Onderwerp
Hoorzitting
met indieners van zienswijzen tegen het ontwerp-bestemmingsplan Schildersbuurt
2000.
De hoorzitting heeft plaatsgevonden tijdens de
openbare vergadering van de raadscommisie Duurzaamheid op 18 december 2001 in
het stadhuis te Delft.
Dit
is slechts een verslag van het horen zelf. De politieke discussie over dit
bestemmingsplan is opgenomen in het openbare verslag van die commissie.
De
heer W. Bremer en de heer G.M. Faase-Storm geven bij aanvang van de vergadering
aan gebruik te willen maken van de mogelijkheid hun schriftelijk ingediende
zienswijzen mondeling toe te lichten.
De
voorzitter heet
de aanwezigen welkom en geeft het woord aan de heer Bremer.
De
heer Bremer
vraagt de aanwezigen of zij kennis hebben kunnen nemen van de brief van zijn
advocaat van 12 december 2001.
Kopiën
van de brief (bijlage 1) worden ter zitting verspreid onder aanwezigen.
De
brief van de advocaat betreft vooral juridische argumenten. De argumenten komen
voort uit een lijst van morele bezwaren, maar deze lijken niet te tellen. De
procedure van het bestemmingsplan roept vele vragen op. Zo wordt er in de
stukken aangevoerd dat er onderhandelingen zijn tussen gemeente en
sportschooleigenaar. Dit is pertinent onjuist.
Voorts
vraagt de heer Bremer zich af waarom er nu ineens zoveel haast is om een 50
jaar oud bestemmingsplan te vervangen, terwijl de oplossing met de
sportschoolhouder binnen een paar maanden rond kan zijn.
Zelfs
de projectontwikkelaar ten gunste van wie dit plan in procedure wordt gebracht
heeft bezwaren tegen het bestemmingsplan. Hij vraagt zich af waarom de gemeente
nooit is ingegaan op zijn voorstel om tot een minnelijke oplossing te komen.
De
heer Bremer stelt dat geen enkele ondernemer zoveel tijd en energie besteedt
aan bezwaren als hij niet zulke grote problemen zou voorzien in de toekomst.
Die problemen spitsen zich met name toe op de parkeerdruk in de directe
omgeving van zijn sportschool. Naar die parkeerdruk is weliswaar onderzoek
gedaan, maar dit betrof nachttellingen en ‘s-nachts komen er geen bezoekers.
De
heer Faase
geeft aan met name problemen te hebben met de nieuwbouw ter plaatse van de
voormalige locatie van “De Laatste Eer”. Hij heeft bezwaren tegen de afstand
tussen de nieuwbouw en zijn woning. In de stukken staat dat een afstand van 21
meter wordt aangehouden, maar van die 21 meter wordt wel 4 meter ingenomen door
een balkon van de nieuwbouw. Feitelijk is de afstand dus maar 17 meter. Hij
verzoekt die afstand te verruimen tot 27 meter. Hij vraagt voorts of bekend is
wie eigenaar gaat worden van de poort en wie die poort gaat schoonhouden.
De
heer Grashoff (wethouder van onder meer ruimtelijke ordening) licht toe dat het hier
een invullocatie betreft. Die invulling is jaren geleden met de toenmalige
commissie besproken en geaccordeerd. Ook is het nieuwbouwplan al eerder
besproken met de buurtbewoners. Naar aanleiding van de inspraak en gevoerde
discussies is het plan aangepast. Er worden nu twee woningen minder gebouwd.
Gelet op de stedelijke omgeving van het bouwplan is de afstand tussen de woning
van de heer Faase en de nieuwbouw alleszins redelijk.
De
invullocatie wordt in de stukken aangeduid met locatie “De Laatste Eer”.
Voorheen was hier het uitvaartcentrum “De Laatste Eer” gevestigd. Het gaat dus
niet om een publiek parkeerterrein. Er kon wel geparkeerd worden op een deel
van die locatie, maar daar werd niet veel gebruik van gemaakt.
Voor
het bouwplan is een parkeernorm van 1,3 opgenomen, waarvan 1 in gebouwde
voorzieningen en 0.3 in het plangebied. Dit is de gebruikelijke norm voor
nieuwbouw.
Mede
naar aanleiding van de bezwaren zijn recent in 2001 parkeertellingen gehouden.
Deze tellingen gebeuren ’s-Nachts, omdat dit de meest maatgevende en
gebruikelijke manier is van het meten van de parkeerdruk die direct uit de wijk
zelf voortkomt. In woonwijken is de parkeerdruk ‘s-nachts namelijk het hoogst.
Dat geldt ook voor deze wijk, die voor het overgrote deel een woonfunctie
heeft.
Met
de wijkbewoners zal worden nagedacht over een vorm van gereguleerd parkeren.
Het ingevoerde beleid in de binnenstad zal altijd effect hebben op de schil.
Dat was vooraf bekend. Die effecten zullen gemeten worden en in de besprekingen
worden meegenomen.
De
door de heer Faase genoemde poort zal na realisatie van het bouwplan in
eigendom worden overgedragen aan de gemeente.
Wat
betreft de aanwezigheid van de sportschool in het plangebied merkt de wethouder
op dat de sportschool voor het bestemmingsplan geen belemmering vormt. De
functies wonen en sportschool bijten elkaar niet en het is ook niet zo dat de gemeente
beleidsmatig de sportschool zou willen verplaatsen.
Bekend
is dat de heer Bremer op zoek is naar een andere locatie voor zijn sportschool.
Binnen de gemeente zijn alternatieve locaties aanwezig waar de heer Bremer, net
als andere sportschoolhouders, voor kan opteren.
Zo
is er een locatie aan de Pieter Steynstraat waar de sportschoolhouder mogelijk
naar toe zou willen verhuizen. Bestemmingsplantechnisch levert dit geen
problemen op. Het pand is niet in eigendom van de gemeente en onderhandelingen
hierover zijn aan de marktpartijen.
Er
is dus wel contact geweest met de heer Bremer over die locatie. Dit geldt ook
voor een locatie in Tanthof.