·
In 2000
ondervond 30% van de huishoudens hinder door stank van het wegverkeer of de
industrie.
·
59% van de
huishoudens ondervond hinder van één of meerdere bronnen van geluidshinder.
·
Het aantal
milieu-gerelateerde klachten is in 2000 gedaald tot het laagste niveau sinds
1994.
·
In 2000 is een
start gemaakt met de uitwerking van het Besluit risico’s zware ongevallen
(1999).
·
Op 5 oktober
2000 is de nieuwe Route gevaarlijke stoffen ingegaan.
·
In 2000 waren
er twee bestemmingsplannen waarin rekening wordt gehouden met het vervoer van
gevaarlijke stoffen. Voor nog eens twee bestemmingsplannen was dit in
voorbereiding.
·
De gemeente
voldeed aan de verplichting om een rampenbestrijdingsplan vast te stellen voor
elk VR(veiligheidsrapport)-plichtig bedrijf.
beleid
Geen
beleidsindicatoren voor het thema Hinder en Klachten.
doelgroepen
Geen
beleidsindicatoren voor het thema Hinder en Klachten.
Kwaliteit
· Stankgehinderden
Doelstelling
Landelijke
doelstelling: het percentage stankgehinderden door wegverkeer of industrie is
in 2000 gelijk aan dat in 1985 (12%). De provincie Zuid-Holland acht dit voor
het eigen beheersgebied niet haalbaar en heeft het maximale percentage
stankgehinderden voor 2000 gesteld op 17%.
(vervolg zie
volgende pagina)
Resultaat
Bron:
Spidi (Statistische en Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft
Bron: Spidi (Statistische en Panel
Informatie Delft Interactief), gemeente Delft
Industrie
Met name in de drie
noordelijke wijken van Delft (Voordijkshof, Binnenstad en Vrijenban) wordt
hinder ondervonden van stank veroorzaakt door de industrie.
Ten opzichte van
1999 is de hinder in 2000 in de binnenstad afgenomen (van 29 naar 25%). De
andere twee noordelijke wijken kenden een toename van het percentage
stankgehinderden: in Vrijenban steeg het percentage van 22 naar 25%. In
Voordijkshoorn was de stijging groot: van 33 naar 44%. In 1998 was dit
percentage nog 22%. In totaal ondervond 21% van de Delftse huishoudens hinder
van stank veroorzaakt door de industrie. In 1999 was dit 18%.
Verkeer
Het percentage
stankgehinderden als gevolg van wegverkeer is over heel Delft genomen in 2000
(17%) toegenomen ten opzichte van 1999 (12%). In Vrijenban en de binnenstad was
de hinder relatief het grootst, in Tanthof en Ruiven het laagst. De stijging in
de binnenstad was opmerkelijk groot: van 11% in 1999 naar 27% in 2000.
Algemeen
In 2000 had 30% van de Delftse huishoudens last van stank veroorzaakt
door verkeer of industrie.
Conclusie
Het percentage
gehinderden door stank is over heel Delft genomen toegenomen. De doelstelling
van de provincie Zuid-Holland (maximaal 17% stankgehinderden in 2000), is niet
gehaald. Het percentage gehinderden door stank van industrie of wegverkeer, is
in Delft ruim hoger (30%).
· Geluidgehinderden
Doelstelling
Landelijke
doelstelling: In het jaar 2010 is het percentage ernstig gehinderden 0%. Het
gaat hierbij om gehinderden door een of meerdere bronnen.
Doelstelling
provincie Zuid-Holland (Milieubeleidsplan): het percentage geluidgehinderden
is in 2000 niet hoger dan in 1985.
Resultaat
Met behulp van een
jaarlijkse enquête wordt het percentage gehinderden door geluid van zeven
verschillende bronnen bepaald. In onderstaande tabel zijn de resultaten
samengevat voor heel Delft.
|
1998 |
1999 |
2000 |
sirenes hulpdiensten |
22% |
12% |
17% |
vliegverkeer |
9% |
9% |
11% |
wegverkeer |
28% |
27% |
32% |
horeca |
5% |
6% |
6% |
trein |
6% |
8% |
10% |
industrie |
3% |
4% |
5% |
buren |
22% |
23% |
27% |
Bron: Spidi (Statistische en Panel
Informatie Delft Interactief), gemeente Delft
De twee grootste
bronnen van geluidsoverlast zijn wegverkeer en buren. Opvallend is dat voor
nagenoeg alle bronnen het percentage gehinderden is toegenomen. In totaal heeft
59% van alle Delftse huishoudens last van een of meerdere bronnen. Voor sommige
bronnen bestaan grote verschillen tussen de wijken onderling. Dit geldt o.a.
voor de gehinderden door geluid van vliegverkeer, wegverkeer en treinverkeer.
Het percentage
geluidgehinderden vanwege vliegverkeer is het grootst in Tanthof. In 2000
ondervond 26% van de huishoudens last van vliegverkeer. In 1998 en 1999 bedroeg
het percentage 23%.
Bron:
Spidi (Statistische en Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft
Het percentage
geluidgehinderden door wegverkeer is het grootst in het centrum: 47%. Het
percentage geluidgehinderden in de binnenstad is flink gestegen ten opzichte
van 1999. Toen bedroeg het percentage nog 25%. Hinder vanwege wegverkeersgeluid
vindt daarnaast vooral plaats in de Voorhof en in de wijken grenzend aan de
A13.
Bron:
Spidi (Statistische en Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft
In de wijken
Voordijkshof, Voorhof en Tanthof wordt het meeste hinder van geluid van
railverkeer ondervonden.
Conclusie
De percentages
geluidgehinderden per bron zijn in 2000 bijna allemaal toegenomen.
59% van alle
Delftse huishoudens ondervindt hinder van één of meerdere van de genoemde
bronnen. De landelijke doelstelling is hiermee echter niet goed te toetsen,
omdat niet bepaald is of er sprake is van ernstige hinder. Ook ontbreken
cijfers van 1985.
· Klachten
Doelstelling
Doelstelling
gemeente: zo weinig mogelijk hinder van en, daaraan verbonden, zo weinig
mogelijk klachten over stank, stof, lawaai of verontreiniging. Een maat voor de
ervaren hinder is het aantal klachten.
Resultaat
In 2000 kwamen bij
de verschillende klachtentelefoonnummers 408 klachten binnen over het Delftse
milieu. De meeste klachten hebben betrekking op geluidsoverlast: 205. Daarnaast
werd er 190 keer geklaagd over luchtverontreiniging, waarvan 112 maal bij de
klachtentelefoon van DSM Gist. Op alle onderwerpen is het aantal klachten sterk
gedaald.
Bron: Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond,
milieuklachtentelefoon
Provincie
Zuid-Holland, milieuklachtentelefoon
DSM
Gist
Gemeente
Delft, vakteam Milieuzorg
(In:
Jaarboek Bestuursinformatie 2001, gemeente Delft)
Conclusie
Het aantal klachten is
in 2000 sterk afgenomen tot een niveau dat sinds 1994 niet meer is gehaald.
Opvallend is dat de ervaren hinder (zie kopje Hinder) over het algemeen juist
is toegenomen. Mogelijk ervaart een groter aantal huishoudens een mindere
ernstige vorm van hinder.
Op
19 juli 1999 is het landelijke Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo
’99) in werking getreden. Dit besluit is erop gericht de risico’s van zware
ongevallen met gevaarlijke stoffen beter te beheersen. Met het in werking treden
van het besluit zijn er nieuwe regels van kracht geworden. Deze regels hebben
betrekking op het preventiebeleid, de beheersing van risico’s van zware
ongevallen, de informatievoorziening daarover door bedrijven en de behandeling
en beoordeling van dergelijke informatie door het bevoegd gezag. De gemeente,
de regionale en lokale brandweer en de Arbeidsinspectie moeten gezamenlijk
inzicht verwerven in de mogelijke risico’s, toezicht houden op bedrijven en
activiteiten ontplooien om de gevolgen van eventuele ongevallen te beperken. Om deze samenwerking in
Delft gestalte te geven, is in 2000 een werkgroep geformeerd waarin
bovengenoemde instanties zijn vertegenwoordigd. De werkgroep controleert de
invoering van het Brzo ’99 bij de desbetreffende bedrijven aan de hand van
inspectiebezoeken en aan de hand van gegevens die de bedrijven moeten
overleggen.
In 2000 hebben
de desbetreffende bedrijven een kennisgeving ontvangen, waarin wordt aangegeven
dat zij onder het Brzo’99 vallen. Tevens zijn de bedrijven gecontroleerd op de
aanwezigheid van het verplichte preventiebeleid en een
veiligheidsbeheerssyteem. In 2001 dient door de desbetreffende bedrijven,
indien vereist, een veiligheidsrapport te worden overgelegd. Aan de hand van
dit rapport zullen de bevoegde gezagen een uitspraak doen over de
aanvaardbaarheid van de risico’s bij het desbetreffende bedrijf.
Route gevaarlijke
stoffen
Op 1 augustus 1996 is de
Wet vervoer gevaarlijke stoffen in werking getreden. Deze wet biedt
mogelijkheden om wegen of weggedeelten aan te wijzen waarover gevaarlijke
stoffen mogen worden vervoerd. Routeplichtige gevaarlijke stoffen zijn stoffen
die bijvoorbeeld erg brandbaar, giftig en explosief zijn, zoals LPG. De
bestaande route van de gemeente Delft stamt uit 1992 en is gebaseerd op de
regeling Vervoer over land van gevaarlijke stoffen.
In 2000 is de aanpassing van de route voorbereid. De nieuwe Route gevaarlijke
stoffen is op 5 oktober 2000 ingegaan. De nieuwe route bestaat uit de A13,
de A4 en de Kruithuisweg.
De Provinciale weg is in de nieuwe route niet meer opgenomen. Dit betekent dat
het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg in het vervolg in principe
verboden is. Hiermee wil het college voorkomen dat (doorgaande) transporten van
gevaarlijke stoffen via de provinciale weg naar de Kruithuisweg rijden in
plaats van via de A4. Op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs)
kan het gemeentebestuur ontheffing verlenen voor vervoer van routeplichtige
gevaarlijke stoffen over andere wegen. Bestemmingsverkeer voor specifieke
bedrijven kan zodoende toestemming krijgen voor het vervoer van gevaarlijke
stoffen buiten de route.
Beleid
· Externe Veiligheid
Het externe
veiligheidsbeleid richt zich op de bescherming van individuen tegen de kans op
overlijden als gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen en de bescherming
van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter
aantal slachtoffers. Het gaat hierbij om activiteiten die plaats vinden op het
spoor, op de weg of bij bedrijven. Het beleid is geformuleerd aan de hand van
de begrippen individueel risico en groepsrisico.
Het individueel risico van een activiteit is
de kans dat er per jaar op een bepaalde plaats een continu aanwezig gedachte
persoon die onbeschermd is, komt te overlijden. Het groepsrisico is de kans dat er per jaar in één keer een groep
mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Doelstelling
Landelijke
doelstelling: kwetsbare bestemmingen komen niet voor op plaatsen waar het individueel risico groter is dan
1:1.000.000. Deze waarde is voor nieuwe situaties een grenswaarde en voor
bestaande situaties een streefwaarde.
Voor het groepsrisico geldt dat de kans op een
ongeval met 10 doden slechts 1:10.000 mag zijn, de kans op een ongeval met 100
doden 1:1.000.000, etc. Deze waarden zijn oriënterende waarden en gelden tot op
een afstand van 200 meter van de activiteit met gevaarlijke stoffen.
Resultaat
Er zijn in Delft
circa 50 woningen die niet aan de streefwaarde voor het individuele risico voor
bestaande situaties voldoen. Deze woningen liggen in de nabijheid van een
LPG-station. De situatie bestaat reeds een geruim aantal jaren. Het bedrijf
voldoet aan de wetgeving.
Vanwege de dichte
bebouwing dichtbij de A13 en het grootste gedeelte van het spoor wordt hier de
oriënterende waarde (niet bindend) voor het groepsrisico overschreden.
Conclusie
Alhoewel geen
bindende normen worden overschreden, wordt in het kader van de herziening van
bestemmingsplannen onderzocht hoe het risico in de nabijheid van de spoorwegen
en de rijksweg A13 verlaagd kan worden.
·
Vervoer gevaarlijke stoffen
Doelstelling
Het Ministerie van
VROM vraagt gemeenten in het kader van de monitoring van overheidsprestaties in
het milieubeleid om informatie over de mate waarin in bestemmingsplannen
rekening wordt gehouden met de risico’s van het vervoer van gevaarlijke
stoffen.
Resultaat
In 2000 waren er in
totaal 32 bestemmingsplannen van kracht. In circa 20 van deze plannen zouden
bepalingen ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen relevant zijn.
In twee bestemmingsplannen waren in 2000 daadwerkelijk dergelijke bepalingen
opgenomen. Voor twee andere bestemmingsplannen was dit in voorbereiding.
Conclusie
In
bestemmingsplannen wordt in beperkte, maar toenemende mate rekening gehouden
met het vervoer van gevaarlijke stoffen.
· Rampenbestrijdingsplannen
Doelstelling
Landelijke
doelstelling (Wet rampen en zware ongevallen): gemeenten zijn verplicht een
rampenbestrijdingsplan op te stellen voor elke ramp waarvan plaats, aard en
gevolgen voorzienbaar zijn. Het Besluit rampenbestrijdingsplannen inrichtingen
(Bri, 1999) wijst VR (veiligheidsrapport)-plichtige bedrijven (zwaarste
categorie bedrijven op basis van Besluit Risico’s Zware Ongevallen, 1999) aan
als inrichtingen waarvoor in ieder geval een adequaat rampenbestrijdingsplan
moet worden vastgesteld. Adequaat houdt hierbij in dat de gemeente in het
gemeentelijk rampenbestrijdingsplan of in een ander document ingaat op de
risico’s van de betreffende bedrijven en de maatregelen die getroffen moeten
worden bij eventuele calamiteiten.
Resultaat
Er was in 2000 in
Delft één VR-plichtig bedrijf. Voor dit bedrijf heeft de gemeente in 2000 een
adequaat rampenbestrijdingsplan vastgesteld.
Conclusie
De gemeente Delft
voldoet aan de geldende wetgeving.
Doelgroep
· Aantal incidenten
Doelstelling
Doelstelling
gemeente: de schade aan het milieu als gevolg van een incident met gevaarlijke
stoffen voorkomen of als dit niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperken.
Resultaat
Er zijn drie
soorten incidenten onderscheiden: 1) calamiteiten (ongelukken met direct gevaar
voor het milieu); 2) milieudelicten (illegale dumping van gevaarlijke stoffen
met direct gevaar voor het milieu) en 3) lekkages van gevaarlijke stoffen
zonder direct gevaar voor het milieu (lekkages op vloeistofdichte vloer).
Bron: Brandweer Delft
Over het jaar 2000
zijn geen gegevens verzameld. Voor de volgende rapportage zal dit alsnog
gebeuren. In 1999 vonden er twee calamiteiten plaats. Het betrof in beide
gevallen een melasse-lekkage bij DSM Gist (op resp. 27 juli en 21 september).
Er waren drie milieudelicten met direct gevaar voor het milieu. Een geval
betrof een illegale dumping van XTC-afval langs de A13.
In 1999 werden er
14 lekkages gemeld. Gemelde lekkages komen van bedrijven met een automatische
meldinstallatie of een meldprocedure. Het grootste deel van de bedrijven heeft
geen van beide en lekkages met gevaarlijke stoffen die daar voorkwamen zijn
zodoende niet bekend. Het aantal gemelde lekkages bij bedrijven geeft daarom
een onvolledig beeld.
Conclusie
De aantallen
calamiteiten, milieudelicten en lekkages zijn in 1999 licht toegenomen.
Kwaliteit
Geen
kwaliteitsindicatoren voor het thema Milieurisico’s.