Geachte heer/mevrouw,

 

Graag reageren wij op de Nota van Beantwoording Regionaal Structuurplan Haaglanden d.d. 31 oktober 2001.

 

Met instemming constateren wij dat onze reactie van 7 augustus j.l. op het voorlopig ontwerp tot aanpassingen heeft geleid. Een aantal wezenlijke punten uit onze reactie is echter niet overgenomen en wij brengen deze nogmaals onder uw aandacht.

 

Wij hechten groot belang aan een scherpe stellingname over het gebied  tussen Delfgauw en Pijnacker. Op termijn dient een goede belangenafweging voor de invulling van dit gebied plaats te vinden. Daartoe dient dit gebied te worden opgenomen in  de categorie “nader uit te werken gebied” . Wij zijn van mening dat dit een betere garantie biedt voor een goed woon-en leefmilieu in onze regio. Juist in onze verstedelijkte omgeving is dat gebied minder geschikt  voor glastuinbouw, maar dient ruimte te worden  gecreëerd voor een evenwichtige combinatie van de thema’s woningbouw en ecologisch en recreatief groen. Voor een verdere onderbouwing verwijzen wij naar onze reactie van 7 augustus 2001.

 

Daarnaast valt het ons op, dat de cijfers uit de thema’s 8, 9 en 10 naar beneden zijn bijgesteld en de echte keuzes t.a.v. toekomstige woningbouw naar de toekomst verschoven zijn. Inhoudelijke keuzes worden vermeden en niet duidelijk is voor welk toekomstig vestigingsmilieu Haaglanden kiest.

De gemeente Delft zal zichzelf dezelfde vraag moeten stellen, maar hecht eraan niet te worden geconfronteerd met te veel beperkingen tot zij zelf haar positie heeft bepaald.

Delft wil in dit proces zijn eigen streefbeeld kunnen formuleren voor woningdichtheden, vestigingsmilieus en de spreiding over de stad, zonder een dictaat vanuit het RSP.

 

De tekst over de Harnaschpolder zouden wij zo gewijzigd willen zien, dat er flexibiliteit in de tijdsplanning komt, we streven daar naar een realistische versnelling in de wetenschap dat de aan Delft toekomende locaties een belangrijke bijdrage leveren aan het verminderen van de druk op de woningmarkt. In dit verband dringen wij er op aan de locaties Voordijkshoornsepolder (900 woningen) en Harnaschpolder-midden (700 woningen) op te nemen in de eerstvolgende actualisering van het Woningbouwscenario Haaglanden 1996-2010.

De te hanteren parkeernormen dienen naar onze mening in goed overleg te worden bepaald en niet als een dictaat te worden opgelegd.

De tekst over milieuhinderlijke bedrijvigheid moet worden vervangen door de tekst conform het Samenwerkingsconvenant Schipluiden-Delft-Den Haag dat bedrijven op het standaardbedrijventerrein “dienen te passen binnen het nader te preciseren profiel met een milieucategorie niet hoger dan 3 en in bijzondere gevallen categorie 4, onder voorwaarden van zodanig maatwerk dat er geen (potentiële) bestemming ontstaat in de aangrenzende woningbouwlocaties en het hoogwaardig bedrijventerrein.”

 

De zoeklocatie voor windturbines in de Harnaschpolder, in de strook langs de A4, ontbreekt thans, terwijl deze eerder wel in studies van het stadsgewest als zodanig naar voren is gekomen. Naar ons inzicht is de locatie echter zeker interessant en dient daarom alsnog als zoeklocatie te worden opgenomen.

 

De zoeklocaties voor windturbines aan de zuidelijke kant van Delft (locaties 1a en 1b) zijn niet geheel correct weergegeven op de kaart. Beiden betreft locaties binnen de stedelijke contour van Delft, en dus niet in het Midden Delflandgebied. Gaarne de kaart op dit punt aanpassen: locatie 1a in noordelijke richting opschuiven, tot de oost-west lijn samenvalt met de bebouwingsgrens, locatie 1b aan de zuidzijde inkorten tot de bebouwingsgrens.

 

Bij de beleidsuitgangspunten op bladzijde 14 van de nota zijn het groene en blauwe netwerk opgenomen als subdoelstellingen bij het goed benutten van het bestaande cultuurgoed. Wij pleiten ervoor deze twee zaken als eigenstandige beleidsuitgangspunten te benoemen. Voor de “groene functie” dient daarbij zowel het cultuurhistorisch belang, als zeker ook het ecologische en het recreatieve belang van die groenstructuren benadrukt te worden. Voor de “blauwe functie” te benadrukken het uitgangspunt van een duurzaam waterbeheer, waarbij waterkwaliteits- en waterkwantiteits vraagstukken geintegreerd worden opgelost, volgens de principes “schoonhouden en vasthouden”.

 

De oplossingsrichting voor de waterkwantiteitsproblemen door middel van het realiseren van calamiteitenbergingen heeft onze zorg. Allereerst is een dergelijke aanpak in strijd met de principes van duurzaam waterbeheer, en leidt op termijn tot groeiende problemen, met name ten aanzien van het zomertekort en de daarmee weer verband houdende ecologische- en waterkwaliteitsproblematiek. Reeds vaker in de discussie rond de calamiteitenbergingen is aangegeven dat van het Hoogheemraadschap wordt verwacht dat zij in elk geval met berekeningen aannemelijk zou maken dat het gebruik daarvan, in verband met de schade aan milieu en landbouw, slechts zeer spaarzamelijk zou zijn. (maximaal eens per 25 jaar). Van een dergelijke onderbouwing is ons niets bekend en ook is de realiteit van de laatste jaren van dien aard dat aan het genoemde uitgangspunt zeer kan worden getwijfeld. Tevens geven de huidige plannen rond de vormgeving van de calamiteitenberging in de Woudse Polder aanleiding tot grote zorg over de landschappelijke effecten van dergelijke voorzieningen in het cultuur-historisch belangrijke open gebied van Midden Delfland. In dat licht kan Delft de studie die in opdracht van de gemeente Schipluiden is gedaan naar een verbeterde landschappelijk inpassing voor de calamiteitenberging Woudse Polder van harte ondersteunen als poging om in elk geval meest negatieve landschappelijke effecten zoveel mogelijk tegen te gaan. Gezien het bovenstaande dringt Delft er op aan om:

-          thans geen ruimtelijke reserveringen voor calamiteitenbergingen op te nemen in de plankaart,

-          met spoed overleg te starten met het Hoogheemraadschap van Delfland om duurzamer en landschappelijk aanvaardbaarder alternatieven uit te werken. Daarbij met name de gedachtenvorming te betrekken uit het document “waterrijk” van de vereniging Deltametropool (tussenboezem e.d.), waarin overigens de bijdrage van de waterschappen zelf van doorslaggevende betekenis is geweest!

 

De tramlijn 19 lijkt te zijn getekend over het Mekelwegtrace. Thans zijn wij echter in overleg met de Technische Universiteit die tot heden grote bezwaren heeft tegen dit trace over de TU-campus. Een alternatief trace over de schoemakerstraat dient daarom op dit moment ook serieus te worden bezien. Nader overleg hierover is gewenst.

 

 

Tot slot dringen wij er op aan dat dit RSP volledig wordt doorvertaald in het  op te stellen Provinciaal Streekplan, daarmee wordt overbodig werk voorkomen.

 

Wij verzoeken u met klem onze opmerkingen als nog te verwerken.

 

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

 

                                   , burgemeester

 

 

 

 

                                   , secretaris