·
De gemeente
Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland stellen het Waterplan Delft: een
blauw netwerk vast.
·
Een deel van
Wippolder is als eerste wijk in Delft afgekoppeld van het gemengd rioolstelsel.
·
Sinds 1999
werden 81 woningen aangesloten op de riolering. Het aantal ongerioleerde panden
daalde hiermee naar 60.
·
56% van het
verharde oppervlak in de gemeente Delft watert niet af naar de
rioolwaterzuivering; het hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater of in
de bodem.
·
In het proefgebied
Tanthof-West is een gebiedseigen watersysteem gerealiseerd.
·
De
oppervlaktewaterkwaliteit in de Schie verbetert voor het eerst in vijf jaar.
·
De hoeveel
slib in de Delftse watergangen is sinds 1999 aanzienlijk afgenomen, waarmee een
belangrijk deel van de baggerachterstand is ingelopen.
·
10% van alle
oevers in Delft is natuurvriendelijk ingericht.
·
Het aantal
waargenomen soorten AA-planten, vlinders en broedvogels steeg in 2000.
Waterplan Delft
In
het voorjaar van 2000 stelden de gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van
Delfland het “Waterplan Delft: een blauw netwerk” vast. Het waterplan
beschrijft hoe beide overheden in de komende jaren willen omgaan met het water
in Delft. Het plan bevat ook concrete projecten voor de periode tot 2003. Ook
bij het uitvoeren van deze projecten gaan gemeente en Hoogheemraadschap
samenwerken. Belangrijke projecten zijn het overschakelen naar een gebiedseigen
watersysteem in Tanthof-West (zie ook paragraaf 2.4.3) en de waterbeheersing in
de binnenstad.
Het
waterplan legt onder meer vast welke kwaliteit van het oppervlaktewater
gemeente en Hoogheemraadschap willen bereiken. Het streven is de kwaliteit zo
goed mogelijk te krijgen. Een hoge kwaliteit van het oppervlaktewater kan bereikt
worden door het inlaten van water vanuit de boezem te stoppen. Zo ontstaan
watersystemen die in de eigen waterbehoefte voorzien (gebiedseigen
watersystemen). Watertoevoer vindt hier alleen nog plaats in de vorm van
neerslag en via de afstroming van regenwater vanuit hoger gelegen gebieden. Dit
betekent dat peilvariatie moet worden toegestaan en geaccepteerd. Het toestaan
van peilvariatie biedt bovendien de mogelijkheid om regenwater vast te houden.
Voor
buitenwateren, zoals de plas in de Delftse Hout en wateren in enkele
buitenwijken, wordt de hoogste kwaliteit nagestreefd. Het accent ligt hier op
de natuurfunctie. Wat minder hoge eisen kunnen worden gesteld aan de
waterkwaliteit in verschillende buitenwijken en bijvoorbeeld het Agnetapark en
het Wilhelminapark. Hier telt vooral de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid.
Voor de binnenstad ten slotte, ligt het accent op de cultuurhistorische waarde
van het water. Het waterplan doet ook voorstellen om knelpunten in het
waterbeheer op te lossen. Het gaat hierbij met name om wateroverlast in de
binnenstad.
Wethouder
Duurzaamheid Rik Grashoff verzorgde in maart 2000 een presentatie van het
Waterplan Delft tijdens het internationale World Water Forum in Den Haag.
Wippolder krijgt milieuvriendelijker watersysteem
In
de Wippolder is in 2000 de regenwaterafvoer afgekoppeld van het riool. De
gemeente legde in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland in een
aantal straten in de wijk een apart systeem aan dat het regenwater verspreidt
in de grond. Alleen als er teveel water valt, wordt het afgevoerd naar een
vaart in de buurt of, in het uiterste geval, naar het riool. De nieuwe
infiltratievoorziening heeft meerdere voordelen. Het is schoner, omdat er bij
hevige regenval minder snel afvalwater uit het riool in het oppervlaktewater
terecht komt via een overstort. Verder vult het systeem het grondwater in de
bodem aan.
Het
systeem is in eerste instantie aangelegd in het gebied tussen de Kloosterkade,
de Prof. Krausstraat en de St. Aldegondestraat, waar woningcorporatie Vestia
Delft nieuwbouw en een herstructureringsproject heeft gerealiseerd. Behalve de
infiltratievoorziening zijn in de nieuwbouw rond de Kloosterkade
waterbesparende maatregelen getroffen . Zo zijn de dakafvoeren niet op het
riool aangesloten, maar op een tank in de grond achter het huis. Het water dat
op deze manier wordt opgevangen, kan
worden hergebruikt, bijvoorbeeld om het toilet door te spoelen.
De
Wippolder is de eerste wijk in Delft waar de afvoer van regenwater wordt
losgekoppeld van het riool. In andere gemeenten in het land is het systeem al
eerder toegepast, voornamelijk in nieuwbouwwijken. In het nieuwe systeem is het
riool er alleen voor geloosd vuil water. Regenwater komt via kolken in het
wegdek terecht in geperforeerde buizen. Hier kan het water langzaam de bodem
inzakken.
Beleid
· Capaciteit rioolstelsel
Doelstelling
Landelijke
doelstelling: de vuiluitworp via riooloverstorten op het oppervlaktewater is in
2004 50% van de uitworp van een zogenaamd referentiestelsel. Om deze
doelstelling te halen, dient Delft de opvangcapaciteit met 4400 m3
uit te breiden.
Resultaat
De capaciteit van
het rioolstelsel is in de jaren 1999 en 2000 niet uitgebreid. Dit betekent dat
de gerealiseerde extra opvangcapaciteit nog steeds 144 m3 is
(gerealiseerd in 1997). De uitvoeringsplannen voorzien in realisatie van de
benodigde capaciteit in 2025.
Conclusie
De landelijke doelstelling wordt niet gehaald.
· Ongerioleerde panden
Doelstelling
Geen lozing van
ongezuiverd afvalwater op het oppervlaktewater of in de bodem.
Resultaat
Na 1999 zijn 81
woningen aan de Schieweg en Rotterdamseweg aangesloten op de riolering. Er
resteren nog 60 ongerioleerde panden.
Conclusie
Het
aantal ongerioleerde panden daalt. Hierdoor neemt de omvang van de lozingen van ongezuiverd afvalwater
op het oppervlaktewater of op de bodem, af.
· Onderhoud rioolstelsel
Doelstelling
Doelstelling
gemeente: rioolbuizen vervangen n.a.v. inspectieresultaat in plaats van na een
vastgesteld aantal jaren. Hierdoor zullen er minder rioolbuizen vervangen
worden en vindt er minder verontreiniging plaats door kapotte buizen.
Resultaat
Geen gegevens over
2000 beschikbaar.
Conclusie
-
· Afwatering verhard oppervlak
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003): in 2003 is tenminste 20% van het
daarvoor geschikte verharde oppervlak afgekoppeld van het rioolstelsel. Op
lange termijn (2010-2020) geldt dit voor alle daarvoor geschikte verharde
oppervlakken. Regenwater wordt daardoor niet afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Het percentage heeft betrekking op de verharde oppervlakken die in de
uitgangssituatie aangesloten zijn op een gemengd stelsel.
Doelstelling
gemeente (Stedelijke Vernieuwing 2000-2010, Delfts OntwikkelingsProgramma):
per 1-1-2005 is tenminste 55% van het daarvoor geschikt verhard oppervlak
afgekoppeld van het rioolstelsel.
Resultaat
In de bebouwde kom
van Delft ligt in totaal 502,5 ha. verhard oppervlak. Hiervan was in 2000 280,5
ha. aangesloten op een gescheiden rioolstelsel óf afgekoppeld van het
rioolstelsel. Dit komt neer op een percentage van 56%. De resterende 44% watert
af via een gemengd stelsel: het regenwater dat via deze systemen wordt
afgevoerd, komt terecht in de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Conclusie
Een redelijk groot
deel van het verharde oppervlak van Delft watert niet af naar de
rioolwaterzuivering. Om te kunnen bepalen of de doelstelling uit het
Duurzaamheidsplan is gehaald, dient te worden vastgesteld welk oppervlak in
aanmerking komt voor afkoppeling en hoe groot het oppervlak was dat in de
uitgangssituatie aangesloten was op een gemengd rioolstelsel.
· Herstructurering watersysteem Voorhof,
Buitenhof en Tanthof
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003): in 2003 zijn enkele
deelwatersystemen, zoals in Poptahof, geherstructureerd volgens de principes
‘schoonhouden en vasthouden’. Op de lange termijn geldt dit voor het hele
watersysteem Voorhof, Buitenhof en Tanthof in het stedelijk gebied.
Resultaat
Een proefgebied in
Tanthof-West is afgekoppeld van het watersysteem en vormt nu een gebiedseigen
watersysteem.
Conclusie
-
Doelgroepen
· Drinkwaterverbruik
Doelstelling
Doelstelling
gemeente: verminderen van het drinkwatergebruik. Waterbesparing bij zowel huishoudens
als bedrijven en instellingen wordt gestimuleerd.
Resultaat
In 1999 werd in
Delft door huishoudens 3.626.000 m3 drinkwater gebruikt. Dit komt
neer op 104 liter per persoon per dag: een besparing van 3,9% t.o.v. 1998. Het
landelijk gemiddelde was in 1998 128 liter per persoon per dag. Eneco energie,
waar Energie Delfland inmiddels is opgegaan, kan geen gegevens leveren over het
waterverbruik in 2000.
|
Bron: Energie Delfland
Conclusie
Ondanks een daling
van het drinkwaterverbruik per persoon in 1999, is het te vroeg om te spreken
van een structurele trend naar een lager verbruik. Ten opzichte van de rest van
Nederland werd in 1999 in Delft weinig water gebruikt.
· Riooloverstortingen
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003): In 2003 is het aantal
overstortingen teruggebracht tot 75% van dat in 1999. Op de lange termijn
(2010-2020) is het aantal overstortingen minder dan 10% van dat in 1999.
Resultaat
Er zijn geen
gegevens bekend over 2000. In 2001 vond er 5 maal een overstorting plaats aan
de Verwersdijk. Er is niet bekend hoeveel ongezuiverd rioolwater hiermee in het
oppervlaktewater terechtkwam.
Conclusie
Er zijn geen
gegevens over 1999. Het maken van een vergelijking is daarom niet mogelijk. Op
termijn zal een continu meetsysteem het aantal overstortingen en de omvang
ervan registreren.
Kwaliteit
· Oppervlaktewaterkwaliteit
Beleid
Doelstelling van
het Hoogheemraadschap van Delfland (Waterbeheerplan 1999-2003): het bewaken en
verbeteren van de ecologische kwaliteit van de binnenwateren, waarbij voor
verschillende karakteristieken minimaal het middelste kwaliteitsniveau (volgens
het beoordelingssysteem van STOWA[1])
bereikt c.q. gehandhaafd moet worden. De drie belangrijkste karakteristieken
zijn: beheer (van oevers en water), saprobie (zuurstofhuishouding) en trofie
(voedselrijkdom).
Resultaat
Bron: Hoogheemraadschap van Delfland
Het
STOWA-beoordelingssysteem scoort op een schaal van 5 (1=beneden laagste,
5=hoogste niveau). De kwaliteit van het oppervlaktewater in de Schie is voor de
karakteristiek beheer sinds 1996 onveranderd slecht (1, beneden laagste
kwaliteitsniveau). De scores voor de karakteristieken saprobie en trofie zijn
in 2000 gestegen van 2 naar 3 (3, middelste kwaliteitsniveau). Eens in de vier jaar
wordt op een groter aantal punten de oppervlaktewaterkwaliteit bepaald. Dit zal
weer plaatsvinden in 2001.
Conclusie
De doelstelling,
het middelste kwaliteitsniveau (3) wordt in 2000 voor het eerst in vijf jaar
voor twee van de drie karakteristieken gehaald.
· Zwemwaterkwaliteit
Beleid
De doelstelling van
de provincie Zuid-Holland (Waterhuishoudingsplan, partiele herziening 1995), is
voor oppervlaktewater met de functie zwem- en recreatiewater een ‘uitstekende’
zwemwaterkwaliteit (klasse 1). Wateren met de functie recreatiewater moeten
een ‘voldoende’ kwaliteit (klasse 2) hebben. Deze doelstellingen komen overeen
met de Europese zwemwaterrichtlijnen. De kwaliteit wordt beoordeeld aan de
hand van de concentraties van een bepaalde bacteriesoort in het water en
uitgedrukt in een cijfer tussen de 1 (hoogste) en 4 (laagste).
Resultaat
In de gemeente
Delft wordt de zwemwaterkwaliteit gemeten op vijf locaties: drie in de grote
plas van de Delftse Hout (Zuid-West-, Oost- en Westzijde), een in de waterspeeltuin
aan de Korftlaan (WS) en een in de Kinderboerderij Tanthof (KBT). Deze wateren
hebben allen de functie zwem- en recreatiewater.
De
zwemwaterkwaliteit aan de Zuid-Westzijde van de grote plas is sinds 1999
uitstekend. De kwaliteit aan de Oost- en Westzijde van de grote plas en in de
Kinderboerderij Tanthof is voldoende. De kwaliteit van het water in de
Waterspeeltuin Korftlaan verbeterde in 2000 t.o.v. 1999, maar is nog altijd
verdacht.
Bron:
Hoogheemraadschap van Delfland
Conclusie
De kwaliteit van het
water aan de Zuid-Westzijde van de grote plas in de Delftse Hout voldoet aan de
doelstelling (niveau 1: uitstekend). De waterkwaliteit in de waterspeeltuin aan
de Korftlaan is nog steeds een punt van zorg. In 2001 is het onderzoeksrapport
Waterspeeltuin Delftse Hout door de TU Delft afgerond. Op basis van de
aanbevelingen uit dit rapport worden vervolgstappen voorbereid.
· Waterbodemkwaliteit
Doelstelling
Landelijke
doelstelling (Vierde Nota Waterhuishouding, 1998): de MTR (Maximaal Toelaatbaar
Risico)-waarden voor vervuilende stoffen in de waterbodem worden niet
overschreden.
Resultaat
Het totaal aanwezig
slibvolume (in de watergangen waarvoor de gemeente Delft onderhoudsplichtig is)
is in 2000 sterk afgenomen door uitgevoerde baggerwerkzaamheden. In 2001 was de
totale hoeveelheid 46.175 m3. Van het in 2001 aanwezige slib, valt
87% in klasse 0-2. Dit slib mag op de oever gestort worden. 7% van het
aanwezige slib is van kwaliteitsklasse 3 en de resterende 6% van klasse 4.
Conclusie
De MTR-waarden
verschillen per stof. De klasse-indeling geeft een indicatie van de
vervuilingsgraad van de waterbodem. De klasse waarin een waterbodem valt,
bepaalt wat er mee dient te gebeuren (klasse 3 = onderzoeksplicht; klasse 4 =
saneringsplicht). De omvang van de sliblaag is sinds 1999 sterk afgenomen. Er
is relatief weinig klasse-3 of -4-slib aanwezig.
· Baggerslib
Doelstelling
Doelstelling
Hoogheemraadschap van Delfland (Nota Bagger): de achterstand met het
uitbaggeren is in acht jaar ingelopen. Het slib dient verwijderd te worden om
voldoende doorstroming en waterberging in het systeem te houden, vaarverkeer
mogelijk te maken en een gezond ecosysteem te kunnen handhaven.
Resultaat
Er is sinds 1999
een aanzienlijke hoeveelheid bagger uit de Delftse watergangen verwijderd (zie
voorgaande indicator). Precieze cijfers ontbreken.
Conclusie
De aanwezige
hoeveelheid bagger is afgenomen. De baggerachterstand wordt dus ingelopen.
Beleid
· Omzetting verharding - groen
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Ruimte voor Natuur, 1994): onnodige verhardingen verwijderen en bij
de inrichting en het beheer van de openbare ruimte de oppervlakte verharding
minimaliseren.
Resultaat
Recente cijfers
zijn niet beschikbaar. Momenteel wordt gewerkt aan de opzet van een
groeninformatiesysteem.
· Natuurvriendelijk onderhoud groen
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Ruimte voor Natuur, 1994): groen zoveel als mogelijk ecologisch
beheren. Instellingen en bedrijven die nog chemische onkruidbestrijding
toepassen, moeten worden gestimuleerd over te stappen op natuurvriendelijke
alternatieven.
Resultaat
Recente cijfers
zijn niet beschikbaar. Momenteel wordt gewerkt aan de opzet van een
groeninformatiesysteem.
· Natuurvriendelijke oevers
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003): in 2003 is tenminste 20% van de
daarvoor geschikte oevers natuurvriendelijk ingericht. Op de lange termijn
(2010-2020) geldt dit voor alle daarvoor geschikte oevers.
Doelstelling
gemeente (Stedelijke Vernieuwing 2000-2010, Delfts OntwikkelingsProgramma):
Per 1-1-2005 is tenminste 15% van de daarvoor geschikte oevers
natuurvriendelijk ingericht.
Resultaat
In
2000 was er 70 strekkende kilometer oever in beheer bij de gemeente Delft.
Hiervan was 7 strekkende kilometer natuurvriendelijk ingericht. Dit is 10% van
het totaal.
Conclusie
Om de
doelstelling te kunnen toetsen is het noodzakelijk vast te stellen welke oevers
geschikt zijn voor natuurvriendelijke inrichting. Indien alle oevers geschikt
zijn, dan betekent dat dat inmiddels 10% van de lange termijn doelstelling is
gerealiseerd. De doelstelling voor 2003 is op z’n minst voor de helft
gerealiseerd; de doelstelling uit het Delfts OntwikkelingsProgramma voor
minimaal 67%.
Doelgroepen
· Oppervlakte openbaar groen
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Ruimte voor Natuur,1994): vergroting van de totale oppervlakte
openbaar groen.
Resultaat
De totale
oppervlakte openbaar groen in beheer bij de gemeente (excl. Delftse Hout,
sportparken, begraafplaatsen en particuliere terreinen) bedroeg in 1997 ca. 209
ha. Recentere cijfers zijn niet beschikbaar. Momenteel wordt gewerkt aan de
opzet van een groeninformatiesysteem.
Conclusie
-
· Aantal straat- en laanbomen
Doelstelling
Een nieuw
bomenbeleidsplan is in voorbereiding.
Resultaat
In 1997 waren er in
Delft 26.134 laan- en straatbomen. Recentere cijfers zijn niet beschikbaar.
Momenteel wordt gewerkt aan de opzet van een groeninformatiesysteem.
Conclusie
-
kwaliteit
Inleiding
In 1999 is een
systematische monitoring door vrijwilligersorganisaties van het stedelijk groen
in de gemeente Delft van start gegaan. Om de natuurkwaliteit (natuurwaarde) van
het stedelijk groen uit te drukken, zijn drie natuurkwaliteitsindicatoren
gekozen: flora (AA-planten en waard- en nectarplanten van de dagvlinders),
dagvlinders (stadsnatuurvlinders en zwerfvlinders) en broedvogels. De
monitoring richt zich bovendien op twee specifieke gebieden (km.-hokken; zie
voor de ligging onderstaand kaartje).
In bijlage I zijn
de waargenomen soorten AA-planten, vlinders en broedvogels opgenomen.
· Aantal soorten AA-planten
Doelstelling
Het algemeen
streven binnen de gemeente (Ruimte voor Natuur, 1994) is gericht op het
verkrijgen van een grotere verscheidenheid aan soorten (w.o. zeldzame soorten)
en grotere aantallen van deze soorten. Het beheer moet daarop zijn afgestemd en
zodoende de condities scheppen.
Resultaat
In 2000 zijn in het
km.-hok in het noordelijk deel van de binnenstad evenals in 1999, 11 soorten
AA-planten gevonden. In het km.-hok in Buitenhof waren dat er in 2000 16 tegen
12 in 1999. In totaal zijn er in 2000 16 soorten waargenomen: twee meer dan in
1999. Bijna alle soorten die in geen van beide kilometerhokken werden
aangetroffen, zijn zeldzaam. Van de waargenomen soorten is het aantal
exemplaren niet erg hoog. Uit het onderzoek is nog geen duidelijke relatie waar
te nemen tussen het groenbeheer en het voorkomen van AA-planten.
Gemiddeld kwamen in 1998
per kilometerhok in Delft 10,7 soorten AA-planten voor. Het kilometerhok in
Buitenhof scoort dus bovengemiddeld. Gezien de zeldzaamheid lijkt het niet
waarschijnlijk dat de soorten die nu nog niet voorkomen, zich in de toekomst in
grote getale zullen vestigen.
·
Aantal soorten
dagvlinders
Doelstelling
Het algemeen
streven binnen de gemeente (Ruimte voor Natuur, 1994) is gericht op het
verkrijgen van een grotere verscheidenheid aan soorten (w.o. zeldzame soorten)
en grotere aantallen van deze soorten. Het beheer moet daarop zijn afgestemd en
zodoende de condities scheppen.
Resultaat
In 2000 zijn in het km.-hok in het
noordelijk deel van de binnenstad zijn 9 soorten dagvlinders gevonden (1999:
10). In het km.-hok in Buitenhof waren dat er 7 (1999: 8). In totaal zijn er 16
soorten waargenomen. Het aantal waargenomen exemplaren per soort is aan de lage
kant. Er zijn meer zwerfvlinders waargenomen dan stadsnatuurvlinders.
Stadsnatuurvlinders zijn vlinders die tot het type behoren dat zich binnen een
stad kan vestigen als hiervoor de juiste omstandigheden aanwezig zijn.
Het aantal waargenomen
soorten dagvlinders is redelijk. Net als in 1999 werden er weinig
stadsnatuurvlinders waargenomen in het stedelijk groen. Om hierin verbetering
te krijgen, zijn waarschijnlijk veranderingen in de samenstelling van het
stedelijk groen noodzakelijk.
·
Aantal soorten
broedvogels
Doelstelling
Het algemeen
streven binnen de gemeente (Ruimte voor Natuur, 1994) is gericht op het
verkrijgen van een grotere verscheidenheid aan soorten (w.o. zeldzame soorten)
en grotere aantallen van deze soorten. Het beheer moet daarop zijn afgestemd en
zodoende de condities scheppen.
In 2000 zijn in het km.-hok in het
noordelijk deel van de binnenstad 20 soorten broedvogels waargenomen: twee meer
dan in 1999. In het km-hok in Buitenhof zijn in 2000 eveneens 20 soorten
broedvogels gesignaleerd. In 1999 werd in dit gebied geen inventarisatie
uitgevoerd.
Conclusie
Om tot een oordeel te komen over de kwaliteit van het aantal
broedvogels, is een vergelijking met een goed referentiegebied noodzakelijk. Te
denken valt aan andere steden waar al langere tijd broedvogels buiten de
groengebieden in de stad worden geïnventariseerd.