Stuk 70 I

01/007770                                                                                                  Delft, 10 april 2001.

 

 

 

Onderwerp: vaststelling Nadeelcompensatieverordening.

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

 

Geachte dames en heren,

 

1.   Inleiding

Uw raad heeft op 22 februari 2001 ingestemd met de regelgeving inzake parkeren in en autoluw maken van de binnenstad (zie stuk 01/001859). In dit besluit heeft u het college van burgemeester en wethouders opgedragen tijdig, dat wil zeggen voordat betreffende verkeersmaatregelen daadwerkelijk zijn geëffectueerd, met een voorstel te komen inzake nadeelcompensatie. Bijgaand treft u ons voorstel aan. Tevens treft u aan het voorstel tot benoeming van de voorzitter en de twee leden van de onafhankelijke adviescommissie.

 

Het gemeentebestuur van Delft is zich ervan bewust dat het belang van een individuele rechthebbende, in het gedrang kan komen door de uitvoering van de verkeersmaatregelen. Het project van autoluw en autoluw plus maken van de binnenstad wordt geacht in het algemeen belang van de gemeenschap te zijn. De schade die op deze wijze wordt geleden ten gevolge van rechtmatig handelen van de gemeente zal door de gemeente naar billijkheid worden vergoed, tenminste voor zover niet op een andere wijze in vergoeding van schade is voorzien.

 

Met het vaststellen van deze nadeelcompensatieregeling wordt beoogd een regeling in het leven te roepen op grond waarvan benadeelden voldoende zekerheid wordt verschaft op welke wijze een verzoek om nadeelcompensatie kan worden ingediend en volgens welke normen het eventuele nadeel dat niet ten laste van de getroffene behoort te blijven, zal worden vergoed.

 

Met het vaststellen van deze nadeelcompensatieverordening worden geen aansprakelijkheden in het leven geroepen die naar de huidige stand van het recht niet bestaan.

 

2.   De regeling op hoofdlijnen

De regeling geeft voorschriften inzake de wijze waarop een verzoek tot het toekennen van een nadeelcompensatie kan worden aangevraagd, alsmede hoe een dergelijk verzoek wordt behandeld. Kern van dit laatste is dat de behandeling van het verzoek geschiedt door een onafhankelijke, door de raad te benoemen commissie.

De adviescommissie stelt onderzoek in naar en brengt advies uit over de vraag of het nadeel een gevolg is van de feitelijke uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw(plus) maken van de binnenstad; de omvang van het nadeel; de vraag of het nadeel redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van verzoeker behoort te blijven; de vraag of de vergoeding van het nadeel niet of niet voldoende anderszins is verzekerd; en de hoogte van de door de gemeente te verstrekken compensatie of vergoeding.

 

 

Alvorens een definitief advies uit te brengen, stelt de commissie eerst een conceptadvies op. Zowel verzoeker als ons college heeft de mogelijkheid bij de commissie op dit conceptadvies met indiening van een zienswijze te reageren. Met inachtneming van deze zienswijzen wordt een definitief advies gegeven. Vervolgens beslist ons college op het verzoek tot nadeelcompensatie.

 

3. Rechtsbescherming

Het besluit van ons college op een verzoek tot nadeelcompensatie is een voor beroep vatbare beslissing.

 

4.   Samenstelling van de onafhankelijke adviescommissie:

De volgende personen hebben wij bereid gevonden, onder voorbehoud van uw instemming, zitting te nemen in de onafhankelijke adviescommissie:

·       de heer mr. J.F. de Groot, advocaat / procureur bij advocatenkantoor Houthoff Buruma te Amsterdam;

·       de heer E.H. Horlings RA, accountant en economisch deskundige te Amsterdam;

·       de heer G. Dekker, taxateur en schade-expert op onder andere het gebeid van nadeelcompensatie te Egmond aan Zee.

Op basis van de ingewonnen informatie is vastgesteld dat voornoemde personen over voldoende geschiktheid beschikken om zitting te nemen in de adviescommissie. Tevens is vastgesteld dat voornoemde personen voldoende onafhankelijkheid beschikken ten opzichte van zowel de gemeentelijke organisatie van Delft als (economische) belangen en activiteiten die plaatsvinden in c.q. in relatie staan tot de binnenstad van Delft.

 

De adviescommissie zal worden bijgestaan door een onafhankelijk secretaris. Deze secretaris wordt thans aangezocht. Tevens worden nog plaatsvervangend leden aangezocht.

 

Bij dit raadsvoorstel is een conceptbesluit gevoegd, houdende voornoemde personen te benoemen tot voorzitter, respectievelijk lid van de onafhankelijke adviescommissie nadeelcompensatie.    

 

5. Communicatie

Indien u instemt met voorliggend voorstel, zal, naast de reguliere bekendmaking van de regelgeving, in de Stadskrant een artikel verschijnen waarin de werking van de verordening zal worden uitgelegd en toegelicht. Daarnaast zal de verordening worden opgenomen in het boekje met regelgeving inzake parkeren in en autoluw maken van de binnenstad. Op 22 februari jl. heeft u reeds ingestemd met de uitgifte van dit boekje.

 

6.   Financiën

In principe behoort bij een raadsvoorstel een financieel dekkingplan. In dit geval is dit niet mogelijk omdat geen inzicht bestaat tot welke bedragen de gemeente eventueel nadeel zal compenseren. Dit betekent dat nadeelcompensatie beschouwd wordt als p.m. post. Eventuele uitkeringen worden ten laste gebracht van de algemene middelen en komen ten laste van het rekeningresultaat in het jaar dat de uitkering is toegekend.

De kosten van de adviescommissie zijn wel te begroten. Naar verwachting zullen jaarlijks drie zittingen worden gehouden. De kosten per zitting bedragen ca. ƒ9.200,--. Daarnaast worden de secretariaatskosten vooralsnog geschat op een bedrag van ƒ37.500,-- per jaar.

 

 

Ergo: de kosten inzake de adviescommissie nadeelcompensatie worden begroot op ƒ65.000,-- per jaar. Voor 2001 dient rekening gehouden te worden met het opstarten van het secretariaat en één zitting: de kosten hiervan is begroot op ƒ 35.000,--

 

5.   Slot

 

Voorstel:

Onder voorbehoud van gunstig advies van de gecombineerde commissie Duurzaamheid en Cultuur, kennis en economie stellen wij u voor:

 

I

Vast te stellen de volgende bijgevoegde conceptverordening:

Nadeelcompensatieverordening gemeente Delft 2001

II

Vast te stellen de 30e wijziging van de gemeentebegroting voor het dienstjaar 2001.

 

III

Vast te stellen de volgende samenstelling van de onafhankelijke adviescommissie nadeelcompensatie:

·       de heer mr. J.F. de Groot, voorzitter

·       de heer E.H. Horlings RA, lid

·       de heer G. Dekker, lid

 

IV

Burgemeester en wethouders opdracht te verlenen een formulier tot aanvraag van nadeelcompensatie op te stellen.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

H.M.C.M.  van Oorschot            ,burgemeester.

 

 

 

N. Roos                                   ,secretaris.

 

 


 

Stuk 70 II

01/007770

 

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 april 2001 ;

 

gelet op de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht ;

 

Overwegende:

    

-          dat als gevolg van de feitelijke uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad door of vanwege de gemeente Delft natuurlijke danwel rechtspersonen onevenredig financieel nadeel kunnen ondervinden dat redelijkerwijs niet of niet geheel te hunner laste behoort te blijven;

-          dat dit mogelijke nadeel niet in alle gevallen op basis van bestaande wettelijke regelingen voor vergoeding van overheidswege in aanmerking komt;

-          dat het daarom wenselijk is voorschriften vast te leggen met betrekking tot de inhoud, indiening en behandeling van verzoeken om vergoeding van schade welke het gevolg is van de feitelijke uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad door of vanwege de gemeente Delft;

 

b e s l u I t :

 

vast te stellen de navolgende verordening ‘Nadeelcompensatieverordening gemeente Delft 2001’:

 

 

Artikel 1           Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)       burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

b)       (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad door of in opdracht van de gemeente Delft naar aanleiding van het raadsbesluit d.d. 29 juni 2000 inclusief eventuele daarmee samenhangende (uitvoerings)besluiten;

c)       het verzoek: een verzoek als bedoeld in artikel 4 aan burgemeester en wethouders het nadeel te compenseren door degene die stelt nadeel te hebben geleden, het verzoek tot bevoorschotting dan wel het verzoek tot goedkeuring en vergoeding van de plannen tot het heffen van nadeelvoorkomende of -beperkende maatregelen;

d)       de verzoeker: een natuurlijke of rechtspersoon die een verzoek indient ingevolge artikel 4 van de verordening;

e)       het nadeel: de schade die een direct gevolg is van (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad, niet zijnde planschade;

f)         de (advies)commissie: het adviesorgaan dat burgemeester en wethouders adviseert omtrent beslissingen op verzoeken tot nadeelcompensatie;


 

 

Artikel 2           Het recht op nadeelcompensatie

1.   Burgemeester en wethouders kennen, op verzoek van degene die nadeel heeft geleden als gevolg van de feitelijke uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad door of in opdracht van de gemeente Delft, nadeelcompensatie toe naar redelijkheid en billijkheid, voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven, indien aan de in deze verordening gestelde is voldaan en voor zover vergoeding van het nadeel niet of niet voldoende anderszins verzekerd is. Indien de nadeelcompensatie wordt bepaald op een andere wijze dan in geld, gaat de waarde van deze compensatie de hoogte van de anders op hetzelfde verzoek uit te keren nadeelcompensatie in geld niet te boven.

2.   De compensatie van het nadeel vindt plaats in geld of, indien dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders geschikter is, op andere wijze.

 

Artikel 3           Nadeelvoorkomende of -beperkende maatregelen

1.   Indien een verzoeker ter voorkoming of beperking van nadeel bepaalde maatregelen wenst te treffen, komen de kosten hiervan voor verlening van nadeelcompensatie als bedoeld in deze verordening in aanmerking, echter met inachtneming van het bepaalde in de leden 2 tot en met 4 van dit artikel.

2.   De verzoeker dient, alvorens hij tot het treffen van maatregelen als bedoeld in het vorige lid overgaat, de plannen voor de te nemen maatregelen met inbegrip van een raming van de kosten ter goedkeuring aan burgemeester en wethouders voor te leggen. De verzoeker dient daartoe overeenkomstig de bepalingen van deze verordening een verzoek in te dienen bij burgemeester en wethouders. Schade voorkomende of ‑beperkende maatregelen die zijn genomen na goedkeuring door burgemeester en wethouders, gehoord de adviescommissie, komen voor nadeelcompensatie in aanmerking. De nadeelcompensatie die terzake van deze maatregelen wordt verleend, wordt nimmer hoger gesteld dan het bedrag van de nadeelcompensatie waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken indien de maatregelen niet zouden zijn genomen.

3.   Indien en voor zover naar het oordeel van burgemeester en wethouders de verzoeker verwijtbaar lijdelijk de gevolgen van de feitelijke uitvoering van  het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad heeft afgewacht, terwijl door het treffen van bepaalde maatregelen de nadelige gevolgen ervan hadden kunnen worden beperkt of voorkomen, beslissen burgemeester en wethouders, gehoord de adviescommissie, in ieder geval geheel of gedeeltelijk afwijzend op een verzoek om nadeelcompensatie.

4.   Op de behandeling van het verzoek tot het treffen van maatregelen ter voorkoming of beperking van nadeel zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 4           Het verzoek om nadeelcompensatie

1.   Het verzoek om nadeelcompensatie dient zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is schriftelijk bij burgemeester en wethouders te worden ingediend door middel van een daartoe vastgesteld aanvraagformulier.

2.   Per aaneengesloten periode van twaalf maanden kan slechts eenmaal een verzoek om nadeelcompensatie worden ingediend.

3.   Het verzoek dient ondertekend en met reden omkleed te worden ingediend. Daartoe bevat het aanvraagformulier ten minste:

a)  de naam en het adres van de verzoeker;

b)  de dagtekening;

c)  een beschrijving van de handeling en/of het bestuursbesluit c.q. aanduiding van de uitvoering van het werk of de maatregel die naar het oordeel van de verzoeker het nadeel heeft veroorzaakt;

d)  een opgave van de aard en omvang van het nadeel en een zo nauwkeurig mogelijke specificatie van het bedrag van het nadeel;

e)  een omschrijving van de wijze waarop het nadeel naar het oordeel van de verzoeker dient te worden gecompenseerd en - zo een vergoeding in geld wordt gewenst - een opgave van het schadebedrag dat naar het oordeel van verzoe­ker vergoed dient te worden.

4.   De verzoeker verstrekt voorts alle gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op zijn verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

5.   Burgemeester en wethouders bevestigen de ontvangst van het verzoek zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst daarvan. Bij de ontvangst­bevestiging wordt de verzoeker in kennis gesteld van de te volgen procedure en de termijn waarbinnen een beslissing zal worden genomen.

6.   Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het derde en vierde lid van dit artikel, stellen zij de verzoeker in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een termijn van vier weken na verzending van de brief waarin op het verzuim is gewezen.

7.   Wanneer het verzoek op een andere wijze is gedaan dan door middel van het in lid 1 bedoelde aanvraagformulier, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager daarvan zo spoedig mogelijk in kennis en voegen zij bij kennisgeving een aanvraagformulier.

 

Artikel 5           Vereenvoudigde behandeling van het verzoek

1.   Indien het verzoek niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 is ingediend of aangevuld nemen burgemeester en wethouders het verzoek niet in behandeling.

2.   Burgemeester en wethouders wijzen het verzoek zonder nader onderzoek af indien het naar hun oordeel kennelijk ongegrond is danwel wijzen het verzoek zonder nader onderzoek toe indien het naar hun oordeel kennelijk gegrond is.

3.   Een besluit om het verzoek niet in behandeling te nemen, danwel wegens kennelijke ongegrondheid af te wijzen of wegens kennelijke gegrondheid toe te wijzen, wordt aan de verzoeker binnen acht weken na ontvangst van het verzoek danwel binnen vier weken nadat het verzoek is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken meegedeeld.

4.   Burgemeester en wethouders kunnen de in het vorige lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen. Burgemeester en wethouders stellen de verzoeker daarvan schriftelijk in kennis.

 

Artikel 6           Behandeling van het verzoek

1.   Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 5, wordt de aanvraag binnen acht weken nadat het verzoek is ontvangen danwel nadat het verzoek is aangevuld, toegezonden aan de adviescommissie met het verzoek burgemeester en wethouders van advies te dienen over de op het verzoek te nemen beslissing.

2.   De verzoeker wordt over het in behandeling stellen van zijn verzoek in kennis gesteld. Hierbij wordt de verzoeker geïnformeerd over de samenstelling van de adviescommissie die over zijn verzoek adviseert.

3.   In eenvoudige gevallen heeft de commissie het recht om de zaak door één van de leden van de commissie te laten behandelen en adviseren.

4.   De kosten, verbonden aan de werkzaamheden van de commissie, komen voor rekening van de gemeente.

 

Artikel 7           De samenstelling van de adviescommissie.

1.   De adviescommissie is een vaste commissie, bestaande uit drie leden, onder wie één voorzitter. Voor elk van de leden, onder wie de voorzitter, alsmede voor de secretaris wordt een plaatsvervanger benoemd.

2.   De adviescommissie wordt ingesteld door de gemeenteraad. Haar leden en de secretaris worden door de gemeenteraad benoemd.

3.   Leden van de adviescommissie, alsmede de secretaris kunnen slechts worden benoemd wanneer van voldoende geschiktheid en onafhankelijkheid is gebleken.

4.   Leden van de adviescommissie kunnen door de gemeenteraad, ambtshalve of op verzoek, geheel of gedeeltelijk van hun taak worden ontheven wanneer op grond van feiten en omstandigheden de onafhankelijkheid als bedoeld in lid 3 van dit artikel, niet langer is gewaarborgd.

5.   Een verzoek om toepassing van het bepaalde in lid 4 van dit artikel kan door de verzoeker schriftelijk worden ingediend bij de gemeenteraad, uiterlijk binnen twee weken na verzending van de kennisgeving als bedoeld in artikel 6, lid 2. Het verzoek dient door de verzoeker te worden gemotiveerd.

6.   De leden van de adviescommissie, de secretaris en hun plaatsvervangers zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun uit hoofde van hun adviescommissiewerkzaamheden ter kennis komt. Een uitzondering hierop vormt het uitbrengen van het in artikel 10 bedoelde rapport, de inhoud van dat rapport en het uitwisselen van informatie met derden als bedoeld in artikel 8, lid 4.

 

Artikel 8           Het onderzoek van de commissie

1.   Het verzoek wordt door burgemeester en wethouders ter advisering voorgelegd aan de adviescommissie.
De adviescommissie stelt een onderzoek in naar en brengt advies uit over:

a)  de vraag of het nadeel een gevolg is van de feitelijke uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad in Delft;

b)  de omvang van het nadeel;

c)  de vraag of het nadeel redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoe­ker behoort te blijven, in welk verband tevens wordt onderzocht of de verzoeker het risico van het nadeel (passief of actief) heeft aanvaard;

d)  de vraag of de vergoeding van het nadeel niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.

e)  de hoogte van de door de gemeente te verstrekken compensatie of vergoeding.

 

2.   Burgemeester en wethouders stellen aan de adviescommissie, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak.

3.   De adviescommissie kan een plaatsopneming houden, indien zij dit nodig acht.

4.   De adviescommissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Hieronder valt het recht om een externe deskundige in te schakelen voor de beoordeling van het verzoek.

5.   De adviescommissie brengt in de vorm van een gemotiveerd rapport aan burgemeester en wethouders advies uit over haar bevindingen. Wanneer zij daartoe aanleiding ziet, adviseert de commissie over de voorstellen voor maatregelen en voorzieningen, waardoor het nadeel anders dan door een compensatie in geld kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

 

Artikel 9           Mondelinge toelichting

1.   De adviescommissie stelt de verzoeker en burgemeester en wethouders binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek door de commissie in de gelegenheid een mondelinge toelichting te geven tijdens een hoorzitting. De adviescommissie verzendt de uitnodiging voor het geven van een mondelinge toelichting tenminste twee weken voor de datum waarop de toelichting wordt verlangd.

2.   De verzoeker en burgemeester en wethouders mogen zich bij hun mondelinge toelichting laten vertegenwoordigen en/of bijstaan door een gemachtigde. Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.

3.   Van de mondelinge toelichtingen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt aan de verzoeker en aan burgemeester en wethouders toegezonden.

 

Artikel 10      Het advies van de adviescommissie

1.   Alvorens de adviescommissie haar definitieve advies aan burgemeester en wethou­ders opstelt, maakt zij een concept-advies. Dit concept-advies wordt uiterlijk binnen twaalf weken na de mondelinge toelichting als bedoeld in artikel 8 aan de verzoeker en aan burgemeester en wethouders gezonden.

2.   De in het eerste lid genoemde termijn kan eenmaal met ten hoogste zes weken worden verlengd. De adviescommissie deelt verzoeker en burgemeester en wethou­ders schriftelijk en gemotiveerd mee waarom de termijn wordt verlengd.

3.   De verzoeker en burgemeester en wethouders maken hun eventuele zienswijzen tegen het concept-advies binnen zes weken na de datum van verzending daarvan schriftelijk aan de adviescommissie bekend.

4.   De adviescommissie zendt haar definitieve advies met inachtneming van de zienswijzen binnen zes weken na het verstrij­ken van de in het vorige lid genoemde termijn toe aan de verzoeker en aan burge­meester en wethouders. Zij zendt  dit advies met inbegrip van het verslag van de eventuele mondelinge toelichting en de eventuele zienswijzen toe aan de verzoeker en burgemeester en wethouders.

5.   In haar advies geeft de commissie de uitkomst weer van het onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 1. Tevens geeft de commissie advies over de hoogte en de vorm van de toe te kennen nadeelcompensatie.

6.   In eenvoudige gevallen kan de commissie met goedvinden van partijen bepalen dat zij, in afwijking van de in deze verordening beschreven procedure, een verkorte behandeling zal toepassen.       

 

Artikel 11         Bijdrage in de deskundigenkosten van de verzoeker

1.       Indien burgemeester en wethouders besluiten tot het toekennen van nadeelcompen­satie kunnen zij, gehoord de adviescommissie, aan de verzoeker die daarom heeft verzocht een bijdrage toekennen voor de door hem gemaakte deskundigenkosten, voor zover het inschakelen van bijstand van en professioneel deskundige redelijkerwijs noodzakelijk was en voor zover de gemaakte kosten redelijk zijn.

 

Artikel 12      De beslissing op het verzoek

1.       Burgemeester en wethouders beslissen op het verzoek om nadeelcompensatie binnen zes weken nadat de adviescommissie het definitieve advies aan burgemees­ter en wethouders heeft toegezonden.

2.       Het besluit dient te worden gemotiveerd. Indien burgemeester en wethouders het advies van de adviescommissie volgen kan ter motivering van het besluit worden volstaan met een verwijzing naar dit advies. Indien de beslissing afwijkt van het advies dienen de redenen voor die afwijking in de motivering te worden vermeld.

3.       Het gemotiveerde besluit wordt onverwijld aan de verzoeker toegezonden.

4.       Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal verlengen doch ten hoogste met zes weken. Burgemeester en wethouders delen dit schriftelijk en onder opgaaf van redenen mee aan de verzoeker.

 

Artikel 13         Voorschot hangende een verzoek om een nadeelcompensatie.

1.   Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen besluiten, de adviescommissie gehoord, op verzoek van de verzoeker die een aanvraag heeft ingediend ex artikel 4 van de verordening en die naar redelijkerwijs valt te verwachten in aanmerking komt voor nadeelcompensatie, tot het toekennen van een voorschot op nadeelcompensatie wanneer de verzoeker een spoedeisend belang bij die toekenning heeft. De verzoeker dient zijn verzoek om een voorschot overeenkomstig de bepalingen van deze verordening in te dienen bij burgemeester en wethouders.

2.   Met het verstrekken van het voorschot wordt geen recht op nadeelcompensatie erkend of verleend. Aan het verstrekken van het voorschot kunnen door burgemeester en wethouders voorwaarden worden verbonden.

3.   Het voorschot wordt in ieder geval alleen verleend als de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot zijnerzijds gehele of gedeeltelijke terugbetaling wanneer op grond van het definitief besluit van burgemeester en wethouders omtrent het verzoek en de bij dat besluit behorende gegevens blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt. Over het terug te betalen voorschot is geen rente verschuldigd.

4.   De bepalingen van de verordening gelden – voor zover van toepassing – tevens voor het verzoek tot het verstrekken van een voorschot.

 

Artikel 14         Hardheidsclausule

1.   Indien een strikte toepassing van deze Verordening Nadeelcompensatie Gemeente Delft 2001 zou leiden tot een beslissing die onmiskenbaar als onredelijk moet worden aangemerkt, kunnen burgemeester en wethouders, de adviescommissie gehoord, in uitzonderlijke gevallen van deze verordening afwijken.

 

Artikel 15      Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag nadat het besluit tot vaststelling van deze verordening is bekend gemaakt, doch niet eerder dan 1 juli 2001.

 

Artikel 16      Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Nadeelcompensatieverordening gemeen­te Delft 2001"

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 april 2001.

 

 

 

                                                           ,burgemeester.

 

 

 

,secretaris.

Toelichting Nadeelcompensatieverordening gemeente Delft 2001

 

Algemene toelichting

 

Inleiding

 

De gemeenteraad van Delft heeft op 29 juni 2000 het besluit genomen om de Delftse binnenstad deels autoluw en deels autoluw plus te maken. Voor de afgrenzing van de betreffende gebieden, de definities en de te nemen (aanvullende) maatregelen wordt verwezen naar de nota “Een bereikbare binnenstad” met alle aanvullingen en toevoegingen. Hoofddoel van dit project is het beter functioneren van de binnenstad als geheel, met een optimale interactie van de functies wonen, winkelen, recreëren in horeca en musea, ondernemen en werken.

 

Het autoluw maken van de binnenstad met de bijbehorende bouw van parkeergarages, het instellen van een parkeerroute, het invoeren van een dynamisch parkeerverwijzings­systeem enz. is in tijd en ruimte een omvangrijk project. Om tot een zorgvuldige procedure en begeleiding van de uitvoering te komen pleegt de gemeente intensief overleg met alle betrokken bewoners (organisaties) en ondernemers (organisaties). Het binnenstadsforum en de verschillende workshops zijn goed functionerende voorbeelden hiervan. Voor de coördinatie richting ondernemers is de Stichting Centrum Management Delft in het leven geroepen.

 

De gemeente Delft is zich ervan bewust dat het belang van een individuele rechthebbende, in het gedrang kan komen door de uitvoering van het project. Het project van autoluw en autoluw plus maken van de binnenstad wordt geacht in het algemeen belang van de gemeenschap te zijn. De schade die op deze wijze wordt geleden ten gevolge van rechtmatig handelen van de gemeente zal door de gemeente naar billijkheid worden vergoed, tenminste voor zover niet op een andere wijze in vergoeding van schade is voorzien.

 

Met het vaststellen van deze nadeelcompensatieregeling wordt beoogd een regeling in het leven te roepen op grond waarvan benadeelden voldoende zekerheid wordt verschaft op welke wijze een verzoek om nadeelcompensatie kan worden ingediend en volgens welke normen het eventuele nadeel dat niet ten laste van de getroffene behoort te blijven, zal worden vergoed.

 

De raad beoogt met het vaststellen van deze nadeelcompensatieverordening geen aansprakelijkheden in het leven te roepen die naar de huidige stand van het recht niet bestaan.

 

Grondslag nadeelcompensatie

 

De gehoudenheid tot het toekennen van compensatie voor nadeel dat het gevolg is van een rechtmatige overheidsdaad berust niet op een algemene wettelijke regeling. Wel zijn er enkele specifieke wettelijke regelingen voor de vergoeding van schade, zoals de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Onteigeningswet. In die gevallen is deze regeling niet van toepassing.

Deze gehoudenheid berust op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder de onderzoeksplicht (vergelijk artikel 3:2 Awb) en de belangenafweging (verge­lijk artikel 3:4 Awb).

Bestuursorganen zijn verplicht onderzoek te verrichten naar de relevante feiten en de af te wegen belangen. Voor een antwoord op de vraag of het bestuur zich voldoende heeft bekommerd om het zo mogelijk tegengaan van schade is het van belang of het bestuur heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht (het formele zorgvuldigheidsbeginsel), te weten of zij er rekening mee heeft gehouden dat er mogelijk schade op zal treden voor poten­tieel gelaedeerden. Pas op basis van die gegevens kan een evenredige belangenafwe­ging plaatsvinden. In het kader van deze belangenafweging is het van belang, dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Indien een burger onevenredig nadeel ondervindt van een overigens rechtmatige overheidshandeling, behoort hem een compensatiemogelijkheid ter beschikking te staan. Hierin kan worden voorzien door de toepassing van een nadeelcompensatieregeling.

 

Reikwijdte van de regeling

 

De uitvoering van de  herinrichting van het openbaar gebied van de binnenstad wordt gerekend tot het normale maatschappelijk of bedrijfsrisico, aangezien dit vergelijkbaar is met maatregelen zo als groot onderhoud van de bestrating en vernieuwing van de riolering (maatschappelijke ontwikkelingen die in het algemeen belang die in beginsel geduld moeten worden). Het raadsbesluit om de binnenstad autoluw en autoluw plus te maken kan echter voor bepaalde ondernemers duurzame negatieve gevolgen hebben.

 

Indien eenmaal is vastgesteld dat als gevolg van een feitelijke uitvoeringshandeling of maatregel van de gemeente schade is veroorzaakt, dient de vraag te worden beantwoord of deze schade redelijkerwijs ten laste van getroffene behoort te blijven. Behoort de schade tot het normaal maatschappelijk risico, dan komt deze niet voor vergoeding in aanmerking. Elke burger moet een zeker ongerief en/of financieel nadeel dulden als gevolg van de omstandigheid dat hij tezamen met anderen op een beperkt grondgebied in een gemeenschap verenigd leeft. De nadelige gevolgen van dit rechtmatig overheidshan­delen, dat als een normale maatschappelijke ontwikkeling moet worden gezien, behoort in beginsel voor rekening van betrokkene te blijven. Dit neemt niet weg dat zich ten aanzien van een individu feiten en omstandigheden kunnen voordoen waardoor deze door de betreffende uitvoeringshandeling of maatregel dermate zwaar wordt getroffen dat dit nadeel redelijkerwijs niet te zijnen laste kan blijven. Het hieruit voortvloeiende onevenredige nadeel komt voor vergoeding in aanmerking, tenzij het nadeel anderszins verzekerd is. Indien en voor zover anderszins in een vergoeding is voorzien, bijvoorbeeld door aankoop of onteigening, is deze regeling niet van toepassing.

 

Ook indien de gelaedeerde het risico van het nadeel (passief of actief) heeft aanvaard, komt hij niet voor vergoeding van het nadeel in aanmerking. Van actieve risico-aanvaarding is sprake wanneer de gelaedeerde de nadeel toebrengen­de handeling heeft of had kunnen voorzien. Uitgangspunt is dat degene die zich in een situatie begeeft welke mogelijk onderhevig is aan invloeden ten gevolge van handelen van de overheid, zorgvuldig dient te onderzoeken welke maatregelen gelden, reeds zijn aangekondigd of te verwachten zijn. Voorts is van belang of gelaedeerde in een bepaalde situatie een bepaalde keuze heeft gemaakt, waaraan bijvoorbeeld kosten­overwegingen ten grondslag lagen. Indien hij zich in een goedkopere, maar risicovollere situatie heeft begeven, is het risico van mogelijk nadeel door de gelaedeerde aanvaard. Van passieve risicoaanvaarding is sprake wanneer de gelaedeerde tekort is geschoten in de zorg voor de eigen belangen. Hieronder vallen allerlei vormen van "riskant stilzitten", zoals bijvoorbeeld het niet tijdig nemen van redelijkerwijs te verlangen schadebeperkende maatregelen of het aannemen van een afwachtende, berustende houding.

 

Deze regeling is evenmin van toepassing op schade die het gevolg is van een onrecht­ma­tige daad of wanprestatie, daar deze onderwerpen worden beheerst door het burgerlijke recht.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1            Begripsbepalingen

 

In dit artikel worden enkele kernbegrippen van de regeling omschreven.

De belangrijkste omschrijving betreft onderdeel b, waarin is aangegeven waarop de onderhavige regeling betrekking heeft. De regeling ziet uitsluitend op de feitelijke uitvoe­ring van werkzaamheden van substantiële omvang en duur door of in opdracht van de gemeente Delft met betrekking tot het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad in Delft.

 

Artikel 2            Het recht op nadeelcompensatie

 

Het eerste lid van dit artikel bevat de maatstaf aan de hand waarvan wordt gekeken of nadeelcompensatie zal worden toegekend.

 

Ten eerste moet de schade het rechtstreekse gevolg zijn van de feitelijke uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad door of vanwege de gemeente Delft. Er moet derhalve sprake zijn van causaal verband.

Om te beoordelen of er sprake is van causaal verband tussen het nadeel en de feitelijke uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de toestand zoals deze door het handelen is geworden en de toestand zoals deze zonder het hande­len zou zijn geweest op hetzelfde moment.

 

Ten tweede moet het gaan om nadeel dat redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven. Nadeel dat geacht wordt tot het normaal maatschappelijk risico te behoren komt niet voor vergoeding in aanmerking. Het moet gaan om onevenredig nadeel, zie de algemene toelichting. Verder komt het nadeel niet voor vergoeding in aanmerking indien de verzoeker het risico van mogelijke benadeling (actief of passief) heeft aanvaard. Zie voor de uitleg van deze begrippen de algemene toelichting.

Ten slotte komt het nadeel niet voor vergoeding in aanmerking indien het nadeel anders­zins is verzekerd. Deze nadeelcompensatieverordening heeft een aanvullend karakter. Deze regeling treedt dan ook niet in de plaats van bestaande (wettelijke) compensatiere­gelingen.

 

Verder wordt een grens gesteld aan de waarde van de compensatie, indien de nadeelcompensatie niet in geld maar op andere wijze plaatsvindt. De waarde van de compensatie in natura mag niet hoger zijn dan het bedrag in geld waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken. Wanneer de waarde van de compensatie op andere wijze groter zou zijn dan het bedrag in geld waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken, kunnen burgemeester en wethouders besluiten alsnog nadeelcompensatie in geld toe te kennen.

 

Het tweede lid bepaalt dat het nadeel kan worden gecompenseerd in de vorm van geld of op andere wijze. Nadeelcompensatie in natura kan worden toegekend op verzoek van de benadeelde, van burgemeester en wethouders of op advies van de advies­commis­sie.

 

Artikel 3            Nadeelvoorkomende of -beperkende maatregelen

 

In het geval een verzoeker aantoont dat hij zijn bedrijf als gevolg van het autoluw maken van de binnenstad niet op dezelfde voet kan voortzetten, zullen de kosten van een eventuele (gedeeltelijke) verplaatsing van het bedrijf of ook van andere kosten ter voorkoming van nadeel door de adviescommissie bij het verzoek worden betrokken. Kosten die zijn gemoeid met een eventueel noodzakelijke beëindiging van het bedrijf komen naar hun aard niet voor nadeelcompensatie op basis van dit artikel in aanmerking. Geleden nadeel dat daarop betrekking heeft, komt in aanmerking voor nadeelcompensatie op basis van de algemene regeling die is neergelegd in artikel 2 van deze verordening. Voor ondernemers zal een vergelijking worden gemaakt met de voor hem geldende situatie van vóór het autoluw en autoluw plus maken behaalde gemiddelde winst (gemiddelde inkomsten) in de daarvoor in aanmerking komende normjaren. Het aldus verkregen resultaat zal worden gecorrigeerd met een inflatiecorrectie en, voorzover mogelijk gecorrigeerd met een toepasbare branchecorrectie en worden gecorrigeerd naar landelijke en/of lokale ontwikkelingen.

 

Maatregelen die onmiddellijk moeten worden getroffen en waarvan de goedkeuring door burgemeester en wethouders niet kan worden afgewacht, kunnen ingevolge het tweede lid na het treffen van deze maatregelen alsnog ter goedkeuring aan burgemeester en wethouders worden voorgelegd en, indien ook overigens wordt voldaan aan de bepalingen van deze verordening, alsnog voor nadeelcompensatie in aanmerking komen.

 

Het derde lid bepaalt dat een schadelijdende partij in beginsel de plicht heeft de optredende schade zoveel als redelijkerwijze in de gegeven omstandigheden mogelijk is te beperken. Indien de verzoeker nalaat maatregelen te treffen ter beperking van nadeel, komt het daardoor ontstane nadeel niet voor compensatie in aanmerking.

 

Het verzoek tot het treffen van nadeel voorkomende of beperkende maatregelen wordt volgens de bepalingen van deze verordening in behandeling genomen.

 

Artikel 4            Het verzoek om nadeelcompensatie

 

In dit artikel worden regels gegeven voor de indiening van een verzoek om nadeelcom­pensatie.

 

De gelaedeerde dient een verzoek om compensatie zo spoedig mogelijk in te dienen. Deze bepaling berust op de gedachte dat een benadeelde die zonder goede reden onnodig lang wacht met het indienen van zijn verzoek, zijn aanspraak op nadeelcompensatie heeft verwerkt. Het moet immers uit bestuurlijk oogpunt ongewenst worden geacht dat verzoeken om schadevergoeding nog worden ingediend geruime tijd nadat het nadeel is ontstaan. Er is van afgezien een bepaalde termijn te noemen waarbinnen het verzoek moet worden ingediend. Dit omdat het lijden van schade of ondervinden van nadeel niet altijd onmiddellijk duidelijk is. Er kunnen zich gevallen voordoen, waarbij de schade eerst na langere tijd intreedt of kenbaar wordt. Het tegenwerpen van een termijn die dan is verstreken, is dan onjuist. Bovendien moet bij het stellen van een termijn niet worden uitgesloten dat iemand die schade of nadeel heeft geleden die na het verstrijken van de termijn blijkt, alsnog naar de burgerlijke rechter zal gaan met een verzoek om schadevergoeding. Het doel om de rechtsmacht met betrekking tot nadeelcompensatie te concentreren bij de Afdeling Bestuursrecht­spraak van de Raad van State zou daarmee voorbij worden geschoten.

 

Het tweede lid dient om te voorkomen dat verzoekers binnen korte tijd meerdere kleine nadeelcompensatieverzoeken indienen waarbij de kosten van behandeling van het verzoek mogelijk hoger zullen uitvallen dan de omvang van de gevraagde vergoeding. Om deze reden is besloten de mogelijkheid voor het indienen van een verzoek tot nadeelcompensatie te beperken tot eenmaal per aaneengesloten periode van twaalf maanden.

 

Met het derde lid wordt beoogd het bepaalde in art. 4:2 van de Awb nader betekenis te geven voor verzoeken om nadeelcompensatie. Van een verzoeker wordt verlangd dat hij alle gegevens, van welke aard dan ook, verschaft die burgemeester en wethouders nodig hebben voor het beoordelen van de gegrondheid van het verzoek om nadeel­compensatie. De verzoeker kan zijn voorkeur kenbaar maken omtrent de wijze van compensatie van het geleden nadeel. Indien de verzoeker compensatie in geld wenst, dient hij in het verzoekschrift de hoogte van het naar zijn oordeel te vergoeden bedrag te vermelden. Dit bedrag hoeft niet hetzelfde te zijn als het totale geleden nadeel, omdat in de vergoeding daarvan deels reeds voorzien kan zijn of omdat een deel van het geleden nadeel niet voor vergoeding in aanmerking komt vanwege de evenredigheidstoets.

 

Indien de verzoeker onvoldoende gegevens heeft verstrekt om de gegrondheid van het verzoek te kunnen beoordelen, kunnen burgemeester en wethouders besluiten het verzoek niet in behandeling te nemen. Dit stemt overeen met het bepaalde in art. 4:5, eerste lid, van de Awb. Wel wordt de verzoeker allereerst gedurende een periode van vier weken in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende gegevens alsnog te verschaffen.

 

Burgemeester en wethouders moeten volgens het vijfde lid de ontvangst van het verzoek binnen twee weken bevestigen. Tevens moeten zij de verzoeker informeren over de verdere procedure en de termijnen. Overeenkomstig artikel 4:14 Awb moet het bestuurs­orgaan de belanghebbende in kennis stellen indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, waarbij moet worden aangegeven binnen welke (redelijke) termijn de beschikking kan worden tegemoet gezien.

 

Indien het verzoek onvolledig is of indien verzoeker onvoldoende gegevens heeft ver­strekt om het verzoek te kunnen beoordelen, geven burgemeester en wethouders op grond van het zesde lid de verzoeker de gelegenheid om binnen vier weken de ontbreken­de gegevens en/of bescheiden te verschaffen.

 

Artikel 5            Vereenvoudigde behandeling van het verzoek

 

Het eerste lid bepaalt dat burgemeester en wethouders het verzoek niet in behandeling zullen nemen wanneer de verzoeker nalatig blijft om de voor de beoordeling van het verzoek benodigde gegevens te verschaffen.

 

Het tweede lid is erop gebaseerd dat het onnodig is om voor eenvoudige en duidelijke gevallen de zware procedure van behandeling van het verzoek om nadeelcompensatie door een adviescommissie te volgen. Indien een verzoek naar het oordeel van burge­meester en wethouders kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond is, wordt het verzoek zonder behandeling door de adviescommissie toe- of afgewezen. Indien bijvoorbeeld na summier onderzoek reeds duidelijk is dat het geleden nadeel voor vergoeding in aanmer­king komt kunnen burgemeester en wethouders het verzoek direct, zonder nader onder­zoek, toewijzen. Eveneens kunnen burgemeester en wethouders het verzoek om nadeel­compensatie direct afwijzen indien duidelijk is dat het geleden nadeel niet door de gemeente is veroorzaakt.

                                                          

 

Het derde en vierde lid bevatten termijnen waarbinnen een besluit om het verzoek niet in behandeling te nemen, danwel wegens kennelijke ongegrondheid af te wijzen of wegens kennelijke gegrondheid direct toe te wijzen, aan de verzoeker wordt meegedeeld.

 

Artikel 6            Behandeling van het verzoek

 

Lid 1 bevat de termijn waarbinnen de aanvraag aan de adviescommissie wordt toegezon­den.

 

Lid 4 bepaalt dat de kosten, verbonden aan de werkzaamheden van de adviescommissie, voor rekening van de gemeente komen.

 

Artikel 7            Samenstelling van de commissie

 

De adviescommissie heeft tot taak burgemeester en wethouders te adviseren inzake de op het verzoek tot nadeelcompensatie te nemen beslissing. Wanneer dat wenselijk is, kan door burgemeester en wethouders ook een advies worden gevraagd omtrent de ontvankelijkheid van het verzoek.

 

De Verordening Nadeelcompensatie Gemeente Delft 2001 gaat ervan uit dat de advies­commissie uit drie leden bestaat. Deze leden zullen een grote mate van ervaring en/of kennis moeten bezitten ter zake de afhandeling van vergelijkbare schadeverzoeken.

 

Gelet op de aard van de te nemen beslissingen dient de commissie uit onafhankelijke deskundigen te bestaan die niet in de belangensfeer van de beslissingen inzake het autoluw maken van de Delftse binnenstad zijn betrokken. Lid 3 van artikel 7 drukt dat uit. Burgemeester en wethouders dient bij de benoeming van de leden hiermee rekening te houden. Van voldoende onafhankelijkheid zal in het algemeen blijken wanneer voldoende aannemelijk is dat het beoogde (plaatsvervangend-)lid noch zakelijke noch persoonlijke belangen heeft bij uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad, de Gemeente Delft of enige andere partij die bij de besluitvorming is betrokken of bij de verzoeker die de onpartijdigheid van het lid zullen beïnvloeden.

 

In het geval deze onafhankelijkheid niet langer is gewaarborgd, kunnen de leden van de adviescommissie worden ontheven van hun taak. Daartoe kunnen burgemeester en wethouders besluiten op eigen initiatief of op verzoek van een verzoeker om nadeelcompensatie.

 

Door de instelling van een permanente adviescommissie is het opnemen van een wrakingsregeling in de verordening zelf niet zinvol. Per verzoek zal in de praktijk de verzoeker, wanneer de verzoeker daarom vraagt en daarvoor gerede gronden kan aanvoeren, in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de onafhankelijkheid van de leden van de adviescommissie die omtrent zijn verzoek zullen adviseren.

 

Indien er naar het oordeel van burgemeester en wethouders sprake is van een eenvoudig geval, kan de commissie het verzoek door één lid, ter keuze van de commissie,  laten behandelen.

 

Artikel 8            Het onderzoek van de commissie

 

In lid 1 wordt bepaald aan de hand van welke vragen de adviescommissie het verzoek moet onderzoeken. Het zal niet altijd nodig zijn alle in het eerste lid genoemde vragen te beantwoorden. Wanneer bijvoorbeeld uit het onderzoek blijkt dat het nadeel niet het gevolg is van de feitelijke uitvoering van het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad in Delft, dan zal de beantwoording van de overige vragen achterwege blijven. Het zal voorts niet altijd nodig zijn de omvang van het nadeel vast te stellen, bijvoorbeeld wanneer aanstonds duidelijk is het nadeel vanwege risico­aanvaarding aan de zijde van de verzoeker of vanwege het normaal maatschap­pelijk risico, redelijkerwijs geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven. Burgemeester en wethouders moeten het verzoek ter advisering voorleggen aan de adviescommissie.

 

Het tweede lid bepaalt dat burgemeester en wethouders aan de adviescommissie de gegevens verschaffen die nodig zijn voor het onderzoek van de aanvraag. Tot die gegevens behoren niet alleen het verzoek met de daarbij behorende bescheiden, maar alle informatie die voor de beoordeling van het verzoek noodzakelijk of dienstig kan worden geacht.

 

Het derde lid maakt het mogelijk dat de adviescommissie de situatie ter plaatse in ogenschouw gaat nemen. De adviescommissie heeft echter niet de bevoegdheid plaatsen te betreden tegen de wil van de rechthebbende.

 

Het vierde lid stelt de adviescommissie in de gelegenheid inlichtingen in te winnen bij derden. Inlichtingen die deze derden verschaffen moeten in het advies worden vermeld.

 

Artikel 9            Mondelinge toelichting

 

Dit artikel, waarin de verzoeker en burgemeester en wethouders in de gelegenheid worden gesteld een mondelinge toelichting te geven, spreekt voor zich.

 

Artikel 10          Het advies van de adviescommissie

 

Alvorens een definitief advies aan burgemeester en wethouders te geven, rapporteert de adviescommissie de bevindingen van haar onderzoek naar de in artikel 8 lid 1 gestelde vragen in een concept-advies. Dit conceptadvies wordt aan verzoeker en burgemeester en wethouders gezonden, waarna verzoeker en burgemeester en wethouders hun eventuele bedenkingen tegen dit conceptadvies schriftelijk aan de adviescommissie bekend kunnen maken. Blijkens lid 3 brengen deze bedenkingen binnen zes weken na de datum van verzending van het conceptadvies door de adviescommissie te zijn ontvangen.

 

Binnen zes weken na het verstrijken van de termijn waarbinnen de bedenkingen kunnen worden ingediend verzendt de adviescommissie haar definitieve advies aan verzoeker en aan burgemeester en wethouders.

 

Indien het naar het oordeel van de adviescommissie niet redelijk is dat het nadeel geheel of ten dele ten laste van de verzoeker blijft beschrijft zij in het conceptadvies tevens de omvang en vorm van de toe te kennen nadeelcompensatie.


 

Artikel 11          Bijdrage in de deskundigenkosten van verzoeker

 

In een aantal gevallen zal het voor de verzoeker nodig zijn om deskundig advies in te winnen om zijn verzoek om nadeelcompensatie te kunnen behandelen. Indien burgemeester en wethouders, de Commissie gehoord hebbend, het verzoek om nadeelcompensatie van de gelaedeerde honoreert, kunnen burgemeester en wethouders tevens overgaan tot vergoeding van de redelijke kosten van de door gelaedeerde ingeroepen (rechts)bijstand. Een bijdrage in de hiervoor gemaakte noodzakelijke kosten van (rechts)bijstand zal slechts mogelijk zijn wanneer de verzoeker burgemeester en wethouders daarom heeft verzocht en nadat blijkt dat is vol­daan aan het vereiste dat het redelijk is dat de verzoeker de deskundigen heeft in­ge­schakeld. Alsdan zal burgemeester en wethouders aan de verzoeker een bijdrage toeken­nen in de redelijkerwijs door hem gemaakte kosten. Kosten van deskundige (rechts)bijstand kunnen derhalve slechts voor vergoeding in aanmerking komen indien zowel het inroepen van die bijstand als de kosten daarvan redelijk zijn. Een bijdrage wordt niet toegekend voordat de adviescommissie is gehoord. Het is goed voorstelbaar dat veel ver­zoeken tot het toekennen van een bijdrage in de deskundigenkosten vergelijkbaar zul­len zijn. Gelet op het gelijkheids- en rechts­zeker­heids­beginsel, zal het overeen­komstige karakter van een aantal verzoeken ook tot uitdrukking moeten komen in de hoogte van de bijdrage.

 

Artikel 12          De beslissing op het verzoek

 

Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes weken na ontvangst van het definitie­ve advies van de adviescommissie op het verzoek om nadeelcompensatie. De beslissing op het verzoek moet worden gemotiveerd. Ter motivering van het besluit kunnen burge­meester en wethouders volstaan met een verwijzing naar het door de adviescommissie uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en de beslissing in overeen­stemming is met het advies van de commissie. Bij een afwijking van het advies moet deze afwijking gemotiveerd worden.

 

Artikel 13          Voorschot, hangende een verzoek om een nadeelcompensatie

 

De mogelijkheid een voorschot te verkrijgen staat open voor degenen die aannemelijk kunnen maken dat zij in aanmerking zullen komen voor nadeelcompensatie en een spoed­eisend belang hebben bij bevoorschotting daarvan. Voor ondernemers zal bijvoor­beeld van een dergelijk spoedeisend belang sprake zijn indien bij toepassing van het uitgangspunt dat nadeel achteraf wordt gecompenseerd, de bedrijfscontinuïteit wordt bedreigd.

 

Een belangrijke voorwaarde die burgemeester en wethouders ex lid 2 en 3 kunnen stellen aan de voorschotverlening, is het aan de verzoeker tot voorschotverstrekking verplicht te stellen een verzoek tot nadeelcompensatie in te dienen. Eventueel te veel betaalde compensatie kan dan na afloop van een "definitieve" beschikking tot al dan niet verlenen van nadeelcompensatie worden teruggevorderd. Er wordt middels de voorschot­verstrekking immers geen recht op nadeelcompensatie erkend of verleend.

Het verzoek tot het verstrekken van een voorschot wordt volgens de bepalingen van de verordening in behandeling genomen.

 

Artikel 13          Hardheidsclausule

 

Via de hardheidsclausule is de mogelijkheid opengelaten om in incidentele gevallen van het bepaalde in deze verordening af te wijken en een voor dat incidentele geval passen­de nadeelcompensatie te verstrekken.

 

Artikel 14          Inwerkingtreding      

en     

Artikel 15          Citeertitel

 

Deze bepalingen spreken voor zich.


Stuk 70 III

01/007770

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 april 2001;

 

b e s l u i t :

 

burgemeester en wethouders op te dragen een formulier tot aanvraag van een nadeelcompensatie op te stellen.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 april 2001.

 

 

 

                                                           , burgemeester,

 

 

                                                           , secretaris.

 


Stuk 70 IV

01/007770

 

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 april 2001;

 

gelet op artikel 7 van de Nadeelcompensatieverordening gemeente Delft 2001, inzake de samenstelling van een onafhankelijke deskundige adviescommissie nadeelcompensatie;

 

b e s l u i t :

 

te benoemen

 

·       mr. J.F. de Groot, als voorzitter van de onafhankelijke adviescommissie nadeelcompensatie;

·       E.H. Horlings RA, als lid van de onafhankelijke adviescommissie nadeelcompensatie;

·       G. Dekker, als lid van de onafhankelijke adviescommissie nadeelcompensatie.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 april 2001.

 

 

 

                                                           , burgemeester,

 

 

 

                                                           , secretaris.