Stuk 1 I

01/001859                                                                                                    Delft, 6 februari 2001.

 

 

 

Onderwerp:             Definitieve regelgeving parkeren binnenstad en schil en

                        autoluw maken van de binnenstad.

 

 

Aan de gemeenteraad,

 

 

Geachte dames en heren,

 

1. Inleiding.

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten (zie Stuk 116 II 00/013023) vast te stellen de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw (plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop, alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel. Dit alles als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Dit besluit is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Het proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

1.       de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

2.       het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonder cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

3.       bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

4.       het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.

 

Het besluit van 29 juni 2000 betekende het autoluw maken van de binnenstad gefaseerd in te voeren en de hiertoe te treffen maatregelen tussen de onderscheiden fasen te evalueren op: of de maatregelen voldoende en adequaat bijdragen tot het beoogde doel en of zij niet leiden tot onverwachte neveneffecten.  Het thans voorliggend voorstel is de set maatregelen die benodigd is voor invoering van fase 1. Deze set maatregelen zal derhalve in de bij raadsbesluit van 29 juni 2000 vastgestelde evaluatiemomenten per fase op alle aspecten worden geëvalueerd. Echter ook tussentijds zijn volgens de “werkende weg methode”, bij gebleken knelpunten waarbij snel ingrijpen geboden is, bijstellingen mogelijk.

Stuk 1 I                                                pag. 2

 

 

 

In die gevallen zal in nauw overleg met de Stichting Centrum Management en waar nodig na discussie in het binnenstadsforum een tussentijds wijzigingsvoorstel aan de raadscommissie duurzaamheid/CKE worden voorgelegd.

2.  Procedure.

 

2.1. Algemeen.

Teneinde een zo groot mogelijke zorgvuldigheid te betrachten bij het concipiëren van de regelgeving en besluitvorming inzake parkeren en autoluw maken van de binnenstad - welke regelgeving en besluitvorming gezien moeten worden in het kader van de implementatie van fase 1, zoals bedoeld op p. 15 van de nota “Bereikbare Binnenstad” - zijn op 17 december 2000 de betreffende concept-voorstellen ter visie gelegd om een ieder gelegenheid te geven ons schriftelijk zijn of haar zienswijze omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling (de instrumentalisering) van hetgeen door uw raad op 29 juni 2000 is besloten, te doen toekomen. Er zijn 13 zienswijzen ontvangen. Deze extra zienswijzeprocedure was overigens niet wettelijk verplicht. Voorafgaand aan de politiek-bestuurlijke behandeling van de Nota “Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw (plus)” heeft immers de wettelijke verplichte inspraakprocedure, overeenkomstig onze inspraakverordening plaatsgehad. Naast het inwinnen van zienswijzen zijn de concept-voorstellen ook ambtelijk en bestuurlijk nog eens kritisch bezien. Hierna wordt aangegeven tot welke aanpassingen en wijzigingen op hoofdlijnen de extra kwaliteitsslag heeft geleid. De juridisch technische verwerking heeft gestalte gekregen in de bij dit raadsvoorstel behorende bijlagen. Wat betreft onze uitvoerige conceptreactie op de ingediende zienswijzen verwijzen wij naar de betreffende, bij dit besluit behorende, bijlage. Wij stellen uw raad tevens voor deze concept-beantwoording vast te stellen en ons college te machtigen de indieners van de betreffende zienswijzen aldus te berichten.

 

2.2. Aanpassingen van fiscaal-juridische aard.

Het doel van het gemeentebestuur was de parkeergarages te exploiteren als onderneming in de zin van de Wet omzetbelasting. Dit doel blijkt onomwonden uit correspondentie terzake. De conceptteksten bleken wat formulering betreft niet te voldoen aan dit doel. De gebruikte formulering zou er, geheel onbedoeld, toe hebben kunnen leiden dat de inspecteur van belastingen het exploiteren van de parkeergarage(s) niet als een onderneming in de zin van de Wet omzetbelastingen zou kunnen beschouwen. Vanwege het vorenstaande hebben wij gemeend alle passages die verwijzen naar de exploitatie of het gebruik van (de) parkeergarage(s) te schrappen uit de oorspronkelijke concept-parkeerverordening, de concept-parkeerbelastingverordening en de hierbij behorende concept-bijlage en een nieuwe concept-verordening te concipiëren, getiteld “regeling parkeergarages gemeente Delft 2001”, welke hierbij gaat.

 

2.3. Aanpassingen inzake parkeren in de schil.

De voorgestelde maatregelen inzake parkeren en autoluw maken van de binnenstad hebben effect op de parkeerdruk in de schil om de binnenstad heen. Dit is reeds besproken in de nota “Bereikbare Binnenstad”. Om te voorkomen dat de bijeffecten van het beleid op de schil en haar bewoners zou worden afgewenteld, wordt voorgesteld het deel van de schil dat het sterkst met een toename van de parkeerdruk geconfronteerd zal worden, reeds in deze set regelgeving aan te wijzen als vergunninghoudergebied en daar tevens betaald parkeren in te voeren. In het afgelopen jaar zijn verschillende gesprekken met bewoners van deze buurten gevoerd.

 

Stuk 1 I                                                pag. 3

 

 

 

In de afgelopen weken zijn ruim opgezette buurtbijeenkomsten georganiseerd. Op basis van met name de reacties uit deze bijeenkomsten stellen wij voor terzake een proefperiode van één jaar in acht te nemen, gedurende deze periode de prijs voor de vergunning te bepalen op f 80,00 per jaar of f 8,00 per maand en het vastgestelde aantal kraskaarten om niet te verstrekken. Tevens is de eindtijd vastgesteld op 22.00 uur.

 

2.4. Invoeren parkeerregeling op zondag.

Eind vorig jaar is besloten de zondagopenstelling voor winkels uit te breiden tot alle zondagen in het jaar. Vanwege dit besluit waren de conceptstukken zoals die ter inzage hebben gelegen voorzien van een oplegnotitie waarin gesteld is dat de conceptstukken na afloop van de inzageperiode op dit punt aangepast zouden worden. Aldus is in de thans voorliggende stukken geschied. De regeling heeft nu ook betrekking op zondag tussen 12.00 en 17.00 uur.

 

2.5. Kraskaart ook voor bedrijven.

Discussie in de Stichting Centrummanagement Delft alsmede de zienswijze die namens de buurtvereniging de Wateringse Poort i.o. is ingediend heeft ons geïnspireerd nog eens kritisch te kijken naar parkeermogelijkheden voor klanten van met name bedrijven die gevestigd zijn in een vergunninghoudergebied. Reeds tijdens de inspraakprocedure, voorafgaand aan uw besluit van 29 juni 2000, alsmede door onze partners in de Stichting Centrummanagement Delft, werd ons gewezen op de relatief beperkte mogelijkheden voor zakelijk autoverkeer naar deze bedrijven. Als reactie hierop is in de nota van wijziging op de nota “Bereikbare Binnenstad” ten behoeve van deze bedrijven de mogelijkheid opgenomen om een bedrijfsvergunning te verruilen voor een belparkeersysteem. Met de genoemde zienswijzenreactie werd ons duidelijk dat het voorgestane systeem onder bepaalde omstandigheden onbedoeld beperkend werkt: in geval van een zakelijk meeting kan het bedrijf dat als gastheer optreedt slechts service verlenen aan één van de deelnemers aan de meeting. Teneinde dit te voorkomen stellen wij voor de kraskaart ook voor bedrijven mogelijk te maken. Het aantal kaarten is in ons voorstel wel beperkt tot 50 per jaar, olm conflict met de belangen van vergunninghoudende bewoners te voorkomen. Als tarief wordt voorgesteld f 8,80 per dagdeel. Dit tarief is ontleend aan het tarief voor straatparkeren in de binnenstad (f 4,00 per 54 minuten).

 

2.6. Parkeren op feestdagen.

In de zienswijze namens de bewonerswerkgroep Binnenstad Noord is ons gewezen op een omissie. In de concept-voorstellen was geen maatregel getroffen voor feestdagen. Deze omissie is hersteld, door in de voorstellen een definitie van een feestdag op te nemen, waarbij wij als feestdag de landelijk erkende feestdagen aanmerken en in de betreffende regelgeving op te nemen dat deze niet van toepassing is op feestdagen. De overweging die hiertoe geleid heeft is dat, zo goed als, de gehele detailhandel alsmede, nagenoeg, alle overige bedrijven op die dagen gesloten zijn. Bezoekersparkeren zal zich op die dagen vooral beperken tot sociaal bezoek aan bewoners van de binnenstad.


Stuk 1 I                                                pag. 4

 

 

 

2.7. Mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om geen ontheffing te verlenen.

In de zienswijze, ingediend door de heer Hiemstra namens diverse betrokkenen, is gesteld dat de grond waarop ons college bij de ontheffingverlening voor houders van een eigen parkeergarage in het autoluw-plus gebied, om deze garage te allen tijde met het voertuig te kunnen bereiken, in tijd wat in te perken, te algemeen geformuleerd was. In de oorspronkelijke voorstellen was sprake van “aanmerkelijk belang”. Ter wille van de rechtszekerheid van belanghebbenden is dit gewijzigd in “verkeersveiligheid, openbare orde en veiligheid”.

 

2.8. Verruiming van de tijden waarvoor een ontheffing verkregen kan worden.

In de concept-verordening ontheffingverlening autoluw-plus gebied waren tijden opgenomen waarvoor (in principe) geen ontheffing verleend wordt voor laden en lossen en halen en brengen. In de zienswijze van de heer Hiemstra wordt op het beperkend karakter van deze regeling gewezen voor bevoorrading (vlak) voor of na openings- respectievelijk sluitingstijd. Wij zien geen bezwaar in laad- en los- of haal- en brengactiviteiten op deze momenten. De tijdstippen waarvoor de ontheffing (in principe) niet verleend wordt, zijn dan ook in de thans voorliggende voorstellen, strikt beperkt tot de momenten waarop veel publiek in de binnenstad is te verwachten. Deze momenten zijn donderdag tussen 14.00 en 18.00 uur, vrijdag tussen 14.00 en 21.00 uur, zaterdag na 11.00 uur en de zondag de gehele dag.

 

 

2.9. Overige aanpassingen van juridisch technische aard.

De overige aanpassingen betreffen hernummering van de artikelen, het op juiste wijze doorverwijzen, het aanpassen van de ingangsdatum aan de vervolgprocedure en het corrigeren van twee tekstuele misstellingen, respectievelijk verschrijvingen.

 

2.10. Toezeggingen die thans niet leiden tot wijziging van de concept-voorstellen.

Uit de zienswijzen kwamen soms zorgpunten naar voren en is een omissie gesignaleerd die niet leidt tot wijziging van de eerdere concept-voorstellen.  De omissie betrof een onvolledigheid in een concept-verkeersbesluit. Zorg werd uitgesproken over met name drie zaken:

a.

Het aantal ter beschikking gestelde kraskaarten aan huishoudens. Dit is in de thans voorliggende voorstellen beperkt tot 25 per jaar. Dit aantal is relatief beperkt gehouden om conflict in belangen met de vergunninghouders te voorkomen. Het aantal heeft echter wel een arbitrair element. Toegezegd is namens ons college dat in de monitors tevens onderzoek naar gebruik van de kraskaart zal worden gedaan. Overigens zij opgemerkt dat de kaart bedoeld is als extra service voor bezoekers van bewoners die niet in staat zijn om te lopen van de bezoekersparkeerplaats naar het bezoekadres.

b.

Tijdens discussie in de Stichting Centrummanagement Delft is zorg geuit over de parkeermogelijkheden voor werknemers, werkzaam in de binnenstad. Deze zorg was eerder geuit in de inspraakfase voorafgaand aan uw besluit van 29 juni 2000. In de nota van wijziging is toen opgenomen dat een woon-werk abonnement voor de parkeergarage zal worden geïntroduceerd. Mocht dit abonnement in de praktijk een onvoldoende oplossing blijken, dan kan deze mogelijkheid ook ingesteld worden voor parkeren op betaaldparkeren terreinen.

 

 

Stuk 1 I                                                pag. 5

 

 

 

Uiteraard dient de regelgeving rond de uitgifte wel weer zodanig te worden ingericht dat voorkomen wordt dat de meest aantrekkelijke plaatsen voor de bezoeker niet worden ingenomen door deze abonnementhouders. Een dergelijke aanpassing vergt een relatief beperkte voorbereidingstijd.

c.

Exacte locatie en inrichting van algemene invalidenparkeerplaatsen. Zorg bestaat over het parkeren langs water en de toepassing van een ruime maatvoering. Deze zorg verwachten wij weg te nemen door de belangenorganisaties stichting Samenwerkende Bonden van Ouderen en Vereniging van Delftenaren met een Functiebeperking bij het bepalen van de exacte locaties en de feitelijke inrichting te betrekken. Daar waar in eerste instantie eveneens zorg bestond over het aantal invalidenparkeerplaatsen, is deze zorg weggenomen daar er ten opzichte van 5 op te heffen invalidenparkeerplaatsen binnen het autoluw-plus gebied er circa 11 direct om dit gebied heen daarvoor terug komen.

 

 

3.  Te nemen besluiten.

Al eerder werd de term instrumentalisering gehanteerd. Anders gezegd, met gebruikmaking van welk samenstel van maatregelen dient het eerder door uw raad geformuleerde beleidsvoornemen van 29 juni 2000, inzake het autoluw maken van de binnenstad nu gestalte te krijgen. Wij noemen, in het kader van wat wel aangeduid is als fase 1, de volgende onderdelen:

De Parkeerverordening gemeente Delft 2001, Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, de bijlage behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, de wijziging hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening gemeente Delft 2001, de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001, de bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001, de regeling parkeergarages gemeente Delft 2001 en de wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV Delft 1996.

 

Naast deze set, door uw raad vast te stellen, regelgeving zal ons college op zijn beurt nog een concrete set verkeersbesluiten nemen. Deze verkeersbesluiten vormen een integraal geheel met voornoemde verordeningen, bijlagen en voorstellen tot wijziging. De door ons college voorgenomen besluitvorming zal plaatsvinden nadat door uw raad het eerder genoemde kader is vastgesteld.

 

Bij het opstellen van de bovengenoemde set regelgeving zijn twee zaken toegevoegd die weliswaar logisch voortvloeien uit voornoemd besluit, maar niet  één op één in de documentatie die met het besluit is vastgesteld als zodanig zijn terug te vinden. Het betreft het volgende:

1.

Aan de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 is met artikel 5 een volgorde vastgesteld  welke gehanteerd kan worden bij de uitgifte van parkeervergunningen, in geval het aantal ter beschikking staande plaatsen niet toereikend zou zijn om het totaal aan aanvragen redelijkerwijs te kunnen honoreren. Door dit artikel wordt in ieder geval veilig gesteld dat in geval aanvrager om sociale of economische reden afhankelijk is van het hebben van een vergunning, de aanvraag tot deze vergunning niet verdrongen kan worden door een ander waarvoor deze afhankelijkheid niet of veel minder geldt.


Stuk 1 I                                                pag. 6

 

 

 

2.

In de bijlage bij de parkeerverordening zijn mogelijkheden gecreëerd voor de uitgifte van een parkeervergunning in delen van de schil rond de binnenstad. Deze delen zijn de Olofsbuurt en Westerkwartier. De bevolking van deze wijken heeft reeds gelegenheid gehad om over het al dan niet invoeren met vertegenwoordigers van gedachten te wisselen. Tevens is voor deze delen van de schil een uitgebreid onderzoek uitgevoerd. In de overige delen heeft dit niet plaatsgehad. Op het moment dat de bevolking voldoende mogelijkheid heeft gehad haar wensen kenbaar te maken, zal de bijlage zodanig aangepast worden dat ook voor deze delen genoemde mogelijkheid in het leven wordt geroepen.

 

Tenslotte achten wij het uit een oogpunt van duidelijkheid voor burgers en bedrijfsleven, alsmede uit een oogpunt van transparantie van bestuur, wenselijk dat de resultaten van het geheel aan verkeersregelingen en besluiten terug te vinden is in een kaart. Van diverse kanten hebben ons op dit punt ook verzoeken bereikt. Wij stellen uw raad voor ons college op te dragen en te machtigen zo spoedig mogelijk, in ieder geval vóórafgaand aan het moment waarop de voorgestelde verkeersmaatregelen daadwerkelijk geëffectueerd worden, een dergelijke kaart vast te stellen. Uit bedoelde kaart zal op te maken zijn welke de voornaamste ingrediënten zijn van het thans voorliggende samenstel van verkeersmaatregelen. Niet zal het een kaart zijn, uitgewerkt tot op het individuele detailniveau van bewoners of bedrijven in het betrokken gebied. Dat is in praktische zin niet werkbaar en is onvoldoende flexibel wanneer op onderdelen, relatief kleine wijzigingen, moeten plaatsvinden.

 

 

4.  Nadeelcompensatie.

In sommige zienswijzen wordt gesproken over het ontbreken van een Schadefonds. Een dergelijke regeling is indertijd inderdaad toegezegd in de inspraakprocedure en ook binnen de Stichting Centrummanagement Delft. Het onderwerp waar we hier mee te maken hebben wordt al enkele jaren aangeduid als nadeelcompensatie. Dit leerstuk, dat in de jurisprudentie zeer serieus genomen wordt, houdt in dat de overheid ook aansprakelijk is voor schade welke haar rechtmatig handelen, respectievelijk besluiten aan een of meer individuele belangen heeft toegebracht of zal toebrengen, indien en voor zover deze schade in redelijkheid niet ten laste van betrokkene behoort te blijven en in redelijkheid aan het overheidshandelen of besluiten kan worden toegerekend. Bij nadeelcompensatie hoeft de overheid geen fout te hebben gemaakt. Er is, na weging van alle belangen, voor gekozen op een bepaalde manier het algemeen belang te behartigen. De betreffende besluiten zijn op zich rechtmatig. Zoals gezegd, wordt de nadeelcompensatieplicht gekoppeld aan de belangenafweging die aan het besluit voorafgaat. Heeft overheidshandelen onevenredige schade voor bepaalde burgers of bedrijven tot gevolg, dan brengt deze belangenafweging mee dat de overheid de schade vergoedt. In de jurisprudentie worden hoge eisen gesteld aan de belangenafweging voorafgaande aan het besluit. In ieder geval dient hieruit te blijken dat voldoende aandacht is besteed aan de (mogelijk) nadelige gevolgen van het besluit voor de betrokken belanghebbenden. In deze afweging dient ook aandacht te worden besteed aan financiële en bedrijfseconomische belangen van bijvoorbeeld ter plaatse gevestigde bedrijven.


Stuk 1 I                                                pag. 7

 

 

 

 

Hoewel wij van mening zijn, gelet op de ontvangen zienswijzen, dat de door ons voorgestelde verkeersmaatregelen geen onevenredig nadeel voor betrokken burgers en bedrijven zullen betekenen of behoeven in te houden, zijn wij voornemens binnen afzienbare tijd - en in ieder geval voorafgaand aan het moment waarop de door ons voorgestelde verkeersmaatregelen geëffectueerd zullen worden - de noodzakelijke juridische en financiële maatregelen ter vaststelling aan uw raad voor te leggen om eventuele verzoeken om nadeelcompensatie, in concrete gevallen, van een reactie te voorzien. Terzake zal uw raad tijdig voorstellen tegemoet kunnen zien. Deze voorstelen zullen betrekking hebben op een vast te stellen verordening en een in te stellen onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. Mocht in bepaalde gevallen de noodzaak komen vast te staan om uit hoofde van nadeelcompensatie tot schadevergoeding over te gaan, dan zullen de betreffende financiële gevolgen ten laste gebracht dienen te worden van de algemene middelen, in het bijzonder de algemene reserve.

 

 

5. Uitvoering.

Wanneer uw raad instemt met de thans ter vaststelling voorgelegde conceptbesluiten, dan wordt invulling gegeven aan de voortgang van de uitvoering van de voor Delft in het verschiet liggende verkeersmaatregelen in het kader van het autoluw maken van de binnenstad. We spreken daarbij over implementatie van fase 1. Concreet betekent dit de herinrichting van het Noordelijk Winkelgebied en de aanschaf van een afsluitsysteem. Met de herinrichting is inmiddels in feitelijke zin een eerste begin gemaakt. Een eerste begin omdat uw raad en ook ons college terzake nog definitieve besluiten moeten nemen. Een begin ook in die zin dat van onomkeerbaarheid van de herinrichtingswerkzaamheden niet gesproken kan worden. Overigens zouden, los van dit alles, bepaalde onderhoudswerkzaamheden (opknapbeurt) toch moeten plaatsvinden. Volgens planning is, onder voorbehoud van werkbaar weer en opnieuw vanzelfsprekend bij instemming van uw raad met de voorgestelde maatregelen, de herinrichting niet eerder dan 1 mei 2001 gereed. Deze planning kan natuurlijk onder druk komen te staan ten gevolge van rechterlijke uitspraken in eventuele door burgers of bedrijven aangespannen procedures. Procedures die, nu het hier een onderwerp betreft waarbij vele belangen en de belangen van velen op het spel staan, ontegenzeglijk in bepaalde gevallen onvermijdelijk zullen zijn.

 

 

6.  Rechtsbescherming.

Wanneer alles volgens planning verloopt vindt besluitvorming door uw raad plaats in februari 2001. In diezelfde maand zullen door ons college, aansluitend, diverse daarmee verband houdende verkeersbesluiten genomen worden.  Hierna willen wij, in dat verband, nader ingaan op de diverse rechtsbeschermingsmogelijkheden die voor belanghebbenden daarbij openstaan.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 8:2 onder a jo. 8:1 en 7:1) kan geen bezwaar worden ingediend tegen een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift. Een verordening is een algemeen verbindend voorschrift, dus daartegen kan geen bezwaar en beroep worden aangetekend door belanghebbenden.


Stuk 1 I                                                pag. 8

 

 

 

In de bijlagen bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, alsmede de bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001 stelt uw raad op basis van een bevoegdheid gegeven in de betreffende verordeningen vast in welke gebieden welk parkeerregime geldt. Dat is een BAS (Besluit van Algemene Strekking), dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Samenvattend levert dit het volgende beeld op:

Geen bezwaar:

·      Parkeerverordening gemeente Delft 2001;

·      Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001;

·      wijziging van hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening gemeente Delft 2001;

·      Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001;

·      wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV Delft 1996;

·      Regeling parkeergarages gemeente Delft 2001.

Wel bezwaar:

·      bijlagen (exclusief tarieven) behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001;

·      bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001;

·      verkeersbesluiten t.z.t. te nemen door burgemeester en wethouders.

 

Bezwaar kan gemaakt worden bij burgemeester en wethouders wat betreft de nog te nemen verkeersbesluiten.  Bezwaarschriften gericht tegen besluiten genomen op basis van de, onder het gelijknamige kopje, genoemde bijlagen moeten worden gericht aan uw raad.

 

 

7. Communicatie

Uit sommige zienswijzen, alsmede andere berichten die ons bereikten, viel op te maken dat niet bij iedereen duidelijk is wat de voorgenomen maatregelen precies behelzen. Gezien de omvang en complexiteit van de materie is dit ook niet onlogisch. Dit bevestigt dat ook na de vaststelling van het raadsvoorstel breed gecommuniceerd moet worden. In deze fase ligt de nadruk op uitleg van en toelichting op de genomen besluiten.

Dit traject houdt in ieder geval het volgende in:

·      Er komt een speciale binnenstadskrant over de maatregelen.

·      Deze binnenstadskrant wordt in de reguliere Stadskrant ingevoegd.

·      Ieder huishouden in de binnenstad en ieder bedrijf gevestigd in de binnenstad krijgt een handzame folder waarin de maatregelen op hoofdlijnen staan toegelicht.

·      Er komt een eenvoudige folder over parkeermogelijkheden en -voorzieningen voor de bezoekers. Deze folder zal ook in de talen Frans, Duits en Engels verschijnen.

·      Er zal een boekwerkje verschijnen waarin de exacte regelgeving is opgenomen. Dit boekwerkje wordt tegen kostprijs aangeboden.

 

8. Slot.

 

Voorstel:

Onder voorbehoud van een gunstig advies van de gecombineerde commissie Cultuur, Kennis en Economie en Duurzaamheid stellen wij u voor:

 


Stuk 1 I                                                pag. 9

 

 

 

I                                                                                                                                                                 vast te stellen de volgende in concept bijgevoegde verordeningen, bijlagen en besluiten:

 

·      de Parkeerverordening gemeente Delft 2001,

·      de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,

·      de bijlage behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,

·      de wijziging van hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening gemeente Delft 2001,

·      de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,

·      de bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,

·      de regeling parkeergarages gemeente Delft 2001,

·      de wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV Delft 1996,

 

II

burgemeester en wethouders op te dragen:

 

·       tijdig, dat wil zeggen voordat de betreffende verkeersmaatregelen daadwerkelijk zijn geëffectueerd, met een voorstel te komen inzake een regeling nadeelcompensatie terzake;

·       tijdig, dat wil opnieuw zeggen voordat de betreffende verkeersmaatregelen daadwerkelijk zijn geëffectueerd, een kaart vast te stellen, waaruit op te maken zal zijn welke de voornaamste ingrediënten zijn van het thans aan de orde zijnde samenstel van verkeers-maatregelen;

·       na het vaststellen van de betreffende besluiten door de raad, de indieners van de dienaangaande geuite zienswijzen, schriftelijk te berichten inzake de reactie van de raad op die zienswijzen;

·       zorg te dragen voor een zorgvuldig en effectief communicatietraject.

 

III

in te stemmen met de in de bijlage opgenomen concept-reacties op de ontvangen zienswijzen.

 

 

Hoogachtend,

 

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

H.M.C.M. van Oorschot                                  , burgemeester.

 

 

 

N. Roos                                                            , secretaris.


Stuk 1 II

01/001859

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van  6 februari 2001;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende:

 

verordening voor de fiscale handhaving op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2001

 

 

Definities en begripsomschrijvingen

 

Artikel 1

 

In deze verordening wordt, in alfabetische volgorde, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:

 

a.       aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;

b.       aannemerskaart: kaart waarmee houder blijk kan geven dat houder voor het op de kaart met kenteken aangegeven motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst, door het college van burgemeester en wethouders ontheffing is verleend dit voertuig op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven voorwaarden te parkeren op een belanghebbendenplaats.

c.       abonnement: een bewijs van toestemming tot het parkeren van een motorvoertuig , op door het college van burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden, op het door de raad aan te wijzen parkeerapparatuurplaatsen en/of  belanghebbendenplaatsen, zonder dat parkeerapparatuur in werking wordt gesteld.

d.       abonnementhouder: degenen aan wie een abonnement is verstrekt;

e.       Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

f.         autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

g.       BABW: Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer

h.       belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

1.                      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV; of

2.                        is gelegen binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV, met het opschrift ‘zone’, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd; of

3.                        is gelegen binnen de in de artikelen 1 tot en met 3 van de bij deze verordening behorende bijlage vermelde gebieden en welke als zodanig van gemeentewege zijn gemarkeerd en van bebording zijn voorzien;

i.         dag: een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren, aanvangende te 0.00 uur;

j.         dagkaart: kaart waarmee houder blijk kan geven dat voor het motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst voor de op de kaart genoemde dag parkeerbelasting is voldaan voor het parkeren van dat motorvoertuig op een parkeerapparatuurplaats;

Stuk I II                                                                         pag. 2

 

 

 

k.       dagvergunning: een bewijs van toestemming tot het parkeren op door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen belanghebbendenplaatsen en op door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen voorwaarden;

l.         deelnemer: een natuurlijke persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake autodate;

m.     feestdag: de landelijk erkende feestdagen: nieuwjaarsdag, eerste paasdag, tweede paasdag, koninginnedag, hemelvaartsdag, eerste pinksterdag, tweede pinksterdag, eerste kerstdag, tweede kerstdag, alsmede bevrijdingsdag ingeval viering hiervan landelijk plaatsvindt;

n.       houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven;

o.       invalidenparkeerkaart: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikelen 49 van het BABW, alsmede invaliden parkeerontheffingen uitgegeven door of vanwege Kaderwetgebied  ‘Haaglanden’;

p.       invalidenparkeerplaats: een parkeerplaats als bedoeld in artikel 26 RVV  en aangeduid met bord E6 uit bijlage I van het RVV;

q.       Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

r.        kraskaart: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij aanvraag, krachtens welke een bewoner of een bedrijf van gevestigd in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, dan wel een persoon die zich vanwege beroep gevestigd heeft in dit gebied en dat beroep aldaar werkelijk uitoefent, mogelijkheid is verleend een door deze bewoner, dit bedrijf of de persoon die zich vanwege beroep gevestigd heeft, aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar de verstrekker van het bewijs woonachtig dan wel gevestigd is;

s.       maand: een tijdvak van op de kalender aangegeven niet rekenkundig één-twaalfde deel van een jaar, aanvangende op de als eerste benoemde dag van die periode op die kalender om 0.00 uur;

t.        motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV;

u.       parkeerapparatuur: parkeerautomaten, parkeermeters, en hetgeen gewoonlijk naar maatschappelijke opvattingen overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

v.        parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

w.      parkeerterrein: een door het college als zodanig aangewezen terrein, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen;

x.       parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij de aanvraag van een parkeervergunning en krachtens welke het bij op voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;


Stuk I II                                                                         pag. 3

 

 

y.       parkeerservicesysteem: een door het college van burgemeester en wethouders aan een bedrijf, gevestigd in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, of aan een persoon gevestigd in dat gebied om reden van beroepsuitoefening, op aanvraag te verlenen toestemming tot gebruik van een faciliteit, waardoor aanvrager mogelijkheid wordt verleend, vergunning te verkrijgen door parkeerbelasting te voldoen, om een door aanvrager aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar verstrekker gevestigd is;

z.       parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor het en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop die doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden; 

aa.   runshopplaats: een parkeerappartuurplaats, waar de maximale duur tot het parkeren van een voertuig is beperkt tot 30 aaneengesloten minuten;

bb.   RVV: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996/ 557);

cc.   standplaats: de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt;

dd.   vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de vergunning is verleend;

ee.   week: een tijdvak van 7 achtereenvolgende dagen, aanvangende te maandag 0.00 uur;

ff.       Wegenverkeerswet: de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475; 1999, 30).

 

Aanwijzing van parkeergelegenheden, tijden en tarieven 

 

Artikel 2

 

1.       Met betrekking tot parkeerterreinen en weggedeelten welke in of krachtens de bij deze verordening behorende bijlage zijn aangewezen voor parkeerdoeleinden, stelt de raad vast op welke dagen, gedurende welke uren en tegen welk parkeerbelastingtarief 

A.      parkeren op een parkeerterrein en op een parkeerplaats aangemerkt als parkeerapparatuurplaats, daaronder inbegrepen runshopplaatsen, slechts tegen betaling van parkeerbelasting is toegestaan;

B.      parkeren op een parkeerplaats aangemerkt als een belanghebbendenplaats slechts is toegestaan aan degene die een parkeervergunning is verleend, dan wel op voorgeschreven wijze een kraskaart gebruikt, dan wel op voorgeschreven wijze gebruik maakt van het parkeerservicesysteem, dan wel zich tegen betaling van parkeerbelasting zich daartoe een dagvergunning heeft aangeschaft.

2.       De raad kan voor parkeerapparatuurplaatsen een maximaal toegestane parkeerduur vast  stellen.

3.       Beslissingen als bedoeld in voorgaande leden worden door het college van burgemeester en wethouders ter openbare kennis gebracht.

4.       Indien het verkeersbelang of andere dringende omstandigheden zulks noodzakelijk maken is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, tijdelijk van het in eerste lid bedoelde beslissing afwijkende maatregelen te treffen.

5.       Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat op of bij parkeerapparatuurplaatsen en op of bij belanghebbendenplaatsen wordt aangegeven waar en onder welke voorwaarden krachtens deze verordening kan worden geparkeerd.

6.       Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat parkeerapparatuur is voorzien van aanwijzingen omtrent het gebruik.

Stuk I II                                                                         pag. 4

 

 

 

Houder van een invalidenparkeerkaart

 

Artikel 3

 

1.       De houder van een invalidenparkeerkaart is voor het parkeren van het voertuig op een algemene invalidenparkeerplaats, een parkeerterrein, alsmede een parkeerapparatuurplaats niet zijnde een runshopplaats, geen parkeerbelasting verschuldigd indien de invalidenparkeerkaart op de voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het voertuig is bevestigd.

2.       De houder van een invalidenparkeerkaart is toegestaan het voertuig te parkeren op een belanghebbendenplaats indien de invalidenparkeerkaart op de voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het voertuig is bevestigd.

 

Parkeervergunningen

 

Artikel 4

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen verlenen aan:

A.      de eigenaar of houder van een motorvoertuig, die woont in het gebied als bedoeld in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage, met dien verstande dat per natuurlijk persoon niet meer dan één vergunning wordt verleend;

B.      de eigenaar of houder van een motorvoertuig, die in het gebied als bedoeld in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage, een bedrijf gevestigd heeft dat daadwerkelijk wordt uitgeoefend, dan wel zich vanwege beroep gevestigd heeft en dit beroep aldaar werkelijk uitoefent, met dien verstande dat per bedrijf c.q. beroepsvestiging niet meer dan twee parkeervergunningen worden verleend;

C.      de eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de standplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen zijn aangewezen.

2.       Een aanvraag tot een vergunning wordt niet eerder in behandeling genomen dan nadat de leges als genoemd in hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorend bij de legesverordening gemeente Delft 2000 is voldaan.

3.       Bij een positief besluit op de aanvraag van de vergunning wordt de vergunning niet eerder verleend dan nadat het in artikelen 8 of 9 van de bijlage bij deze verordening genoemde parkeerbelasting door de gemeente is ontvangen.

4.       Het college van burgemeester en wethouders kan aan de vergunning beperkingen verbinden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen alsmede de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

5.       Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning nadere voorschriften of beperkingen, anders dan bedoeld in het vorig lid, verbinden. Deze voorschriften mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van de beschikbare parkeerruimte.

6.       Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen zes weken nadat de aanvraag om een parkeervergunning bij hen is binnengekomen.

7.       Het college van burgemeester en wethouders kan de in het vorig lid bedoelde termijn met ten hoogste twaalf weken verlengen.

8.       Een beslissing tot afwijzing is met reden omkleed.

 

Stuk I II                                                                         pag. 5

 

 

 

Artikel 5

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten het totaal aantal te verstrekken parkeervergunningen te binden aan een maximum, indien dit noodzakelijk is in het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

2.       Een besluit als bedoeld in het vorig lid gaat vergezeld van een in de toekomst gelegen moment waarop de volgorde van verlening van vergunning zal plaatsvinden.  

3.       Bij toepassing van het eerste lid wordt de volgorde van verlening van de vergunningen op de navolgende wijze bepaald:

A.      in eerste instantie kan een vergunning worden verleend aan eigenaars of houders van een motorvoertuig, bedoeld in eerste lid, die sociaal-medisch en/of economisch afhankelijk zijn van het voertuig, waarbij volgorde van toekenning door het college van burgemeester en wethouders wordt bepaald op basis van zowel de mate van afhankelijkheid als de omvang van het daarmee gemoeide belang. De aanvrager die voor een vergunning in eerste instantie in aanmerking wil komen dient de reden van deze aanvraag zelf aannemelijk te maken  De aanvraag wordt in behandeling genomen nadat de aanvrager het college van burgemeester en wethouders toestemming heeft verleend de reden tot aanvraag te verifiëren;

B.      in tweede instantie kan een vergunning verleend worden aan eigenaars of houders van een motorvoertuig bestemd voor autodate;  

C.      in derde instantie kan een vergunning worden verleend aan eigenaars of houders van een motorvoertuig als bedoeld in eerste lid, waarbij per woonadres en/of per bedrijf c.q. beroepsvestiging de verlening van vergunning zich beperkt tot de eerste aanvraag vanuit dat woonadres c.q. bedrijf/ beroepsvestiging, in volgorde van ontvangst van de aanvraag;

D.      in vierde instantie kan een vergunning worden verleend aan eigenaars of houders van een motorvoertuig als bedoeld in eerste lid, waarbij per woonadres en/of per bedrijf c.q. beroepsvestiging de verlening van vergunning zich beperkt tot de tweede aanvraag vanuit dat woonadres c.q. bedrijf/ beroepsvestiging, in volgorde van ontvangst van de aanvraag;

E.      in vijfde instantie kan vergunning worden verleend aan alle overige eigenaars of houders van een motorvoertuig als bedoeld in eerste lid, waarbij verlening plaatsvindt in volgorde van ontvangst van aanvraag.

4.       Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen twaalf weken na het in het tweede lid bedoelde moment over de aanvraag om een parkeervergunning.

5.       Het college van burgemeester en wethouders kan de in het vorig lid bedoelde termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

6.       De beslissing is met reden omkleed.

 

Artikel 6.

 

1.       Een parkeervergunning wordt verleend voor een bepaalde termijn.

2.       De parkeervergunning vermeldt ten minste:

a.                   naam en adres van de vergunninghouder;

b.                   het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;

c.                   het tijdvak en het gebied waarvoor de vergunning is verleend;

d.                   de periode waarvoor de vergunning is verleend.


Stuk I II                                                                         pag. 6

 

 

 

3.       De parkeervergunning gaat vergezeld van een bewijs van verlening welk op de voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het motorvoertuig bevestigd moet zijn.

 

Artikel 7.

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders trekt de parkeervergunning in:

A.      indien de vergunninghouder hierom verzoekt;

B.      indien de vergunninghouder het gebied, waarop de vergunning betrekking heeft, metterwoon verlaat of het daarin uitgeoefend bedrijf of beroep beëindigt;

C.      ingeval van overlijden van de vergunninghouder, met dien verstande dat de vergunning kan worden overgeschreven op naam van een nabestaande, mits deze als belanghebbende in de zin van artikel 4 lid 1 onderdeel a kan worden aangemerkt en het bepaalde in artikel 5 zich daar niet tegen verzet;

D.      indien de vergunninghouder ophoudt eigenaar of houder te zijn van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;

E.      indien de vergunninghouder anderszins niet meer voldoet aan de voorwaarden waaronder de vergunning verleend is.

2.       Het college van burgemeester en wethouders kan de parkeervergunning intrekken:

A.      indien voor het betreffende gebied het  stelsel van vergunningen komt te vervallen;

B.      om redenen van openbaar belang.

 

Artikel 8.

 

Het college van burgemeester en wethouders kan de parkeervergunning intrekken:

a.       indien de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden;

b.       indien blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt.

 

Artikel 9.

 

1.       Indien de vergunninghouder het motorvoertuig waarop de vergunning betrekking heeft, vervangt door een ander motorvoertuig, wordt de vergunning door de gemeentelijke administratie overeenkomstig aangepast.

2.       Bij toepassing van het vorig lid is de vergunninghouder de leges als genoemd in Hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij Legesverordening gemeente Delft 2000 verschuldigd.

 

 

Bijzondere parkeervergunningen

 

Artikel 10.

 

1.       Een kraskaart is alleen dan een vergunning als bedoeld in de zin van deze verordening indien de kaart op voorgeschreven wijze correct is bewerkt en op voorgeschreven wijze zichtbaar is geplaatst in, op of bij het motorvoertuig

2.       Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen inzake het verstrekken en het gebruik van kraskaarten.


Stuk I II                                                                         pag. 7

 

 

 

3.       Het college van burgemeester en wethouders kan een bewoner, een bedrijf of een persoon die zich vanwege beroep gevestigd heeft, de mogelijkheid ontnemen kraskaarten in bezit te hebben, te gebruiken of aan een derde te verstrekken indien deze handelt in strijd met de aan de kraskaart verbonden voorwaarden.

4.       Het college van burgemeester en wethouders kan een bestuurder van een motorvoertuig het gebruik van een kraskaart ontzeggen indien de bestuurder handelt in strijd met de aan de kraskaart verbonden voorwaarden.

 

Artikel 11.

 

1.       Een krachtens gebruik van een parkeerservicesysteem verkregen vergunning wordt alleen geacht te zijn verleend, indien het parkeerservicesysteem op een door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze en binnen de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden is gebruikt.

2.       Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen inzake het verstrekken en het gebruik van een parkeerservicesysteem.

3.       Ten aanzien van het parkeerservicesysteem zijn de artikelen 4 tot en met 8 van deze verordening van overeenkomstige toepassing

 

Verbodsbepalingen

 

Artikel 12.

  

1.       Het is verboden, behoudens schriftelijke ontheffing van het college van burgemeester en wethouders, enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

a.                   op een parkeerapparatuurplaats;

b.                   op een belanghebbendenplaats.

Dit verbod geldt niet op de plaatsen en tijden dat op grond van de Marktverordening een markt wordt gehouden en/of op de plaatsen en tijden dat op grond van een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning een evenement plaatsvindt.

2.       Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen of handelingen te verrichten met de bedoeling parkeerapparatuur in werking te stellen:

A.      op een andere wijze, met andere middelen of met andere munten dan op de apparatuur staat aangegeven;

B.      in strijd met enig op de parkeerautomaat gegeven aanwijzing omtrent het gebruik van de automaat;

C.      op een andere wijze dan naar maatschappelijke opvatting als een juiste of logische wijze van inwerkingstelling kan worden opgevat.

3.       Het is verboden een vervoermiddel of ander enig voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan dat een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.


Stuk I II                                                                         pag. 8

 

 

 

 

Artikel 13.

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing verlenen op het gestelde verbod in artikel 12 lid 1. Deze ontheffing kan worden verleend op schriftelijke aanvraag. Tegemoetkoming in gederfde inkomsten aan parkeerbelasting als gevolg van het verlenen van de ontheffing kan deel uitmaken van de voorwaarden waaronder de ontheffing wordt verleend.

2.       Een aanvraag tot een ontheffing als bedoeld in het vorige lid wordt niet eerder in behandeling genomen dan nadat de leges als genoemd in hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorend bij de bij de legesverordening gemeente Delft 2000 is voldaan.

 

Artikel 14.

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen voor het parkeren van een voertuig op een belanghebbendenplaats op de dagen en uren dat op deze plaats slechts met een vergunning, een kraskaart of met gebruik van een parkeerservicesysteem kan worden geparkeerd, met dien verstande dat deze ontheffing alleen wordt verleend:

A.      aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die werkzaamheden uitvoert op terreinen, aan of in gebouwde onroerende zaken of aan de openbare weg, gelegen in de directe nabijheid van belanghebbendenplaatsen; en

B.      geen parkeerapparatuurplaatsen in de directe omgeving aanwezig zijn; en

C.      de eigenaar of houder van het motorvoertuig een redelijk verband kan aantonen tussen de aard van de werkzaamheden en de aanwezigheid van het voertuig.

2.       Bij gebruikmaking van deze ontheffing moet het motorvoertuig voorzien zijn van een duidelijk zichtbaar door het college van burgemeester en wethouders verstrekte aannemerskaart.

3.       Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde ontheffing is zijn de artikelen 4 tot en met 8 van overeenkomstige toepassing.

 

 

Strafbepaling

 

Artikel 15.

 

Overtreding van het bepaalde in artikel 12 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie, als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.

 




Stuk I II                                                                         pag. 9

 

 

Opsporingsbevoegdheid

 

Artikel 16.

 

Naast de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, zijn tot opsporing van overtreding van deze verordening bevoegd de op grond van artikel 142 van het Wetboek van strafvordering als buitengewoon opsporingsambtenaar aangewezen ambtenaren, de overige in artikel 159 van de Wegenverkeerswet genoemde personen, alsmede de daartoe aangewezen parkeercontroleurs. 

 

Citeertitel

 

Artikel 17.

 

Deze verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening gemeente Delft 2001”.

 

Inwerkingtreding

 

Artikel 18.

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 mei 2001

 

Slot en overgangsbepalingen

 

Artikel 19.

 

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening gemeente Delft 1997, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 oktober 1996.

 

Artikel 20.

 

Vergunningen en ontheffingen welke krachtens de Parkeerverordening gemeente Delft 1997 zijn verleend komen na vierweken na bekendmaking van deze verordening te vervallen.

 

Artikel 21.

 

In alle verordeningen van de gemeente Delft waarin de vermelding “Parkeerverordening gemeente Delft 1997” is opgenomen dient met de inwerkingtreding van deze verordening in plaats daarvan gelezen te worden “Parkeerverordening gemeente Delft 2001

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2001.

 

 

 

                                                            , burgemeester

 

 

                                                            , secretaris


Stuk 1 II                                                                        pag. 10            

 

Toelichting bij de parkeerverordening gemeente Delft 2001

 

Algemeen

 

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen.

 

Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

1.       de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

2.       het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

3.       bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

4.       het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.

 

De parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de op deze verordening betrekking hebbende bijlage is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.

 

Artikelsgewijze toelichting 

 

Artikel 2

Dit artikel biedt uitdrukkelijk de mogelijkheid voor parkeerterreinen en weggedeelten met parkeerapparatuur verschillende tarieven en regimes vast te stellen, teneinde de allocatie van de automobilist in de in het besluit van 29 juni 2000 aangegeven richting te beïnvloeden.

 

Artikel 3

Mensen met een functiebeperking worden vrijgesteld van parkeerbelasting op de voor hen ingerichte parkeerplaatsen, omdat beïnvloeding van de keuze van parkeerlocatie door toepassing van het prijsmechanisme voor deze groep niet van toepassing is.

 

Bedoeling van lid 2 is vanuit sociaal oogpunt de bereikbaarheid van parkeervergunninggebieden voor mensen met een functiebeperking zeker te stellen.


Stuk 1 II                                                                        pag. 11

 

 

 

Artikel 4   

Lid 1 van dit artikel is erop gericht het aantal uit te geven vergunningen beperkt te houden zonder voor bewoners direct te treden in hun individuele keuze om een auto aan te schaffen c.q. te gebruiken.

 

Artikel 5

Op enig moment kan het aantal beschikbare belanghebbendenplaatsen niet meer toereikend zijn om in de totale behoefte te voorzien. Op dat moment moet een voorkeursvolgorde bepaald kunnen worden, die recht doet aan de noodzakelijkheid te beschikken over een parkeervergunning in relatie tot het relatieve gewicht van de onderscheiden sociale en economische belangen.

 

Artikelen 7 en 8

Indien een vergunning wordt ingetrokken wordt in de in artikel 7 omschreven gevallen wel restitutie verleend en in de in artikel 8 genoemde gevallen geen restitutie verleend. Dit is geregeld in artikel 14 van de Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001.

 

Artikelen 10 en 11

Bedoeling van beide bijzondere parkeervergunning is zowel bewoners als in het gebied gevestigde bedrijven c.q. beroepsbeoefenaren een eenvoudige, zelf te hanteren faciliteit te bieden om hun bezoekers voor het moment en de duur dat het bezoek plaatsvindt gelegenheid te geven de auto in de omgeving van hun locatie te parkeren. De omvang van de faciliteiten kan worden beperkt dan wel ingeperkt om conflict met de mogelijkheid van gebruik van de belanghebbenden parkeervoorziening door de vergunninghouders te reduceren.

 

Artikelen 12 en 13 en 15

Bedoeling is zeker te stellen dat parkeervoorzieningen ook daadwerkelijk voor dat doel gebruikt kunnen worden 

 

Artikel 14

Doel is mogelijkheid te creëren om een voertuig op een belanghebbendenplaats te kunnen laten parkeren indien nabije aanwezigheid van het voertuig voor de uitvoering van een werk  noodzakelijk is.

 


Stuk 1 III

01/001859

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wet­houders van 6 februari 2001;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerveror­dening gemeente Delft 2001;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende:

 

Verordening op de heffing en de invorde­ring van parkeerbelas­tin­gen 2001.

 

Definities en begripsomschrijvingen

 

Artikel 1

 

In deze verordening wordt, in alfabetische volgorde, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:

 

a.       aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;

b.       aannemerskaart: kaart waarmee houder blijk kan geven dat houder voor het op de kaart met kenteken aangegeven motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst, door het college van burgemeester en wethouders ontheffing is verleend dit voertuig op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven voorwaarden te parkeren op een belanghebbendenplaats.

c.       abonnement: een bewijs van toestemming tot het parkeren van een motorvoertuig , op door het college van burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden, op het door de raad aan te wijzen parkeerapparatuurplaatsen en/of  belanghebbendenplaatsen, zonder dat parkeerapparatuur in werking wordt gesteld.

d.       abonnementhouder: degenen aan wie een abonnement is verstrekt;

e.       Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

f.         autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

g.       BABW: Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer

h.       belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

1.                      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV; of

2.                      is gelegen binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV, met het opschrift ‘zone’, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd; of

3.                      is gelegen binnen de in de artikelen 1 tot en met 3 van de bij deze verordening behorende bijlage vermelde gebieden en welke als zodanig van gemeentewege zijn gemarkeerd en van bebording zijn voorzien;

i.         dag: een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren, aanvangende te 0.00 uur;

j.         dagkaart: kaart waarmee houder blijk kan geven dat voor het motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst voor de op de kaart genoemde dag parkeerbelasting is voldaan voor het parkeren van dat motorvoertuig op een parkeerapparatuurplaats;


Stuk 1 III                                               pag. 2

 

 

 

k.       dagvergunning: een bewijs van toestemming tot het parkeren op door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen belanghebbendenplaatsen en op door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen voorwaarden;

l.         deelnemer: een natuurlijke persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake autodate

m.     feestdag: de landelijk erkende feestdagen: nieuwjaarsdag, eerste paasdag, tweede paasdag, koninginnedag, hemelvaartdag, eerste pinksterdag, tweede pinksterdag, eerste kerstdag, tweede kerstdag, alsmede bevrijdingsdag ingeval viering hiervan landelijk plaatsvindt;

n.       houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven;

o.       invalidenparkeerkaart: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 49 van het BABW, alsmede invaliden parkeerontheffingen uitgegeven door of vanwege Kaderwetgebied  ‘Haaglanden’;

p.       invalidenparkeerplaats: een parkeerplaats als bedoeld in artikel 26 RVV  en aangeduid met bord E6 uit bijlage I van het RVV

q.       Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

r.        kraskaart: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij aanvraag, krachtens welke een bewoner of een bedrijf van gevestigd in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, dan wel een persoon die zich vanwege beroep gevestigd heeft in dit gebied en dat beroep aldaar werkelijk uitoefent, mogelijkheid is verleend een door deze bewoner, dit bedrijf of de persoon die zich vanwege beroep gevestigd heeft, aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar de verstrekker van het bewijs woonachtig dan wel gevestigd is;

s.       maand: een tijdvak van op de kalender aangegeven niet rekenkundig één-twaalfde deel van een jaar, aanvangende op de als eerste benoemde dag van die periode op die kalender om 0.00 uur.

t.        motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV;

u.       parkeerapparatuur: parkeerautomaten, parkeermeters, en hetgeen gewoonlijk naar maatschappelijke opvattingen overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

v.        parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

w.      parkeerterrein: een door het college als zodanig aangewezen terrein, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen.

x.       parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij de aanvraag van een parkeervergunning en krachtens welke het bij op voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;


Stuk 1 III                                               pag. 3

 

 

 

y.       parkeerservicesysteem: een door het college van burgemeester en wethouders aan een bedrijf, gevestigd in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, of aan een persoon gevestigd in dat gebied om reden van beroepsuitoefening, op aanvraag te verlenen toestemming tot gebruik van een faciliteit, waardoor aanvrager mogelijkheid wordt verleend, vergunning te verkrijgen door parkeerbelasting te voldoen, om een door aanvrager aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar verstrekker gevestigd is.

z.       parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor het en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop die doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden; 

aa.   runshopplaats: een parkeerapparatuurplaats, waar de maximale duur tot het parkeren van een voertuig is beperkt tot 30 aaneengesloten minuten;

bb.   RVV: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996/ 557);

cc.   standplaats: de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt.

dd.   vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de vergunning is verleend;

ee.   week: een tijdvak van 7 achtereenvolgende dagen, aanvangende te maandag 0.00 uur;

ff.       Wegenverkeerswet: de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475; 1999, 30);

 

 

Aard van de heffing en belastbaar feit

 

Artikel 2

 

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden belas­tingen geheven ter zake van:

a.  het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krach­tens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b.   een van gemeentewege verleende vergunning of abonnement, mede inbegrepen een kraskaart of gebruik of doen gebruik van een parkeerservicesysteem, voor het parkeren van een voer­tuig op de in die vergun­ning, abonnement aangege­ven plaats en wijze.

 

Belastingplicht

 

Artikel 3

 

1.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

2.     Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aange­merkt:

a.       degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;


Stuk 1 III                                               pag. 4

 

 

 

b.       zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voer­tuig, met dien verstande dat:

1)         indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huur­overeen­komst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tij­de van het parkeren ingevolge deze overeen­komst de huur­der van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft gepar­keerd;

2)         indien blijkt dat een ander in het kenteken­register had moeten staan inge­schreven, die ander wordt aange­merkt als degene die het voer­tuig heeft geparkeerd.

3.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet gehe­ven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft gepar­keerd wordt aange­merkt, in­dien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijker­wijs niet heeft kunnen voorko­men.

4.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning of het abonnement heeft aange­vraagd.

 

Grondslag en maatstaf van de heffing

 

Artikel 4

 

De parkeerbelastingen worden geheven naar de maatstaven opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.

 

Tarieven

 

Artikel 5

 

De parkeerbelastingen worden geheven naar de tarie­ven, opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.

 

Belastingtijdvak

 

Artikel 6

 

Het belastingtijdvak is opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.

 

Wijze van heffing

 

Artikel 7

 

De belastingen als bedoeld in artikel 2 worden geheven bij wege van voldoe­ning op aangifte of heffing op andere wijze.


Stuk 1 III                                               pag. 5

 

 

 

Ontstaan van de belastingschuld

 

Artikel 8

 

1.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is ver­schuldigd bij aanvang van het parkeren.

2.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is ver­schuldigd op het tijdstip waarop de vergunning of het abonnement  wordt ver­leend.

 

Tijdstip van betaling en betaling in termijnen

 

Artikel 9

 

1.         De belas­ting als be­doeld in artikel 2, onderdeel a, moet worden betaald bij aanvang van het parkeren, tenzij bij besluit van het college van burgemeester en wethouders anders is bepaald.

2.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning of het abonne­ment wordt ver­leend.

3.     Een naheffingsaanslag moet worden betaald binnen twee dagen na de dagtekening van de naheffingsaanslag of vijf weken na de dagtekening van de acceptgiro.

4.     Voor de toepassing van het eerste lid wordt het inwerking stellen van de parkeerappa­ratuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften als voldoening op aangifte aange­merkt.

 

Bevoegdheid tot het aanwijzen van parkeerplaatsen

 

Artikel 10

 

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt  door de raad bij openbaar te maken besluit.

 

Bevoegdheid tot gebruik van wielklem en wegsleepregeling

 

Artikel 11

 

1.     Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aan­ge­bracht, waardoor wordt ver­hinderd dat het voertuig wordt wegge­reden.

2.     Het college van burgemeester en wethouders wijst bij open­baar te maken besluit de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

3.     Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn ver­streken, kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overge­bracht en in bewaring worden ge­steld.


Stuk 1 III                                               pag. 6

 

 

 

 

Artikel 12

 

Kosten

 

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.

 

Kwijtschelding

 

Artikel 13

 

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschel­ding verleend.

 

Restitutie

 

Artikel 14

 

1.       Ingeval een parkeervergunning wordt ingetrokken op basis van het bepaalde in artikel 7 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 vindt restitutie van de parkeerbelasting plaats voor de tijdsperiode gelegen tussen het moment van expiratie van de vergunning zoals dat is vastgesteld op het moment van verlening en het moment van het besluit tot intrekken van de vergunning. De te restitueren parkeerbelasting is het verschil tussen de parkeerbelasting die is voldaan bij het moment van verlening van de vergunning en de belasting die voldaan had moeten worden op dat moment indien de vergunning zou zijn verleend voor de periode vanaf het moment van verlening tot het moment van intrekken.

2.       In de in artikel 8 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 bedoelde gevallen vindt geen restitutie van de parkeerbelasting plaats.

 

 

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Artikel 15

 

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

 

Citeertitel

 

Artikel 15

 

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen ge­meente Delft 2001".


Stuk 1 III                                               pag. 7

 

 

 

Inwerkingtreding

 

Artikel 16

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking, doch niet eerder dan 1 mei 2001

 

Slotbepalingen

 

Artikel 17

 

Met de inwerkingtreding van de verordening komt te vervallen de 1e Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, vastge­steld bij raadsbesluit van 21 december 2000.

 

Artikel 18

 

In alle verordeningen van de gemeente Delft waarin de vermelding “Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 1997” of “1e Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001” dient met de inwerkingtreding van deze verordening in plaats daarvan gelezen te worden “Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2001.

 

 

                                                            , burgemeester

 

 

 

                                                            , secretaris

 


Stuk 1 III                                                                       pag. 8

 

 

 

Toelichting bij de verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001

 

Algemeen

 

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen.

 

Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

1.       de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

2.       het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

3.       bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

4.       het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.

 

De Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001 en de op deze verordening betrekking hebbende bijlage is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.

 

 

Artikelsgewijze toelichting        

 

Artikel 1

Vanwege de sterke samenhang tussen de Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001 en de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en het feit dat de bijlagen bij beide verordeningen identiek zijn, is de definitie van begrippen eensluidend gehouden.

 

Artikel 2 tot en met artikel 15

In deze artikelen waren qua strekking volgens de Verordening parkeerbelasting gemeente Delft 1997 van overeenkomstige toepassing. In navolgende toelichting wordt alleen, zover noodzakelijk, ingegaan op de wijzigingen ten opzichte van deze verordening.

 

 

 

Stuk 1 III                                               pag. 9

 

 

 

Artikel 2 lid 2

De kraskaart en het parkeerservicesysteem zijn twee vergunning figuren die met de invoering van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 zijn geïntroduceerd.

 

Artikel 9 lid 1

Toegevoegd aan dit lid is de zinsnede: ‘tenzij bij besluit van het college van burgemeester en wethouders anders is bepaald’. Doel hiervan is om mogelijkheid tot het voldoen van de parkeerbelasting bij beëindiging van de parkeerhandeling te realiseren op plaatsen waar dit mogelijk is en door het college van burgemeester en wethouders als wenselijk wordt gezien om de allocatie van een parkeerplaats door de automobilist te beïnvloeden. Naar verwachting zal het college hiertoe besluiten bij de heffing van parkeerbelasting in parkeergarages en op eventuele andere grote parkeervoorzieningen aan of nabij de rand van de binnenstad.

 

Artikel 14

In de artikelen 7 en 8 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 staan redenen genoemd waaronder het college van burgemeester en wethouders een parkeervergunning kan intrekken. Eventuele restitutie van een deel van de betaalde parkeerbelasting vindt plaats indien de reden van intrekken niet voortvloeit uit verwijtbaar of onzorgvuldig handelen van de vergunninghouder. 




 

Stuk 1 IV

01/001859

 

 

 

De [MCM1] raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 februari 2001;

 

gelet op de “Parkeerverordening gemeente Delft 2001” en de “Verordening parkeerbe­lastin­gen gemeente Delft 2001”;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende:

 

bijlage behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeer­belas­tingen gemeente Delft 2001.

 

I. Aanwijzingsbesluit

 

Artikel 1.  Belanghebbendenplaatsen

 

1.       Ingevolge artikel 2, lid 1 aanhef en sub b van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 wor­den aangewe­zen als weggedeelten voor het parkeren van voertuigen van vergunninghouders alle, behoudens de in lid twee genoemde, openbare parkeerplaatsen gelegen binnen het gebied, dat wordt begrensd door (met de wijzers van de klok mee, beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden, Rijn-Schiekanaal tot en met Zuidkolk, Westlandseweg, de bebouwing oostelijk Krakeelpolderweg,  de bebouwing oostelijk, dan wel zuidoostelijk Westplantsoen, de bebouwing noordwestelijk Hof van Delftlaan, de bebouwing westelijk Ruys de Beerenbrouckplein, wegas Ruys de Beerenbrouckstraat, wegas Kampveldweg, wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug midden.

2.       Binnen het onder lid 1 genoemd gebied zijn niet aangewezen als weggedeelten of parkeerplaatsen voor het parkeren van voertuigen voor vergunninghouders: alle niet openbare parkeerplaatsen; alle weggedeelten en/of alle parkeerplaatsen welke bij of krachtens een bepaling in de parkeerverordening, bij of krachtens een bepaling in deze bijlage, bij of krachtens een verkeersbesluit, bij of krachtens enig ander besluit van het college van burgemeester en wethouders, dan wel bij of krachtens enig andere aanwijzing van een bevoegd gezag, aan een andere categorie parkeerders of aan andere weggebruikers is toegewezen; dan wel voor een andere categorie parkeerders of andere weggebruikers is  bestemd.

3.       Binnen het in lid 1 genoemd gebied zijn de volgende zones aangemerkt:

            zone A: Binnenstad:

            het gebied, binnen (met de wijzers van de klok mee, beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden, Rijn-Schiekanaal tot en met Zuidkolk, Westsingel, bebouwing westelijk aan de Spoorsingel tussen havenstraat en Hugo de Grootstraat, de as van het spoorviaduct tot en met Kampveldweg, de wegas Kampveldweg, de wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug midden;


Stuk IV                                                                         pag. 2

 

 

zone B: Schil:

het gebied, buiten (met de wijzers van de klok mee, beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden, Rijn-Schiekanaal tot en met Zuidkolk, Westsingel, bebouwing westelijk aan de Spoorsingel tussen havenstraat en Hugo de Grootstraat, de as van het spoorviaduct tot en met Kampveldweg, de wegas Kampveldweg, de wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug midden;

 

Artikel 2. Parkeerapparatuurplaatsen, niet zijnde runshopplaatsen

 

Binnen het gebied als bedoeld onder artikel 1 lid 1 zijn weggedeelten aangewezen en op de navolgende wijze zonaal ingedeeld als parkeerapparatuurplaatsen, anders dan runshopplaatsen, parkeergarages of parkeerterreinen:

zone 1: Binnenstad

40 door het college van burgemeester en wethouders nader te bepalen parkeerplaatsen gelegen aan de Nieuwe Plantage; de parkeerplaatsen gelegen op het oostelijk deel van de Markt; de parkeerplaatsen gelegen op de Oude Langedijk te zuiden van de Nieuwe Kerk; de parkeerplaatsen gelegen op de Burgwal tussen Jozefstraat en Beestenmarkt; 2 parkeerplaatsen gelegen aan de zuidkant op de Beestenmarkt; de parkeerplaatsen gelegen op de Nieuwe Langedijk; de parkeerplaatsen gelegen op het Vrouwenregt; de parkeerplaatsen gelegen op het Oosteinde aan de westzijde tussen Oude Langedijk en Broerhuisstraat; de parkeerplaatsen gelegen aan beide zijden van de Brabantse Turfmarkt tussen Molslaan en Pieterstraat/Huyterstraat; 3 parkeerplaatsen gelegen aan het Achterom ter hoogte van de Lange Geer, de parkeerplaatsen gelegen aan de Lange Geer tussen Achterom en Giststraat; 5 parkeerplaatsen aan de oostzijde van Westvest ter hoogte van de Oost Indieplaats, de parkeerplaatsen gelegen aan de westzijde van de Westvest tussen Bolwerk en de brug naar het Stationsplein, de parkeerplaatsen gelegen aan de Phoenixstraat tussen Binnenwatersloot en locatie ‘Bestuursdienst’, de parkeerplaatsen aan de Phoenixstraat tussen St. Agathaplein en Schoolstraat, de parkeerplaatsen aan de Phoenixstraat gelegen op de middenberm, 116 parkeerplaatsen gelegen aan de Phoenixstraat onder het spoorviaduct .

zone 2: Schil

de parkeerplaatsen gelegen op het parkeerplein aan de zuidkant van het Stationsplein, 4 parkeerplaatsen gelegen op de Houttuinen, te tellen vanaf het Stationsplein, 5 parkeerplaatsen aan de zuidkant van het Hugo de Grootplein, 10 parkeerplaatsen aan het plein Elsje van Houwenlingenstraat, de parkeerplaatsen aan de Hugo de Grootstraat tussen Adriaan Pauwstraat en Jacob Catsstraat, de parkeerplaatsen op de Buitenwatersloot tussen Hovenierstraat en Bolkbrug, alsmede tussen de Graswinckelstraat en de Van Bleiswijckstraat, de parkeerplaatsen aan de Krakeelpolderweg  tussen de Frank van Borsselenstraat en de Pootstraat,10 parkeerplaatsen rond de kruising Van der Heimstraat en Adriaan Pauwstraat, de parkeerplaatsen aan de Hof van Delftlaan tussen Van Halstraat en Van der Brugghenstraat, parkeerplaatsen op de van Bleiswijckstraat tussen Jacoba van Beierenlaan en Westlandseweg, parkeerplaatsen aan zuidzijde Jacoba van Beierenlaan tussen Krakeelpolderweg en Van Bleiswijckstraat

Buiten het gebied als bedoeld onder artikel 1 lid 1 zijn de navolgende weggedeelten aangewezen als parkeerapparatuurplaatsen. Deze plaatsen zijn aangemerkt als

zone 3: Hooikade ter hoogte van De Kolk, Plein Delftzicht tussen Hooikade en Crommelinlaan, Crommelinplein, Martinus Nijhofflaan tussen Aard van der Leeuwlaan en Delftlandplein, inbegrepen de parkeerterreinen noordelijk hiervan; Minervaweg tussen Delflandplein en H. Tollensstraat; Papsouselaan tussen Delflandplein en kruising Papsouselaan en Westlandseweg, doch uitgesloten de parkeerterreinen westelijk hiervan; zuidzijde Troelstralaan tussen de kruising Aard van der Leeuwlaan en parkeerterrein ten noorden Winkelcentrum ‘In de Hoven’, inbegrepen parkeerterrein zuidelijk hiervan doch uitgesloten dit parkeerterrein ten noorden winkelcentrum ‘In de Hoven’ tussen Papsouwselaan en Troelstralaan.

Stuk IV                                                                         pag. 3

 

 

 

Artikel 3  Parkeerterreinen

 

Ingevolge artikel 2 lid 1 aanhef en sub a van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 wor­den aangewezen als parkeerterreinen:

a.       Paardenmarkt

b.       Parkeerterreinen gelegen tussen Zuidwal en Zuiderstraat

c.       Parkeerterrein gelegen tussen Pynepoort en Kruisstraat

d.       Parkeerdek Yperdek (bovengedeelte) gelegen aan de Yperstraat

e.       Parkeerterrein gelegen ten noorden van de Ezelsveldlaan

f.         Gasthuisplaats

 

Artikel 4 Als runshopplaatsen aangemerkte parkeerapparatuurplaatsen

 

Ingevolge artikel 2 lid 1 aanhef en sub a van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001, worden de onder artikel 1 van deze bijlage aangewezen weggedeelten voor het parkeren bij parkeerapparatuur aangemerkt als runshopplaatsen:

a.       de eerste 10 parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Koornmarkt, te rekenen vanaf de invalidenparkeerplaats of -plaatsen gelegen aan de Koornmarkt ter hoogte van de Oude Langedijk;

b.       de laatste 5 parkeerplaatsen gelegen aan de westzijde alsmede de eerste 5 parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Voorstraat, te rekenen vanaf de invalidenparkeerplaats of -plaatsen gelegen aan de Voorstraat ter hoogte van de Oude Kerk;

c.       de eerste 8 parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Verwersdijk, te rekenen vanaf de brug naar de Choorstraat;

d.       de eerste 11 parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Vrouw Juttenland, te rekenen vanaf de invalidenparkeerplaats of – plaatsen gelegen bij de brug vaan de Voldersgracht.

Deze parkeerplaatsen zijn als zone 4 aangemerkt.

 

Artikel 5 Parkeerplaatsen en -terreinen met een gecombineerde functie.

 

Als weggedeelte voor parkeren van voertuigen van vergunninghouders als wel voor parkeren van voertuigen waarvoor bij parkeerapparatuur parkeergeld is betaald als wel voor parkeren van voertuigen waarvoor door betaling van parkeergeld een dagkaart is aangeschaft is aangewezen de parkeerterreinen:

a.       Paardenmarkt;

b.       Gasthuisplaats.

 

II. Tarieven

 

artikel 6 Parkeerbelasting voor het parkeren bij parkeerapparatuur

 

Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot  20.00 uur, op vrijdag en zaterdag van 9.00 uur tot 22.00 uur, op zondag van 12.00 uur tot 17.00 uur, doch niet op een feestdag, op een parkeerplaats bij parkeer­apparatuur als bedoeld in artikelen 2 en 5 van deze bijlage bedraagt de te hef­fen par­keer­belasting:


Stuk IV                                                                         pag. 4

 

 

Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

Zone 1: ƒ 4,00 per 54 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50

Zone 2: ƒ 3,00 per 54 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50

Zone 3: ƒ 2,25 per 62 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50 

Zone 4: ƒ 2,75 per 30 minuten, met een minimale inworp van ƒ 1,00

 

Daarenboven gelden voor zone 3 tot invoering van de Euro nog de navolgende tarieven:

Dagkaart

ƒ 11,25

Weekabonnement

ƒ 45,00

Maandabonnement

ƒ 110,20

Jaarabonnement

ƒ 1102,00

 

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

Zone 1: € 2,00 per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20

Zone 2: € 1,50 per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20

Zone 3: € 1,00 per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20

Zone 4: € 1,30 per 30 minuten, met een minimale inworp van € 0,50

 

Daarenboven gelden voor zone 3 tot invoering van de Euro nog de navolgende tarieven:

Dagkaart

€ 5,00

Weekabonnement

€ 20,00

Maandabonnement

€ 50,00

Jaarabonnement

€ 500,00

 

artikel 7 Parkeerbelasting op parkeerterreinen

 

Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur, op vrijdag en zaterdag van 09.00 uur tot 22.00 uur, op zondag van 12.00 uur tot 17.00 uur, doch niet op een feestdag, op een parkeer­terrein, als bedoeld in artikel 3 van deze bijlage, be­draagt de te heffen parkeerbelasting:

 

Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

ƒ

2,75

Per 57 minuten, of gedeelte hiervan

ƒ

15,50

Per dag

ƒ

15,50

Per 24 uur aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur

ƒ

67,00

Per week, met een tevoren aangeschaft weekabonnement

ƒ

192,00

Per maand, met een tevoren aangeschaft maandabonnement

ƒ

1918,00

Per jaar, met een tevoren aangeschaft jaarabonnement

ƒ

992,00

Per jaar alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe aangeschaft abonnement.

 

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

€ 1,30

Per 60 minuten, of gedeelte hiervan

€ 7,00

Per dag

€ 7,00

Per 24 uur aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur 

€ 30,00

Per week, met een tevoren aangeschaft weekabonnement

€ 87,00

Per maand, met een tevoren aangeschaft maandabonnement

€ 870,00

Per jaar, met een tevoren aangeschaft jaarabonnement

€ 450,00

Per jaar alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe aangeschaft abonnement.

Stuk IV                                                                         pag. 5

 

 

 

artikel 8 Parkeerbelasting vergunninghouders zone A

 

1.       Voor het parkeren van maandag tot en met donder­dag van 09.00 uur tot 20.00 uur, op vrijdag en zaterdag 9.00 uur tot 22.00 uur, op zondag van 12.00 uur tot 17.00 uur, doch niet op een feestdag, op weggedeel­ten door vergunninghou­ders als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de parkeerverordening gemeente Delft 2001, in het gebied genoemd zone A in artikel 1 lid 3 van deze bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting:

      Vergunning bewoners

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      ƒ254,00 per kalenderjaar;

      ƒ 25,40 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      € 115,00 per kalenderjaar

      € 11,50 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

 

      Vergunning bedrijven, voor het eerste kenteken

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      ƒ474,00 per kalenderjaar;

      ƒ 47,40 per kalendermaand, of gedeelte

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      € 215,00 per kalenderjaar

      € 21,50 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

 

      Vergunning bedrijven, voor het tweede kenteken

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      ƒ717,00 per kalenderjaar;

      ƒ 71,70 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      € 325,00 per kalenderjaar

      € 32,50 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

 

2.       Voor het parkeren van maandag tot en met donder­dag van 09.00 uur tot 20.00 uur en op vrijdag van 9.00 uur tot 22.00 uur op weggedeel­ten door vergunninghou­ders als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de parkeerverordening gemeente Delft 2001, in het gebied genoemd zone A in artikel 5 onder a van deze bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting:

 

      Vergunning bedrijven, voor het eerste kenteken

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      ƒ364,00 per kalenderjaar;

      ƒ 36,40 per kalendermaand, of gedeelte

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      € 165,00 per kalenderjaar

      € 16,50 per kalendermaand, of gedeelte daarvan


Stuk IV                                                                         pag. 6

 

 

 

      Vergunning bedrijven, voor het tweede kenteken

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      ƒ551,00 per kalenderjaar;

      ƒ 55,10 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      € 250,00 per kalenderjaar

      € 25,00 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

 

Artikel 9  Parkeerbelasting vergunninghouders zone B

 

1.       Voor het parkeren op weggedeelten door vergunninghouders als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de parkeerverordening gemeente Delft 2001, in het gebied genoemd zone B in artikel 1 lid 3 van deze bijlage, is de hiertoe te heffen parkeerbelasting afhankelijk van het aantal uren per week waarvoor het systeem van belanghebbendenplaatsen wordt vastgesteld. De parkeerbelasting die voor de verwerving van een vergunning voor het parkeren op een belanghebbendenplaats geheven wordt, is tot invoering van de Euro op 1 januari 2002 vastgesteld op ƒ 80,00 per kalenderjaar of ƒ 8,00 per kalendermaand of gedeelte daarvan. Na invoering van de Euro op 1 januari 2002 is deze belasting vastgesteld op € 36,30 per kalenderjaar of € 3,60 per kalendermaand of gedeelte daarvan.

2.       De navolgende tijden zijn van toepassing waarop parkeren op weggedeelten door vergunninghouders als bedoeld onder lid 1 van toepassing is: van maandag tot en met zaterdag van 09.00 tot 11.00 uur en van maandag tot en met zaterdag van 16.00 tot 22.00 uur.

 

 

Artikel 10  Parkeerbelasting dagvergunning

 

Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur, op vrijdag en zaterdag van 09.00 tot 22.00 uur, op zondag van 12.00 uur tot  17.00 uur, doch niet op een feestdag, bij wege van een dagvergunning voor bezoekers op weggedeelten als genoemd in artikel 1 lid1, uitgesloten de weggedeelten of parkeerplaatsen bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage wordt een belasting geheven van:

Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per dag of gedeelte daarvan: ƒ 33,25.

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

Per dag of gedeelte daarvan: € 15,00

 

Artikel 11  Parkeerbelasting parkeerabonnement "Overall-parkeerkaart"

 

Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur, op vrijdag en zaterdag van 09.00 tot 22.00 uur, op zondag van 12.00 uur tot 17.00 uur, doch niet op een feestdag, bij wege van een ovarall-parkeerkaart op weggedeelten als genoemd in artikel 1 lid1, uitgesloten de weggedeelten of parkeerplaatsen bedoeld in artikel 1 lid 2, behoudens de weggedeelten genoemd in de artikelen 2 en 3 van deze bijlage wordt een belasting geheven van:

Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per maand of gedeelte daarvan: ƒ 199,00.

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

Per maand of gedeelte daarvan: € 90,00

Stuk IV                                                                         pag. 7

 

 

 

Artikel 12  Kraskaart

 

Het college van burgemeester stelt kraskaarten als bedoeld in artikel 10 van de parkeerverordening ter beschikking aan bewoners, bedrijven, alsmede aan personen die vanwege beroep gevestigd hebben van/in het gebied als genoemd in artikel 1 lid 1 van deze bijlage, met dien verstande dat:

a.       per huishouden niet meer dan 25 kraskaarten per kalenderjaar worden verstrekt;

b.       per bedrijf of persoon die zich vanwege beroep gevestigd heeft niet meer dan 50 kraskaarten per kalenderjaar worden verstrekt;

c.       voor gebruik in zone A als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage voor kraskaarten ten behoeve van bewoners een belasting wordt geheven van:

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

      per kraskaart: ƒ 3,35.

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

      per kraskaart: € 1,50

d.       voor gebruik in zone A als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage voor kraskaarten ten behoeve van bedrijven of personen die zich vanwege beroep gevestigd hebben een belasting wordt geheven van:

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

      per kraskaart: ƒ 8,80.

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

      per kraskaart: € 4,00

e.       in zone A als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage per kraskaart één voertuig geparkeerd kan worden op een parkeerplaats, niet zijnde een parkeerplaats als bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage, voor een dagdeel van 09.00 tot 13.00 uur of 13.00 tot 17.00 uur of 17.00 uur tot einde reguleringstijd (20.00 respectievelijk 22.00 uur) of een deel van dit dagdeel

f.         voor gebruik door bewoners van zone B als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage worden de kraskaarten om niet verleend.    

g.       voor gebruik door bedrijven of personen die zich vanwege beroep gevestigd hebben in zone B als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage worden de kraskaarten om niet verleend.

h.       in zone B als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage per kraskaart één voertuig geparkeerd kan worden op een parkeerplaats, niet zijnde een parkeerplaats als bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage, voor een dagdeel van 09.00 tot 14.30 uur of 14.30 tot einde reguleringstijd, of een deel van dit dagdeel.

 

Artikel 13   Parkeerservicesysteem

 

Het college van burgemeester stelt op een daartoe strekkend verzoek een parkeerservicesysteem als bedoeld in artikel 11 van de parkeerverordening ter beschikking aan bedrijven welke gevestigd zijn in - c.q. natuurlijke personen welke zich vanwege de uitoefening van hun beroep zich gevestigd hebben in het gebied als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze bijlage, met dien verstande dat:


Stuk IV                                                                         pag. 8

 

 

 

a.       het parkeerservicesysteem alleen ter beschikking wordt gesteld indien wordt afgezien van een parkeervergunning, waartoe aanvrager op basis van de parkeerverordening en/of deze bijlage wel recht op zou hebben;

b.       met gebruik van het parkeerservicesysteem één voertuig geparkeerd kan worden op een parkeerplaats, gelegen in het gebied als genoemd in artikel 1 lid 1 van deze bijlage, niet zijnde een parkeerplaats als bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage;

c.       bij daadwerkelijk gebruik aanvrager een parkeerbelasting verschuldigd is overeenkomstig de heffing als genoemd in artikel 7 van deze bijlage

d.       het college van burgemeester en wethouders mogelijkheid hebben op ten behoeve van het parkeerservicesysteem te leveren goederen of middelen een statiegeld te verlangen, welke bij inlevering van de ter beschikking gestelde goederen of middelen nominaal wordt geretourneerd.

 

Artikel 14 Tijdelijke ontheffing

 

Voor een tijdelijke ontheffing als bedoeld in artikel 14 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001, is bedoelde houder of eigenaar van het motorvoer­tuig waartoe de ontheffing wordt aangevraagd, een belasting verschuldigd van:

tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per dag of gedeelte daarvan: ƒ 15,50

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per dag of gedeelte daarvan: € 7,00.

 

Artikel 15 Parkeerbelasting ambulante handelaren

 

Ten behoeve van handelaren als bedoeld in de Marktverordening, kan het college van burgemeester en wethouders voor de periode dat zij daadwerkelijk hun bedrijf uitoefenen op een in de Marktverordening vastgestelde markt op hetzij de donderdag, hetzij de zaterdag, parkeermogelijkheid aanbieden op een daartoe aangewezen locatie. Voor gebruik van deze parkeergelegenheid is de betreffende handelaar een parkeerbelasting verschuldigd van:

tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per maand of gedeelte daarvan voor hetzij de donderdag, hetzij de zaterdag: ƒ 31,00

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per maand of gedeelte daarvan voor hetzij de donderdag, hetzij de zaterdag: € 14,00.

 

artikel 16 Kosten

 

1.       De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 1997, bedra­gen:

      tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 84,00

      vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 38,00

2.       De kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem bedragen:

      tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 100,00

      vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 45,40

3.       Voor het overbrengen of bewaren van voertuigen zoals, personenauto's, bestelau­to's, waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen niet meer bedraagt dan 3500 kilogram, caravans en kleine aanhangwagens, is de bestuurder de volgende vergoeding verschuldigd:


Stuk IV                                                                         pag. 9

 

 

 

      a.      indien het voertuig wordt opgehaald binnen12 uur na het wegslepen:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 325,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 147,50

      b.      indien het voertuig wordt opgehaald na 12 uur na het wegslepen:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 375,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 170,00

              met dien verstande dat voor elk volgend etmaal of gedeelte daarvan de kosten

              van het bewaren van het gesleepte voertuig worden bepaald op:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 35,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 15,90

      c.      voorrijkosten (in verband met eventueel niet wegslepen):

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 65,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 29,50

4.       Voor het overbrengen van voertuigen zoals vrachtwagens, opleggers en grote aanhangwagens is de bestuurder de volgende vergoeding verschuldigd:

      a.      indien het voertuig wordt opgehaald binnen12 uur na het wegslepen:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 475,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 215,50

      b.      indien het voertuig wordt opgehaald na 12 uur na het wegslepen:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 525,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 238,30

              met dien verstande dat voor elk volgend etmaal of gedeelte daarvan de kosten

              van het bewaren van het gesleepte voertuig worden bepaald op:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 35,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 15,90

      c.      voorrijkosten (in verband met eventueel niet wegslepen):

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 65,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 29,50

5.   Voor het bewaren of verwijderen van een fiets wordt een vergoeding gerekend van:

      tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 10,00

      vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 4,55

6.   Voor het bewaren of verwijderen van een bromfiets wordt een vergoeding gerekend van:

      tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 25,00

      vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 11,35

 

Artikel 17 Inwerkingtreding.

 

1.       Deze  bijlage treedt in werking tegelijkertijd met de Parkeerverordening Delft 2001, alsmede de Verordening parkeerbelastingen Delft 2001.

2.       Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze bijlage vervalt de bijlage behorende bij de Parkeerverordening Delft 1997 en de 1e Verordening parkeerbelas­tingen Delft 2001.


Stuk IV                                                                         pag. 10

 

 

 

 

Artikel 18 Slotbepaling.

 

Deze  bijlage behoort bij en maakt deel uit van het gelijktijdig genomen raadsbesluit tot vaststelling van de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, alsmede de Parkeerverordening gemeente Delft 2001.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 februari 2001.

 

 

 

                                                      ,burgemeester.

 

 

                                                      ,secretaris.


 

Stuk I IV                                               pag. 11

 

 

 

Toelichting bij de bijlage bij parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001

 

 

Dit behoort bij de parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de parkeerbelastingverordening gemeente Delft 2001 en is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000. Het geeft, net als beide verordeningen, de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.

 

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlage van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen.

 

Dit besluit is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

1.       de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

2.       het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

3.       bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

4.       het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.

 

Omrekening gulden/euro

De in guldens vermelde tarieven gelden tot 1 januari 2002. De in euro vermelde tarieven gelden vanaf 1 januari 2002. Bij de omrekening van de guldens tarieven naar eurotarieven zijn in eerste aanleg de formele omrekenregels van de europese unie aangehouden. Hierbij zij aangetekend dat door de praktische noodzaak van afronding op veelvouden van 5 of 10 (euro)centen, de uiteindelijke uitkomst van de omrekening kan afwijken van de formele. In de parkeermeters/automaten kunnen geen kleinere munten dan 10 eurocent worden verwerkt. Doorgaans is sprake van een uiteindelijk tarief in euro dat lager is dan het formeel omgerekende tarief. De uitzonderingen betreffen doorgaans 'afrondingen' die minder dan 0,2% van het formele omgerekende tarief bedragen. In twee gevallen is sprake van een uiteindelijk tarief in euro dat meer dan 1 % hoger is dan het formeel omgerekende tarief. Over de hele linie bezien is sprake van een neutrale omrekening.


Stuk 1 V              

01/001859

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 februari 2001;

 

gelet op de Parkeerverordening gemeente Delft 2001; en de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Legesverordening gemeente Delft 2001

 

Artikel I

De Legesverordening gemeente Delft 2001 wordt als volgt gewijzigd:

 

Hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening gemeente Delft 2001 komt als volgt te luiden :

 

 

Hoofdstuk 16

Verkeer en vervoer

 

 

16.1

Het tarief ter zake van

 

 

 

het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

16.1.1

een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb 1990, 459), uitgezonderd een ontheffing verleend met in achtneming van de verordening ontheffingen autoluw-plus gebied 2001

 

 

 

a. voor een ééndagsontheffing

ƒ

48,00;

 

b. voor een bewonersontheffing

ƒ

89,00;

 

c. voor overige ontheffingen

ƒ

185,00;

16.1.2.

een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb 1990, 459), verleend met in achtneming van de verordening ontheffingen autoluw-plus gebied 2001

 

 

 

a. een ontheffing verleend op grond van artikel 8  van deze verordening

ƒ

140,00

 

b. een ontheffing verleend op grond van artikel 9 van deze verordening

 

Nihil

16.1.3.

een ontheffing als bedoeld in artikel 123 van het Wegenverkeersregelement (Stb. 1950, K 377)

ƒ

67,00

16.1.4.

een invalidenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Stb. 1990, 460)

ƒ

18,00

16.1.5.

Behandeling van de aanvraag voor een vergunning of ontheffing als bedoeld in de parkeerverordening gemeente Delft 2001

 

 

 

a. een parkeervergunning als bedoeld in artikel 5 van deze verordening 

ƒ

10,00

 

b. een eenheid kraskaarten als bedoeld in artikel 11 van deze verordening, waarbij de maximale omvang van deze eenheid is vastgesteld in de bijlage bij deze verordening

ƒ

4,00

 

c. een parkeervergunning als bedoeld in artikel 13 van deze verordening

ƒ

10,00

 

d. een ontheffing als bedoeld in artikel 15 van deze verordening; tenzij voor het gebruik van de grond een precariobelasting verschuldigd en deze belasting gelijk is aan de legeskosten of de legeskosten te boven gaat.

ƒ

15,00

 

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 mei 2001.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2001.

 

 

 

                                    ,burgemeester

 

 

 

                                                ,secretaris

 

 

                       


Stuk 1 VI

01/001859

 

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 februari 2001;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende regelingen en voorschriften inzake gebruik, exploitatie en beheer van publiek toegankelijke gebouwde parkeervoorzieningen.

 

Algemeen

 

Artikel 1

 

In dit geheel aan regelingen en voorschriften wordt, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:

abonnement: een door de ondernemer verstrekt bewijs van toestemming tot het parkeren van een motorvoertuig in de garage volgens de op of bij dit abonnement verstrekte richtlijnen;

binnenstad: het gebied gelegen binnen (met de wijzers van de klok mee) Reineveldbrug, Rijn-Schiekanaal, De Zuidkolk, Westsingelgracht, Spoorviaduct tussen Bolwerk en Kampveldweg, Kampveldweg, de weg-as van de Wateringse Vest tot de Reineveldbrug.

maand: een tijdvak van op de kalender aangegeven niet rekenkundig één-twaalfde deel van een jaar, aanvangende op de als eerste benoemde dag van die periode op die kalender om 0.00 uur;

parkeergarage: een publiek toegankelijke gebouwde voorziening met als bestemming het parkeren van motorvoertuigen;

week: tijdvak van zeven achtereenvolgende dagen, aanvangende te maandag 0.00 uur

 

Artikel 2

 

Als parkeergarage in de zin van dit geheel aan regelingen en voorschriften wordt aangewezen:

de Phoenixgarage, gevestigd aan de Phoenixstraat 29.

 

Artikel 3

1.       De garages worden geëxploiteerd als onderneming.

2.       De exploitatie geschiedt door de gemeente, welke in het kader van de Wet op de omzetbelasting als ondernemer moet worden gezien.


Stuk 1 VI                                                                      pag. 2

 

 

 

Artikel 4

 

1.       De ondernemer stelt voor de exploitatie en het beheer van de garages een reglement vast. In dit reglement worden, per in artikel 2 genoemde parkeergarage, in ieder geval nadere regels gegeven inzake de organisatie van het beheer van de parkeergarage, de realisatie van veiligheid, alsmede het onderhoud van het gebouw, het interieur en de apparatuur.

2.       De ondernemer stelt richtlijnen vast inzake het gedrag van gebruikers van de garage en de aansprakelijkheid.

3.       De ondernemer kan nadere regels stellen inzake toegang tot en gebruik van een parkeergarage.

4.       De ondernemer kan nadere regels stellen gericht op het bevorderen van het gebruik van een parkeergarage. 

5.       De ondernemer kan overeenkomsten met derden sluiten gericht op het bevorderen van het gebruik van een parkeergarage. 

 

Artikel 5

 

1.       De ondernemer kan een voertuig, een bestuurder of een inzittende de toegang tot de garage weigeren of ontzeggen indien een redelijk vermoeden bestaat dat het verlenen van deze toegang een bedreiging van de orde of de verkeersveiligheid in de parkeergarage kan betekenen.

2.       De ondernemer kan een voertuig of een goed dat zich in, op of aan een voertuig bevindt, de toegang tot de parkeergarage weigeren of ontzeggen, indien een redelijk vermoeden bestaat dat het verlenen van toegang een risico van letsel of schade tot gevolg kan hebben of anderszins een bedreiging van de veiligheid in de parkeergarage kan betekenen.

 

Tarieven

 

Artikel 6

 

1.    Voor het parkeren van een voertuig in een parkeergarage worden de volgende tarieven gehanteerd:

 

Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

ƒ

2,75

Per 57 minuten, of gedeelte hiervan

ƒ

15,50

Per dag

ƒ

15,50

Per 24 uur aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur  

ƒ

67,00

Per week, met een tevoren aangeschaft weekabonnement

ƒ

192,00

Per maand, met een tevoren aangeschaft maandabonnement

ƒ

1918,00

Per jaar, met een tevoren aangeschaft jaarabonnement

ƒ

992,00

Per jaar, met een woon-werk abonnement als bedoeld in artikel 8 lid 2.

ƒ

7,75

Per nacht als vast tarief vanaf sluiting van de garage tot aan het moment van vertrek, doch uiterlijk tot aan het eerste moment van opening

 


Stuk 1 VI                                                                      pag. 3

 

 

 

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

 

€ 1,30

Per 60 minuten, of gedeelte hiervan

€ 7,00

Per dag

€ 7,00

Per 24 uur aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur

€ 30,00

Per week, met een tevoren aangeschaft weekabonnement

€ 87,00

Per maand, met een tevoren aangeschaft maandabonnement

€ 870,00

Per jaar, met een tevoren aangeschaft jaarabonnement

€ 450,00

Per jaar, met een woon-werk abonnement als bedoeld in artikel 8 lid 2.

€ 3,50

Per nacht als vast tarief vanaf sluiting van de garage tot aan het moment van vertrek, doch uiterlijk tot aan het eerste moment van opening

 

2.   De in het vorige lid genoemde tarieven zijn inclusief het wettelijk vastgestelde omzetbelastingpercentage, dat ten tijde van het vaststellen van deze regeling 19% bedraagt.

 

Openingstijden

 

Artikel 7

 

1.       De parkeergarages zijn ten minste geopend op maandag tot en met donderdag vanaf 08.00 uur tot 20.00 uur op vrijdag en zaterdag vanaf 08.00 uur tot 23.00 uur en op zondag  vanaf 10.00 uur tot 18.00 uur, doch niet op feestdagen.

2.       De ondernemer is bevoegd de in lid 1 genoemde openingstijden te verruimen voor zover dit bevorderlijk is voor de exploitatie van de parkeergarage.

3.       De ondernemer is bevoegd de in lid 1 genoemde openingstijden om redenen van algemeen belang te verruimen voor zover dit mogelijk is bij een adequate exploitatie van de garage.

 

Regelingen ter bevordering van het gebruik

 

Artikel 8

 

1.       Het totaal aantal uit te geven maandabonnementen, jaarabonnementen en woon-werkabonnementen bedraagt niet meer dan 50% van het totaal aantal in de garage beschikbare parkeerplaatsen.

2.       Het woon-werk abonnement is een jaarabonnement  dat alleen kan worden uitgegeven aan een in de binnenstad gevestigd bedrijf, dan wel door een natuurlijk persoon dat zich om reden van beroepsuitoefening in de binnenstad gevestigd heeft. Dit abonnement geldt van maandag 06.00 uur tot vrijdag 18.00 uur.

3.       De ondernemer is bevoegd de uitgifte van het aantal abonnementen als bedoeld onder lid 1, te limiteren, ingeval gebruik van dit abonnement structureel ten koste blijkt te gaan van de mogelijkheid van gebruik van de garage door derden. Ingeval tot beperking van uitgifte wordt besloten, worden abonnementen uitgegeven op volgorde van aanvraag.

4.       De ondernemer kan ten behoeve van optimalisering van de exploitatieresultaten dan wel verbetering van het serviceniveau tijdelijk bijzondere voorzieningen treffen ten behoeve van bepaalde categorieën parkeerders.


Stuk 1 VI                                                                      pag. 4

 

 

 

5.       De ondernemer kan met in de binnenstad gevestigde bedrijven of instanties van samenwerking van bedrijven programma’s overeenkomen gericht op zowel herhaling van bezoek aan de binnenstad als bevordering van dit bezoek op de maandag, dinsdag en woensdag en/of bevordering van het gebruik van openbaar vervoer of fiets als middel van vervoer bij bezoek aan de binnenstad.

6.       De ondernemer is bevoegd datgene te verrichten dat noodzakelijk is ten behoeve van een goede bekendheid van de locatie van de garage, de mogelijkheden van gebruik van de garage en de serviceverlening.

 

Citeertitel

 

Artikel 9

 

Deze regelingen en voorschriften inzake gebruik, exploitatie en beheer van publiek toegankelijke gebouwde parkeervoorzieningen kan worden aangehaald als “regeling parkeergarages gemeente Delft 2001”.

 

Inwerkingtreding

 

Artikel 10

 

Deze regelingen en voorschriften treden in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking, doch niet eerder dan het eerste moment van openstelling van de garage genoemd in artikel 2.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2001.

 

 

 

                                                                                                , burgemeester,

 

 

 

                                                                                                , secretaris.


Stuk 1 VII

01/001859

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 februari 2001;

 

gelet op artikel 150 van de Wegenverkeerswet 1994;

gelet op artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de navolgende:

 

Verordening  voor verlening van vrijstelling of ontheffing voor gebruik van het  voetgangersgebied “autoluw-plus” met motorvoertuigen

 

Artikel 1. Begripsomschrijving

 

In deze verordening wordt, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:

a.       autoluw-plus gebied: het gebied dat doorgaans is aangemerkt als voetgangersgebied, waar parkeren niet is toegestaan en welk in de bijlage van deze verordening als zodanig is aangegeven;

b.       bestuurder: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

c.       brutovervangingswaarde: de waarde van een middel of voorwerp bepaald door de som van verwerving, gebruik gereed maken, verstrekking, alle daartoe strekkende administratieve handelingen;

d.       city-pendel: een van gemeentewege georganiseerde, volgens een dienstregeling en vaste route rijdende pendel tussen een ‘park and ride’ (P+R) voorziening en de binnenstad van Delft;

e.       dag: een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren, aanvangende 0.00 uur;

f.         dienstregeling: het algemeen bekende tijd- en routeschema volgens welke de middelen van openbaar vervoer hun traject behoren af te leggen;

g.       feestdag: de landelijk erkende feestdagen: nieuwjaarsdag, eerste paasdag, tweede paasdag, koninginnedag, hemelvaartdag, eerste pinksterdag, tweede pinksterdag, eerste kerstdag, tweede kerstdag, alsmede bevrijdingsdag ingeval viering hiervan landelijk plaatsvindt;

h.       halen en brengen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de brengplaats of ophaalplaats tot stilstand is gebracht, bij voortduring instappen of uitstappen van een of meerder personen, die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;

i.         houder: degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het verlenen van de ontheffing was ingeschreven;

j.         laden en lossen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de bezorgplaats of ophaalplaats tot stilstand is gebracht, bij voortduring in- en uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;

k.       motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

l.         ontheffing: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet

Stuk 1 VII                                             pag. 2

 

 

 

m.     openbaar vervoer: voor publiek tegen een vastgesteld tarief toegankelijk, niet vraagafhankelijk, collectieve vorm van vervoer dat volgens een vaste dienstregeling een vaste route of parcours aflegt; hieronder is tevens de city-pendel begrepen.

n.       ophaalregeling: het door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde tijd- en routeschema volgens welke de reiniging haar werkzaamheden behoort uit te voeren;

o.       parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte of heffing op andere wijze en moet worden voldaan bij de aanvraag van een parkeervergunning en krachtens welke het bij voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen, zoals bedoeld in de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de bij deze verordening behorende bijlage;

p.       parkeerverordening: de Parkeerverordening gemeente Delft 2001;

q.       RVV: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996, 557);

r.        Verordening ontheffingen art 87 RVV: de verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, zoals vastgesteld in openbare raadsvergadering van 23 april 1996, alsmede het besluit tot wijziging van deze verordening, zoals gelijktijdig met voorliggende verordening is vastgesteld in openbare raadsvergadering;

s.       vrijstelling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet;

t.        Wegenverkeerswet: de wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475);

 

Artikel 2. Algemene bepalingen inzake de ontheffing

 

1.       Het college kan ontheffing verlenen voor het autoluw-plusgebied, welke in de bij deze verordening horende bijlage door de raad is aangewezen.

2.       Het college van burgemeester en wethouders brengt het gebied welk in de in lid 1 bedoelde bijlage is aangewezen ter openbare kennis.

3.       Het college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing verlenen aan een houder van een motorvoertuig voor de duur van maximaal één kalenderjaar.

4.       Indien het verkeersbelang, het belang van openbare orde of veiligheid of andere dringende omstandigheden zulks noodzakelijk maken, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, tijdelijk in het in het eerste lid bedoelde gebied afwijkende maatregelen te treffen.

5.       Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen zes weken na aanvraag op de ontheffing, tenzij anders is bepaald. Deze periode kan maximaal met zes weken worden verlengd, behoudens indien sprake is van een onderzoek als bedoeld in artikel 6 lid 5 of artikel 7 lid 5 van deze verordening. In dat geval kan de periode met maximaal 18 weken worden verlengd.

6.       Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van haar afweging tot het verlenen van een ontheffing advies vragen aan een derde, voor zover deze inzicht heeft in of betrokken is bij het economisch functioneren van het gebied waartoe de ontheffing wordt verleend.


Stuk 1 VII                                             pag. 3

 

7.       De ontheffing, behoudens de ontheffing verleend krachtens artikel 8 van deze verordening, bevat in ieder geval:

  1. de naam van de houder aan wie de ontheffing is verleend;
  1. het adres van de houder aan wie de ontheffing is verleend;
  2. het kenteken van het voertuig waarvoor de  ontheffing is verleend;
  3. het tijdvak waarvoor de ontheffing is verleend;
  4. de straten c.q. het gebied waarvoor de ontheffing is verleend;
  5. de periode waarvoor de ontheffing is verleend.

8.       Een door het college van burgemeester en wethouders verleende ontheffing, behoudens de ontheffing als bedoeld in artikel 4 lid 3, wordt niet eerder verleend dan nadat de leges, zoals vastgesteld in de tarieventabel behorende bij de legesverordening gemeente Delft zijn voldaan, tenzij is bepaald dat voor de ontheffing geen leges worden berekend.

9.       Ingeval de ontheffing vergezeld gaat van een sleutel of ander voorwerp waarmee de houder  van de ontheffing zich toegang tot het autoluw-plus gebied kan verschaffen, dan wordt hiervoor een statiegeld in rekening gebracht. Dit statiegeld mag niet meer bedragen dan vijf keer de vervangingswaarde van het ter beschikking gestelde voorwerp.

10.   Het college van burgemeester en wethouders trekt een ontheffing in:

a.       op verzoek van de houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend;

b.       indien de feiten of omstandigheden die hebben geleid tot het verlenen van de ontheffing zich hebben gewijzigd;

c.       in geval van overlijden van de houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend, met dien verstande dat de ontheffing kan worden overgeschreven op naam van de nabestaande, mist deze voldoet aan de criteria waaronder de ontheffing is verleend;

d.       indien het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend wijzigt van eigenaar of houder;

e.       wanneer het betreffende gebied niet meer wordt aangemerkt als autoluw-plus;

f.         indien een andere reden of grond bestaat waardoor houder van het voertuig of het voertuig niet meer voldoen aan criteria op basis waarvan de ontheffing is verleend.

11.   Het college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing opschorten of intrekken indien:

a.       een handeling wordt verricht in strijd met de voorwaarden verbonden aan de ontheffing;

b.       indien, houder van het voertuig, of een ander met het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend, de voor het gebied geldende verkeersregels en verkeerstekens overtreedt;

c.       houder van het voertuig bij zijn aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt;

d.       om redenen van openbaar belang.

 

Artikel 3. Algemene ontheffingsregeling

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd in het belang van orde, veiligheid, medische zorg of een andere dringende of bijzondere omstandigheid, een bestuurder van een motorvoertuig ontheffing te verlenen zich in het autoluw-plus gebied met dat motorvoertuig te verplaatsen.

2.       Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd aan de in lid 1 bedoelde ontheffing nadere voorwaarden te verbinden.

3.       Indien het spoedeisend karakter van de reden van verplaatsing met een voertuig door het autoluw-plus onverwijlde toelating tot het gebied vereist, dan kan de in lid 1 bedoelde ontheffing achteraf verleend worden. 


 

Stuk 1 VII                                             pag. 4

 

 

 

Artikel 4. Vrijstellingsregeling

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd in het belang van openbare orde of veiligheid of andere dringende of bijzondere omstandigheden, motorvoertuigen aan te wijzen waarvoor het autoluw-plus gebied al dan niet onder nadere voorwaarden, vrijelijk toegankelijk is.  

2.       Het autoluw-plus gebied is vrijelijk toegankelijk voor motorvoertuigen van de hulpdiensten: politie, brandweer en ambulance, mits deze voertuigen als zodanig duidelijk herkenbaar zijn en worden gebruikt ten behoeve van de rechtmatige uitoefening van de functie van de bij deze hulpdienst werkzame bestuurder of andere inzittende en bij deze functie-uitoefening gebruik van het voertuig noodzakelijk is.

3.       Het autoluw-plus gebied is onder de navolgende voorwaarden vrijelijk toegankelijk voor motorvoertuigen ten behoeve van openbaar vervoer, als mede voor motorvoertuigen van gemeentewege verzorgde pendelvoorziening tussen parkeerterreinen in het TU-gebied en de binnenstad, mits deze voertuigen als zodanig duidelijk herkenbaar zijn:

a.       op tijdstippen zoals vastgelegd in de erkende dienstregeling;

b.       op de route zoals vastgelegd in de erkende dienstregeling;

4.       Het autoluw-plus gebied is onder de navolgende voorwaarden vrijelijk toegankelijk voor motorvoertuigen ten behoeve van reiniging, mits deze voertuigen als zodanig duidelijk herkenbaar zijn:

a.       op tijdstippen zoals vastgelegd in de erkende ophaalregeling;

b.       op de route zoals vastgelegd in de erkende ophaalregeling;

c.       op tijdstippen en locaties aangewezen door het college van burgemeester en wethouders;

5.       Het college van burgemeester is bevoegd de vrijstelling op te schorten of in te trekken, indien een bestuurder van een voertuig uit de categorie waarvoor de vrijstelling is verleend, zich met dit voertuig door het gebeid verplaatst op een ander tijdstip, en/of volgens een andere route, en/of zonder dat sprake is van het doel of oogmerk dan waartoe de vrijstelling is verleend. De directie van de instantie die gebruiker is van de voertuigen waarvoor de vrijstelling is verleend, wordt hiervan terstond schriftelijk in kennis gesteld. 

 

Artikel 5. Ontheffingsregeling parkeervoorziening op eigen terrein

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan een ieder, die eigenaar of huurder is van een parkeervoorziening op eigen terrein, welke louter via het autoluw-plus gebied voor motorvoertuigen toegankelijk is, ontheffing verlenen om zich met het motorvoertuig waarvan hij houder is, door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.

2.       Voor een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden geen leges in rekening gebracht.

3.       Het college van burgemeester en wethouders kan bij de ontheffing als bedoeld in lid 1 nadere regels voorschrijven inzake de route tussen uitgang en plaats betreding van in lid 1 bedoelde parkeervoorziening.

4.       Aan een ontheffing als bedoeld onder lid 1 wordt verleend voor alle dagen van de week en alle uren van de dag, tenzij het college van burgemeester en wethouders om reden van verkeersveiligheid, openbare orde of veiligheid anders bepaald.

5.       Het bewijs van ontheffing wordt op duidelijk zichtbare wijze rechtsonder achter de voorruit van het voertuig aangebracht, tenzij in de voorwaarden van ontheffing anders is bepaald.


 

Stuk 1 VII                                             pag. 5

 

 

Artikel 6. Ontheffingregeling voor bewoners en bedrijven

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan een ieder die woonachtig is in het autoluw-plus gebied of een bedrijf heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied of zich vanwege beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied, ontheffing verlenen zich  ten behoeve van laden en lossen en halen en brengen zoals bedoeld in deze verordening, met het motorvoertuig, waarvoor een parkeervergunning als bedoelt in artikel 4 lid 1 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 voor het gebied genoemd in artikel 1 lid 3 onder zone A: Binnenstad, van de bijlage bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001, is verleend, door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.

2.       Voor een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden geen leges in rekening gebracht.

3.       Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels voorschrijven inzake de tijdstippen waarop de ontheffing van toepassing is alsmede de te rijden route door het autoluw-plus gebied.

4.       Ontheffing wordt niet verleend:

a.       voor locaties en tijden van warenmarkten als genoemd in de marktverordening;

b.       voor locaties ten tijden waarop een evenement plaatsvindt waarvoor een vergunning is verleend;

c.       voor het gehele autoluw-plus gebied op de vrijdagavond van 18.00 uur tot 21.00 uur,  de zaterdag van 11.00 uur tot 17.00 uur en de zondag van 12.00 tot 17.00 uur;

d.       voor motorvoertuigen breder dan 2.30 meter.

5.       Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te wijken indien houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is aangevraagd aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij toepassing van lid 4 in zijn belang te worden geschaad.  Het college van burgemeester en wethouders neemt niet eerder besluit om af te wijken van het gestelde in lid 4, dan nadat advies als bedoeld in artikel 2 lid 6 is ingewonnen. 

6.       Het bewijs van ontheffing wordt op duidelijk zichtbare wijze rechtsonder achter de voorruit van het voertuig aangebracht, tenzij in de voorwaarden van ontheffing anders is bepaald en dient onverwijld op eerste verzoek van een functionaris die met toezicht en handhaving is belast te worden getoond.

 

Artikel 7. Ontheffingsregeling vaste leveranciers

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan een houder van een motorvoertuig, die op vaste tijdstippen personen haalt of brengt zoals bedoeld in deze verordening of voornemens is dit te doen en/of goederen laadt of lost zoals bedoeld in deze verordening of voornemens is dit te doen, voor zover deze handelingen plaatsvinden ten behoeve van een persoon, woonachtig in het autoluw-plus gebied, een bedrijf in het autoluw-plus gebied, of een natuurlijk persoon die zich vanwege beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied, ontheffing verlenen om zich met het motorvoertuig door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.

2.       De ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt verleend voor maximaal één kalenderjaar.

3.       Het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels voorschrijven. In ieder geval worden regels gesteld inzake de tijdstippen waarop de ontheffing van toepassing is alsmede de te rijden route door het autoluw-plus gebied.


Stuk 1 VII                                             pag. 6

 

 

 

4.       Ontheffing wordt niet verleend:

a.       voor locaties en tijden van warenmarkten als genoemd in de marktverordening, behoudens voor de bevoorrading van de markt, voor zover dat overeenkomstig is met de marktverordening;

b.       voor locaties ten tijden waarop een evenement plaatsvindt waarvoor een vergunning is verleend, behoudens ten behoeve van het evenement zelf;

c.       voor het gehele autoluw-plus gebied op de donderdag van 14.00 uur tot 18.00 uur, op de vrijdag van 14.00 uur tot 21.00 uur, de zaterdag na 11.00 uur en de zondag;

d.       voor motorvoertuigen breder dan 2.30 meter.

5.       Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te wijken indien hetzij houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is aangevraagd, hetzij de natuurlijk- of rechtspersoon die van het transport afhankelijk is, aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij toepassing van lid 4 in zijn belang te worden geschaad.  Het college van burgemeester en wethouders neemt niet eerder besluit om af te wijken van het gestelde in lid 4, dan nadat advies als bedoeld in artikel 2 lid 6 is ingewonnen. 

6.       Het bewijs van ontheffing dient tijdens gebruik van de ontheffing in het voertuig zichtbaar rechtsonder achter de voorruit te worden geplaatst, tenzij in de voorwaarden van de ontheffing anders is bepaald en dient onverwijld op eerste verzoek van een functionaris die met toezicht en handhaving is belast te worden getoond.

 

Artikel 8. Regeling voor éénmalige ontheffingen

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan een houder van een motorvoertuig, die voornemens is een persoon of meerdere personen te halen of te brengen zoals bedoeld in deze verordening en/of voornemens is enig goed te laden of te lossen zoals bedoeld in deze verordening, ontheffing verlenen om zich met het motorvoertuig door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.

2.       De ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt verleend voor de periode die nodig voor het éénmalig en aaneengesloten halen of brengen van de persoon of de personen en/of het laden of lossen van het goed of de goederen waartoe de ontheffing is aangevraagd.

3.       Het college van burgemeester en wethouders kan om reden van een bijzonder of aanmerkelijk sociaal of economisch belang een houder van een motorvoertuig of een organisator van een colonne motorvoertuigen ontheffing verlenen om zich met dit motorvoertuig of met deze colonne motorvoertuigen door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.

4.       Het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels voorschrijven. In ieder geval worden regels gesteld inzake de tijdstippen waarop de ontheffing van toepassing is alsmede de te rijden route door het autoluw-plus gebied.

5.       Ontheffing wordt niet verleend:

a.       voor locaties en tijden van warenmarkten als genoemd in de marktverordening, behoudens voor de bevoorrading van de markt, voor zover dat overeenkomstig is met de marktverordening;

b.       voor locaties ten tijden waarop een evenement plaatsvindt waarvoor een vergunning is verleend, behoudens ten behoeve van het evenement zelf;

c.       voor het gehele autoluw-plus gebied op de donderdag van 14.00 uur tot 18.00 uur, op de vrijdag van 14.00 uur tot 21.00 uur, de zaterdag na 11.00 uur en de zondag;

d.       voor motorvoertuigen breder dan 2.30 meter.

 

Stuk 1 VII                                             pag. 7

 

 

 

6.       Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te wijken indien hetzij houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is aangevraagd, hetzij de natuurlijk- of rechtspersoon die van het transport afhankelijk is, aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk bij toepassing van lid 5 in zijn belang te worden geschaad.

7.       Het bewijs van ontheffing dient tijdens gebruik van de ontheffing in het voertuig zichtbaar rechtsonder achter de voorruit te worden geplaatst, tenzij in de voorwaarden van de ontheffing anders is bepaald en dient onverwijld op eerste verzoek van een functionaris die met toezicht en handhaving is belast te worden getoond.

 

Artikel 9. Citeertitel

 

Deze verordening kan worden aangehaald als ”Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001”

 

Artikel 10. Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 mei 2001.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2001.

 

 

 

            , burgemeester

 

 

 

                        , secretaris


 

Stuk 1 VII                                                                     pag. 8

 

 

 

Toelichting bij de Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001

 

Algemeen

 

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen.

 

Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

1.       de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

2.       het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

3.       bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

4.       het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.

 

De Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied  2001 en de op deze verordening betrekking hebbende bijlage is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.

 

Artikelsgewijze toelichting 

 

Artikel 1, de definities e en g

In de artikelen 6,7 en 8 wordt als reden tot inzet van het voertuig: laden, lossen, halen en brengen genoemd. De definitie van de begrippen, genoemd in artikel 1 van de verordening, wijken af van hetgeen hieronder gewoonlijk in de verkeerswetgeving wordt verstaan. Meest afwijkend is dat in deze verordening de zinsnede: “die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden vervoerd” is toegevoegd. Reden hiervan is dat het doel in de verkeerswetgeving er in is gelegen de periode van handeling zo kort mogelijk te laten duren om redenen van vrijheid van verkeer of veiligheid van de weg. In het autoluw-plus gebeid is de verplaatsing per motorvoertuig als zodanig storend, hinderlijk of schadelijk.

 

Stuk 1 VII                                                                     pag. 9

 

 

 

Dit betekent dat bij verplaatsing door het gebeid met een motorvoertuig sprake moet zijn van een belang dat uitstijgt boven de storing, hinder of schade die de verplaatsing veroorzaakt. Dit is meestal alleen het geval indien de te vervoeren persoon zodanige functiebeperking kent of het goed van zodanig gewicht of omvang is dat een andere vorm van transport dan per motorvoertuig niet geïndiceerd is.

 

Artikel 2

Dit artikel geeft de bepalingen waaraan iedere ontheffing moet voldoen, tenzij anders is bepaald.

 

Artikel 3

Dit artikel geeft het college van burgemeester en wethouders bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing die niet verleend kan worden op basis van de artikelen 5 tot en met 8.

 

Artikel 4

Dit artikel is bedoeld om vrijstelling te verlenen voor categorieën voertuigen, waarvan evident is dat toegang verleend wordt en waarvan tevoren niet in alle gevallen vast staat wat het kenteken van het voertuig is.

 

Artikel 5

Dit artikel is bedoeld om ieder die eigenaar of huurder is van een parkeeraccommodatie op eigen terrein, gelegen in het autoluw-plusgebied, gelegenheid te geven deze accommodatie met het voertuig te bereiken. De vrije toegang tot de accommodatie wordt aangemerkt als een aanmerkelijk belang, daarom kan het college van burgemeester en wethouders deze alleen inperken om reden van een ander aanmerkelijk belang en dan alleen voor de tijd voor zolang dit andere aanmerkelijke belang met de vrije toegang strijdt.

 

Artikel 6

Dit artikel is bedoeld om alle bewoners en alle bedrijven mogelijkheid te bieden de eigen locatie met een motorvoertuig te bereiken voor situaties waarin dit noodzakelijk is. (zie hiertoe de definities e en g van artikel 1)

 

Artikel 7 

Dit artikel is bedoeld om een ieder die vast chauffeur of vast leverancier is van een bewoner of een bedrijf gevestigd in het autoluw-plusgebied gelegenheid te geven een regeling op maat te geven ten behoeve van noodzakelijk halen en brengen en laden en lossen. (zie hiertoe de definities e en g van artikel 1)

 

Artikel 8

Dit artikel is bedoeld te voorzien in situaties van éénmalige haal en breng en laad en los activiteiten. Tevens is in lid 3 een bepaling opgenomen voor situaties van aanmerkelijk of bijzonder sociaal of economisch belang wanneer in strikte zin niet sprake is van halen, brengen, laden of lossen. Onder deze bepaling kunnen bijvoorbeeld trouwstoeten of rouwstoeten een ontheffing verkrijgen.


Stuk 1 VII                                                                     pag. 10

 

 


Artikel 6 t/m 8 leden 4 respectievelijk 5 (motorvoertuigen breder dan 2.30 meter)

Deze bepaling is bedoeld de grootte van het voertuig te beperken. Grote en/of zware voertuigen veroorzaken veelvuldig en soms aanmerkelijke schade aan wegdek en panden. Normaliter wordt voor deze voertuigen geen ontheffing verleend. Het college van burgemeester en wethouders kan alleen ontheffing verlenen indien sprake is dat hetzij de transporteur, hetzij degene die van dit transport afhankelijk is, aanmerkelijk nadeel ondervindt als geen groot voertuig wordt ingezet. Om reden van heldere en éénduidige handhaving is volstaan met louter een breedtemaat beperking. De meeste voertuigen met een wielbasis groter dan 4,50 meter, langer dan 7,50 meter, zwaarder dan 7,50 ton en/of hoger dan 3,20 meter zijn ook breder dan 2,30 meter. Door de breedtemaat als criterium te nemen worden de facto alle groet voertuigen uitgesloten zonder bijzondere handhavingsinstrumenten te behoeven hanteren.


Stuk 1 VIII

01/001859

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 februari 2001;

gelet op de “Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001";

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de navolgende:

bijlage behorende bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001.

Ingevolge artikel 2 lid 1 van de verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001 worden aangewezen als autoluw-plusgebied:

·         Boterbrug

·         Brabantse turfmarkt  tussen de Molslaan en de Jacob Gerritstraat

·         Burgwal tussen de Jacob Gerritstraat en de Jozefstraat v/h Molenpoort

·         Bonte Ossteeg

·         Cameretten

·         Cellebroerstraat tussen de Minderbroederstraat en de Choorstraat

·         Choorstraat

·         Halsteeg

·         Heilige Geestkerkhof

·         Hippolytusbuurt

·         Jacob Gerritstraat

·         Kromstraat

·         Maria Gouweloospoort

·         Markt, behoudens het deel dat is aangemerkt als bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen, alsmede voor motorvoertuigen toegang verleent tot de Kerkstraat

·         Molslaan tussen de Brabantse Turfmarkt en de Kruisstraat

·         Molsstraat

·         Nieuwstraat

·         Oude Delft tussen Schoolstraat en Heilige Geestkerkhof

·         Oude Kerkstraat

·         Oude Langedijk tussen de Koornmarkt en circa 10 meter ter oosten van de Jozefstraat v/h Molenpoort

·         Oude Manhuissteeg

·         Papenstraat

·         Paradijspoort

·         de Vlouw

·         Voldersgracht

·         Voorstraat tussen de Poelbrug en de Hippolytusbuurt

·         Vrouw Juttenland westelijk van de Vrouwengracht

·         Waag

·         Wijnhaven

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2001.

 

                                    , burgemeester

 

                                    , secretaris.


 

Stuk 1 VIII                                                                     pag. 2

 

 

Toelichting

bij de bijlage bij de verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied  2001

 

 

Deze bijlage behoort bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001 en is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000. De bijlage geeft, net als de verordening, de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.

 

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen.

 

Dit besluit is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

5.       de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

6.       het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

7.       bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

8.       het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.

 


Stuk 1 IX

01/001859

 

De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 februari 2001;

 

gelet op de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, zoals vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 april 1996

 

Artikel I

 

De Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996 wordt als volgt gewijzigd:

 

Aan artikel 3 wordt een nieuw lid 5 toegevoegd, luidende:

 

5. De ontheffingen op grond van het eerste tot en met vierde lid worden niet verleend in gebieden die in de Verordening ontheffingen autoluw-plus en/of de bij die verordening behorende bijlage zijn aangemerkt als autoluw-plus.

 

Artikel II  Overgangsbepaling

 

Zes weken na de datum van inwerkingtreding van deze wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, komen ontheffingen, welke krachtens deze verordening zijn verleend voor gebieden, straten of weggedeelten zoals genoemd in de bijlage bij de Verordening Ontheffingen autoluw-plusgebied, te vervallen.   

 

Artikel III  Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 mei 2001.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2001.

 

 

                                    , burgemeester

 

 

                                                , secretaris

 

 

 

 



 

 

 

 

Stuk 1 X

01/001859

 

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van  6 februari 2001;

 

b e s l u i t :

 

I.            burgemeester en wethouders op te dragen:

 

1.    tijdig, dat wil zeggen voordat de betreffende verkeersmaatregelen daadwerkelijk zijn geëffectueerd, met een voorstel te komen inzake een regeling nadeelcompensatie terzake;

2.    tijdig, dat wil opnieuw zeggen voordat de betreffende verkeersmaatregelen daadwerkelijk zijn geëffectueerd, een kaart vast te stellen, waaruit op te maken zal zijn welke de voornaamste ingrediënten zijn van het thans aan de orde zijnde samenstel van verkeersmaatregelen;

3.    na het vaststellen van de betreffende besluiten door de raad, de indieners van de dienaangaande geuite zienswijzen, schriftelijk te berichten inzake de reactie van de raad op die zienswijzen;

4.    zorg te dragen voor een zorgvuldig en effectief communicatietraject.

 

II.                   in te stemmen met de in de bijlage opgenomen concept-reacties op de ontvangen zienswijzen.

 

Aldus vastgesteld in de openbar raadsvergadering van 22 februari 2001.

 

 

 

                                                            , burgemeester

 

 

                                                            , secretaris

 

 


                                                           

***  C o n c e p t ***                                    bijlage

 

ALGEMEEN:

Navolgende teksten zijn concept brieven als antwoord op de ingekomen zienswijzen.

Deze antwoorden zijn voor de leden van de commissie CKE/ Duurzaamheid alsmede voor de leden van de raad relevant in de afweging inzake de voorgestelde regelgeving betreffende parkeren en het autoluw maken van de binnenstad. Nadat de raad over deze regelgeving heeft besloten krijgt iedere indiener van een zienswijze een reactie toegezonden. 

 

Aan het bestuur van de buurtvereniging i.o. de Wateringse Poort

 

Geacht bestuur,

 

Op 9 januari jl. hebben wij uw 5 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel verwoord.

 

Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

Uw zienswijze bevat inhoudelijk twee soorten van commentaar. Enerzijds bezwaar ten principale en anderzijds een aantal praktische bezwaren tegen bepaalde uitwerkingen. Als bezwaar ten principale beschouwen wij uw opmerkingen als: de maatregelen schieten hun doel voorbij, brengen onevenredige schade toe, zijn gericht op een niet bestaand fenomeen, creëert problemen. U bent dit van mening omdat naar uw perceptie het parkeren voor zowel bewoners als ondernemers in het noordelijk deel van de binnenstad tamelijk effectief verloopt. Het gemeentebestuur ziet de huidige situatie anders op basis van reacties van bewoners die in de loop der jaren zijn ingekomen, welke aangeven dat zich tussen 18.00 en 20.00 uur een min of meer chaotische parkeersituatie voordoet. Daarnaast is voorgenomen een  aan uw buurt grenzend deel van de binnenstad autoluw-plus te maken, en zijn, mede op basis van de binnenstadsconferentie beleidsdoelstellingen geformuleerd. De raad heeft op 29 juni 2000 besloten dat dit, ook in uw buurt,  aanpassing van de parkeerregelgeving vergt.

 

Uw commentaar inzake de uitwerking van de regelingen spitst zich toe op de volgende punten:

1. fuikvorming op de Oude Delft en de Voorstraat, op het moment dat in deze straten langdurige laad en los activiteiten plaatsvinden. Deze fuik zou worden veroorzaakt door de afsluiting van de Oude Kerkstraat;

2. het beëindigen van een doorgaande route: Oude Delft ten zuiden van de Oude Kerk, Heilige Geestkerkhof, Voorstraat richting Kolk dan wel oude kerkstraat Oude delft ten noorden van de Oude Kerk;

3. het verminderen van het aantal betaald parkeerplaatsen in het gebied alsmede van de vrije parkeerplaatsen in het deel ten noorden van de Kolk.

 

Deze punten brengen ons tot de volgende reacties:

 

Ad 1. De situatie die u fuik noemt treedt alleen op in geval van langdurige laad en losactiviteiten op het Noordelijk deel van het Oude Delft en/of de Voorstraat. Dergelijk langdurig laden en lossen geschiedt in de praktijk alleen in geval van verhuizingen. Dit zijn (doorgaans) geplande activiteiten en kunnen aangemeld worden. De oplossing is, binnen het geheel aan voorgenomen maatregelen eenvoudig. Door de afsluiting tussen Oude Kerkstraat en Oude Delft te voorzien van verwijderbare (¹ dynamisch beweegbare) palen, en deze palen van gemeentewege tijdelijk te verwijderen bij verhuizing, treedt de fuik niet op. Dezerzijds wordt dan ook de plaatsing van verwijderbare palen bij de afsluiting Oude Kerkstraat - Oude Delft alsmede de bediening hiervan in voorkomend geval toegezegd.

 

Ad 2. Het beëindigen van de doorgaande route past binnen het gemeentelijk beleid om doorgaand verkeer door de binnenstad heen tegen te gaan. De binnenstedelijke verkeerscirculatie kent in de voorgestelde situatie kwadranten, die ieder is vanuit een ‘eigen’  toegang goed bereikbaar is. Deze toegangen zijn gelegen aan de ring om de binnenstad heen. Het tegengaan van doorgaand verkeer is een effectieve manier om het autoverkeer in de binnenstad terug te dringen. Uw argumentatie overtuigt ons niet waarom voor dit deel van de binnenstad dit uitgangspunt verlaten moet worden.

 

Ad 3. Uw opmerking over het aantal betaald parkeerplaatsen heeft ons college  geïnspireerd om nogmaals kritisch te kijken naar de zeer lokale parkeermogelijkheid voor met name kantoren en bureaus die in het autoluw-gebied/ vergunninghouders gebied gevestigd zijn. Dit heeft ertoe geleid om ook ten behoeve van bedrijven de mogelijkheid van de kraskaart (analoog de kraskaart voor bewoners) te introduceren.

 

Naar aanleiding van uw zienswijze zijn de wijzigingen 13 tot en met 16 geformuleerd.

 

Hoogachtend,

 

etc.

 

Aan het bestuur van de stichting ‘Zicht op Delft’.

 

Geacht bestuur,

 

Op 9 januari jl. hebben wij uw 7 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

In uw zienswijze geeft u eerst melding dat kennelijk ‘iets’ niet goed gelopen is in de communicatie tussen uw voorzitter en de dienstdoende ambtenaar bij de publieksbalie. Hierdoor heeft uw voorzitter ten onrechte de stukken op 2 januari niet in kunnen zien en op 4 januari nogmaals de gang naar de publieksbalie moeten maken. Dit betreuren wij.

 

Uit uw zienswijze blijkt dat u de vervanging van de vrije parkeerplaatsen op de Nieuwe Plantage door vergunninghoudersplaatsen en 40 betaald parkeerplaatsen niet beschouwd als een ongewenste parkeeroplossing.  In uw zienswijze komt u terug op de realisatie van extra parkeerplaatsen. In de discussie in de commissie CKE /Duurzaamheid, voorafgaand aan het raadsbesluit van 29 juni 2000, is door raadslid M. Bouwman voorgesteld extra plaatsen te realiseren. Zover dit niet ten koste ging van het ‘groen’, bestond tegen dit voorstel geen verzet. Met u zal een voorstel terzake worden besproken. Uw constructieve opstelling inzake dit punt wordt overigens door ons gewaardeerd.

 

Vervolgens doet u in uw zienswijze verzoek tot dubbelgebruik (zowel betaald parkeren als vergunninghoudersparkeren) van de 40 parkeerplaatsen. Gezien het totaal aantal vergunninghoudersplaatsen in dit deel van de binnenstad zien wij hiertoe vooralsnog geen aanleiding. Mocht de monitoring rond (o.a.) de binnenstedelijke parkeerproblematiek aanleiding geven het parkeerregime ter plaatsen te herzien, dan zal dat zeker overwogen worden.

 

Tenslotte wordt door u het aantal kraskaarten als te beperkt ingeschat. Ook door anderen is dit punt naar voren gebracht. Het vaststellen van een reëel aantal is een lastige afweging. Indien het aantal (te) ruim is genomen neemt voor de vergunninghouder de parkeermogelijkheid af. Plaatsen worden immers ingenomen door kraskaartgebruikers. Bij het verstrekken van een klein aantal zijn juist die huishoudens die veel bezoek ontvangen dat slecht ter been is in het nadeel.  De kraskaart is voor Delft een nieuw fenomeen. Wij bezitten dan ook geen ervaringscijfers. Wij zijn ons ook zeer bewust dat het gekozen aantal arbitrair is. Wij benadrukken dat de kraskaarten een extra faciliteit bieden ten behoeve van bezoekers aan bewoners die niet in staat zijn om te lopen van een bezoekersparkeerplaats (bijv. garage, Paardenmarkt of één van de andere parkeerterreinen) naar het bezoekadres.

Het functioneren van de kraskaart is daarom ook uitdrukkelijk een onderwerp dat goed geëvalueerd zal worden.

 

Hoogachtend,

 

Etc.

 

 

Aan de heer De Mooij

 

Geachte heer De Mooij,

 

Op 9 januari jl. hebben wij uw 7 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

Uit uw zienswijze maken wij op dat u zich zorgen maakt om twee zaken: de bereikbaarheid van de binnenstad voor mensen die op de auto zijn aangewezen en de kosten die voor de burger voortvloeien uit de plannen. Wij hebben veel argumenten waarmee wij uw zorg op zijn minst kunnen nuanceren en wellicht geheel weg kunnen nemen. Juist het bereikbaar houden van de binnenstad voor mensen die vanwege een fysieke beperking op de auto zijn aangewezen is in het geheel aan plannen behoorlijk zeker gesteld en naar onze opinie een duidelijke verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Wij noemen het volgende:

1.       Rond het autoluw-plusgebied komt een ring van algemene invalidenparkeerplaatsen. De locatie van de parkeerplaatsen is zodanig gekozen dat nagenoeg iedere bestemming in het autoluw-plusgebied gelegen is binnen een straal van 100 meter vanaf deze parkeerplaats.

2.       Het parkeren op een dergelijke parkeerplaats wordt voor houders van een algemene invalidenparkeerkaart gratis. Thans kost dit ƒ 2,00 per uur.

3.       Na invoering van de maatregelen wordt het houders van een algemene invalidenparkeerkaart toegestaan de auto te parkeren op een vergunninghoudersplaats. Hieraan zijn eveneens geen kosten verbonden. Thans is dit niet mogelijk. De parkeermogelijkheden voor deze kaarthouders wordt hiermee zeer aanmerkelijk uitgebreid en gratis.

4.       Het autoluw-plus gebied wordt voetgangersgebied. Dit betekent dat in dit gebied geen relatief snel rijdend autoverkeer plaatsvindt. Met name voor mensen die zich niet snel kunnen verplaatsen is dit een duidelijke verbetering van hun veiligheid.

5.       Het autoluw-plus gebied wordt à niveau ingericht. Dit betekent dat mensen die moeilijk ter been zijn of gebruik moeten maken van een hulpmiddel geen hinder hebben van trottoirbanden.

6.       De conceptverordening ontheffingverlening autoluw-plus gebied voorziet in een uitgebreid pakket van ontheffingmogelijkheden voor het thuis afhalen en thuis brengen van mensen die afhankelijk zijn van de auto en in de binnenstad wonen als ook voor het halen en brengen van goederen.

7.       Daarnaast wordt voorzien in ontheffingen voor voorzieningen waar deze mensen van afhankelijk kunnen zijn: medische zorg, hulpdiensten, het laden en lossen van goederen, zowel incidenteel als meer structureel (bijvoorbeeld ‘tafeltje dekje’). Juist vanwege de duidelijke vermindering van ander verkeer, wordt het voor verkeer waar de betreffende groep van afhankelijk is juist gemakkelijker om de gewenste service op de gevraagde tijd te leveren, c.q. in geval van halen en brengen het voertuig dicht bij de voordeur te stoppen.

Tenslotte voor wat betreft de kosten: indien u 500 meter te voet kunt afleggen is zo ongeveer iedere bestemming in de binnenstad bereikbaar na parkeren van de auto in de parkeergarage of op een parkeerterrein. Parkeren aldaar kost straks ƒ 2,75 per uur. Parkeren in het centrum kost nu ƒ 3,00 per uur.

 

Ten overvloede zij opgemerkt, dat de gemeente Delft beschikt over een referendum verordening.

 

Hoogachtend,

 

Etc.

 

 

Brief van Mw. Kemper - Van Eendenburg en anderen

 

Geachte dames en heren,

 

Op 10 januari jl. hebben wij uw 2 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

Uw zienswijze richt zich op drie punten: de datum van invoering, de Kraskaarten en de winkelbereikbaarheid.

In uw zienswijze stelt u voor als datum van invoering van het vergunninghouder regime in de oostelijke binnenstad de realisatie van de Koepoortgarage te hanteren. Om de navolgende redenen nemen wij uw voorstel niet over. Volgens onze informatie heeft het invoeren van een vergunningsysteem in het oostelijk deel van de binnenstad een breed draagvlak onder bewoners. Al langere tijd vragen bewoners in dit deel van de binnenstad om invoering. Daarnaast start binnenkort de realisatie van de ontwikkeling van het Doelengebied.  Zonder een regeling van het parkeren in het oostelijk deel van de binnenstad wordt de overlast voor omwonenden in een vrij ruime omtrek majeur.

Verder wordt door u het aantal kraskaarten als te beperkt ingeschat. Ook door anderen is dit punt naar voren gebracht. Het vaststellen van een reëel aantal is een lastige afweging. Indien het aantal (te) ruim is genomen neemt voor de vergunninghouder de parkeermogelijkheid af. Plaatsen worden immers ingenomen door kraskaart gebruikers. Bij het verstrekken van een klein aantal zijn juist die huishoudens die veel bezoek ontvangen dat slecht ter been is in het nadeel.  De kraskaart is voor Delft een nieuw fenomeen. Wij bezitten dan ook geen ervaringscijfers. Wij zijn ons ook zeer bewust dat het gekozen aantal arbitrair is. Wij benadrukken dat de kraskaarten een extra faciliteit bieden ten behoeve van bezoekers aan bewoners die niet in staat zijn om te lopen van een bezoekersparkeerplaats (bijv. garage, Paardenmarkt of één van de andere parkeerterreinen) naar het bezoekadres.

Het functioneren van de kraskaart is daarom ook uitdrukkelijk onderwerp dat goed geëvalueerd zal worden.

Tenslotte bent u bezorgd dat als gevolg van de maatregelen de bereikbaarheid van winkels vermindert. Deze zorg wordt door ons niet gedeeld. Het totaal aan maatregelen betekent straks een aanmerkelijke verbetering van de kwaliteit van het totale areaal aan parkeervoorzieningen voor de bezoeker. Deze kwaliteit wordt voornamelijk gerealiseerd in de (te bouwen) parkeergarages. Eén van die garages zal gesitueerd worden ter hoogte van de Koepoortbrug. De Nieuwe Langedijk zal vervolgens de hoofdroute zijn naar de historische stad; ofwel een perfecte plaats om een winkel te hebben.

 

Hoogachtend,

 

Etc.

 

Brief aan bewonerswerkgroep Binnenstad Noord

 

Geacht bestuur,

 

Op 10 januari jl. hebben wij uw 10 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

In uw zienswijze geeft u concrete suggesties ter aanpassing van de concept regelgeving. Hierop willen wij per suggestie reageren. In deze reactie hanteren wij de nummering uit uw brief.

 

1.       Principieel bestaat dezerzijds geen probleem met uw voorstel, doch praktisch is gemeentelijke handhaving op ‘bromautootjes’ erg moeilijk. Dit heeft te maken met de kentekenregistratie. De kentekens van bedoelde voertuigen zijn  verzekeringskentekens en geen RDW kentekens. Daar wij als het adagium huldigen dat regelgeving wel gehandhaafd moet worden en dus ook handhaafbaar moet zijn, zijn wij tot de conclusie gekomen uw voorstel niet over te nemen. Inzake uw suggestie betreffende vrachtverkeer is een regeling getroffen in de conceptverordening ontheffingverlening autoluw-plus gebied (art. 6 t/m 8 leden 4 resp. 5). Dit lost het vraagstuk in voldoende mate op.

2.       Bedoelde parkeervoorziening is een voorziening ten behoeve van vergunninghouders.

3.       Het belang van monitoring wordt door ons zeer onderkend. De monitoring is tijdens de behandeling van de beleidsnota in juni 2000 toegezegd en de nulmeting wordt thans uitgevoerd door een extern bureau in opdracht van de SCMD. (Met deze externe uitvoering en opdrachtverlening is de  onafhankelijkheid gegarandeerd.)

4.       Principieel bestaat dezerzijds geen weerstand tegen uw suggestie. In de huidige regelgeving is reeds voorzien in voorstellen ter optimalisatie van het gebruik van de garage(s): bijvoorbeeld het woon-werk abonnement en het overnachtingtarief. Mocht, met behoud van het eigenlijke doel van de garage: faciliteit ten behoeve van de bezoeker, toepassingen als voorgesteld mogelijk zijn, dan zijn zij zeker het overwegen waard. De voorgestelde regelgeving verzet zich hier niet tegen.

5.       Betreffende uw opmerking inzake de tweede vergunning voor betreffen zijn wij het niet geheel met u eens. De tweede vergunning voor bedrijven is duidelijk duurder en daarmee bestaat naar onze optiek een rem op aanvraag. Ervaring uit de huidige situatie leert ons dat één vergunning voor sommige bedrijven nogal erg beperkend blijkt.

6.       In de discussie in de commissie CKE /Duurzaamheid, voorafgaand aan het raadsbesluit van 29 juni 2000, is door raadslid M. Bouwman voorgesteld extra plaatsen te realiseren. Zover dit niet ten koste ging van het ‘groen’, bestond tegen dit voorstel geen verzet. Met u zal een voorstel terzake worden besproken.

7.       Wij ondersteunen uw voorstel om een kaart op te stellen. Wij zullen de gemeenteraad voorstellen vóórdat de verkeersmaatregelen daadwerkelijk geëffectueerd worden een dergelijke kaart vast  te stellen. Uit bedoelde kaart zal opgemaakt kunnen worden welke de voornaamste ingrediënten zijn van het thans voorliggende geheel van verkeersmaatregelen. Het zal niet een kaart zijn die is uitgewerkt tot op individueel detailniveau van bewoners of bedrijven in  het betrokken gebied. Dit is in praktische zin niet werkbaar en onvoldoende flexibel  wanneer op onderdelen relatief kleine wijzigingen moeten plaatsvinden.

8.       Uw voorstel tot verlengen van de eindtijd op de zondag tot bijv. 20.00 of 22.00 uur wordt op dit moment niet overgenomen. De redenen hiervoor zijn de hoge kosten (zondagavond) en de te verwachten geringe inkomsten ter dekking (anders dan de prijs van de vergunning). Op dit moment hebben wij de perceptie dat de feitelijke omvang van het geschetste probleem relatief beperkt is. Het vraagstuk kan wel in de monitoring worden meegenomen.

9.       Uw zienswijze dat parkeren in de garage voorkeur verdient boven parkeren op een parkeerterrein en dat weer voorkeur heeft boven straatparkeren was ook uitgangspunt bij de formulering van het beleid. In dit opzicht zijn wij het dan ook geheel eens. Het lijkt logisch deze verfijning dan ook in de tarieven tot uiting te brengen. De verordening plus bijlage heeft echter betrekking op fase 1, waar slechts één (vrij kleine (210 p.p.)) garage toegankelijk is. Een extra scheiding tussen garage en terreinen is daarom op dit moment niet geïndiceerd.

10.   Het is 24 uur per dag mogelijk de garage met het voertuig te verlaten. Het inrijden is ter wille van de veiligheid beperkt tot momenten waarop dit ook feitelijk veel plaatsvindt (dag + vroege(re)) avond. Zie art. 10. Mocht dit niet toereikend zijn dan kan dit worden verruimd.

11.   Onder punt 11 doet u een terechte constatering. ‘Feestdagen’ zijn inderdaad niet genoemd. Hier is sprake van een omissie onzerzijds. Wij stellen uw oplettendheid zeer op prijs. De verordeningen zullen op dit punt aangepast worden, zodat op feestdagen geen parkeerbelasting geheven wordt en geen vergunning “actief” is. De winkels zijn immers niet open. Eén en ander zal betrokken worden in de monitor..

Tenslotte wordt door u het aantal kraskaarten als beperkt ingeschat. Ook door anderen is dit punt naar voren gebracht. Het vaststellen van een reëel aantal is een lastige afweging. Indien het aantal (te) ruim is genomen neemt voor de vergunninghouder de parkeermogelijkheid af. Plaatsen worden immers ingenomen door kraskaartgebruikers. Bij het verstrekken van een klein aantal zijn juist die huishoudens die veel bezoek ontvangen dat slecht ter been is in het nadeel.  De kraskaart is voor Delft een nieuw fenomeen. Wij bezitten dan ook geen ervaringcijfers. Wij zijn ons ook zeer bewust dat het gekozen aantal arbitrair is. Wij benadrukken dat de kraskaarten een extra faciliteit bieden ten behoeve van bezoekers aan bewoners die niet in staat zijn om te lopen van een bezoekersparkeerplaats (bijv. garage, Paardenmarkt of één van de andere parkeerterreinen) naar het bezoekadres.

Het functioneren van de kraskaart is daarom ook uitdrukkelijk onderwerp dat goed  geëvalueerd zal worden.

 

Hoogachtend,

 

Etc.

 

 

Brief van Hiemstra

 

Op 15 januari jl. hebben wij uw 11 januari 2001 gedateerd dossier ontvangen, waarin u namens 26 personen ons  een zienswijze overbrengt op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten. Op 15 januari en 17 januari heeft u ons per fax laten weten dat twee respectievelijk vier reclamanten deze zienswijze mede ondersteunen.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

In reactie op uw zienswijze berichten wij het volgende:

 

1.       Procedure (uw punten 1 t/m 11)

 

Ten eerste zijn er verordeningen aan de orde. Voor het veststellen van deze verordeningen is de gemeente bevoegd. Formeel bestaat er geen voorbereidingsprocedure, hetgeen betekent dat er geen mogelijkheid behoeft te worden geboden voor het indienen van een schriftelijke zienswijze door belanghebbenden. Tevens betekent dit dat er geen voorgeschreven termijn bestaat waarbinnen zienswijzen moeten zijn ingediend. Wij staan echter extra zorgvuldigheid voor bij de voorbereiding van de raadsbesluiten waarmee de verordeningen worden vastgesteld. Ter effectuering van deze zorgvuldigheid bieden wij geheel uit eigen beweging en los van een voorgeschreven juridisch kader mogelijkheid om zienswijzen in te dienen, zodat de gemeenteraad aangereikte visies in zijn besluitvorming kan betrekken. Gelet op de planning van de besluitvorming hebben wij gekozen voor een termijn van vier weken van ter inzage leggen van de conceptverordeningen, waarbinnen zienswijzen kunnen worden ingebracht. Vier weken is, overigens, ook een termijn die in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht voorkomt, hetgeen naar onze mening impliceert dat het in het algemeen voldoende tijd betreft om zienswijzen in te kunnen brengen.

 

Ten tweede zijn er verkeersbesluiten aan de orde. Voor het nemen van deze besluiten is het college bevoegd ingevolge het daartoe door de gemeenteraad genomen (algemene) delegatiebesluit. Ook voor verkeersbesluiten bestaat formeel geen voorbereidingsprocedure. Dit betekent dat in dit verband hetzelfde geldt als wij hierboven ten aanzien van de verordeningen hebben opgemerkt; met dien verstande dat het nu een bevoegdheid van ons college betreft.

 

Overigens dient natuurlijk duidelijk te zijn waar stukken ter inzage liggen. Alle stukken, verordeningen, besluiten, aanvragen liggen altijd ter inzage bij de publieksbalie Phoenixstraat 16. Omdat dit bij de betreffende publikaties niet expliciet stond vermeld, is dit in de volgende Stadskrant specifiek gemaakt. Juridisch gezien is er geen sprake van een gebrek dat hersteld zou moeten worden, door het verlengen van de inzagetermijn.

 

Inzake uw onzekerheid omtrent de status van de verkeersbesluiten refereren wij aan onze eerdere brief aan u  terzake en bevestigen wij nogmaals dat de ter inzage gelegde verkeersbesluiten de status hebben van concepten en niet van reeds genomen besluiten.

Tevens bevestigen wij dat bij de besluiten steeds zal worden aangegeven waartegen bezwaar kan worden opgemaakt. Uw opvatting dat de geografische aanduidingen opgenomen in de bijlage behorende bij de verordening aangemerkt kunnen worden als aanwijzingsbesluiten wordt door ons gedeeld. Dit impliceert dat na een raadsbesluit terzake bezwaar hiertegen openstaat.

 

Uw opmerking in punt 11 wordt door ons zeker niet gedeeld. Deze zienswijze procedure betreft zoals eerder gememoreerd, een niet vereiste mogelijkheid tot het kenbaar maken van zienswijzen. Wij hechten er juist aan dat deze mogelijkheid openstond voor alle documenten; los of daartegen in een later stadium al dan niet bezwaar op mogelijk is.

 

2. Algemene inhoudelijke bezwaren (uw punten 12 t/m 33) 

 

In punt 13 stelt u dat “het doel [is van het gemeentebestuur] het centrum van de gemeente autovrij te maken in die zin dat het potentiële bezoekers het niet vrijstaat in de binnenstad te parkeren en te gaan winkelen, dan wel andere bezoekjes af te leggen, en ook eigenaren worden straks gebonden aan allerlei restricties.”  Uiteraard is dit het doel niet. Het doel is zesledig. In àselecte volgorde: a. het behoud van het historisch karakter van de binnenstad, b. het behoud van het kleinschalig karakter van de binnenstad, c. het behoud van de functiediversiteit  van de binnenstad, d. verbeteren van het woonklimaat in de binnenstad, e. verbeteren van het verblijfsklimaat in de binnenstad en f. het verbeteren van het algemeen economisch functioneren van de binnenstad. Deze doelen staan duidelijk geformuleerd in de door de raad op 29 juni 2000 vastgestelde nota. De doelen worden door een zeer groot deel van de raad onderschreven en kennen ook in de samenleving veel adhesie. Naar het oordeel van het gemeentebestuur is de consequentie van deze opvatting dat parkeren in de binnenstad ter bescherming van deze binnenstad teruggedrongen moet worden. Uit de door u ingebrachte zienswijze leiden wij af dat de geformuleerde doelen en de hier uit volgende consequentie door uw cliënten niet wordt gedeeld. Dit is een principieel punt. Reclamanten verzetten zich tegen de bij meerderheid van de raad geformuleerde beleidsdoelen. De verwijzing naar de politieke kleur van de eerstverantwoordelijk wethouder (punt 16) is een bevestiging van het politiek principiële karakter van het bezwaar. Uiteraard erkennen wij ten volle de fundamentele rechten van een ieder om van mening te verschillen met het standpunt van een meerderheid van een gekozen vertegenwoordiging. Het democratisch principe berust in dit fundamenteel recht. Vorenstaande mag zeker niet uitgelegd worden alsof  wij ons zouden verschansen achter een door een meerderheid van de raad ingenomen standpunt. Het beleidsontwikkelingsproces is bewust interactief geweest. Velen hebben tijdens dit proces suggesties aangedragen. Waar deze suggesties ter aanpassing van de plannen een verrijking van de voornemens binnen voornoemde beleidsdoelen betroffen hebben wij ons aldoor zeer bereid getoond om de voorstellen, rekening houdend met allerlei andere belangen zo goed mogelijk in de plannen op te nemen.

 

Overigens wordt niet, zoals u suggereert in punt 17 en 18, gebroken met de bereikbaarheidsgedachte van ca. 20 jaar geleden. Kern was toen dat ieder kwadrant via een eigen ‘poort’ bereikbaar was. Ook nu blijft de binnenstad via ‘poorten’ bereikbaar, met daarachter een “eigen” kwadrant. Het enig verschil is dat het midden (kernwinkelgebied) een aaneengesloten autoluw-plus gebied wordt en de kwadranten niet meer, ook niet via allerlei overlast veroorzakende sluiproutes, onderling verbonden zijn.

 

Namens uw cliënten stelt u in punt 19 dat het een bekend gegeven zou zijn dat na afsluiting van wijken of stadsdelen een aanzienlijke omzetdaling plaatsvindt bij de middenstand. Dit gegeven wordt vervolgens één op één doorvertaald naar het autoluw maken van (historische) kernwinkelgebieden. Volgens onze kennis en waarneming in andere steden is dit door u genoemde verband niet causaal. Verbanden die bestaan zijn anderen en hebben te maken met aantallen soorten bezoekers en de verdeling hiertussen, bezoekmotieven, soorten branches en de verdeling hiervan, kwaliteit van het winkelapparaat, kwaliteit van de winkelomgeving, beleving van de winkelomgeving, toeristische ontwikkeling, onderstromen in bestedingspatroon, de binnenstedelijke ontwikkelingen in zijn algemeenheid, de mate van ondersteuning tussen horeca en detailhandel, de mate van ‘verketening’ etc. etc.  Als het gegeven zo bekend is als u veronderstelt, lijkt ons een verwijzing naar onderzoek, dat wij dan kennelijk gemist hebben, toch eenvoudig.

 

U meent dat onvoldoende onderzoek zou zijn gedaan naar de te verwachten economische effecten. Reeds in het verweerschrift op uw eerder ingediend bezwaarschrift op het raadsbesluit van 29 juni 2000 is dit door ons weersproken. Kortheidshalve verwijzen wij hiernaar.

 

In uw zienswijze spreekt u over het ontbreken van een schadefonds. Dit fonds is indertijd wel toegezegd. Zowel in de inspraakprocedure als aan de SCMD als in de behandeling in de raadscommissies Cultuur Kennis en Economie en Duurzaamheid die aan het besluit van 29 juni is voorafgegaan. Besluitvorming hieromtrent heeft echter nog niet plaatsgehad.

Inzake schadevergoeding wordt een regeling aan de raad voorgelegd, nu een dergelijke regeling is toegezegd. Het betreft nadeelcompensatie. Dit leerstuk houdt in dat de overheid ook aansprakelijk is voor schade als gevolg van rechtmatig handelen. De overheid hoeft derhalve geen g fout gemaakt te hebben. Na weging van alle belangen is er op een bepaalde manier voor gekozen om het algemeen belang te behartigen. De nadeelcompensatie wordt gekoppeld aan de belangenafweging die aan het besluit vooraf gaat. Hoewel wij van oordeel zijn, op basis van de ingekomen zienswijze dat de verkeersmaatregel geen onevenredig nadeel voor betrokken burgers en bedrijven zullen inhouden zijn wij voornemens in een nadeelcompensatieregeling te voorzien. Dit schept de mogelijkheid om in individuele gevallen te reageren op concrete verzoeken om nadeelcompensatie

Volgens onze planning zal het betreffende voorstel nog voordat de verordeningen in werking treden aan de raad zijn voorgelegd.

 

In de zienswijze gaat u in op de BRO deskundigenopinie en de interpretatie van de gemeente hiervan. U stelt dat wij naar uw oordeel ons te weinig gelegen hebben laten liggen aan de uitkomsten van dit rapport. Dit ontkennen wij ten stelligste. In het verweerschrift n.a.v. uw bezwaar tegen het besluit hebben wij reeds gewezen op onze interpretatie van de cijfers in bijlage 9 en vervolgens het aantal bezoekers parkeerplaatsen met 200 vergroot. Dit betekent dat op een beperkt piektekort op de zaterdagmiddag na (waartoe ter oplossing de city-pendel soelaas biedt) volgens berekening van BRO voldoende parkeerplaatsen zijn.

De problematiek rond de aantallen plaatsen in fase 2 is ons bekend. Als gevolg van een uiterste inspanning nog parkeerplaatsen in zowel het Zuidpoortgebied als langs de Phoenixstraat te realiseren, wordt dit aantal beperkt tot een negatief saldo van 25 plaatsen ten opzichte van het huidig aantal. Dit is een tijdelijke teruggang van 1 ¾ % als gevolg van het bouwen van een parkeergarage met 840 bezoekersplaatsen. Wij beoordelen deze tijdelijke reductie, zeker afgezet tegen het doel waartoe de reductie tijdelijk moet plaatsvinden als zeer acceptabel. Inzake de, door BRO aangedragen problematiek rond woon-werkverkeer is besloten tot de introductie van een daartoe toegesneden abonnementensysteem in de parkeergarages. Uiteraard moet dit systeem zo zijn ingericht dat parkeeraccomodatie voor bezoekers gewaarborgd blijft.  

Inzake de conclusies betreffende de bronpuntgedachte geven wij BRO gelijk. Het leggen van het zwaartepunt bij Zuidpoort is echter een beleidsrichting die reeds lang bestaat en sinds ons aantreden wordt genuanceerd. Wij wijzen in dit verband op het besluit om de 100 moeilijkst aan te leggen parkeerplaatsen in Zuidpoort te schrappen en de garage aan de oostkant met dit aantal te vermeerderen. Tevens wijzen wij op de lange termijn mogelijkheid van het bouwen van een parkeergarage op de toekomstige treintunnel, waarmee een duidelijk ‘tegengewicht’ aan de westkant van de binnenstad gerealiseerd wordt.

BRO trekt eveneens de juiste conclusie dat Delft voor wat betreft de huidige bereikbaarheid lager scoort dan een aantal referentiesteden. De voorgestelde maatregelen zijn er juist op gericht om dit te verbeteren (goed verwezen parkeer-’ring’, dynamische parkeerverwijzing, bouw van kwalitatief hoogstaande parkeergarages, een sterk fiets-actieplan, goede verwijzing in de binnenstad zelf voor de voetganger etc.). De door BRO aanbevolen normering voor noodzakelijk verkeer is verduidelijkt; verwijs onder andere naar de nota van wijzigingen en de daarop gebaseerde - thans in discussie zijnde - concept regelgeving.

En last but not least: het advies van BRO was een forse steun voor de breed gedragen opvatting dat per fase een monitor moest worden opgesteld en dat de plannen zo nodig op basis hiervan moeten kunnen worden aangepast. Als gevolg van deze monitor is bijstelling mogelijk.

Voorgaande voorbeelden zijn ontleend aan de passages waarmee u meent te kunnen aantonen dat wij de conclusies onvoldoende gewogen hebben. Wij menen dat met de voorbeelden duidelijk is gemaakt dat het rapport zeer zorgvuldig is afgewogen.

In uw passage inzake het rapport ‘Bijzonder en kansrijk’ (zie punt 32) hebben wij de indruk dat u dit misverstaat. Het rapport geeft een krachtige aanbeveling inzake de koers die voor de binnenstad gevaren moet worden, wil de binnenstad in zijn totaliteit en voor de lange duur economisch kunnen overleven. Deze aanbeveling is een zeer zwaar gewogen onderlegger onder onze koersbepaling. Als gemeentebestuur stellen wij ons op het standpunt dat wij ten behoeve van onze stad en haar gehele bevolking juist een dergelijke win-koers moeten varen. Dit betekent niet dat wij ons niets gelegen laten liggen aan diegene die deze vaart niet bij kunnen benen; hiertoe verwijs ik naar onze eerdere opmerking inzake nadeelcompensatie. Wel betekent voorgaande dat de gehele stad nadeel ondervindt als de achterblijvers het tempo zouden bepalen.

  

4. Uw zienswijzepunten inzake de conceptregelingen:

In het navolgende geven wij onze reactie op uw bevindingen inzake de conceptverordening ontheffingregeling autoluw-plusgebied:

1.       Artikel 2 lid 4 ontheffingregeling is bedoeld om in noodsituaties op te kunnen treden door het nemen van tijdelijke maatregelen. Al dergelijke situaties zijn nu niet op voorhand te beschrijven daarom gekozen voor een algemene titel.

2.       Artikel 2 lid 5: ontheffingen worden binnen max. 6 weken verleend, tenzij  sprake is van een situatie waarin een uitzondering op de regels geïndiceerd lijkt. Dan wordt meer behandeltijd gegeven. Dit is juist bedoeld om in situaties die niet één op één in aanmerking komen toch een verantwoorde uitzondering op een regel te kunnen maken. Naar ons oordeel niet onredelijk, doch juist zorgvuldig..

3.       Artikel 3 lid 3: er moet sprake zijn van een spoedeisend karakter en een onvoorziene situatie. Voorziene situaties kunnen immers aangevraagd worden. Dit kunnen ook economische redenen zijn. Bijvoorbeeld het snel moeten repareren van een storing in een vriescel, voordat de waar ontdooit.

4.       Artikel 5 lid 1: “het college … kan een ieder..” betekent dat het college een bevoegdheid heeft. Hantering van een bevoegdheid moet met redenen worden omkleed. Deze redenen moeten gegeven worden en het besluit is ook voor beroep vatbaar. Er blijft dus mogelijkheid tot afwegen, met een voldoende rechtswaarborg.

5.       Artikel 5 lid 3: de ‘nadere regels’ verwijzen naar de rijroute. Dit is naar ons oordeel duidelijk.

6.       Artikel 5 lid 4: aanmerkelijke belang nader concretiseren. Wij hebben deze suggestie van u overgenomen. De tekst luidt nu: “verkeersveiligheid, openbare orde en veiligheid

7.       Artikel 6 lid 1: zie onze reactie bij punt 4.

8.       Artikel 6 lid 3: zie onze reactie bij punt 4 en 5

9.       Artikel 6 lid 4c: deze beperking vindt juist zijn grond in het economisch functioneren van het kernwinkelgebied. Uiteraard zijn er situaties waarin uitzondering geïndiceerd is. Hiertoe dient artikel 6 lid 5

10.   Artikel 6 lid 5: vanwege algemeen economisch belang is een en ander stringent gesteld. De belangen kunnen inderdaad zowel medisch als economisch zijn.

11.   Artikel 7 lid 1: zie onze reactie bij punt 4

12.   Artikel 7 lid 4: de mening dat deze regeling veel te beperkend delen wij niet.  De huidige regeling is een venstertijd van 07.00 tot 11.00 uur voor maandag t/m zaterdag. De voorgestelde regeling is een aanmerkelijke verruiming. Desalniettemin stellen wij voor bevoorrading in de vroege ochtend en in de avond niet te beperken. De verordening is dan ook in deze zin verruimd.

13.   Artikel 7 lid 5: Wij onderschrijven uw standpunt inzake veronderstelde rechtsongelijkheid niet. Temeer daar verplicht advies wordt ingewonnen.

Samenvattend: artikel 5 lid 4 (concretiseren aanmerkelijk belang) en artikel7 lid 4 (bevoorrading ochtend voor 09.00 uur en avond) zijn voorstellen wij hebben overgenomen. De aanpassing betreffende artikel 7 heeft ons ook geïnspireerd om artikel 8 analoog te wijzigen. 

 

U stelt op pagina 14 en 15 van uw zienswijzenbrief, dat de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen voor het autoluwplusgebied (bepaald in artikel 2, eerste lid, en de daarvoor bepaalde criteria in artikel 2, vierde lid, van het concept van de Verordening voor verlening van vrijstelling of ontheffing voor gebruik van het voetgangersgebieden “autoluw-plus” met motorvoertuigen) in strijd is met artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Ons college zou een te ruime bevoegdheid krijgen bij het verlenen van vrijstelling.

Deze stelling is onjuist. Hiertoe voeren wij het volgende aan.

 

Artikel 8, eerste lid, EVRM bepaalt, dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

Het tweede lid bepaalt, dat geen inmenging van enig gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of van de goede zeden en voor de rechten en vrijheden van anderen.

 

Het gaat in artikel 8 EVRM om de persoonlijke levenssfeer. Dit, terwijl de sfeer dan autoluw-plus het openbaar gebied betreft. Er zijn weliswaar raakvlakken met de persoonlijke levenssfeer, maar wezenlijk gezien is de persoonlijke levenssfeer (het privé-leven van personen) niet aan de orde. Een Commissie-uitspraak wijst uit, dat het in het openbaar parkeren van een auto geen onderdeel vormt van iemands privé-leven (6170/73 NJ 1975, 508).

Zelfs al zou het privé-leven wel aan de orde zijn -quod non-, dan is de inmenging daarvan in dit geval bij wet voorzien en noodzakelijk in de zin van het tweede lid van artikel 8 EVRM. Het gaat hier om zowel een wet in formele zin als om een wet in materiële zin.. In dit geval zijn ook de Wegenverkeerswet 1994 en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 als algemene basis en (het concept van) de Verordening voor verlening van vrijstelling of ontheffing voor gebruik van het voetgangersgebieden “autoluw-plus” met motorvoertuigen als bijzondere basis (resp. een wetgeving in formele en een wet in materiële zin) aan de orde.

Bovendien is het autoluw-plus maken van delen van de Delftse binnenstad in een democratische samenleving noodzakelijk om belangen als genoemd in artikel 8, tweede lid, EVRM ten behoeve van voetgangers te kunnen dienen.

 

Met de mogelijkheid van verlening van vrijstellingen wordt geen absolute of onbegrensde vrijheid voor ons college in het leven geroepen, nu er -in artikel 2, vierde lid- sprake is van criteria. Daarbij komt dat binnen het bij een vrijstelling geldende bestuursrechtelijke kader beginselen van behoorlijk bestuur aan de orde zijn die niet opzij gezet kunnen worden.

 

Tenslotte verzoekt u ons kort in te gaan op negen bijgevoegde zienswijzen. Kort gaan wij in op de reacties:

 

5a Talens foto video 

1.       inzake de hoeveelheid parkeerruimte is in voorgaande voldoende opgemerkt

2.       de loopafstanden tot de winkels van de heer Ploegmakers is niet lang (zie het staatje dat gevoegd is bij het verweerschrift op uw eerder bezwaar)

3.       De gehele operatie neemt inderdaad  een lange periode in beslag. De lijn is dat geen parkeerplaatsen worden opgeheven alvorens de plaatsen in een garage gereed zijn. (Deze lijn was voor 25 plaatsen (1 ¾% van de capaciteit) tijdens bouwfase 2 helaas niet mogelijk)

4.       Ten opzichte van de zes te realiseren doelstellingen zijn wij eerder aan de late kant dan te vroeg.

5.       Niet rekening houden met ouderen en gehandicapten is absoluut onjuist. Juist deze groep vaart zeer wel bij de genomen maatregelen (meer algemene invaliden parkeerplaatsen én gratis, gratis parkeren op zowel parkeerterreinen als in vergunninghoudersgebied (dit laatste nu überhaupt niet mogelijk), een veilig wandelgebied à niveau ingericht, etcetera.

6.       Dit is niet juist. Zij zijn mede gewogen. Tevens is tijdens de inspraak reeds melding gemaakt van het instellen van een nadeelcompensatieregeling.

7.       Het is niet zo dat gedane beloftes niet worden nagekomen.

8.       Taxi’s kunnen tot bijna bij de zaak komen en als de passagier slecht ter been is tot de voordeur; bepaalde periodes uitgesloten. Zware zaken kunnen gehaald en gebracht worden, behoudens gedurende bepaalde periodes.

9.       De bezorgmogelijkheid is aanmerkelijk verruimd ten opzichte van de huidige situatie (venstertijd tussen 07.00 en 11.00 uur)

10.   De bedoelde laad en losstraten verhouden zich niet tot de doelstelling van behoud van de historische stad. Dit zou grootschalige sloop van de binnenstad betekenen.

 

5b. Optiek Nouveau   

De heer Kleiweg vraagt om nadeelcompensatie. Op dit moment –de maatregelen zijn immers nog niet van kracht- is dit voorbarig. Binnenkort zal aan de raad een regeling worden voorgelegd.

 

5c. De Diamanten Ring

In de nabije omgeving van De Diamanten Ring blijven runshopplaatsen bestaan (Voorstraat en Vrouw Juttenland) Dit biedt soelaas voor de klant die ‘snel zijn gebak komt halen’. Het totaal aantal parkeerplaatsen in de directe omgeving wordt sterk vergroot a.g.v. de bouw van de Poenixgarage. Door de maatregelen neemt de bereikbaarheid (ook qua aantrekkelijkheid) voor fietsers en voetgangers toe. De laad en losmogelijkheden worden qua tijden verruimd ten opzichte van de huidige situatie. De regeling voorziet in een uitgebreid pakket aan ontheffingmogelijkheden. Naar onze verwachting is deze voldoende passend voor de bezorgservice van ‘De Diamanten Ring’. Rest nog op te merken dat het naar onze indruk in de bakkerij-sector in het laatste decennium naar behoren gaat. Uw beschrijving daarvan delen wij dan ook niet zonder meer.

 

5d. Wijtman Beheer BV

Op basis van onze kennis over de waardepositie van onroerende zaken in referentiesteden verwachten wij niet dat de maatregelen leiden tot een waardevermindering.

Op de persoonlijke situatie van de heer Wijtman kunnen wij nu niet ingegaan. Daartoe is een belangenafweging nodig en daarvoor ontbreekt ons essentiële informatie, welke vergaard zou moeten worden. Onbekend is of  de heer Wijtman beschikking heeft over een invalidenparkeerkaart. Betreffende zijn garage merken wij op dat volgens de voorgestelde regeling  de bereikbaarheid van particuliere garages in het autoluw-plus gebied gegarandeerd is. Tevens komen medische diensten, zorgdiensten, hulpdiensten in principe in aanmerking voor een ontheffing. Bijkomend voordeel voor de heer Wijtman is dat de straat à niveau wordt ingericht en dat de veiligheid  juist voor mensen die wat slecht ter been verbetert.

 

5e. Bakkerij Bierhuizen BV 

1.       Laden en lossen op de genoemde tijdstippen is mogelijk, behoudens donderdag en vrijdag tussen 14.00 en 15.00 uur en zaterdag na 11.00 uur.

2.       De leverantie van grondstoffen in de ochtend is (behoudens zaterdag na 11.00 uur) mogelijk.

3.       Verpakkingsmateriaal is niet aan bederf onderhevig. Wij zien geen reden waarom het maken van afspraken om niet op de (beperkte) tijden te komen waarop geen ontheffing wordt verleend niet mogelijk zou zijn.

4.       Wagens ten behoeve van reparatie komen mogelijk –afhankelijk van de omvang en gewicht van de gereedschappen of de andere reden waarom de auto dicht bij het werk geparkeerd moet worden- in aanmerking voor een aannemerskaart.

5.       Het ophalen van goederen blijft, met een paar restricties, eveneens mogelijk. Overigens zijn er straks runshopplaatsen op de kop van de Koornmarkt.  Dit is zeer dicht bij de voordeur van uw bedrijf. wij nemen aan dat dit voldoende soelaas moet bieden.

 

5f. Rothfusz hengelsport

De heer Kleiweg vraagt om nadeelcompensatie. Op dit moment (de op de omgeving van zijn winkel betrekking hebbende maatregelen vallen in fase 3) zijn de maatregelen nog niet van kracht. Er is dus sprake van voorbarigheid. Binnenkort zal aan de raad een regeling worden voorgelegd.

Niet rekening houden met ouderen en gehandicapten is absoluut onjuist. Juist deze groep vaart zeer wel bij de genomen maatregelen (meer algemene invaliden parkeerplaatsen én gratis, gratis parkeren op zowel parkeerterreinen als in vergunninghoudersgebied (dit laatste nu überhaupt niet mogelijk), een veilig wandelgebied à niveau ingericht, etcetera.

Tevens zij opgemerkt dat de beleidslijn is dat geen parkeerplaatsen worden opgeheven alvorens de plaatsen in een garage gereed zijn. (Deze lijn was voor 25 plaatsen (1 ¾% van de capaciteit) tijdens bouwfase 2 helaas niet mogelijk). Het is dus niet juist dat we eerst parkeerplaatsen weghalen en dan pas gaan bouwen.

Tenslotte zij opgemerkt dat een laad-los ontheffing (ook eenmalig) kan worden verkregen voor het ophalen of afleveren van goederen die bezwaarlijk anders dan per auto vervoerd kunnen worden. Een pakket van 25 kg. valt hier onder.

 

5g. Fa. Verbeek

1.       Voor alles: de maatregelen die betrekking hebben op de omgeving van de winkel van fa. Verbeek staan gepland voor fase 3. Dit is na oplevering van de Zuidpoortgarage.

2.       Dit is onjuist. Op dit moment is de zaak alleen via de Burgwal bereikbaar. Dit verandert ook in fase 3 niet.

3.       Er bestaat een ruime mogelijkheid tot het ophalen of afleveren van grote goederen, die bezwaarlijk anders dan per auto vervoerd kunnen worden.

4.       Ten behoeve van een snel bezoek zijn runshopplaatsen gepland op de Burgwal.

5.       Inzake schadevergoeding wordt een regeling aan de raad voorgelegd. Een dergelijke regeling is toegezegd. Het betreft nadeelcompensatie. Dit leerstuk houdt in dat de overheid ook aansprakelijk is voor schade als gevolg van rechtmatig handelen. De overheid hoeft derhalve geen g fout gemaakt te hebben. Na weging van alle belangen is er op een bepaalde manier voor gekozen om het algemeen belang te behartigen. De nadeelcompensatie wordt gekoppeld aan de belangenafweging die aan het besluit vooraf gaat. Hoewel wij van oordeel zijn, op basis van de ingekomen zienswijze dat de verkeersmaatregel geen onevenredig nadeel voor betrokken burgers en bedrijven zullen inhouden zijn wij voornemens in een nadeelcompensatieregeling te voorzien. Dit schept de mogelijkheid om in individuele gevallen te reageren op concrete verzoeken om nadeelcompensatie.

 

5h. Roodenrijs

1.       Zonder inzicht in om welke panden het exact gaat kan hierop niet gereageerd worden. Het ontbreekt ons aan de nodige informatie.

2.       De bereikbaarheid van parkeergarages in het autoluw-plusgebied is in principe gegarandeerd. (zie artikel 5 van de conceptverordening) Het punt is dus onjuist.

3.       De stelling dat de plannen niet zou zijn afgewogen snijdt geen hout. Zie hiertoe het voorgaande in de reactie op de zienswijze.

 

5.i. Tapijtshop

Spijtig is dat de heer Koegler een onjuist beeld heeft inzake de voorgestelde laad en losregeling. De toekomstig geldende regeling is aanmerkelijk uitgebreider dan de huidige venstertijden met een eindtijd tot 11.00 uur. Daarnaast komen in de directe omgeving van de winkel (Vrouw Juttenland westzijde) runshopplaatsen. Tenslotte wordt door de bouw van parkeergarages de algemene parkeersituatie verbeterd.

 

Als bijlage bij deze brief treft u aan een kwantitatieve vergelijking van de huidige bezoekersparkeersituatie en de voorgenomen, die is gemaakt per indiener van een bezwaarschrift tegen het raadsbesluit van 29 juni 2000 (waarbij het beleid is vastgesteld)

 

Hoogachtend,

 

etc.

 

Bijlage bij brief

 

Kwantitatieve vergelijking bezoekersparkeersituatie huidig - voorgenomen per indiener van een bezwaarschrift tegen het raadsbesluit d.d. 29-06-2000

 

Reclamant

Oude parkeersituatie

Nieuwe parkeersituatie

 

Le Vieux Jean

H.G. Kerkhof 3

~70 bet. p.p. < ~170 m

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

~10

~170 m

Conclusie: toename van ~160 bet. pp.en ~10 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Stegeman Schoenen

Vrouw Juttenland 27

~380 betaald en ~345 vrije p.p. < ~460 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

Afstand tot Koepoortgar. (320)

~19

~390 m

~460 m

Conclusie: toename van ~150 bet. p.p. en ~19 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Videotheek De klis

Vrouw Juttenland 11

~350 betaald en ~300 vrije p.p. < ~420 m

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

Afstand tot Koepoortgar. (320)

~19

~380 m

~420 m

Conclusie: toename van ~180 bet. p.p.. en ~19 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Fa. Van Renssen

Vrouw Juttenland 15

~365 betaald en ~320 vrije p.p.. < ~430 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

Afstand tot Koepoortgar. (320)

~19

~370 m

~430 m

Conclusie: toename van ~156 bet. p.p.. en ~19 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Hartman Geschenken

Hippolytusbuurt 39

~130 bet. p.p.. < ~200 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

~10

~200 m

Conclusie: toename van ~80 bet. p.p.. en ~10 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Rothfusz hengelsport

Beestenmarkt 11

~260 bet. p.p.. < ~240 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Zuidpoortgar. (840)

~9

~240 m

Conclusie: toename van ~580 bet. p.p.. en ~9 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Verbeek verfzaak

Beestenmarkt 9

~270 bet. p.p.. < ~250 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Zuidpoortgar. (840)

~9

~250 m

Conclusie: toename van ~570 bet. p.p.. en ~9 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Spar supermarkt

Burgwal 5

~840 bet. p.p.. < ~410 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

Afstand tot Zuidpoortgar. (840)

~11

~410 m

~380 m

Conclusie: toename van ~210 bet. p.p.. en ~11 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Rijwielhandel Vonk

Voldersgracht 20

~180 bet. p.p.. < ~270 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

~11

~270 m

Conclusie: toename van ~30 bet. p.p.. en ~11 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

café rest. ‘t Raedthuys

Markt 34

~200 bet. p.p.. < ~230 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

~6

~230 m

Conclusie: toename van ~10 bet. p.p.. en ~6 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Talens foto-video

Markt 36

~210 bet. p.p.. < ~240 m

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

~6

~240 m

Conclusie: toename van ~6 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

G.W. Ploegmakers

Markt 36a

bewoner. Geen directe commerciële afhankelijkheid van parkeermogelijkheid bezoekers

Talens Beheer BV

Belweg 7

niet in binnenstad gevestigd

Slagerij Leo van Vliet

Oude kerkstraat 9A

~125 bet. p.p.. < ~280 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

~10
~280 m

Conclusie: toename van ~85 bet. p.p.. en ~10 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Prins kantoorhandel

Choorstraat 2A

~215 bet. p.p.. < ~260 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

~12

~260 m

Conclusie: afname van ~5 bet. p.p.. en toename van ~12 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Valkenburg slagerij

Brab, Turfmarkt 80

~760 bet. p.p.. < ~380 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

Afstand tot Zuidpoortgar. (840)

~7

~380 m

~330 m

Conclusie: toename van ~290 p.p.. en ~7 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

J.    Roodenrijs

Brab. Turfmarkt

pandeigenaar. Geen directe commerciële afhankelijkheid van parkeermogelijkheid bezoekers

G.A. van der Heijden

Oude Delft 122A

bewoner (overigens ook kosteres Hippolytuskapel). Geen directe commerciële afhankelijkheid van parkeermogelijkheid bezoekers.

Hippolytuskapel

Oude Delft

~10 bet. p.p.. < ~50 m.

Aantal runshopplaatsen

Afstand tot Phoenixgarage (210)

~0

~50 m

Conclusie: toename van ~200 bet. p.p.. t.o.v. oude situatie

Ideaal wonen

Jacob Gerritstraat 5

~805 bet. p.p.. < ~400 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

Afstand tot Zuidpoortgar. (840)

~25

~360 m

~400 m

Conclusie: toename van ~245 bet. p.p.. en ~25 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Talens Foto

Markt 19-21

~170 bet. p.p.. < ~220 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

~10

~220 m

Conclusie: toename van ~40 bet. p.p.. en ~10 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie

Van der Leeuw optiek

Koornmarkt 86

~160 bet. p.p.. < ~210 m.

Aantal runshopplaatsen < 150 m

Afstand tot Phoenixgarage (210)

~10

~210 m

Conclusie: toename van ~50 bet. p.p.. en ~10 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie.

Pizza Rapido

Leeuwenh.singel 69

niet in binnenstad gevestigd.

 

Verantwoording:

·       Bij de opstelling van het overzicht zijn voor vaststelling van de nieuwe situatie alleen parkeergarages binnen een loopafstand van 450 meter tot de winkellocatie van reclamant in beschouwing genomen. Niet dynamisch verwezen, kleinere parkeerlocaties (zoals Paardenmarkt) zijn buiten beschouwing gelaten. < “De gemiddelde verblijfsduur voor de consument in de binnenstad wordt geschat op 1,5 à 2 uur. Dit betekent dat de loopafstand vanaf de parkeervoorzieningen tot aan het  kernwinkelgebied van de binnenstad maximaal 450 tot 500 meter mag bedragen”. (citaat uit rapport Grontmij, Haalbaarheidsstudie Markt en Oostgarage blz.28).>

·       Runshopplaatsen zijn apart in beschouwing genomen, omdat de dit type parkeerplaatsen een andere is (snelle boodschap). Voor deze parkeervoorziening uitgegaan van een loopafstand van maximaal 150 meter.

·       Als loopafstand is gemeten de afstand tussen de toekomstige voetgangersuitgang van de betreffende garage en de winkel van de respectievelijke reclamant. Als route is uitgegaan van de kortste looproute.

·       De metingen zijn met een liniaal verricht op een kaart met een schaal van 1:1000.

·       Voor vaststelling van de oude situatie is uitgegaan van de gegevens uit de nota “bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)” bijlage 3.

 

 

Brief namens de vereniging van Delftenaren met een functiebeperking

 

Geachte heer Timman,

 

Op 15 januari jl. hebben wij uw 15 januari 2001 gedateerde brief ontvangen, waarin u namens de vereniging van Delftenaren met een functiebeperking ons een zienswijze overbrengt op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

Als  zienswijze van de vereniging heeft u ons het artikel “Gevolgen van de autoluwe binnenstad”, welk naar wij aannemen geplaatst is geweest in het huisorgaan van de vereniging, toegezonden.

 

In dit artikel geeft de schrijver aan verheugd te zijn dat het parkeren met een invalidenparkeerkaart na de invoering van de voorstellen gratis wordt. Vervolgens vermoedt de schrijver dat voorstaande een kleine gift is om de burger vervolgens veel af te pakken. Schrijver van het artikel stelt vervolgens “mocht dit inderdaad zo zijn, dan vindt de VDF dit besluit van B&W immoreel”. Wij zijn dit met schrijver eens. Als zijn vermoeden juist zou zijn, dan zou het gemeentebestuur kwalijk handelen. Wij hechten eraan daarom de feiten inzake de te treffen parkeermaatregelen en hun effecten voor mensen met een functiebeperking op een rij te zetten.

 

Parkeersituatie:

1.       Rond het autoluw-plusgebied komt een ring van algemene invalidenparkeerplaatsen. Deze ring bestaat uit ten minste elf invalidenparkeerplaatsen op acht verschillende locaties. Deze locaties zijn zodanig gekozen dat nagenoeg iedere bestemming in het autoluw-plusgebied gelegen is binnen een straal van 100 meter vanaf de parkeerplaats. Daar staat tegenover dat de vijf algemene invaliden parkeerplaatsen gelegen in het autoluw-plus gebied komen te vervallen.

2.       Na invoering van de maatregelen wordt het houders van een algemene invalidenparkeerkaart toegestaan de auto te parkeren op een vergunninghoudersplaats. Hieraan zijn eveneens geen kosten verbonden. Thans is dit niet mogelijk. De parkeermogelijkheden voor deze kaarthouders wordt hierdoor zeer aanmerkelijk uitgebreid en gratis.

3.       Na invoering van de maatregelen wordt het houders van een invaliden parkeerkaart eveneens toegestaan de auto gratis te parkeren op een parkeerterrein of een andere betaald parkeerplaats op straat.  De enige uitzondering is de runshopplaats. Deze plaatsen zijn bedoeld voor het doen van een snelle boodschap. De maximum parkeertijd is dan ook gesteld op een half uur en gebruik kost, ook houders van een invalidenparkeerkaart, ƒ2,75 per half uur. 

4.       Het parkeren op een algemene invaliden parkeerplaats wordt (voor houders van een invalidenparkeerkaart) gratis. Thans kost dit nog ƒ 2,00 per uur.

 

Veiligheidssituatie:

1.       Het autoluw-plus gebied wordt voetgangersgebied. Dit betekent dat in dit gebied geen relatief snel rijdend autoverkeer plaatsvindt. Met name voor mensen die zich niet snel kunnen verplaatsen is dit een duidelijke verbetering van hun veiligheid.

2.       Het autoluw-plus gebied wordt à niveau ingericht. Dit betekent dat mensen die moeilijk ter been zijn of gebruik moeten maken van een hulpmiddel geen hinder hebben van trottoirbanden.

 

Ontheffingen:

1.       De conceptverordening ontheffingverlening autoluw-plus gebied voorziet in een uitgebreid pakket van ontheffingmogelijkheden voor het thuis afhalen en thuis brengen van mensen die afhankelijk zijn van de auto. Het aantal keren halen en brengen is zeker niet gelimiteerd.

2.       Deze verordening voorziet in ontheffingen voor voorzieningen waar deze mensen van afhankelijk kunnen zijn: medische zorg, hulpdiensten, het laden en lossen van goederen, zowel incidenteel als meer structureel (bijvoorbeeld ‘tafeltje dekje’). Juist vanwege de majeure vermindering van ander verkeer, wordt het voor verkeer waar de betreffende groep van afhankelijk is juist gemakkelijker om de gewenste service op de gevraagde tijd te leveren, c.q. in geval van halen en brengen het voertuig dicht bij de voordeur te stoppen.

 

Wij hopen met voorgaand overzicht de vereniging overtuigd te hebben dat wij mensen met een functiebeperking die voor hun mobiliteit werkelijk van de auto afhankelijk kunnen zijn met de voorgestelde regelgeving een, zeker ten opzichte van de huidige situatie, goed pakket aan voorzieningen kunnen bieden. Maatregelen, die overigens alleen realiseerbaar zijn omdat de mogelijkheden voor gebruik van de auto in gevallen waarin een afhankelijkheidsrelatie minder evident is worden gereduceerd.

 

Hoogachtend,

 

Etc.

 

Brief namens de heer De Wit   

 

Geachte heer Verhaegh,

 

Op 15 januari jl. hebben wij uw 11 januari 2001 gedateerde brief ontvangen, waarin u namens de heer A.W.M. de Wit, handelend onder de naam “Bandenservice De Wit” ons zijn zienswijze overbrengt op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen hebben geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

Namens uw cliënt, de heer De Wit geeft u ons kennis van zijn zienswijze, dat de ter visie liggende stukken tot gevolg hebben dat sprake zal zijn van vermindering van de vrijheid om te parkeren in de nabijheid van zijn bedrijf en dat hij om deze reden niet kan instemmen met de maatregelen. Tevens wijst u namens de heer De Wit op het te nemen verkeersbesluit 00/030453, waarin de Molslaan als voetgangersgebied wordt aangewezen.

 

Reactie op het eerste punt is, vanwege de algemene en abstracte formulering, niet anders te geven dan dat wij het spijtig vinden dat de heer De Wit zich niet kan vinden in de door de raad op 29 juni 2000 ingezette koers.

Als reactie op het tweede punt berichten wij dat met uw brief de waarde van deze extra zienswijze procedure bevestigd is. Voornoemd besluit is niet volledig geformuleerd. Er had behoren te staan: “ … De Molslaan, tussen Brabantse Turfmarkt en Kruisstraat, aan te wijzen … “. Het conceptbesluit zal overeenkomstig worden aangepast. Met deze aanpassing is de tekst van het besluit, geheel overeenkomstig onze intenties: De zuidoostelijke aansluiting Beestenmarkt - Molslaan blijft vanuit richting oosteinde met de auto bereikbaar.

 

Hoogachtend,

 

Etc.

 

 

Brief namens Kunstmarkt Delft

 

Geachte mevrouw,

 

Op 16 januari jl. hebben wij uw 10 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

In uw zienswijze vraagt u aandacht voor drie zaken: Het laden en lossen van kunstvoorwerpen voorafgaand, tijdens en na afloop van de zaterdagse kunstmarkt, het parkeren van auto’s door deelnemers, het feit dat de samenstelling der deelnemers per week verschilt.

Uw zienswijze betreft de praktische uitwerking van de voorgenomen regeling voor een markt, te houden op Heilige Geestkerkhof op een zaterdag.

Op basis van de voorgestelde regelgeving werkt dit, naar het zich laat aanzien, als volgt uit. Vanwege het wisselend karakter der deelnemers is sprake van een éénmalige ontheffing. Dit betekent dat het gestelde in artikel 8 van de concept verordening ontheffingverlening autoluwplusgebied van toepassing is. Uit de eerste leden van dit artikel blijkt, dat een deelnemer van een markt als de uwe, naar het zich laat aanzien, in aanmerking komt voor de ontheffing. Lid 4 onder e. geeft aan dat geen ontheffing wordt verleend voor locaties en tijden van warenmarkten als genoemd in de marktverordening, behoudens voor de bevoorrading van de markt, voorzover dat overeenkomstig is met de marktverordening. Dit betekent dat, voorzover de marktverordening zich niet tegen ‘uw’ markt verzet, bevoorrading van de markt mogelijk blijft. Mocht evenwel ‘uw’ markt geen merkt zijn in de zin van de marktverordening, dan kan deze wellicht aangewezen worden als een evenement. Ten behoeve van een evenement (zie lid 4 onder f) is de bevoorrading geregeld.

Resteert de vraag inzake het parkeren van het voertuig van de deelnemers. De voorstellen voorzien in een regeling waarmee ambulante handelaren parkeermogelijkheid krijgen op een daartoe aangewezen locatie. De kosten hiervan zijn voor een één dag per week, ƒ 31,00 per maand. Maar onze verwachting biedt deze regeling geen uitkomst in uw situatie. Dit betekent dat wij u zullen adviseren gebruik te maken van de op ca. 200 meter gelegen Phoenixgarage.

 

Rest ons u te berichten dat wij uw zienswijze casuïstisch hebben benaderd. Een werkelijke ontheffing kan alleen verkregen worden op een feitelijke aanvraag.

 

Hoogachtend,

 

Etc.

 

Brief namens St. Hippolytuskapel

 

Geachte mevrouw Van der Heijden,

 

Op 12 januari jl. hebben wij uw 11 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen hebben geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

In uw zienswijze spreekt u uw zorg uit dat over het feit dat de algemene invalidenparkeerplaats in de Nieuwstraat komt te vervallen. Dit is inderdaad het geval, doch slechts een deel van het besluit. Op 22 juni 2000 heeft wethouder Grashoff bericht aan de commissie dat op de Oude Delft, ter hoogte van de Nieuwstraat twee algemene invalidenparkeerplaatsen zullen worden aangelegd. Uiteraard zal deze toezegging ook verwerkelijkt worden. Wij hopen dat wij hiermee uw zorg hebben kunnen wegnemen.

 

Tevens spreekt u in uw zienswijze brief uit dat de plavuizenstoep rondom de kapel niet gebruikt mag worden voor het plaatsen van voorwerpen. Dit valt niet binnen het bestek van deze zienswijzeprocedure, doch heeft betrekking op de herinrichting van het Noordelijk Winkelgebied. Wij gaan daarom nu niet op uw verzoek in. Wel zullen wij de ambtelijke dienst die met de herinrichting van het noordelijk winkelgebied is belast, van uw verzoek in kennis stellen.

 

Brief namens de Organisatie voor mensen met een lichamelijke handicap Delft.

 

Geachte  mevrouw Van Dop,

 

Op 11 januari jl. hebben wij uw 10 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

 

 

In uw zienswijze spreekt u uw waardering uit voor de wijze waarop wij rekening hebben gehouden met de mobiliteit van mensen met een functiebeperking. Wij appreciëren dat zeer. Tevens spreekt u uw bezorgdheid uit voor twee zaken: de loopafstand en de inrichting van algemene invalidenparkeerplaatsen.

Om met het punt van de loopafstand te beginnen: Rond het autoluw-plusgebied komt een ring van algemene invalidenparkeerplaatsen, die zodanig zijn gesitueerd dat nagenoeg iedere potentiële bestemming in het autoluw-plusgebied binnen een straal van een algemene invalidenparkeerplaats is gelegen. Wij verwachten dat in veel gevallen deze voorziening, gecombineerd met de mogelijkheid voor een houder van een algemene invalidenparkeerkaart om met deze kaart (gratis) op een vergunninghoudersplaats te parkeren, voldoende zal zijn. In situaties waarin echt te ver is, biedt artikel 8 van de ontheffingsregeling oplossing. Dit artikel biedt de mogelijkheid voor een ontheffing voor het halen en te brengen van personen die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden vervoerd. Er zijn echter wel een aantal tijdstippen opgenoemd waarop de ontheffing –in de regel- niet verleend wordt.

Inzake de lay-outvoorschriften van invalidenparkeerplaatsen merken wij op dat wij deze uiteraard zullen respecteren. Gezien het kleinschalig karakter van de binnenstad zal het echter, naar het zich laat aanzien, niet in alle gevallen mogelijk blijken de aanleg zonder concessies te realiseren. Als het alternatief is om niet aan te leggen, dan menen wij de voorkeur te moeten geven aan wel aanleggen, mits de concessie aan de lay-out richtlijnen verantwoord blijft. Uw verzoek geen plaatsen aan te leggen langs het water wordt dezerzijds ook goed begrepen. Ook hier geldt dat, daar waar een aanleg langs het water vermijdbaar is, dit ook zeer onze voorkeur heeft. Ook hier zullen wij helaas in een aantal gevallen concessies moeten doen als het alternatief is de plaats niet aan te leggen.

 

Hoogachtend,

 

Etc.

 

Brief van de heer Heyink

 

Geachte heer Heyink,

      

Op 12 januari jl. hebben wij uw 11 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

Uit uw zienswijze blijkt dat u zich zorgen maakt over de parkeermogelijkheden voor houders van een invalidenparkeerkaart. Met opsomming van de maatregelen die wij, juist ten behoeve van deze mensen die voor hun mobiliteit werkelijk van de auto afhankelijk zijn, voornemens zijn te treffen, hopen wij uw zorg weg te nemen.

 

Parkeersituatie:

1.    Rond het autoluw-plusgebied komt een ring van algemene invalidenparkeerplaatsen. Deze ring bestaat uit ten minste elf invalidenparkeerplaatsen op acht verschillende locaties. Deze locaties zijn zodanig gekozen dat nagenoeg iedere bestemming in het autoluw-plusgebied gelegen is binnen een straal van 100 meter vanaf de parkeerplaats. Daar staat tegenover dat de vijf algemene invaliden parkeerplaatsen gelegen in het autoluw-plus gebied komen te vervallen.

2.    Na invoering van de maatregelen wordt het houders van een algemene invalidenparkeerkaart toegestaan de auto te parkeren op een vergunninghoudersplaats. Hieraan zijn eveneens geen kosten verbonden. Thans is dit niet mogelijk. De parkeermogelijkheden voor deze kaarthouders wordt hierdoor zeer aanmerkelijk uitgebreid en gratis.

3.    Na invoering van de maatregelen wordt het houders van een invaliden parkeerkaart eveneens toegestaan de auto gratis te parkeren op een parkeerterrein of een andere betaald parkeerplaats op straat.  De enige uitzondering is de runshopplaats. Deze plaatsen zijn bedoeld voor het doen van een snelle boodschap. De maximum parkeertijd is dan ook gesteld op een half uur en gebruik kost, ook houders van een invalidenparkeerkaart, ƒ2,75 per half uur. 

4.    Het parkeren op een algemene invaliden parkeerplaats wordt (voor houders van een invalidenparkeerkaart) gratis. Thans kost dit nog ƒ 2,00 per uur.

 

Veiligheidssituatie:

1.    In het autoluw-plus gebied wordt voetgangersgebied. Dit betekent dat in dit gebied geen relatief snel rijdend autoverkeer plaatsvindt. Met name voor mensen die zich niet snel kunnen verplaatsen is dit een duidelijke verbetering van hun veiligheid.

2.    Het autoluw-plus gebied wordt à niveau ingericht. Dit betekent dat mensen die moeilijk ter been zijn of gebruik moeten maken van een hulpmiddel geen hinder hebben van trottoirbanden.

 

Ontheffingen:

1.    De conceptverordening ontheffingverlening autoluw-plus gebied voorziet in een uitgebreid pakket van ontheffingmogelijkheden voor het thuis afhalen en thuis brengen van mensen die afhankelijk zijn van de auto. Het aantal keren halen en brengen is zeker niet gelimiteerd.

2.    Deze verordening voorziet in ontheffingen voor voorzieningen waar deze mensen van afhankelijk kunnen zijn: medische zorg, hulpdiensten, het laden en lossen van goederen, zowel incidenteel als meer structureel (bijvoorbeeld ‘tafeltje dekje’). Juist vanwege de majeure vermindering van ander verkeer, wordt het voor verkeer waar de betreffende groep van afhankelijk is juist gemakkelijker om de gewenste service op de gevraagde tijd te leveren, c.q. in geval van halen en brengen het voertuig dicht bij de voordeur te stoppen.

 

Wij hopen met voorgaand overzicht de vereniging overtuigd te hebben dat wij mensen met een functiebeperking die voor hun mobiliteit werkelijk van de auto afhankelijk kunnen zijn met de voorgestelde regelgeving een, zeker ten opzichte van de huidige situatie, goed pakket aan voorzieningen kunnen bieden. Maatregelen, die overigens alleen realiseerbaar zijn omdat de mogelijkheden voor gebruik van de auto in gevallen waarin een afhankelijkheidsrelatie minder evident is worden gereduceerd.

 

Hoogachtend,

 

Etc.

 

Brief namens Samenwerkende Bonden van Ouderen

 

Geachte heer Timman,

 

Op 12 januari jl. hebben wij uw 11 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.

 

De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen,  was een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit doel opgesteld.

 

Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.

 

Uit uw zienswijze, die u namens de Stichting Samenwerkende bonden van Ouderen heeft op opgemaakt, blijkt dat de stichting SBO:

·         bezwaren heeft tegen alle ter inzage gelegde verkeersbesluiten omdat zij meent dat zij meent dat het instellen van een voetgangersgebied ouderen belemmert om met de auto van en naar huis gehaald te worden. Het ontheffingensysteem acht zij te gecompliceerd, te betuttelend en in strijd met de privacy. Zij meent dat vorenstaande een verslechtering is van hun huidige situatie en dat een belangenafweging niet heeft plaatsgevonden. Voorts meent zij dat sprake is van een juridisch manco, omdat zij gelezen hebben “een ontheffingskaart onder de voorruit”;

·         bezwaren heeft tegen, naar hun interpretatie, het vervallen van vrijwel alle betaald parkeerplaatsen in de binnenstad. Dit zou het bezoeken aan ouderen te sterk belemmeren. De kraskaartvoorziening acht de bond te gecompliceerd en te beperkt. 

·         Verder meent de stichting SBO dat de mantelzorg niet meer optimaal zou functioneren, en dat

·         opheffen van betaald parkeerplaatsen een belemmering zou inhouden van bezoek aan de binnenstad door ouderen, woonachtig in de buitenwijken.

·         Tenslotte heeft de stichting SBO ernstige bezwaren tegen het bestaan van runshopplaatsen discriminerend omdat een halfuur voor een ouder persoon niet het zelfde zou zijn als een half uur voor iemand van jongere leeftijd.

Als reactie hierop berichten wij het volgende:

 

Algemeen:

1.       Het geheel aan genomen maatregelen is, zoals wij ook eerder in deze brief, alsmede in de publikatie van de start van deze zienswijzeprocedure hebben opgemerkt, een vertaling van het door de raad op 29 juni 2000 genomen besluit. Het beleid dat toen is vastgesteld is op een transparante en interactieve wijze tot stand gekomen. In het voortraject waren diverse mogelijkheden tot participatie. Velen belangen, al dan niet aangedragen door de belanghebbenden, zijn in dit traject ruim aan de orde geweest en tegen elkaar afgewogen. Zo ook de belangen van mensen met een functiebeperking en mensen die (al dan niet wegens leeftijd) wat slecht ter been zijn. Uw veronderstelling dat geen belangenafweging zou hebben plaatsgevonden, laat staan uw veronderstelling alsof het gemeentebestuur nog nooit van de vergrijzing van de samenleving zou hebben gehoord, snijden dan ook geen hout.

2.       Voor mensen met een functiebeperking en voor mensen die slecht ter been zijn hebben leiden de voorgestelde maatregelen tot het volgende:

·         Rond het autoluw-plusgebied komt een ring van algemene invalidenparkeerplaatsen. De locatie van de parkeerplaatsen is zodanig gekozen dat nagenoeg iedere bestemming in het autoluw-plusgebied gelegen is binnen een straal van 100 meter vanaf deze parkeerplaats.

·         Het parkeren op een dergelijke parkeerplaats wordt voor houders van een algemene invalidenparkeerkaart gratis. Thans kost dit ƒ 2,00 per uur.

·         Na invoering van de maatregelen wordt het houders van een algemene invalidenparkeerkaart toegestaan de auto te parkeren op een vergunninghoudersplaats. Hieraan zijn eveneens geen kosten verbonden. Thans is dit niet mogelijk. De parkeermogelijkheden voor deze kaarthouders wordt hiermee zeer aanmerkelijk uitgebreid en gratis.

·         In het autoluw-plus gebied wordt voetgangersgebied. Dit betekent dat in dit gebied geen relatief snel rijdend autoverkeer plaatsvindt. Met name voor mensen die zich niet snel kunnen verplaatsen is dit een duidelijke verbetering van hun veiligheid.

·         Het autoluw-plus gebied wordt à niveau ingericht. Dit betekent dat mensen die moeilijk ter been zijn of gebruik moeten maken van een hulpmiddel geen hinder hebben van niveauverschillen, zoals trottoirbanden.

·         De conceptverordening ontheffingverlening autoluw-plus gebied voorziet in een uitgebreid pakket van ontheffingmogelijkheden voor het thuis afhalen en thuis brengen van mensen die afhankelijk zijn van de auto en in de binnenstad wonen als ook voor het halen en brengen van goederen.

·         Daarnaast wordt voorzien in ontheffingen voor voorzieningen waar deze mensen van afhankelijk kunnen zijn: medische zorg, hulpdiensten, het laden en lossen van goederen, zowel incidenteel als meer structureel (bijvoorbeeld ‘tafeltje dekje’). Juist vanwege de duidelijke vermindering van ander verkeer, wordt het voor verkeer waar de betreffende groep van afhankelijk is juist gemakkelijker om de gewenste service op de gevraagde tijd te leveren, c.q. in geval van halen en brengen het voertuig dicht bij de voordeur te stoppen.

3.       Naast voorgaande meer specifieke maatregelen leiden ook de overige maatregelen tot gemak voor ouderen, zoals de bouw van parkeergarages, met dynamisch informatie over de beschikbaarheid van plaatsen (dit voorkomt zoekverkeer en lastig manoeuvreren langs grachten en door kleine straatjes). De garages worden kwalitatief hoogstaand (makkelijk inparkeren), zijn bewaakt (veiligheid), kennen zeer ruime openingstijden (de plaatsen zijn ook beschikbaar tijdens markten, evenementen etc.).

 

Specifiek per bezwaarpunt

1.       Het instellen van een voetgangersgebied belemmert ouderen niet om met de auto van en naar huis gehaald te worden. a. Ingeval de betrokkene nog in staat is om maximaal ca 150 meter te voet af te leggen, kan het uitstappen aan de rand van het autoluw-plusgebied plaatsvinden. Iedere locatie in het autoluwplusgebied is niet verder van de rand af gelegen dan ca, 150 meter (zie het 100 meter uitgangspunt bij de realisatie van nieuwe algemene invalidenparkeerplaatsen. b. Ingeval de afstand niet meer is af te leggen is eenvoudig een ontheffing te verkrijgen. Doordat het gebied niet meer algemeen toegankelijk is voor auto’s bestaat grote kans dat de auto voor de deur gestopt kan worden en beschikt de slecht ter been zijnde passagier over ruimte voor in en uitstappen. c. Ingeval het adres is gelegen in het toekomstig vergunninghoudersgebied is halen en brengen juist eenvoudiger omdat de kans van een veilige plaats om de auto voor of nabij de voordeur te stoppen dan groter is.

2.       De gepercipieerde strijdigheid met de privacy wordt niet gedeeld. Op het moment dat iemand die slecht ter been is zich op straat voortbeweegt is zichtbaar, en daarmee voor een ieder die daarvan kennis wil nemen bekend, dat iemand slecht ter been is. Het zelfde geldt voor het gebruik van een invalidenparkeerkaart. Het feit dat, teneinde de ontheffing te verkrijgen, gemeld moet worden dat van dit van dit voor ieder zichtbare feit sprake is, of de invalidenparkeerkaart getoond moet worden, achten wij niet strijdig met de privacy. Medisch geheime informatie behoeft niet te worden overlegd.

3.       De opmerking inzake betutteling begrijpen wij niet. De maatregelen zijn op veel punten regelingen op maat voor hen die dit nodig hebben. Dit is geen betutteling maar juist zorgvuldigheid. Het is juist een bewijs van het feit dat juist degelijk rekening is gehouden met de belangen van ouderen, mensen die slecht ter been zijn of een functiebeperking hebben.

4.       Inzake het juridisch manco: er is in de regelgeving sprake van een bewijs, niet van een kaart. De vorm is in de regelgeving dan ook niet gegeven.

5.       De gedachte dat de betaald parkeerplaatsen zouden verdwijnen komt niet overeen met de feiten. De betaald parkeerplaatsen worden herschikt. Plaatsen die ‘verdwijnen’ komen terug in de garages, op aangewezen parkeerterreinen en langs de rand van de binnenstad. De loopafstand van een betaald parkeerplaats tot nagenoeg iedere locatie in de binnenstad zal nooit de afstand van 500 meter overschrijden. In zeer veel gevallen is deze afstand beduidend minder (bijvoorbeeld: Phoenixgarage tot ingang Stadhuis is 230 m). Voor veel mensen, ook mensen van hoge leeftijd, zijn dergelijke afstanden niet bezwaarlijk. Gecombineerd met de uitgebreide mogelijkheid van halen en brengen en de zeer sterke verhoging van de gebruiksmogelijkheden van de invalidenparkeerkaart leidt een en ander niet belemmering van bezoekmogelijkheden.

6.       De gedachte als zou de voorgenomen kraskaart te gecompliceerd zijn is vooringenomen. Het gebruik is zeer eenvoudig. Op de kaart ligt een ondoorzichtig filter (gelijk bij een kraslot) dat éénmalig te verwijderen is met een stomp voorwerpje (bijvoorbeeld een muntstukje). Met dit verwijderen wordt de gewenste datum en tijdgroep zichtbaar. Hiermee is de kaart afgewaardeerd. De kaarten heeft betrokkenen zelf op voorraad. Dus geen ‘bureaucratie’.

7.       Het aantal kraskaarten wordt door de stichting SBO als te beperkt ingeschat. Ook door anderen is dit punt naar voren gebracht. Het vaststellen van een reëel aantal is een lastige afweging. Indien het aantal (te) ruim zou worden genomen neemt voor de vergunninghouder de parkeermogelijkheid af. Plaatsen worden immers ingenomen door kraskaart gebruikers. Bij het verstrekken van een klein aantal zijn juist die huishoudens die veel bezoek ontvangen dat slecht ter been is in het nadeel.  De kraskaart is voor Delft een nieuw fenomeen. Wij bezitten dan ook geen ervaringscijfers. Wij zijn ons ook zeer bewust dat het gekozen aantal arbitrair is. Wij benadrukken dat de kraskaarten een extra faciliteit bieden ten behoeve van bezoekers aan bewoners die niet in staat zijn om te lopen van een bezoekersparkeerplaats (bijv. garage, Paardenmarkt of één van de andere parkeerterreinen) naar het bezoekadres

      Het functioneren van de kraskaart is daarom ook uitdrukkelijk onderwerp dat goed       geëvalueerd zal worden.

1.       Verder meent de stichting SBO dat de mantelzorg niet meer optimaal zou functioneren, en dat Het als gevolg van de maatregelen niet meer optimaal kunnen functioneren van mantelzorg wordt absoluut niet gedeeld. Wij zijn van mening dat deze instanties het juist gemakkelijker krijgen. Voorzieningen waar juist ook ouderen van afhankelijk kunnen zijn, zoals medische zorg, hulpdiensten, het laden en lossen van goederen, zowel incidenteel als meer structureel (bijvoorbeeld ‘tafeltje dekje’) krijgen allen de benodigde ontheffingen. Juist vanwege de duidelijke vermindering van ander verkeer, wordt het voor dit verkeer  juist gemakkelijker om de gewenste service op de gevraagde tijd te leveren, c.q. in geval van halen en brengen het voertuig dicht bij de voordeur te stoppen.

2.       Tenslotte de opmerking inzake de runshopplaatsen: deze plaatsen zijn bedoeld voor een snelle boodschap; vandaar runshop. Het woord verwijst niet naar het tempo waarmee men zich vervolgens te voet door de binnenstad moet begeven. De plaatsen zijn zodanig gelegen dat nagenoeg iedere bestemming in het autoluw-plusgebied gelegen is binnen een straal van 150 meter. De gegeven tijd van 30 minuten is naar onze inschatting voor nagenoeg iedereen, uitgezonderd mensen die niet in staat zijn om zonder hulpmiddelen een afstand van 100 meter af te leggen, voldoende om maximaal 2 maal 150 meter gericht te lopen en de gewenste snelle boodschap te doen. Van discriminatie is dus geen sprake.

 

Hoogachtend,

 

etc.


 [MCM1]