Stuk 1 I
01/001859 Delft, 6 februari 2001.
Onderwerp: Definitieve regelgeving parkeren binnenstad en schil en
autoluw maken van de binnenstad.
Aan de gemeenteraad,
Geachte dames en heren,
1. Inleiding.
Op 29 juni 2000 heeft de
gemeenteraad besloten (zie Stuk 116 II 00/013023) vast te stellen de nota ‘Bereikbare binnenstad,
parkeerbeleid sleutel tot autoluw (plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van
de wijzigingen daarop, alsmede de
nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van
de brief met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot
herziening op onderdelen van het voorstel.
Dit alles als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere
besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van
autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als
beleidsregel, als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Dit besluit is één van de pijlers
waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Het proces heeft ten doel de historische
kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te
versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een
gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een
aangenaam verblijfsklimaat en het versterken van het totale economisch
functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de
binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier
uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):
1.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
2.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonder cultuur
historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor
autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt
essentieel is;
3.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
4.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
Het besluit
van 29 juni 2000 betekende het autoluw maken van de binnenstad gefaseerd in te
voeren en de hiertoe te treffen maatregelen tussen de onderscheiden fasen te
evalueren op: of de maatregelen voldoende en adequaat bijdragen tot het beoogde
doel en of zij niet leiden tot onverwachte neveneffecten. Het thans voorliggend voorstel is de set
maatregelen die benodigd is voor invoering van fase 1. Deze set maatregelen zal
derhalve in de bij raadsbesluit van 29 juni 2000 vastgestelde evaluatiemomenten
per fase op alle aspecten worden geëvalueerd. Echter ook tussentijds zijn
volgens de “werkende weg methode”, bij gebleken knelpunten waarbij snel
ingrijpen geboden is, bijstellingen mogelijk.
Stuk 1 I pag. 2
In die
gevallen zal in nauw overleg met de Stichting Centrum Management en waar nodig
na discussie in het binnenstadsforum een tussentijds wijzigingsvoorstel aan de
raadscommissie duurzaamheid/CKE worden voorgelegd.
2.
Procedure.
2.1. Algemeen.
Teneinde een zo groot mogelijke
zorgvuldigheid te betrachten bij het concipiëren van de regelgeving en
besluitvorming inzake parkeren en autoluw maken van de binnenstad - welke
regelgeving en besluitvorming gezien moeten worden in het kader van de
implementatie van fase 1, zoals bedoeld op p. 15 van de nota “Bereikbare
Binnenstad” - zijn op 17 december 2000 de betreffende concept-voorstellen ter
visie gelegd om een ieder gelegenheid te geven ons schriftelijk zijn of haar
zienswijze omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling (de
instrumentalisering) van hetgeen door uw raad op 29 juni 2000 is besloten, te
doen toekomen. Er zijn 13 zienswijzen ontvangen. Deze extra zienswijzeprocedure
was overigens niet wettelijk verplicht. Voorafgaand aan de
politiek-bestuurlijke behandeling van de Nota “Bereikbare binnenstad,
parkeerbeleid sleutel tot autoluw (plus)” heeft immers de wettelijke verplichte
inspraakprocedure, overeenkomstig onze inspraakverordening plaatsgehad. Naast
het inwinnen van zienswijzen zijn de concept-voorstellen ook ambtelijk en
bestuurlijk nog eens kritisch bezien. Hierna wordt aangegeven tot welke
aanpassingen en wijzigingen op hoofdlijnen de extra kwaliteitsslag heeft
geleid. De juridisch technische verwerking heeft gestalte gekregen in de bij
dit raadsvoorstel behorende bijlagen. Wat betreft onze uitvoerige
conceptreactie op de ingediende zienswijzen verwijzen wij naar de betreffende,
bij dit besluit behorende, bijlage. Wij stellen uw raad tevens voor deze
concept-beantwoording vast te stellen en ons college te machtigen de indieners
van de betreffende zienswijzen aldus te berichten.
2.2. Aanpassingen van fiscaal-juridische
aard.
Het doel van het gemeentebestuur was
de parkeergarages te exploiteren als onderneming in de zin van de Wet
omzetbelasting. Dit doel blijkt onomwonden uit correspondentie terzake. De
conceptteksten bleken wat formulering betreft niet te voldoen aan dit doel. De
gebruikte formulering zou er, geheel onbedoeld, toe hebben kunnen leiden dat de
inspecteur van belastingen het exploiteren van de parkeergarage(s) niet als een
onderneming in de zin van de Wet omzetbelastingen zou kunnen beschouwen.
Vanwege het vorenstaande hebben wij gemeend alle passages die verwijzen naar de
exploitatie of het gebruik van (de) parkeergarage(s) te schrappen uit de
oorspronkelijke concept-parkeerverordening, de
concept-parkeerbelastingverordening en de hierbij behorende concept-bijlage en
een nieuwe concept-verordening te concipiëren, getiteld “regeling
parkeergarages gemeente Delft 2001”, welke hierbij gaat.
2.3. Aanpassingen inzake parkeren in
de schil.
De voorgestelde maatregelen inzake
parkeren en autoluw maken van de binnenstad hebben effect op de parkeerdruk in
de schil om de binnenstad heen. Dit is reeds besproken in de nota “Bereikbare
Binnenstad”. Om te voorkomen dat de bijeffecten van het beleid op de schil en
haar bewoners zou worden afgewenteld, wordt voorgesteld het deel van de schil
dat het sterkst met een toename van de parkeerdruk geconfronteerd zal worden,
reeds in deze set regelgeving aan te wijzen als vergunninghoudergebied en daar
tevens betaald parkeren in te voeren. In het afgelopen jaar zijn verschillende
gesprekken met bewoners van deze buurten gevoerd.
Stuk 1 I pag. 3
In de
afgelopen weken zijn ruim opgezette buurtbijeenkomsten georganiseerd. Op basis
van met name de reacties uit deze bijeenkomsten stellen wij voor terzake een
proefperiode van één jaar in acht te nemen, gedurende deze periode de prijs
voor de vergunning te bepalen op f 80,00 per jaar of f 8,00 per maand en het
vastgestelde aantal kraskaarten om niet te verstrekken. Tevens is de eindtijd
vastgesteld op 22.00 uur.
2.4. Invoeren parkeerregeling op
zondag.
Eind vorig jaar is besloten de
zondagopenstelling voor winkels uit te breiden tot alle zondagen in het jaar.
Vanwege dit besluit waren de conceptstukken zoals die ter inzage hebben gelegen
voorzien van een oplegnotitie waarin gesteld is dat de conceptstukken na afloop
van de inzageperiode op dit punt aangepast zouden worden. Aldus is in de thans
voorliggende stukken geschied. De regeling heeft nu ook betrekking op zondag
tussen 12.00 en 17.00 uur.
2.5. Kraskaart ook voor bedrijven.
Discussie in de Stichting
Centrummanagement Delft alsmede de zienswijze die namens de buurtvereniging de
Wateringse Poort i.o. is ingediend heeft ons geïnspireerd nog eens kritisch te
kijken naar parkeermogelijkheden voor klanten van met name bedrijven die
gevestigd zijn in een vergunninghoudergebied. Reeds tijdens de
inspraakprocedure, voorafgaand aan uw besluit van 29 juni 2000, alsmede door
onze partners in de Stichting Centrummanagement Delft, werd ons gewezen op de
relatief beperkte mogelijkheden voor zakelijk autoverkeer naar deze bedrijven.
Als reactie hierop is in de nota van wijziging op de nota “Bereikbare
Binnenstad” ten behoeve van deze bedrijven de mogelijkheid opgenomen om een
bedrijfsvergunning te verruilen voor een belparkeersysteem. Met de genoemde
zienswijzenreactie werd ons duidelijk dat het voorgestane systeem onder
bepaalde omstandigheden onbedoeld beperkend werkt: in geval van een zakelijk
meeting kan het bedrijf dat als gastheer optreedt slechts service verlenen aan
één van de deelnemers aan de meeting. Teneinde dit te voorkomen stellen wij
voor de kraskaart ook voor bedrijven mogelijk te maken. Het aantal kaarten is
in ons voorstel wel beperkt tot 50 per jaar, olm conflict met de belangen van
vergunninghoudende bewoners te voorkomen. Als tarief wordt voorgesteld f 8,80
per dagdeel. Dit tarief is ontleend aan het tarief voor straatparkeren in de
binnenstad (f 4,00 per 54 minuten).
2.6. Parkeren op feestdagen.
In de zienswijze namens de
bewonerswerkgroep Binnenstad Noord is ons gewezen op een omissie. In de
concept-voorstellen was geen maatregel getroffen voor feestdagen. Deze omissie
is hersteld, door in de voorstellen een definitie van een feestdag op te nemen,
waarbij wij als feestdag de landelijk erkende feestdagen aanmerken en in de
betreffende regelgeving op te nemen dat deze niet van toepassing is op
feestdagen. De overweging die hiertoe geleid heeft is dat, zo goed als, de
gehele detailhandel alsmede, nagenoeg, alle overige bedrijven op die dagen
gesloten zijn. Bezoekersparkeren zal zich op die dagen vooral beperken tot
sociaal bezoek aan bewoners van de binnenstad.
Stuk 1 I pag. 4
2.7. Mogelijkheid voor burgemeester en
wethouders om geen ontheffing te verlenen.
In de zienswijze, ingediend door de
heer Hiemstra namens diverse betrokkenen, is gesteld dat de grond waarop ons
college bij de ontheffingverlening voor houders van een eigen parkeergarage in
het autoluw-plus gebied, om deze garage te allen tijde met het voertuig te
kunnen bereiken, in tijd wat in te perken, te algemeen geformuleerd was. In de
oorspronkelijke voorstellen was sprake van “aanmerkelijk belang”. Ter wille van
de rechtszekerheid van belanghebbenden is dit gewijzigd in “verkeersveiligheid,
openbare orde en veiligheid”.
2.8. Verruiming van de tijden
waarvoor een ontheffing verkregen kan worden.
In de concept-verordening
ontheffingverlening autoluw-plus gebied waren tijden opgenomen waarvoor (in
principe) geen ontheffing verleend wordt voor laden en lossen en halen en
brengen. In de zienswijze van de heer Hiemstra wordt op het beperkend karakter
van deze regeling gewezen voor bevoorrading (vlak) voor of na openings-
respectievelijk sluitingstijd. Wij zien geen bezwaar in laad- en los- of haal-
en brengactiviteiten op deze momenten. De tijdstippen waarvoor de ontheffing (in
principe) niet verleend wordt, zijn dan ook in de thans voorliggende
voorstellen, strikt beperkt tot de momenten waarop veel publiek in de
binnenstad is te verwachten. Deze momenten zijn donderdag tussen 14.00 en 18.00
uur, vrijdag tussen 14.00 en 21.00 uur, zaterdag na 11.00 uur en de zondag de gehele dag.
2.9. Overige aanpassingen van
juridisch technische aard.
De overige aanpassingen betreffen
hernummering van de artikelen, het op juiste wijze doorverwijzen, het aanpassen
van de ingangsdatum aan de vervolgprocedure en het corrigeren van twee
tekstuele misstellingen, respectievelijk verschrijvingen.
2.10. Toezeggingen die thans niet
leiden tot wijziging van de concept-voorstellen.
Uit de zienswijzen kwamen soms
zorgpunten naar voren en is een omissie gesignaleerd die niet leidt tot
wijziging van de eerdere concept-voorstellen.
De omissie betrof een onvolledigheid in een concept-verkeersbesluit.
Zorg werd uitgesproken over met name drie zaken:
a.
Het aantal ter beschikking gestelde
kraskaarten aan huishoudens. Dit is in de thans voorliggende voorstellen
beperkt tot 25 per jaar. Dit aantal is relatief beperkt gehouden om conflict in
belangen met de vergunninghouders te voorkomen. Het aantal heeft echter wel een
arbitrair element. Toegezegd is namens ons college dat in de monitors tevens
onderzoek naar gebruik van de kraskaart zal worden gedaan. Overigens zij
opgemerkt dat de kaart bedoeld is als extra service voor bezoekers van bewoners
die niet in staat zijn om te lopen van de bezoekersparkeerplaats naar het
bezoekadres.
b.
Tijdens discussie in de Stichting
Centrummanagement Delft is zorg geuit over de parkeermogelijkheden voor
werknemers, werkzaam in de binnenstad. Deze zorg was eerder geuit in de
inspraakfase voorafgaand aan uw besluit van 29 juni 2000. In de nota van
wijziging is toen opgenomen dat een woon-werk abonnement voor de parkeergarage
zal worden geïntroduceerd. Mocht dit abonnement in de praktijk een onvoldoende
oplossing blijken, dan kan deze mogelijkheid ook ingesteld worden voor parkeren
op betaaldparkeren terreinen.
Stuk 1 I pag. 5
Uiteraard dient de regelgeving rond
de uitgifte wel weer zodanig te worden ingericht dat voorkomen wordt dat de
meest aantrekkelijke plaatsen voor de bezoeker niet worden ingenomen door deze
abonnementhouders. Een dergelijke aanpassing vergt een relatief beperkte
voorbereidingstijd.
c.
Exacte
locatie en inrichting van algemene invalidenparkeerplaatsen. Zorg bestaat over
het parkeren langs water en de toepassing van een ruime maatvoering. Deze zorg
verwachten wij weg te nemen door de belangenorganisaties stichting
Samenwerkende Bonden van Ouderen en Vereniging van Delftenaren met een
Functiebeperking bij het bepalen van de exacte locaties en de feitelijke
inrichting te betrekken. Daar waar in eerste instantie eveneens zorg bestond
over het aantal invalidenparkeerplaatsen, is deze zorg weggenomen daar er ten
opzichte van 5 op te heffen invalidenparkeerplaatsen binnen het autoluw-plus
gebied er circa 11 direct om dit gebied heen daarvoor terug komen.
3.
Te nemen besluiten.
Al eerder werd de term
instrumentalisering gehanteerd. Anders gezegd, met gebruikmaking van welk
samenstel van maatregelen dient het eerder door uw raad geformuleerde
beleidsvoornemen van 29 juni 2000, inzake het autoluw maken van de binnenstad
nu gestalte te krijgen. Wij noemen, in het kader van wat wel aangeduid is als
fase 1, de volgende onderdelen:
De Parkeerverordening gemeente Delft
2001, Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, de bijlage behorende
bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening
Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, de wijziging hoofdstuk 16 van de tarieventabel
behorende bij de Legesverordening gemeente Delft 2001, de Verordening
Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001, de bijlage bij de Verordening
Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001, de regeling parkeergarages
gemeente Delft 2001 en de wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87
RVV Delft 1996.
Naast deze set, door uw raad vast te
stellen, regelgeving zal ons college op zijn beurt nog een concrete set verkeersbesluiten nemen. Deze verkeersbesluiten
vormen een integraal geheel met voornoemde verordeningen, bijlagen en
voorstellen tot wijziging. De door ons college voorgenomen besluitvorming zal
plaatsvinden nadat door uw raad het eerder genoemde kader is vastgesteld.
Bij het
opstellen van de bovengenoemde set regelgeving zijn twee zaken toegevoegd die
weliswaar logisch voortvloeien uit voornoemd besluit, maar niet één op één in de documentatie die met het
besluit is vastgesteld als zodanig zijn terug te vinden. Het betreft het
volgende:
1.
Aan de
Parkeerverordening gemeente Delft 2001 is met artikel 5 een volgorde
vastgesteld welke gehanteerd kan worden
bij de uitgifte van parkeervergunningen, in geval het aantal ter beschikking
staande plaatsen niet toereikend zou zijn om het totaal aan aanvragen
redelijkerwijs te kunnen honoreren. Door dit artikel wordt in ieder geval
veilig gesteld dat in geval aanvrager om sociale of economische reden
afhankelijk is van het hebben van een vergunning, de aanvraag tot deze
vergunning niet verdrongen kan worden door een ander waarvoor deze
afhankelijkheid niet of veel minder geldt.
Stuk 1 I pag. 6
2.
In de bijlage
bij de parkeerverordening zijn mogelijkheden gecreëerd voor de uitgifte van een
parkeervergunning in delen van de schil rond de binnenstad. Deze delen zijn de
Olofsbuurt en Westerkwartier. De bevolking van deze wijken heeft reeds
gelegenheid gehad om over het al dan niet invoeren met vertegenwoordigers van
gedachten te wisselen. Tevens is voor deze delen van de schil een uitgebreid
onderzoek uitgevoerd. In de overige delen heeft dit niet plaatsgehad. Op het
moment dat de bevolking voldoende mogelijkheid heeft gehad haar wensen kenbaar
te maken, zal de bijlage zodanig aangepast worden dat ook voor deze delen
genoemde mogelijkheid in het leven
wordt geroepen.
Tenslotte
achten wij het uit een oogpunt van duidelijkheid voor burgers en bedrijfsleven,
alsmede uit een oogpunt van transparantie van bestuur, wenselijk dat de
resultaten van het geheel aan verkeersregelingen en besluiten terug te vinden
is in een kaart. Van diverse kanten hebben ons op dit punt ook verzoeken
bereikt. Wij stellen uw raad voor ons college op te dragen en te machtigen zo
spoedig mogelijk, in ieder geval vóórafgaand aan het moment waarop de
voorgestelde verkeersmaatregelen daadwerkelijk geëffectueerd worden, een
dergelijke kaart vast te stellen. Uit bedoelde kaart zal op te maken zijn welke
de voornaamste ingrediënten zijn van het thans voorliggende samenstel van
verkeersmaatregelen. Niet zal het een kaart zijn, uitgewerkt tot op het
individuele detailniveau van bewoners of bedrijven in het betrokken gebied. Dat
is in praktische zin niet werkbaar en is onvoldoende flexibel wanneer op
onderdelen, relatief kleine wijzigingen, moeten plaatsvinden.
4. Nadeelcompensatie.
In sommige
zienswijzen wordt gesproken over het ontbreken van een Schadefonds. Een
dergelijke regeling is indertijd inderdaad toegezegd in de inspraakprocedure en
ook binnen de Stichting Centrummanagement Delft. Het onderwerp waar we hier mee
te maken hebben wordt al enkele jaren aangeduid als nadeelcompensatie. Dit leerstuk, dat in de jurisprudentie zeer
serieus genomen wordt, houdt in dat de overheid ook aansprakelijk is voor
schade welke haar rechtmatig handelen, respectievelijk besluiten aan een of
meer individuele belangen heeft toegebracht of zal toebrengen, indien en voor
zover deze schade in redelijkheid niet ten laste van betrokkene behoort te
blijven en in redelijkheid aan het overheidshandelen of besluiten kan worden
toegerekend. Bij nadeelcompensatie hoeft de overheid geen fout te hebben
gemaakt. Er is, na weging van alle belangen, voor gekozen op een bepaalde
manier het algemeen belang te behartigen. De betreffende besluiten zijn op zich
rechtmatig. Zoals gezegd, wordt de nadeelcompensatieplicht gekoppeld aan de
belangenafweging die aan het besluit voorafgaat. Heeft overheidshandelen
onevenredige schade voor bepaalde burgers of bedrijven tot gevolg, dan brengt deze belangenafweging mee dat de
overheid de schade vergoedt. In de
jurisprudentie worden hoge eisen gesteld aan de belangenafweging voorafgaande
aan het besluit. In ieder geval dient hieruit te blijken dat voldoende aandacht
is besteed aan de (mogelijk) nadelige gevolgen van het besluit voor de
betrokken belanghebbenden. In deze afweging dient ook aandacht te worden
besteed aan financiële en bedrijfseconomische belangen van bijvoorbeeld ter
plaatse gevestigde bedrijven.
Stuk 1 I pag. 7
Hoewel wij van
mening zijn, gelet op de ontvangen zienswijzen, dat de door ons voorgestelde
verkeersmaatregelen geen onevenredig nadeel voor betrokken burgers en bedrijven
zullen betekenen of behoeven in te houden, zijn wij voornemens binnen
afzienbare tijd - en in ieder geval voorafgaand aan het moment waarop de door
ons voorgestelde verkeersmaatregelen geëffectueerd zullen worden - de
noodzakelijke juridische en financiële maatregelen ter vaststelling aan uw raad
voor te leggen om eventuele verzoeken om nadeelcompensatie, in concrete
gevallen, van een reactie te voorzien. Terzake zal uw raad tijdig voorstellen
tegemoet kunnen zien. Deze voorstelen zullen betrekking hebben op een vast te
stellen verordening en een in te stellen onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. Mocht in bepaalde gevallen de
noodzaak komen vast te staan om uit hoofde van nadeelcompensatie tot
schadevergoeding over te gaan, dan zullen de betreffende financiële gevolgen
ten laste gebracht dienen te worden van de algemene middelen, in het bijzonder
de algemene reserve.
5. Uitvoering.
Wanneer uw
raad instemt met de thans ter vaststelling voorgelegde conceptbesluiten, dan
wordt invulling gegeven aan de voortgang van de uitvoering van de voor Delft in
het verschiet liggende verkeersmaatregelen in het kader van het autoluw maken
van de binnenstad. We spreken daarbij over implementatie van fase 1. Concreet
betekent dit de herinrichting van het Noordelijk Winkelgebied en de aanschaf
van een afsluitsysteem. Met de herinrichting is inmiddels in feitelijke zin een
eerste begin gemaakt. Een eerste begin omdat uw raad en ook ons college terzake
nog definitieve besluiten moeten nemen. Een begin ook in die zin dat van
onomkeerbaarheid van de herinrichtingswerkzaamheden niet gesproken kan worden.
Overigens zouden, los van dit alles, bepaalde onderhoudswerkzaamheden
(opknapbeurt) toch moeten plaatsvinden. Volgens planning is, onder voorbehoud
van werkbaar weer en opnieuw vanzelfsprekend bij instemming van uw raad met de
voorgestelde maatregelen, de herinrichting niet eerder dan 1 mei 2001 gereed.
Deze planning kan natuurlijk onder druk komen te staan ten gevolge van
rechterlijke uitspraken in eventuele door burgers of bedrijven aangespannen
procedures. Procedures die, nu het hier een onderwerp betreft waarbij vele
belangen en de belangen van velen op het spel staan, ontegenzeglijk in bepaalde
gevallen onvermijdelijk zullen zijn.
6. Rechtsbescherming.
Wanneer alles
volgens planning verloopt vindt besluitvorming door uw raad plaats in februari
2001. In diezelfde maand zullen door ons college, aansluitend, diverse daarmee
verband houdende verkeersbesluiten genomen worden. Hierna willen wij, in dat verband, nader ingaan op de diverse
rechtsbeschermingsmogelijkheden die voor belanghebbenden daarbij openstaan.
Op grond van
de Algemene wet bestuursrecht (artikel 8:2 onder a jo. 8:1 en 7:1) kan geen
bezwaar worden ingediend tegen een besluit inhoudende een algemeen verbindend
voorschrift. Een verordening is een algemeen verbindend voorschrift, dus daartegen kan geen bezwaar en beroep
worden aangetekend door belanghebbenden.
Stuk 1 I pag. 8
In de bijlagen
bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft
2001, alsmede de bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied
2001 stelt uw raad op basis van een bevoegdheid gegeven in de betreffende
verordeningen vast in welke gebieden welk parkeerregime geldt. Dat is een BAS
(Besluit van Algemene Strekking), dat vatbaar is voor bezwaar en beroep.
Samenvattend levert dit het volgende beeld op:
Geen bezwaar:
·
Parkeerverordening gemeente Delft 2001;
·
Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001;
·
wijziging van hoofdstuk 16 van de tarieventabel
behorende bij de Legesverordening gemeente Delft 2001;
·
Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001;
·
wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV
Delft 1996;
·
Regeling parkeergarages gemeente Delft 2001.
Wel bezwaar:
·
bijlagen (exclusief tarieven) behorende bij de
Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeerbelastingen
gemeente Delft 2001;
·
bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening
autoluw-plusgebied 2001;
·
verkeersbesluiten t.z.t. te nemen door burgemeester en
wethouders.
Bezwaar kan gemaakt worden bij burgemeester en wethouders wat betreft de
nog te nemen verkeersbesluiten.
Bezwaarschriften gericht tegen besluiten genomen op basis van de, onder
het gelijknamige kopje, genoemde bijlagen moeten worden gericht aan uw raad.
7. Communicatie
Uit sommige zienswijzen, alsmede andere berichten die ons bereikten,
viel op te maken dat niet bij iedereen duidelijk is wat de voorgenomen
maatregelen precies behelzen. Gezien de omvang en complexiteit van de materie
is dit ook niet onlogisch. Dit bevestigt dat ook na de vaststelling van het
raadsvoorstel breed gecommuniceerd moet worden. In deze fase ligt de nadruk op
uitleg van en toelichting op de genomen besluiten.
Dit traject houdt in ieder geval het volgende in:
·
Er komt een speciale binnenstadskrant over de
maatregelen.
·
Deze binnenstadskrant wordt in de reguliere Stadskrant
ingevoegd.
·
Ieder huishouden in de binnenstad en ieder bedrijf
gevestigd in de binnenstad krijgt een handzame folder waarin de maatregelen op
hoofdlijnen staan toegelicht.
·
Er komt een eenvoudige folder over parkeermogelijkheden
en -voorzieningen voor de bezoekers. Deze folder zal ook in de talen Frans,
Duits en Engels verschijnen.
·
Er zal een boekwerkje verschijnen waarin de exacte
regelgeving is opgenomen. Dit boekwerkje wordt tegen kostprijs aangeboden.
8. Slot.
Voorstel:
Onder voorbehoud van een gunstig
advies van de gecombineerde commissie
Cultuur, Kennis en Economie en Duurzaamheid
stellen wij u voor:
Stuk 1 I pag. 9
I
vast te stellen de volgende in concept
bijgevoegde verordeningen, bijlagen en besluiten:
·
de
Parkeerverordening gemeente Delft 2001,
·
de
Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,
·
de
bijlage behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de
Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,
·
de
wijziging van hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de
Legesverordening gemeente Delft 2001,
·
de
Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,
·
de
bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,
·
de
regeling parkeergarages gemeente Delft 2001,
· de wijziging van de Verordening
Ontheffingen artikel 87 RVV Delft 1996,
II
burgemeester en wethouders op te dragen:
· tijdig, dat wil zeggen voordat de
betreffende verkeersmaatregelen daadwerkelijk zijn geëffectueerd, met een
voorstel te komen inzake een regeling nadeelcompensatie terzake;
· tijdig, dat wil opnieuw zeggen
voordat de betreffende verkeersmaatregelen daadwerkelijk zijn geëffectueerd,
een kaart vast te stellen, waaruit op te maken zal zijn welke de voornaamste
ingrediënten zijn van het thans aan de orde zijnde samenstel van
verkeers-maatregelen;
· na het vaststellen van de
betreffende besluiten door de raad, de indieners van de dienaangaande geuite
zienswijzen, schriftelijk te berichten inzake de reactie van de raad op die
zienswijzen;
· zorg te dragen voor een zorgvuldig
en effectief communicatietraject.
III
in
te stemmen met de in de bijlage opgenomen concept-reacties op de ontvangen
zienswijzen.
Hoogachtend,
Burgemeester
en wethouders van Delft,
H.M.C.M. van
Oorschot ,
burgemeester.
N. Roos ,
secretaris.
Stuk 1 II
01/001859
De raad der gemeente Delft,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester
en wethouders van 6 februari 2001;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2
van de Wegenverkeerswet 1994;
b e s l u i t :
vast te stellen de
volgende:
verordening voor de fiscale handhaving op het gebruik
van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2001
Definities en
begripsomschrijvingen
Artikel 1
In deze verordening wordt, in alfabetische volgorde,
voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:
a.
aanbieder: de natuurlijke persoon of
rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;
b.
aannemerskaart: kaart waarmee houder blijk kan
geven dat houder voor het op de kaart met kenteken aangegeven motorvoertuig
waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst, door het
college van burgemeester en wethouders ontheffing is verleend dit voertuig op
de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven voorwaarden
te parkeren op een belanghebbendenplaats.
c.
abonnement: een bewijs van toestemming tot het
parkeren van een motorvoertuig , op door het college van burgemeester en
wethouders te stellen voorwaarden, op het door de raad aan te wijzen
parkeerapparatuurplaatsen en/of belanghebbendenplaatsen,
zonder dat parkeerapparatuur in werking wordt gesteld.
d.
abonnementhouder: degenen aan wie een abonnement is
verstrekt;
e.
Algemene
wet: de Algemene
wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);
f.
autodate: het herhaald en opeenvolgend
gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen
natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer
dan één huishouden;
g.
BABW: Besluit Administratieve Bepalingen
inzake het Wegverkeer
h.
belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die
1.
is
aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV; of
2.
is gelegen binnen een zone, aangeduid met
bord E9 uit bijlage I van het RVV, met het opschrift ‘zone’, voorzover deze
plaats niet is uitgezonderd; of
3.
is gelegen binnen de in de artikelen 1 tot
en met 3 van de bij deze verordening behorende bijlage vermelde gebieden en
welke als zodanig van gemeentewege zijn gemarkeerd en van bebording zijn
voorzien;
i.
dag: een tijdvak van 24
achtereenvolgende uren, aanvangende te 0.00 uur;
j.
dagkaart: kaart waarmee houder blijk kan
geven dat voor het motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de
voorgeschreven wijze is geplaatst voor de op de kaart genoemde dag
parkeerbelasting is voldaan voor het parkeren van dat motorvoertuig op een
parkeerapparatuurplaats;
Stuk I II pag. 2
k.
dagvergunning:
een bewijs van
toestemming tot het parkeren op door het college van burgemeester en wethouders
aan te wijzen belanghebbendenplaatsen en op door het college van burgemeester
en wethouders vast te stellen voorwaarden;
l.
deelnemer: een natuurlijke persoon die een
overeenkomst heeft gesloten inzake autodate;
m.
feestdag: de landelijk erkende feestdagen:
nieuwjaarsdag, eerste paasdag, tweede paasdag, koninginnedag, hemelvaartsdag,
eerste pinksterdag, tweede pinksterdag, eerste kerstdag, tweede kerstdag,
alsmede bevrijdingsdag ingeval viering hiervan landelijk plaatsvindt;
n.
houder: degene die naar de omstandigheden
als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor
een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden
register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens
naam het voor motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was
ingeschreven;
o.
invalidenparkeerkaart: hetgeen daaronder wordt verstaan
in artikelen 49 van het BABW, alsmede invaliden parkeerontheffingen uitgegeven
door of vanwege Kaderwetgebied
‘Haaglanden’;
p.
invalidenparkeerplaats: een parkeerplaats als bedoeld in
artikel 26 RVV en aangeduid met bord E6
uit bijlage I van het RVV;
q.
Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb.
221);
r.
kraskaart: een door het college van
burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor
parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij aanvraag, krachtens
welke een bewoner of een bedrijf van gevestigd in artikel 1 van de bij deze
verordening behorende bijlage genoemd gebied, dan wel een persoon die zich
vanwege beroep gevestigd heeft in dit gebied en dat beroep aldaar werkelijk
uitoefent, mogelijkheid is verleend een door deze bewoner, dit bedrijf of de persoon
die zich vanwege beroep gevestigd heeft, aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig
en voor een beperkte periode, te parkeren of te doen parkeren op een
belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar de verstrekker van het bewijs
woonachtig dan wel gevestigd is;
s.
maand: een tijdvak van op de kalender
aangegeven niet rekenkundig één-twaalfde deel van een jaar, aanvangende op de
als eerste benoemde dag van die periode op die kalender om 0.00 uur;
t.
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan
in het RVV;
u.
parkeerapparatuur: parkeerautomaten, parkeermeters,
en hetgeen gewoonlijk naar maatschappelijke opvattingen overigens onder
parkeerapparatuur wordt verstaan;
v.
parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij
parkeerapparatuur;
w.
parkeerterrein: een door het college als zodanig
aangewezen terrein, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen;
x.
parkeervergunning: een door het college van
burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor
parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij de aanvraag van een
parkeervergunning en krachtens welke het bij op voorgeschreven wijze zichtbaar
in, op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is
toegestaan een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;
Stuk I II pag. 3
y.
parkeerservicesysteem: een door het college van
burgemeester en wethouders aan een bedrijf, gevestigd in artikel 1 van de bij
deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, of aan een persoon gevestigd
in dat gebied om reden van beroepsuitoefening, op aanvraag te verlenen
toestemming tot gebruik van een faciliteit, waardoor aanvrager mogelijkheid
wordt verleend, vergunning te verkrijgen door parkeerbelasting te voldoen, om
een door aanvrager aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte
periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen
in de zone waar verstrekker gevestigd is;
z.
parkeren: het gedurende een aaneengesloten
periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die
nodig is voor het en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van
personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht
en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer
openstaande terreinen of weggedeelten, waarop die doen of laten staan niet
ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
aa.
runshopplaats: een parkeerappartuurplaats, waar
de maximale duur tot het parkeren van een voertuig is beperkt tot 30 aaneengesloten
minuten;
bb.
RVV: het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996/ 557);
cc.
standplaats: de parkeerplaats waar een
motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt;
dd.
vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon
aan wie de vergunning is verleend;
ee.
week: een tijdvak van 7
achtereenvolgende dagen, aanvangende te maandag 0.00 uur;
ff.
Wegenverkeerswet: de Wegenverkeerswet 1994 (Stb.
1994, 475; 1999, 30).
Aanwijzing van
parkeergelegenheden, tijden en tarieven
1.
Met
betrekking tot parkeerterreinen en weggedeelten welke in of krachtens de bij
deze verordening behorende bijlage zijn aangewezen voor parkeerdoeleinden,
stelt de raad vast op welke dagen, gedurende welke uren en tegen welk
parkeerbelastingtarief
A.
parkeren op een parkeerterrein en op een parkeerplaats aangemerkt als
parkeerapparatuurplaats, daaronder inbegrepen runshopplaatsen, slechts tegen
betaling van parkeerbelasting is toegestaan;
B.
parkeren
op een parkeerplaats aangemerkt als een belanghebbendenplaats slechts is toegestaan
aan degene die een parkeervergunning is verleend, dan wel op voorgeschreven
wijze een kraskaart gebruikt, dan wel op voorgeschreven wijze gebruik maakt van
het parkeerservicesysteem, dan wel zich tegen betaling van parkeerbelasting
zich daartoe een dagvergunning heeft aangeschaft.
2.
De
raad kan voor parkeerapparatuurplaatsen een maximaal toegestane parkeerduur
vast stellen.
3.
Beslissingen
als bedoeld in voorgaande leden worden door het college van burgemeester en
wethouders ter openbare kennis gebracht.
4.
Indien
het verkeersbelang of andere dringende omstandigheden zulks noodzakelijk maken
is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, tijdelijk van het in
eerste lid bedoelde beslissing afwijkende maatregelen te treffen.
5.
Het
college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat op of bij
parkeerapparatuurplaatsen en op of bij belanghebbendenplaatsen wordt aangegeven
waar en onder welke voorwaarden krachtens deze verordening kan worden
geparkeerd.
6.
Het
college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat
parkeerapparatuur is voorzien van aanwijzingen omtrent het gebruik.
Stuk I II pag.
4
Houder van
een invalidenparkeerkaart
Artikel 3
1.
De
houder van een invalidenparkeerkaart is voor het parkeren van het voertuig op
een algemene invalidenparkeerplaats, een parkeerterrein, alsmede een
parkeerapparatuurplaats niet zijnde een runshopplaats, geen parkeerbelasting
verschuldigd indien de invalidenparkeerkaart op de voorgeschreven wijze
zichtbaar in, op of aan het voertuig is bevestigd.
2.
De
houder van een invalidenparkeerkaart is toegestaan het voertuig te parkeren op
een belanghebbendenplaats indien de invalidenparkeerkaart op de voorgeschreven
wijze zichtbaar in, op of aan het voertuig is bevestigd.
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag
een parkeervergunning voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen verlenen
aan:
A.
de
eigenaar of houder van een motorvoertuig, die woont in het gebied als bedoeld
in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage, met dien verstande
dat per natuurlijk persoon niet meer dan één vergunning wordt verleend;
B.
de
eigenaar of houder van een motorvoertuig, die in het gebied als bedoeld in
artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage, een bedrijf gevestigd
heeft dat daadwerkelijk wordt uitgeoefend, dan wel zich vanwege beroep
gevestigd heeft en dit beroep aldaar werkelijk uitoefent, met dien verstande
dat per bedrijf c.q. beroepsvestiging niet meer dan twee parkeervergunningen
worden verleend;
C.
de
eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de
standplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen zijn
aangewezen.
2.
Een
aanvraag tot een vergunning wordt niet eerder in behandeling genomen dan nadat
de leges als genoemd in hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorend bij de
legesverordening gemeente Delft 2000 is voldaan.
3.
Bij
een positief besluit op de aanvraag van de vergunning wordt de vergunning niet
eerder verleend dan nadat het in artikelen 8 of 9 van de bijlage bij deze
verordening genoemde parkeerbelasting door de gemeente is ontvangen.
4.
Het
college van burgemeester en wethouders kan aan de vergunning beperkingen
verbinden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen alsmede de
tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.
5.
Het
college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning nadere
voorschriften of beperkingen, anders dan bedoeld in het vorig lid, verbinden.
Deze voorschriften mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van de
beschikbare parkeerruimte.
6.
Het
college van burgemeester en wethouders beslist binnen zes weken nadat de
aanvraag om een parkeervergunning bij hen is binnengekomen.
7.
Het
college van burgemeester en wethouders kan de in het vorig lid bedoelde termijn
met ten hoogste twaalf weken verlengen.
8.
Een
beslissing tot afwijzing is met reden omkleed.
Stuk I II pag.
5
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan besluiten het totaal aantal te
verstrekken parkeervergunningen te binden aan een maximum, indien dit
noodzakelijk is in het belang van een goede verdeling van de beschikbare
parkeerruimte.
2.
Een
besluit als bedoeld in het vorig lid gaat vergezeld van een in de toekomst
gelegen moment waarop de volgorde van verlening van vergunning zal
plaatsvinden.
3.
Bij
toepassing van het eerste lid wordt de volgorde van verlening van de
vergunningen op de navolgende wijze bepaald:
A.
in
eerste instantie kan een vergunning worden verleend aan eigenaars of houders
van een motorvoertuig, bedoeld in eerste lid, die sociaal-medisch en/of
economisch afhankelijk zijn van het voertuig, waarbij volgorde van toekenning
door het college van burgemeester en wethouders wordt bepaald op basis van
zowel de mate van afhankelijkheid als de omvang van het daarmee gemoeide
belang. De aanvrager die voor een vergunning in eerste instantie in aanmerking
wil komen dient de reden van deze aanvraag zelf aannemelijk te maken De aanvraag wordt in behandeling genomen nadat
de aanvrager het college van burgemeester en wethouders toestemming heeft
verleend de reden tot aanvraag te verifiëren;
B.
in
tweede instantie kan een vergunning verleend worden aan eigenaars of houders
van een motorvoertuig bestemd voor autodate;
C.
in
derde instantie kan een vergunning worden verleend aan eigenaars of houders van
een motorvoertuig als bedoeld in eerste lid, waarbij per woonadres en/of per
bedrijf c.q. beroepsvestiging de verlening van vergunning zich beperkt tot de
eerste aanvraag vanuit dat woonadres c.q. bedrijf/ beroepsvestiging, in
volgorde van ontvangst van de aanvraag;
D.
in
vierde instantie kan een vergunning worden verleend aan eigenaars of houders
van een motorvoertuig als bedoeld in eerste lid, waarbij per woonadres en/of
per bedrijf c.q. beroepsvestiging de verlening van vergunning zich beperkt tot
de tweede aanvraag vanuit dat woonadres c.q. bedrijf/ beroepsvestiging, in
volgorde van ontvangst van de aanvraag;
E.
in
vijfde instantie kan vergunning worden verleend aan alle overige eigenaars of
houders van een motorvoertuig als bedoeld in eerste lid, waarbij verlening
plaatsvindt in volgorde van ontvangst van aanvraag.
4.
Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen twaalf weken
na het in het tweede lid bedoelde moment over de aanvraag om een
parkeervergunning.
5.
Het college van burgemeester en wethouders kan de in het vorig lid
bedoelde termijn met ten hoogste acht weken verlengen.
6.
De
beslissing is met reden omkleed.
Artikel 6.
1.
Een
parkeervergunning wordt verleend voor een bepaalde termijn.
2.
De
parkeervergunning vermeldt ten minste:
a.
naam
en adres van de vergunninghouder;
b.
het
kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;
c.
het
tijdvak en het gebied waarvoor de vergunning is verleend;
d.
de
periode waarvoor de vergunning is verleend.
Stuk I II pag.
6
3.
De
parkeervergunning gaat vergezeld van een bewijs van verlening welk op de
voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het motorvoertuig bevestigd moet
zijn.
Artikel 7.
1.
Het
college van burgemeester en wethouders trekt de parkeervergunning in:
A.
indien
de vergunninghouder hierom verzoekt;
B.
indien
de vergunninghouder het gebied, waarop de vergunning betrekking heeft,
metterwoon verlaat of het daarin uitgeoefend bedrijf of beroep beëindigt;
C.
ingeval
van overlijden van de vergunninghouder, met dien verstande dat de vergunning
kan worden overgeschreven op naam van een nabestaande, mits deze als
belanghebbende in de zin van artikel 4 lid 1 onderdeel a kan worden aangemerkt
en het bepaalde in artikel 5 zich daar niet tegen verzet;
D.
indien
de vergunninghouder ophoudt eigenaar of houder te zijn van het motorvoertuig
waarvoor de vergunning is verleend;
E.
indien
de vergunninghouder anderszins niet meer voldoet aan de voorwaarden waaronder
de vergunning verleend is.
2.
Het
college van burgemeester en wethouders kan de parkeervergunning intrekken:
A.
indien
voor het betreffende gebied het stelsel
van vergunningen komt te vervallen;
B.
om
redenen van openbaar belang.
Artikel 8.
Het college van burgemeester en wethouders kan de
parkeervergunning intrekken:
a.
indien
de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden
voorwaarden;
b.
indien
blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt.
Artikel 9.
1.
Indien
de vergunninghouder het motorvoertuig waarop de vergunning betrekking heeft,
vervangt door een ander motorvoertuig, wordt de vergunning door de
gemeentelijke administratie overeenkomstig aangepast.
2.
Bij
toepassing van het vorig lid is de vergunninghouder de leges als genoemd in
Hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij Legesverordening gemeente Delft
2000 verschuldigd.
Artikel 10.
1.
Een
kraskaart is alleen dan een vergunning als bedoeld in de zin van deze
verordening indien de kaart op voorgeschreven wijze correct is bewerkt en op
voorgeschreven wijze zichtbaar is geplaatst in, op of bij het motorvoertuig
2.
Het
college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen inzake het
verstrekken en het gebruik van kraskaarten.
Stuk I II pag. 7
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een bewoner, een bedrijf of een
persoon die zich vanwege beroep gevestigd heeft, de mogelijkheid ontnemen
kraskaarten in bezit te hebben, te gebruiken of aan een derde te verstrekken
indien deze handelt in strijd met de aan de kraskaart verbonden voorwaarden.
4.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een bestuurder van een motorvoertuig
het gebruik van een kraskaart ontzeggen indien de bestuurder handelt in strijd
met de aan de kraskaart verbonden voorwaarden.
1.
Een
krachtens gebruik van een parkeerservicesysteem verkregen vergunning wordt
alleen geacht te zijn verleend, indien het parkeerservicesysteem op een door
het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze en binnen de
door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden is
gebruikt.
2.
Het
college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen inzake het
verstrekken en het gebruik van een parkeerservicesysteem.
3.
Ten
aanzien van het parkeerservicesysteem zijn de artikelen 4 tot en met 8 van deze
verordening van overeenkomstige toepassing
Artikel 12.
1.
Het is
verboden, behoudens schriftelijke ontheffing van het college van burgemeester
en wethouders, enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te
laten staan:
a.
op een
parkeerapparatuurplaats;
b.
op een
belanghebbendenplaats.
Dit verbod geldt niet op de plaatsen
en tijden dat op grond van de Marktverordening een markt wordt gehouden en/of
op de plaatsen en tijden dat op grond van een door het college van burgemeester
en wethouders verleende vergunning een evenement plaatsvindt.
2.
Het is
verboden parkeerapparatuur in werking te stellen of handelingen te verrichten
met de bedoeling parkeerapparatuur in werking te stellen:
A.
op een
andere wijze, met andere middelen of met andere munten dan op de apparatuur
staat aangegeven;
B.
in
strijd met enig op de parkeerautomaat gegeven aanwijzing omtrent het gebruik
van de automaat;
C.
op een
andere wijze dan naar maatschappelijke opvatting als een juiste of logische
wijze van inwerkingstelling kan worden opgevat.
3.
Het is
verboden een vervoermiddel of ander enig voorwerp op zodanige wijze tegen of
bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan dat een normaal gebruik
ervan wordt belemmerd of verhinderd.
Stuk I II pag.
8
Artikel 13.
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing verlenen op het
gestelde verbod in artikel 12 lid 1. Deze ontheffing kan worden verleend op
schriftelijke aanvraag. Tegemoetkoming in gederfde inkomsten aan
parkeerbelasting als gevolg van het verlenen van de ontheffing kan deel
uitmaken van de voorwaarden waaronder de ontheffing wordt verleend.
2.
Een
aanvraag tot een ontheffing als bedoeld in het vorige lid wordt niet eerder in
behandeling genomen dan nadat de leges als genoemd in hoofdstuk 16 van de
tarieventabel behorend bij de bij de legesverordening gemeente Delft 2000 is
voldaan.
Artikel 14.
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen voor het
parkeren van een voertuig op een belanghebbendenplaats op de dagen en uren dat
op deze plaats slechts met een vergunning, een kraskaart of met gebruik van een
parkeerservicesysteem kan worden geparkeerd, met dien verstande dat deze
ontheffing alleen wordt verleend:
A.
aan de
eigenaar of houder van een motorvoertuig die werkzaamheden uitvoert op
terreinen, aan of in gebouwde onroerende zaken of aan de openbare weg, gelegen
in de directe nabijheid van belanghebbendenplaatsen; en
B.
geen
parkeerapparatuurplaatsen in de directe omgeving aanwezig zijn; en
C.
de
eigenaar of houder van het motorvoertuig een redelijk verband kan aantonen
tussen de aard van de werkzaamheden en de aanwezigheid van het voertuig.
2.
Bij
gebruikmaking van deze ontheffing moet het motorvoertuig voorzien zijn van een
duidelijk zichtbaar door het college van burgemeester en wethouders verstrekte
aannemerskaart.
3.
Ten
aanzien van de in het eerste lid bedoelde ontheffing is zijn de artikelen 4 tot
en met 8 van overeenkomstige toepassing.
Strafbepaling
Artikel 15.
Overtreding van het bepaalde in artikel 12 wordt
gestraft met een geldboete van de eerste categorie, als bedoeld in artikel 23
van het Wetboek van Strafrecht.
Stuk I II pag.
9
Opsporingsbevoegdheid
Artikel 16.
Naast de in artikel 141 van
het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, zijn tot
opsporing van overtreding van deze verordening bevoegd de op grond van artikel
142 van het Wetboek van strafvordering als buitengewoon opsporingsambtenaar aangewezen
ambtenaren, de overige in artikel 159 van de Wegenverkeerswet genoemde
personen, alsmede de daartoe aangewezen parkeercontroleurs.
Citeertitel
Artikel 17.
Deze verordening kan worden
aangehaald als “Parkeerverordening gemeente Delft 2001”.
Artikel 18.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de
eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 mei 2001
Slot en
overgangsbepalingen
Artikel 19.
Met ingang van de datum van
inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening gemeente
Delft 1997, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 oktober 1996.
Artikel 20.
Vergunningen en ontheffingen welke
krachtens de Parkeerverordening gemeente Delft 1997 zijn verleend komen na
vierweken na bekendmaking van deze verordening te vervallen.
Artikel 21.
In alle verordeningen van de
gemeente Delft waarin de vermelding “Parkeerverordening gemeente Delft 1997” is
opgenomen dient met de inwerkingtreding van deze verordening in plaats daarvan
gelezen te worden “Parkeerverordening gemeente Delft 2001
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
22 februari 2001.
, burgemeester
, secretaris
Stuk 1 II pag.
10
Toelichting bij de
parkeerverordening gemeente Delft 2001
Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de
nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19
april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van
wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief
met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening
op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader
waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid
en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast
te stellen.
Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele
proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische
kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te
versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een
gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een
aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch
functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de
binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier
uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):
1.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
2.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch
belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat
vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;
3.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
4.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
De parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de op deze
verordening betrekking hebbende bijlage is een weerslag van het raadsbesluit
van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter
realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.
Dit artikel biedt uitdrukkelijk de mogelijkheid voor
parkeerterreinen en weggedeelten met parkeerapparatuur verschillende tarieven
en regimes vast te stellen, teneinde de allocatie van de automobilist in de in
het besluit van 29 juni 2000 aangegeven richting te beïnvloeden.
Mensen met een functiebeperking
worden vrijgesteld van parkeerbelasting op de voor hen ingerichte
parkeerplaatsen, omdat beïnvloeding van de keuze van parkeerlocatie door
toepassing van het prijsmechanisme voor deze groep niet van toepassing is.
Bedoeling van lid 2 is vanuit sociaal oogpunt de
bereikbaarheid van parkeervergunninggebieden voor mensen met een
functiebeperking zeker te stellen.
Stuk 1 II pag.
11
Lid 1 van dit artikel is erop gericht het aantal uit
te geven vergunningen beperkt te houden zonder voor bewoners direct te treden
in hun individuele keuze om een auto aan te schaffen c.q. te gebruiken.
Op enig moment kan het aantal beschikbare
belanghebbendenplaatsen niet meer toereikend zijn om in de totale behoefte te
voorzien. Op dat moment moet een voorkeursvolgorde bepaald kunnen worden, die
recht doet aan de noodzakelijkheid te beschikken over een parkeervergunning in
relatie tot het relatieve gewicht van de onderscheiden sociale en economische
belangen.
Indien een vergunning wordt
ingetrokken wordt in de in artikel 7 omschreven gevallen wel restitutie
verleend en in de in artikel 8 genoemde gevallen geen restitutie verleend. Dit
is geregeld in artikel 14 van de Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft
2001.
Artikelen 10 en 11
Bedoeling van beide
bijzondere parkeervergunning is zowel bewoners als in het gebied gevestigde
bedrijven c.q. beroepsbeoefenaren een eenvoudige, zelf te hanteren faciliteit
te bieden om hun bezoekers voor het moment en de duur dat het bezoek
plaatsvindt gelegenheid te geven de auto in de omgeving van hun locatie te
parkeren. De omvang van de faciliteiten kan worden beperkt dan wel ingeperkt om
conflict met de mogelijkheid van gebruik van de belanghebbenden parkeervoorziening
door de vergunninghouders te reduceren.
Artikelen 12 en 13 en 15
Bedoeling is zeker te
stellen dat parkeervoorzieningen ook daadwerkelijk voor dat doel gebruikt
kunnen worden
Artikel 14
Doel is mogelijkheid te
creëren om een voertuig op een belanghebbendenplaats te kunnen laten parkeren
indien nabije aanwezigheid van het voertuig voor de uitvoering van een
werk noodzakelijk is.
Stuk 1 III
01/001859
De raad der
gemeente Delft,
gelezen het
voorstel van burgemeester en wethouders van 6 februari 2001;
gelet op
artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening gemeente Delft 2001;
b e s l u i t
:
vast te
stellen de volgende:
Verordening op de heffing en de
invordering van parkeerbelastingen 2001.
Artikel 1
In deze verordening wordt, in alfabetische volgorde,
voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:
a.
aanbieder: de natuurlijke persoon of
rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;
b.
aannemerskaart: kaart waarmee houder blijk kan
geven dat houder voor het op de kaart met kenteken aangegeven motorvoertuig
waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst, door het
college van burgemeester en wethouders ontheffing is verleend dit voertuig op
de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven voorwaarden
te parkeren op een belanghebbendenplaats.
c.
abonnement: een bewijs van toestemming tot het
parkeren van een motorvoertuig , op door het college van burgemeester en
wethouders te stellen voorwaarden, op het door de raad aan te wijzen
parkeerapparatuurplaatsen en/of belanghebbendenplaatsen,
zonder dat parkeerapparatuur in werking wordt gesteld.
d.
abonnementhouder: degenen aan wie een abonnement is
verstrekt;
e.
Algemene
wet: de Algemene
wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);
f.
autodate: het herhaald en opeenvolgend
gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen
natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer
dan één huishouden;
g.
BABW: Besluit Administratieve Bepalingen
inzake het Wegverkeer
h.
belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die
1.
is
aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV; of
2.
is
gelegen binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV, met
het opschrift ‘zone’, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd; of
3.
is
gelegen binnen de in de artikelen 1 tot en met 3 van de bij deze verordening
behorende bijlage vermelde gebieden en welke als zodanig van gemeentewege zijn
gemarkeerd en van bebording zijn voorzien;
i.
dag: een tijdvak van 24
achtereenvolgende uren, aanvangende te 0.00 uur;
j.
dagkaart: kaart waarmee houder blijk kan
geven dat voor het motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de
voorgeschreven wijze is geplaatst voor de op de kaart genoemde dag
parkeerbelasting is voldaan voor het parkeren van dat motorvoertuig op een
parkeerapparatuurplaats;
Stuk 1 III pag. 2
k.
dagvergunning:
een bewijs van
toestemming tot het parkeren op door het college van burgemeester en wethouders
aan te wijzen belanghebbendenplaatsen en op door het college van burgemeester
en wethouders vast te stellen voorwaarden;
l.
deelnemer: een natuurlijke persoon die een
overeenkomst heeft gesloten inzake autodate
m.
feestdag: de landelijk erkende feestdagen:
nieuwjaarsdag, eerste paasdag, tweede paasdag, koninginnedag, hemelvaartdag,
eerste pinksterdag, tweede pinksterdag, eerste kerstdag, tweede kerstdag,
alsmede bevrijdingsdag ingeval viering hiervan landelijk plaatsvindt;
n.
houder: degene die naar de omstandigheden
als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor
een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet
aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene
op wiens naam het voor motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het
parkeren was ingeschreven;
o.
invalidenparkeerkaart: hetgeen daaronder wordt verstaan
in artikel 49 van het BABW, alsmede invaliden parkeerontheffingen uitgegeven
door of vanwege Kaderwetgebied
‘Haaglanden’;
p.
invalidenparkeerplaats: een parkeerplaats als bedoeld in
artikel 26 RVV en aangeduid met bord E6
uit bijlage I van het RVV
q.
Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb.
221);
r.
kraskaart: een door het college van
burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor
parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij aanvraag, krachtens
welke een bewoner of een bedrijf van gevestigd in artikel 1 van de bij deze
verordening behorende bijlage genoemd gebied, dan wel een persoon die zich vanwege
beroep gevestigd heeft in dit gebied en dat beroep aldaar werkelijk uitoefent,
mogelijkheid is verleend een door deze bewoner, dit bedrijf of de persoon die
zich vanwege beroep gevestigd heeft, aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en
voor een beperkte periode, te parkeren of te doen parkeren op een
belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar de verstrekker van het bewijs
woonachtig dan wel gevestigd is;
s.
maand: een tijdvak van op de kalender
aangegeven niet rekenkundig één-twaalfde deel van een jaar, aanvangende op de
als eerste benoemde dag van die periode op die kalender om 0.00 uur.
t.
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan
in het RVV;
u.
parkeerapparatuur: parkeerautomaten, parkeermeters,
en hetgeen gewoonlijk naar maatschappelijke opvattingen overigens onder
parkeerapparatuur wordt verstaan;
v.
parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij
parkeerapparatuur;
w.
parkeerterrein: een door het college als zodanig
aangewezen terrein, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen.
x.
parkeervergunning: een door het college van
burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor
parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij de aanvraag van een
parkeervergunning en krachtens welke het bij op voorgeschreven wijze zichtbaar
in, op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is
toegestaan een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen
belanghebbendenplaatsen;
Stuk 1 III pag. 3
y.
parkeerservicesysteem: een door het college van
burgemeester en wethouders aan een bedrijf, gevestigd in artikel 1 van de bij
deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, of aan een persoon gevestigd
in dat gebied om reden van beroepsuitoefening, op aanvraag te verlenen
toestemming tot gebruik van een faciliteit, waardoor aanvrager mogelijkheid
wordt verleend, vergunning te verkrijgen door parkeerbelasting te voldoen, om
een door aanvrager aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte
periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen
in de zone waar verstrekker gevestigd is.
z.
parkeren: het gedurende een aaneengesloten
periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die
nodig is voor het en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van
personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht
en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer
openstaande terreinen of weggedeelten, waarop die doen of laten staan niet
ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
aa.
runshopplaats: een parkeerapparatuurplaats, waar
de maximale duur tot het parkeren van een voertuig is beperkt tot 30
aaneengesloten minuten;
bb.
RVV: het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996/ 557);
cc.
standplaats: de parkeerplaats waar een
motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt.
dd.
vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon
aan wie de vergunning is verleend;
ee.
week: een tijdvak van 7
achtereenvolgende dagen, aanvangende te maandag 0.00 uur;
ff.
Wegenverkeerswet: de Wegenverkeerswet 1994 (Stb.
1994, 475; 1999, 30);
Artikel
2
Onder de naam
"parkeerbelastingen" worden belastingen geheven ter zake van:
a. het parkeren van een voertuig op een bij, dan
wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het
college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b. een van
gemeentewege verleende vergunning of abonnement, mede inbegrepen een kraskaart
of gebruik of doen gebruik van een parkeerservicesysteem, voor het parkeren van
een voertuig op de in die vergunning, abonnement aangegeven plaats en wijze.
Belastingplicht
Artikel
3
1. De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt
geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.
2. Als degene die het voertuig
heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
a.
degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft
gegeven de belasting te willen voldoen;
Stuk 1 III pag. 4
b. zolang geen
voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft
plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
1)
indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst
wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze
overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder
wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
2)
indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had
moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig
heeft geparkeerd.
3. De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet
geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene
die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk
maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig
heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen
voorkomen.
4. De belasting als bedoeld in
artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning of het
abonnement heeft aangevraagd.
Grondslag
en maatstaf van de heffing
Artikel
4
De parkeerbelastingen
worden geheven naar de maatstaven opgenomen in de bij deze verordening
behorende bijlage.
Artikel
5
De parkeerbelastingen worden
geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende
bijlage.
Belastingtijdvak
Artikel
6
Het belastingtijdvak is
opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.
Wijze
van heffing
Artikel
7
De belastingen als bedoeld in
artikel 2 worden geheven bij wege van voldoening op aangifte of heffing op
andere wijze.
Stuk 1
III pag.
5
Artikel
8
1. De belasting als bedoeld in
artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij aanvang van het parkeren.
2. De belasting als bedoeld in
artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning
of het abonnement wordt verleend.
Tijdstip
van betaling en betaling in termijnen
Artikel
9
1.
De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a,
moet worden betaald bij aanvang van het parkeren, tenzij bij besluit van het
college van burgemeester en wethouders anders is bepaald.
2. De belasting als bedoeld in
artikel 2, onderdeel b, moet worden betaald op het tijdstip waarop de
vergunning of het abonnement wordt verleend.
3. Een naheffingsaanslag moet
worden betaald binnen twee dagen na de dagtekening van de naheffingsaanslag of
vijf weken na de dagtekening van de acceptgiro.
4. Voor de toepassing van het
eerste lid wordt het inwerking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe
bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en
wethouders gestelde voorschriften als voldoening op aangifte aangemerkt.
Artikel
10
De aanwijzing van de plaats
waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting als
bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt door de raad bij openbaar te maken besluit.
Bevoegdheid
tot gebruik van wielklem en wegsleepregeling
Artikel
11
1. Tot zekerheid van de betaling van een
naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel
a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt
verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.
2. Het college van
burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit de terreinen en
weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.
3. Indien na het aanbrengen
van de wielklem 24 uren zijn verstreken, kan het voertuig naar een door de in
artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde
gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden
gesteld.
Stuk 1
III pag.
6
Artikel
12
Kosten
De kosten van de
naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel
a, zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.
Kwijtschelding
Artikel
13
Bij de invordering van deze
belasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Restitutie
Artikel 14
1.
Ingeval
een parkeervergunning wordt ingetrokken op basis van het bepaalde in artikel 7
van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 vindt restitutie van de
parkeerbelasting plaats voor de tijdsperiode gelegen tussen het moment van
expiratie van de vergunning zoals dat is vastgesteld op het moment van
verlening en het moment van het besluit tot intrekken van de vergunning. De te
restitueren parkeerbelasting is het verschil tussen de parkeerbelasting die is
voldaan bij het moment van verlening van de vergunning en de belasting die
voldaan had moeten worden op dat moment indien de vergunning zou zijn verleend
voor de periode vanaf het moment van verlening tot het moment van intrekken.
2.
In de
in artikel 8 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 bedoelde gevallen
vindt geen restitutie van de parkeerbelasting plaats.
Nadere
regels door het college van burgemeester en wethouders
Artikel
15
Het college van
burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de
heffing en de invordering van de parkeerbelasting.
Citeertitel
Artikel
15
Deze verordening kan worden
aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001".
Stuk 1
III pag.
7
Inwerkingtreding
Artikel
16
Deze verordening treedt in werking met ingang van
de eerste dag na die van bekendmaking, doch niet eerder dan 1 mei 2001
Met de inwerkingtreding van
de verordening komt te vervallen de 1e Verordening
Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, vastgesteld bij raadsbesluit van 21
december 2000.
Artikel 18
In alle verordeningen van
de gemeente Delft waarin de vermelding “Verordening parkeerbelastingen gemeente
Delft 1997” of “1e Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft
2001” dient met de inwerkingtreding van deze verordening in plaats daarvan
gelezen te worden “Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001”.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
22 februari 2001.
, burgemeester
, secretaris
Stuk 1 III pag. 8
Toelichting bij de
verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001
Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de
nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19
april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van
wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief
met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening
op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader
waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid
en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden,
vast te stellen.
Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele
proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische
kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te
versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een
gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een
aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch
functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de
binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten
(citaat blz. 4 van de nota):
1.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
2.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch
belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat
vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;
3.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
4.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
De Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001
en de op deze verordening betrekking hebbende bijlage is een weerslag van het
raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en
instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.
Vanwege de sterke samenhang tussen de Verordening
parkeerbelastingen gemeente Delft 2001 en de Parkeerverordening gemeente Delft
2001 en het feit dat de bijlagen bij beide verordeningen identiek zijn, is de
definitie van begrippen eensluidend gehouden.
In deze artikelen waren qua strekking volgens de
Verordening parkeerbelasting gemeente Delft 1997 van overeenkomstige
toepassing. In navolgende toelichting wordt alleen, zover noodzakelijk,
ingegaan op de wijzigingen ten opzichte van deze verordening.
Stuk 1
III pag.
9
De
kraskaart en het parkeerservicesysteem zijn twee vergunning figuren die met de
invoering van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 zijn geïntroduceerd.
Toegevoegd aan dit lid is de zinsnede: ‘tenzij bij
besluit van het college van burgemeester en wethouders anders is bepaald’. Doel
hiervan is om mogelijkheid tot het voldoen van de parkeerbelasting bij
beëindiging van de parkeerhandeling te realiseren op plaatsen waar dit mogelijk
is en door het college van burgemeester en wethouders als wenselijk wordt gezien
om de allocatie van een parkeerplaats door de automobilist te beïnvloeden. Naar
verwachting zal het college hiertoe besluiten bij de heffing van
parkeerbelasting in parkeergarages en op eventuele andere grote
parkeervoorzieningen aan of nabij de rand van de binnenstad.
In de
artikelen 7 en 8 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 staan redenen
genoemd waaronder het college van burgemeester en wethouders een
parkeervergunning kan intrekken. Eventuele restitutie van een deel van de betaalde
parkeerbelasting vindt plaats indien de reden van intrekken niet voortvloeit
uit verwijtbaar of onzorgvuldig handelen van de vergunninghouder.
Stuk 1 IV
01/001859
De [MCM1]raad der
gemeente Delft,
gelezen het voorstel van
burgemeester en wethouders van 6 februari 2001;
gelet op de “Parkeerverordening gemeente Delft
2001” en de “Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001”;
b e s l u i t:
vast te stellen de volgende:
bijlage behorende bij de
Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeerbelastingen
gemeente Delft 2001.
I.
Aanwijzingsbesluit
1. Ingevolge
artikel 2, lid 1 aanhef en sub b van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001
worden aangewezen als weggedeelten voor het parkeren van voertuigen van
vergunninghouders alle, behoudens de in lid twee genoemde, openbare
parkeerplaatsen gelegen binnen het gebied, dat wordt begrensd door (met de
wijzers van de klok mee, beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden,
Rijn-Schiekanaal tot en met Zuidkolk, Westlandseweg, de bebouwing oostelijk
Krakeelpolderweg, de bebouwing
oostelijk, dan wel zuidoostelijk Westplantsoen, de bebouwing noordwestelijk Hof
van Delftlaan, de bebouwing westelijk Ruys de Beerenbrouckplein, wegas Ruys de
Beerenbrouckstraat, wegas Kampveldweg, wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug
midden.
2. Binnen het
onder lid 1 genoemd gebied zijn niet aangewezen
als weggedeelten of parkeerplaatsen voor het parkeren van voertuigen voor
vergunninghouders: alle niet openbare parkeerplaatsen; alle weggedeelten en/of
alle parkeerplaatsen welke bij of krachtens een bepaling in de
parkeerverordening, bij of krachtens een bepaling in deze bijlage, bij of
krachtens een verkeersbesluit, bij of krachtens enig ander besluit van het
college van burgemeester en wethouders, dan wel bij of krachtens enig andere
aanwijzing van een bevoegd gezag, aan een andere categorie parkeerders of aan
andere weggebruikers is toegewezen; dan wel voor een andere categorie
parkeerders of andere weggebruikers is
bestemd.
3. Binnen het in lid 1 genoemd gebied
zijn de volgende zones aangemerkt:
zone A: Binnenstad:
het gebied, binnen (met de wijzers van de klok mee,
beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden, Rijn-Schiekanaal tot en
met Zuidkolk, Westsingel, bebouwing westelijk aan de Spoorsingel tussen
havenstraat en Hugo de Grootstraat, de as van het spoorviaduct tot en met
Kampveldweg, de wegas Kampveldweg, de wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug
midden;
Stuk IV pag. 2
zone B: Schil:
het gebied, buiten (met de wijzers
van de klok mee, beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden,
Rijn-Schiekanaal tot en met Zuidkolk, Westsingel, bebouwing westelijk aan de
Spoorsingel tussen havenstraat en Hugo de Grootstraat, de as van het spoorviaduct
tot en met Kampveldweg, de wegas Kampveldweg, de wegas Wateringsevest tot
Reineveldbrug midden;
Binnen het gebied als
bedoeld onder artikel 1 lid 1 zijn weggedeelten aangewezen en op de navolgende
wijze zonaal ingedeeld als parkeerapparatuurplaatsen, anders dan
runshopplaatsen, parkeergarages of parkeerterreinen:
zone 1: Binnenstad
40 door het college van
burgemeester en wethouders nader te bepalen parkeerplaatsen gelegen aan de
Nieuwe Plantage; de parkeerplaatsen gelegen op het oostelijk deel van de Markt;
de parkeerplaatsen gelegen op de Oude Langedijk te zuiden van de Nieuwe Kerk;
de parkeerplaatsen gelegen op de Burgwal tussen Jozefstraat en Beestenmarkt; 2
parkeerplaatsen gelegen aan de zuidkant op de Beestenmarkt; de parkeerplaatsen
gelegen op de Nieuwe Langedijk; de parkeerplaatsen gelegen op het Vrouwenregt;
de parkeerplaatsen gelegen op het Oosteinde aan de westzijde tussen Oude
Langedijk en Broerhuisstraat; de parkeerplaatsen gelegen aan beide zijden van
de Brabantse Turfmarkt tussen Molslaan en Pieterstraat/Huyterstraat; 3
parkeerplaatsen gelegen aan het Achterom ter hoogte van de Lange Geer, de
parkeerplaatsen gelegen aan de Lange Geer tussen Achterom en Giststraat; 5 parkeerplaatsen
aan de oostzijde van Westvest ter hoogte van de Oost Indieplaats, de
parkeerplaatsen gelegen aan de westzijde van de Westvest tussen Bolwerk en de
brug naar het Stationsplein, de parkeerplaatsen gelegen aan de Phoenixstraat
tussen Binnenwatersloot en locatie ‘Bestuursdienst’, de parkeerplaatsen aan de
Phoenixstraat tussen St. Agathaplein en Schoolstraat, de parkeerplaatsen aan de
Phoenixstraat gelegen op de middenberm, 116 parkeerplaatsen gelegen aan de
Phoenixstraat onder het spoorviaduct .
zone 2: Schil
de
parkeerplaatsen gelegen op het parkeerplein aan de zuidkant van het
Stationsplein, 4 parkeerplaatsen gelegen op de Houttuinen, te tellen vanaf het
Stationsplein, 5 parkeerplaatsen aan de zuidkant van het Hugo de Grootplein, 10
parkeerplaatsen aan het plein Elsje van Houwenlingenstraat, de parkeerplaatsen
aan de Hugo de Grootstraat tussen Adriaan Pauwstraat en Jacob Catsstraat, de
parkeerplaatsen op de Buitenwatersloot tussen Hovenierstraat en Bolkbrug,
alsmede tussen de Graswinckelstraat en de Van Bleiswijckstraat, de
parkeerplaatsen aan de Krakeelpolderweg
tussen de Frank van Borsselenstraat en de Pootstraat,10 parkeerplaatsen
rond de kruising Van der Heimstraat en Adriaan Pauwstraat, de parkeerplaatsen
aan de Hof van Delftlaan tussen Van Halstraat en Van der Brugghenstraat,
parkeerplaatsen op de van Bleiswijckstraat tussen Jacoba van Beierenlaan en
Westlandseweg, parkeerplaatsen aan zuidzijde Jacoba van Beierenlaan tussen
Krakeelpolderweg en Van Bleiswijckstraat
Buiten
het gebied als bedoeld onder artikel 1 lid 1 zijn de navolgende weggedeelten
aangewezen als parkeerapparatuurplaatsen. Deze plaatsen zijn aangemerkt als
zone 3: Hooikade ter hoogte van De
Kolk, Plein Delftzicht tussen Hooikade en Crommelinlaan, Crommelinplein,
Martinus Nijhofflaan tussen Aard van der Leeuwlaan en Delftlandplein,
inbegrepen de parkeerterreinen noordelijk hiervan; Minervaweg tussen
Delflandplein en H. Tollensstraat; Papsouselaan tussen Delflandplein en
kruising Papsouselaan en Westlandseweg, doch uitgesloten de parkeerterreinen
westelijk hiervan; zuidzijde Troelstralaan tussen de kruising Aard van der
Leeuwlaan en parkeerterrein ten noorden Winkelcentrum ‘In de Hoven’, inbegrepen
parkeerterrein zuidelijk hiervan doch uitgesloten dit parkeerterrein ten
noorden winkelcentrum ‘In de Hoven’ tussen Papsouwselaan en Troelstralaan.
Stuk IV pag. 3
Ingevolge artikel 2 lid 1
aanhef en sub a van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 worden
aangewezen als parkeerterreinen:
a. Paardenmarkt
b. Parkeerterreinen
gelegen tussen Zuidwal en Zuiderstraat
c. Parkeerterrein
gelegen tussen Pynepoort en Kruisstraat
d. Parkeerdek
Yperdek (bovengedeelte) gelegen aan de Yperstraat
e. Parkeerterrein
gelegen ten noorden van de Ezelsveldlaan
f.
Gasthuisplaats
Ingevolge
artikel 2 lid 1 aanhef en sub a van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001,
worden de onder artikel 1 van deze bijlage aangewezen weggedeelten voor het
parkeren bij parkeerapparatuur aangemerkt als runshopplaatsen:
a. de eerste 10
parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Koornmarkt, te rekenen vanaf de
invalidenparkeerplaats of -plaatsen gelegen aan de Koornmarkt ter hoogte van de
Oude Langedijk;
b. de laatste 5
parkeerplaatsen gelegen aan de westzijde alsmede de eerste 5 parkeerplaatsen
gelegen aan de oostzijde Voorstraat, te rekenen vanaf de invalidenparkeerplaats
of -plaatsen gelegen aan de Voorstraat ter hoogte van de Oude Kerk;
c. de eerste 8
parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Verwersdijk, te rekenen vanaf de brug
naar de Choorstraat;
d. de eerste 11
parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Vrouw Juttenland, te rekenen vanaf de
invalidenparkeerplaats of – plaatsen gelegen bij de brug vaan de Voldersgracht.
Deze parkeerplaatsen zijn als zone
4 aangemerkt.
Artikel 5 Parkeerplaatsen en -terreinen met een
gecombineerde functie.
Als
weggedeelte voor parkeren van voertuigen van vergunninghouders als wel voor
parkeren van voertuigen waarvoor bij parkeerapparatuur parkeergeld is betaald
als wel voor parkeren van voertuigen waarvoor door betaling van parkeergeld een
dagkaart is aangeschaft is aangewezen de parkeerterreinen:
a. Paardenmarkt;
b. Gasthuisplaats.
II. Tarieven
artikel 6 Parkeerbelasting voor het parkeren bij
parkeerapparatuur
Voor het
parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur, op vrijdag en zaterdag van 9.00
uur tot 22.00 uur, op zondag van 12.00 uur tot 17.00 uur, doch niet op een
feestdag, op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikelen
2 en 5 van deze bijlage bedraagt de te heffen parkeerbelasting:
Stuk IV pag. 4
Tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
Zone 1: ƒ 4,00
per 54 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50
Zone 2: ƒ 3,00
per 54 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50
Zone 3: ƒ 2,25
per 62 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50
Zone 4: ƒ 2,75
per 30 minuten, met een minimale inworp van ƒ 1,00
Daarenboven
gelden voor zone 3 tot invoering van de Euro nog de navolgende tarieven:
Dagkaart |
ƒ 11,25 |
Weekabonnement |
ƒ 45,00 |
Maandabonnement |
ƒ 110,20 |
Jaarabonnement |
ƒ 1102,00 |
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
Zone 1: € 2,00
per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20
Zone 2: € 1,50
per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20
Zone 3: € 1,00
per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20
Zone 4: € 1,30
per 30 minuten, met een minimale inworp van € 0,50
Daarenboven
gelden voor zone 3 tot invoering van de Euro nog de navolgende tarieven:
Dagkaart |
€ 5,00 |
Weekabonnement |
€ 20,00 |
Maandabonnement |
€ 50,00 |
Jaarabonnement |
€ 500,00 |
artikel 7 Parkeerbelasting op parkeerterreinen
Voor het
parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur, op
vrijdag en zaterdag van 09.00 uur tot 22.00 uur, op zondag van 12.00 uur tot
17.00 uur, doch niet op een feestdag, op een parkeerterrein, als bedoeld in
artikel 3 van deze bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting:
Tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
ƒ |
2,75 |
Per 57
minuten, of gedeelte hiervan |
ƒ |
15,50 |
Per dag |
ƒ |
15,50 |
Per 24 uur
aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur |
ƒ |
67,00 |
Per week,
met een tevoren aangeschaft weekabonnement |
ƒ |
192,00 |
Per maand,
met een tevoren aangeschaft maandabonnement |
ƒ |
1918,00 |
Per jaar,
met een tevoren aangeschaft jaarabonnement |
ƒ |
992,00 |
Per jaar
alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe
aangeschaft abonnement. |
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
€ 1,30 |
Per 60
minuten, of gedeelte hiervan |
€ 7,00 |
Per dag |
€ 7,00 |
Per 24 uur
aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur |
€ 30,00 |
Per week,
met een tevoren aangeschaft weekabonnement |
€ 87,00 |
Per maand,
met een tevoren aangeschaft maandabonnement |
€ 870,00 |
Per jaar,
met een tevoren aangeschaft jaarabonnement |
€ 450,00 |
Per jaar
alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe
aangeschaft abonnement. |
Stuk IV pag. 5
artikel 8 Parkeerbelasting vergunninghouders zone
A
1.
Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot
20.00 uur, op vrijdag en zaterdag 9.00 uur tot 22.00 uur, op zondag van 12.00
uur tot 17.00 uur, doch niet op een feestdag, op weggedeelten door
vergunninghouders als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de parkeerverordening
gemeente Delft 2001, in het gebied genoemd zone A in artikel 1 lid 3 van deze
bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting:
Vergunning bewoners
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
ƒ254,00 per kalenderjaar;
ƒ 25,40 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
€ 115,00 per kalenderjaar
€ 11,50 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Vergunning bedrijven, voor het eerste
kenteken
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
ƒ474,00 per kalenderjaar;
ƒ 47,40 per kalendermaand, of gedeelte
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
€ 215,00 per kalenderjaar
€ 21,50 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Vergunning bedrijven, voor het tweede
kenteken
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
ƒ717,00 per kalenderjaar;
ƒ 71,70 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
€ 325,00 per kalenderjaar
€ 32,50 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
2.
Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot
20.00 uur en op vrijdag van 9.00 uur tot 22.00 uur op weggedeelten door
vergunninghouders als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de parkeerverordening
gemeente Delft 2001, in het gebied genoemd zone A in artikel 5 onder a van deze
bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting:
Vergunning bedrijven, voor het eerste
kenteken
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
ƒ364,00 per kalenderjaar;
ƒ 36,40 per kalendermaand, of gedeelte
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
€ 165,00 per kalenderjaar
€ 16,50 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Stuk IV pag. 6
Vergunning bedrijven, voor het tweede
kenteken
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
ƒ551,00 per kalenderjaar;
ƒ 55,10 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
€ 250,00 per kalenderjaar
€ 25,00 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Artikel 9
Parkeerbelasting vergunninghouders zone B
1.
Voor het parkeren op weggedeelten door vergunninghouders als bedoeld in
artikel 4 lid 1 van de parkeerverordening gemeente Delft 2001, in het gebied
genoemd zone B in artikel 1 lid 3 van deze bijlage, is de hiertoe te heffen
parkeerbelasting afhankelijk van het aantal uren per week waarvoor het systeem
van belanghebbendenplaatsen wordt vastgesteld. De parkeerbelasting die voor de
verwerving van een vergunning voor het parkeren op een belanghebbendenplaats
geheven wordt, is tot invoering van de Euro op 1 januari 2002 vastgesteld op ƒ
80,00 per kalenderjaar of ƒ 8,00 per kalendermaand of gedeelte daarvan. Na invoering
van de Euro op 1 januari 2002 is deze belasting vastgesteld op € 36,30 per
kalenderjaar of € 3,60 per kalendermaand of gedeelte daarvan.
2.
De navolgende tijden zijn van toepassing waarop parkeren op weggedeelten
door vergunninghouders als bedoeld onder lid 1 van toepassing is: van maandag
tot en met zaterdag van 09.00 tot 11.00 uur en van maandag tot en met zaterdag
van 16.00 tot 22.00 uur.
Artikel 10
Parkeerbelasting dagvergunning
Voor het
parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur, op
vrijdag en zaterdag van 09.00 tot 22.00 uur, op zondag van 12.00 uur tot 17.00 uur, doch niet op een feestdag, bij
wege van een dagvergunning voor bezoekers op weggedeelten als genoemd in
artikel 1 lid1, uitgesloten de weggedeelten of parkeerplaatsen bedoeld in
artikel 1 lid 2 van deze bijlage wordt een belasting geheven van:
Tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per dag of
gedeelte daarvan: ƒ 33,25.
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
Per dag of
gedeelte daarvan: € 15,00
Artikel 11
Parkeerbelasting parkeerabonnement "Overall-parkeerkaart"
Voor het
parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur, op
vrijdag en zaterdag van 09.00 tot 22.00 uur, op zondag van 12.00 uur tot 17.00
uur, doch niet op een feestdag, bij wege van een ovarall-parkeerkaart op
weggedeelten als genoemd in artikel 1 lid1, uitgesloten de weggedeelten of
parkeerplaatsen bedoeld in artikel 1 lid 2, behoudens de weggedeelten genoemd
in de artikelen 2 en 3 van deze bijlage wordt een belasting geheven van:
Tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per maand of
gedeelte daarvan: ƒ 199,00.
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
Per maand of
gedeelte daarvan: € 90,00
Stuk IV pag. 7
Het college van burgemeester stelt kraskaarten als
bedoeld in artikel 10 van de parkeerverordening ter beschikking aan bewoners,
bedrijven, alsmede aan personen die vanwege beroep gevestigd hebben van/in het
gebied als genoemd in artikel 1 lid 1 van deze bijlage, met dien verstande dat:
a.
per
huishouden niet meer dan 25 kraskaarten per kalenderjaar worden verstrekt;
b.
per
bedrijf of persoon die zich vanwege beroep gevestigd heeft niet meer dan 50
kraskaarten per kalenderjaar worden verstrekt;
c.
voor
gebruik in zone A als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage voor
kraskaarten ten behoeve van bewoners een belasting wordt geheven van:
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002
per kraskaart: ƒ 3,35.
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002
per kraskaart: € 1,50
d.
voor
gebruik in zone A als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage voor
kraskaarten ten behoeve van bedrijven of personen die zich vanwege beroep
gevestigd hebben een belasting wordt geheven van:
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002
per kraskaart: ƒ 8,80.
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002
per kraskaart: € 4,00
e.
in zone A als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage per kraskaart
één voertuig geparkeerd kan worden op een parkeerplaats, niet zijnde een
parkeerplaats als bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage, voor een dagdeel
van 09.00 tot 13.00 uur of 13.00 tot 17.00 uur of 17.00 uur tot einde
reguleringstijd (20.00 respectievelijk 22.00 uur) of een deel van dit dagdeel
f.
voor gebruik door bewoners van zone B als genoemd in artikel 1 lid 3 van
deze bijlage worden de kraskaarten om niet verleend.
g. voor
gebruik door bedrijven of personen die zich vanwege beroep gevestigd hebben in
zone B als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage worden de kraskaarten om
niet verleend.
h.
in zone B als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage per kraskaart
één voertuig geparkeerd kan worden op een parkeerplaats, niet zijnde een
parkeerplaats als bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage, voor een dagdeel
van 09.00 tot 14.30 uur of 14.30 tot einde reguleringstijd, of een deel van dit
dagdeel.
Het college van burgemeester stelt op een daartoe
strekkend verzoek een parkeerservicesysteem als bedoeld in artikel 11 van de
parkeerverordening ter beschikking aan bedrijven welke gevestigd zijn in - c.q.
natuurlijke personen welke zich vanwege de uitoefening van hun beroep zich
gevestigd hebben in het gebied als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze bijlage,
met dien verstande dat:
Stuk IV pag. 8
a. het
parkeerservicesysteem alleen ter beschikking wordt gesteld indien wordt
afgezien van een parkeervergunning, waartoe aanvrager op basis van de
parkeerverordening en/of deze bijlage wel recht op zou hebben;
b. met gebruik
van het parkeerservicesysteem één voertuig geparkeerd kan worden op een
parkeerplaats, gelegen in het gebied als genoemd in artikel 1 lid 1 van deze
bijlage, niet zijnde een parkeerplaats als bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze
bijlage;
c. bij
daadwerkelijk gebruik aanvrager een parkeerbelasting verschuldigd is
overeenkomstig de heffing als genoemd in artikel 7 van deze bijlage
d. het college
van burgemeester en wethouders mogelijkheid hebben op ten behoeve van het
parkeerservicesysteem te leveren goederen of middelen een statiegeld te
verlangen, welke bij inlevering van de ter beschikking gestelde goederen of
middelen nominaal wordt geretourneerd.
Voor een
tijdelijke ontheffing als bedoeld in artikel 14 van de Parkeerverordening
gemeente Delft 2001, is bedoelde houder of eigenaar van het motorvoertuig
waartoe de ontheffing wordt aangevraagd, een belasting verschuldigd van:
tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per dag of
gedeelte daarvan: ƒ 15,50
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per dag of
gedeelte daarvan: € 7,00.
Ten behoeve
van handelaren als bedoeld in de Marktverordening, kan het college van
burgemeester en wethouders voor de periode dat zij daadwerkelijk hun bedrijf
uitoefenen op een in de Marktverordening vastgestelde markt op hetzij de
donderdag, hetzij de zaterdag, parkeermogelijkheid aanbieden op een daartoe
aangewezen locatie. Voor gebruik van deze parkeergelegenheid is de betreffende
handelaar een parkeerbelasting verschuldigd van:
tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per maand of
gedeelte daarvan voor hetzij de donderdag, hetzij de zaterdag: ƒ 31,00
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per maand of
gedeelte daarvan voor hetzij de donderdag, hetzij de zaterdag: € 14,00.
artikel 16 Kosten
1. De kosten van
de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2,
onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 1997, bedragen:
tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: ƒ 84,00
vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: € 38,00
2. De kosten van
het aanbrengen en verwijderen van de wielklem bedragen:
tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: ƒ 100,00
vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: € 45,40
3. Voor het
overbrengen of bewaren van voertuigen zoals, personenauto's, bestelauto's,
waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen niet meer bedraagt
dan 3500 kilogram, caravans en kleine aanhangwagens, is de bestuurder de
volgende vergoeding verschuldigd:
Stuk IV pag. 9
a. indien
het voertuig wordt opgehaald binnen12 uur na het wegslepen:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 325,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 147,50
b. indien
het voertuig wordt opgehaald na 12 uur na het wegslepen:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 375,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 170,00
met dien verstande dat voor elk
volgend etmaal of gedeelte daarvan de kosten
van het bewaren van het gesleepte
voertuig worden bepaald op:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 35,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 15,90
c. voorrijkosten
(in verband met eventueel niet wegslepen):
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 65,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 29,50
4. Voor het
overbrengen van voertuigen zoals vrachtwagens, opleggers en grote aanhangwagens
is de bestuurder de volgende vergoeding verschuldigd:
a. indien
het voertuig wordt opgehaald binnen12 uur na het wegslepen:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 475,00
vanaf
het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 215,50
b. indien
het voertuig wordt opgehaald na 12 uur na het wegslepen:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 525,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 238,30
met dien verstande dat voor elk
volgend etmaal of gedeelte daarvan de kosten
van het bewaren van het gesleepte
voertuig worden bepaald op:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 35,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 15,90
c. voorrijkosten
(in verband met eventueel niet wegslepen):
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 65,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 29,50
5. Voor het bewaren of verwijderen van een fiets
wordt een vergoeding gerekend van:
tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: ƒ 10,00
vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: € 4,55
6. Voor het bewaren of verwijderen van een
bromfiets wordt een vergoeding gerekend van:
tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: ƒ 25,00
vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: € 11,35
Artikel 17 Inwerkingtreding.
1. Deze bijlage treedt in werking tegelijkertijd met
de Parkeerverordening Delft 2001, alsmede de Verordening parkeerbelastingen
Delft 2001.
2. Met ingang van
de datum van inwerkingtreding van deze bijlage vervalt de bijlage behorende bij
de Parkeerverordening Delft 1997 en de 1e Verordening parkeerbelastingen
Delft 2001.
Stuk IV pag. 10
Deze bijlage
behoort bij en maakt deel uit van het gelijktijdig genomen raadsbesluit tot
vaststelling van de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, alsmede
de Parkeerverordening gemeente Delft 2001.
Aldus
vastgesteld in de raadsvergadering van 22 februari 2001.
,burgemeester.
,secretaris.
Stuk I IV pag. 11
Toelichting bij de
bijlage bij parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de verordening
parkeerbelastingen gemeente Delft 2001
Dit behoort bij de parkeerverordening gemeente Delft
2001 en de parkeerbelastingverordening gemeente Delft 2001 en is een weerslag
van het raadsbesluit van 29 juni 2000. Het geeft, net als beide verordeningen,
de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat
besluit ingezette beleid.
Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de
nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19
april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van
wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief
met bijlage van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening
op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader
waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid
en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden,
vast te stellen.
Dit besluit is één van de pijlers waarop het gehele
proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische
kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te
versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een
gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een
aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch
functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de
binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier
uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):
1.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
2.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch
belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat
vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;
3.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
4.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
Omrekening gulden/euro
De
in guldens vermelde tarieven gelden tot 1 januari 2002. De in euro vermelde
tarieven gelden vanaf 1 januari 2002. Bij de omrekening van de guldens tarieven
naar eurotarieven zijn in eerste aanleg de formele omrekenregels van de
europese unie aangehouden. Hierbij zij aangetekend dat door de praktische
noodzaak van afronding op veelvouden van 5 of 10 (euro)centen, de uiteindelijke
uitkomst van de omrekening kan afwijken van de formele. In de
parkeermeters/automaten kunnen geen kleinere munten dan 10 eurocent worden
verwerkt. Doorgaans is sprake van een uiteindelijk tarief in euro dat lager is
dan het formeel omgerekende tarief. De uitzonderingen betreffen doorgaans
'afrondingen' die minder dan 0,2% van het formele omgerekende tarief bedragen.
In twee gevallen is sprake van een uiteindelijk tarief in euro dat meer dan 1 %
hoger is dan het formeel omgerekende tarief. Over de hele linie bezien is
sprake van een neutrale omrekening.
De raad der gemeente Delft,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester
en wethouders van 6 februari 2001;
gelet op de Parkeerverordening gemeente Delft 2001;
en de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001
b e s l u i t:
vast te stellen de volgende verordening tot wijziging
van de Legesverordening gemeente Delft 2001
Artikel I
De Legesverordening gemeente Delft 2001 wordt als
volgt gewijzigd:
Hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de
Legesverordening gemeente Delft 2001 komt als volgt te luiden :
Hoofdstuk 16
|
Verkeer en vervoer
|
|
|
16.1 |
Het tarief ter zake van |
|
|
|
het in behandeling nemen van een
aanvraag tot het verkrijgen van |
|
|
16.1.1 |
een ontheffing als bedoeld in
artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb 1990,
459), uitgezonderd een ontheffing verleend met in achtneming van de
verordening ontheffingen autoluw-plus gebied 2001 |
|
|
|
a. voor een ééndagsontheffing |
ƒ |
48,00; |
|
b. voor een bewonersontheffing |
ƒ |
89,00; |
|
c. voor overige ontheffingen |
ƒ |
185,00; |
16.1.2. |
een ontheffing als bedoeld in
artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb 1990,
459), verleend met in achtneming van de verordening ontheffingen autoluw-plus
gebied 2001 |
|
|
|
a. een ontheffing verleend op
grond van artikel 8 van deze
verordening |
ƒ |
140,00 |
|
b. een ontheffing verleend op
grond van artikel 9 van deze verordening |
|
Nihil |
16.1.3. |
een ontheffing als bedoeld in
artikel 123 van het Wegenverkeersregelement (Stb. 1950, K 377) |
ƒ |
67,00 |
16.1.4. |
een invalidenparkeerkaart als
bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het
wegverkeer (Stb. 1990, 460) |
ƒ |
18,00 |
16.1.5. |
Behandeling van de aanvraag voor
een vergunning of ontheffing als bedoeld in de parkeerverordening gemeente
Delft 2001 |
|
|
|
a. een parkeervergunning als
bedoeld in artikel 5 van deze verordening
|
ƒ |
10,00 |
|
b. een eenheid kraskaarten als
bedoeld in artikel 11 van deze verordening, waarbij de maximale omvang van
deze eenheid is vastgesteld in de bijlage bij deze verordening |
ƒ |
4,00 |
|
c. een parkeervergunning als
bedoeld in artikel 13 van deze verordening |
ƒ |
10,00 |
|
d. een ontheffing als bedoeld in
artikel 15 van deze verordening; tenzij voor het gebruik van de grond een
precariobelasting verschuldigd en deze belasting gelijk is aan de legeskosten
of de legeskosten te boven gaat. |
ƒ |
15,00 |
Artikel II Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de
eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 mei 2001.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
22 februari 2001.
,burgemeester
,secretaris
De raad der gemeente Delft,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester
en wethouders van 6 februari 2001;
b e s l u i t:
vast te stellen de volgende regelingen en
voorschriften inzake gebruik, exploitatie en beheer van publiek toegankelijke
gebouwde parkeervoorzieningen.
In dit geheel aan regelingen en voorschriften wordt,
voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:
abonnement: een door de ondernemer
verstrekt bewijs van toestemming tot het parkeren van een motorvoertuig in de
garage volgens de op of bij dit abonnement verstrekte richtlijnen;
binnenstad: het gebied gelegen binnen
(met de wijzers van de klok mee) Reineveldbrug, Rijn-Schiekanaal, De Zuidkolk,
Westsingelgracht, Spoorviaduct tussen Bolwerk en Kampveldweg, Kampveldweg, de
weg-as van de Wateringse Vest tot de Reineveldbrug.
maand: een tijdvak van op de
kalender aangegeven niet rekenkundig één-twaalfde deel van een jaar,
aanvangende op de als eerste benoemde dag van die periode op die kalender om
0.00 uur;
parkeergarage: een publiek toegankelijke
gebouwde voorziening met als bestemming het parkeren van motorvoertuigen;
week: tijdvak van zeven
achtereenvolgende dagen, aanvangende te maandag 0.00 uur
Artikel 2
Als parkeergarage in de zin van dit geheel aan
regelingen en voorschriften wordt aangewezen:
de Phoenixgarage, gevestigd aan
de Phoenixstraat 29.
Artikel 3
1.
De
garages worden geëxploiteerd als onderneming.
2.
De
exploitatie geschiedt door de gemeente, welke in het kader van de Wet op de
omzetbelasting als ondernemer moet worden gezien.
Stuk 1 VI pag.
2
Artikel 4
1.
De
ondernemer stelt voor de exploitatie en het beheer van de garages een reglement
vast. In dit reglement worden, per in artikel 2 genoemde parkeergarage, in
ieder geval nadere regels gegeven inzake de organisatie van het beheer van de
parkeergarage, de realisatie van veiligheid, alsmede het onderhoud van het
gebouw, het interieur en de apparatuur.
2.
De
ondernemer stelt richtlijnen vast inzake het gedrag van gebruikers van de
garage en de aansprakelijkheid.
3.
De ondernemer kan nadere regels stellen inzake toegang tot en gebruik
van een parkeergarage.
4.
De ondernemer kan nadere regels stellen gericht op het bevorderen van
het gebruik van een parkeergarage.
5.
De ondernemer kan overeenkomsten met derden sluiten gericht op het
bevorderen van het gebruik van een parkeergarage.
Artikel 5
1.
De ondernemer kan een voertuig, een bestuurder of een inzittende de
toegang tot de garage weigeren of ontzeggen indien een redelijk vermoeden
bestaat dat het verlenen van deze toegang een bedreiging van de orde of de
verkeersveiligheid in de parkeergarage kan betekenen.
2.
De ondernemer kan een voertuig of een goed dat zich in, op of aan een
voertuig bevindt, de toegang tot de parkeergarage weigeren of ontzeggen, indien
een redelijk vermoeden bestaat dat het verlenen van toegang een risico van
letsel of schade tot gevolg kan hebben of anderszins een bedreiging van de
veiligheid in de parkeergarage kan betekenen.
1. Voor het
parkeren van een voertuig in een parkeergarage worden de volgende tarieven
gehanteerd:
Tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
ƒ |
2,75 |
Per 57
minuten, of gedeelte hiervan |
ƒ |
15,50 |
Per dag |
ƒ |
15,50 |
Per 24 uur
aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur |
ƒ |
67,00 |
Per week,
met een tevoren aangeschaft weekabonnement |
ƒ |
192,00 |
Per maand,
met een tevoren aangeschaft maandabonnement |
ƒ |
1918,00 |
Per jaar,
met een tevoren aangeschaft jaarabonnement |
ƒ |
992,00 |
Per jaar,
met een woon-werk abonnement als bedoeld in artikel 8 lid 2. |
ƒ |
7,75 |
Per nacht
als vast tarief vanaf sluiting van de garage tot aan het moment van vertrek,
doch uiterlijk tot aan het eerste moment van opening |
Stuk 1 VI pag.
3
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
€ 1,30 |
Per 60
minuten, of gedeelte hiervan |
€ 7,00 |
Per dag |
€ 7,00 |
Per 24 uur
aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur |
€ 30,00 |
Per week,
met een tevoren aangeschaft weekabonnement |
€ 87,00 |
Per maand,
met een tevoren aangeschaft maandabonnement |
€ 870,00 |
Per jaar,
met een tevoren aangeschaft jaarabonnement |
€ 450,00 |
Per jaar,
met een woon-werk abonnement als bedoeld in artikel 8 lid 2. |
€ 3,50 |
Per nacht
als vast tarief vanaf sluiting van de garage tot aan het moment van vertrek, doch
uiterlijk tot aan het eerste moment van opening |
2. De in het
vorige lid genoemde tarieven zijn inclusief het wettelijk vastgestelde
omzetbelastingpercentage, dat ten tijde van het vaststellen van deze regeling
19% bedraagt.
1. De
parkeergarages zijn ten minste geopend op maandag tot en met donderdag vanaf
08.00 uur tot 20.00 uur op vrijdag en zaterdag vanaf 08.00 uur tot 23.00 uur en
op zondag vanaf 10.00 uur tot 18.00
uur, doch niet op feestdagen.
2. De ondernemer
is bevoegd de in lid 1 genoemde openingstijden te verruimen voor zover dit
bevorderlijk is voor de exploitatie van de parkeergarage.
3. De ondernemer
is bevoegd de in lid 1 genoemde openingstijden om redenen van algemeen belang
te verruimen voor zover dit mogelijk is bij een adequate exploitatie van de
garage.
1. Het totaal
aantal uit te geven maandabonnementen, jaarabonnementen en
woon-werkabonnementen bedraagt niet meer dan 50% van het totaal aantal in de
garage beschikbare parkeerplaatsen.
2. Het woon-werk
abonnement is een jaarabonnement dat
alleen kan worden uitgegeven aan een in de binnenstad gevestigd bedrijf, dan
wel door een natuurlijk persoon dat zich om reden van beroepsuitoefening in de
binnenstad gevestigd heeft. Dit abonnement geldt van maandag 06.00 uur tot
vrijdag 18.00 uur.
3. De ondernemer
is bevoegd de uitgifte van het aantal abonnementen als bedoeld onder lid 1, te
limiteren, ingeval gebruik van dit abonnement structureel ten koste blijkt te
gaan van de mogelijkheid van gebruik van de garage door derden. Ingeval tot
beperking van uitgifte wordt besloten, worden abonnementen uitgegeven op
volgorde van aanvraag.
4. De ondernemer
kan ten behoeve van optimalisering van de exploitatieresultaten dan wel
verbetering van het serviceniveau tijdelijk bijzondere voorzieningen treffen
ten behoeve van bepaalde categorieën parkeerders.
Stuk 1 VI pag. 4
5. De ondernemer
kan met in de binnenstad gevestigde bedrijven of instanties van samenwerking
van bedrijven programma’s overeenkomen gericht op zowel herhaling van bezoek
aan de binnenstad als bevordering van dit bezoek op de maandag, dinsdag en
woensdag en/of bevordering van het gebruik van openbaar vervoer of fiets als
middel van vervoer bij bezoek aan de binnenstad.
6. De ondernemer
is bevoegd datgene te verrichten dat noodzakelijk is ten behoeve van een goede
bekendheid van de locatie van de garage, de mogelijkheden van gebruik van de
garage en de serviceverlening.
Citeertitel
Artikel 9
Deze regelingen en
voorschriften inzake gebruik, exploitatie en beheer van publiek toegankelijke
gebouwde parkeervoorzieningen kan worden aangehaald als “regeling
parkeergarages gemeente Delft 2001”.
Artikel 10
Deze regelingen en voorschriften treden in werking
met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking, doch niet eerder dan het
eerste moment van openstelling van de garage genoemd in artikel 2.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2001.
, burgemeester,
, secretaris.
Stuk 1 VII
01/001859
De raad der gemeente Delft,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders
van 6 februari 2001;
gelet op artikel 150 van de Wegenverkeerswet 1994;
gelet op artikel 87 van het Reglement verkeersregels
en verkeerstekens 1990;
b e s l u i t:
vast te stellen de navolgende:
Verordening
voor verlening van vrijstelling of ontheffing voor gebruik van het voetgangersgebied “autoluw-plus” met
motorvoertuigen
In deze verordening wordt, voor zover niet
uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:
a.
autoluw-plus
gebied: het gebied
dat doorgaans is aangemerkt als voetgangersgebied, waar parkeren niet is
toegestaan en welk in de bijlage van deze verordening als zodanig is
aangegeven;
b.
bestuurder: hetgeen daaronder wordt verstaan
in het RVV 1990;
c.
brutovervangingswaarde: de waarde van een middel of
voorwerp bepaald door de som van verwerving, gebruik gereed maken,
verstrekking, alle daartoe strekkende administratieve handelingen;
d.
city-pendel: een van gemeentewege
georganiseerde, volgens een dienstregeling en vaste route rijdende pendel
tussen een ‘park and ride’ (P+R) voorziening en de binnenstad van Delft;
e.
dag: een tijdvak van 24
achtereenvolgende uren, aanvangende 0.00 uur;
f.
dienstregeling: het algemeen bekende tijd- en
routeschema volgens welke de middelen van openbaar vervoer hun traject behoren
af te leggen;
g.
feestdag: de landelijk erkende feestdagen:
nieuwjaarsdag, eerste paasdag, tweede paasdag, koninginnedag, hemelvaartdag,
eerste pinksterdag, tweede pinksterdag, eerste kerstdag, tweede kerstdag,
alsmede bevrijdingsdag ingeval viering hiervan landelijk plaatsvindt;
h.
halen
en brengen: het
onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de brengplaats of ophaalplaats tot
stilstand is gebracht, bij voortduring instappen of uitstappen van een of
meerder personen, die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden
vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;
i.
houder: degene die naar omstandigheden als
houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een
motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet
aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene
op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het
verlenen van de ontheffing was ingeschreven;
j.
laden
en lossen: het
onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de bezorgplaats of ophaalplaats tot
stilstand is gebracht, bij voortduring in- en uitladen van goederen van enige
omvang of enig gewicht die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen
worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;
k.
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan
in het RVV 1990;
l.
ontheffing: hetgeen daaronder wordt verstaan
in de Wegenverkeerswet
Stuk 1 VII pag. 2
m.
openbaar
vervoer: voor
publiek tegen een vastgesteld tarief toegankelijk, niet vraagafhankelijk,
collectieve vorm van vervoer dat volgens een vaste dienstregeling een vaste
route of parcours aflegt; hieronder is tevens de city-pendel begrepen.
n.
ophaalregeling: het door het college van
burgemeester en wethouders vastgestelde tijd- en routeschema volgens welke de
reiniging haar werkzaamheden behoort uit te voeren;
o.
parkeervergunning: een door het college van
burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor
parkeerbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte of heffing
op andere wijze en moet worden voldaan bij de aanvraag van een
parkeervergunning en krachtens welke het bij voorgeschreven wijze zichtbaar in,
op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is toegestaan
een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen,
zoals bedoeld in de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de bij deze
verordening behorende bijlage;
p.
parkeerverordening: de Parkeerverordening gemeente
Delft 2001;
q.
RVV: het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996, 557);
r.
Verordening
ontheffingen art 87 RVV: de verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, zoals
vastgesteld in openbare raadsvergadering van 23 april 1996, alsmede het besluit
tot wijziging van deze verordening, zoals gelijktijdig met voorliggende
verordening is vastgesteld in openbare raadsvergadering;
s.
vrijstelling: hetgeen daaronder wordt verstaan
in de Wegenverkeerswet;
t.
Wegenverkeerswet: de wegenverkeerswet 1994 (Stb.
1994, 475);
Artikel 2. Algemene
bepalingen inzake de ontheffing
1.
Het
college kan ontheffing verlenen voor het autoluw-plusgebied, welke in de bij
deze verordening horende bijlage door de raad is aangewezen.
2.
Het
college van burgemeester en wethouders brengt het gebied welk in de in lid 1
bedoelde bijlage is aangewezen ter openbare kennis.
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing verlenen aan een
houder van een motorvoertuig voor de duur van maximaal één kalenderjaar.
4.
Indien
het verkeersbelang, het belang van openbare orde of veiligheid of andere
dringende omstandigheden zulks noodzakelijk maken, is het college van
burgemeester en wethouders bevoegd, tijdelijk in het in het eerste lid bedoelde
gebied afwijkende maatregelen te treffen.
5.
Het
college van burgemeester en wethouders beslist binnen zes weken na aanvraag op
de ontheffing, tenzij anders is bepaald. Deze periode kan maximaal met zes
weken worden verlengd, behoudens indien sprake is van een onderzoek als bedoeld
in artikel 6 lid 5 of artikel 7 lid 5 van deze verordening. In dat geval kan de
periode met maximaal 18 weken worden verlengd.
6.
Het
college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van haar afweging tot
het verlenen van een ontheffing advies vragen aan een derde, voor zover deze
inzicht heeft in of betrokken is bij het economisch functioneren van het gebied
waartoe de ontheffing wordt verleend.
Stuk 1 VII pag. 3
7.
De
ontheffing, behoudens de ontheffing verleend krachtens artikel 8 van deze
verordening, bevat in ieder geval:
8.
Een
door het college van burgemeester en wethouders verleende ontheffing, behoudens
de ontheffing als bedoeld in artikel 4 lid 3, wordt niet eerder verleend dan
nadat de leges, zoals vastgesteld in de tarieventabel behorende bij de
legesverordening gemeente Delft zijn voldaan, tenzij is bepaald dat voor de
ontheffing geen leges worden berekend.
9.
Ingeval
de ontheffing vergezeld gaat van een sleutel of ander voorwerp waarmee de
houder van de ontheffing zich toegang
tot het autoluw-plus gebied kan verschaffen, dan wordt hiervoor een statiegeld
in rekening gebracht. Dit statiegeld mag niet meer bedragen dan vijf keer de
vervangingswaarde van het ter beschikking gestelde voorwerp.
10.
Het
college van burgemeester en wethouders trekt een ontheffing in:
a.
op
verzoek van de houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend;
b.
indien
de feiten of omstandigheden die hebben geleid tot het verlenen van de
ontheffing zich hebben gewijzigd;
c.
in
geval van overlijden van de houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is
verleend, met dien verstande dat de ontheffing kan worden overgeschreven op
naam van de nabestaande, mist deze voldoet aan de criteria waaronder de
ontheffing is verleend;
d.
indien
het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend wijzigt van eigenaar of houder;
e.
wanneer
het betreffende gebied niet meer wordt aangemerkt als autoluw-plus;
f.
indien
een andere reden of grond bestaat waardoor houder van het voertuig of het
voertuig niet meer voldoen aan criteria op basis waarvan de ontheffing is
verleend.
11.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing opschorten of
intrekken indien:
a.
een handeling wordt verricht in strijd met de voorwaarden verbonden aan
de ontheffing;
b.
indien,
houder van het voertuig, of een ander met het voertuig waarvoor de ontheffing
is verleend, de voor het gebied geldende verkeersregels en verkeerstekens
overtreedt;
c.
houder
van het voertuig bij zijn aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt;
d.
om
redenen van openbaar belang.
1.
Het
college van burgemeester en wethouders is bevoegd in het belang van orde,
veiligheid, medische zorg of een andere dringende of bijzondere omstandigheid,
een bestuurder van een motorvoertuig ontheffing te verlenen zich in het
autoluw-plus gebied met dat motorvoertuig te verplaatsen.
2.
Het
college van burgemeester en wethouders is bevoegd aan de in lid 1 bedoelde
ontheffing nadere voorwaarden te verbinden.
3.
Indien
het spoedeisend karakter van de reden van verplaatsing met een voertuig door
het autoluw-plus onverwijlde toelating tot het gebied vereist, dan kan de in
lid 1 bedoelde ontheffing achteraf verleend worden.
Stuk 1 VII pag. 4
Artikel 4.
Vrijstellingsregeling
1.
Het
college van burgemeester en wethouders is bevoegd in het belang van openbare
orde of veiligheid of andere dringende of bijzondere omstandigheden,
motorvoertuigen aan te wijzen waarvoor het autoluw-plus gebied al dan niet
onder nadere voorwaarden, vrijelijk toegankelijk is.
2.
Het
autoluw-plus gebied is vrijelijk toegankelijk voor motorvoertuigen van de
hulpdiensten: politie, brandweer en ambulance, mits deze voertuigen als zodanig
duidelijk herkenbaar zijn en worden gebruikt ten behoeve van de rechtmatige
uitoefening van de functie van de bij deze hulpdienst werkzame bestuurder of
andere inzittende en bij deze functie-uitoefening gebruik van het voertuig
noodzakelijk is.
3.
Het
autoluw-plus gebied is onder de navolgende voorwaarden vrijelijk toegankelijk
voor motorvoertuigen ten behoeve van openbaar vervoer, als mede voor
motorvoertuigen van gemeentewege verzorgde pendelvoorziening tussen
parkeerterreinen in het TU-gebied en de binnenstad, mits deze voertuigen als
zodanig duidelijk herkenbaar zijn:
a.
op
tijdstippen zoals vastgelegd in de erkende dienstregeling;
b.
op de
route zoals vastgelegd in de erkende dienstregeling;
4.
Het
autoluw-plus gebied is onder de navolgende voorwaarden vrijelijk toegankelijk
voor motorvoertuigen ten behoeve van reiniging, mits deze voertuigen als
zodanig duidelijk herkenbaar zijn:
a.
op
tijdstippen zoals vastgelegd in de erkende ophaalregeling;
b.
op de
route zoals vastgelegd in de erkende ophaalregeling;
c.
op
tijdstippen en locaties aangewezen door het college van burgemeester en
wethouders;
5.
Het
college van burgemeester is bevoegd de vrijstelling op te schorten of in te
trekken, indien een bestuurder van een voertuig uit de categorie waarvoor de
vrijstelling is verleend, zich met dit voertuig door het gebeid verplaatst op
een ander tijdstip, en/of volgens een andere route, en/of zonder dat sprake is
van het doel of oogmerk dan waartoe de vrijstelling is verleend. De directie
van de instantie die gebruiker is van de voertuigen waarvoor de vrijstelling is
verleend, wordt hiervan terstond schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 5.
Ontheffingsregeling parkeervoorziening op eigen terrein
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een ieder, die eigenaar of huurder
is van een parkeervoorziening op eigen terrein, welke louter via het
autoluw-plus gebied voor motorvoertuigen toegankelijk is, ontheffing verlenen
om zich met het motorvoertuig waarvan hij houder is, door het autoluw-plus
gebied te verplaatsen.
2.
Voor
een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden geen leges in rekening gebracht.
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kan bij de ontheffing als bedoeld in lid
1 nadere regels voorschrijven inzake de route tussen uitgang en plaats
betreding van in lid 1 bedoelde parkeervoorziening.
4.
Aan
een ontheffing als bedoeld onder lid 1 wordt verleend voor alle dagen van de
week en alle uren van de dag, tenzij het college van burgemeester en wethouders
om reden van verkeersveiligheid, openbare orde of veiligheid anders bepaald.
5.
Het
bewijs van ontheffing wordt op duidelijk zichtbare wijze rechtsonder achter de
voorruit van het voertuig aangebracht, tenzij in de voorwaarden van ontheffing
anders is bepaald.
Stuk 1 VII pag. 5
1.
Het college
van burgemeester en wethouders kan een ieder die woonachtig is in het
autoluw-plus gebied of een bedrijf heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied
of zich vanwege beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied, ontheffing
verlenen zich ten behoeve van laden en
lossen en halen en brengen zoals bedoeld in deze verordening, met het
motorvoertuig, waarvoor een parkeervergunning als bedoelt in artikel 4 lid 1
van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 voor het gebied genoemd in
artikel 1 lid 3 onder zone A: Binnenstad, van de bijlage bij de
Parkeerverordening gemeente Delft 2001, is verleend, door het autoluw-plus
gebied te verplaatsen.
2.
Voor
een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden geen leges in rekening gebracht.
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kan nadere regels voorschrijven inzake
de tijdstippen waarop de ontheffing van toepassing is alsmede de te rijden
route door het autoluw-plus gebied.
4.
Ontheffing
wordt niet verleend:
a.
voor
locaties en tijden van warenmarkten als genoemd in de marktverordening;
b.
voor
locaties ten tijden waarop een evenement plaatsvindt waarvoor een vergunning is
verleend;
c.
voor
het gehele autoluw-plus gebied op de vrijdagavond van 18.00 uur tot 21.00
uur, de zaterdag van 11.00 uur tot
17.00 uur en de zondag van 12.00 tot 17.00 uur;
d.
voor
motorvoertuigen breder dan 2.30 meter.
5.
Het
college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te
wijken indien houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is aangevraagd
aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij toepassing van
lid 4 in zijn belang te worden geschaad.
Het college van burgemeester en wethouders neemt niet eerder besluit om
af te wijken van het gestelde in lid 4, dan nadat advies als bedoeld in artikel
2 lid 6 is ingewonnen.
6.
Het
bewijs van ontheffing wordt op duidelijk zichtbare wijze rechtsonder achter de
voorruit van het voertuig aangebracht, tenzij in de voorwaarden van ontheffing
anders is bepaald en dient onverwijld op eerste verzoek van een functionaris
die met toezicht en handhaving is belast te worden getoond.
Artikel 7.
Ontheffingsregeling vaste leveranciers
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een houder van een motorvoertuig,
die op vaste tijdstippen personen haalt of brengt zoals bedoeld in deze
verordening of voornemens is dit te doen en/of goederen laadt of lost zoals
bedoeld in deze verordening of voornemens is dit te doen, voor zover deze
handelingen plaatsvinden ten behoeve van een persoon, woonachtig in het
autoluw-plus gebied, een bedrijf in het autoluw-plus gebied, of een natuurlijk
persoon die zich vanwege beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied,
ontheffing verlenen om zich met het motorvoertuig door het autoluw-plus gebied
te verplaatsen.
2.
De
ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt verleend voor maximaal één kalenderjaar.
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels voorschrijven. In
ieder geval worden regels gesteld inzake de tijdstippen waarop de ontheffing
van toepassing is alsmede de te rijden route door het autoluw-plus gebied.
Stuk 1 VII pag. 6
4.
Ontheffing
wordt niet verleend:
a.
voor
locaties en tijden van warenmarkten als genoemd in de marktverordening,
behoudens voor de bevoorrading van de markt, voor zover dat overeenkomstig is
met de marktverordening;
b.
voor
locaties ten tijden waarop een evenement plaatsvindt waarvoor een vergunning is
verleend, behoudens ten behoeve van het evenement zelf;
c.
voor
het gehele autoluw-plus gebied op de donderdag van 14.00 uur tot 18.00 uur, op
de vrijdag van 14.00 uur tot 21.00 uur, de zaterdag na 11.00 uur en de zondag;
d.
voor
motorvoertuigen breder dan 2.30 meter.
5.
Het
college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te
wijken indien hetzij houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is
aangevraagd, hetzij de natuurlijk- of rechtspersoon die van het transport
afhankelijk is, aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij
toepassing van lid 4 in zijn belang te worden geschaad. Het college van burgemeester en wethouders
neemt niet eerder besluit om af te wijken van het gestelde in lid 4, dan nadat
advies als bedoeld in artikel 2 lid 6 is ingewonnen.
6.
Het
bewijs van ontheffing dient tijdens gebruik van de ontheffing in het voertuig
zichtbaar rechtsonder achter de voorruit te worden geplaatst, tenzij in de
voorwaarden van de ontheffing anders is bepaald en dient onverwijld op eerste
verzoek van een functionaris die met toezicht en handhaving is belast te worden
getoond.
Artikel 8. Regeling
voor éénmalige ontheffingen
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een houder van een motorvoertuig,
die voornemens is een persoon of meerdere personen te halen of te brengen zoals
bedoeld in deze verordening en/of voornemens is enig goed te laden of te lossen
zoals bedoeld in deze verordening, ontheffing verlenen om zich met het
motorvoertuig door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.
2.
De
ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt verleend voor de periode die nodig voor
het éénmalig en aaneengesloten halen of brengen van de persoon of de personen en/of
het laden of lossen van het goed of de goederen waartoe de ontheffing is
aangevraagd.
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kan om reden van een bijzonder of
aanmerkelijk sociaal of economisch belang een houder van een motorvoertuig of
een organisator van een colonne motorvoertuigen ontheffing verlenen om zich met
dit motorvoertuig of met deze colonne motorvoertuigen door het autoluw-plus
gebied te verplaatsen.
4.
Het
college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels voorschrijven. In
ieder geval worden regels gesteld inzake de tijdstippen waarop de ontheffing
van toepassing is alsmede de te rijden route door het autoluw-plus gebied.
5.
Ontheffing
wordt niet verleend:
a.
voor
locaties en tijden van warenmarkten als genoemd in de marktverordening,
behoudens voor de bevoorrading van de markt, voor zover dat overeenkomstig is
met de marktverordening;
b.
voor
locaties ten tijden waarop een evenement plaatsvindt waarvoor een vergunning is
verleend, behoudens ten behoeve van het evenement zelf;
c.
voor
het gehele autoluw-plus gebied op de donderdag van 14.00 uur tot 18.00 uur, op
de vrijdag van 14.00 uur tot 21.00 uur, de zaterdag na 11.00 uur en de zondag;
d.
voor
motorvoertuigen breder dan 2.30 meter.
Stuk 1 VII pag. 7
6.
Het
college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te
wijken indien hetzij houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is
aangevraagd, hetzij de natuurlijk- of rechtspersoon die van het transport
afhankelijk is, aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk bij toepassing van lid
5 in zijn belang te worden geschaad.
7.
Het
bewijs van ontheffing dient tijdens gebruik van de ontheffing in het voertuig
zichtbaar rechtsonder achter de voorruit te worden geplaatst, tenzij in de
voorwaarden van de ontheffing anders is bepaald en dient onverwijld op eerste
verzoek van een functionaris die met toezicht en handhaving is belast te worden
getoond.
Artikel 9. Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als
”Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001”
Deze verordening treedt in werking met ingang van de
eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 mei 2001.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
22 februari 2001.
, burgemeester
,
secretaris
Stuk 1 VII pag.
8
Toelichting bij de
Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001
Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de
nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19
april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van
wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief
met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening
op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader
waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid
en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden,
vast te stellen.
Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele
proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische
kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te
versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een
gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een
aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch
functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de
binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier
uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):
1.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
2.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch
belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat
vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;
3.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
4.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
De Verordening ontheffingverlening
autoluw-plusgebied 2001 en de op deze
verordening betrekking hebbende bijlage is een weerslag van het raadsbesluit
van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter
realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.
In de artikelen 6,7 en 8 wordt als reden tot inzet
van het voertuig: laden, lossen, halen en brengen genoemd. De definitie van de
begrippen, genoemd in artikel 1 van de verordening, wijken af van hetgeen
hieronder gewoonlijk in de verkeerswetgeving wordt verstaan. Meest afwijkend is
dat in deze verordening de zinsnede: “die bezwaarlijk anders dan per
motorvoertuig kunnen worden vervoerd” is toegevoegd. Reden hiervan is dat het
doel in de verkeerswetgeving er in is gelegen de periode van handeling zo kort
mogelijk te laten duren om redenen van vrijheid van verkeer of veiligheid van
de weg. In het autoluw-plus gebeid is de verplaatsing per motorvoertuig als
zodanig storend, hinderlijk of schadelijk.
Stuk 1 VII pag.
9
Dit betekent dat bij verplaatsing door het gebeid met
een motorvoertuig sprake moet zijn van een belang dat uitstijgt boven de
storing, hinder of schade die de verplaatsing veroorzaakt. Dit is meestal
alleen het geval indien de te vervoeren persoon zodanige functiebeperking kent
of het goed van zodanig gewicht of omvang is dat een andere vorm van transport
dan per motorvoertuig niet geïndiceerd is.
Dit artikel geeft de bepalingen waaraan iedere
ontheffing moet voldoen, tenzij anders is bepaald.
Dit artikel geeft het college van burgemeester en
wethouders bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing die niet verleend
kan worden op basis van de artikelen 5 tot en met 8.
Dit artikel is bedoeld om vrijstelling te verlenen
voor categorieën voertuigen, waarvan evident is dat toegang verleend wordt en
waarvan tevoren niet in alle gevallen vast staat wat het kenteken van het
voertuig is.
Dit artikel is bedoeld om ieder die eigenaar of
huurder is van een parkeeraccommodatie op eigen terrein, gelegen in het
autoluw-plusgebied, gelegenheid te geven deze accommodatie met het voertuig te
bereiken. De vrije toegang tot de accommodatie wordt aangemerkt als een
aanmerkelijk belang, daarom kan het college van burgemeester en wethouders deze
alleen inperken om reden van een ander aanmerkelijk belang en dan alleen voor
de tijd voor zolang dit andere aanmerkelijke belang met de vrije toegang
strijdt.
Dit artikel is bedoeld om alle bewoners en alle
bedrijven mogelijkheid te bieden de eigen locatie met een motorvoertuig te
bereiken voor situaties waarin dit noodzakelijk is. (zie hiertoe de definities
e en g van artikel 1)
Dit artikel is bedoeld om een ieder die vast
chauffeur of vast leverancier is van een bewoner of een bedrijf gevestigd in
het autoluw-plusgebied gelegenheid te geven een regeling op maat te geven ten
behoeve van noodzakelijk halen en brengen en laden en lossen. (zie hiertoe de
definities e en g van artikel 1)
Dit artikel is bedoeld te
voorzien in situaties van éénmalige haal en breng en laad en los activiteiten.
Tevens is in lid 3 een bepaling opgenomen voor situaties van aanmerkelijk of
bijzonder sociaal of economisch belang wanneer in strikte zin niet sprake is
van halen, brengen, laden of lossen. Onder deze bepaling kunnen bijvoorbeeld
trouwstoeten of rouwstoeten een ontheffing verkrijgen.
Stuk 1 VII pag.
10
Artikel 6 t/m 8 leden 4 respectievelijk 5 (motorvoertuigen breder dan 2.30
meter)
Deze bepaling is bedoeld de grootte van het voertuig
te beperken. Grote en/of zware voertuigen veroorzaken veelvuldig en soms
aanmerkelijke schade aan wegdek en panden. Normaliter wordt voor deze
voertuigen geen ontheffing verleend. Het college van burgemeester en wethouders
kan alleen ontheffing verlenen indien sprake is dat hetzij de transporteur,
hetzij degene die van dit transport afhankelijk is, aanmerkelijk nadeel
ondervindt als geen groot voertuig wordt ingezet. Om reden van heldere en
éénduidige handhaving is volstaan met louter een breedtemaat beperking. De
meeste voertuigen met een wielbasis groter dan 4,50 meter, langer dan 7,50
meter, zwaarder dan 7,50 ton en/of hoger dan 3,20 meter zijn ook breder dan
2,30 meter. Door de breedtemaat als criterium te nemen worden de facto alle
groet voertuigen uitgesloten zonder bijzondere handhavingsinstrumenten te
behoeven hanteren.
Stuk 1 VIII
01/001859
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders
van 6 februari 2001;
gelet op de “Verordening Ontheffingverlening
autoluw-plusgebied 2001";
b e s l u i t:
vast te stellen de navolgende:
bijlage behorende bij de Verordening
Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001.
Ingevolge artikel 2 lid 1 van de verordening
Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001 worden aangewezen als
autoluw-plusgebied:
·
Boterbrug
·
Brabantse
turfmarkt tussen de Molslaan en de
Jacob Gerritstraat
·
Burgwal
tussen de Jacob Gerritstraat en de Jozefstraat v/h Molenpoort
·
Bonte
Ossteeg
·
Cameretten
·
Cellebroerstraat
tussen de Minderbroederstraat en de Choorstraat
·
Choorstraat
·
Halsteeg
·
Heilige
Geestkerkhof
·
Hippolytusbuurt
·
Jacob
Gerritstraat
·
Kromstraat
·
Maria
Gouweloospoort
·
Markt,
behoudens het deel dat is aangemerkt als bestemd voor het parkeren van
motorvoertuigen, alsmede voor motorvoertuigen toegang verleent tot de
Kerkstraat
·
Molslaan
tussen de Brabantse Turfmarkt en de Kruisstraat
·
Molsstraat
·
Nieuwstraat
·
Oude
Delft tussen Schoolstraat en Heilige Geestkerkhof
·
Oude
Kerkstraat
·
Oude
Langedijk tussen de Koornmarkt en circa 10 meter ter oosten van de Jozefstraat
v/h Molenpoort
·
Oude
Manhuissteeg
·
Papenstraat
·
Paradijspoort
·
de
Vlouw
·
Voldersgracht
·
Voorstraat
tussen de Poelbrug en de Hippolytusbuurt
·
Vrouw
Juttenland westelijk van de Vrouwengracht
·
Waag
·
Wijnhaven
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
22 februari 2001.
, burgemeester
, secretaris.
Stuk 1 VIII pag.
2
Toelichting
bij de bijlage bij de
verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001
Deze bijlage behoort bij de Verordening
Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001 en is een weerslag van het
raadsbesluit van 29 juni 2000. De bijlage geeft, net als de verordening, de
juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat
besluit ingezette beleid.
Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de
nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19
april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van
wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief
met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening
op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader
waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid
en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden,
vast te stellen.
Dit besluit is één van de pijlers waarop het gehele
proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische
kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te
versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een
gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een
aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch
functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de
binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier
uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):
5.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
6.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch
belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat
vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;
7.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
8.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
Stuk 1 IX
01/001859
De raad van de gemeente Delft,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders
van 6 februari 2001;
gelet op de Verordening Ontheffingverlening
autoluw-plusgebied 2001
b e s l u i t :
vast te stellen de navolgende verordening tot
wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, zoals
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 april 1996
Artikel I
De Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft
1996 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 3 wordt een nieuw lid 5 toegevoegd,
luidende:
5. De ontheffingen op grond van het eerste tot en met
vierde lid worden niet verleend in gebieden die in de Verordening ontheffingen
autoluw-plus en/of de bij die verordening behorende bijlage zijn aangemerkt als
autoluw-plus.
Artikel II
Overgangsbepaling
Zes weken na de datum van inwerkingtreding van deze
wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, komen
ontheffingen, welke krachtens deze verordening zijn verleend voor gebieden,
straten of weggedeelten zoals genoemd in de bijlage bij de Verordening
Ontheffingen autoluw-plusgebied, te vervallen.
Artikel III
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de
eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 mei 2001.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
22 februari 2001.
, burgemeester
, secretaris
Stuk 1 X
01/001859
De raad der
gemeente Delft,
gelezen het
voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 februari 2001;
b e s l u i
t :
I. burgemeester
en wethouders op te dragen:
1.
tijdig,
dat wil zeggen voordat de betreffende verkeersmaatregelen daadwerkelijk zijn
geëffectueerd, met een voorstel te komen inzake een regeling nadeelcompensatie
terzake;
2.
tijdig,
dat wil opnieuw zeggen voordat de betreffende verkeersmaatregelen daadwerkelijk
zijn geëffectueerd, een kaart vast te stellen, waaruit op te maken zal zijn
welke de voornaamste ingrediënten zijn van het thans aan de orde zijnde
samenstel van verkeersmaatregelen;
3.
na het
vaststellen van de betreffende besluiten door de raad, de indieners van de
dienaangaande geuite zienswijzen, schriftelijk te berichten inzake de reactie
van de raad op die zienswijzen;
4.
zorg
te dragen voor een zorgvuldig en effectief communicatietraject.
II.
in te
stemmen met de in de bijlage opgenomen concept-reacties op de ontvangen
zienswijzen.
Aldus vastgesteld in de openbar raadsvergadering van 22
februari 2001.
,
burgemeester
,
secretaris
*** C o n c e p t *** bijlage
Geacht
bestuur,
Op
9 januari jl. hebben wij uw 5 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept
parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten
borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art
87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop
betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.
De reden
voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen, was een ieder gelegenheid te geven
schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en
volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000
is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het
gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust
gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant
duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit
doel verwoord.
Een aantal
zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen
regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met
wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
Uw
zienswijze bevat inhoudelijk twee soorten van commentaar. Enerzijds bezwaar ten
principale en anderzijds een aantal praktische bezwaren tegen bepaalde uitwerkingen.
Als bezwaar ten principale beschouwen wij uw opmerkingen als: de maatregelen
schieten hun doel voorbij, brengen onevenredige schade toe, zijn gericht op een
niet bestaand fenomeen, creëert problemen. U bent dit van mening omdat naar uw
perceptie het parkeren voor zowel bewoners als ondernemers in het noordelijk
deel van de binnenstad tamelijk effectief verloopt. Het gemeentebestuur ziet de
huidige situatie anders op basis van reacties van bewoners die in de loop der
jaren zijn ingekomen, welke aangeven dat zich tussen 18.00 en 20.00 uur een min
of meer chaotische parkeersituatie voordoet. Daarnaast is voorgenomen een aan uw buurt grenzend deel van de binnenstad
autoluw-plus te maken, en zijn, mede op basis van de binnenstadsconferentie
beleidsdoelstellingen geformuleerd. De raad heeft op 29 juni 2000 besloten dat
dit, ook in uw buurt, aanpassing van de
parkeerregelgeving vergt.
Uw
commentaar inzake de uitwerking van de regelingen spitst zich toe op de
volgende punten:
1. fuikvorming op de Oude Delft en de Voorstraat, op het
moment dat in deze straten langdurige laad en los activiteiten plaatsvinden.
Deze fuik zou worden veroorzaakt door de afsluiting van de Oude Kerkstraat;
2. het beëindigen van een doorgaande route: Oude Delft ten
zuiden van de Oude Kerk, Heilige Geestkerkhof, Voorstraat richting Kolk dan wel
oude kerkstraat Oude delft ten noorden van de Oude Kerk;
3. het verminderen van het aantal betaald parkeerplaatsen in
het gebied alsmede van de vrije parkeerplaatsen in het deel ten noorden van de
Kolk.
Deze punten
brengen ons tot de volgende reacties:
Ad 1. De
situatie die u fuik noemt treedt alleen op in geval van langdurige laad en
losactiviteiten op het Noordelijk deel van het Oude Delft en/of de Voorstraat.
Dergelijk langdurig laden en lossen geschiedt in de praktijk alleen in geval
van verhuizingen. Dit zijn (doorgaans) geplande activiteiten en kunnen
aangemeld worden. De oplossing is, binnen het geheel aan voorgenomen
maatregelen eenvoudig. Door de afsluiting tussen Oude Kerkstraat en Oude Delft
te voorzien van verwijderbare (¹ dynamisch beweegbare) palen, en
deze palen van gemeentewege tijdelijk te verwijderen bij verhuizing, treedt de
fuik niet op. Dezerzijds wordt dan ook de plaatsing van verwijderbare palen bij
de afsluiting Oude Kerkstraat - Oude Delft alsmede de bediening hiervan in
voorkomend geval toegezegd.
Ad 2. Het
beëindigen van de doorgaande route past binnen het gemeentelijk beleid om
doorgaand verkeer door de binnenstad heen tegen te gaan. De binnenstedelijke
verkeerscirculatie kent in de voorgestelde situatie kwadranten, die ieder is
vanuit een ‘eigen’ toegang goed
bereikbaar is. Deze toegangen zijn gelegen aan de ring om de binnenstad heen.
Het tegengaan van doorgaand verkeer is een effectieve manier om het autoverkeer
in de binnenstad terug te dringen. Uw argumentatie overtuigt ons niet waarom
voor dit deel van de binnenstad dit uitgangspunt verlaten moet worden.
Ad 3. Uw
opmerking over het aantal betaald parkeerplaatsen heeft ons college geïnspireerd om nogmaals kritisch te kijken
naar de zeer lokale parkeermogelijkheid voor met name kantoren en bureaus die
in het autoluw-gebied/ vergunninghouders gebied gevestigd zijn. Dit heeft ertoe
geleid om ook ten behoeve van bedrijven de mogelijkheid van de kraskaart
(analoog de kraskaart voor bewoners) te introduceren.
Naar
aanleiding van uw zienswijze zijn de wijzigingen 13 tot en met 16 geformuleerd.
Hoogachtend,
etc.
Aan het
bestuur van de stichting ‘Zicht op Delft’.
Geacht
bestuur,
Op
9 januari jl. hebben wij uw 7 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept
parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten
borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art
87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de
hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen
ontvangen.
De reden
voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen, was een ieder gelegenheid te geven
schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en
volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000
is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het
gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust
gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant
duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit
doel opgesteld.
Een aantal
zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen
regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met
wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
In uw
zienswijze geeft u eerst melding dat kennelijk ‘iets’ niet goed gelopen is in
de communicatie tussen uw voorzitter en de dienstdoende ambtenaar bij de
publieksbalie. Hierdoor heeft uw voorzitter ten onrechte de stukken op 2
januari niet in kunnen zien en op 4 januari nogmaals de gang naar de
publieksbalie moeten maken. Dit betreuren wij.
Uit uw
zienswijze blijkt dat u de vervanging van de vrije parkeerplaatsen op de Nieuwe
Plantage door vergunninghoudersplaatsen en 40 betaald parkeerplaatsen niet
beschouwd als een ongewenste parkeeroplossing.
In uw zienswijze komt u terug op de realisatie van extra
parkeerplaatsen. In de discussie in de commissie CKE /Duurzaamheid, voorafgaand
aan het raadsbesluit van 29 juni 2000, is door raadslid M. Bouwman voorgesteld
extra plaatsen te realiseren. Zover dit niet ten koste ging van het ‘groen’,
bestond tegen dit voorstel geen verzet. Met u zal een voorstel terzake worden
besproken. Uw constructieve opstelling inzake dit punt wordt overigens door ons
gewaardeerd.
Vervolgens
doet u in uw zienswijze verzoek tot dubbelgebruik (zowel betaald parkeren als
vergunninghoudersparkeren) van de 40 parkeerplaatsen. Gezien het totaal aantal
vergunninghoudersplaatsen in dit deel van de binnenstad zien wij hiertoe
vooralsnog geen aanleiding. Mocht de monitoring rond (o.a.) de binnenstedelijke
parkeerproblematiek aanleiding geven het parkeerregime ter plaatsen te herzien,
dan zal dat zeker overwogen worden.
Tenslotte wordt door u het aantal kraskaarten als te
beperkt ingeschat. Ook door anderen is dit punt naar voren gebracht. Het
vaststellen van een reëel aantal is een lastige afweging. Indien het aantal
(te) ruim is genomen neemt voor de vergunninghouder de parkeermogelijkheid af.
Plaatsen worden immers ingenomen door kraskaartgebruikers. Bij het verstrekken
van een klein aantal zijn juist die huishoudens die veel bezoek ontvangen dat
slecht ter been is in het nadeel. De
kraskaart is voor Delft een nieuw fenomeen. Wij bezitten dan ook geen
ervaringscijfers. Wij zijn ons ook zeer bewust dat het gekozen aantal arbitrair
is. Wij benadrukken dat de kraskaarten een extra
faciliteit bieden ten behoeve van bezoekers
aan bewoners die niet in staat zijn om te lopen van een
bezoekersparkeerplaats (bijv. garage, Paardenmarkt of één van de andere
parkeerterreinen) naar het bezoekadres.
Het
functioneren van de kraskaart is daarom ook uitdrukkelijk een onderwerp dat
goed geëvalueerd zal worden.
Hoogachtend,
Etc.
Geachte
heer De Mooij,
Op
9 januari jl. hebben wij uw 7 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept
parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten
borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art
87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de
hierop betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen
ontvangen.
De reden
voor het gemeentebestuur voornoemde documenten ter inzage te leggen, was een ieder gelegenheid te geven
schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de juistheid en
volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op 29 juni 2000
is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist is, heeft het
gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en kwaliteitszorg bewust
gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie in de Stadskrant
duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond van dit
doel opgesteld.
Een aantal
zienswijzen heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen
regelgeving inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met
wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
Uit uw
zienswijze maken wij op dat u zich zorgen maakt om twee zaken: de
bereikbaarheid van de binnenstad voor mensen die op de auto zijn aangewezen en
de kosten die voor de burger voortvloeien uit de plannen. Wij hebben veel
argumenten waarmee wij uw zorg op zijn minst kunnen nuanceren en wellicht
geheel weg kunnen nemen. Juist het bereikbaar houden van de binnenstad voor
mensen die vanwege een fysieke beperking op de auto zijn aangewezen is in het
geheel aan plannen behoorlijk zeker gesteld en naar onze opinie een duidelijke
verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Wij noemen het volgende:
1.
Rond
het autoluw-plusgebied komt een ring van algemene invalidenparkeerplaatsen. De
locatie van de parkeerplaatsen is zodanig gekozen dat nagenoeg iedere
bestemming in het autoluw-plusgebied gelegen is binnen een straal van 100 meter
vanaf deze parkeerplaats.
2.
Het
parkeren op een dergelijke parkeerplaats wordt voor houders van een algemene
invalidenparkeerkaart gratis. Thans kost dit ƒ 2,00 per uur.
3.
Na
invoering van de maatregelen wordt het houders van een algemene
invalidenparkeerkaart toegestaan de auto te parkeren op een
vergunninghoudersplaats. Hieraan zijn eveneens geen kosten verbonden. Thans is
dit niet mogelijk. De parkeermogelijkheden voor deze kaarthouders wordt hiermee
zeer aanmerkelijk uitgebreid en gratis.
4.
Het
autoluw-plus gebied wordt voetgangersgebied. Dit betekent dat in dit gebied
geen relatief snel rijdend autoverkeer plaatsvindt. Met name voor mensen die
zich niet snel kunnen verplaatsen is dit een duidelijke verbetering van hun
veiligheid.
5.
Het
autoluw-plus gebied wordt à niveau ingericht. Dit betekent dat mensen die
moeilijk ter been zijn of gebruik moeten maken van een hulpmiddel geen hinder
hebben van trottoirbanden.
6.
De
conceptverordening ontheffingverlening autoluw-plus gebied voorziet in een
uitgebreid pakket van ontheffingmogelijkheden voor het thuis afhalen en thuis
brengen van mensen die afhankelijk zijn van de auto en in de binnenstad wonen
als ook voor het halen en brengen van goederen.
7.
Daarnaast
wordt voorzien in ontheffingen voor voorzieningen waar deze mensen van
afhankelijk kunnen zijn: medische zorg, hulpdiensten, het laden en lossen van
goederen, zowel incidenteel als meer structureel (bijvoorbeeld ‘tafeltje
dekje’). Juist vanwege de duidelijke vermindering van ander verkeer, wordt het
voor verkeer waar de betreffende groep van afhankelijk is juist gemakkelijker
om de gewenste service op de gevraagde tijd te leveren, c.q. in geval van halen
en brengen het voertuig dicht bij de voordeur te stoppen.
Tenslotte
voor wat betreft de kosten: indien u 500 meter te voet kunt afleggen is zo
ongeveer iedere bestemming in de binnenstad bereikbaar na parkeren van de auto
in de parkeergarage of op een parkeerterrein. Parkeren aldaar kost straks ƒ
2,75 per uur. Parkeren in het centrum kost nu ƒ 3,00 per uur.
Ten
overvloede zij opgemerkt, dat de gemeente Delft beschikt over een referendum
verordening.
Hoogachtend,
Etc.
Geachte dames en heren,
Op 10 januari jl. hebben
wij uw 2 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening,
concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het
voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept
verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking
hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.
De reden voor het gemeentebestuur voornoemde
documenten ter inzage te leggen, was
een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven
omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door
de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk
vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en
kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie
in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de
achtergrond van dit doel opgesteld.
Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen
tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe
binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
Uw zienswijze richt zich op
drie punten: de datum van invoering, de Kraskaarten en de winkelbereikbaarheid.
In uw zienswijze stelt u
voor als datum van invoering van het vergunninghouder regime in de oostelijke
binnenstad de realisatie van de Koepoortgarage te hanteren. Om de navolgende
redenen nemen wij uw voorstel niet over. Volgens onze informatie heeft het
invoeren van een vergunningsysteem in het oostelijk deel van de binnenstad een
breed draagvlak onder bewoners. Al langere tijd vragen bewoners in dit deel van
de binnenstad om invoering. Daarnaast start binnenkort de realisatie van de
ontwikkeling van het Doelengebied.
Zonder een regeling van het parkeren in het oostelijk deel van de
binnenstad wordt de overlast voor omwonenden in een vrij ruime omtrek majeur.
Verder wordt door u het aantal kraskaarten als te
beperkt ingeschat. Ook door anderen is dit punt naar voren gebracht. Het
vaststellen van een reëel aantal is een lastige afweging. Indien het aantal
(te) ruim is genomen neemt voor de vergunninghouder de parkeermogelijkheid af.
Plaatsen worden immers ingenomen door kraskaart gebruikers. Bij het verstrekken
van een klein aantal zijn juist die huishoudens die veel bezoek ontvangen dat
slecht ter been is in het nadeel. De
kraskaart is voor Delft een nieuw fenomeen. Wij bezitten dan ook geen
ervaringscijfers. Wij zijn ons ook zeer bewust dat het gekozen aantal arbitrair
is. Wij benadrukken dat de kraskaarten een extra
faciliteit bieden ten behoeve van bezoekers
aan bewoners die niet in staat zijn om te lopen van een
bezoekersparkeerplaats (bijv. garage, Paardenmarkt of één van de andere
parkeerterreinen) naar het bezoekadres.
Het functioneren van de kraskaart is daarom ook
uitdrukkelijk onderwerp dat goed geëvalueerd zal worden.
Tenslotte bent u bezorgd dat als gevolg van de
maatregelen de bereikbaarheid van winkels vermindert. Deze zorg wordt door ons
niet gedeeld. Het totaal aan maatregelen betekent straks een aanmerkelijke
verbetering van de kwaliteit van het totale areaal aan parkeervoorzieningen
voor de bezoeker. Deze kwaliteit wordt voornamelijk gerealiseerd in de (te
bouwen) parkeergarages. Eén van die garages zal gesitueerd worden ter hoogte
van de Koepoortbrug. De Nieuwe Langedijk zal vervolgens de hoofdroute zijn naar
de historische stad; ofwel een perfecte plaats om een winkel te hebben.
Hoogachtend,
Etc.
Brief aan bewonerswerkgroep
Binnenstad Noord
Geacht bestuur,
Op 10 januari jl. hebben
wij uw 10 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening,
concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het
voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de
concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop
betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.
De reden voor het gemeentebestuur voornoemde
documenten ter inzage te leggen, was
een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven
omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door
de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk
vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en
kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie
in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de
achtergrond van dit doel opgesteld.
Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen
tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe
binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
In uw zienswijze geeft u concrete suggesties ter
aanpassing van de concept regelgeving. Hierop willen wij per suggestie
reageren. In deze reactie hanteren wij de nummering uit uw brief.
1.
Principieel
bestaat dezerzijds geen probleem met uw voorstel, doch praktisch is
gemeentelijke handhaving op ‘bromautootjes’ erg moeilijk. Dit heeft te maken
met de kentekenregistratie. De kentekens van bedoelde voertuigen zijn verzekeringskentekens en geen RDW kentekens.
Daar wij als het adagium huldigen dat regelgeving wel gehandhaafd moet worden
en dus ook handhaafbaar moet zijn, zijn wij tot de conclusie gekomen uw
voorstel niet over te nemen. Inzake uw suggestie betreffende vrachtverkeer is
een regeling getroffen in de conceptverordening ontheffingverlening
autoluw-plus gebied (art. 6 t/m 8 leden 4 resp. 5). Dit lost het vraagstuk in
voldoende mate op.
2.
Bedoelde
parkeervoorziening is een voorziening ten behoeve van vergunninghouders.
3.
Het
belang van monitoring wordt door ons zeer onderkend. De monitoring is tijdens
de behandeling van de beleidsnota in juni 2000 toegezegd en de nulmeting wordt
thans uitgevoerd door een extern bureau in opdracht van de SCMD. (Met deze
externe uitvoering en opdrachtverlening is de
onafhankelijkheid gegarandeerd.)
4.
Principieel
bestaat dezerzijds geen weerstand tegen uw suggestie. In de huidige regelgeving
is reeds voorzien in voorstellen ter optimalisatie van het gebruik van de
garage(s): bijvoorbeeld het woon-werk abonnement en het overnachtingtarief.
Mocht, met behoud van het eigenlijke doel van de garage: faciliteit ten behoeve
van de bezoeker, toepassingen als voorgesteld mogelijk zijn, dan zijn zij zeker
het overwegen waard. De voorgestelde regelgeving verzet zich hier niet tegen.
5.
Betreffende
uw opmerking inzake de tweede vergunning voor betreffen zijn wij het niet
geheel met u eens. De tweede vergunning voor bedrijven is duidelijk duurder en
daarmee bestaat naar onze optiek een rem op aanvraag. Ervaring uit de huidige
situatie leert ons dat één vergunning voor sommige bedrijven nogal erg
beperkend blijkt.
6.
In de
discussie in de commissie CKE /Duurzaamheid, voorafgaand aan het raadsbesluit
van 29 juni 2000, is door raadslid M. Bouwman voorgesteld extra plaatsen te
realiseren. Zover dit niet ten koste ging van het ‘groen’, bestond tegen dit
voorstel geen verzet. Met u zal een voorstel terzake worden besproken.
7.
Wij
ondersteunen uw voorstel om een kaart op te stellen. Wij zullen de gemeenteraad
voorstellen vóórdat de verkeersmaatregelen daadwerkelijk geëffectueerd worden
een dergelijke kaart vast te stellen.
Uit bedoelde kaart zal opgemaakt kunnen worden welke de voornaamste
ingrediënten zijn van het thans voorliggende geheel van verkeersmaatregelen.
Het zal niet een kaart zijn die is uitgewerkt tot op individueel detailniveau
van bewoners of bedrijven in het
betrokken gebied. Dit is in praktische zin niet werkbaar en onvoldoende
flexibel wanneer op onderdelen relatief
kleine wijzigingen moeten plaatsvinden.
8.
Uw
voorstel tot verlengen van de eindtijd op de zondag tot bijv. 20.00 of 22.00
uur wordt op dit moment niet overgenomen. De redenen hiervoor zijn de hoge
kosten (zondagavond) en de te verwachten geringe inkomsten ter dekking (anders
dan de prijs van de vergunning). Op dit moment hebben wij de perceptie dat de
feitelijke omvang van het geschetste probleem relatief beperkt is. Het
vraagstuk kan wel in de monitoring worden meegenomen.
9.
Uw
zienswijze dat parkeren in de garage voorkeur verdient boven parkeren op een
parkeerterrein en dat weer voorkeur heeft boven straatparkeren was ook
uitgangspunt bij de formulering van het beleid. In dit opzicht zijn wij het dan
ook geheel eens. Het lijkt logisch deze verfijning dan ook in de tarieven tot
uiting te brengen. De verordening plus bijlage heeft echter betrekking op fase
1, waar slechts één (vrij kleine (210 p.p.)) garage toegankelijk is. Een extra
scheiding tussen garage en terreinen is daarom op dit moment niet geïndiceerd.
10.
Het is
24 uur per dag mogelijk de garage met het voertuig te verlaten. Het inrijden is
ter wille van de veiligheid beperkt tot momenten waarop dit ook feitelijk veel
plaatsvindt (dag + vroege(re)) avond. Zie art. 10. Mocht dit niet toereikend
zijn dan kan dit worden verruimd.
11.
Onder
punt 11 doet u een terechte constatering. ‘Feestdagen’ zijn inderdaad niet
genoemd. Hier is sprake van een omissie onzerzijds. Wij stellen uw
oplettendheid zeer op prijs. De verordeningen zullen op dit punt aangepast
worden, zodat op feestdagen geen parkeerbelasting geheven wordt en geen
vergunning “actief” is. De winkels zijn immers niet open. Eén en ander zal
betrokken worden in de monitor..
Tenslotte wordt door u het aantal kraskaarten als
beperkt ingeschat. Ook door anderen is dit punt naar voren gebracht. Het
vaststellen van een reëel aantal is een lastige afweging. Indien het aantal
(te) ruim is genomen neemt voor de vergunninghouder de parkeermogelijkheid af.
Plaatsen worden immers ingenomen door kraskaartgebruikers. Bij het verstrekken
van een klein aantal zijn juist die huishoudens die veel bezoek ontvangen dat
slecht ter been is in het nadeel. De
kraskaart is voor Delft een nieuw fenomeen. Wij bezitten dan ook geen
ervaringcijfers. Wij zijn ons ook zeer bewust dat het gekozen aantal arbitrair
is. Wij benadrukken dat de kraskaarten een extra
faciliteit bieden ten behoeve van bezoekers
aan bewoners die niet in staat zijn om te lopen van een
bezoekersparkeerplaats (bijv. garage, Paardenmarkt of één van de andere
parkeerterreinen) naar het bezoekadres.
Het functioneren van de kraskaart is
daarom ook uitdrukkelijk onderwerp dat goed
geëvalueerd zal worden.
Hoogachtend,
Etc.
Brief van Hiemstra
Op 15 januari jl. hebben
wij uw 11 januari 2001 gedateerd dossier ontvangen, waarin u namens 26 personen
ons een zienswijze overbrengt op de
concept parkeerverordening, concept parkeerbelastingverordening, de bij deze
concepten borende bijlage, het voorstel tot wijziging van de verordening
ontheffingen art 87 RVV1990, de concept verordening ontheffingverlening
autoluw-plusgebied, de hierop betrekking hebbende bijlage een set concept
verkeersbesluiten. Op 15 januari en 17 januari heeft u ons per fax laten weten
dat twee respectievelijk vier reclamanten deze zienswijze mede ondersteunen.
De reden voor het gemeentebestuur voornoemde
documenten ter inzage te leggen, was
een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven
omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door
de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk
vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en
kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie
in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de
achtergrond van dit doel opgesteld.
Een aantal zienswijzen
heeft geleid tot voorstellen tot wijziging van de voorgenomen regelgeving
inzake parkeren en autoluwe binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft
u bijgaand aan.
In reactie op uw zienswijze
berichten wij het volgende:
1.
Procedure (uw punten 1 t/m 11)
Ten eerste zijn er
verordeningen aan de orde. Voor het veststellen van deze verordeningen is de
gemeente bevoegd. Formeel bestaat er geen voorbereidingsprocedure, hetgeen
betekent dat er geen mogelijkheid behoeft te worden geboden voor het indienen
van een schriftelijke zienswijze door belanghebbenden. Tevens betekent dit dat
er geen voorgeschreven termijn bestaat waarbinnen zienswijzen moeten zijn
ingediend. Wij staan echter extra zorgvuldigheid voor bij de voorbereiding van
de raadsbesluiten waarmee de verordeningen worden vastgesteld. Ter effectuering
van deze zorgvuldigheid bieden wij geheel uit eigen beweging en los van een
voorgeschreven juridisch kader mogelijkheid om zienswijzen in te dienen, zodat
de gemeenteraad aangereikte visies in zijn besluitvorming kan betrekken. Gelet
op de planning van de besluitvorming hebben wij gekozen voor een termijn van
vier weken van ter inzage leggen van de conceptverordeningen, waarbinnen
zienswijzen kunnen worden ingebracht. Vier weken is, overigens, ook een termijn
die in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht voorkomt, hetgeen naar
onze mening impliceert dat het in het algemeen voldoende tijd betreft om
zienswijzen in te kunnen brengen.
Ten tweede zijn er
verkeersbesluiten aan de orde. Voor het nemen van deze besluiten is het college
bevoegd ingevolge het daartoe door de gemeenteraad genomen (algemene)
delegatiebesluit. Ook voor verkeersbesluiten bestaat formeel geen
voorbereidingsprocedure. Dit betekent dat in dit verband hetzelfde geldt als
wij hierboven ten aanzien van de verordeningen hebben opgemerkt; met dien
verstande dat het nu een bevoegdheid van ons college betreft.
Overigens dient natuurlijk
duidelijk te zijn waar stukken ter inzage liggen. Alle stukken, verordeningen,
besluiten, aanvragen liggen altijd ter inzage bij de publieksbalie
Phoenixstraat 16. Omdat dit bij de betreffende publikaties niet expliciet stond
vermeld, is dit in de volgende Stadskrant specifiek gemaakt. Juridisch gezien
is er geen sprake van een gebrek dat hersteld zou moeten worden, door het
verlengen van de inzagetermijn.
Inzake uw onzekerheid
omtrent de status van de verkeersbesluiten refereren wij aan onze eerdere brief
aan u terzake en bevestigen wij
nogmaals dat de ter inzage gelegde verkeersbesluiten de status hebben van
concepten en niet van reeds genomen besluiten.
Tevens bevestigen wij dat
bij de besluiten steeds zal worden aangegeven waartegen bezwaar kan worden
opgemaakt. Uw opvatting dat de geografische aanduidingen opgenomen in de
bijlage behorende bij de verordening aangemerkt kunnen worden als
aanwijzingsbesluiten wordt door ons gedeeld. Dit impliceert dat na een
raadsbesluit terzake bezwaar hiertegen openstaat.
Uw opmerking in punt 11
wordt door ons zeker niet gedeeld. Deze zienswijze procedure betreft zoals
eerder gememoreerd, een niet vereiste mogelijkheid tot het kenbaar maken van
zienswijzen. Wij hechten er juist aan dat deze mogelijkheid openstond voor alle
documenten; los of daartegen in een later stadium al dan niet bezwaar op
mogelijk is.
2. Algemene inhoudelijke
bezwaren (uw punten 12 t/m 33)
In punt 13 stelt u dat “het doel [is van het
gemeentebestuur] het centrum van de gemeente autovrij te maken in die zin dat
het potentiële bezoekers het niet vrijstaat in de binnenstad te parkeren en te
gaan winkelen, dan wel andere bezoekjes af te leggen, en ook eigenaren worden
straks gebonden aan allerlei restricties.”
Uiteraard is dit het doel niet. Het doel is zesledig. In àselecte
volgorde: a. het behoud van het historisch karakter van de binnenstad, b. het
behoud van het kleinschalig karakter van de binnenstad, c. het behoud van de
functiediversiteit van de binnenstad,
d. verbeteren van het woonklimaat in de binnenstad, e. verbeteren van het
verblijfsklimaat in de binnenstad en f. het verbeteren van het algemeen
economisch functioneren van de binnenstad. Deze doelen staan duidelijk
geformuleerd in de door de raad op 29 juni 2000 vastgestelde nota. De doelen
worden door een zeer groot deel van de raad onderschreven en kennen ook in de
samenleving veel adhesie. Naar het oordeel van het gemeentebestuur is de
consequentie van deze opvatting dat parkeren in de binnenstad ter bescherming
van deze binnenstad teruggedrongen moet worden. Uit de door u ingebrachte
zienswijze leiden wij af dat de geformuleerde doelen en de hier uit volgende
consequentie door uw cliënten niet wordt gedeeld. Dit is een principieel punt.
Reclamanten verzetten zich tegen de bij meerderheid van de raad geformuleerde
beleidsdoelen. De verwijzing naar de politieke kleur van de
eerstverantwoordelijk wethouder (punt 16) is een bevestiging van het politiek
principiële karakter van het bezwaar. Uiteraard erkennen wij ten volle de
fundamentele rechten van een ieder om van mening te verschillen met het
standpunt van een meerderheid van een gekozen vertegenwoordiging. Het
democratisch principe berust in dit fundamenteel recht. Vorenstaande mag zeker
niet uitgelegd worden alsof wij ons
zouden verschansen achter een door een meerderheid van de raad ingenomen
standpunt. Het beleidsontwikkelingsproces is bewust interactief geweest. Velen
hebben tijdens dit proces suggesties aangedragen. Waar deze suggesties ter
aanpassing van de plannen een verrijking van de voornemens binnen voornoemde
beleidsdoelen betroffen hebben wij ons aldoor zeer bereid getoond om de
voorstellen, rekening houdend met allerlei andere belangen zo goed mogelijk in
de plannen op te nemen.
Overigens wordt niet, zoals u suggereert in punt 17
en 18, gebroken met de bereikbaarheidsgedachte van ca. 20 jaar geleden. Kern
was toen dat ieder kwadrant via een eigen ‘poort’ bereikbaar was. Ook nu blijft
de binnenstad via ‘poorten’ bereikbaar, met daarachter een “eigen” kwadrant.
Het enig verschil is dat het midden (kernwinkelgebied) een aaneengesloten
autoluw-plus gebied wordt en de kwadranten niet meer, ook niet via allerlei
overlast veroorzakende sluiproutes, onderling verbonden zijn.
Namens uw
cliënten stelt u in punt 19 dat het een bekend gegeven zou zijn dat na
afsluiting van wijken of stadsdelen een aanzienlijke omzetdaling plaatsvindt
bij de middenstand. Dit gegeven wordt vervolgens één op één doorvertaald naar
het autoluw maken van (historische) kernwinkelgebieden. Volgens onze kennis en
waarneming in andere steden is dit door u genoemde verband niet causaal.
Verbanden die bestaan zijn anderen en hebben te maken met aantallen soorten
bezoekers en de verdeling hiertussen, bezoekmotieven, soorten branches en de
verdeling hiervan, kwaliteit van het winkelapparaat, kwaliteit van de
winkelomgeving, beleving van de winkelomgeving, toeristische ontwikkeling,
onderstromen in bestedingspatroon, de binnenstedelijke ontwikkelingen in zijn
algemeenheid, de mate van ondersteuning tussen horeca en detailhandel, de mate
van ‘verketening’ etc. etc. Als het
gegeven zo bekend is als u veronderstelt, lijkt ons een verwijzing naar
onderzoek, dat wij dan kennelijk gemist hebben, toch eenvoudig.
U meent dat
onvoldoende onderzoek zou zijn gedaan naar de te verwachten economische
effecten. Reeds in het verweerschrift op uw eerder ingediend bezwaarschrift op
het raadsbesluit van 29 juni 2000 is dit door ons weersproken. Kortheidshalve
verwijzen wij hiernaar.
In uw
zienswijze spreekt u over het ontbreken van een schadefonds. Dit fonds is
indertijd wel toegezegd. Zowel in de inspraakprocedure als aan de SCMD als in
de behandeling in de raadscommissies Cultuur Kennis en Economie en Duurzaamheid
die aan het besluit van 29 juni is voorafgegaan. Besluitvorming hieromtrent
heeft echter nog niet plaatsgehad.
Inzake
schadevergoeding wordt een regeling aan de raad voorgelegd, nu een dergelijke
regeling is toegezegd. Het betreft nadeelcompensatie. Dit leerstuk houdt in dat
de overheid ook aansprakelijk is voor schade als gevolg van rechtmatig
handelen. De overheid hoeft derhalve geen g fout gemaakt te hebben. Na weging
van alle belangen is er op een bepaalde manier voor gekozen om het algemeen
belang te behartigen. De nadeelcompensatie wordt gekoppeld aan de
belangenafweging die aan het besluit vooraf gaat. Hoewel wij van oordeel zijn,
op basis van de ingekomen zienswijze dat de verkeersmaatregel geen onevenredig
nadeel voor betrokken burgers en bedrijven zullen inhouden zijn wij voornemens
in een nadeelcompensatieregeling te voorzien. Dit schept de mogelijkheid om in
individuele gevallen te reageren op concrete verzoeken om nadeelcompensatie
Volgens
onze planning zal het betreffende voorstel nog voordat de verordeningen in
werking treden aan de raad zijn voorgelegd.
In de
zienswijze gaat u in op de BRO deskundigenopinie en de interpretatie van de
gemeente hiervan. U stelt dat wij naar uw oordeel ons te weinig gelegen hebben
laten liggen aan de uitkomsten van dit rapport. Dit ontkennen wij ten
stelligste. In het verweerschrift n.a.v. uw bezwaar tegen het besluit hebben
wij reeds gewezen op onze interpretatie van de cijfers in bijlage 9 en
vervolgens het aantal bezoekers parkeerplaatsen met 200 vergroot. Dit betekent
dat op een beperkt piektekort op de zaterdagmiddag na (waartoe ter oplossing de
city-pendel soelaas biedt) volgens berekening van BRO voldoende parkeerplaatsen
zijn.
De
problematiek rond de aantallen plaatsen in fase 2 is ons bekend. Als gevolg van
een uiterste inspanning nog parkeerplaatsen in zowel het Zuidpoortgebied als
langs de Phoenixstraat te realiseren, wordt dit aantal beperkt tot een negatief
saldo van 25 plaatsen ten opzichte van het huidig aantal. Dit is een tijdelijke
teruggang van 1 ¾ % als gevolg van het bouwen van een parkeergarage met 840
bezoekersplaatsen. Wij beoordelen deze tijdelijke reductie, zeker afgezet tegen
het doel waartoe de reductie tijdelijk moet plaatsvinden als zeer acceptabel.
Inzake de, door BRO aangedragen problematiek rond woon-werkverkeer is besloten
tot de introductie van een daartoe toegesneden abonnementensysteem in de
parkeergarages. Uiteraard moet dit systeem zo zijn ingericht dat
parkeeraccomodatie voor bezoekers gewaarborgd blijft.
Inzake de
conclusies betreffende de bronpuntgedachte geven wij BRO gelijk. Het leggen van
het zwaartepunt bij Zuidpoort is echter een beleidsrichting die reeds lang
bestaat en sinds ons aantreden wordt genuanceerd. Wij wijzen in dit verband op
het besluit om de 100 moeilijkst aan te leggen parkeerplaatsen in Zuidpoort te
schrappen en de garage aan de oostkant met dit aantal te vermeerderen. Tevens
wijzen wij op de lange termijn mogelijkheid van het bouwen van een
parkeergarage op de toekomstige treintunnel, waarmee een duidelijk ‘tegengewicht’
aan de westkant van de binnenstad gerealiseerd wordt.
BRO trekt
eveneens de juiste conclusie dat Delft voor wat betreft de huidige
bereikbaarheid lager scoort dan een aantal referentiesteden. De voorgestelde
maatregelen zijn er juist op gericht om dit te verbeteren (goed verwezen
parkeer-’ring’, dynamische parkeerverwijzing, bouw van kwalitatief hoogstaande
parkeergarages, een sterk fiets-actieplan, goede verwijzing in de binnenstad
zelf voor de voetganger etc.). De door BRO aanbevolen normering voor
noodzakelijk verkeer is verduidelijkt; verwijs onder andere naar de nota van
wijzigingen en de daarop gebaseerde - thans in discussie zijnde - concept
regelgeving.
En last but
not least: het advies van BRO was een forse steun voor de breed gedragen opvatting
dat per fase een monitor moest worden opgesteld en dat de plannen zo nodig op
basis hiervan moeten kunnen worden aangepast. Als gevolg van deze monitor is
bijstelling mogelijk.
Voorgaande
voorbeelden zijn ontleend aan de passages waarmee u meent te kunnen aantonen
dat wij de conclusies onvoldoende gewogen hebben. Wij menen dat met de
voorbeelden duidelijk is gemaakt dat het rapport zeer zorgvuldig is afgewogen.
In uw
passage inzake het rapport ‘Bijzonder en kansrijk’ (zie punt 32) hebben wij de
indruk dat u dit misverstaat. Het rapport geeft een krachtige aanbeveling
inzake de koers die voor de binnenstad gevaren moet worden, wil de binnenstad
in zijn totaliteit en voor de lange duur economisch kunnen overleven. Deze
aanbeveling is een zeer zwaar gewogen onderlegger onder onze koersbepaling. Als
gemeentebestuur stellen wij ons op het standpunt dat wij ten behoeve van onze
stad en haar gehele bevolking juist een dergelijke win-koers moeten varen. Dit
betekent niet dat wij ons niets gelegen laten liggen aan diegene die deze vaart
niet bij kunnen benen; hiertoe verwijs ik naar onze eerdere opmerking inzake
nadeelcompensatie. Wel betekent voorgaande dat de gehele stad nadeel ondervindt
als de achterblijvers het tempo zouden bepalen.
4. Uw
zienswijzepunten inzake de conceptregelingen:
In het
navolgende geven wij onze reactie op uw bevindingen inzake de
conceptverordening ontheffingregeling autoluw-plusgebied:
1.
Artikel
2 lid 4 ontheffingregeling is bedoeld om in noodsituaties op te kunnen treden
door het nemen van tijdelijke maatregelen. Al dergelijke situaties zijn nu niet
op voorhand te beschrijven daarom gekozen voor een algemene titel.
2.
Artikel
2 lid 5: ontheffingen worden binnen max. 6 weken verleend, tenzij sprake is van een situatie waarin een
uitzondering op de regels geïndiceerd lijkt. Dan wordt meer behandeltijd
gegeven. Dit is juist bedoeld om in situaties die niet één op één in aanmerking
komen toch een verantwoorde uitzondering op een regel te kunnen maken. Naar ons
oordeel niet onredelijk, doch juist zorgvuldig..
3.
Artikel
3 lid 3: er moet sprake zijn van een spoedeisend karakter en een onvoorziene
situatie. Voorziene situaties kunnen immers aangevraagd worden. Dit kunnen ook
economische redenen zijn. Bijvoorbeeld het snel moeten repareren van een
storing in een vriescel, voordat de waar ontdooit.
4.
Artikel
5 lid 1: “het college … kan een ieder..” betekent dat het college een
bevoegdheid heeft. Hantering van een bevoegdheid moet met redenen worden
omkleed. Deze redenen moeten gegeven worden en het besluit is ook voor beroep
vatbaar. Er blijft dus mogelijkheid tot afwegen, met een voldoende
rechtswaarborg.
5.
Artikel
5 lid 3: de ‘nadere regels’ verwijzen naar de rijroute. Dit is naar ons oordeel
duidelijk.
6.
Artikel
5 lid 4: aanmerkelijke belang nader concretiseren. Wij hebben deze suggestie
van u overgenomen. De tekst luidt nu: “verkeersveiligheid, openbare orde en
veiligheid
7.
Artikel
6 lid 1: zie onze reactie bij punt 4.
8.
Artikel
6 lid 3: zie onze reactie bij punt 4 en 5
9.
Artikel
6 lid 4c: deze beperking vindt juist zijn grond in het economisch functioneren
van het kernwinkelgebied. Uiteraard zijn er situaties waarin uitzondering
geïndiceerd is. Hiertoe dient artikel 6 lid 5
10. Artikel 6 lid 5: vanwege algemeen
economisch belang is een en ander stringent gesteld. De belangen kunnen
inderdaad zowel medisch als economisch zijn.
11. Artikel 7 lid 1: zie onze reactie
bij punt 4
12. Artikel 7 lid 4: de mening dat deze
regeling veel te beperkend delen wij niet.
De huidige regeling is een venstertijd van 07.00 tot 11.00 uur voor
maandag t/m zaterdag. De voorgestelde regeling is een aanmerkelijke verruiming.
Desalniettemin stellen wij voor bevoorrading in de vroege ochtend en in de
avond niet te beperken. De verordening is dan ook in deze zin verruimd.
13. Artikel 7 lid 5: Wij onderschrijven
uw standpunt inzake veronderstelde rechtsongelijkheid niet. Temeer daar
verplicht advies wordt ingewonnen.
Samenvattend:
artikel 5 lid 4 (concretiseren aanmerkelijk belang) en artikel7 lid 4
(bevoorrading ochtend voor 09.00 uur en avond) zijn voorstellen wij hebben
overgenomen. De aanpassing betreffende artikel 7 heeft ons ook geïnspireerd om
artikel 8 analoog te wijzigen.
U stelt op pagina 14 en 15 van uw zienswijzenbrief,
dat de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen voor het autoluwplusgebied
(bepaald in artikel 2, eerste lid, en de daarvoor bepaalde criteria in artikel
2, vierde lid, van het concept van de Verordening voor verlening van
vrijstelling of ontheffing voor gebruik van het voetgangersgebieden
“autoluw-plus” met motorvoertuigen) in strijd is met artikel 8 van het Europese
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Ons college zou een te ruime
bevoegdheid krijgen bij het verlenen van vrijstelling.
Deze
stelling is onjuist. Hiertoe voeren wij het volgende aan.
Artikel 8,
eerste lid, EVRM bepaalt, dat een ieder recht heeft op respect voor zijn
privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Het tweede
lid bepaalt, dat geen inmenging van enig gezag is toegestaan in de uitoefening
van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische
samenleving noodzakelijk is in het belang de nationale veiligheid, de openbare
veiligheid of het welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en
strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of van de goede zeden en
voor de rechten en vrijheden van anderen.
Het gaat in
artikel 8 EVRM om de persoonlijke levenssfeer. Dit, terwijl de sfeer dan
autoluw-plus het openbaar gebied betreft. Er zijn weliswaar raakvlakken met de
persoonlijke levenssfeer, maar wezenlijk gezien is de persoonlijke levenssfeer
(het privé-leven van personen) niet aan de orde. Een Commissie-uitspraak wijst
uit, dat het in het openbaar parkeren van een auto geen onderdeel vormt van
iemands privé-leven (6170/73 NJ 1975, 508).
Zelfs al
zou het privé-leven wel aan de orde zijn -quod non-, dan is de inmenging
daarvan in dit geval bij wet voorzien en noodzakelijk in de zin van het tweede
lid van artikel 8 EVRM. Het gaat hier om zowel een wet in formele zin als om
een wet in materiële zin.. In dit geval zijn ook de Wegenverkeerswet 1994 en
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 als algemene basis en (het
concept van) de Verordening voor verlening van vrijstelling of ontheffing voor
gebruik van het voetgangersgebieden “autoluw-plus” met motorvoertuigen als
bijzondere basis (resp. een wetgeving in formele en een wet in materiële zin)
aan de orde.
Bovendien
is het autoluw-plus maken van delen van de Delftse binnenstad in een
democratische samenleving noodzakelijk om belangen als genoemd in artikel 8,
tweede lid, EVRM ten behoeve van voetgangers te kunnen dienen.
Met de
mogelijkheid van verlening van vrijstellingen wordt geen absolute of
onbegrensde vrijheid voor ons college in het leven geroepen, nu er -in artikel
2, vierde lid- sprake is van criteria. Daarbij komt dat binnen het bij een
vrijstelling geldende bestuursrechtelijke kader beginselen van behoorlijk
bestuur aan de orde zijn die niet opzij gezet kunnen worden.
Tenslotte
verzoekt u ons kort in te gaan op negen bijgevoegde zienswijzen. Kort gaan wij
in op de reacties:
5a
Talens foto video
1.
inzake
de hoeveelheid parkeerruimte is in voorgaande voldoende opgemerkt
2.
de
loopafstanden tot de winkels van de heer Ploegmakers is niet lang (zie het
staatje dat gevoegd is bij het verweerschrift op uw eerder bezwaar)
3.
De
gehele operatie neemt inderdaad een
lange periode in beslag. De lijn is dat geen parkeerplaatsen worden opgeheven
alvorens de plaatsen in een garage gereed zijn. (Deze lijn was voor 25 plaatsen
(1 ¾% van de capaciteit) tijdens bouwfase 2 helaas niet mogelijk)
4.
Ten
opzichte van de zes te realiseren doelstellingen zijn wij eerder aan de late
kant dan te vroeg.
5.
Niet
rekening houden met ouderen en gehandicapten is absoluut onjuist. Juist deze
groep vaart zeer wel bij de genomen maatregelen (meer algemene invaliden
parkeerplaatsen én gratis, gratis parkeren op zowel parkeerterreinen als in
vergunninghoudersgebied (dit laatste nu überhaupt niet mogelijk), een veilig
wandelgebied à niveau ingericht, etcetera.
6.
Dit is
niet juist. Zij zijn mede gewogen. Tevens is tijdens de inspraak reeds melding
gemaakt van het instellen van een nadeelcompensatieregeling.
7.
Het is
niet zo dat gedane beloftes niet worden nagekomen.
8.
Taxi’s
kunnen tot bijna bij de zaak komen en als de passagier slecht ter been is tot
de voordeur; bepaalde periodes uitgesloten. Zware zaken kunnen gehaald en
gebracht worden, behoudens gedurende bepaalde periodes.
9.
De
bezorgmogelijkheid is aanmerkelijk verruimd ten opzichte van de huidige
situatie (venstertijd tussen 07.00 en 11.00 uur)
10.
De
bedoelde laad en losstraten verhouden zich niet tot de doelstelling van behoud
van de historische stad. Dit zou grootschalige sloop van de binnenstad
betekenen.
5b. Optiek Nouveau
De heer Kleiweg vraagt om nadeelcompensatie. Op dit
moment –de maatregelen zijn immers nog niet van kracht- is dit voorbarig.
Binnenkort zal aan de raad een regeling worden voorgelegd.
5c. De Diamanten Ring
In de nabije omgeving van
De Diamanten Ring blijven runshopplaatsen bestaan (Voorstraat en Vrouw
Juttenland) Dit biedt soelaas voor de klant die ‘snel zijn gebak komt halen’.
Het totaal aantal parkeerplaatsen in de directe omgeving wordt sterk vergroot
a.g.v. de bouw van de Poenixgarage. Door de maatregelen neemt de bereikbaarheid
(ook qua aantrekkelijkheid) voor fietsers en voetgangers toe. De laad en
losmogelijkheden worden qua tijden verruimd ten opzichte van de huidige
situatie. De regeling voorziet in een uitgebreid pakket aan
ontheffingmogelijkheden. Naar onze verwachting is deze voldoende passend voor
de bezorgservice van ‘De Diamanten Ring’. Rest nog op te merken dat het naar
onze indruk in de bakkerij-sector in het laatste decennium naar behoren gaat.
Uw beschrijving daarvan delen wij dan ook niet zonder meer.
5d. Wijtman Beheer BV
Op basis van onze kennis over de waardepositie van
onroerende zaken in referentiesteden verwachten wij niet dat de maatregelen
leiden tot een waardevermindering.
Op de persoonlijke situatie van de heer Wijtman
kunnen wij nu niet ingegaan. Daartoe is een belangenafweging nodig en daarvoor
ontbreekt ons essentiële informatie, welke vergaard zou moeten worden. Onbekend
is of de heer Wijtman beschikking heeft
over een invalidenparkeerkaart. Betreffende zijn garage merken wij op dat
volgens de voorgestelde regeling de
bereikbaarheid van particuliere garages in het autoluw-plus gebied gegarandeerd
is. Tevens komen medische diensten, zorgdiensten, hulpdiensten in principe in
aanmerking voor een ontheffing. Bijkomend voordeel voor de heer Wijtman is dat
de straat à niveau wordt ingericht en dat de veiligheid juist voor mensen die wat slecht ter been
verbetert.
5e. Bakkerij Bierhuizen BV
1.
Laden
en lossen op de genoemde tijdstippen is mogelijk, behoudens donderdag en
vrijdag tussen 14.00 en 15.00 uur en zaterdag na 11.00 uur.
2.
De
leverantie van grondstoffen in de ochtend is (behoudens zaterdag na 11.00 uur)
mogelijk.
3.
Verpakkingsmateriaal
is niet aan bederf onderhevig. Wij zien geen reden waarom het maken van
afspraken om niet op de (beperkte) tijden te komen waarop geen ontheffing wordt
verleend niet mogelijk zou zijn.
4.
Wagens
ten behoeve van reparatie komen mogelijk –afhankelijk van de omvang en gewicht
van de gereedschappen of de andere reden waarom de auto dicht bij het werk
geparkeerd moet worden- in aanmerking voor een aannemerskaart.
5.
Het
ophalen van goederen blijft, met een paar restricties, eveneens mogelijk.
Overigens zijn er straks runshopplaatsen op de kop van de Koornmarkt. Dit is zeer dicht bij de voordeur van uw
bedrijf. wij nemen aan dat dit voldoende soelaas moet bieden.
5f. Rothfusz hengelsport
De heer Kleiweg vraagt om nadeelcompensatie. Op dit
moment (de op de omgeving van zijn winkel betrekking hebbende maatregelen
vallen in fase 3) zijn de maatregelen nog niet van kracht. Er is dus sprake van
voorbarigheid. Binnenkort zal aan de raad een regeling worden voorgelegd.
Niet rekening houden met ouderen en gehandicapten is
absoluut onjuist. Juist deze groep vaart zeer wel bij de genomen maatregelen
(meer algemene invaliden parkeerplaatsen én gratis, gratis parkeren op zowel
parkeerterreinen als in vergunninghoudersgebied (dit laatste nu überhaupt niet
mogelijk), een veilig wandelgebied à niveau ingericht, etcetera.
Tevens zij opgemerkt dat de beleidslijn is dat geen
parkeerplaatsen worden opgeheven alvorens de plaatsen in een garage gereed
zijn. (Deze lijn was voor 25 plaatsen (1 ¾% van de capaciteit) tijdens bouwfase
2 helaas niet mogelijk). Het is dus niet juist dat we eerst parkeerplaatsen
weghalen en dan pas gaan bouwen.
Tenslotte zij opgemerkt dat een laad-los ontheffing
(ook eenmalig) kan worden verkregen voor het ophalen of afleveren van goederen
die bezwaarlijk anders dan per auto vervoerd kunnen worden. Een pakket van 25
kg. valt hier onder.
5g. Fa. Verbeek
1.
Voor alles: de maatregelen die betrekking hebben op de omgeving van de
winkel van fa. Verbeek staan gepland voor fase 3. Dit is na oplevering van de
Zuidpoortgarage.
2.
Dit is onjuist. Op dit moment is de zaak alleen via de Burgwal
bereikbaar. Dit verandert ook in fase 3 niet.
3.
Er
bestaat een ruime mogelijkheid tot het ophalen of afleveren van grote goederen,
die bezwaarlijk anders dan per auto vervoerd kunnen worden.
4.
Ten
behoeve van een snel bezoek zijn runshopplaatsen gepland op de Burgwal.
5.
Inzake
schadevergoeding wordt een regeling aan de raad voorgelegd. Een dergelijke
regeling is toegezegd. Het betreft nadeelcompensatie. Dit leerstuk houdt in dat
de overheid ook aansprakelijk is voor schade als gevolg van rechtmatig
handelen. De overheid hoeft derhalve geen g fout gemaakt te hebben. Na weging
van alle belangen is er op een bepaalde manier voor gekozen om het algemeen
belang te behartigen. De nadeelcompensatie wordt gekoppeld aan de
belangenafweging die aan het besluit vooraf gaat. Hoewel wij van oordeel zijn,
op basis van de ingekomen zienswijze dat de verkeersmaatregel geen onevenredig
nadeel voor betrokken burgers en bedrijven zullen inhouden zijn wij voornemens
in een nadeelcompensatieregeling te voorzien. Dit schept de mogelijkheid om in
individuele gevallen te reageren op concrete verzoeken om nadeelcompensatie.
5h. Roodenrijs
1.
Zonder inzicht in om welke panden het exact gaat kan hierop niet
gereageerd worden. Het ontbreekt ons aan de nodige informatie.
2.
De
bereikbaarheid van parkeergarages in het autoluw-plusgebied is in principe
gegarandeerd. (zie artikel 5 van de conceptverordening) Het punt is dus
onjuist.
3.
De
stelling dat de plannen niet zou zijn afgewogen snijdt geen hout. Zie hiertoe
het voorgaande in de reactie op de zienswijze.
5.i. Tapijtshop
Spijtig is dat de heer Koegler een onjuist beeld
heeft inzake de voorgestelde laad en losregeling. De toekomstig geldende
regeling is aanmerkelijk uitgebreider dan de huidige venstertijden met een
eindtijd tot 11.00 uur. Daarnaast komen in de directe omgeving van de winkel
(Vrouw Juttenland westzijde) runshopplaatsen. Tenslotte wordt door de bouw van
parkeergarages de algemene parkeersituatie verbeterd.
Als bijlage bij deze brief treft u aan een
kwantitatieve vergelijking van de huidige bezoekersparkeersituatie en de
voorgenomen, die is gemaakt per indiener van een bezwaarschrift tegen het
raadsbesluit van 29 juni 2000 (waarbij het beleid is vastgesteld)
Hoogachtend,
etc.
Bijlage bij
brief
Kwantitatieve vergelijking
bezoekersparkeersituatie huidig - voorgenomen per indiener van een
bezwaarschrift tegen het raadsbesluit d.d. 29-06-2000
Reclamant |
Oude parkeersituatie |
Nieuwe parkeersituatie |
|
Le Vieux
Jean H.G.
Kerkhof 3 |
~70 bet.
p.p. < ~170 m |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) |
~10 ~170 m |
Conclusie: toename van ~160 bet. pp.en ~10
runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Stegeman
Schoenen Vrouw
Juttenland 27 |
~380
betaald en ~345 vrije p.p. < ~460 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) Afstand
tot Koepoortgar. (320) |
~19 ~390 m ~460 m |
Conclusie: toename van ~150 bet. p.p. en ~19
runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Videotheek
De klis Vrouw
Juttenland 11 |
~350
betaald en ~300 vrije p.p. < ~420 m |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) Afstand
tot Koepoortgar. (320) |
~19 ~380 m ~420 m |
Conclusie: toename van ~180 bet. p.p.. en
~19 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Fa. Van
Renssen Vrouw
Juttenland 15 |
~365
betaald en ~320 vrije p.p.. < ~430 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) Afstand
tot Koepoortgar. (320) |
~19 ~370 m ~430 m |
Conclusie: toename van ~156 bet. p.p.. en
~19 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Hartman
Geschenken Hippolytusbuurt
39 |
~130 bet.
p.p.. < ~200 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) |
~10 ~200 m |
Conclusie: toename van ~80 bet. p.p.. en ~10
runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Rothfusz
hengelsport Beestenmarkt
11 |
~260 bet.
p.p.. < ~240 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Zuidpoortgar. (840) |
~9 ~240 m |
Conclusie: toename van ~580 bet. p.p.. en ~9
runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Verbeek
verfzaak Beestenmarkt
9 |
~270 bet.
p.p.. < ~250 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Zuidpoortgar. (840) |
~9 ~250 m |
Conclusie: toename van ~570 bet. p.p.. en ~9
runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Spar supermarkt Burgwal 5 |
~840 bet.
p.p.. < ~410 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) Afstand
tot Zuidpoortgar. (840) |
~11 ~410 m ~380 m |
Conclusie: toename van ~210 bet. p.p.. en
~11 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Rijwielhandel
Vonk Voldersgracht
20 |
~180 bet.
p.p.. < ~270 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) |
~11 ~270 m |
Conclusie: toename van ~30 bet. p.p.. en ~11
runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
café
rest. ‘t Raedthuys Markt 34 |
~200 bet.
p.p.. < ~230 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) |
~6 ~230 m |
Conclusie: toename van ~10 bet. p.p.. en ~6
runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Talens
foto-video Markt 36 |
~210 bet.
p.p.. < ~240 m |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) |
~6 ~240 m |
Conclusie: toename van ~6 runshop p.p..
t.o.v. oude situatie |
|||
G.W.
Ploegmakers Markt 36a |
bewoner.
Geen directe commerciële afhankelijkheid van parkeermogelijkheid bezoekers |
||
Talens
Beheer BV Belweg 7 |
niet in
binnenstad gevestigd |
||
Slagerij
Leo van Vliet Oude
kerkstraat 9A |
~125 bet.
p.p.. < ~280 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) |
~10 |
Conclusie: toename van ~85 bet. p.p.. en ~10
runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Prins
kantoorhandel Choorstraat
2A |
~215 bet.
p.p.. < ~260 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) |
~12 ~260 m |
Conclusie: afname van ~5 bet. p.p.. en
toename van ~12 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Valkenburg
slagerij Brab,
Turfmarkt 80 |
~760 bet.
p.p.. < ~380 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) Afstand
tot Zuidpoortgar. (840) |
~7 ~380 m ~330 m |
Conclusie: toename van ~290 p.p.. en ~7
runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
J. Roodenrijs Brab.
Turfmarkt |
pandeigenaar.
Geen directe commerciële afhankelijkheid van parkeermogelijkheid bezoekers |
||
G.A. van
der Heijden Oude
Delft 122A |
bewoner
(overigens ook kosteres Hippolytuskapel). Geen directe commerciële
afhankelijkheid van parkeermogelijkheid bezoekers. |
||
Hippolytuskapel Oude
Delft |
~10 bet.
p.p.. < ~50 m. |
Aantal
runshopplaatsen Afstand
tot Phoenixgarage (210) |
~0 ~50 m |
Conclusie: toename van ~200 bet. p.p..
t.o.v. oude situatie |
|||
Ideaal
wonen Jacob
Gerritstraat 5 |
~805 bet.
p.p.. < ~400 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) Afstand
tot Zuidpoortgar. (840) |
~25 ~360 m ~400 m |
Conclusie: toename van ~245 bet. p.p.. en
~25 runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Talens
Foto Markt
19-21 |
~170 bet.
p.p.. < ~220 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) |
~10 ~220 m |
Conclusie: toename van ~40 bet. p.p.. en ~10
runshop p.p.. t.o.v. oude situatie |
|||
Van der
Leeuw optiek Koornmarkt
86 |
~160 bet.
p.p.. < ~210 m. |
Aantal
runshopplaatsen < 150 m Afstand
tot Phoenixgarage (210) |
~10 ~210 m |
Conclusie: toename van ~50 bet. p.p.. en ~10
runshop p.p.. t.o.v. oude situatie. |
|||
Pizza
Rapido Leeuwenh.singel
69 |
niet in
binnenstad gevestigd. |
Verantwoording:
·
Bij de
opstelling van het overzicht zijn voor vaststelling van de nieuwe situatie
alleen parkeergarages binnen een loopafstand van 450 meter tot de winkellocatie
van reclamant in beschouwing genomen. Niet dynamisch verwezen, kleinere
parkeerlocaties (zoals Paardenmarkt) zijn buiten beschouwing gelaten. < “De
gemiddelde verblijfsduur voor de consument in de binnenstad wordt geschat op
1,5 à 2 uur. Dit betekent dat de loopafstand vanaf de parkeervoorzieningen tot
aan het kernwinkelgebied van de
binnenstad maximaal 450 tot 500 meter mag bedragen”. (citaat uit rapport
Grontmij, Haalbaarheidsstudie Markt en Oostgarage blz.28).>
·
Runshopplaatsen
zijn apart in beschouwing genomen, omdat de dit type parkeerplaatsen een andere
is (snelle boodschap). Voor deze parkeervoorziening uitgegaan van een
loopafstand van maximaal 150 meter.
·
Als
loopafstand is gemeten de afstand tussen de toekomstige voetgangersuitgang van
de betreffende garage en de winkel van de respectievelijke reclamant. Als route
is uitgegaan van de kortste looproute.
·
De
metingen zijn met een liniaal verricht op een kaart met een schaal van 1:1000.
·
Voor
vaststelling van de oude situatie is uitgegaan van de gegevens uit de nota
“bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)” bijlage 3.
Brief namens de vereniging van
Delftenaren met een functiebeperking
Geachte heer Timman,
Op 15 januari jl. hebben
wij uw 15 januari 2001 gedateerde brief ontvangen, waarin u namens de
vereniging van Delftenaren met een functiebeperking ons een zienswijze
overbrengt op de concept parkeerverordening, concept
parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het
voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de
concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop
betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten.
De reden voor het gemeentebestuur voornoemde
documenten ter inzage te leggen, was
een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven
omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door
de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk
vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en
kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie
in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de achtergrond
van dit doel opgesteld.
Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen
tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe
binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
Als
zienswijze van de vereniging heeft u ons het artikel “Gevolgen van de
autoluwe binnenstad”, welk naar wij aannemen geplaatst is geweest in het
huisorgaan van de vereniging, toegezonden.
In dit artikel geeft de schrijver aan verheugd te
zijn dat het parkeren met een invalidenparkeerkaart na de invoering van de
voorstellen gratis wordt. Vervolgens vermoedt de schrijver dat voorstaande een
kleine gift is om de burger vervolgens veel af te pakken. Schrijver van het
artikel stelt vervolgens “mocht dit inderdaad zo zijn, dan vindt de VDF dit
besluit van B&W immoreel”. Wij zijn dit met schrijver eens. Als zijn
vermoeden juist zou zijn, dan zou het gemeentebestuur kwalijk handelen. Wij
hechten eraan daarom de feiten inzake de te treffen parkeermaatregelen en hun
effecten voor mensen met een functiebeperking op een rij te zetten.
Parkeersituatie:
1.
Rond
het autoluw-plusgebied komt een ring van algemene invalidenparkeerplaatsen.
Deze ring bestaat uit ten minste elf invalidenparkeerplaatsen op acht
verschillende locaties. Deze locaties zijn zodanig gekozen dat nagenoeg iedere
bestemming in het autoluw-plusgebied gelegen is binnen een straal van 100 meter
vanaf de parkeerplaats. Daar staat tegenover dat de vijf algemene invaliden
parkeerplaatsen gelegen in het autoluw-plus gebied komen te vervallen.
2.
Na
invoering van de maatregelen wordt het houders van een algemene
invalidenparkeerkaart toegestaan de auto te parkeren op een
vergunninghoudersplaats. Hieraan zijn eveneens geen kosten verbonden. Thans is
dit niet mogelijk. De parkeermogelijkheden voor deze kaarthouders wordt
hierdoor zeer aanmerkelijk uitgebreid en gratis.
3.
Na
invoering van de maatregelen wordt het houders van een invaliden parkeerkaart
eveneens toegestaan de auto gratis te parkeren op een parkeerterrein of een
andere betaald parkeerplaats op straat.
De enige uitzondering is de runshopplaats. Deze plaatsen zijn bedoeld
voor het doen van een snelle boodschap. De maximum parkeertijd is dan ook
gesteld op een half uur en gebruik kost, ook houders van een
invalidenparkeerkaart, ƒ2,75 per half uur.
4.
Het
parkeren op een algemene invaliden parkeerplaats wordt (voor houders van een
invalidenparkeerkaart) gratis. Thans kost dit nog ƒ 2,00 per uur.
Veiligheidssituatie:
1.
Het
autoluw-plus gebied wordt voetgangersgebied. Dit betekent dat in dit gebied
geen relatief snel rijdend autoverkeer plaatsvindt. Met name voor mensen die
zich niet snel kunnen verplaatsen is dit een duidelijke verbetering van hun
veiligheid.
2.
Het
autoluw-plus gebied wordt à niveau ingericht. Dit betekent dat mensen die moeilijk
ter been zijn of gebruik moeten maken van een hulpmiddel geen hinder hebben van
trottoirbanden.
Ontheffingen:
1.
De
conceptverordening ontheffingverlening autoluw-plus gebied voorziet in een
uitgebreid pakket van ontheffingmogelijkheden voor het thuis afhalen en thuis
brengen van mensen die afhankelijk zijn van de auto. Het aantal keren halen en
brengen is zeker niet gelimiteerd.
2.
Deze
verordening voorziet in ontheffingen voor voorzieningen waar deze mensen van
afhankelijk kunnen zijn: medische zorg, hulpdiensten, het laden en lossen van
goederen, zowel incidenteel als meer structureel (bijvoorbeeld ‘tafeltje
dekje’). Juist vanwege de majeure vermindering van ander verkeer, wordt het
voor verkeer waar de betreffende groep van afhankelijk is juist gemakkelijker
om de gewenste service op de gevraagde tijd te leveren, c.q. in geval van halen
en brengen het voertuig dicht bij de voordeur te stoppen.
Wij hopen met voorgaand overzicht de vereniging
overtuigd te hebben dat wij mensen met een functiebeperking die voor hun
mobiliteit werkelijk van de auto afhankelijk kunnen zijn met de voorgestelde
regelgeving een, zeker ten opzichte van de huidige situatie, goed pakket aan
voorzieningen kunnen bieden. Maatregelen, die overigens alleen realiseerbaar
zijn omdat de mogelijkheden voor gebruik van de auto in gevallen waarin een
afhankelijkheidsrelatie minder evident is worden gereduceerd.
Hoogachtend,
Etc.
Brief namens de heer De Wit
Geachte heer Verhaegh,
Op 15 januari jl. hebben
wij uw 11 januari 2001 gedateerde brief ontvangen, waarin u namens de heer
A.W.M. de Wit, handelend onder de naam “Bandenservice De Wit” ons zijn
zienswijze overbrengt op de concept parkeerverordening, concept
parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het voorstel
tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de concept
verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop betrekking
hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten.
De reden voor het gemeentebestuur voornoemde
documenten ter inzage te leggen, was
een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven
omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door
de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk
vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en
kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie
in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de
achtergrond van dit doel opgesteld.
Een aantal zienswijzen hebben geleid tot voorstellen
tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe
binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
Namens uw cliënt, de heer De Wit geeft u ons kennis
van zijn zienswijze, dat de ter visie liggende stukken tot gevolg hebben dat
sprake zal zijn van vermindering van de vrijheid om te parkeren in de nabijheid
van zijn bedrijf en dat hij om deze reden niet kan instemmen met de
maatregelen. Tevens wijst u namens de heer De Wit op het te nemen
verkeersbesluit 00/030453, waarin de Molslaan als voetgangersgebied wordt
aangewezen.
Reactie op het eerste punt is, vanwege de algemene en
abstracte formulering, niet anders te geven dan dat wij het spijtig vinden dat
de heer De Wit zich niet kan vinden in de door de raad op 29 juni 2000
ingezette koers.
Als reactie op het tweede punt berichten wij dat met
uw brief de waarde van deze extra zienswijze procedure bevestigd is. Voornoemd
besluit is niet volledig geformuleerd. Er had behoren te staan: “ … De
Molslaan, tussen Brabantse Turfmarkt en Kruisstraat, aan te wijzen … “. Het
conceptbesluit zal overeenkomstig worden aangepast. Met deze aanpassing is de
tekst van het besluit, geheel overeenkomstig onze intenties: De zuidoostelijke
aansluiting Beestenmarkt - Molslaan blijft vanuit richting oosteinde met de
auto bereikbaar.
Hoogachtend,
Etc.
Geachte mevrouw,
Op 16 januari jl. hebben
wij uw 10 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening,
concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het
voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de
concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop
betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.
De reden voor het gemeentebestuur voornoemde
documenten ter inzage te leggen, was
een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven
omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door
de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk
vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en
kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie
in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de
achtergrond van dit doel opgesteld.
Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen
tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe
binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
In uw zienswijze vraagt u aandacht voor drie zaken:
Het laden en lossen van kunstvoorwerpen voorafgaand, tijdens en na afloop van
de zaterdagse kunstmarkt, het parkeren van auto’s door deelnemers, het feit dat
de samenstelling der deelnemers per week verschilt.
Uw zienswijze betreft de praktische uitwerking van de
voorgenomen regeling voor een markt, te houden op Heilige Geestkerkhof op een
zaterdag.
Op basis van de
voorgestelde regelgeving werkt dit, naar het zich laat aanzien, als volgt uit.
Vanwege het wisselend karakter der deelnemers is sprake van een éénmalige
ontheffing. Dit betekent dat het gestelde in artikel 8 van de concept
verordening ontheffingverlening autoluwplusgebied van toepassing is. Uit de
eerste leden van dit artikel blijkt, dat een deelnemer van een markt als de
uwe, naar het zich laat aanzien, in aanmerking komt voor de ontheffing. Lid 4
onder e. geeft aan dat geen ontheffing wordt verleend voor locaties en tijden
van warenmarkten als genoemd in de marktverordening, behoudens voor de
bevoorrading van de markt, voorzover dat overeenkomstig is met de
marktverordening. Dit betekent dat, voorzover de marktverordening zich niet
tegen ‘uw’ markt verzet, bevoorrading van de markt mogelijk blijft. Mocht
evenwel ‘uw’ markt geen merkt zijn in de zin van de marktverordening, dan kan
deze wellicht aangewezen worden als een evenement. Ten behoeve van een
evenement (zie lid 4 onder f) is de bevoorrading geregeld.
Resteert de vraag inzake
het parkeren van het voertuig van de deelnemers. De voorstellen voorzien in een
regeling waarmee ambulante handelaren parkeermogelijkheid krijgen op een
daartoe aangewezen locatie. De kosten hiervan zijn voor een één dag per week, ƒ
31,00 per maand. Maar onze verwachting biedt deze regeling geen uitkomst in uw
situatie. Dit betekent dat wij u zullen adviseren gebruik te maken van de op
ca. 200 meter gelegen Phoenixgarage.
Rest ons u te berichten dat
wij uw zienswijze casuïstisch hebben benaderd. Een werkelijke ontheffing kan
alleen verkregen worden op een feitelijke aanvraag.
Hoogachtend,
Etc.
Brief namens St.
Hippolytuskapel
Geachte mevrouw Van der
Heijden,
Op 12 januari jl. hebben
wij uw 11 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening,
concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het
voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de
concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop
betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.
De reden voor het gemeentebestuur voornoemde
documenten ter inzage te leggen, was
een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven
omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door
de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk
vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en
kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie
in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de
achtergrond van dit doel opgesteld.
Een aantal zienswijzen hebben geleid tot voorstellen
tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe
binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
In uw zienswijze spreekt u
uw zorg uit dat over het feit dat de algemene invalidenparkeerplaats in de
Nieuwstraat komt te vervallen. Dit is inderdaad het geval, doch slechts een
deel van het besluit. Op 22 juni 2000 heeft wethouder Grashoff bericht aan de
commissie dat op de Oude Delft, ter hoogte van de Nieuwstraat twee algemene
invalidenparkeerplaatsen zullen worden aangelegd. Uiteraard zal deze toezegging
ook verwerkelijkt worden. Wij hopen dat wij hiermee uw zorg hebben kunnen
wegnemen.
Tevens spreekt u in uw
zienswijze brief uit dat de plavuizenstoep rondom de kapel niet gebruikt mag
worden voor het plaatsen van voorwerpen. Dit valt niet binnen het bestek van
deze zienswijzeprocedure, doch heeft betrekking op de herinrichting van het
Noordelijk Winkelgebied. Wij gaan daarom nu niet op uw verzoek in. Wel zullen
wij de ambtelijke dienst die met de herinrichting van het noordelijk
winkelgebied is belast, van uw verzoek in kennis stellen.
Brief namens de Organisatie
voor mensen met een lichamelijke handicap Delft.
Geachte mevrouw Van Dop,
Op 11 januari jl. hebben
wij uw 10 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening,
concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het
voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de
concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop
betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.
De reden voor het gemeentebestuur voornoemde
documenten ter inzage te leggen, was
een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven
omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door
de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk
vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en
kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie
in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de
achtergrond van dit doel opgesteld.
Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen
tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe
binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
In uw zienswijze spreekt u
uw waardering uit voor de wijze waarop wij rekening hebben gehouden met de
mobiliteit van mensen met een functiebeperking. Wij appreciëren dat zeer.
Tevens spreekt u uw bezorgdheid uit voor twee zaken: de loopafstand en de inrichting
van algemene invalidenparkeerplaatsen.
Om met het punt van de
loopafstand te beginnen: Rond het autoluw-plusgebied komt een ring van algemene
invalidenparkeerplaatsen, die zodanig zijn gesitueerd dat nagenoeg iedere
potentiële bestemming in het autoluw-plusgebied binnen een straal van een
algemene invalidenparkeerplaats is gelegen. Wij verwachten dat in veel gevallen
deze voorziening, gecombineerd met de mogelijkheid voor een houder van een
algemene invalidenparkeerkaart om met deze kaart (gratis) op een
vergunninghoudersplaats te parkeren, voldoende zal zijn. In situaties waarin
echt te ver is, biedt artikel 8 van de ontheffingsregeling oplossing. Dit
artikel biedt de mogelijkheid voor een ontheffing voor het halen en te brengen
van personen die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden
vervoerd. Er zijn echter wel een aantal tijdstippen opgenoemd waarop de
ontheffing –in de regel- niet verleend wordt.
Inzake de
lay-outvoorschriften van invalidenparkeerplaatsen merken wij op dat wij deze
uiteraard zullen respecteren. Gezien het kleinschalig karakter van de
binnenstad zal het echter, naar het zich laat aanzien, niet in alle gevallen
mogelijk blijken de aanleg zonder concessies te realiseren. Als het alternatief
is om niet aan te leggen, dan menen wij de voorkeur te moeten geven aan wel
aanleggen, mits de concessie aan de lay-out richtlijnen verantwoord blijft. Uw
verzoek geen plaatsen aan te leggen langs het water wordt dezerzijds ook goed
begrepen. Ook hier geldt dat, daar waar een aanleg langs het water vermijdbaar
is, dit ook zeer onze voorkeur heeft. Ook hier zullen wij helaas in een aantal
gevallen concessies moeten doen als het alternatief is de plaats niet aan te
leggen.
Hoogachtend,
Etc.
Brief van de heer Heyink
Geachte heer Heyink,
Op 12 januari jl. hebben
wij uw 11 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening,
concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het
voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de
concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop
betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.
De reden voor het gemeentebestuur voornoemde documenten
ter inzage te leggen, was een ieder
gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven omtrent de
juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door de raad op
29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk vereist
is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en
kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie
in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de
achtergrond van dit doel opgesteld.
Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen
tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe
binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
Uit uw zienswijze blijkt
dat u zich zorgen maakt over de parkeermogelijkheden voor houders van een
invalidenparkeerkaart. Met opsomming van de maatregelen die wij, juist ten
behoeve van deze mensen die voor hun mobiliteit werkelijk van de auto
afhankelijk zijn, voornemens zijn te treffen, hopen wij uw zorg weg te nemen.
Parkeersituatie:
1.
Rond
het autoluw-plusgebied komt een ring van algemene invalidenparkeerplaatsen.
Deze ring bestaat uit ten minste elf invalidenparkeerplaatsen op acht
verschillende locaties. Deze locaties zijn zodanig gekozen dat nagenoeg iedere
bestemming in het autoluw-plusgebied gelegen is binnen een straal van 100 meter
vanaf de parkeerplaats. Daar staat tegenover dat de vijf algemene invaliden
parkeerplaatsen gelegen in het autoluw-plus gebied komen te vervallen.
2.
Na
invoering van de maatregelen wordt het houders van een algemene
invalidenparkeerkaart toegestaan de auto te parkeren op een
vergunninghoudersplaats. Hieraan zijn eveneens geen kosten verbonden. Thans is
dit niet mogelijk. De parkeermogelijkheden voor deze kaarthouders wordt
hierdoor zeer aanmerkelijk uitgebreid en gratis.
3.
Na
invoering van de maatregelen wordt het houders van een invaliden parkeerkaart
eveneens toegestaan de auto gratis te parkeren op een parkeerterrein of een
andere betaald parkeerplaats op straat.
De enige uitzondering is de runshopplaats. Deze plaatsen zijn bedoeld
voor het doen van een snelle boodschap. De maximum parkeertijd is dan ook
gesteld op een half uur en gebruik kost, ook houders van een invalidenparkeerkaart,
ƒ2,75 per half uur.
4.
Het
parkeren op een algemene invaliden parkeerplaats wordt (voor houders van een
invalidenparkeerkaart) gratis. Thans kost dit nog ƒ 2,00 per uur.
Veiligheidssituatie:
1.
In het
autoluw-plus gebied wordt voetgangersgebied. Dit betekent dat in dit gebied
geen relatief snel rijdend autoverkeer plaatsvindt. Met name voor mensen die
zich niet snel kunnen verplaatsen is dit een duidelijke verbetering van hun
veiligheid.
2.
Het
autoluw-plus gebied wordt à niveau ingericht. Dit betekent dat mensen die
moeilijk ter been zijn of gebruik moeten maken van een hulpmiddel geen hinder
hebben van trottoirbanden.
Ontheffingen:
1.
De
conceptverordening ontheffingverlening autoluw-plus gebied voorziet in een
uitgebreid pakket van ontheffingmogelijkheden voor het thuis afhalen en thuis brengen
van mensen die afhankelijk zijn van de auto. Het aantal keren halen en brengen
is zeker niet gelimiteerd.
2.
Deze
verordening voorziet in ontheffingen voor voorzieningen waar deze mensen van
afhankelijk kunnen zijn: medische zorg, hulpdiensten, het laden en lossen van
goederen, zowel incidenteel als meer structureel (bijvoorbeeld ‘tafeltje
dekje’). Juist vanwege de majeure vermindering van ander verkeer, wordt het
voor verkeer waar de betreffende groep van afhankelijk is juist gemakkelijker
om de gewenste service op de gevraagde tijd te leveren, c.q. in geval van halen
en brengen het voertuig dicht bij de voordeur te stoppen.
Wij hopen met voorgaand overzicht de vereniging
overtuigd te hebben dat wij mensen met een functiebeperking die voor hun
mobiliteit werkelijk van de auto afhankelijk kunnen zijn met de voorgestelde
regelgeving een, zeker ten opzichte van de huidige situatie, goed pakket aan
voorzieningen kunnen bieden. Maatregelen, die overigens alleen realiseerbaar
zijn omdat de mogelijkheden voor gebruik van de auto in gevallen waarin een
afhankelijkheidsrelatie minder evident is worden gereduceerd.
Hoogachtend,
Etc.
Geachte heer Timman,
Op 12 januari jl. hebben
wij uw 11 januari 2001 gedateerde zienswijze op de concept parkeerverordening,
concept parkeerbelastingverordening, de bij deze concepten borende bijlage, het
voorstel tot wijziging van de verordening ontheffingen art 87 RVV1990, de
concept verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied, de hierop
betrekking hebbende bijlage een set concept verkeersbesluiten mogen ontvangen.
De reden voor het gemeentebestuur voornoemde
documenten ter inzage te leggen, was
een ieder gelegenheid te geven schriftelijk zijn of haar zienswijze te geven
omtrent de juistheid en volledigheid van de formele vertaling van hetgeen door
de raad op 29 juni 2000 is besloten. Hoewel deze inzageprocedure niet wettelijk
vereist is, heeft het gemeentebestuur deze uit oogpunt van zorgvuldigheid en
kwaliteitszorg bewust gehouden. Het doel van de procedure is in de publikatie
in de Stadskrant duidelijk verwoord. Onze reactie is daarom ook tegen de
achtergrond van dit doel opgesteld.
Een aantal zienswijzen heeft geleid tot voorstellen
tot wijziging van de voorgenomen regelgeving inzake parkeren en autoluwe
binnenstad. De nota met wijzigingsvoorstellen treft u bijgaand aan.
Uit uw zienswijze, die u namens de Stichting
Samenwerkende bonden van Ouderen heeft op opgemaakt, blijkt dat de stichting
SBO:
·
bezwaren
heeft tegen alle ter inzage gelegde verkeersbesluiten omdat zij meent dat zij
meent dat het instellen van een voetgangersgebied ouderen belemmert om met de
auto van en naar huis gehaald te worden. Het ontheffingensysteem acht zij te
gecompliceerd, te betuttelend en in strijd met de privacy. Zij meent dat
vorenstaande een verslechtering is van hun huidige situatie en dat een
belangenafweging niet heeft plaatsgevonden. Voorts meent zij dat sprake is van
een juridisch manco, omdat zij gelezen hebben “een ontheffingskaart onder de
voorruit”;
·
bezwaren
heeft tegen, naar hun interpretatie, het vervallen van vrijwel alle betaald
parkeerplaatsen in de binnenstad. Dit zou het bezoeken aan ouderen te sterk
belemmeren. De kraskaartvoorziening acht de bond te gecompliceerd en te
beperkt.
·
Verder
meent de stichting SBO dat de mantelzorg niet meer optimaal zou functioneren,
en dat
·
opheffen
van betaald parkeerplaatsen een belemmering zou inhouden van bezoek aan de
binnenstad door ouderen, woonachtig in de buitenwijken.
·
Tenslotte
heeft de stichting SBO ernstige bezwaren tegen het bestaan van runshopplaatsen
discriminerend omdat een halfuur voor een ouder persoon niet het zelfde zou
zijn als een half uur voor iemand van jongere leeftijd.
Als reactie hierop berichten wij het volgende:
Algemeen:
1.
Het
geheel aan genomen maatregelen is, zoals wij ook eerder in deze brief, alsmede
in de publikatie van de start van deze zienswijzeprocedure hebben opgemerkt,
een vertaling van het door de raad op 29 juni 2000 genomen besluit. Het beleid
dat toen is vastgesteld is op een transparante en interactieve wijze tot stand
gekomen. In het voortraject waren diverse mogelijkheden tot participatie. Velen
belangen, al dan niet aangedragen door de belanghebbenden, zijn in dit traject
ruim aan de orde geweest en tegen elkaar afgewogen. Zo ook de belangen van
mensen met een functiebeperking en mensen die (al dan niet wegens leeftijd) wat
slecht ter been zijn. Uw veronderstelling dat geen belangenafweging zou hebben
plaatsgevonden, laat staan uw veronderstelling alsof het gemeentebestuur nog
nooit van de vergrijzing van de samenleving zou hebben gehoord, snijden dan ook
geen hout.
2.
Voor
mensen met een functiebeperking en voor mensen die slecht ter been zijn hebben
leiden de voorgestelde maatregelen tot het volgende:
·
Rond
het autoluw-plusgebied komt een ring van algemene invalidenparkeerplaatsen. De
locatie van de parkeerplaatsen is zodanig gekozen dat nagenoeg iedere
bestemming in het autoluw-plusgebied gelegen is binnen een straal van 100 meter
vanaf deze parkeerplaats.
·
Het
parkeren op een dergelijke parkeerplaats wordt voor houders van een algemene
invalidenparkeerkaart gratis. Thans kost dit ƒ 2,00 per uur.
·
Na
invoering van de maatregelen wordt het houders van een algemene
invalidenparkeerkaart toegestaan de auto te parkeren op een
vergunninghoudersplaats. Hieraan zijn eveneens geen kosten verbonden. Thans is
dit niet mogelijk. De parkeermogelijkheden voor deze kaarthouders wordt hiermee
zeer aanmerkelijk uitgebreid en gratis.
·
In het
autoluw-plus gebied wordt voetgangersgebied. Dit betekent dat in dit gebied
geen relatief snel rijdend autoverkeer plaatsvindt. Met name voor mensen die
zich niet snel kunnen verplaatsen is dit een duidelijke verbetering van hun
veiligheid.
·
Het
autoluw-plus gebied wordt à niveau ingericht. Dit betekent dat mensen die
moeilijk ter been zijn of gebruik moeten maken van een hulpmiddel geen hinder
hebben van niveauverschillen, zoals trottoirbanden.
·
De
conceptverordening ontheffingverlening autoluw-plus gebied voorziet in een
uitgebreid pakket van ontheffingmogelijkheden voor het thuis afhalen en thuis
brengen van mensen die afhankelijk zijn van de auto en in de binnenstad wonen
als ook voor het halen en brengen van goederen.
·
Daarnaast
wordt voorzien in ontheffingen voor voorzieningen waar deze mensen van
afhankelijk kunnen zijn: medische zorg, hulpdiensten, het laden en lossen van
goederen, zowel incidenteel als meer structureel (bijvoorbeeld ‘tafeltje
dekje’). Juist vanwege de duidelijke vermindering van ander verkeer, wordt het
voor verkeer waar de betreffende groep van afhankelijk is juist gemakkelijker
om de gewenste service op de gevraagde tijd te leveren, c.q. in geval van halen
en brengen het voertuig dicht bij de voordeur te stoppen.
3.
Naast voorgaande meer specifieke maatregelen leiden ook de overige
maatregelen tot gemak voor ouderen, zoals de bouw van parkeergarages, met
dynamisch informatie over de beschikbaarheid van plaatsen (dit voorkomt
zoekverkeer en lastig manoeuvreren langs grachten en door kleine straatjes). De
garages worden kwalitatief hoogstaand (makkelijk inparkeren), zijn bewaakt
(veiligheid), kennen zeer ruime openingstijden (de plaatsen zijn ook
beschikbaar tijdens markten, evenementen etc.).
Specifiek per bezwaarpunt
1.
Het
instellen van een voetgangersgebied belemmert ouderen niet om met de auto van
en naar huis gehaald te worden. a. Ingeval de betrokkene nog in staat is om
maximaal ca 150 meter te voet af te leggen, kan het uitstappen aan de rand van
het autoluw-plusgebied plaatsvinden. Iedere locatie in het autoluwplusgebied is
niet verder van de rand af gelegen dan ca, 150 meter (zie het 100 meter
uitgangspunt bij de realisatie van nieuwe algemene invalidenparkeerplaatsen. b.
Ingeval de afstand niet meer is af te leggen is eenvoudig een ontheffing te
verkrijgen. Doordat het gebied niet meer algemeen toegankelijk is voor auto’s
bestaat grote kans dat de auto voor de deur gestopt kan worden en beschikt de
slecht ter been zijnde passagier over ruimte voor in en uitstappen. c. Ingeval
het adres is gelegen in het toekomstig vergunninghoudersgebied is halen en
brengen juist eenvoudiger omdat de kans van een veilige plaats om de auto voor
of nabij de voordeur te stoppen dan groter is.
2.
De
gepercipieerde strijdigheid met de privacy wordt niet gedeeld. Op het moment
dat iemand die slecht ter been is zich op straat voortbeweegt is zichtbaar, en
daarmee voor een ieder die daarvan kennis wil nemen bekend, dat iemand slecht
ter been is. Het zelfde geldt voor het gebruik van een invalidenparkeerkaart.
Het feit dat, teneinde de ontheffing te verkrijgen, gemeld moet worden dat van
dit van dit voor ieder zichtbare feit sprake is, of de invalidenparkeerkaart
getoond moet worden, achten wij niet strijdig met de privacy. Medisch geheime
informatie behoeft niet te worden overlegd.
3.
De
opmerking inzake betutteling begrijpen wij niet. De maatregelen zijn op veel
punten regelingen op maat voor hen die dit nodig hebben. Dit is geen
betutteling maar juist zorgvuldigheid. Het is juist een bewijs van het feit dat
juist degelijk rekening is gehouden met de belangen van ouderen, mensen die
slecht ter been zijn of een functiebeperking hebben.
4.
Inzake
het juridisch manco: er is in de regelgeving sprake van een bewijs, niet van
een kaart. De vorm is in de regelgeving dan ook niet gegeven.
5.
De
gedachte dat de betaald parkeerplaatsen zouden verdwijnen komt niet overeen met
de feiten. De betaald parkeerplaatsen worden herschikt. Plaatsen die
‘verdwijnen’ komen terug in de garages, op aangewezen parkeerterreinen en langs
de rand van de binnenstad. De loopafstand van een betaald parkeerplaats tot
nagenoeg iedere locatie in de binnenstad zal nooit de afstand van 500 meter
overschrijden. In zeer veel gevallen is deze afstand beduidend minder
(bijvoorbeeld: Phoenixgarage tot ingang Stadhuis is 230 m). Voor veel mensen,
ook mensen van hoge leeftijd, zijn dergelijke afstanden niet bezwaarlijk.
Gecombineerd met de uitgebreide mogelijkheid van halen en brengen en de zeer
sterke verhoging van de gebruiksmogelijkheden van de invalidenparkeerkaart
leidt een en ander niet belemmering van bezoekmogelijkheden.
6.
De
gedachte als zou de voorgenomen kraskaart te gecompliceerd zijn is
vooringenomen. Het gebruik is zeer eenvoudig. Op de kaart ligt een
ondoorzichtig filter (gelijk bij een kraslot) dat éénmalig te verwijderen is
met een stomp voorwerpje (bijvoorbeeld een muntstukje). Met dit verwijderen
wordt de gewenste datum en tijdgroep zichtbaar. Hiermee is de kaart
afgewaardeerd. De kaarten heeft betrokkenen zelf op voorraad. Dus geen
‘bureaucratie’.
7.
Het
aantal kraskaarten wordt door de stichting SBO als te beperkt ingeschat. Ook
door anderen is dit punt naar voren gebracht. Het vaststellen van een reëel
aantal is een lastige afweging. Indien het aantal (te) ruim zou worden genomen
neemt voor de vergunninghouder de parkeermogelijkheid af. Plaatsen worden
immers ingenomen door kraskaart gebruikers. Bij het verstrekken van een klein
aantal zijn juist die huishoudens die veel bezoek ontvangen dat slecht ter been
is in het nadeel. De kraskaart is voor
Delft een nieuw fenomeen. Wij bezitten dan ook geen ervaringscijfers. Wij zijn
ons ook zeer bewust dat het gekozen aantal arbitrair is. Wij benadrukken dat de
kraskaarten een extra faciliteit
bieden ten behoeve van bezoekers aan
bewoners die niet in staat zijn om te lopen van een bezoekersparkeerplaats
(bijv. garage, Paardenmarkt of één van de andere parkeerterreinen) naar het
bezoekadres
Het
functioneren van de kraskaart is daarom ook uitdrukkelijk onderwerp dat goed geëvalueerd zal worden.
1.
Verder
meent de stichting SBO dat de mantelzorg niet meer optimaal zou functioneren,
en dat Het als gevolg van de maatregelen niet meer optimaal kunnen functioneren
van mantelzorg wordt absoluut niet gedeeld. Wij zijn van mening dat deze
instanties het juist gemakkelijker krijgen. Voorzieningen waar juist ook ouderen
van afhankelijk kunnen zijn, zoals medische zorg, hulpdiensten, het laden en
lossen van goederen, zowel incidenteel als meer structureel (bijvoorbeeld
‘tafeltje dekje’) krijgen allen de benodigde ontheffingen. Juist vanwege de
duidelijke vermindering van ander verkeer, wordt het voor dit verkeer juist gemakkelijker om de gewenste service
op de gevraagde tijd te leveren, c.q. in geval van halen en brengen het
voertuig dicht bij de voordeur te stoppen.
2.
Tenslotte
de opmerking inzake de runshopplaatsen: deze plaatsen zijn bedoeld voor een
snelle boodschap; vandaar runshop. Het woord verwijst niet naar het tempo
waarmee men zich vervolgens te voet door de binnenstad moet begeven. De
plaatsen zijn zodanig gelegen dat nagenoeg iedere bestemming in het autoluw-plusgebied
gelegen is binnen een straal van 150 meter. De gegeven tijd van 30 minuten is
naar onze inschatting voor nagenoeg iedereen, uitgezonderd mensen die niet in
staat zijn om zonder hulpmiddelen een afstand van 100 meter af te leggen,
voldoende om maximaal 2 maal 150 meter gericht te lopen en de gewenste snelle
boodschap te doen. Van discriminatie is dus geen sprake.
Hoogachtend,
etc.