat 124 t/m 144 -  voorzover ze gelegen zijn op de bovenste bouwlaag - zal in de zomermaanden de bezonning niet wijzigen naar aanleiding van de maximale bebouwingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan Zuidpoort. In de winter­maanden, met name in december, zullen de woningen als gevolg van de maximale be­bouwingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan in de schaduw komen te liggen.

-             In het voor- en najaar zal dat slechts in de vroege ochtenduren rond 09.00 uur gebeuren.

Bovengenoemde bevindingen hebben geleid tot aanpassing van de regeling van de aanbouw in het bestemmingsplan en zullen voorts als aandachtspunten worden meegenomen in de verdere uitwerking van dit bouwdeel. In ieder geval zal de realisering van de aanbouw altijd aan de eisen van het Bouwbesluit en de Bouwverordening met betrekking tot de toetreding van licht en lucht moeten voldoen.

 

Conclusie

De aanbouw van het Hoogovenpand zal gedetailleerd in het bestemmingsplan worden opge­nomen. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.3.5.            Uitwerken architectuur

Samenvatting

Reclamant is van mening dat de gepresenteerde architectuur met strakke, hoge rechte gevels niet past bij de aangrenzende panden. Een speelsere invulling in aansluiting op de rijke variatie past beter in de binnenstad. Tevens sluit de architectuur van de velden 5 en 7 niet op elkaar aan waardoor een rommelig beeld ontstaat. In het antwoord op de eerdere zienswijze is aange­geven dat de architectuur nog nader wordt uitgewerkt in de bouwplannen. Gezien de reeds ver­regaande uitwerking dienen thans deze bedenkingen door de gemeente weggenomen te kun­nen worden.

 

Antwoord

Deze twee vragen hebben betrekking op de uitwerking en architectuur van het voorlopig ont­werp. Dit wordt niet in het bestemmingsplan geregeld.

Gebouwen die op een rooilijn liggen vormen een wand. Dit geldt voor bebouwing langs de grachten, voor bebouwing langs straten en stegen, langs de Westvest-Phoenixstraat en ook langs de Zuidwal-Ezelsveldlaan. Met name is bij de bebouwing langs de Zuidwal-Ezelsveldlaan heel veel aandacht besteed aan de opbouw van de straatwand. Door de gevel niet aaneenslui­tend dicht te bouwen, maar door het groeperen van de woningen op een doorgaande plint van twee winkellagen, ontstaat er een gevelwand met veel onderbrekingen. De associatie met een dichte stadsmuur is hiermee van de baan.

 

Voor het overige antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen al­gemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.3.6.            Speelruimte

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat thans voorgestelde bebouwing van veld 9 te massaal is en onvol­doende openbare (recreatie)ruimte voor bijvoorbeeld skaten, hockeyen en voetballen laat. Re­clamant vraagt de gemeente ruimte op te nemen ten behoeve van deze vormen van recreatie en ontspanning. Speelruimte is essentieel voor dit gedeelte van de binnenstad.

 

Antwoord

Het Zuidpoortgebied is een gebied dat aangewezen is als aanvulling op de bestaande binnen­stad. Voor binnensteden geldt een enorme diversiteit aan ruimteclaims. De claim voor openbaar groen en speelruimte is daar één van. Met de keuze voor invulling van het Zuidpoortgebied als deel van de binnenstad, heeft de gemeenteraad zich uitgesproken voor invulling met woningen en winkels. Deze vereisen een intensieve wijze van bebouwing. In het Zuidpoortgebied is met name veld 9 lange tijd een braakliggend terrein geweest. Het is een veel voorkomend verschijn­sel dat in binnensteden braakliggende terreinen gebruikt worden door spelende kinderen. Om­wonenden zijn gewend geraakt aan zeer riante speelmogelijkheid voor kinderen in dit deel van de Delftse binnenstad. Nu het gebied ontwikkeld wordt zal ook het braakliggende speelterrein bebouwd worden. De bestaande speelplaatsen, die ook zijn opgenomen in het Delftse Speel­plaatsenbeleid, blijven uiteraard bestaan. Ten behoeve van nieuwe bewoners is er ruimte voor groen en ruimte om te spelen in de hoven die gelegen zijn aan de verhoogde maaivelden van de bebouwing van de velden 5 en 7 en de binnenhoven van veld 9 en 10.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.3.7.            Bioscoop

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat het bioscoopcomplex op veld 5 niet past in de kleinschaligheid van het centrum. Het argument dat een groot complex met 5 zalen meer publiek trekt, gaat niet op. Het complex is namelijk niet significant groter dan Delfia met 4 zalen.

Daarnaast wordt met de geplande uitbreiding het aanbod te groot voor het verzorgingsgebied waardoor exploitatie van het complex bemoeilijkt wordt. Een kleine aanvulling op het bestaande aanbod voorziet beter in de behoefte, mede gezien de ontwikkeling van een aantal megabios­copen in omliggende steden zoals Rotterdam, Zoetermeer en Leidschenveen. Er moet voorko­men worden dat Delft met een onexploiteerbaar complex wordt opgescheept. Reclamant ver­zoekt de gemeente en MAB zorg te dragen voor een voor alle partijen aanvaardbare invulling, die qua continuïteit kan worden gegarandeerd.

Het belangrijke aandachtspunt van geluidsoverlast door bezoekers (met name bij late voorstel­lingen na middernacht) dient in de verdere planontwikkeling meegenomen te worden.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze 3.1.4.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.3.8.            Discotheek

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de geplande discotheek een verstorende werking op de overige func­tionaliteit van het cultuurplein heeft als gevolg van de openingstijden. Een discotheek geeft nu eenmaal meer overlast, mede door het late tijdstip van arriverende en vertrekkende bezoekers. Zolang de gemeente niet kan garanderen dat overlast wordt voorkomen en veiligheid van bur­gers wordt gewaarborgd, blijft reclamant van mening dat een discotheek niet in het dichtbe­woonde centrum thuis hoort. Reclamant verzoekt de gemeente de discotheek dan ook niet in het centrum te realiseren.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.3.9.            Winkelaanbod

Samenvatting

Reclamant is van mening dat de voorgestelde grote oppervlakte voor winkels kan leiden tot een minder divers winkelaanbod. Dit moet worden voorkomen. Reclamant verzoekt de gemeente het standpunt dat onderzoek anderszins aantoont, met feitenmateriaal te onderbouwen.

 

Antwoord

De stelling van reclamant dat er uitsluitend grote winkels komen is onjuist. Dat er behoefte is aan uitbreiding van detailhandel blijkt uit de gemeentelijke beleidsnota Kennis van Zaken, zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de toelichting.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.3.10.         Verkeershinder

Samenvatting

Reclamant verzoekt de gemeente middels een (verkeers)onderzoek aan te tonen dat de ge­plande ingang voor auto's van de parkeergarage niet leidt tot onoverkomelijke hinder en on­overzichtelijke en gevaarlijke situaties.

 

Antwoord

De parkeergarage zal maximaal 940 parkeerplaatsen gaan bevatten en zal toegankelijk zijn vanaf de Asvest. Vanaf de Asvest wordt de parkeergarage voor het autoverkeer ontsloten op de Zuidwal, waarbij dit verkeer zich zal verdelen richting de TU-wijk en richting het station en de Prinses Beatrixtunnel.

De huidige intensiteit van het verkeer op de Asvest bedraagt circa 500 motorvoertuigen/etmaal. Ten behoeve van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is door de gemeente onder­zocht hoeveel verkeer er van de Asvest gebruik zal maken na het gereedkomen van de Zuid­poortontwikkeling en dus ook na realisering van de parkeergarage. Deze geprognosticeerde verkeersintensiteit is geraamd op 5.700 motorvoertuigen/etmaal, waarvan verondersteld kan worden dat circa 5.200 motorvoertuigen/etmaal van de parkeergarage gebruik zullen maken. Die veronderstelling is gebaseerd op gegevens van een parkeergarage van vergelijkbare omvang en in een vergelijkbare situatie in Leeuwarden. De huidige dimensionering van de Asvest is op een dergelijke verkeersintensiteit berekend en zal naar verwachting dan ook niet tot afwik­ke­lingsproblemen van het verkeer op de Asvest leiden.

Bovendien zal in het ontwerp van de parkeergarage aandacht worden besteed aan de ver­keersafwikkeling, door de lengte van de in- en uitritten af te stemmen op het verwachte ver­keersaanbod dat verwerkt moet worden om ongewenste stagnatie van het verkeer voor de in- en uitgang van de parkeergarage te voorkomen. Verder zal de ter plaatse aanwezige verkeers­lichtenregeling worden aangepast aan het gewijzigde verkeersaanbod

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.3.11.         Fietsers

Samenvatting

Reclamant is van mening dat de gemeente niet in staat is gebleken de constante stroom fiet­sers vanuit de TU-wijk naar de binnenstad over de daarvoor bestemde routes af te wikkelen. De in het ontwerpplan beoogde oostwestverbinding biedt geen oplossing voor de hinderende fiets­stroom van zuid naar noord. Reclamant verzoekt de gemeente een afdoende oplossing in het bestemmingsplan op te nemen.

 

Antwoord

Vanuit de TUD is er een fietsroute via de Michiel De Ruyterweg naar de binnenstad. Daarbij kunnen fietsers gebruikmaken van de route via de Kanaalweg en de Hambrug naar de binnen­stad. Deze beschreven routes zijn routes die deel uitmaken van het fietsroutenetwerk van de gemeente Delft. Aansluitend op deze routes kunnen fietsers hun route vervolgen naar de bin­nenstad. De oostwestverbinding is een nieuwe route die is toegevoegd aan het netwerk.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.3.12.         Sociale veiligheid

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de beoogde ingang naar de parkeergarage voor de bewoners van het Hoogovenpand en Haakpand te ver van de woningen is gepland. Door de nauwe doorgang naar het cultuurplein ontstaan er tussen het paviljoen en de entree naar de woningen boven het Hoogovenpand meerdere plekken waar sociaal toezicht onvoldoende zal zijn om een veilige omgeving te garanderen. Een bredere doorgang kan volgens reclamant het probleem voor een groot gedeelte voorkomen.

 

Antwoord

De situering van de in- en uitgang voor voetgangers van de garage op het winkelplein is gewij­zigd ten opzichte van het voorlopig ontwerp. In de doorgang tussen het winkelplein en het cul­tuurplein is ook een in- en uitgang voor voetgangers van de parkeergarage gesitueerd. Deze in- en uitgang ligt schuin tegenover de entree van de woningen in het Hoogovenpand. De bewo­ners van het Hoogovenpand zullen met name van deze in- en uitgang gebruik gaan maken. Met betrekking tot het sociale toezicht wordt opgemerkt dat het winkelplein volledig in het zicht ligt van de woningen aan het plein (zie ook beantwoording zienswijze 3.1.6). Op de doorgang tus­sen het cultuurplein en het winkelplein is zicht vanuit de foyer van de bioscoop en de horeca­gelegenheid in de aanbouw van het Hoogovenpand. De situering van de in- en uitgang van de garage brengt ook een toename van publiek en daarmee een toename van sociale controle met zich mee. Gelet op het voornoemde is de gemeenteraad van oordeel dat verbreding van de doorsteek niet nodig om de sociaal veilige omgeving ter plaatse te kunnen garanderen. Overi­gens wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen alge­meen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.3.13.         Fietsenstallingen

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat het lukraak stallen van fietsen in de binnenstad een groot probleem is. Ervaring leert dat dit niet moeilijk te bestrijden is. In de thans geplande doorsteek naar het cul­tuurplein leidt dit onherroepelijk tot chaos. Door het geplande bioscoopcomplex verder van het Hoogovenpand te plaatsen, zal dit probleem minder impact hebben op de omgeving. Reclamant verzoekt de gemeente tevens de fietsenstallingen nabij culturele etablissementen tot laat open te houden met daarbij de toezegging van strengere handhaving van het fietsparkeerbeleid.

 

Antwoord

Op sommige plaatsen in de binnenstad is het stallen van fietsen een probleem. Dit probleem kan aangepakt worden door het aanbieden van stallingsmogelijkheden voor fietsen. In het Zuidpoortgebied zullen stallingsmogelijkheden in de openbare ruimte en waarschijnlijk twee overdekte stallingsplaatsen worden gerealiseerd. De locaties van de stallingen in de openbare ruimte zijn nog niet bekend. De grootste overdekte stalling wordt gesitueerd in de directe omge­ving van het cultuurplein. Een tweede overdekte stalling is gepland aan de westzijde van veld 7 (de zijde van de Kruisstraat). In het totaal zullen de voorzieningen meer dan 500 fietsen kunnen bergen, waarvan de meerderheid overdekt zal zijn. De niet overdekte voorzieningen zijn dag en nacht open. Anders dan reclamant, is de gemeenteraad niet van mening dat het stallen van fietsen een dermate groot probleem is dat daar een beleidsnota voor zou moeten worden opge­steld die voorts gehandhaafd zou moeten worden. Het door reclamant gesignaleerde probleem wordt wel onderschreven maar op een andere wijze opgelost dan voorgesteld door reclamant.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.3.14.         Geluidsoverlast

Samenvatting

Reclamant is van mening dat de strakke massale bouw leidt tot overlast van geluid dat geen kant op kan. Wanneer de bebouwing iets speelser en minder hoog wordt gepland zal dit een vermindering van de geluidsoverlast tot gevolg hebben.

 

Antwoord

Op de velden 5, 7 en 10 wordt de bouw van nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Voor deze nieuwe woningen heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden naar de geluidsbelasting die op­treedt op de verschillende bouwhoogtes. De toekomstige bebouwing op deze velden is hierbij als bouwmassa in het akoestisch rekenmodel opgenomen. Ook heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden voor de bestaande woningen naar de akoestische gevolgen van een (even­tuele) reconstructie van de Ezelsveldlaan, de Zuidwal en de Michiel de Ruyterweg voor deze woningen. Dit akoestisch onderzoek is neergelegd in de rapportage "Akoestisch onderzoek re­constructie Zuidpoortgebied te Delft" (rapportnummer 981337-2, mei 2000). Het akoestisch on­derzoek heeft plaatsgevonden conform de Standaard Rekenmethode II van het "Reken- en Meetvoorschrift wegverkeerslawaai" als bedoeld in artikel 102 eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder. In deze rekenmethode wordt expliciet rekening gehouden met de invloed van re­flectie van geluid op tegenoverliggende bebouwing op het invallende geluid op de gevels van de bestaande woningen en de nieuwe woningbouwmassa's die in het akoestisch onderzoek zijn betrokken. De berekende geluidsbelastingen voldoen aan de normen van de Wet geluidhinder. Een hogere geluidsbelasting dan de berekende geluidsbelastingen aan de gevels van zowel de nieuwe als de bestaande woningen in het plangebied ten gevolge van het wegverkeer op de betreffende wegen of ten gevolge van de hoogte van de nieuwe bebouwing op de velden 5, 7 en 10, zal dan ook niet aan de orde zijn. Er is dus voor wat betreft de berekende optredende geluidsbelasting aan de gevels van deze woningen geen reden om de bouwhoogte en/of de bouwvorm aan te passen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.3.15.         Lichtinval en bioscoop

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de bouwhoogte van de bioscoop (22 meter) een nadelige invloed zal hebben op lichtinval van de woningen in het Hoogovencomplex waardoor gedurende een groot deel van het jaar de minimumeis van belichting niet wordt gehaald. Bij de opstelling van het ontwerpplan is geen onderzoek met betrekking tot dit aspect gedaan. Reclamant verzoekt de gemeente een onderzoek te doen naar lichtinval van de woningen in en rond veld 5 en aan de hand hiervan een goede onderbouwing in het plan op te nemen.

 

Antwoord

Reclamant geeft in zijn zienswijze niet aan wat hij meent dat verstaan moet worden onder de minimumeis voor lichtinval. Nu reclamant deze zienswijze niet nader heeft onderbouwd kan geen specifiek antwoord op deze zienswijze worden gegeven. Wel is het zo dat altijd aan de eisen van het Bouwbesluit en de Bouwverordening met betrekking tot lichtinval zal moeten wor­den voldaan. Dat zal voor de woningen in het Hoogovencomplex ook worden getoetst.

Voor het overige antwoord wordt verwezen naar het antwoord onder 3.3.4.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.3.16.         Lichtinval en uitbouw

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de bouwhoogte van de uitbouw voor de geplande bibliotheek een zeer nadelige invloed heeft op de lichtinval voor een aantal woningen in het Hoogovenpand als ge­volg van de minimale afstand tot de woningen. Het bestemmingsplan geeft geen duidelijk in­zicht in de mogelijke consequenties. Reclamant vraagt de gemeente bij de verdere uitwerking van de plannen rekening te houden met het woongenot van de bewoners.

 

Antwoord

Deze zienswijze wordt deels overgenomen in het bestemmingsplan. Op de plankaart zal op circa 7 meter van de woningen op de vierde bouwlaag van het Hoogovenpand een bebou­wingslijn worden opgenomen waarbinnen de maximale bouwhoogte 12 meter bedraagt. De bouwhoogte van het gedeelte van de aanbouw aan het Hoogovenpand dat gesitueerd is aan het cultuurplein, wordt gewijzigd van 16 meter naar 12 meter met een mogelijkheid om 50% van het te bebouwen oppervlak een bouwhoogte te realiseren van maximaal 16 meter.

Voor het overige wordt verwezen naar het antwoord onder zienswijze 3.3.15.

 

Conclusie

De aanbouw aan het Hoogovenpand wordt gedetailleerder in het bestemmingsplan opgeno­men. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.3.17.         Uitzicht

Samenvatting

Reclamant is van mening dat de 13 tot 25 meter hoge effen rode bakstenen muur van de bios­coop op een afstand van 11,5 meter afstand een volstrekt onacceptabel uitzicht voor omwo­nenden biedt. In het geval van een eventuele uitbouw wordt de afstand nog verkleind tot 5 à 6 meter. Indien er in dit object ramen worden gerealiseerd aan de kant van het Hoogovenpand, heeft dit verstrekkende negatieve gevolgen ten aanzien van de privacy van bewoners.

 

Antwoord

Anders dan reclamant veronderstelt, varieert de afstand tussen de woningen en de bioscoop tussen de 16 en 22 meter. Voor een binnenstedelijk situatie kan dit als een gangbare tot ruime afstand worden beschouwd. Voor de motivering wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofd­stuk 2, Zienswijze algemeen.

Bij de uitwerking van de aanbouw zal ten aanzien van de plaatsing van ramen rekening worden gehouden met de privacy van de bewoners van het Hoogovenpand.


Conclusie

De aanbouw wordt gedetailleerd op de plankaart aangegeven om zo een vrije ruimte van 7 meter te kunnen garanderen voor de bewoners van de vierde bouwlaag van het Hoogoven­pand. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.3.18.         Wildplassen

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat er extra aandacht dient te worden besteed aan het voorkomen van de overlast door wildplassen in veld 5 in het bijzonder (bij eventuele nieuwe plannen) voor de in­gang van het Hoogovenpand.

 

Antwoord

Wildplassen is een vorm van overlast en een kwestie van openbare orde en is in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 


3.4.        A. Hajos en H.M. Kosijungan, ingekomen 31 januari 2001,
reg. nr. 01 002762

3.4.1.            Stedebouwkundige visie

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat op belangrijke punten het plan niet voldoende is doordacht. De orthogonale structuur bestaat uit noordzuidgeoriënteerde hoofdlijnen verbonden door oost­westlopende straten. Om die reden kan tot een betere invulling worden gekomen en hoeft de rooilijn van veld 9 niet in het verlengde van de velden 5 en 7 te worden aangelegd zodat er ruimte kan worden geschapen ten behoeve van een betere verkeersafwikkeling.

 

Antwoord

In het zuidelijk deel van de binnenstad is de oostwestrichting de hoofdrichting. Dit wordt zo be­paald door de in oostwestrichtinglopende grachten Molslaan en Gasthuislaan. Dientengevolge moeten de rooilijnen van de velden 5, 7 en 9 in elkaars verlengde liggen.

Bij de stedebouwkundige invulling van het Zuidpoortgebied is de stedebouwkundige gewenste hoofdstructuur richtinggevend.

De verkeersafwikkeling is waar mogelijk aangepast aan de stedebouwkundige structuur. Indien binnen de stedebouwkundige hoofdstructuur ondergeschikte aanpassingen noodzakelijk waren ten behoeve van de verkeersafwikkeling, zijn deze doorgevoerd op een wijze als verwoord in paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. Naar deze paragraaf wordt voor nadere beantwoording verwezen.

 

Conclusie

Paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan wordt aangepast. Aan deze ziens­wijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.4.2.            Bouwmassa

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat de door de stedebouwkundige van de gemeente aangegeven bouwblokken met een dergelijke massaliteit en hoogte niet in Delft te vinden zijn. En indien het qua massa wel het geval is, is er sprake van meerdere naast elkaar gelegen gebouwen met verschillende functies. De jaarringenfilosofie kan in de ogen van reclamanten in dit geval moeilijk verdedigd worden.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1. van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan wordt aangepast. Aan deze ziens­wijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.4.3.            Visie op veld 9

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat de invulling in het bestemmingsplan van veld 9 gedragen wordt door de functie (zorgcentrum) en niet door een stedebouwkundige visie.

 

Antwoord

De invulling van veld 9 is ingegeven door de stedebouwkundige visie op dit gebied zoals ver­woord in de paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. Deze visie is ver­taald in het bestemmingsplan. Het verbinden van de bouwblokken middels loopbruggen is wel ingegeven door de invulling van het veld met een zorgcentrum. Op die wijze kunnen de diverse delen van het zorgcentrum met elkaar worden verbonden. De loopbruggen vormen een onder­geschikt onderdeel van het voorschrift in het bestemmingsplan dat de bebouwing van dit veld regelt.

Op grond van het bovenstaande deelt de gemeenteraad de visie van reclamant op de invulling van veld 9 niet.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.4.4.            Rooilijn Veld 7/Dienstwoningen

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat handhaving van de rooilijn van veld 7 tegenover veld 10 ver­keerstechnische problemen oplevert. Het terugleggen van de rooilijn voorkomt dit en daarbij hoeven de dienstwoningen niet verplaatst te worden. Dit zou overigens in overeenstemming zijn met de pogingen van de gemeente Delft om de dienstwoningen op de monumentenlijst te krij­gen.

 

Antwoord

Verwezen wordt naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en antwoord 3.4.1 van de zienswijzen individueel.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.4.5.            Sociale veiligheid

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat het aspect sociale veiligheid met betrekking tot de vestiging van een discotheek niet voldoende is onderbouwd.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.5 en 2.8 van Hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.4.6.            Verwijzing zienswijze

Samenvatting

Reclamanten verwijzen voor de zienswijzen ten aanzien van de velden 5, 7, 2 en 10 naar de zienswijze zoals geformuleerd door de Belangenvereniging Zuidpoort.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen het antwoord op de zienswijze 3.1 van Belangenvereniging Zuidpoort en het antwoord op zienswijze 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

De bouwhoogte van veld 2 is aangepast en voorts heeft de zienswijze geleid tot aanpassing van paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan. Aan deze zienswijze wordt ge­deeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.4.7.            Veld 12

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat zij hun appartement op de begane grond in de Museumhof in 1993 hebben gekocht op basis van de toen vigerende bestemmingsplannen, waarin veld 12 een maximale bouwhoogte van 5,5 meter kent, en konden onmogelijk een dergelijke herziening van het bestemmingsplan voorzien.

Door de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt kunnen reclamanten worden geschaad in hun uitzicht en privacy. Naar aanleiding van het antwoord op de eerder ingediende zienswijze merken reclamanten op dat het hen niet gaat om het aantal parkeerplaatsen, maar dat ze er op grond van het vigerende plan en de gemaakte afspraken in de bouwvergunning vanuit mochten gaan dat er een parkeerterrein werd gerealiseerd met een maximale hoogte van 5,5 meter en daarmee een vrij uitzicht. Dat de projectontwikkelaar het terrein privé heeft aangekocht en de gemeente de projectontwikkelaar de mogelijkheid geeft tot 15 meter hoog te bouwen, mag niet in het nadeel zijn van reclamanten. Daarbij maken zij bezwaar tegen het verbreken van de communicatie met de bewoners door de gemeente. Reclamanten geven aan dat wanneer zij in hun belangen worden geschaad, een planschadevergoeding zullen claimen en daarnaast een vergoeding voor de kosten van deskundige bijstand ter bepaling van de hoogte ervan.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.3. en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.4.8.            Veld 9

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat zij door de bouwhoogte van 18 en gedeeltelijk 15 meter ter plaatse van veld 9 in hun belangen worden geschaad ten aanzien van het uitzicht, lichttoetre­ding en privacy. Zij geven tevens aan dat tot vorig jaar geen sprake was van een dergelijke hoge bebouwing op veld 9 en er dus op mochten vertrouwen dat dergelijke hoge bebouwing niet op dit veld zou komen. Daarbij geven reclamanten aan dat het straatprofiel met een breedte van 14 meter te smal is en dat het insnoeren van de gevel vanaf een hoogte van 5,50 m voor hen geen gevolgen heeft vanwege het wonen op de begane grond. Van het doorzicht kan slechts een drietal bewoners profiteren.

 

Antwoord

Vorig jaar - maar ook tijdens de aankoop van het appartement van reclamant - gold voor het Zuidpoortgebied, waaronder veld 12, een voorbereidingsbesluit. Met dit voorbereidingsbesluit heeft de gemeenteraad aangegeven dat zij voornemens is een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied in procedure te brengen in verband met de geplande ontwikkelingen in het ge­bied. Zolang het nieuwe bestemmingsplan niet vigeert, kunnen reclamanten nooit volledig zeker zijn over de toekomstige ontwikkelingen. Immers, het plan is nog in ontwikkeling en nog onder­werp van overleg en inspraak. Onjuist is de stelling van reclamanten dat zij er op mochten ver­trouwen dat veld 9 niet hoog zou worden bebouwd. De gemeenteraad laat het algemeen be­lang, gediend met de voorgestelde ontwikkeling van het Zuidpoortgebied, prevaleren boven het belang van individuele bewoners voorzover zij menen dat hun uitzicht, daglichttoetreding en pri­vacy alleen in negatieve zin door de ontwikkeling van veld 9 worden beïnvloed. Voor het ove­rige antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.6. van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.4.9.            Architectuur

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat het vastleggen van beperkingen (zoals U-vormige bouwblok­ken met de dichte zijde naar de Museumhof, de insnoering van de gevel op 5,5 meter) voor een groot deel de architectuur bepaalt en weinig ruimte laat voor fraaiere vormgeving.

 

Antwoord

Deze visie wordt niet gedeeld. Met de nadere detaillering zoals opgenomen in artikel 10 lid 4 en artikel 28 van het bestemmingsplan (waaronder de U-vorm), zal de nieuwe bebouwing in massa aansluiten op de omgeving. Nadere uitwerking op het gebied van architectuur zal door de op­genomen richtlijnen niet belemmerd worden.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.4.10.         Monumentale status Museumhof

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat het Museumhof geheel aan het oog onttrokken wordt, wat geen recht doet aan de monumentale status ervan.

 

Antwoord

Het Museumhof zal in de toekomst opgenomen zijn in de bouwmassa zoals alle gebouwen in de binnenstad. Ten aanzien van de zichtbaarheid van het gebouwencomplex blijft door het la­ger maken van de omliggende nieuwbouw met 3 meter, het Museumhof vanaf de Oostpoort in het stadssilhouet zichtbaar.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.4.11.         Plintfuncties

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat door een plintfunctie met bedrijfjes (waaronder kenniscentra) en winkels en daarboven een zorgcentrum, het straatbeeld van de Ezelsveldlaan nauwelijks wordt verlevendigd. Verwacht wordt dat dit namelijk voorzieningen worden die zijn gericht op het daarboven gelegen zorgcentrum. Reclamanten vragen zich overigens af wat onder kennis­centra wordt verstaan.

 

Antwoord

Het opnemen van een plintfunctie met bedrijfjes in de bouwblokken van veld 9 biedt de moge­lijkheid voor vestiging van kleinschalige kantoren en bedrijven. Omdat deze functie als zelfstan­dige functie is opgenomen, is de mogelijkheid gecreëerd dat een ieder van de functie gebruik kan maken, ook in het geval dat er een zorgcentrum wordt gerealiseerd. Die kleinschalige be­drijvigheid verhoogt de levendigheid van de Ezelsveldlaan.

Onder kenniscentra worden bedrijven verstaan met relatief veel hoogopgeleid personeel en/of die met name activiteiten ontplooien op het gebied van development en research.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.4.12.         Openbaar groen

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat een publieke verblijfsruimte in het complex tegenover het Mu­seumhof in de praktijk alleen toegankelijk zal zijn voor bezoekers en bewoners van het complex en andere omwonenden dus geen gebruik kunnen maken van het groen aldaar.

 

Antwoord

Reclamanten bedoelen hiermee waarschijnlijk de hoven die binnen de bebouwing zal ontstaan. Afhankelijk van de concrete invulling zullen die hoven privé of semi-privé zijn.

Indien de hoven een semi-privé karakter krijgen zullen ook anderen dan bewoners van de groenvoorziening gebruik kunnen maken.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.4.13.         Monumentale status Brugwachterwoningen

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat ontwikkeling van veld 12 volgens het ontwerpbestemmings­plan de brugwachterwoningen in het niet vallen en afbreuk wordt gedaan aan de monumentale status.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en het antwoord op zienswijze 3.7.3.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.4.14.         Vrijstellingsbevoegdheden

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat het bestemmingsplan de gemeente te veel vrijstellingsbe­voegdheden geeft.

 

Antwoord

In het bestemmingsplan is spaarzaam omgegaan met het opnemen van de mogelijkheden tot vrijstelling. Artikel 25 en artikel 32 bevatten een vrijstellingsbevoegdheid voor geringe afwijkin­gen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 


3.5.        Drs R.D.T Blomsma, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01 002730

3.5.1.            Hoogte aanbouw

Samenvatting

Reclamant verzoekt de gemeente zekerheid te verschaffen over de maximale hoogte van de aanbouw aan het Hoogovenpand. Deze is in het ontwerp namelijk nog steeds 1 bouwlaag ho­ger dan de rest van het pand.

 

Antwoord

Voor beantwoording van de zienswijze wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.3.16.

 

Conclusie

De aanbouw wordt gedetailleerd opgenomen in het bestemmingsplan. Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.

 

3.5.2.            Ramen aanbouw

Samenvatting

Reclamant vraagt de gemeente nogmaals te garanderen dat in het ontwerp van de aanbouw aan de bibliotheek de ramen niet recht tegenover de woningen in het Hoogovenpand worden gesitueerd ervan uitgaande dat er binnenkort een start wordt gemaakt met de uitwerking van de bouwplannen.

 

Antwoord

Verwezen wordt naar de beantwoording van zienswijzen 3.3.16 en 3.3.17, waarin wordt aange­geven dat de aanbouw gedetailleerd in het bestemmingsplan zal worden opgenomen.

In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden tot het oprichten van bouwwerken. Daarbij is het motief van een goede ruimtelijke ordening doorslaggevend. De uiteindelijke keuze mag er uiteraard niet toe leiden dat op voorhand al sprake is van strijd met de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake het Burenrecht. Daar is hier geen sprake van. Bij de uitwerking van de definitieve plannen zal daar uiteraard rekening mee worden gehouden. Het bestem­mingsplan zelf kan geen garantie bieden dat in het uiteindelijke bouwplan geen ramen zijn ge­situeerd recht tegenover de woningen in het Hoogovenpand.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.5.3.            Lichtinval

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat het niet aanvaardbaar wordt geacht dat ten aanzien van de 11 woningen, gelegen op de derde verdieping van het Hoogovenpand, de lichtinval sterk wordt gereduceerd door de bouw van de aanbouw en vraagt zich af hoe de gemeente hiermee zal omgaan.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op de zienswijze 3.3.16.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.5.4.            Schaduwberekening

Samenvatting

Reclamant heeft de gemeente verzocht ook voor zijn woning (Zuiderstraat 138) voor de diverse jaargetijden een simulatie van de verwachte (zon-)lichtinval te maken. Dit is tot op heden vol­gens reclamant niet gebeurd.

 

Antwoord

Voor de beantwoording wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.3.4.

Conclusie

Aan deze zienswijze is tegemoetgekomen.

 


3.6.        C.J.L. Schaareman, ingekomen op 30 januari 2001, reg. nr. 01 002535

3.6.1.            Bouwhoogte

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de extreme bouwhoogten in het ontwerpbestemmingsplan afbreuk doen aan de unieke historische binnenstad van Delft die zich kenmerkt door enkele markante gebouwen die boven de rest van de bebouwing uitsteken. Het groter worden van de korrel en het hoger worden van de bebouwing in jaarringen is hiervoor volgens reclamant geen steek­houdend argument. Dit kenmerk kan worden doorgezet door in het Zuidpoortgebied enkele hoge gebouwen in de nabijheid of rond een markant gebouw te plaatsen en de resterende bouwmassa op andere velden significant lager te maken.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan wordt aangepast. Aan deze ziens­wijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.6.2.            Veld 2

Samenvatting

De hoogte van de geplande bebouwing op veld 2 ter plaatse van de vroegere MBO4 kavel is 17 meter. De hoogte zou volgens reclamant hier maximaal 12 meter moeten bedragen. Daar­naast mag er niet zomaar hoog gebouwd worden als nog geen zekerheid bestaat over de ont­wikkelingen in de omgeving zoals Yperstraat en Yperdek e.o. en dient aansluiting gezocht te worden met het beschermd stadsgezicht.

 

Antwoord

Voor het antwoordt wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

De zienswijze heeft mede geleid tot verlaging van de maximum toegestane bouwhoogte tot 15 meter.

 

Conclusie

De maximum toegestane bouwhoogte voor veld 2 is verlaagd tot 15 meter. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.6.3.            Paviljoen

Samenvatting

Het plein wordt volgens reclamant juist door de kubus (paviljoen) aangetast en niet door het Haakpand.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen waarin gemotiveerd wordt dat het paviljoen de verblijfskwaliteit van het plein vergroot.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.6.4.            Parkeerplaatsen

Samenvatting

Er wordt volgens reclamant in het ontwerpbestemmingsplan onvoldoende aangegeven of bij het verdwijnen van het Yperdek voldoende parkeerplaatsen voor bewoners beschikbaar blijven, bij­voorbeeld door realisatie van de parkeergarage.

 

Antwoord

Het verdwijnen van het Yperdek is in dit bestemmingsplan Zuidpoort niet aan de orde.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.6.5.            Duidelijke procedure

Samenvatting

Reclamant wijst de gemeente op het feit dat de procedure van het bestemmingsplan parallel loopt met de gedetailleerde behandelingen van een aantal bouwplannen en voor onduidelijkheid zorgt bij burgers. Het is niet overzichtelijk hoe de gegevens uit het bestemmingsplan zullen doorwerken op de toekomstige bouwplannen en hoe toezeggingen en aanvullingen op bouw­plannen worden verwerkt in het bestemmingsplan.

 

Antwoord

Op onderdelen is in het bestemmingsplan voor de vorm van een globaal eindplan gekozen. Op basis van zo'n plan kan de bouwvergunning worden verleend zonder dat nog een besluit op ba­sis van artikel 11 dan wel artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vereist is. De op­gave bij deze planvorm is om het evenwicht te vinden tussen enerzijds de gewenste flexibiliteit en anderzijds de vereiste rechtszekerheid. De opgenomen bestemmingsregelingen met de bij­behorende bouwvoorschriften voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Uit het samenstel van kaart en voorschriften is duidelijk af te lezen voor welke functies de gronden mogen worden ge­bruikt met de daarbijbehorende bouwmogelijkheden. Deze methodiek is in overeenstemming met het systeem van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en heeft als voordeel dat het bestem­mingsplan bij de realisering niet onnodig gedetailleerd is. Het is bij een stedelijke ontwikkeling met een omvang als die het Zuidpoortgebied niet mogelijk de bouwplannen rechtstreeks in het bestemmingsplan te vertalen, dan wel met het bestemmingsplan te wachten totdat de bouw­plannen geheel vaststaan. Het eerste zal tot ongewenste beperkingen leiden en het tweede zou tot onaanvaardbaar tijdverlies leiden. Van belang is dat de te realiseren bouwplannen altijd in overeenstemming met het bestemmingplan moeten zijn.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 


3.7.        Familie R.J.F. Feddema, ingekomen 2 februari 2001, reg. nr. 01/002993

3.7.1.            Groen en speelruimte

Samenvatting

Het is volgens reclamant een gemiste kans om niet van de mogelijkheid gebruik te maken meer openbaar groen en buitenspeelruimte voor de jeugd in het plan op te nemen. Hier is behoefte aan en Delft kan zich ermee onderscheiden.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar zienswijze 3.3.6.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.7.2.            Sociale veiligheid

Samenvatting

Er zullen volgens reclamant op de Ezelsveldlaan door de hoge bebouwing, vrijwel zonder woonfunctie op de begane grond, en de functie als belangrijke langzaamverkeersroute (ook 's nachts in verband met uitgaan in de nieuwe disco) problemen op het gebied van sociale vei­ligheid ontstaan.

 

Antwoord

De Ezelsveldlaan is met het ter plaatse geldende 30 km/h-regime en de afsluiting van het Oost­plein een langzaamverkeersroute geworden. Het ligt voor de hand dat slechts een deel van de bezoekers van het Zuidpoortgebied deze route als doorgaande langzaamverkeersroute gaat gebruiken. Dit zal enige toename van gebruik van deze straat door langzaam verkeer met zich mee gaan brengen. Dit is inherent aan het wonen in een binnenstad.

Doordat de Ezelsveldlaan een redelijk breed straatprofiel heeft, kan deze route een aantrekke­lijke en veilige route worden. De stelling dat de sociale veiligheid in gevaar komt, wordt gelet op het bovenstaande niet gedeeld. Overigens wordt verwezen naar het antwoord in paragraaf 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.7.3.            Veld 13

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat een deel van veld 13 is bestemd voor voortuin om het groene karakter van het gebied te handhaven. Echter, er is reeds sprake van bebouwing binnen de grens van 5 meter van de straat. Daarnaast is er in veld 13 al 1.500 m² tuin waardoor het groene karakter gewaarborgd wordt.

Deze gedetailleerde wijze van bestemmingslegging past volgens reclamant niet in het globale karakter van bestemmingsplan Zuidpoort.

 

Antwoord

In het bestemmingsplan is de globale planvorm alleen toegepast voor de gebieden die voor ontwikkeling in aanmerking komen. De brugwachterwoningen zijn gedetailleerd bestemd omdat het bestemmingsplan hier een consolidatie en beheersfunctie vervult. Kenmerkend voor de brugwachterwoningen is de groene setting waarin ze staan. Wanneer de randen van de groene setting, grenzend aan de openbare ruimte, worden aangetast wordt het groene beeld verzwakt. Daarom is in een strook van 5 meter grenzend aan de openbare ruimte, bebouwing niet toege­staan. Daarbij is in artikel 13 van de voorschriften een uitzondering gemaakt voor de bestaande bebouwing. Deze methode sluit tevens aan op de recente voorstellen tot wijziging van de Wo­ningwet. Die delen van het bij een woning behorende erf die direct grenzen aan het openbaar gebied hebben daarin, met het oog op de ruimtelijke kwaliteit, een speciale positie in die zin dat daar slechts in beperkte mate vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.7.4.            Zicht op brugwachterwoningen

Samenvatting

De maximale bouwhoogte van 15 meter in veld 12 is volgens reclamant te hoog. Door de be­oogde bebouwing wordt het zicht op de brugwachterwoningen minder aantrekkelijk, terwijl begin 2000 dit zicht nog aanleiding was om een aanvraag voor een schuur op het perceel van de in­diener van de zienswijze af te wijzen. Daarnaast wordt de privacy en de bezonning van tuin en serre aangetast.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.3.2. van hoofdstuk 2, Zienswijzen alge­meen. Voor het gehele gebied zijn bezonningsdiagrammen gemaakt waarbij de maximaal toe­gestane bebouwingsmogelijkheden van het bestemmingsplan "Zuidpoort" in combinatie met be­staande bebouwing zijn vergeleken met de maximale bebouwingsmogelijkheden als opgeno­men in het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste". Uit de diagrammen blijkt dat de tuin van reclamant alleen in de zomermaanden rond 18.00 uur aan de noordzijde voor een deel in de schaduw komt te liggen als gevolg van de bebouwing van veld 9. Aan de noord- en oost­zijde, direct grenzend aan de woning, blijft de tuin in de zon liggen. Diagrammen van de overige maanden laten geen wijziging zien in bezonning ten gevolge van de bebouwingsmogelijkheden van het bestemmingsplan Zuidpoort. Deze geringe wijziging in bezonning is voor de gemeente­raad geen reden tot aanpassing van de bebouwingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.8.        Heero D.P. Pol, ingekomen, 29 januari 2001, reg. nr. 01 002417

3.8.1.            Bouwhoogten

Samenvatting

Reclamant maakt bezwaar tegen de in het ontwerpbestemmingsplan voorgestelde bouwhoog­ten.

1.          De bouwhoogten worden matig onderbouwd. Er is in de tekst van het ontwerpbestem­mingsplan geen aandacht besteed aan de verschillende belangen die spelen en de afwe­ging die is gemaakt.

2.          Het blijft ondanks de beantwoording van de inspraakreacties (ondanks de termen "korrels" en "jaarringen") onduidelijk hoe de in het plan gestelde bouwhoogten van 19 tot 22 meter kunnen aansluiten bestaande op bouwhoogten van 13 tot 18 meter. De belangenafweging en keuzemotivering dienen meer expliciet in het plan opgenomen te worden.

3.          Met de plannen dient volgens de reclamant een natuurlijke aansluiting van de nieuwbouw op de bestaande stad te worden gerealiseerd, waarbij de sterke punten van de Delftse binnenstad worden versterkt. De bouwhoogte mag daarbij zeker niet boven die van het studentenhotel (18 meter) uitkomen.

4.          De plannen zijn niet specifiek voor Delft. De verzameling gebouwen zou ook elders kunnen worden gebouwd.

5.          De nieuwe bebouwing zal als een nieuwerwetse stadsmuur fungeren, terwijl het juist een vriendelijke entree zou moeten zijn.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en het antwoord op zienswijze 3.1.2.

 

Conclusie

In de aangepaste paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan wordt de keuze van de stedebouwkundige invulling van het gebied nader gemotiveerd. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.8.2.            Bouwhoogte tegenover Hoogovenpand

Samenvatting

De toegestane bouwhoogte in gebied CI*3, voor het Hoogovenpand dient te worden aangepast aan het voorlopig ontwerp van de architect waarbij slechts 25% van de oppervlakte de toege­stane bouwhoogte van 16 meter bereikt, terwijl voor het grootste deel een bouwhoogte van 11 meter wordt beoogd. Op de plankaart kan voor het gebied CI*3 de systematiek van de ge­bieden CI*1 en CI*2 worden gebruikt. Reclamant stelt voor de volgende aanduiding op de plan­kaart op te nemen: CI*3 11 (25% 16).

 

Antwoord

Verwezen wordt naar antwoord 3.3.16 en 3.3.17.

 

Conclusie

De aanbouw aan het Hoogovenpand wordt gedetailleerd in het bestemmingsplan opgenomen. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.


3.9.        J.H. du Clou, ingekomen 23 januari 2001, reg. nr. 00 001901

3.9.1.            Bouwhoogte

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de bouwhoogte van het blok tegenover Zuiderstraat 22, de bouw­hoogte in veld 9, de verhoging/verbreding van de V&D en de versmalling van de Kruisstraat een afname van het aantal zonuren van de tuin en woning tot gevolg zullen hebben. De bouwhoogte van de gebouwen is niet bevorderlijk voor het woongenot van de bewoners van de woonsche­pen. Tevens zal door versmalling van de Kruisstraat de geluidsoverlast toenemen.

De door de vereniging Zuidpoort voorgestelde alternatieve bouwplan met terraswoningen sluit naar mening van reclamant beter aan bij de bestaande bouwhoogte.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van het hoofdstuk 2, Zienswijze alge­meen.

De Kruisstraat wordt een 30 km/h-weg. Dit betekent dat deze weg geen geluidszone heeft en dat er ingeval van nieuwbouw en/of reconstructie geen akoestisch onderzoek behoeft te worden uitgevoerd. Uitgaande van de huidige intensiteit (4.370 mvt/etmaal) geeft een verschuiving van de afstand wegas-gevel van 9 meter naar 6,5 meter een toename in de geluidsbelasting van 1,3 dB(A) op de gevel van de hoekwoning aan de Zuidergracht.

Ten aanzien van de door reclamant aangevoerde afname van het aantal zonuren heeft de ge­meenteraad het volgende overwogen.

Voor de woning van reclamant is op de bezonningsdiagrammen te zien dat tot het middaguur gedurende het hele jaar de bezonning niet zal wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. In­dien veld 7 de maximale bouwhoogte krijgt, zal vanaf het middaguur in het voor- en najaar, maar ook in de winter de bezonning van de woning verslechteren. In de zomer zal alleen na aanleiding van de maximale bebouwingsmogelijkheid van V&D, de bezonning negatief beïn­vloed worden. De maximale bouwhoogte is echter aan een percentage verbonden zodat niet het gehele veld met die bouwhoogte volgebouwd zal worden. Het uiteindelijke bouwplan zal minder schaduw opleveren. De gemeenteraad heeft, alle belangen in overweging nemend, aan het belang van reclamant niet zodanig zwaar gehecht dat de planontwikkeling van het Zuid­poortgebied in hoogte en situering is aangepast.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.9.2.            Discotheek

Samenvatting

Reclamant is van mening dat de vestiging van de discotheek in de omgeving een aantal nega­tieve gevolgen zal hebben. Het nachtelijk lawaai en de vervuiling van de openbare weg zullen toenemen, evenals de onveiligheid op straat.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.5 en 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen al­gemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.9.3.            Massa

Samenvatting

Reclamant is van mening dat de massaliteit van het hele plan te groot is. Hoge gebouwen en smalle straten zullen afbreuk doen aan de uitstraling van het cultuurplein.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. De hoge bebouwing in verhouding tot de maat van deze ruimte draagt bij aan de intimiteit van het cultuurplein. Tijdens de informatieavond is deze visie onderbouwd met fotomateriaal van vergelijkbare pleinen in onder andere Dublin. Anders dan reclamant, is de gemeenteraad van mening dat de hoge bebouwing geen afbreuk zal doen aan de uitstraling van het cultuurplein.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.9.4.            Parkeerplaatsen

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat in het gebied het aantal parkeerplaatsen niet voldoende zal zijn om de doorgevoerde autoluwheid van Delft mogelijk te maken. Binnenstadbezoekers zullen aan de randen van de binnenstad parkeren waardoor er voor de bewoners geen plaats meer is. Parke­ren in garages brengt hoge kosten met zich mee. Parkeergarages hebben een negatieve in­vloed op de sociale veiligheid.

 

Antwoord

Het parkeerbeleid dat zal leiden tot een autoluwe binnenstad, is neergelegd in de nota: "Een be­reikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw (plus)". In deze nota zijn alle gegevens met betrekking tot het parkeren in de binnenstad opgenomen en gemotiveerd. In de huidige si­tuatie zijn in Delft 3.934 parkeerplaatsen, waarvan 1.421 betaald, 1.021 voor vergunninghou­ders en 1.492 vrije plaatsen. Het autoluw maken van de binnenstad is ingedeeld in een viertal fases, waarvan de laatste fase eindigt in 2005/2007. Gedurende die periode zullen een drietal parkeergarages worden gerealiseerd, te weten de Phoenixgarage (210 parkeerplaatsen), de Zuidpoortgarage (940 parkeerplaatsen) en de garage aan de Maria Duystlaan (220 parkeer­plaatsen). In de eindfase zullen er 4.090 parkeerplaatsen in de Delftse binnenstad aanwezig zijn waarvan 2.513 voor vergunninghouders en 1.577 betaalde plaatsen. Het totaal aantal par­keerplaatsen, na invoering van het autoluw plusbeleid, is niet minder dan het aantal plaatsen in de huidige situatie.

Het aantal parkeerplaatsen in de gehele binnenstad van Delft, waarvan het Zuidpoortgebied deel uitmaakt, is daarmee voldoende om het autoluw beleid mogelijk te kunnen maken.

Wel zijn alle vrije parkeerplaatsen vervallen. Reclamant heeft als inwoner van de Delftse bin­nenstad recht op een parkeervergunning. Hieraan is een prijs verbonden van ƒ 254,- per jaar. Het feit dat reclamant in de toekomst voor het parkeren moet betalen, is een gevolg van het door de gemeenteraad van Delft vastgestelde parkeerbeleid. Het is geen belang dat in het ka­der van het vaststellen bestemmingsplan wordt meegewogen.

De zienswijze over de sociale veiligheid is beantwoord in paragraaf 2.8. van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.10.     J.A. Snijders en J. Snijders-Reitsma, ingekomen 17 jan 2001,
reg. nr. 01 001316 RO

3.10.1.         Plataan

Samenvatting

Reclamant verzoekt dat de plataan tegenover Zuiderstraat 18/20 en het Stadstheater de mo­numentenstatus krijgt, zodat er van kap geen sprake kan zijn.

 

Antwoord

De betreffende boom is niet monumentaal zoals bedoeld in Nota Bomen op Dreef. Deze boom voldoet niet aan de daarin genoemde criteria omdat de betreffende boom nog niet de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.10.2.         Discotheek

Samenvatting

De bestemming "discotheek" in veld 5 dient volgens reclamant te vervallen aangezien de ver­blijfskwaliteit van het hele gebied rond het stadstheater, cultuurplein en winkelplein door deze functie ernstig worden aangetast.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.10.3.         Bouwhoogte veld 5

Samenvatting

Volgens reclamant dient in veld 5 de bouwhoogte maximaal 16 meter te bedragen met hoogte­accenten tot 19 meter (in plaats van respectievelijk 19 en 22 meter). De bouwhoogte dient aan te sluiten op de bouwhoogten ter plaatse van de bebouwingsrand Zuiderstraat, het Stadstheater en de Zuidwal.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.10.4.         Breedtemaat kopgebouw

Samenvatting

Reclamant verzoekt het bouwvlak van het nieuw geplande kopgebouw ter plaatse van de Ach­terom-Zuiderstraat-Asvest te vergroten teneinde een zelfstandige woning boven de bedrijfs­ruimte op de begane grond mogelijk te maken. De breedtemaat dient te worden vergroot naar circa 4,5 m.

 

Antwoord

De op de plankaart aangegeven breedtemaat voor de nieuw geplande kopbebouwing kan niet worden vergroot in verband met de bereikbaarheid van de binnenstad via de Asvest en de Bra­bantse Turfmarkt. Het gaat op dit punt om een in- en uitgang voor het verkeer. De draaicirkels van met name de vrachtwagens voor onder andere de Albert Heijn op de Brabantse Turfmarkt in combinatie met het maken van een voetpad langs de geplande kopbebouwing, beperkt de bebouwingsmogelijkheid tot een breedtemaat van circa 3,15 meter. Het maken van een even­tuele zelfstandige woning op de verdiepingen zal door de geringe breedtemaat een bijzonder woningtype opleveren waarbij de driezijdige oriëntatie, te weten naar de Asvest, het Achterom en de Zuiderstraat benut moet worden. Gelet op het bovenstaande zal de breedtemaat niet worden aangepast.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.10.5.         Bouwhoogte veld 7

Samenvatting

Volgens reclamant dient de bouwhoogte in veld 7 maximaal 16 meter te bedragen met accen­ten tot maximaal 19 meter (in plaats van 22 meter). De bouwhoogte dient aan te sluiten bij de omliggende bebouwing.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.10.6.         Bouwhoogte veld 2

Samenvatting

De bouwhoogte van veld 2 dient volgens reclamant maximaal 12 meter te bedragen met ac­centen tot 15 meter (in plaats van 17 meter voor het hele veld). Daarmee sluit de bebouwing beter aan op de bestaande omliggende bebouwing. De in het plan gestelde bouwhoogte van 17 meter geeft de bebouwing een solitaire uitstraling zonder affiniteit met de omgeving.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

De maximum bouwhoogte van veld 2 wordt verlaagd tot 15 meter. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.10.7.         Invulling veld 9

Samenvatting

Op de plankaart dient volgens reclamant veld 9 te worden ingedeeld in 3 à 4 deelblokken met daartussen een ruimte van minimaal 15 meter teneinde het geheel aan te laten sluiten op de tegenover gelegen bestaande bouwblokverdeling.

 

Antwoord

Verwezen wordt naar paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.10.8.         Bouwvoorschriften veld 9

Samenvatting

De bouwhoogte aan de Ezelsveldlaan dient volgens reclamant over de gehele lengte maximaal 15 meter te bedragen (in plaats van tot 18 meter). De bouwhoogte aan de Zuidergracht dient maximaal 6 meter, met accenten tot 9 meter, te bedragen. Daarnaast dient het maximaal be­bouwingspercentage aan deze zijde te worden verlaagd naar 30% om de openheid te vergro­ten.

 

Antwoord

Met het besluit om het Zuidpoortgebied onderdeel te laten zijn van de binnenstad heeft de ge­meenteraad gekozen voor een binnenstedelijke invulling van het plangebied waaronder ook veld 9. Het door reclamant voorgestelde bebouwingspercentage van 35% zou betekenen dat veld 9 een parkachtige invulling zou krijgen. Dit is nadrukkelijk niet de keus van de gemeente­raad. Om die reden zal het door reclamant aangeven bebouwingspercentage niet worden over­genomen.

 

Voor het overige antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.10.9.         Zuidergracht

Samenvatting

Aantasting van de langgerekte gebiedszone rondom de Zuidergracht moet voorkomen worden. Derhalve verzoekt reclamant dat de woonschepen worden gehandhaafd aan beide twee zijden alsmede de bijbehorende tuin- en groenstrook. Het openbare wandelpad langs de Zuidergracht dient ten minste 5 meter te bedragen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen. De breedte van de langgerekte gebiedszone bestaat momenteel uit een braakliggend terrein, te weten het parkeerterrein Ezelsveldlaan, de Zuidergracht en het water van de Zuidergracht. De langgerektheid van het gebied blijft in tact, maar de breedte wordt versmald waardoor de maat van de ruimte weer wordt opgenomen in de structuur van de binnenstad.

Het al dan niet handhaven van de woonschepen aan de zuidzijde van de Zuidergracht heeft niets te maken met de maat van dit gebied maar met het zichtbaar willen maken van het water in de Zuidergracht.

De in het bestemmingsplan opgenomen maat van 2,5 meter voor het door reclamant bedoelde wandelpad aan de zuidzijde van de Zuidergracht, is voldoende. Dit wandelpad is slechts een ondergeschikte toevoeging. Het hoofdwandelpad ligt aan de noordzijde van de Zuidergracht. De voorgestelde ontwikkelingen leiden aldus niet tot aantasting van de langgerekte gebiedszone rondom de Zuidergracht.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.10.10.     Doorsteek Nieuwelaan/Ezelsveldlaan

Samenvatting

Op de plankaart dient volgens reclamant een doorsteek te worden aangegeven langs de ver­plaatste dienstwoningen en de schoorsteen naar de Nieuwelaan zodat een koppeling ontstaat tussen Nieuwelaan en Ezelsveldlaan en de kwaliteit van het plangebied ter plaatse wordt ver­groot. Tevens ontstaat er dan een knip in het bouwblok van veld 10 zodat het bouwdeel achter het Techniekmuseum kan worden losgekoppeld van veld 10.

 

Antwoord

Door het fietspad over veld 10 is er al een koppeling tussen Nieuwelaan en Ezelsveldlaan mo­gelijk. Deze koppeling is noodzakelijk vanuit het fietsactieplan dat in 2000 door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld. De langzaamverkeersroute die in noord- en zuidrichting is opgenomen over veld 10 is onderdeel van een tweerichtingen oostwesthoofd­fietsverbinding op stadsniveau die loopt over de Westlandseweg, Zuidwal zuidzijde onder de Sebastiaansbrug door over veld 10 richting binnenstad-oost en terug en ook terug vanaf de Wippolder.

Het al dan niet loskoppelen van eventuele bebouwing aan de Nieuwelaan achter het Techniek­museum van veld 10 is in de uitwerking mogelijk maar ruimtelijk gezien niet noodzakelijk.

De totale ruimte tussen Nieuwelaan en Ezelsveldlaan waarvan veld 10 een onderdeel is, be­staat uit bebouwing die in de huidige situatie niet is opgedeeld in stedebouwkundige bouwblok­ken maar bestaat uit grote bouwcomplexen die aan elkaar gebouwd zijn (Museumhof, Tech­niekmuseum).

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.10.11.     Bouwhoogte veld 12

Samenvatting

In het bouwblok van veld 12 dient de bouwhoogte van de middenstrook ten hoogste 18 meter te bedragen waarbij de bouwhoogte van de randen aan de zijden van het Museumhof en veld 13, over een breedte van 4 meter ten hoogste 13 meter dient te bedragen. Op deze manier kunnen er 9 gelijkvloerse appartementen en twee penthouses in twee lagen worden gerealiseerd. Er ontstaat zo een betere afstemming op en minder overlast voor de bebouwing en de bewoners van het Museumhof en de brugwachterwoningen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.3. van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. De maximale bouwhoogte van veld 12 bedraagt 15 meter en niet 18 meter zoals verondersteld door reclamant. Binnen deze massa blijft de mogelijkheid bestaan om penthouses en apparte­menten te realiseren.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.11.     Maria Overdevest, ingekomen op 31 januari 2001, reg. nr. 01 00 2770

3.11.1.         Parkeren

Samenvatting

Reclamant verzoekt de gemeente duidelijkheid te verschaffen ten aanzien van parkeren voor bewoners nu het parkeerterrein tegenover Blokker wordt bebouwd.

 

Antwoord

Het parkeerterrein tegenover Blokker is een betaald parkeerterrein dat voornamelijk wordt ge­bruikt door bezoekers aan de binnenstad en niet door bewoners. De bewoners parkeren thans op de vrije parkeerplaatsen in de directe omgeving van veld 12 en op het Yperdek.

Het Yperdek, dat plaats biedt aan 163 auto's, zal na de realisatie van de parkeergarages aan de randen van de stad, worden gebruikt ten behoeve van het parkeren van auto's van vergunning­houders. Reclamant kan als inwoner van de binnenstad een dergelijke vergunning aanvragen. Er zijn kosten aan verbonden van ƒ 254,- per jaar. Voor het overige wordt verwezen naar het antwoord onder 3.9.4.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.11.2.         Fietsenstalling

Samenvatting

Reclamant verzoekt de gemeente duidelijkheid te verschaffen ten aanzien van de locatie van fietsenstallingen in het plangebied. Fietsenstallingen dienen buiten het voetgangersgebied te worden gesitueerd.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.3.13.

 

Conclusie

In het antwoord op zienswijze 3.3.13 is duidelijkheid verschaft ten aanzien van de locatie van fietsenstallingen in het plangebied. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.11.3.         Entreefunctie Zuidwal

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat het front aan de Zuidwal juist uitstraling moet hebben om de entree van het gebied te verbeteren in plaats van een achterkantkarakter.

 

Antwoord

Anders dan de indiener van deze zienswijze veronderstelt, wordt de nu voorgestelde functionele en ruimtelijke invulling van de Zuidwal als een passende entree van de binnenstad van Delft gezien. Deze visie is gebaseerd op het feit dat in de nu voorgestelde wand een diversiteit aan functies zichtbaar is hetgeen zo kenmerkend is voor het karakter van de binnenstad. De hoe­veelheid aan functies geven dit deel van de binnenstad een levendige uitstraling. Bovendien zal de woonfunctie op de verdiepingen ook in de avonduren dit beeld voortzetten. Daarmee zal het "front" aan de Zuidwal een juiste uitstraling krijgen als voorkant van de zuidelijke binnenstad.

 

Voor het overige antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.1.2.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 


3.11.4.         Bioscoop

Samenvatting

Reclamant geeft aan twijfels te hebben bij het draagvlak voor de megabioscoop.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.3.7

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.11.5.         Groenvoorziening

Samenvatting

Reclamant verzoekt om een openbare groenvoorziening in het plangebied op te nemen die voor een ieder toegankelijk is.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.3.6.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.11.6.         Oostpoortschool

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat in het bestemmingsplan ten aanzien van uitbreiding van de Oostpoort­school in de gymzaal geen goede oplossing wordt geboden. Daarnaast geeft reclamant aan, dat door bebouwing van het huidige parkeerterrein aan de Nieuwelaan, er voor de Oostpoort­school parkeer- en veiligheidsproblemen zullen ontstaan.

 

Antwoord

In antwoord op de reactie op het voorontwerpbestemmingsplan Zuidpoort is aangegeven dat de gemeente met de stichting Laurentius in overleg is over uitbreidingsmogelijkheden voor de Oostpoortschool. Het bestemmingsplan staat die uitbreiding niet in de weg. Met het vaststellen van de beleidsnota "Een bereikbare Binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)" heeft de gemeenteraad zich uitgesproken voor het autoluw maken van de binnenstad. Dit betekent onder meer dat alle vrije parkeerplaatsen in de binnenstad komen te vervallen en omgezet wor­den naar bewoners-/bedrijvenparkeerplaatsen. De bezoekers van de binnenstad parkeren in gebouwde voorzieningen aan de rand van de binnenstad alsmede op resterende betaald par­keerterreinen. Ouders die hun kinderen met de auto naar school brengen, kunnen als gevolg van het vastgestelde beleid hun auto niet meer in de directe omgeving van de school parkeren. Zij zullen in de toekomst moeten kiezen voor een alternatief voor de auto of het gebruik van de auto continueren en met de consequentie dat zij de auto in de parkeergarage parkeren en hun kinderen verder lopend naar school brengen.

Verwacht mag worden dat in ieder geval de parkeerdruk in die omgeving afneemt.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.11.7.         Aansluiting bouwhoogte binnenstad

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat door de hoge bouwhoogten in het bestemmingsplan er geen aanslui­ting plaatsvindt bij de bestaande binnenstad. Bestaande beeldbepalende objecten worden aan het oog ontrokken. De contour van de binnenstad zal verdwijnen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen alsmede het antwoord op zienswijze 3.3.2.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.11.8.         Verwijzing voorschriften

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat het plan voor de burger moeilijk leesbaar is omdat er bij bestemmin­gen op de kaart niet naar artikelen wordt verwezen in de voorschriften. Het opnemen van pro­fielen kan het plan verduidelijken.

 

Antwoord

In het renvooi op de plankaart was reeds een verwijzing naar de desbetreffende artikelen van de voorschriften opgenomen. Voor wat betreft de profielen wordt verwezen naar het antwoord op reactie 3.1.10.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.11.9.         Bouwhoogte huidige bibliotheek

Samenvatting

Reclamant verzoekt om de maximale bouwhoogte ter plaatse van de huidige bibliotheek aan te passen aan de huidige hoogte van de bibliotheek in plaats van de opgenomen 10 meter, zodat omwonenden niet hun belangen worden geschaad ten aanzien van bezonning en privacy.

 

Antwoord

Op de plankaart zijn ter plaatse van de huidige bibliotheek de bestaande bouwhoogten opge­nomen als aanwezig aan de zijde van de Yperstraat, te weten drie bouwlagen in het westelijk deel en twee bouwlagen in het oostelijk deel. Aan de noordzijde van de bibliotheek is een uit­bouw gebouwd, die circa 4 meter hoog is. De bestemmingsplankaart zal op dit punt worden aangepast door het opnemen van een bebouwingslijn tussen bibliotheek en uitbouw waarbij voor de uitbouw een hoogte van 4 meter zal worden opgenomen.

 

Conclusie

De bestemmingsplankaart zal worden aangepast. Aan deze zienswijze wordt tegemoetgeko­men.


3.12.     A.I.J.M. van der Hoorn, ingekomen 25 januari, reg. nr. 01 002055

3.12.1.         Discotheek

Samenvatting

Reclamant is het niet eens met de voorgestelde bouwhoogten en met de plannen voor de disco. Hij wijst daarbij op het grote risico op incidenten. Discotheken horen op speciale plaatsen bij uitgaanscentra uit de buurt van woningen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 en 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.13.     J. van Dalen namens Ondernemers Federatie Delft, ingekomen 30 januari 2001, reg. nr. 01 002662

3.13.1.         Verkeerscirculatie

Samenvatting

Reclamant verzoekt om een betere nadere onderbouwing waarin voldoende wordt ingegaan op de afwikkeling van het verkeer richting de parkeergarage en de door reclamant gevreesde stagnatie van de verkeerscirculatie ter plaatse.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.3.10.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.

 

3.13.2.         Verbreding blok WD 12

Samenvatting

Reclamant verzoekt om een verbreding van blok WD 12 aan de Kruisstraat ter hoogte van de Molslaan te heroverwegen. Door een versmald profiel zal een aantrekkelijker looproute ont­staan welke in feite een voortzetting is van het beoogde profiel aan de Pynepoort.

 

Antwoord

Het verbreden van WD12 betekent een versmalling van de Kruisstraat ten zuiden van de Mols­laan. De Kruisstraat is hier circa 11 meter breed en vormt onderdeel van de hoofdwinkelas. Re­clamant stelt voor de weg te versmallen zodat de Kruisstraat de functie als hoofdwinkelas beter kan vervullen.

De Kruisstraat is ter plaatse tevens de enige doorgang voor autoverkeer. Het profiel van 11 meter is noodzakelijk voor de afwikkeling van het autoverkeer. De Pynepoort en Bas­tiaanspoort hebben uitsluitend een voetgangersfunctie. Om die reden kan niet tegemoet worden gekomen aan de zienswijze van reclamant. Bij de inrichting van de openbare ruimte zal aan­dacht worden besteed om dit deel van de Kruisstraat bij een winkelas behorende uitstraling te laten krijgen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.13.3.         Horecabeleid

Samenvatting

De reclamant handhaaft zijn zienswijze inzake de verruiming van 300 m² voor de bouw van de discotheek en de verruiming van het oppervlak ten behoeve van de avondhoreca. In het kader van het horecarapport "Wie durft", vraagt reclamant de gemeente deze standpunten in her­overweging te nemen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.7 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.14.     Mr C. Vidor, namens 41 bewoners van Vestpoort en Bastiaanspoort en de Vereniging van Eigenaren Koreneef in de Veste, ingekomen 25 januari 2001, reg. nr. 01 002090

3.14.1.         Inspraakreactie

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat niet alle punten uit de inspraakreactie zijn beantwoord.

 

Antwoord

De kenbaar gemaakte zienswijzen zijn in het hoofdstuk algemeen en het volgende uitputtend becommentarieerd, daarmee zijn de niet beantwoorde onderdelen van de op grond van artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ingekomen reacties eveneens aan bod gekomen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.14.2.         Haakpand

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de bewoners van het Haakpand, ondanks de in het voorontwerpbe­stemmingsplan toegezegde verbetering van de situatie, nog steeds worden benadeeld. Recla­mant onderbouwt dit met de volgende argumenten.

a.          Het is volgens reclamant onaanvaardbaar dat de gemeente een willekeurig door haar op­gesteld plan als uitgangspunt neemt in plaats van de vigerende bestemmingsplannen en beleid. Een bestemmingsplan kan worden bijgesteld. Hier is echter volgens reclamant geen sprake van een bijstelling van het vigerende bestemmingsplan maar een totaal ge­wijzigd concept.

b.          In het ontwerpbestemmingsplan Zuidpoort wordt bebouwing toegestaan op 7 meter van het Haakpand van 11 meter hoog in de vorm van een paviljoen dat toegankelijk is voor pu­bliek. De appartementen zijn voor een groot deel met de slaap- en woonkamer en terras aan de zijde van de Zuiderstraat gebouwd. Het uitzicht, de bezonning en de privacy wor­den door het paviljoen aangetast.

c.          Op grond van het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste", mag over een diepte van 30,5 meter aan de zijde van de Zuidstraat voor het Haakpand niet worden gebouwd. Met inachtneming van deze afstand is in het vigerende bestemmingsplan een gebouw ten be­hoeve van parkeervoorzieningen toegestaan met een hoogte van maximaal 15 meter. Deze regeling uit het vigerende plan dient te worden overgenomen.

d.          Daarnaast wordt gevreesd voor geluidsoverlast vanwege de functies die in het gebouw worden toegestaan: een horecagelegenheid en de in- en uitgang van de parkeergarage.

e.          Volgens reclamant stelt de gemeente dat het winkelplein een uitnodigende uitstraling moet hebben zodat bezoekers zich vanaf het plein verder de binnenstad in begeven. Hiertoe zou een pleinwand moeten worden gecreëerd. Het Haakpand is juist uitermate geschikt om als zogenaamde pleinwand te fungeren. Door de terrassen is er juist een vloeiende en uitnodigende overloop naar de achterliggende binnenstad.

f.            Het paviljoen zal het toch al geringe oppervlak van het plein verder verkleinen. Het trans­parante karakter, zoals beschreven in het ontwerpbestemmingsplan, zal niet met de wer­kelijkheid overeenkomen door onder andere de inrichting ervan met trappenhuizen, liften, toiletblokken en dienstverblijven. Reclamant geeft aan dat een deel van de winkels aan het oog van het winkelend publiek zal worden onttrokken door de bouw van het paviljoen. Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan het wervend karakter van het plein voor de binnen­stad.

g.          Om hiervoor genoemde redenen is reclamant van mening dat in het geheel moet worden afgezien van de oprichting van het beoogde paviljoen.

 

Antwoord

Voor de algemene beantwoording van de zienswijzen wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 en 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. Voor wat betreft de wijzigingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan geldt het volgende.

Afwijking van het vigerende bestemmingsplan is alleen mogelijk wanneer het nut en de noodzaak van de wijziging is aangetoond. In de toelichting van het bestemmingsplan is aange­geven dat de ontwikkeling van Zuidpoort noodzakelijk is voor het blijvend gezond functioneren van de binnenstad van Delft. Deze zal de economische functie van de bin­nenstad versterken. Het gaat daarbij niet alleen om de uitbreiding van de detailhandels­functie, maar ook om de autobereikbaarheid, de parkeermogelijkheden en het uitbreiden van de publiekaantrekkende functies, zoals de bioscoop, spelen daarbij een doorslagge­vende rol. Samenvattend gaat het om een geheel van maatregelen en ingrepen. Het nut en de noodzaak van de nieuwe ontwik­kelingen is aangetoond en met onderzoeken onder­bouwd. Daarvan is in de toelichting verslag gedaan. Deze gewenste ontwikkelingen zijn op zorgvuldige wijze ruimtelijk vormgegeven, waar­bij de belangen van de omwonenden en andere belanghebbenden zorgvuldig zijn afgewogen tegen het belang van het blijvend ge­zond functioneren van de binnenstad van Delft.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.14.3.         Horeca

Samenvatting

Reclamant wijst erop dat er in het ontwerpbestemmingsplan eigenlijk niets geregeld wordt ten aanzien van horeca. De juridische terminologie is zo vrijblijvend dat er in de praktijk geen en­kele belemmering ontstaat een vergunning af te geven met ruime openingstijden tot 02.00 uur. Het ontbreken van de termen overdag, 's avonds en 's nachts zijn hier debet aan. Door de ver­gunningverlener zal hierdoor uitsluitend worden gekeken naar hetgeen in de exploitatieverorde­ning wordt gesteld. Er bestaat een levensgrote kans dat het winkelplein zich op basis van het ontwerpbestemmingsplan kan ontwikkelen tot een horecaplein met het karakter van de Bees­tenmarkt met zeer veel overlast voor de bewoners van de bouwlagen boven de winkels aan het plein.

Daarnaast wordt 70% van de nieuw geplande horeca in bestemmingsplan Zuidpoort aan het winkelplein gesitueerd. Dit is buiten proportie. Gevreesd wordt voor geluidsoverlast, vanda­lisme, wildplassen, etc.

Om deze redenen verzoekt reclamant een duidelijke begrenzing op te nemen voor het aantal m² horeca (categorie I) op het winkelplein en langs de randen ervan.

Reclamant is van mening dat horecagelegenheden op het plein geuroverlast teweegbrengen wanneer de lucht langs de terraswoningen optrekt. Indien daghoreca wordt toegestaan, moeten eisen worden gesteld met betrekking tot ontgeuringsinstallaties en regelmatige vervanging van filters.

Tevens dienen garanties te worden gegeven voor zodanige openingstijden dat er geen sprake zal zijn van verstoring van de nachtrust van bewoners van het plein.

 

Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar paragraaf 2.7 van hoofdstuk 2, Zienswijzen alge­meen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.14.4.         Ingang parkeergarage

Samenvatting

Er wordt volgens reclamant in het ontwerpbestemmingsplan ten onrechte geen aandacht be­steed aan de ontsluiting van de parkeergarage voor voetgangers. Dit is van wezenlijk belang omdat het gaat om toegangspunten voor de bezoekers die met de auto komen. Voetganger­stoegangen tot parkeerfaciliteiten zijn echter notoire moeilijke punten in een plan vanwege ge­luidsoverlast, vandalisme, onveiligheid, etc. Daarom dient in hoofdstuk 4.4 van het bestem­mingsplan nadrukkelijk aandacht te worden besteed aan de filosofie omtrent de voetganger­stoegangen en dienen deze op de plankaart te worden opgenomen.

De indiener van de zienswijze geeft daarnaast aan dat de bewoners van het Haakpand geluids­overlast vrezen wanneer de ingang van de parkeergarage voor het Haakpand wordt gesitueerd.


Daarnaast ligt de geplande toegang tot de parkeergarage momenteel ver van het "centrum win­kelcircuit". Het wordt daarom logisch geacht de ingang van de garage elders te plannen waar geluidsoverlast minder aan de orde is en in de nabijheid van het "centrum winkelcircuit".

Om hiervoor genoemde redenen is de indiener van de zienswijze van mening dat een herover­weging moet plaatsvinden ten aanzien van de situering van de hoofdtoegangen van de par­keergarage.

 

Antwoord

In aansluiting op de bestaande winkelroutes van de binnenstad is het winkelplein gesitueerd voor het Haakpand. Op het winkelplein, aan weerszijden van het paviljoen, wordt de onder­grondse parkeergarage ontsloten voor voetgangers. Een tweede ontsluiting voor voetgangers is gepland aan het cultuurplein.

De toegangen voor voetgangers liggen aan het winkelcircuit, wat ook volgens reclamant een lo­gische plaats is. Voor de bewoners van het Haakpand zal dit een toename van geluid met zich meebrengen.

Een afweging van alle betrokken belangen heeft de gemeenteraad het algemeen belang, ge­diend met de herontwikkeling van de Zuidpoort laten prevaleren boven het belang van de be­woners van het Haakpand.

De plaats waar het winkelplein gesitueerd is, komt voort uit de winkelroutes van de bestaande stad. Er is naar gestreefd om de in- en uitgangen voor voetgangers van de parkeergarage zo­veel mogelijk aan te laten sluiten op de bestaande winkelroutes. De in- en uitgangen liggen om deze reden aan de noordzijde van het winkelplein. Om voornoemde redenen wordt de situering van de hoofdtoegangen van de parkeergarage niet heroverwogen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.14.5.         Discotheek

Samenvatting

Volgens reclamant vrezen omwonenden overlast van de geplande discotheek door de zeer late openingstijden. Het is te verwachten dat de bezoekers van de discotheek geluidsoverlast ver­oorzaken bij aankomst en vertrek.

Een deel van de bezoekers zal gebruikmaken van de parkeergarage en dus zal er ook bij de hoofdtoegang tot de parkeergarage geluidsoverlast ontstaan. Daarnaast bestaat er gevaar voor vandalisme bij de in- en uitgangen van parkeergarage omdat adequaat toezicht ontbreekt.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

De situering van de discotheek is zodanig gekozen dat bezoekers van die gelegenheid niet over het winkelplein hoeven te bewegen om parkeergarage en openbaar vervoer te bereiken. Voor bezoekers die hun auto stallen in de parkeergarage is een voetgangersuitgang gelegen aan het cultuurplein. De veronderstelling van reclamant dat de bezoekers van de discotheek gebruik zullen maken van de toegangen gelegen aan het winkelplein is niet logisch.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.14.6.         Groenvoorziening

Samenvatting

Voor het Haakpand bevinden zich een aantal bomen met wat groen. Reclamant verzoekt om deze kleine groenvoorziening in het centrum uit te breiden of in ieder geval op te nemen in be­stemmingsplan Zuidpoort overeenkomstig het thans vigerende plan.

 

Antwoord

Bij de inrichting van het winkelplein zal rekening worden gehouden met het opnemen van groenvoorzieningen aan de noordkant. Verwezen wordt naar hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.

In het vigerende bestemmingsplan "IIA In de Veste" is geen groenvoorziening tegenover het Haakpand opgenomen.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.14.7.         Planschade

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen worden geschaad, een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.15.     Prof. Ir. A.J.H. Haak, ingekomen 24 januari 2001, reg. nr. 01 001948

3.15.1.         Gevel Haakpand

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de getrapte gevel van het Haakpand wel degelijk een stedelijke gevel is in tegenstelling tot de mening van architect Bob van Reeth. De getrapte gevel van het zoge­naamde Haakpand is tevens wel degelijk een pleinwand. Reclamant verwijst naar voorbeelden van getrapte gevels in een stedelijke omgeving uit de geschiedenis.

De architectuur uit de jaren '70 is te zien als verglijdende opmaat naar de stad, passend bij de entree van de stad. Daarbij weet reclamant dat men zich over het algemeen aanpast aan de gegevens van de bestaande situatie, in dit geval een binnenstedelijke gevel van een win­kel/woonblok.

 

Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 en 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswij­zen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.15.2.         Verwijzing zienswijze

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat door de bouw van het ruimtelijk element (paviljoen) dat het Haakpand moet ondersteunen, eenderde van het aantal flats aan de zuidgevel van het Haakpand wordt benadeeld in termen van uitzicht, bezonning, geluidshinder en privacy. Reclamant verwijst voorts naar de zienswijze ingediend door de Vereniging van Eigenaren Koreneef in de Veste.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en zienswijze 14.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.15.3.         Auteursrecht

Samenvatting

Reclamant is van mening dat het auteursrecht is geschonden. De bouw van het paviljoen pal voor het zogenaamde Haakpand heeft een misvorming en verminking van het Haakpand tot gevolg. Daarbij komt nog dat op het dak van dit paviljoen zeker nog een aantal pijpen voor ont­luchting en airconditioning zal worden geplaatst.

Destijds is het pand ontworpen met een vrije open ruimte ervoor in overeenstemming met het bestemmingsplan. Door de plaatsing van het paviljoen wordt geen recht meer gedaan aan de destijds gemaakte keuze de woningen op het zuiden te oriënteren. Tevens zal de huidige ruim­telijke beleving van het winkelplein door het paviljoen worden aangetast. Het paviljoen brengt een tweespalt in de beleving van het winkelplein. Derhalve wordt een dergelijk gebouw ontoe­laatbaar geacht.

Reclamant verwijst voorts naar de bij de zienswijze bijgevoegde tekeningen.

 

Antwoord

In het kader van een bestemmingsplan wordt de aanvaardbaarheid van nieuwe ontwikkelingen onder meer beoordeeld op basis van nut en noodzaak en de daaraan verbonden ruimtelijke uit­straling. De relatie met de bestaande situatie maakt daar onderdeel van uit. In het geval van Zuidpoort is de relatie met het Haakpand zo'n onderdeel geweest bij belangenafweging die aan de keuze voor het paviljoen en de exacte locatie daarvan ten grondslag heeft gelegen. Op grond van een aantal overwegingen, zoals weergeven in het antwoord op zienswijze 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen, en opgenomen in hoofdstuk 4 in de toelichting, is het pa­viljoen aanvaardbaar geacht. Het belang van handhaving van het Haakpand in de huidige con­text heeft daarbij minder zwaar gewogen dan dat van de beoogde ontwikkelingen.

Het belang dat het auteursrecht beoogt te beschermen, is geen belang dat bij de totstandko­ming van het bestemmingsplan behoeft te worden betrokken. Dat is slechts anders, indien als gevolg van de auteursrechtelijke bescherming, de uitvoering van het paviljoen onzeker zou zijn. In casu zijn geen argumenten aangedragen die een dergelijk oordeel over de uitvoerbaarheid van het plan rechtvaardigen. Ook zijn van de zijde van reclamant geen daadwerkelijke stappen ondernomen als gevolg waarvan het op dit moment reeds aannemelijk is dat de uitvoering van het plan niet zal kunnen worden gewaarborgd. Een oordeel omtrent de vraag of het gebouw wordt beschermd door het auteursrecht, kan slechts plaatsvinden in het kader van de ingevolge de Auteurswet aangewezen rechtsgang.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.16.     W. Veerman, ingekomen 30 januari 2001, reg. nr. 01 002718

3.16.1.         Overlast voor bewoners Haakpand

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de vestiging van een grand café in het paviljoen en de vestiging van de discotheek nabij het zogenaamde Haakpand, veel geluidsoverlast zullen veroorzaken, mede door de hoge gevelwanden aan het winkelplein.

Daarnaast zal de realisatie van het paviljoen, vanwege de korte afstand tot de bestaande gevel van het Haakpand en spiegeling door de glazen constructie, de privacy van de bewoners als­mede het woongenot en uitzicht aantasten.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en het antwoord op zienswijze 3.3.14.

Als gevolg van de herontwikkeling van het Zuidpoortgebied zal ook verandering komen in het uitzicht, woongenot en privacy van het bewoners van het Haakpand.

Dit is een gevolg van de keuze van de gemeenteraad om het Zuidpoortgebied als deel van de binnenstad te ontwikkelen. Voorzover de bewoners dit ervaren als een aantasting van hun be­langen, wordt geconstateerd dat de gemeenteraad het algemeen belang - gediend bij heront­wikkeling van het Zuidpoortgebied - heeft laten prevaleren boven het belang van individuele bewoners.

Ten aanzien van spiegeling en privacy zal met behulp van technische middelen het ontwerp dusdanig gemaakt worden dat de overlast waar mogelijk beperkt wordt.

Overigens geldt dat uitvoering van het thans vigerende bestemmingsplan ook een aantasting van het bestaande uitzicht met zich mee zou brengen. Het vigerende bestemmingsplan maakt immers de bouw van een bovengrondse parkeergarage mogelijk op een afstand van 30 meter met een bouwhoogte van 15 meter.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.16.2.         Sociale veiligheid

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de sociale veiligheid wordt ondermijnd door te nauwe straten en het ontbreken van de nodige zichtlijnen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.16.3.         Planschade

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen worden geschaad, een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.17.     Dr Ir M.G. Mey-Wissing, ingekomen 30 januari, reg. nr. 01 002524

3.17.1.         Verwijzing zienswijze

Samenvatting

Reclamant onderschrijft de argumenten van Prof. Haak en voegt er enkele argumenten aan toe.

Het Haakpand is de best denkbare wand aan een binnenstedelijk plein op de overgang naar de nieuwe eeuw. Het betreft een zorgvuldig ontworpen pleinwand die aansluit bij schaal van de historische binnenstad.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen

en het antwoord op zienswijze 3.13.1.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.17.2.         Aantasting woongenot Haakpand

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat het woongenot van de bewoners van het Haakpand zal worden aan­getast door de bouw van het paviljoen en sluit zich op dit punt aan bij de zienswijze van Prof. Haak en Mr C. Vidor.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en het antwoord op de zienswijzen 3.13.1, 3.15 en 3.16.1.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.17.3.         Auteursrecht

Samenvatting

Het auteursrecht van Prof. Ir A.J.H. Haak wordt geschonden door de bouw van het paviljoen.

 

Antwoord

Voor dit antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.15.3.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.17.4.         Bebouwing op plein

Samenvatting

Op een plein hoort volgens reclamant geen enkele bebouwing aanwezig te zijn. Alle bebouwing op een plein draagt bij aan de versnippering van de ruimtewerking. Een plein kan slechts wor­den gemeubileerd met bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of bomen en hagen.

De mogelijkheid van de oprichting van het paviljoen in het bestemmingsplan is derhalve voor reclamant onaanvaardbaar.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en 3.13.1.

De gemeenteraad kan zich niet vinden in de stelling van reclamant dat een plein geen gebouw zou kunnen hebben.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.18.     Mevr. mr E. van Ree van MKB Juridisch Advies, namens de heer P.A.C. Hoeke, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01 002587

3.18.1.         Tearoom

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat er geen zekerheid bestaat over de exploitatie van de bakkerij annex tearoom van de heer Hoeke omdat de gemeente niet duidelijk is ten aanzien van de plannen en de locatie van de bibliotheek. Aan reclamant is door de gemeente, gedurende de tijd dat hij het pand huurt, de schijn gewekt dat hij ter plaatse een tearoom met terras kan exploiteren. Gezien de onduidelijkheid acht de heer Hoeke investeringen voor een optimale bedrijfsvoering op de huidige locatie een te groot risico. Om deze reden is er sprake van inkomensderving volgens reclamant.

Reclamant geeft tevens dat op basis de bestemming WDCS in het ontwerpbestemmingsplan ter plaatse van de bakkerij van de heer Hoeke exploitatie van een terras niet meer wordt toege­staan. Het is voor de exploitant dan ook niet duidelijk of en in welke vorm exploitatie van de tea­room mogelijk is.

 

Antwoord

De gemeente Delft heeft sedert het begin van de jaren '90 plannen voor een stedelijke heront­wikkeling van het gebied Zuidpoort. Reeds in het Schetsplan van Gunnar Daan (1996) is een aanbouw aan het door adressant genoemde pand aan Zuiderstraat getekend. Eveneens be­staat reeds een aantal jaren het voornemen om de openbare bibliotheek onder te brengen in het genoemde pand aan de Zuiderstraat. De daar nu aanwezige vestiging van C1000 zal in de toekomst ondergebracht worden in de nieuwbouw op veld 7. Dit voornemen mag in het kader van de Zuidpoortontwikkelingen bekend worden verondersteld.

Terecht signaleert de indiener van de zienswijze dat ook in het ontwerpbestemmingsplan Zuid­poort de vestiging van de brood- en banketbakkerij mogelijk blijft.

Pas als daadwerkelijk sprake zal zijn van vestiging van de bibliotheek in het Hoogovenpand, treedt een feitelijk andere situatie op. Pas dan zal duidelijkheid en zekerheid bestaan over mo­gelijke verhuizing van de brood- en banketbakkerij en wordt contact opgenomen om de moge­lijkheden tot deze feitelijke realisering na te gaan. Overleg over bedrijfsverplaatsing en/of scha­devergoeding zullen in dat overleg aan de orde komen. Op dit moment bestaat onvoldoende duidelijkheid om een dergelijk inhoudelijk overleg aan te gaan. Hetzelfde geldt voor andere, in dit gebied gesitueerde instellingen en bedrijven. Overigens wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.18.2.         Bouwhoogte

Samenvatting

Reclamant verzoekt het bestemmingsplan niet in de huidige vorm vast te stellen omdat, door de grote bouwhoogte van de bestemming Centrumdoeleinden tegenover het pand waarin dhr. Hoeke zijn bedrijf heeft, het zicht vanaf het parkeerterrein op het bedrijf zal wegvallen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.18.1.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.18.3.         Financiële paragraaf

Samenvatting

Reclamant blijft van mening dat het exploitatieoverzicht in de financiële paragraaf van het be­stemmingsplan uiterst summier is. Het blijft onduidelijk of de in de financiële paragraaf ge­noemde middelen voldoende ruimte bieden en of rekening wordt gehouden met eventuele plan­schadeclaims. Om deze reden kan naar mening van reclamant het bestemmingsplan niet wor­den vastgesteld.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.19.     Mevr. mr E. van Ree van MKB Juridisch Advies, namens Dalero B.V., ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 002595

3.19.1.         Vestiging bibliotheek

Samenvatting

Reclamant verzoekt om duidelijkheid ten aanzien van plannen van de gemeente om een bi­bliotheek te vestigen op de bestemming WDSC (woon-, detailhandel-, en sociaal-culturele doel­einden) op de locatie van de huidige Zuiderstraat 172 - waar nu Dalero B.V. is gevestigd - in verband met mogelijke schade indien het pand dient te worden verlaten.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.18.1.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.19.2.         Bouwhoogte

Samenvatting

Reclamant verzoekt het bestemmingsplan niet in de huidige vorm vast te stellen omdat door de grote bouwhoogte van de bestemming Centrumdoeleinden tegenover het pand van Dalero B.V. het zicht vanaf het parkeerterrein op het bedrijf zal wegvallen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.18.1.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.19.3.          

Samenvatting

Reclamant blijft van mening dat het exploitatieoverzicht in de financiële paragraaf van het be­stemmingsplan uiterst summier is. Het blijft onduidelijk of de in de financiële paragraaf ge­noemde middelen voldoende ruimte bieden en of rekening wordt gehouden met eventuele plan­schadeclaims. Om deze reden kan naar mening van reclamant het bestemmingsplan niet wor­den vastgesteld.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 


3.20.     R. Hogenes, namens Vendex KBB Nederland BV, ingekomen 15 januari 2001, reg. Nr. 01001161

3.20.1.         Horeca

Samenvatting

Volgens reclamant wordt in artikel 9, Detailhandelsdoeleinden een beperking gesteld aan de horeca van ten hoogste 300 m². In een herontwikkeld warenhuis, inclusief een La Place restau­rant op de verdieping, is een maximaal oppervlak van 300 m² onvoldoende voor het beoogde kwaliteitsniveau dat V&D nastreeft.

 

Antwoord

Na overleg met vertegenwoordigers van Vendex is besloten het horecaoppervlak te vergroten tot 500 m². Daarmee past het horecaoppervlak binnen de formule die door de Vendexketen wordt gehanteerd voor de aan het warenhuis verbonden horecavoorziening La Place. Overi­gens geldt dat de horecagelegenheid La Place uitsluitend geopend is gedurende de openings­tijden van het warenhuis.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.


3.21.     Jérôme van Dam en Allard Assan, namens Bewonersvereniging De Oude Nieuwelaan, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01/002736

3.21.1.         Stedebouwkundige visie

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat een gebiedsvisie met een orthogonale structuur is gebaseerd op een onjuiste versimpeling van het historisch weefsel van Delft. Dit leidt tot onnodig ingrijpende oplossingen voor in principe kleine vraagstukken, onder andere met betrekking tot bestaande bebouwing en aansluiting op de omgeving. Een voorbeeld hiervan is de verplaatsing van de rooilijn van veld 10. Er is geen rekening gehouden met het bestaan van historische en stede­bouwkundige waarde van de dienstwoningen. Wegens een vereiste orthogonale structuur staan de woningen inmiddels in de weg. Om dezelfde reden zou het ook onmogelijk zijn om de hoek Kruisstraat/Ezelsveldlaan "af te snuiten" terwijl het op de hoek Ezelsveldlaan/Michiel de Ruy­terweg wel wordt toegestaan. Dit is niet consequent.

Reclamanten zijn van mening dat door de gefixeerde rooilijnen van de velden 5 en 7 aanpas­singen ten gevolge van ontwerpfouten worden afgewenteld op andere rooilijnen, zoals veld in 10 aan de Ezelsveldlaan. Reclamanten vragen zich af op basis van welke visie de rooilijnen van veld 10 vastgesteld worden.

Reclamanten raden de gemeente aan een goed onderzochte, bevredigende oplossing te zoe­ken voor de rooilijnen van de velden 7 en 10 en het bijbehorende wegprofiel in relatie met het behoud van de dienstwoningen en dit vast te leggen in het bestemmingsplan, waarbij genoeg flexibiliteit overblijft om in een latere fase tot een goede oplossing te komen.

Voor weerlegging van het argument dat betrekking heeft op de jaarringen, sluit reclamant zich aan bij andere ingediende zienswijzen.

 

Antwoord

De vereiste orthogonale structuur is bepalend voor de invulling van de planvorming. Om die re­den is de bestaande rooilijn van veld 10 verlegd. Het "afsnuiten" van hoeken van bouwblokken is mogelijk zolang dit afsnuiten geen aantasting van de stedebouwkundige hoofdstructuur met zich meebrengt. Het "afsnuiten" van de hoek Kruisstraat-Ezelsveldlaan zoals reclamant voor­stelt, zou die hoofdstructuur wel aantasten omdat in het voorstel van reclamant er een forse hap uit het bouwblok moet worden genomen. Het "afsnuiten" van de hoek Michiel de Ruijterweg-Ezelsveldlaan leidt niet tot aantasting van de stedebouwkundige hoofdstructuur. De gekozen stedebouwkundige hoofdstructuur betekent verplaatsing van de dienstwoningen. Burgemeester en wethouders hebben hiertoe, na instemming van de gemeenteraadscommissie Duurzaam­heid, inmiddels expliciet besloten.

Voor het overige antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen al­gemeen en antwoord 3.4.1 van hoofdstuk 3, Zienswijzen individueel.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.21.2.         Diversiteit woontypen

Samenvatting

Reclamanten vragen zich af of de hoge bouwhoogten en –volumes, die hogere opbrengsten tot gevolg hebben, wenselijk zijn voor de kwaliteit van Zuidpoort. Daarbij wordt de zorg uitgespro­ken dat in dit ontwerp te weinig rekening wordt gehouden met diversiteit in zowel de prijsklas­sen van woonruimte als woontypen en woonvormen. Terwijl dit juist kwaliteiten zijn van een binnenstedelijk woongebied. De invulling van veld 10 zou hieraan kunnen bijdragen.

 

Antwoord

In het bestemmingsplan wordt de planologische basis geboden voor realisatie van de heront­wikkeling van het Zuidpoortgebied. In het bestemmingsplan wordt datgene dat ruimtelijk rele­vant is geregeld waarbij nut, noodzaak en haalbaarheid van de ontwikkelingsplannen dient te worden aangetoond. Op basis van de instemming van de Provinciaal Planologische Commissie met de financiële paragraaf, wordt geconcludeerd dat de haalbaarheid van de plannen is aan­getoond.

Ruimtelijk biedt het bestemmingsplan Zuidpoort mogelijkheden voor diversiteit aan woontypen en woonvormen, ook voor veld 10. De mening van reclamant dat het bestemmingsplan te wei­nig met voornoemde diversiteit rekening houdt, wordt op grond van het bovenstaande niet ge­deeld.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.21.3.         Professorenwoningen

Samenvatting

Reclamanten betreuren het dat ten aanzien van veld 10 de bestaande professorenwoningen niet genoemd worden als historische bebouwing. Behoud ervan is waardevol voor de conti­nuïteit van het straatbeeld van de Nieuwelaan, tussen Spookhuis en Techniekmuseum.

 

Antwoord

De professorenwoningen, gelegen aan de Nieuwelaan, zijn geen gemeentelijke- of rijksmonu­menten, noch zijn de panden geselecteerd om voor een dergelijke status in aanmerking te ko­men. Het ontwerpbestemmingsplan doet geen uitspraak over het al dan niet behouden van deze woningen. Beide opties zijn mogelijk. In de verdere uitwerking van het bouwplan kan het al dan niet behouden van de woningen onderzocht worden.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.21.4.         Woonschepenligplaatsen

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat er met betrekking tot het halveren van het aantal ligplaatsen van de woonschepen nooit is beargumenteerd waarom deze woonschepen niet inpasbaar zijn.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 


3.22.     F.J. Wiedenhoff en S. de Groen, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01 002809

3.22.1.         Invulling veld 9

Samenvatting

Reclamanten hebben voor wat betreft de invulling van veld 9 kritiek op de volgende punten:

-             de rooilijn aan de zuid van veld 9 die afgeleid is van de rooilijn van de Zuidwal;

-             er is te weinig openbaar groen in het zuidelijk gedeelte van de binnenstad. Semi-openbaar groen (zoals gepland langs de Zuidergracht) levert volgens reclamant geen positieve bij­drage;

-             de aansluiting aan de binnenstad van Delft, die essentieel wordt genoemd, vindt niet plaats vanwege het feit dat bebouwing van 18 meter hoog met een groot volume, welke (met uit­zondering van kerken) niet in de binnenstad van Delft voorkomt.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en naar de beantwoording van zienswijze 3.3.6.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.22.2.         Verbeteringen veld 9

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat de volgende wijzigingen, wat betreft de nieuw te bouwen blokken op veld 9, een verbetering zijn ten opzichte van de in het ontwerpbestemmingsplan gepresen­teerde ontwikkelingsvoorwaarden:

­             een verlaging van het bebouwingspercentage naar 40%;

­             een maximale bouwhoogte van 15 meter;

­             een verlaging van de plint naar maximaal 5 meter, wat beter aansluit bij het Museumhof en het Techniekmuseum;

­             verbreding van de Ezelsveldlaan naar 14 meter;

­             een doorgang in de bouwblokken ter plaatse van het middelste bouwblok van minimaal 12 meter.

 

Antwoord

Een bebouwingspercentage van 40% sluit meer aan bij een parkachtige bebouwing. Voor veld 9 is daar expliciet niet voor gekozen. De maximale bouwhoogte tegenover het Museumhof is verlaagd naar 15 meter. Tegenover het Techniekmusem en tegenover veld 12 blijft de hoogte 18 meter om zo aan te sluiten op de hoogte van de omringende bebouwing op veld 7 en het Museumhof zelf. Door de door reclamanten voorgestelde verlaging zal de aansluiting minder goed zijn.

De hoogte van de plint is in het bestemmingsplan gesteld op 4,5 meter tot 5,5 meter om enige flexibiliteit in de technische uitwerking van de planvorming te behouden. Het vaststellen van de plinthoogte op 5 meter zoals reclamanten graag zouden zien, haalt deze flexibiliteit eruit en dat is niet wenselijk.

De breedte van de Ezelsveldlaan is tegenover het Museumhof 14 meter. Om de rooilijn van veld 5 en 7 en het bestaande woongebouw aan de Oostpoort weer op te pakken, blijft de rooilijn tegenover het plein van het Techniekmuseum en veld 12/13 op 11 meter afstand van het ver­lengde van de gevelwand van het Museumhof.

De doorgang tegenover het middelste bouwdeel van het Museumhof is minimaal 11,5 meter en maximaal 12,5 meter. Omdat de doorgang voor de structuur van de binnenstad op een lager schaalniveau ligt, is de maat van de doorgang zo gekozen dat deze niet breder wordt dan de straten en stegen van de bestaande binnenstad. Ook hier geldt dat het vaststellen van een maat enige flexibiliteit behoeft in verband met de technische uitwerking op bouwplanniveau.

Op grond van het bovenstaande worden de door reclamant voorgestelde verbeteringen niet overgenomen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.22.3.         Plintfuncties

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat plintfuncties zoals kleinschalige bedrijvigheid, diensten en derge­lijke in de bebouwing van veld 9 aan de Ezelsveldlaan niet bijdragen aan de sociale veiligheid in de avond en nacht.

 

Antwoord

Verwezen wordt naar paragraaf 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 


3.23.     P.L.C. Petit en M.M.J. Petit-Vijgen, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01 002714

3.23.1.         Aantasting woongenot Museumhof

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat ondanks de aangebrachte verbetering ten opzichte van het vooront­werp de bouwhoogte van 15 meter in veld 9 zoals neergelegd in het ontwerpbestemmingsplan de privacy, lichtinval en zichtlijnen nog steeds zullen bedreigen.

 

Antwoord

De privacy, lichtinval en de zichtlijnen zullen wijzigen als gevolg van de planontwikkeling op veld 9. Een lagere bebouwing dan 15 meter is niet aan de orde omdat een dergelijke bouwhoogte niet past binnen de stedebouwkundige visie op het Zuidpoortgebied. Van belang daarbij is on­der meer dat de bebouwing van veld 9 in bouwhoogte aansluit bij bestaande bebouwing en de overige invulling van het plangebied.

Voor de overige beantwoording wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.23.2.         Groen en speelvoorzieningen

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat er te weinig publiek groen en speelmogelijkheden in het plan zijn op­genomen terwijl deze plekken van groot belang zijn voor de ontwikkeling van jongeren.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord onder 3.3.6.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.23.3.         Sociale veiligheid

Samenvatting

Reclamant verzoekt de gemeente rekening te houden met sociale veiligheid alsmede verkeers­veiligheid en afdoende maatregelen te treffen tegen de overlast die de uitbreiding van de uit­gaansmogelijkheden met zich meebrengt, zowel voor de huidige als nieuwe bewoners.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen en het antwoord onder 3.3.10.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.23.4.         Veld 9

Samenvatting

Reclamant verzoekt de gemeente de gebruiksmogelijkheden van de parkeerplaats in veld 9 goed te benutten en een goede invulling te geven in het toekomstige bestemmingsplan.

 

Antwoord

Deze zienswijze houdt geen direct verband met het bestemmingsplan.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.24.     Henk Wijnen, namens Belangenvereniging Woonbootbewoners Zuidergracht, ingekomen 30 januari 2001, reg. nr. 01 002528

3.24.1.         Vervallen woonschepenligplaatsen

Samenvatting

Door het bestemmingsplan komen 5 ligplaatsen voor woonschepen te vervallen. Dit is volgens reclamant niet nodig. In 1991 is door de gemeente toegezegd dat met het bebouwen van veld 9 geen ligplaatsen hoefden te verdwijnen. Met de open structuur die nu voorgestaan wordt op veld 9 moeten hiervoor nu ook mogelijkheden zijn.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen alge­meen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.24.2.         Hoogteverschil veld 9 en woonschepen

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat het hoogteverschil tussen de voorgenomen bebouwing op veld 9 en de woonschepen in het ontwerpplan te groot blijft.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4.2 van hoofdstuk 2, Zienswijzen alge­meen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.24.3.         Maten vastleggen in bestemmingsplan

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat in de huidige VOGD te weinig rekening is gehouden met de bestaande situatie. Verbetering of vervanging kan een flinke terugval in grootte van het woonschip bete­ken. Hierdoor wordt vaak van verbetering of vervanging afgezien.

Bij de behandeling van het VOGD is destijds gezegd dat woonschepen in het bestemmingsplan zouden komen. Slechts een verordening biedt veel minder rechtszekerheid. Verder is een ver­ordening veel eenvoudiger aan te passen dan een bestemmingsplan, zeker gezien de beperkte procedureregels ten aanzien van inspraak en beroep. De bouwhoogte, lengte en breedte van woonschepen dienen in het bestemmingsplan te worden opgenomen. De bestaande afmetin­gen van de woonschepen moeten als uitgangspunt worden genomen. Reclamant stelt voor een hoogte van 5 meter boven de waterlijn, een breedte van 5 meter en een lengte conform de be­staande lengte in het bestemmingsplan op te nemen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.24.4.         Groenvoorzieningen

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat het positief is om de Zuidergracht een groen imago te geven door de binnenhoven van veld 9 daarbij te betrekken. Gevraagd wordt dit niet alleen in de toelichting maar ook in de planvoorschriften op te nemen. Daarnaast wordt gevraagd de mogelijkheid open te houden om ligplaatsen te creëren bij die groene hoven. Langs de Zuidzijde wordt een strook van 2,5 meter opengelaten. Er wordt door reclamant van uitgegaan dat de openbaarheid van deze strook beperkt blijft. De strook zou volgens reclamant tevens het groene karakter van de Zuidergracht moeten uitstralen.

 

Antwoord

Met het semi-openbare voetpad aan de zuidzijde van het water van de Zuidergracht is het niet de bedoeling om het openbaar groen in kwantiteit te vergroten. Wel is het de bedoeling om het groene beeld van dit deel van de binnenstad te versterken. Het voetpad in combinatie met de groene binnenhoven zullen in samenhang met het water en het er tegenoverliggende groenge­bied dit bewerkstelligen. Een voetpad van 2,5 meter breed is hiermee voldoende. Het groene karakter is een kwestie van inrichting. Binnen veld 9 ten behoeve van onder andere de hoven is de bestemming Verblijfsgebied en Tuin opgenomen.

Eén van de randvoorwaarden voor de invulling van veld 9 is het zichtbaar maken van het water van de Zuidergracht. Door de aanwezigheid van woonschepen aan twee zijden van het water, is het water ter plaatse niet meer zichtbaar. Dit is onder andere de rede geweest voor het col­lege van burgemeester en wethouders om te besluiten dat er alleen aan de noordzijde van het water ligplaatsen voor woonschepen zijn. Het voorstel van reclamant om woonschepen aan de groene hoven te plaatsen is derhalve niet aan de orde.

Voor het overige wordt verwezen naar het antwoord onder 3.3.6.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.24.5.         Parkeren

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat in het bestemmingsplan het parkeren voor de huidige bewoners slecht wordt beschreven terwijl aan parkeren voor bezoekers en toekomstige bewoners veel aandacht wordt besteed. Vooral op de plankaart zijn te weinig plekken ingeruimd voor parkeren voor be­woners.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.9.4.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.25.     Henk Wijnen, namens familie Wijnen-Verberne, ingekomen 30 januari 2001, reg. nr. 01 002526

3.25.1.         Woonschip als normale woning

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat in tal van gemeentelijke notities wordt aangegeven dat woonschepen als normale woningen beschouwd dienen te worden. In bestemmingplan Zuidpoort is dit niet het geval. De gemeente dient zich uit te spreken dat aanpassing van de omgeving tevens geldt ten aanzien van woonschepen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.25.2.         Groen karakter veld 9

Samenvatting

Teneinde een goede aansluiting op de omgeving te creëren, dient naar mening van reclamant te worden gezocht naar een oplossing waarbij gebruik wordt gemaakt van de binnenhoven in veld 9. Het groene karakter kan daar goed aansluiten bij (een) hoogwaardig(e) ligplaats(en) aan de Zuidzijde.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op de zienswijze 3.24.4.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.25.3.         Bouwhoogte veld 9

Samenvatting

Volgens reclamant staat de maximale bouwhoogte niet in verhouding tot de bouwhoogte van de woonschepen. Om deze reden dient de bouwhoogte op veld 9 teruggebracht te worden tot 9 meter. De verhoudingen geven ook aan dat de toegestane bouwhoogte voor woonschepen (2,7 meter boven maaiveld) veel te laag is.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.25.4.         Overleg woonschepenligplaats

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de ligplaats van zijn woonschip vervalt. De gemeente heeft gesteld dat overleg zal plaatsvinden ten aanzien van een andere ligplaats. Sinds juni 2000 is echter niets meer van de gemeente vernomen.

 

Antwoord

Alle woonschepenbewoners hebben in januari 2001 een brief ontvangen van de gemeente waarin de stand van zaken uiteen is gezet. In dit schrijven wordt toegezegd dat de woonsche­penbewoners in de zomer van 2001 opnieuw voor overleg met de gemeente zullen worden uit­genodigd. Op dat moment zal meer duidelijkheid zijn over de verplaatsingen en de technische aanpassingen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.

3.25.5.         Woonschepenligplaats

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat in 1991 duidelijk is geworden dat alle woonschepen mochten blijven liggen. Er is toen een nieuw woonschip gebouwd voor de huidige plek. In 2001 blijkt dat de woonschepen echter niet mogen blijven liggen. Dit houdt in dat forse investeringen in te korte tijd moeten worden afgeschreven.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijze algemeen.

Opgemerkt wordt dat forse investeringen niet noodzakelijkerwijs moeten worden afgeschreven omdat alle woonschepen, niet in eigendom van de gemeente, een plaats krijgen aan de noord­zijde van de Zuidergracht.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.25.6.         Maten woonschepen in bestemmingsplan

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat door de woonschepen buiten het bestemmingsplan te plaatsen, de rechtszekerheid van betrokkenen danig wordt verzwakt. Middels de regeling in het VOGD wor­den de bewoners al danig in hun mogelijkheden beknot. Er wordt voorgesteld extra aandacht aan de woonschepen te schenken door in het bestemmingsplan de grootte en mogelijkheden voor vervanging op een goede manier vast te leggen. In dit bestemmingsplan kan de gemeente de gelijkstelling van woonschepen aan gewone woonvormen in de praktijk brengen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen alge­meen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.26.     H. Brandt Corstius en Y. Exaltus, ingekomen 24 januari 2001, reg. nr. 01 001942

3.26.1.         Overlast van veld 7 voor woonschepen

Samenvatting

Er zal een gebouw met een bouwhoogte van 22 meter op 13 meter afstand van het woonschip van reclamanten worden gerealiseerd. Het gedeelte van het nieuwe gebouw dat het dichtst bij het woonschip is gelegen, is een laad- en losplaats voor onder andere een supermarkt. Dit heeft een verminderde lichtinval, visuele hinder en geluidsoverlast tot gevolg.

 

Antwoord

De planontwikkeling in het Zuidpoortgebied heeft voor reclamant met een woonschip, gelegen aan de noordwestzijde van de Zuidergracht direct tegenover de oostgevel van de bebouwing van veld 7, invloed op de lichtinval en uitzicht.

Op bezonningsdiagrammen van het plangebied is zichtbaar dat naar aanleiding van de maxi­male bebouwingsmogelijkheden van veld 7 met name de woonschepen, gelegen aan de noordwestkant van de Zuidergracht, in het voor- en najaar vanaf het middaguur en in de winter in de schaduw komen te liggen.

 

Op dit moment is onduidelijk welke woonschepen in de schaduw zullen komen te liggen omdat alle woonschepen herschikt zullen worden. Een toename van geluid ten opzichte van de be­staande situatie wordt niet verwacht, omdat in de Kruisstraat een maximale snelheid van 30 km/h is ingevoerd en ook thans in de Kruisstraat laden en lossen plaatsvindt.

In de belangenafweging tussen het algemeen belang, gediend met de planontwikkeling in het Zuidpoortgebied, versus het individuele belang van de woonschipbewoner, heeft de gemeente­raad het algemeen belang doorslaggevend geacht.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.26.2.         Duidelijkheid omtrent Verordening Openbaar Gemeentewater Delft (VOGD)

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat in de Verordening Openbaar Gemeentewater Delft de maten voor woonschepen tot op de centimeter zijn vastgelegd. Enkele woonschipeigenaren hebben reno­vatie- en nieuwbouwplannen. De beperkingen in de VOGD maken dit onmogelijk. Het voorstel van de gemeente de VOGD aan te passen klinkt mooi, maar concreet overleg is uitgebleven. Hierdoor wordt onvoldoende rechtszekerheid geboden.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en het antwoord op 3.25.4.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.26.3.         Maten woonschepen in bestemmingsplan

Samenvatting

Reclamant kan zich niet vinden in de stelling dat woonschepen geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn. Hij behoudt zich het recht voor dit later door de provincie of de Raad van State te laten beoordelen. Desondanks is reclamant van mening dat, ook al zijn woonschepen volgens de gemeente geen bouwwerken in de zin van de Woningwet, de afmetingen en lig­plaatsen van woonschepen wel degelijk ruimtelijke aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de planvorming van het Zuidpoortgebied.

De gelegenheid is nu aanwezig om de onzekerheid ten aanzien van afmetingen en vervanging van woonschepen weg te nemen. Een duidelijke bepaling omtrent de mogelijkheden tot vervan­ging, nieuwbouw en renovatie van woonschepen zou een zeer positieve bijdrage leveren aan het Zuidpoortgebied.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3 van Hoofdstuk 2 Zienswijzen alge­meen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.26.4.         Verplaatsing woonboten

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de open bebouwing aan de noordzijde van veld 9 gelegenheid geeft om enkele woonboten te laten liggen. Er zijn voldoende alternatieven voorhanden zodat verplaatsing naar de noordzijde niet noodzakelijk is.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2 Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.26.5.         Planschade

Samenvatting

De veranderingen van het plan Zuidpoort ten opzichte van het bestemmingsplan uit 1978 zijn volgens reclamant zodanig ingrijpend dat dit vatbaar is voor planschadevergoeding ingevolge artikel 49 WRO.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2 Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

 


3.27.     A.T. de Man, ingekomen 26 januari, reg. nr. 01 002287

3.27.1.         Duidelijkheid VOGD

Samenvatting

Reclamant kan zich niet vinden in de stelling dat woonschepen geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn. Hij behoudt zich het recht voor dit later door de provincie of de Raad van State te laten beoordelen. Reclamant geeft aan dat in de Verordening Openbaar Gemeente­water Delft de maten voor woonschepen tot op de centimeter zijn vastgelegd. Enkele woon­schipeigenaren hebben renovatie- en nieuwbouwplannen plannen. De beperkingen in de VOGD maken dit onmogelijk. Het voorstel van de gemeente de VOGD aan te passen klinkt mooi, maar concreet overleg is uitgebleven. Hierdoor wordt onvoldoende rechtszekerheid geboden.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen alsmede zienswijze 3.25.4.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.27.2.         Maten woonschepen in bestemmingsplan

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat, ook al zijn woonschepen volgens de gemeente geen bouwwerken in de zin van de Woningwet, de afmetingen en ligplaatsen van woonschepen wel degelijk ruimte­lijke aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de planvorming van het Zuidpoortgebied.

De gelegenheid is nu aanwezig om de onzekerheid ten aanzien van afmetingen en vervanging van woonschepen weg te nemen. Een duidelijke bepaling omtrent de mogelijkheden tot vervan­ging nieuwbouw en renovatie van woonschepen zal volgens reclamant een zeer positieve bij­drage leveren aan het Zuidpoortgebied.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.27.3.         Verplaatsen woonschepen

Samenvatting

In het plan wordt aangegeven dat een aantal woonschepen in de Zuidergracht moeten worden verplaatst omdat het terrein tussen de Ezelsveldlaan en de Zuiderstraat wordt bebouwd.

De open bebouwing aan de noordzijde van veld 9 geeft volgens reclamant gelegenheid om en­kele woonschepen te laten liggen er zijn voldoende alternatieven voorhanden zodat verplaat­sing naar de noordzijde niet noodzakelijk is.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en naar het antwoord op de zienswijze nr. 3.24.4.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.27.4.         Planschade

Samenvatting

Reclamant is van mening dat de veranderingen van het plan Zuidpoort ten opzichte van het be­stemmingsplan uit 1978 zodanig ingrijpend zijn, dat dit vatbaar is voor planschadevergoeding ingevolge artikel 49 WRO.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.28.     C. van der Dussen, ingekomen 24 januari 2001, reg. nr. 01 001981

3.28.1.         Duidelijkheid VOGD

Samenvatting

Reclamant kan zich niet vinden in de stelling dat woonschepen geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn. Hij behoudt zich het recht voor dit later door de provincie of de Raad van State te laten beoordelen. Reclamant geeft aan dat in de Verordening Openbaar Gemeente­water Delft de maten voor woonschepen tot op de centimeter zijn vastgelegd. Enkele woon­booteigenaren hebben renovatie- en nieuwbouwplannen plannen. De beperkingen in de VOGD maken dit onmogelijk. Het voorstel van de gemeente de VOGD aan te passen klinkt mooi maar concreet overleg is uitgebleven. Hierdoor wordt onvoldoende rechtszekerheid geboden.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3 van Hoofdstuk 2 Zienswijzen alge­meen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.28.2.         Woonschepen in bestemmingsplan

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat, ook al zijn woonschepen volgens de gemeente geen bouwwerken in de zin van de Woningwet, de afmetingen en ligplaatsen van woonschepen wel degelijk ruimte­lijke aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de planvorming van het Zuidpoortgebied.

De gelegenheid is nu aanwezig om de onzekerheid ten aanzien van afmetingen en vervanging van woonschepen weg te nemen. Een duidelijke bepaling omtrent de mogelijkheden tot vervan­ging nieuwbouw en renovatie van woonschepen zal volgens reclamant een zeer positieve bij­drage leveren aan het Zuidpoortgebied.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.28.3.         Verplaatsing woonschepen

Samenvatting

In het plan wordt aangegeven dat een aantal woonschepen in de Zuidergracht moeten worden verplaatst omdat het terrein tussen de Ezelsveldlaan en de Zuiderstraat wordt bebouwd.

De open bebouwing aan de noordzijde van veld 9 geeft volgens reclamant gelegenheid om en­kele woonschepen te laten liggen er zijn voldoende alternatieven voorhanden zodat verplaat­sing naar de noordzijde niet noodzakelijk is.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen alsmede het antwoord op zienswijze 3.24.4.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.28.4.         Planschade

Samenvatting

Reclamant is van mening dat de veranderingen van het plan Zuidpoort ten opzichte van het be­stemmingsplan uit 1978 zodanig ingrijpend zijn dat dit vatbaar is voor planschadevergoeding ingevolge artikel 49 WRO.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.29.     J. Kooistra, ingekomen 29 januari 2001, reg. nr. 01 002391

3.29.1.         Maten woonschepen in bestemmingsplan

Samenvatting

De reclamant geeft aan dat een aanpassing van de Verordening Openbaar Gemeentewater Delft essentieel is. De belangrijkste punten daaruit moeten dan worden verwerkt in het be­stemmingsplan Zuidpoort. Het gaat daarbij met name om de hoogte- en breedtematen van woonschepen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen alge­meen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.29.2.         Functie strook langs Zuidergracht

Samenvatting

Reclamant vraagt zich af wat de functie van de strook van 2,5 meter aan de zuidzijde van de Zuidergracht wordt. Er loopt namelijk reeds een voetpad langs de noordzijde. Een tweede voet­pad zal de privacy nog verder aantasten. Daarnaast bestaan er bij reclamant twijfels ten aan­zien van de sociale controle.

 

Antwoord

Naar aanleiding van de informatieavond over de planontwikkeling in het Zuidpoortgebied in september 2000, is het voorontwerpbestemmingsplan gewijzigd en is op verzoek van aanwezi­gen ook aan de zuidzijde van de Zuidergracht een voetpad opgenomen. Dit voetpad heeft een semi-openbaar karakter, hetgeen inhoudt dat het pad in de avonduren ter voorkoming van van­dalisme en sociaal onveilige situaties, afgesloten kan worden.

De maat tussen de woonschepen aan de noordzijde van de Zuidergracht en de nieuwbouw op veld 9 is hiermee wel vergroot met 2,5 meter.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.29.3.         Verplaatsing woonschepen

Samenvatting

Bij verplaatsing van de woonschepen naar de noordzijde dient volgens reclamant, bij herschik­king de onderlinge afstand centraal te staan.

 

Antwoord

De onderlinge afstand tussen woonschepen, zoals vastgelegd in de VOGD, zal in de uiteindelijk situatie in acht worden genomen. Om die vastgelegde afstand in acht te kunnen nemen is de aankoop van één extra boot noodzakelijk. Afhankelijk van het tijdstip waarop een extra boot ge­kocht kan worden zal de herschikking van de woonschepen in één of twee fasen plaatsvinden.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.30.     De heer ir J.R.C. Sliphorst en mevr. D. ter Haar, ingekomen 29 januari 2001, reg. nr. 01 002448

3.30.1.         Verplaatsing woonschepen

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de verplaatsing van de woonschepen naar de noordzijde van de Zui­dergracht een aantal nadelen heeft. Het terras van het woonschip is momenteel georiënteerd op het zuiden. Bij een verplaatsing zal dit niet meer het geval zijn. Hierdoor daalt de waarde van het woonschip.

Overigens kunnen de woonschepen, zolang er nog geen concrete bouwplannen, zijn op de hui­dige locatie blijven liggen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

Binnen de gemeente zijn thans diverse onderzoeken gaande naar de technische oplossingen voor de door reclamant genoemde problematiek. De uitkomsten van deze onderzoeken zullen in juni 2001 met de woonschepenbewoners worden besproken.

Het tijdstip van verplaatsing zal tevens onderdeel van deze bespreking worden.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.30.2.         Afmeting woonschip

Samenvatting

De gemeente heeft de maximale afmetingen van nieuwe woonschepen zeer nauwkeurig be­paald. Reclamant is van mening dat bij aanschaf van een nieuw woonschip van dezelfde afme­tingen, de plaatsing ervan aan de noordzijde op deze manier onmogelijk wordt gemaakt.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.31.     Gerrit Oude Sogtoen, ingekomen 30 januari 2001, reg. nr. 01 002508

3.31.1.         Bouwhoogte

Samenvatting

Reclamant is van mening dat de gestelde bouwhoogten in het geheel niet in de Delftse binnen­stad passen. De bouwhoogten van de Ezelsveldlaan in veld 9 op de plek die nu nog parkeer­plaats is en de bouwhoogte op het perceel waar een supermarkt wordt beoogd, zijn dusdanig hoog dat reclamant vreest voor zijn woongenot in verband met bezonning.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en antwoord 3.26.1.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.31.2.         Route langs Zuidergracht

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat een semi-openbare route aan de zuidzijde van de Zuidergracht onge­wenst is. Er bestaan voldoende routes langs de Zuiderstraat, Zuidergracht en Ezelsveldlaan.

 

Antwoord

Verwezen wordt naar zienswijze 3.29.2.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.31.3.         Verwijzing zienswijze

Samenvatting

Reclamant verzoekt de woonschepen in het bestemmingsplan beter te regelen en sluit zich aan bij het schrijven van de belangenvereniging.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen alsmede het antwoord onder 3.24.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.32.     F.C. de Witte en E.A.M. Leijtens, ingekomen 31 jan 2001,
reg. nr. 01 002711

3.32.1.         Bouwhoogte veld 9

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat de bouwhoogte van 18 meter in veld 9 direct tegenover het Techniekmuseum, zoals neergelegd in het ontwerpbestemmingsplan, een deel van het huidige vrije uitzicht zal wegnemen. De voorgestelde bouwhoogte doet nog steeds afbreuk aan de Mu­seumhof. Reclamanten pleiten derhalve voor een maximale goothoogte van 14 meter over de gehele lengte van veld 9.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.32.2.         Groenvoorzieningen

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat de hoeveelheid groenvoorzieningen nog steeds onvoldoende is.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord onder 3.3.6.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.32.3.         Planschade

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat ten tijde van de koop van het appartement door de gemeente is verzekerd dat er nooit hoger dan 14 meter gebouwd zou worden. Reclamanten geven aan dat er sprake is van planschade wanneer door de gemeente van destijds gedane toezeggingen wordt afgeweken.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.33.     Dr Ir K.J van Oostrum en mevr. G.J. van Oostrum-Wennekers, ingekomen 15 januari 2001, reg. nr. 01 001160

3.33.1.         Bouwhoogte veld 9

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat het bestaande fraaie uitzicht vanuit hun appartement op de vierde verdieping in het Museumhof dreigt te verdwijnen als veld 9 wordt bebouwd volgens de mogelijkheden uit het ontwerpbestemmingsplan (bouwhoogte 18 meter). Er wordt verzocht de hoogte aan te passen zodat het uitzicht behouden blijft.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.34.     Mr. W.W. Sturms, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01 002773

3.34.1.         Verwijzing zienswijze

Samenvatting

Reclamant verwijst in eerste instantie naar het in de brief van 30 december 1997 aangevoerde commentaar en geeft aan dat dit nog onverkort van toepassing is.

Daarnaast verwijst reclamant naar de zienswijze zoals ingediend door de bewoners van appar­tementencomplex Museumhof .

 

Antwoord

Voor de beantwoording van de door reclamant genoemde brief wordt verwezen naar de ant­woorden in de paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen, alsmede naar het antwoord onder 3.3.6 en 3.7.2.

Voor het overige antwoord wordt verwezen naar de zienswijze 3.35.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.34.2.         Monumentale waarde Museumhof

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat enerzijds de gemeente aangeeft dat de Museumhof monumentale waarde heeft, terwijl anderzijds in het ontwerpbestemmingsplan de situatie rond het complex wordt gewijzigd waarbij de bestaande karakteristieke uitstraling nauwelijks meer tot zijn recht kan komen. Reclamant verwijst in dit verband naar de beschrijving van het complex voor de Monumenten Selectie Procedure.

Om deze reden verzoekt reclamant af te wijken van de rechte lijn van de bebouwing langs de Ezelsveldlaan, door het creëren van een park of plantsoen tegenover het gebouw van de Mu­seumhof. Een dergelijke ruimte zou ook een sociale functie kunnen vervullen voor toekomstige bewoners.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en naar het antwoord op zienswijzen 3.3.6.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.34.3.         Planschade

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.35.     Danny van Seters en Lub Westra, namens Vereniging van Eigenaren Museumhof I, II, IV en VI, ingekomen 30 januari, 01/0002746

3.35.1.         Veld 12

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat de parkeerplaatsen op veld 12 die ontwikkelaar Appartel moest aanleggen ingevolge de destijds afgegeven bouwvergunning voor renovatie van het Mu­seumhof, alsnog moet worden gerealiseerd. Het verbaast reclamanten dat zonder overleg nieuwe randvoorwaarden worden opgesteld voor een nieuwe bestemmingsregeling voor veld 12.

Het Museumhof wordt door de voorgestelde bouwhoogten voor een deel aan het zicht ontrok­ken. De belevingswaarde en kwaliteit van het totaalbeeld van de entree naar de stad zullen worden verminderd.

Daarnaast wordt het pas ingestelde beschermde stadsgezicht met twee brugwachterhuisjes geweld aangedaan.

Tevens zal het woongenot worden aangetast door vermindering van uitzicht, licht- en luchttoe­treding en een afname van de privacy. Dit is een aantasting van hun rechten omdat zij ten tijde van de koop er vanuit mochten gaan dat dit gewaarborgd zou zijn door de aanleg van een par­keerterrein op veld 12 en door de bepalingen in het vigerende bestemmingsplan.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.35.2.         Planschade

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 


3.36.     Katrin Schäfer en Dannie van Seters, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01 002740

3.36.1.         Veld 9

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat door de voorgenomen bebouwing op veld 9 het Museumhof niet langer zichtbaar zal zijn vanuit de omgeving. In het huidige ontwerp van veld 9 voorzien de rechte zichtlijnen niet in een grote zichthoek. Daarnaast zal de hoogte van de bebouwing leiden tot beperkt uitzicht en een aantasting van het woongenot van de bewoners van de apparte­menten aan de Ezelsveldlaan. De vermindering van het woongenot zal tevens waardevermin­dering van de appartementen tot gevolg hebben. Tevens wordt de Museumhof verstopt achter nieuwe bebouwing.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.36.2.         Groenvoorzieningen

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat de groenvoorziening in het gebied van Zuidpoort moet worden verbeterd en hieraan een invulling dient te worden gegeven in het bestemmingsplan.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.3.6.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.36.3.         Veld 12

Samenvatting

Reclamanten verwijzen voor wat betreft de inrichting van veld 12 tevens naar de eerder inge­diende reactie in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan.

Reclamanten geven aan dat door de bebouwing van veld 12 hen het zicht wordt ontnomen. Re­clamanten zijn van mening dat hun rechten worden aangetast omdat zij er bij de koop van het appartement vanuit mochten gaan dat door de aanleg van een parkeerterrein op veld 12 met bebouwing niet hoger dan 5 meter voldoende uitzicht gewaarborgd zou zijn.

Daarnaast zal door de bouwhoogte van veld 12 het Museumhof vanuit oostelijke richting volle­dig aan het zicht worden onttrokken. De kwaliteit en de belevingswaarde van het totaalbeeld van de entree naar de stad zal dalen. Tevens wordt het beschermd stadsgezicht met de brug­wachterhuisjes geweld aangedaan.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.36.4.         Planschade

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.37.     R.S.J. de Vetten en A.Y. Kok, ingekomen 30 januari, reg. nr. 01 002531

3.37.1.         Veld 9

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de in het ontwerp gestelde maximale bouwhoogte van veld 9 geen recht doet aan de architectuur van het Museumhof. De zichtbaarheid en eigenheid gaan totaal verloren. Daarnaast doet de bouwhoogte afbreuk aan het uitzicht, de privacy en de markt­waarde van de appartementen.

Reclamant verzoekt de maximale bouwhoogte aan te passen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.37.2.         Veld 12

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat met betrekking tot veld 12 het ontwerpbestemmingsplan totaal voorbij gaat aan de rechten en plichten welke voortvloeien uit het vigerende bestemmingsplan. Bij de koop/aannemingsovereenkomst van het appartement van indiener is in het inrichtingsplan een veld met 12 parkeerplaatsen opgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan zijn deze parkeer­plaatsen niet opgenomen. Dit heeft een negatief effect op de marktwaarde van de apparte­menten in het Museumhof. Om deze reden dient, volgens reclamant, in veld 12 de vigerende bestemming gehandhaafd te worden.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen en naar het antwoord op de zienswijze 3.14.2 ten aanzien van het afwijken van het vigerende bestemmingsplan.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.38.     H. van der Wal, namens de Vereniging van eigenaren Museumhof, ingekomen 30 jan 2001, reg. nr. 01 002523

3.38.1.         Veld 9

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de bouwhoogte op veld 9 van maximaal 18 meter een groot deel van het uitzicht zal wegnemen.

Ook zal de zichtbaarheid van het fraaie silhouet van het Museumhof worden aangetast en de privacy voor bewoners van het Museumhof niet worden gewaarborgd.

Het Museumhof is gebouwd met grote ramen van gemiddeld 4,5 x 3 meter. Door de bouw op veld 9 op korte afstand van het Museumhof wordt de privacy aangetast.

De voorgestelde grote bouwvolumen passen overigens niet in de binnenstad.

Reclamant verzoek de bouwhoogte en het bebouwingspercentage op veld 9 te verlagen tot respectievelijk maximaal 13 meter en 35%. Daarnaast wordt verzocht om een verbreding van de Ezelsveldlaan tot 17 meter, om de privacy te waarborgen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen alsmede het antwoord op zienswijze 3.10.8.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.38.2.         Groenvoorziening

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat er nagenoeg geen groenvoorziening in het plan is opgenomen. Er is veel behoefte aan groen in dit deel van de stad en dit is een mogelijkheid om groen in het plan op te nemen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3.3.6.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.38.3.         Veld 12

Samenvatting

Reclamant verzoekt voorlopig veld 12 niet te betrekken in het voorontwerpbestemmingsplan en het bestaande bestemmingsplan voor het terrein te handhaven. Door de thans voorgestelde re­geling wordt de bestaande privacy, het uitzicht en woongenot en de waarde van de apparte­menten ernstig aangetast. Overigens is de voorwaarde van aanleg van een parkeerplaats op veld 12 onderdeel van de afgegeven bouwvergunning (nr. S95002576) voor renovatie van het Museumhof. Het slechts bieden van de mogelijkheid tot parkeergelegenheid voldoet niet aan dit recht. Op deze wijze wordt de projectontwikkelaar in de gelegenheid gesteld in gebreke te blij­ven.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.38.4.         Overleg bewoners

Samenvatting

Tevens verzoekt reclamant de gemeente in overleg te gaan met de bewoners van het Mu­seumhof.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.

 


3.39.     Peter Wolbrink en Saskia Spierdijk, ingekomen 31 januari,
reg. nr. 01 002741

3.39.1.         Veld 9

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat in veld 9 de voorgestelde blokken in de vorm van een U 180 graden gedraaid dienen te worden en in één bouwlaag lager uitgevoerd moeten worden dan thans voorgesteld in het voorontwerpbestemmingsplan Zuidpoort.

Hierdoor zal de Zuidergracht hetzelfde profiel krijgen als andere oostwestgrachten van Delft. Beide wanden zullen de waarnemer als het ware richting de Oostpoort leiden.

Daarnaast hoeft niet gevreesd te worden voor vermindering van bezonning aan de Zuiderstraat.

Het Techniekmuseum en het Museumhof komen op deze wijze losser in de ruimte te staan waardoor meer recht wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de gebouwen. De monumentale bomen krijgen een plek in een binnenruimte en de resterende binnenterreinen kunnen een openbare functie krijgen. Dit geeft en kwalitatieve impuls aan dit gedeelte van de binnenstad.

De "plint" komt dan te vervallen maar functiemenging kan beter rond de binnenterreinen worden gerealiseerd, ook met het oog op sociale controle.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.39.2.         Bouwhoogte

Samenvatting

Het idee van de "jaarringen" is volgens reclamant (zoals verwoord in de antwoorden op de in­spraakreacties) hier niet van toepassing omdat het hier geen ring betreft rondom de binnenstad, maar bebouwing midden in de vrij lage Delftse binnenstad. Een nieuwbouwhoogte van 15 tot 18 meter kan hiermee niet worden gerechtvaardigd. Lagere bebouwing dan voorgesteld in het voorontwerpbestemmingsplan past beter in de binnenstedelijke structuur.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Paragraaf 4.1 van de toelichting van het bestemmingsplan is aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.39.3.         Veld 12

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat veld 12 deel uitmaakt van de ontwikkeling van het TH-pand tot Mu­seumhof. Er zouden 34 parkeerplaatsen in een tuinachtige omgeving worden gerealiseerd ten behoeve van de huurders van de ontwikkelaar Appartel. Dit is nooit gebeurd en de gemeente heeft nooit toegezien op uitvoering ervan. Nieuwbouw op veld 12 is strijdig met afspraken met (toenmalige) toekomstige gebruikers van het Museumhof en zal daarnaast afbreuk doen aan het Museumhof. Reclamant is van mening dat hij door de inrichting van veld 12 in zijn belangen wordt geschaad, zijn woning in waarde zal dalen en hij zal bij daadwerkelijke uitvoering de ge­meente daarvoor aansprakelijk stellen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

3.39.4.         Massaliteit

Samenvatting

Volgens reclamant past de massaliteit van het totale Zuidpoortplan nog steeds niet bij de histo­rische binnenstad van Delft. Hij vreest voor stedebouwkundige en architectonische fouten en pleit voor het versterken van de kwaliteit van Delft door het benutten van haar intimiteit en klein­schaligheid.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 


3.40.     E. Kouwe en C. van Daalen, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01 002761

3.40.1.         Stedebouwkundig ontwerp

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat de financiële haalbaarheid niet de belangrijkste drijfveer mag zijn voor stedebouwkundige ontwerpen in de huidige plannen. Reclamanten verzoeken om aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan om de mogelijkheid te creëren om huizen met een individueel karakter neer te realiseren met een goothoogte van ten hoogste 15 meter. Daarnaast verzoeken reclamanten de woonfunctie in de plint van de gebouwen te laten prevale­ren om de sociale controle te verbeteren.

 

Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen alge­meen. Uit deze paragraaf moge duidelijk zijn dat niet de financiële haalbaarheid maar het be­sluit van gemeenteraad het Zuidpoortgebied op te nemen als deel van de binnenstad, bepalend is geweest voor de stedebouwkundige structuur. Dit besluit heeft ertoe geleid dat gezocht is naar een stedebouwkundige structuur die past bij de Delftse binnenstad.

 

Het bestemmingsplan doet geen uitspraak over hoe de bouwblokken ten aanzien van het reali­seren van verschillende woningtype ingevuld moeten worden. Woningen met een individueel karakter horen tot de mogelijkheden. Dit is een zaak van verdere uitwerking van de bouwplan­nen.

Voor de velden 5 en 7 is wel gekozen voor een combinatie van verschillende woningtypen, waarnaast appartementen ook het individuele woonhuis op het tweede maaiveld wordt gereali­seerd. Bij veld 5 zijn deze individuele woonhuizen per vier gegroepeerd op het tweede maai­veld. In de architectuur is er niet voor gekozen om deze woningen elk een individueel karakter te geven.

Ten aanzien van de plint wordt opgemerkt dat rond het winkelplein en het cultuurplein een on­derbreking met de woonfunctie op de begane grond niet gewenst is. Wel is bij het ontwerp zo­veel mogelijk rekening gehouden met de sociale veiligheid in de openbare ruimten, door de si­tuering van de woningen op de verdiepingen zo te doen, waardoor de openbare ruimte veelal in het zicht van die woningen liggen.

Voor de velden 9 en 10 is de woonfunctie in de plint mogelijk. De afwisseling van de woonfunc­tie met andere functies is juist zo kenmerkend voor een levendige binnenstad. Tijdens de uit­werking van die deelgebieden zal de sociale veiligheid een belangrijk aandachtspunt zijn.

Voor het overige wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.40.2.         Veld 12

Samenvatting

Reclamanten geven aan dat in de koopovereenkomst van het appartement in het Museumhof is voorzien in de aanleg van een parkeerplaats op maaiveld op een parkeerterrein gelegen aan de oostkant van het Museumhof. Er was toen geen sprake van andere bouwplannen.

In het ontwerpplan wordt op veld 12 bebouwing toegestaan met een maximale bouwhoogte van 15 (+1) meter. Indien dit wordt gerealiseerd, zal het complex ernstig afbreuk doen aan de rech­ten van de bewoners met betrekking tot rechtszekerheid en de voltooiing van het originele, contractueel vastgelegde bouwplan.

Daarnaast zal het woongenot ernstig worden aangetast door vermindering van vrij uitzicht en een afname van de privacy. Dit zal een aanzienlijke waardedaling van de appartementen tot gevolg hebben.

Het totaalbeeld van de oostelijke entree zal voorgoed minder aantrekkelijk zijn. Gevraagd wordt de ontwikkeling van veld 12 voorlopig niet in het bestemmingsplan op te nemen en het vige­rende bestemmingsplan voorlopig te handhaven.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.


3.41.     Drs B.B. de Boer, ingekomen op 25 januari 2001, reg. nr. 01 002029

3.41.1.         Veld 9

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat een massaal en hoog gebouw aan de Ezelsveldlaan in veld 9 niet op zijn plaats is. Een lagere bebouwing past beter bij het karakter van de Delftse binnenstad. Het monumentale pand aan de Ezelsveldlaan (waarin de woning van de indiener van de zienswijze zich bevindt) kan met zijn karakteristieke silhouet meer beeldbepalend zijn dan in het ontwerp­bestemmingsplan is weergegeven. Door de hoge bebouwing (tot 19 meter) vervalt tevens een groot deel van het uitzicht. Dit heeft een negatief effect op de bebouwingskwaliteit en het woon­genot.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 en 2.6 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.41.2.         Veld 12

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat in de koopovereenkomst van het appartement is voorzien in de aanleg van een parkeerplaats op maaiveld op een parkeerterrein gelegen aan de oostkant van het Mu­seumhof. Er was toen geen sprake van andere bouwplannen. In het vigerende bestemmings­plan geldt een maximale bouwhoogte van 5 meter. De voorwaarde tot het aanleggen van een parkeerterrein maakt onderdeel uit van de renovatie van de woningen aan de Museumhof. De projectontwikkelaar is op dit punt echter tot nu toe in gebreke gebleven.

In het ontwerpplan wordt op veld 12 bebouwing toegestaan met een maximale bouwhoogte van 15 (+1) meter. Indien dit wordt gerealiseerd zal het complex ernstig afbreuk doen aan de rech­ten van de bewoners met betrekking tot rechtszekerheid en de voltooiing van het originele, contractueel vastgelegde bouwplan.

Daarnaast zal het woongenot ernstig worden aangetast door vermindering van vrij uitzicht en een afname van de privacy. Dit zal een aanzienlijke waardedaling van de appartementen tot gevolg hebben. Aan deze parkeereis kan niet worden voldaan door in het bestemmingsplan de mogelijkheid op te nemen van het aanleggen van parkeerplaatsen. Op deze wijze wordt de projectontwikkelaar de mogelijkheid geboden niet aan zijn verplichtingen te voldoen. Reclamant vraagt tenslotte om veld 12 niet mee te nemen in dit bestemmingsplan en over de mogelijke in­vulling in overleg te treden met de Vereniging van eigenaren van de Museumhof.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.41.3.         Oostelijke entree

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat door de bebouwing van veld 12 het tot rijksmonument genomineerde Museumhof vanaf de oostzijde grotendeels aan het zicht zal worden onttrokken. Als gevolg hiervan zal de oostelijke entree van de stad voorgoed minder aantrekkelijk zijn.

 

Antwoord

De oostelijke entree van de stad wordt bepaald door de Oostpoort, het woongebouw bij de Oostpoort, de brugwachterwoningen in hun groene setting en het Museumhof. In het silhouet van de oostelijke entree van de binnenstad zal het Museumhof met zijn 18 tot 20 meter zicht­baar blijven boven de nieuwbouw van veld 12 die maximaal 15 meter mag worden.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.41.4.         Planschade

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.42.     M.V. Verhoef, ingekomen 31 januari, reg. nr. 01 002724

3.42.1.         Veld 9

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat door de voorgenomen bebouwing op veld 9 het Museumhof niet lan­ger zichtbaar zal zijn vanuit de omgeving. De hoogte van de bebouwing past niet in het stedelijk patroon van de bestaande bebouwing in de omgeving.

Daarnaast zal de hoogte van de bebouwing in combinatie met de beperkte straatbreedte leiden tot aantasting van het woongenot van de bewoners van de appartementen aan de Museumhof. De vermindering van het woongenot zal tevens waardevermindering van de appartementen tot gevolg hebben.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.6 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.42.2.         Veld 12

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat bij het sluiten van de koopovereenkomst het plan voor de terreininrich­ting van veld 12 hier onlosmakelijk deel van uitmaakt. De aanleg van een parkeerterrein was onderdeel van de afgegeven bouwvergunning (nr. S95002576) voor renovatie van het Mu­seumhof.

Volgens het vigerende bestemmingsplan mag eventuele bebouwing een maximale bouwhoogte hebben van 5 meter. Een bouwhoogte van 15 meter biedt de projectontwikkelaar de mogelijk­heid om op een eenvoudige manier onder zijn verplichtingen uit te komen.

Daarnaast zal het woongenot worden aangetast door vermindering van vrij uitzicht, licht- en luchttoetreding en een afname van de privacy. Dit zal een waardedaling van de appartementen tot gevolg hebben.

Reclamant verzoekt voorlopig veld 12 niet te betrekken in het voorontwerpbestemmingsplan en de inrichting van veld 9 te heroverwegen. Daarnaast verzoekt reclamant de gemeente in over­leg te treden met de bewoners van het Museumhof om tot een oplossing te komen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.42.3.         Planschade

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.43.     Ir B.A.M. van Dongen en P.C.M. van Dongen-van der Meer, ingekomen 1 februari 2001, reg. nr. 01 002782

3.43.1.         Veld 12

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat in de koopovereenkomst van het appartement is voorzien in de aanleg van een parkeerplaats op maaiveld op een parkeerterrein gelegen aan de oostkant van het Mu­seumhof. Er was toen geen sprake van andere bouwplannen. De aanleg van het parkeerterrein is onderdeel van de op 1 november 1995 afgegeven bouwvergunning (nr. S95002576) voor re­novatie van het Museumhof. De projectontwikkelaar Appartel B.V. is tot op heden in gebreke gebleven.

In het huidige bestemmingsplan is een maximale bouwhoogte voor veld 12 opgenomen van maximaal 5 meter. In het ontwerpplan wordt op veld 12 bebouwing toegestaan met een maxi­male bouwhoogte van 15 meter. Indien dit wordt gerealiseerd zal het woongenot worden aan­getast door vermindering van vrij uitzicht en een afname van de privacy. Dit zal een aanzienlijke waardedaling van de appartementen tot gevolg hebben.

Reclamant verzoekt veld 12 niet in het bestemmingsplan op te nemen en het bestaande be­stemmingsplan te handhaven.

Reclamant geeft aan dat wordt betreurd dat er geen nader overleg meer is geweest met de Vereniging van Eigenaren van het Museumhof in deze kwestie.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.43.2.         Veld 9

Samenvatting

Reclamant verzoekt de bouwplannen voor veld 9 te heroverwegen. De bouwhoogten passen niet in het stedelijk patroon en onttrekken het silhouet van Museumhof uit de omgeving. Ook dit heeft waardevermindering van de appartementen en vermindering van woongenot tot gevolg. Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.6 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.44.     E.C. Boelman en C.D. de Jong, ingekomen 31 januari 2001, reg. nr. 01 002722

3.44.1.         Veld 9

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat door de voorgenomen bebouwing op veld 9 het Museumhof niet lan­ger zichtbaar zal zijn vanuit de omgeving. De hoogte van de bebouwing past niet in het stedelijk patroon van de bestaande bebouwing in de omgeving.

Daarnaast zal de hoogte van de bebouwing leiden tot aantasting van het woongenot van de bewoners van de appartementen aan de Ezelsveldlaan. De vermindering van het woongenot zal tevens waardevermindering van de appartementen tot gevolg hebben.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.6 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.44.2.         Veld 12

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat bij het sluiten van de koopovereenkomst het plan voor de terreininrich­ting van veld 12 hier onlosmakelijk deel van uitmaakt. De aanleg van een parkeerterrein was onderdeel van de afgegeven bouwvergunning (nr. S95002576) voor renovatie van het Mu­seumhof.

Volgens het vigerende bestemmingsplan mag eventuele bebouwing een maximale bouwhoogte hebben van 5 meter. Een bouwhoogte van 15 meter biedt de projectontwikkelaar de mogelijk­heid om op een eenvoudige manier onder zijn verplichtingen uit te komen.

Daarnaast zal het woongenot worden aangetast door vermindering van vrij uitzicht en een af­name van de privacy. Dit zal een waardedaling van de appartementen tot gevolg hebben.

Reclamant verzoekt voorlopig veld 12 niet te betrekken in het voorontwerpbestemmingsplan en de inrichting van veld 9 te heroverwegen. Daarnaast verzoekt reclamant de gemeente in over­leg te treden met de bewoners van het Museumhof om tot een oplossing te komen.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.44.3.         Planschade

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat wanneer de belangen worden geschaad een planschadeclaim zal worden ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.


3.45.     Ing. A.P. Frehe en J.E. Veenman, ingekomen 30 januari 2001, reg. nr. 01 002529

3.45.1.         Veld 12

Samenvatting

Reclamant wijst de gemeente er op dat in de voorwaarden, welke zijn gesteld in de bouwver­gunning voor de appartementen in het Museumhof, staat dat veld 12 is bestemd voor parkeer­gelegenheid met een maximale hoogte van 5,5 meter. Hierdoor wordt vrij zicht richting de Oost­poort en brugwachterwoningen gewaarborgd. Met de bebouwing zoals voorgesteld verdwijnt het uitzicht volledig. Daarnaast wordt waardedaling van de appartementen gevreesd waarvoor hij te zijner tijd een verzoek tot planschade zal indienen. Reclamant verzoekt af te zien van de ontwikkelingen in veld 12 en vast te houden aan het vigerende plan dat voorziet in een parkeer­bestemming met een bouwhoogte van 5,5 meter.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.


3.46.     Ir P.J. Kiesling, ingekomen 30 januari 2001, reg. nr. 01 002530

3.46.1.         Veld 12

Samenvatting

Veld 12 heeft in het vigerende plan een maximale bebouwingshoogte van 5 meter. Een 15 meter hoge bebouwing, zal volgens reclamant, visueel gezien een zeer nadelige invloed hebben op de entree in Delft vanuit het oosten. Het massieve gebouw brengt de brugwachter­huisjes in het niet en het voormalige TH-gebouw wordt weggedrukt. De Ezelsveldlaan wordt vi­sueel vernauwd. Reclamant wijst er voorts op dat door de voorgenomen bebouwing van veld 12 de bewoner schade zal lijden in de zin van sterke vermindering van uitzicht, privacy en waarde­vermindering van het appartement. Indien noodzakelijk zal reclamant een verzoek indienen voor planschadevergoeding.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.3 en 2.9 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.


3.47.     C.J. Nonhof, namens Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, ingekomen 11 januari 2001, reg. nr. 01 000889

3.47.1.         Groenbeleid

Samenvatting

Reclamant geeft aan dat de nota "Ruimte voor Natuur" een belangrijke rol kan spelen ten aan­zien van paragraaf 2.3 in het onderdeel "Beleid ten aanzien van groen". Het gedachtegoed van de nota moet, in navolging van het project "Natuur in de binnenstad" voor de noordelijke bin­nenstad, een plaats hebben in het bestemmingsplan.

 

Antwoord

De nota "Beleid ten aanzien van groen", is een bekende gemeentelijke beleidsnota. De nota heeft echter geen directe betrekking op het bestemmingsplan Zuidpoort.

Het gaat te ver om in bestemmingsplannen alle beleidsnota's op te nemen. Alleen de meest re­levante nota's worden in de toelichting van het bestemmingsplan samengevat.

Een project met de naam "Natuur in de Binnenstad" is binnen de gemeentelijke organisatie niet bekend. Wel is als compensatie voor de kap van de zieke rode beuk ter plaatse van de par­keergarage aan de Phoenixstraat, een bedrag aan geld beschikbaar gesteld voor bewoners van de binnenstad. Bewoners kunnen een beroep doen op dat geld, onder meer ten behoeve van het plaatsen van nestgelegenheden. Dit bedrag is bedoeld voor individuele burgers en niet voor grotere groepen zoals betrokkenen bij de herontwikkeling van het Zuidpoortgebied.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.47.2.         Monumentale iep

Samenvatting

Volgens reclamant dient met het oog op de herplantingsplicht, op de plaats van de gekapte mo­numentale iep op het westelijke puntje van de Zuidergracht een boom op de plankaart te wor­den opgenomen.

 

Antwoord

Er zal een nieuwe iep geplant worden. Het zal echter nog jaren duren voordat deze iep voldoet aan de criteria uit de Nota Bomen op Dreef om in aanmerking te komen voor een monumenten­status en hij zal derhalve niet op de plankaart als monumentale boom worden aangegeven.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.47.3.         Begrenzing water

Samenvatting

Reclamant wijst erop dat de begrenzing van het water aan de noordelijke oever van de Zuider­gracht niet op de kaart is aangegeven.

 

Antwoord

De begrenzing tussen de noordelijke oever en de bestemming Water is de grens tussen de be­stemming Groenvoorzieningen (GR) met de bestemming Water, tevens woonschepenligplaats. (Wawl). Deze grens is niet correct op de kaart aangegeven en zal bij de vaststelling worden gewijzigd.

 

Conclusie

Aan de noordzijde van de Zuidergracht zal de lijn die de watergrens aangeeft worden opgeno­men. Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen.


3.48.     K.J. Bosma en H. Oostdijk, ingekomen 2 februari, reg. nr.: 01002997

3.48.1.         Veld 5 en 7

Reclamant maakt bezwaar tegen een aantal punten die betrekking hebben op de velden 5 en 7.

­             In het antwoord van de gemeente op de gelegenheid tot het indienen van reactie in het ka­der van artikel 6A van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt gesteld dat de korrel in deze jaarring groter is dan de korrel in de oudere jaarringen in de binnenstad. Hiermee wordt naar de mening van reclamant echter niet gereageerd of deze korrel niet te groot is voor het terrein. In samenhang met de te hoge bouwhoogte wordt gevreesd voor een te grote massieve eenheid.

­             De discotheek in het complex zal onherroepelijk overlast gaan veroorzaken die in combi­natie met de overige overlast door toegenomen verkeer en verminderde lichtinval nadelig is voor reclamant.

­             Reclamant heeft vraagtekens bij de noodzaak van een dergelijk grote bioscoop. Gevraagd wordt om een nadere onderbouwing hiervoor.

­             Reclamant vreest voor een uitzicht van de bewoners van de Zusterlaan op de weinig aan­trekkelijke achterkanten van de bioscoop, de discotheek, de bushalte en blinde muren. Reclamanten zien graag dat wat meer diversiteit aan functies in het zicht van de Zuster­laan worden gebracht.

­             Reclamant is van mening dat, om de rechtszekerheid van de bewoners vast te stellen in het bestemmingsplan, rooilijnen moeten worden opgenomen. Het antwoord van de ge­meente hoe bewoners en winkeliers beschermd kunnen worden tegen aantasting van hun woongenot of exploitatiemogelijkheden door het toekennen van de te globale bestemming Centrumdoeleinden is in het kader van de inspraak onvoldoende beantwoord.

­             Aan de sociale veiligheid in het plan zou meer aandacht moeten worden besteed. Recla­mant merkt op dat naar aanleiding van een in opdracht van de Belangenvereniging uitge­voerd onderzoek, dat negatief oordeelde over een aantal cruciale zaken inzake sociale veiligheid, niet heeft geleid tot verbeteringen in het ontwerp.

­             De groenvoorzieningen aan de Zusterlaan en de Zuidwal dienen in het bestemmingsplan nog nader uitgewerkt te worden in verband met het belang van de leefbaarheid.

­             In een reactie op een eerdere zienswijze heeft de gemeente het belang van pleinwanden rondom een plein benadrukt waarbij is verwezen naar de kubus op het plein. Reclamant bedoelde echter de aanbouw aan het Hoogovenpand, die niet meer dan een cosmetische  ingreep is die weinig rekening houdt met wat de mens in de ruimte werkelijk nodig heeft.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.1, 2.5, 2.7 en 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen, naar zienswijze 3.1.2. (entreefunctie Zuidwal) en zienswijze 3.1.4 (bios­coop).

In het bestemmingsplan Zuidpoort is onderscheid gemaakt in verblijfsgebied en groenvoorzie­ningen. Gronden met de bestemming verblijfsgebied kunnen gebruikt worden voor wegen, openbaarvervoersvoorzieningen en openbaar groen. De bestemming groenvoorziening is toe­gekend aan die gronden die alleen bestemd zijn voor openbaar groen en fietsvoorzieningen. Dit geldt voor de strook groen ten noorden van de Zuidergracht.

In de zienswijze is naar voren gebracht dat meerdere delen van het plangebied alleen ten be­hoeve van openbaar groen bestemd zouden moeten worden. De gemeenteraad kan zich vin­den in deze visie en ter plaatse van enige stroken aan de noordzijde van het Rijn-Schiekanaal is het bestemmingsplan op dit punt aangepast.

Overigens is in het vigerende bestemmingsplan IIA in de Veste geen onderscheid gemaakt tus­sen openbaar groen en water. Groen en water zijn in één bestemming opgenomen.

 

Conclusie

Mede naar aanleiding van deze zienswijze is paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestem­mingsplan aangepast en is op de plankaart de strook openbaar groen langs het Rijn-Schie ka­naal als zodanig opgenomen. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.48.2.         Visie

Reclamant ziet in dat bebouwing in het Zuidpoortgebied gewenst is om optimaler van deze ruimte gebruik te kunnen maken. Wat echter ontbreekt in hetgeen de gemeente en de architect tot nu toe aan de bewoners hebben gepresenteerd is een goed onderbouwde visie op alle fa­cetten van het plan. Tevens wordt gevraagd niet slechts een verdedigende houding aan te ne­men ten opzichte van de bestaande plannen, maar daadwerkelijk open te staan voor de wijze waarop de huidige en toekomstige bewoners van het Zuidpoortgebied hun directe omgeving zullen beleven.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen alge­meen.

 

Conclusie

Mede naar aanleiding van deze zienswijze is paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestem­mingsplan aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 


3.49.     M.F.J. van der Aart en M.H. van der Aart-Kouwenhoven, ingekomen 5 februari 2001, reg. nr. 01003052

3.49.1.         Discotheek

Naar mening van reclamant heeft er geen zorgvuldige afweging van belangen plaatsgevonden omtrent de vestiging van de discotheek. Tevens is het toegezegde onderzoek naar haalbaar­heid en wenselijkheid niet uitgevoerd. Gevreesd wordt voor overlast van de bezoekers.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.5 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.49.2.         Belangen bestaande bewoners

Er wordt niet zorgvuldig met de belangen van de bestaande bewoners omgesprongen inzake de discotheek, de nachthoreca in het algemeen en specifiek aan het Achterom, de hogere bouwhoogtes en ruimere rooilijnen en het ontbreken van duidelijke locaties voor fietsenstallin­gen. De bestaande oude bebouwing is naar mening van reclamant veel gevoeliger voor overlast dan de moderne nieuwbouw.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar de paragrafen 2.1, 2.5, 2.7 en 2.8 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. Ten aanzien van fietsenstallingen wordt het volgende opgemerkt. Op dit moment is volop onderzoek gaande naar mogelijke locaties voor de fietsenstallingen in het plangebied. Bekend is wel in welke "zones" de stallingen mogelijk worden gemaakt, maar over de exacte locaties kan op dit moment van het onderzoek geen uitspraak worden gedaan. Naar aanleiding van deze zienswijze zijn op de bestemmingsplankaart wel de zones opgenomen. Dit brengt met zich mee dat in ieder geval een stallingscapaciteit van 300 fietsen zeker is gesteld.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen. Op de plankaart worden zones op­genomen waarbinnen fietsenstallingen in het plangebied kunnen worden gerealiseerd.

 

3.49.3.         Geluidsoverlast

Het gebied tussen de Zuiderstraat, theater en Asvest is bijzonder gevoelig voor geluidsoverlast door de komst van de disco, de nachthoreca op de hoek Achterom en de Zuiderstaat en de fiet­senstallingen aan de Asvest alsmede door de hoge bouwhoogtes vanwege de optredende weerkaatsing van geluid.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord 3.49.2.

Voor de panden Achterom 163 en 165 is de bestemming CI*)5 9 opgenomen. Dit betekent dat 100 m² horeca 1 en 2 is toegestaan. Anders dan reclamant in zijn mondelinge toelichting op de zienswijze veronderstelt, is dit geen wijziging ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Ook in het ontwerpbestemmingsplan is horeca categorie 2 in de koppanden aan het Achterom mogelijk.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.49.4.         Theater

Reclamant acht het huidige theater al veel te groot. Door het verplaatsen van de huidige rooilijn en nog hogere bouwhoogtes worden de belangen van de bewoners geschaad.

 

Antwoord

De rooilijnen van het theater zijn conform de rooilijnen van het huidige pand, met dien verstande dat aan de noordzijde de loodrechte projectie van de overhellende gevel op het maaiveld als rooilijn is opgenomen. Voor wat betreft de noordgevel wordt verwezen naar het antwoord onder 3.1.12.

Als hoogte is voor het hele vlak SCD de hoogte van de toneeltoren van 22.00 m opgenomen. Gelet op de bouwhoogte van aangrenzende bebouwing van veld 5 is de bouwhoogte van 22.00 m voor het theater stedenbouwkundig aanvaardbaar. Het definitieve bouwplan zal wor­den getoetst aan de eisen van Welstand teneinde te bezien of dit aanvaardbaar is in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte en de stedebouw­kundige context.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.49.5.         Parkeergarage

Door de komst van de parkeergarage zal geluidsoverlast en stank/luchtvervuiling optreden in de tuin en slaapkamers van reclamant.

 

Antwoord

Het pand ligt direct achter het theater. De in-en uitgang van de nieuwe parkeergarage ligt ten zuiden van het theater ter hoogte van de panden Achterom 123 t/m 141. Zoals in paragraaf 5.3 van de toelichting is vermeld, is bij parkeergarage's - vanwege het koud starten en lage snel­heden van de auto's - de benzeenemissie maatgevend voor de luchtkwaliteit. In het onderzoek "parkeren Zuidpoort" (Arcadis, 7 juli 1998) is onderzocht wat de bijdrage is van de parkeerga­rage aan de achtergrondconcentratie benzeen vanwege het verkeer van de Zuidwal. Hieruit blijkt dat de bijdrage vanuit de parkeergarage verwaarloosbaar is. De conclusie is dat de lucht­kwaliteit in het plangebied zal voldoen aan de grenswaarden uit de AmvB's luchtkwaliteitbe­sluiten.

Bij het definitieve ontwerp van de parkeergarage zal opnieuw getoetst worden aan de relevante besluiten luchtkwaliteit en rekening worden gehouden met de maatregelen die in het Interim beleidsstandpunt benzeen en parkeergarages worden genoemd om de uitstoot van benzeen te minimaliseren.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.49.6.         Visie

In het bestemmingsplan ontbreekt een duidelijke visie inzake de bestemming voor de huidige bibliotheek en de omliggende bebouwing. In de beantwoording van de zienswijzen in het kader van artikel 6A WRO neemt de gemeente een voorschot op de toekomstige projectprocedure hetgeen reclamant onzorgvuldig en maatschappelijk onmenselijk acht. In deze fase van de planvorming dient de gemeente zich bezig te houden met gebiedsvisies, bestemmingen en der­gelijke maar niet met de architecturale invulling hiervan.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van hoofdstuk 2, Zienswijzen algemeen. Het bestemmingsplan is bij uitstek het instrument  waarin de gewenste ruimtelijke ontwikkelin­gen worden mogelijk gemaakt. Architecturale mogelijkheden spelen bij het opstellen daarvan een rol.

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen slechts in het bestemmingsplan worden meegenomen indien er voldoende duidelijkheid bestaat omtrent die ontwikkelingen. Voor wat betreft het gebied rond de huidige bibliotheek is daarvan geen sprake. De Wet op de Ruimtelijke Ordening kent sinds 3 april 2000 de mogelijkheid om ten behoeve van projecten af te wijken van vigerende bestem­mingsplanregelingen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 19 lid 1 en lid 4 WRO. De ge­meenteraad kan zich niet vinden in de stelling van reclamant dat gebruik van deze wettelijke mogelijkheid onzorgvuldig en maatschappelijk onmenselijk zou zijn.

 

Conclusie

Mede naar aanleiding van deze zienswijze is paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestem­mingsplan aangepast. Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.49.7.         Fietsroute

De verplaatsing van de fietsroute van Ezelsveldlaan-Station via de Zuiderstraat naar de Zuidwal is vanuit het oogpunt van fietsveiligheid ongewenst. De route zal nu namelijk twee keer een bus en trambaan kruisen.

 

Antwoord

Op de kruisingen van deze fietsroute met de trambaan zal met waarschuwingslichten aangege­ven worden als de tram nadert. De fietser kan dus altijd ongehinderd doorrijden, tenzij de waar­schuwingslichten aangeven dat er een tram aankomt.

Op de kruising met de Asvest worden verkeerslichten geplaatst.

Alternatieve fietsroutes zijn:

­             Ezelsveldlaan - Veld 10 - Gashouderpad - fietstunneltje;

­             Ezelsveldlaan - Gasthuislaan - Breestraat.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.49.8.         Parkeeroverlast

De grote concentratie aan winkels tezamen met de zondagopenstelling zal leiden tot betaald parkeren voor bewoners en bezoek, zelfs op zondag.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord onder zienswijze 3.9.4.

Het betaald parkeren ook op zondag is een direct gevolg van het gemeentelijk beleid ten aan­zien van parkeren zoals verwoord in de parkeernota "Een bereikbare Binnenstad, sleutel tot autoluwplus", en niet van het bestemmingsplan Zuidpoort.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.49.9.         Sociale woningbouw

Reclamant pleit voor het opnemen van sociale woningbouw op de velden 5 en 7 ter bevordering van de menging van duurdere koopwoningen een sociale woningbouw. Reclamant leidt af uit de vraag naar de woningen in de voormalige TU-bibliotheek dat de behoefte in dit segment niet oneindig is.

 

Antwoord

Voor het antwoord wordt verwezen naar paragraaf 3.21.2.

 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

 


3.50.     J.T. Muller, ingekomen 20 februari 2001, reg. nr. 01 004607

Reclamant heeft zijn zienswijze niet tijdig ingediend en zal daarom niet in behandeling worden genomen.

 

 

 


Pagina: 
 [sg1]09-04-2001: nieuw document, gelezen

Pagina: 
 [m2]ook gelezen en gecorrigeerd

Pagina: 
 [sg3]17-04-2001: correctieronde

Pagina: 
 [sh4]corr. 170401

Pagina: 
 [sg5]25-04-2001: kopie naar Anke voor e-mailen naar gemeente.

Pagina: 
 [Sylvia6]11-06-2001: correcties

 [lk7] Gezien 11-06-2001 LK (correcties)

 [m8]corr. 13-6-01