HANDHAVING
BESTEMMINGSPLANNEN
Gemeente Delft
30 mei 2002
Inhoudsopgave
1. Inleiding 3
2. Handhaving algemeen 3
2.1 Definiëring en kader 3
2.2 Instrumentarium 4
2.3 Procesbeschrijving 5
2.4 Voorwaarden handhaving 4
2.5 Betrokken vakteams 5
3.1 Inzicht bestaande situatie 6
3.2 Beschikbare capaciteit 6
3.3 Overzicht knelpunten in handhaving bestemmingsplannen 6
4. Nieuwe situatie: beleid 7
4.1 Inleiding 7
4.2 handhaving algemeen 8
4.3 Specifieke prioriteitsstelling per type plangebied 9
4.3.1 Binnenstad 10
4.3.2 Woonwijken 10
4.3.3 Voorzieningenwijken 11
4.3.4 Bedrijventerrein 1 12
4.3.5 Bedrijventerrein 2 13
4.3.6 Buitengebied 13
4.3.7 Hoofdwegenstructuur 14
4.3.8 Hoofdgroenstructuur 15
4.4 Schematisch overzicht 15
5. Nieuwe Situatie: uitvoering 16
5.1 Algemeen 16
5.2 Methodes om illegale situatie op te sporen 16
5.3 Uitvoering prioriteitsstelling 17
5.4 Meetpunten en verantwoording 18
5.5 Kosten verbonden aan nieuw beleid 18
1. INLEIDING
De roep in de maatschappij
om handhaving van regelgeving door de overheid wordt steeds luider. Dit heeft
geleid tot verankering van handhaving in recente maar ook toekomstige
regelgeving. Waar handhaving voorheen een bevoegdheid was waar een
bestuursorgaan binnen redelijke grenzen al dan niet gebruik van kon maken is
handhaving nu een beginselplicht van de overheid waar slechts gemotiveerd van
kan worden afgeweken. De roep om handhaving strekt zich uit tot vele
beleidsterreinen van het overheidshandelen.
Binnen de gemeente Delft
wordt daarom vanuit diverse disciplines handhavingsbeleid opgesteld. Deze nota
beperkt zich tot het beleid en de uitvoering van handhaving van
bestemmingsplannen.
Er zijn twee factoren die
direct geleid hebben tot het opstellen van deze nota. Dat is het voorstel voor
de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) waarin gemeenten onder andere
verplicht worden om in ieder bestemmingsplan een handhavingparagraaf op te
nemen en bovendien jaarlijks verantwoording af te leggen over het gevoerde
handhavingsbeleid.
Daarnaast wordt momenteel
gewerkt aan een nieuw bestemmingsplan voor de binnenstad. In tegenstelling tot
het vigerende redelijke flexibele bestemmingsplan bevat het nieuwe plan voor de
binnenstad een uiterst gedetailleerde regeling voor gebruik en bebouwing van de
gronden. Een nieuw bestemmingsplan kan alleen worden goedgekeurd als het daarin
opgenomen beleid ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Een omslag in regelgeving
zoals thans plaatsvindt in de binnenstad is alleen uitvoerbaar indien
nadrukkelijk wordt aangegeven hoe de gemeente het nieuwe stelsels van regels
denkt te kunnen effectueren.
Gelet op de komende nieuwe
Wro is het noodzakelijk niet alleen stil te staan bij handhaving van het
bestemmingsplan voor de binnenstad maar dit in een breder kader te plaatsen. In
deze nota wordt daarom een algemene prioriteitstelling in handhaving
aangegeven.
Daarnaast wordt uiteengezet
wat de consequenties zijn van het ruimtelijk handhavingsbeleid voor de
uitvoering. Ingegaan zal worden op de middelen die worden ingezet en de
frequentie waarmee, op de gevolgen voor de capaciteit en op de meting van
uitvoering van de gestelde norm. Tot slot is het van belang dat voor de
uitvoering van handhaving ook personele en financiële middelen gereserveerd
worden. Een exacte becijfering zal bij de besluitvorming per bestemmingsplan
aan de gemeenteraad worden voorgelegd.
In de beleidsnota is beoogd
om met de inzet van beperkte capaciteit te komen tot een goede
prioriteitsstelling waarbij op de meest effectieve en efficiënte wijze wordt
voldaan aan deze handhavingstaak.
Voorafgaand aan de algemene
prioriteitstelling worden in het kort een beschrijving gegeven
van de instrumenten, het
proces en de bestaande situatie.
2.
HANDHAVING ALGEMEEN
2.1
Definiëring en kader
In deze nota wordt onder de
term “handhaving” verstaan:
Het uitoefenen van toezicht
op de naleving van wettelijke voorschriften door de burger en het opleggen
bestuursrechtelijke (reparatoire) sancties.
Het uitoefenen van toezicht
op de uitvoering van wettelijke voorschriften door bestuursorganen (bestuurlijk
toezicht) wordt niet mede begrepen onder handhaving.
Het handhavingsbeleid
bestemmingsplannen is een segment van het groter geheel: de gemeentelijke
handhaving. Voor ieder segment van de gemeentelijk handhaving geldt dat
concreet moet worden aangegeven welke regelgeving middels het beleid wordt
gehandhaafd en welke regelgeving van handhaving wordt uitgesloten.
In een later stadium worden
alle gemeentelijke beleidsnota’s inzake handhaving in elkaar gepast en wordt
duidelijk waar manco’s in het geheel
van handhaving bestaan. Zo wordt voorkomen dat er “grijze gebieden” in het
gemeentelijk beleid kunnen optreden.
Bestemmingsplannen zijn
ruimtelijke plannen waarin beleidsnota’s op tal van beleidsgebieden juridisch
planologisch verankerd zijn. Voor sommige van die beleidsgebieden geldt dat zij
een eigen handhavingsregime kennen.
Bestemmingsplannen bieden
als het ware een grof kader voor het ruimtelijk beleid, waarbij verfijning en
uitwerking binnen de diverse beleidsterreinen zelf plaatsvinden.
Het handhavingsbeleid bestemmingsplannen beperkt zich
tot handhaving van die bestemmingsplanvoorschriften die niet op basis van
andere regimes kunnen worden gehandhaafd.
Het is onmogelijk om
bestemmingsplanvoorschriften voor de volle 100% stringent te handhaven. Dit betekent dat sommige aspecten van het
ruimtelijke beleid stringenter zullen worden gehandhaafd dan andere aspecten.
Dit vergt een prioriteitstelling.
Daarbij is het van groot
belang een goed evenwicht te vinden tussen de regels die de gemeente wenst op
te leggen en de beschikbare capaciteit van diezelfde gemeente om de regels ook
te kunnen handhaven.
De
doelstelling van deze nota is dan ook het opstellen van een prioriteitstelling
in het planologisch beleid met daaraan gekoppeld de uitvoeringaspecten en het
capaciteitsbeslag.
2.2
Instrumentarium
De belangrijkste
instrumenten van gemeenten om naleving van bestemmingsplanvoorschriften af te
dwingen zijn:
vooraf: het accuraat verlenen van bouw-,
sloop-, en aanlegvergunningen
achteraf: het toepassen van bestuursdwang
het opleggen van een dwangsom.
Het
accuraat verlenen van vergunningen valt buiten deze nota omdat daar zich in het
algemeen geen onoverkomelijk problemen voordoen.
Deze
nota beperkt zich aldus tot handhaving van bestemmingsplanvoorschriften
achteraf.
Als instrumenten resteren
het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom. Deze
instrumenten worden toegepast indien wordt gehandeld zonder of in afwijking van
de vereiste bouw-, aanleg-, of sloopvergunning of bij overtreding van de
gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan.
Het college van burgemeester
en wethouders van Delft heeft op 7 januari 2002, de raadscommissie Duurzaamheid
gehoord, de nota
“Handhavingsinstrumentarium” vastgesteld.
In Delft bestaat de
standaardkeuze uit het opleggen van een dwangsom. Afwijken van deze standaard
kan, mits gemotiveerd.
Voor nadere informatie wordt
naar die nota verwezen.
2.3
Procesbeschrijving
Het proces van
handhaving start met de constatering van een overtreding van een
bestemmingsplanvoorschrift.
De meeste van
deze constateringen zijn tot op heden geen resultaat van planmatige controle of
bewuste opsporingsacties. Soms gebeurt het dat de handhavingsactie wordt
afdwongen door een kritische burger, in andere gevallen worden de illegale
activiteiten doordat ze in het oog springen spontaan ontdekt door een
ambtenaar.
Handhaving van
het ruimtelijk bestuursrecht vindt sinds 1999 doorgaans plaats op basis van de
zogenoemde driestappenbenadering. Deze stappen zijn:
1. Overtreder wordt na constatering
mondeling en schriftelijk erop gewezen dat hij in overtreding is en hem wordt
daarbij een termijn gegund om uit eigen beweging de overtreding ongedaan te
maken.
2. Na afloop van de termijn vindt door de gemeente
controle plaats. Is de overtreding nog onverkort aanwezig dan wordt de
overtreder het concept-dwangsombesluit gezonden met termijnstelling. Overtreder
wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze tegen het voorgenomen
besluit kenbaar te maken. Ook wordt de overtreder in de gelegenheid geboden om
zijn zienswijze mondeling toe te lichten.
3. Indien na verstrijken van de termijn nog steeds geen
uitvoering is gegeven aan de concept-last dan wordt het definitieve
dwangsombesluit door het college genomen.
Tegen
dit besluit staan de gangbare rechtsbeschermingsmiddelen van
bezwaar-beroep-voorlopige voorziening open. Op de uitvoering van dit besluit
moet nauwlettend worden toegezien. Als de overtreder nog steeds niets
onderneemt verbeurt hij de opgelegde dwangsom.
Indien
na eerste vordering het verbeurde bedrag niet wordt voldaan dan zal een
invorderingsprocedure moeten worden opgestart.
Voor de criteria waaraan een
dwangsombesluit en/of in voorkomende gevallen een bestuursdwangbesluit moet
voldoen, wordt verwezen naar de Nota handhavingsinsrumentarium.
Ook de handhaving van
bestemmingsplannen zal volgens deze procedure verlopen.
2.4
Voorwaarden
handhaving
Voorwaarden voor handhaving:
·
De regelgeving in
bestemmingsplannen moet eenduidig, concreet en objectief meetbaar zijn.
·
Effectief handhaven
vergt een goede documentatie van de uitgangssituatie ten tijde van de
vaststelling van het bestemmingsplan (nulmeting; registratie gebruik en
luchtfoto’s).
·
Periodieke controle van
het gebied onder andere door luchtfoto’s.
·
De handhaafbaarheid van
bestemmingsplannen moet vooraf in het plan zelf worden verantwoord in de
zogenoemde handhavingsparagraaf.
·
Recente
bestemmingsplannen vergen aanzienlijk minder capaciteit voor de handhaving
omdat bij recente bestemmingsplannen, het handhavingsbesluit eenvoudig
gemotiveerd kan worden met de verwijzing naar het bestemmingsplan zelf.
2.5
Betrokken vakteams
Handhaving van het
ruimtelijk beleid vindt in hoofdzaak plaats vanuit het vakteam Bouwtoezicht en
Monumenten. Dit vakteam heeft in het kader van dit onderwerp een centrale rol.
Zij laat zich in adviserende zin bijstaan door de vakteams
·
Milieuzorg
·
Grond
·
Brandweer (sector)
·
Ruimtelijke Ordening
·
TOR
·
Cultuur Kennis en
Economie
Ook buiten de gemeentelijke
organisatie zijn er instanties –direct of indirect- betrokken bij
handhavingsacties. Te memoreren zijn in ieder geval Politie Haaglanden,
Hoogheemraadschap van Delfland en Provincie Zuid-Holland (milieu).
3.
BESTAANDE SITUATIE
3.1
Inzicht in bestaande handhaving
Handhaving van
bestemmingsplannen vindt niet stelselmatig en planmatig plaats. In het jaar
2001 is voor het eerst een register bijgehouden van ingezette
handhavingsacties. De gegevens van dit ene jaar zijn onvoldoende basis voor het
bieden van een reëel cijfermatig inzicht in de bestaande situatie.
Uit ervaring blijkt dat in
een groot aantal gevallen overtreders al na eerste vordering of na
vooraankondiging genegen zijn alsnog de strijdige situatie te beëindigen.
Dit is anders bij
strijdigheden die niet eenvoudig zijn te legaliseren of zonder veel kapitaalverlies
zijn te beëindigen. In zulke gevallen is het de praktijk dat de gehele
besluitvormingscyclus en vervolgens de gehele rechtsgang wordt doorlopen
(bezwaar-beroep-kort geding). Voorbeelden van deze laatste categorie zijn: de
bedrijfsbeëindiging van het LIDL-filiaal aan de Pieter Steynstraat en de sloop
van de illegale loods aan de Korte Geer.
3.2
Beschikbare
capaciteit
Binnen de organisatie van het vakteam BTM is
het Delftse grondgebied verdeeld in 4 kwadranten. Binnen elke kwadrant werken
een binnen- en een buitendienstinspecteur. Handhaving ligt met name op het
werkterrein van de buitendienstinspecteur die deze taak als sluitpost op zijn
werkzaamheden vervult. De buitendienstmedewerkers besteden maximaal een paar
uur per week voor handhaving van overtredingen van alle onder hem ressorterende
bestemmingsplannen.
De afhandeling van eenmaal
geconstateerde afwijkingen wordt nadat stap 1 door de buitendienstmedewerker is
gezet verder opgepakt door de administratief-juridisch medewerker handhaving.
Dit is de enige functionaris die fulltime met handhaving is belast. Het betreft
daar overigens niet alleen handhaving van ruimtelijke plannen alle binnen het
vakteam voorkomende handhavingacties (aanschrijving woningverbetering, afwijken
van verleende (bouw)vergunningen etc). Indien ook bouwen zonder vergunning in
de berekening wordt meegenomen is in het afgelopen jaar in 65% van alle
handhavingsacties terug te voeren op handhaving van ruimtelijk beleid. De
overige zaken betrof strijdigheid met bouwtechnische regelgeving ( 20%), strijd
met APV (3%) en aanschrijving woningverbetering ( 12%)
In de bestaande situatie
vindt de handhaving van bestemmingsplannenvoorschriften vooral reactief en in incidentele gevallen actief
plaats. Van actief handhaven is sprake wanneer de toezichthoudende ambtenaar
(hierna te noemen: buitendienstinspecteur) in het oog springende overtredingen
constateert. De bestaande capaciteit is voor een dergelijk vorm van
handhaving toereikend. Een dergelijke
vorm van handhaving voldoet echter niet aan de moderne maatstaven van
handhaven, waarin een veel actievere wijze van handhaving wordt voorgestaan.
3.3
Overzicht
knelpunten in handhaving bestemmingsplannen
De belangrijkste knelpunten
in het handhaven van bestemmingsplannen op dit moment zijn:
·
Het gebrek aan
capaciteit
·
Het feit dat veel
bestemmingsplannen sterk verouderd zijn
·
De kwaliteit van
regelgeving in bestaande plannen. Toelichting: de regelgeving is bijzonder divers (Delft kent circa 105
bestemmingsplannen, uitwerking- en wijzigingsplannen), de voorschriften zijn
bovendien niet altijd eenduidig en kennen soms een complexe samenstel van
regels.
Het
grootste knelpunt in handhaving is het gebrek aan capaciteit. Handhaving was
geen wettelijke plicht en bestuurlijk leek het een minder interessant
onderwerp. Waarschijnlijk is daarom nooit geïnvesteerd in handhaving en is de
uitvoering van deze taak altijd sluitpost op de werkzaamheden geweest.
Daarnaast is handhaving van
ruimtelijke plannen altijd bemoeilijkt door het feit dat de bestemmingsplannen
in Delft vaak zeer verouderd zijn. Dit heeft als gevolg dat in handhavingacties
extra eisen aan de motivering worden gesteld om een ongewenste ontwikkeling te
weren. Dit betekent een fors beslag op de beschikbare juridische capaciteit.
Bij actuele bestemmingsplannen kan in de motivering volstaan worden met
verwijzing naar het bestemmingsplan zelf.
4.
NIEUWE SITUATIE :
BELEID
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een
algemene prioriteitsstelling gegeven in de handhaving van bestemmingsplannen.
In alle bestemmingsplannen die na het vaststellen van deze nota worden
opgesteld zal deze nota als basis worden genomen voor de handhavingsparagraaf
waarin de algemene prioriteitsstelling wordt vertaald in de specifieke
kenmerken van het betreffende bestemmingsplangebied.
Het voor 100% stringent
handhaven van bestemmingsplannen is ondoenlijk en onbetaalbaar. Dit betekent
dat sommige aspecten van het ruimtelijke beleid stringenter zullen worden
gehandhaafd dan andere aspecten. Dit vergt een prioriteitstelling.
Bij de prioriteitstelling van het ruimtelijk
handhavingsbeleid is als uitgangspunt genomen de vraag welke schadelijke
gevolgen absoluut voorkomen moeten worden.
Prioriteit
wordt bepaald door twee factoren: de
ernst van de overtreding (schade)
de kans dat die overtreding
zich zal voordoen.
De gemeente Delft kan op
basis van specifieke kwaliteiten van een gebied verdeeld worden in type
plangebieden. Voorbeelden hiervan zijn: bedrijventerreinen, woonwijken en
buitengebieden. De kans dat een bepaalde overtreding zich zal voordoen is voor
een belangrijk deel afhankelijk van dat type plangebied.
Om die kans op overtreding
inzichtelijk te maken is daarom in deze beleidsnota gewerkt met type plangebieden.
Schade als gevolg van
overtreding van bestemmingsplanvoorschriften kan onderverdeeld worden in:
- milieu
schade (water en ecologie),
- ruimtelijke ordeningsschade (schade aan zichtkanten van de stad, aantasting van
bezonning, zicht en privacy, geur, stank en geluidsoverlast) en
- economische
schade.
(Wat hier precies onder verstaan wordt, wordt in de
volgende paragraaf berschreven).
In de prioriteitstelling van
het handhaven van bestemmingsplanvoorschriften is het voorts van belang dat een
onderscheid gemaakt wordt in voorschriften die het gebruik van gronden regelen en die voorschriften die de bebouwing van gronden reguleren.
Soms zal strijdige gebruik
tot schade lijden (bijvoorbeeld ongewenste vestiging van bedrijf in de
binnenstad), in een ander geval is het juist de overtreding van
bebouwingsvoorschriften die tot schade lijdt (plaatsing van een gebouw in de
voortuin).
De
vetgedrukte items zijn de peilers waarop de structuur van het ruimtelijk
handhavingsbeleid is opgesteld.
De opbouw van de structuur
heeft uiteindelijk geleid tot een matrixfiguur waarin conform de doelstelling
van deze nota een concreet en helder overzicht wordt geboden in de
bestemmingsplanvoorschriften die in de handhaving prioriteit verdienen.
In paragraaf 4.2 “Handhaving
algemeen” is een overzicht geboden in de algemene prioriteitstelling van het
ruimtelijke handhavingsbeleid.
In paragraaf 4.3 “Handhaving
specifiek” is het algemene beleid verwerkt in prioriteitstelling per type
plangebied.
Het hoofdstuk wordt
afgesloten met de matrix waarin de bevindingen uit de eerdere paragraven zijn
opgenomen.
4.2
Handhaving algemeen
Prioriteitsstelling vindt
plaats aan de hand van toekenning van cijfers in een glijdende schaal van 1 tot
3 punten, waarbij geldt:
Cijfer 1: intensieve handhaving
Cijfer 2: reguliere handhaving
Cijfer 3: incidentele handhaving en handhaving op
signalen van buiten
Het cijfer komt tot stand
door het product van de factoren “de ernst van de overtreding” en
“de kans dat die overtreding zal optreden”.
In paragraaf 5.3 wordt
uiteengezet hoe de verschillende vormen van handhaving in de uitvoering worden
vormgegeven.
In
bestemmingsplannen worden vele milieu-apecten meegenomen, waaronder: bedrijven,
water, ecologie, externe veiligheid, geluid, geur, stof en stank.
Een
groot deel van die aspecten wordt gehandhaafd op basis van specifieke
milieuwetgeving. Die aspecten worden in deze handhavingsnota niet meegenomen.
Uitgesloten worden: schade die op grond van milieuwetgeving in milieuvergunningen voor
bedrijven (waaronder de horeca) en die op grond van de Algemeen Plaatselijke
Verordening wordt gereguleerd. Het gaat hier om overlast van geur, stof, geluid
en bodemvervuiling.
Optreden
tegen vervuiling van water is een taak van het Hoogheemraadschap.
Milieuschade betreft: schade op het gebied van water en ecologie. Onder
waterschade wordt verstaan de aantasting van het waterbergend vermogen en de aantasting van de waterkwaliteit. Die
schade wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door het te dicht bij het
oppervlaktewater oprichten van bouwwerken, het bebouwen van open vlakten zoals
binnenterreinen, voortuinen en openbaar groen en het bouwen in de grond zodanig
dat de grondwaterhuishouding verstoord wordt. Gelet op onder meer de problemen
met waterberging in de stad dient opgetreden te worden tegen het oorzaken van
waterschade. Waterschade geldt als
bijzonder ernstige schade.
Aan het instandhouden van
belangrijke ecologische verbindingen en groene kerngebieden wordt in dit
verstedelijkte gebied veel waarde toegekend. Eén barrière kan de hele
ecologische structuur frustreren. Bovendien is het herstel moeilijk en
tijdrovend. Schade aan de ecologie wordt daarom als ernstig beschouwd.
Concrete
prioriteitstelling handhaving:
-
gebruiks- en
bebouwingsvoorschriften binnen een afstand van 5 meter van bestemming water
-
gebruiks- en
bebouwingsvoorschriften openbaar groen
-
bebouwingsvoorschriften
tuinen en voortuinen (waterberging en waterkwaliteit
Ruimtelijke ordening is een
veelomvattend begrip dat in al zijn aspecten vorm krijgt in bestemmingsplannen.
Voor handhaving van de ruimtelijke ordening zijn slechts van belang die
aspecten waarbij overtreding van voorschriften niet door andere regimes kan
worden aangepakt en die leiden tot ruimtelijk ongewenste situaties.
Uitgesloten worden: die aspecten die op grond van APV en
milieuvergunningen kunnen worden gehandhaafd.
Ruimtelijke
ordeningsschade betreft: schade aan
de zichtkanten van de stad, aantasting van
bezonning, zicht en privacy als gevolg van ongewenste bebouwing en
geur-, stof en geluidsoverlast als gevolg van ongewenst gebruik van gronden.
Onder “zichtkant” van de
stad wordt verstaan locaties gelegen aan de voor de stad en wijk
belangrijke structuurlijnen en openbare ruimte. Aantasting van die zichtkant
kan ook bestaan uit aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische
waarden die zich aan de zichtkanten
manifesteren.
De belangrijke
structuurlijnen en openbare ruimte worden in elk bestemmingsplan op een kaartje
in de toelichting weergegeven. Door strijdige bebouwing op die locaties wordt
het zicht op de stad aangetast. Dit wordt opgevat als ernstige schade.
In een dicht bebouwd gebied
is aantasting van bezonning als gevolg van strijdige bebouwing voor omwonenden
met een percentage van meer dan 5% van het gemiddeld aantal zonuren per dag,
ruimtelijk niet gewenst. De ernst van dergelijk schade is afhankelijk van de
situatie gering tot gemiddeld.
Stank, stof en
geluidsoverlast als gevolg van overtreding van de gebruiksvoorschriften van
bestemmingsplannen voor binnenterreinen is ruimtelijk niet aanvaardbaar. Ook de
ernst van deze schade is afhankelijk van de situatie gering tot gemiddeld.
Concrete
prioriteitstelling handhaving:
- alle bebouwingsvoorschriften “zichtkanten van de stad”
- bebouwingsvoorschriften binnenterreinen
- gebruiksvoorschriften
binnenterreinen
C.
Economie
Het
overtreden van sommige bestemmingsplanvoorschriften kan leiden tot ongewenste
economische schade voor de stad. Economische schade wordt beschouwd als
ernstige schade.
Economische schade betreft: vestiging van ongewenste type bedrijven op
bedrijfsterreinen dan wel andere locaties met een bedrijfsbestemming.
Concrete
prioriteitstelling handhaving:
-
controle op
gebruiksvoorschriften bedrijfsbestemming
4.3
Specifieke
prioriteitsstelling per type plangebied
In het voorgaande is aangeven
welke schade, ontstaan door overtreding van bestemmingsplanvoorschriften,
binnen de gemeente Delft als ernstig wordt gekwalificeerd. De ernst van de
overtreding vermenigvuldigd met de kans dat die overtreding zich voordoet
levert de hoge, reguliere of mindere prioriteit op aangegeven met de cijfers 1,
2 of 3.
Om de kans dat een
overtreding zich voordoet in kaart te kunnen brengen is het type plangebied van
belang. In het buitengebied zal bijvoorbeeld zelden een aantasting van
bezonning optreden terwijl de kans daarop in de binnenstad wel groot is.
In de stad Delft zijn
diverse type plangebieden te onderscheiden. Dit onderscheid vindt vooral zijn
grondslag in de ontstaansgeschiedenis van de stad Delft.
Bij de indeling van de stad
in gebiedstypen is aansluiting gezocht bij de indeling zoals die ook in andere
ruimtelijke beleidsnota’s gebruikt gaat worden.
Voor handhaving zijn de
volgende typen plangebieden relevant:
-
de binnenstad
-
woonwijken
-
voorzieningenwijken
-
bedrijfsterreinen 1
-
bedrijfsterreinen 2
-
buitengebieden
-
de hoofdwegenstructuur
-
de hoofdgroenstructuur
4.3.1
Binnenstad
Algemeen: de binnenstad heeft een sterk historisch karakter
en wordt gekenmerkt door een hoge bebouwingsdichtheid en een grote menging van
functies.
Milieu:
Water :
Gelet op die hoge bebouwingsdichtheid is bescherming van het waterbergend vermogen en de waterkwaliteit van groot
belang. Waterschade zal zich voornamelijk voordoen op binnenterreinen en langs
waterlijnen met onverharde oevers door het overtreden van bebouwingsvoorschriften.
Kans dat die overtreding zich voordoet is groot. Handhaving van dit milieuaspect heeft daarom hoge prioriteit.
Ecologie: de
ecologische verbindingen zijn gesitueerd rondom de binnenstad, aan de
noordzijde ligt een groen kerngebied dat goed zichtbaar is vanuit de openbare
ruimte. Gelet op de grote waarde van dit groen voor de Delftse binnenstad is
intensieve handhaving van de gebruiks- en bebouwingsvoorschriften nodig.
Ruimtelijke Ordening:
Zichtkant:
Optreden tegen schade aan de zichtkant van de stad is vanwege het historische
karakter van groot belang. De zichtkant wordt voor een belangrijk deel bepaald
door de situering en het uiterlijk van de bebouwing op voor de binnenstad
belangrijke structuurlijnen en openbare ruimten. De kans dat dergelijke
overtredingen zich voordoen is gemiddeld. De ernst van de overtreding en de
kans van voordoen leiden tot intensieve handhaving.
Aantasting van bezonning, zicht en privacy: De ernst van deze vorm van schade is gemiddeld. De
kans op aantasting van bezonning door schending van de bebouwings-voorschriften
in dit plangebied is groot. Regulier worden de bebouwingsvoorschriften voor
binnenterreinen gehandhaafd.
Stank, geluid- en stofoverlast: De ernst van de schade is gemiddeld gelet op gemengde
karakter van dit plangebied en een zekere overlast die bij het wonen in de
binnenstad hoort. De kans dat een
overtreding op gebruiksvoorschriften zich voordoet is gemiddeld. Volstaan kan
worden met incidentele handhaving. Geluidsoverlast van horecavoorzieningen en
bedrijven kan in sommige situaties in de binnenstad ernstig zijn. Deze overlast
wordt echter gehandhaafd op basis van milieuwetgeving en valt daarom buiten de
prioriteitsstelling van deze nota.
Economie:
De kans op economische
schade door ongewenste vestiging van bedrijven of ongewenste vestiging van
andere functies in voor detailhandel bestemde panden is groot gelet op de grote
belangen van ondernemers. Handhaving van de voorschriften die het vestigen van
bedrijven regelen heeft daarom hoge prioriteit.
Milieu: water g/b: 1
Ecologie g/b 1
Ruimtelijke ordening: zichtkant b 1
Bezonning, zicht en
privacy g 2
Stank, geluid en
stofoverlast g 3
Economie algemeen g 1
(g = gebruiksvoorschriften; b = bebouwingsvoorschriften)
4.3.2
Woonwijken
Woonwijken
zijn voornamelijk gelegen in de schil rondom de binnenstad en in het
volledige zuidwest-kwadrant van de
stad. De wijken hebben als hoofdfunctie “wonen” en kennen overwegend slechts
een geringe menging van functies.
Milieu:
Water : In
de directe ring rond de binnenstad is de bebouwingsdichtheid in de woonwijken
groot. In de wat verder van die ring afgelegen moderne woonwijken geldt dat in
mindere mate. De kans dat op binnenterreinen illegaal wordt gebouwd is
gemiddeld. Voorschriften die van het vrijhouden van bebouwing van
binnenterreinen regelen vereisen reguliere handhaving.
Ecologie:
Deze wijken worden op meerdere plaatsen doorkruist door ecologische
verbindingen. Verhoudingsgewijs zijn er veel groene kerngebieden aanwezig.
De
belangrijkste ecologische verbindingen lopen vrijwel gelijk met belangrijke
ontsluitingswegen. De kans op aantasting van deze structuren is gering. Er zijn
echter ook, voornamelijk secundaire ecologische structuren die langs
waterlijnen lopen. De kans op aantasting van deze structuren is groter omdat
bewoners daar soms tuinen in uitbreiden. Zicht op aantasting van deze lijnen is
gering. In het algemeen geldt voor ecologie in dit type plangebied dat volstaan
kan worden met reguliere handhaving.
Ruimtelijke Ordening:
Zichtkant:
Het instandhouden van het zichtkanten van de stad heeft prioriteit. De kans op
aantasting van de zichtkant is echter gering. Reguliere controle volstaat hier.
Aantasting van bezonning, zicht en privacy : de kans op overtreding van de
bebouwingsvoorschriften voor binnenterreinen is (afhankelijk van de opzet van
de wijk) groot of gemiddeld.
Stank, geluid- en stofoverlast als gevolg van overtredingen van
gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplannen zullen zich ook nauwelijks ongemerkt
voordoen. Ook hiervoor geldt dat volstaan kan worden met incidentele controle.
Economie:
De kans op economische
schade in woonwijken wordt gering geacht omdat de economische belangen bij
vestiging van bedrijven in dergelijke gebieden gering is. Volstaan kan worden
Incidentele handhaving van de voorschriften die het vestigen van bedrijven
regelen.
Milieu: water g/b 2
Ecologie g/b 2
Ruimtelijke ordening: zichtkant b 2
Bezonning, zicht en
privacy g 3
Stank, geluid en
stofoverlast g 3
Economie algemeen g 3
4.3.3
Voorzieningenwijken
Onder voorzieningenwijken
worden die wijken verstaan die hoofdzakelijk als functie hebben het bieden van
voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg. Deze wijken kenmerken zich door
een monofunctioneel karakter en kennen overwegend een maatschappelijke
bestemming. De voorzieningenwijken kennen relatief weinig aan het oog
onttrokken binnenterreinen. De voorzieningenwijken zijn het gebied TU-midden en
de kleinere wijken rondom de ziekenhuizen Reinier de Graaf en GGD aan de
Jorisweg.
Milieu:
Water : In
deze plangebieden zijn nauwelijks omsloten binnenterreinen aanwezig. De kans
dat zich overtredingen van bebouwingsvoorschriften voordoen die waterschade
opleveren is gering. Daarom is reguliere handhaving van deze
bestemmingsplanvoorschriften afdoende.
Ecologie In dit type plangebied zijn relatief weinig
ecologische verbindingen aanwezig maar wel belangrijke groene kerngebieden. De
kans op aantasting is gering. Incidentele handhaving volstaat.
Ruimtelijke Ordening:
Zichtkant:
De zichtkant van de stad in met name in voorzieningenwijken van belang omdat de
zichtkant door relatief veel mensen wordt gezien. De kans op aantasting is
gering. Reguliere handhaving volstaat.
Aantasting van bezonning, zicht en privacy: In dit type plangebied staan nauwelijks woningen. De
mogelijkheid van aantasting van bezonning, zicht en privacy is nihil.
Incidentele handhaving van bebouwingsvoorschriften volstaat.
Stank, geluid- en stofoverlast : voor schade in de zin van stank, geluid en
stofoverlast geldt hetzelfde als ten aanzien van aantasting bezonning, zicht en
privacy. Incidentele handhaving van gebruiksvoorschriften volstaat.
Economie:
De kans op economische
schade is door ongewenste vestiging van bedrijven is zeer gering. Incidentele
handhaving van voorschriften inzake
vestiging van bedrijven volstaat.
Milieu: Water g/b 3
Ecologie g/b 3
Ruimtelijke ordening: Zichtkant b 2
Bezonning, zicht en
privacy g 3
Stank, geluid en
stofoverlast g 3 Economie
g 3
4.3.4
Bedrijventerrein 1
Bedrijventerreinnen 1 zijn
de traditionele bedrijfsgebieden in Delft waar een veelheid aan typen bedrijven
aanwezig is. De gebieden hebben een
monofunctioneel karakter. In deze plangebieden komt nauwelijks woningen voor
anders dan een enkele bedrijfswoning. De bebouwingsdichtheid is groot.
Milieu:
Water : De
kans op verslechtering van het waterbergend vermogen en de waterkwaliteit in
deze plangebieden is gering. Deze plangebieden zijn vrijwel geheel bebouwd of
verhard. Volstaan kan worden met reguliere handhaving.
Ecologie:
de ecologische verbindingen liggen voor een belangrijk deel aan de randen van
deze plangebieden. Op een enkele plaats wordt het plangebied door een
verbindingszone doorkruist. Deze loopt dan parallel aan de waterlijn van de
Schie. Algemeen geldt hier dat volstaan kan worden met incidentele controle.
Ruimtelijke Ordening:
Zichtkant:
Deze plangebieden kennen weinig beeldbepalende openbare ruimten. Aantasting van
de zichtkant kan zich alleen voordoen langs de ontsluitingswegen. De kans dat
zich daar overtredingen voordoen wordt gering geacht. Volstaan kan worden met
reguliere handhaving van de voorschriften die de bebouwing langs
ontsluitingswegen reguleren.
Aantasting van bezonning, zicht en privacy: Omdat in dit type plangebied weinig woningen zijn
gevestigd is kans op aantasting van bezonning, zicht en privacy gering.
Volstaan kan worden met incidentele handhaving van de bebouwingsvoorschriften.
Stank, geluid- en stofoverlast: Omdat er weinig woningen in het plangebied zelf
aanwezig zijn is de kans op bedoelde overlast in het plangebied zelf gering. De
kans dat woningen gesitueerd aan de randen van het plangebied overlast
ondervinden van bedrijfsvoering is mede gelet op het type hier gevestigde
bedrijven wel aanwezig.
Daarom is reguliere
handhaving van de gebruiksvoorschriften van de bedrijven aan de randen van dit
plangebied noodzakelijk.
Economie:
De kans op economische
schade door vestiging van ongewenste bedrijvigheid is gelet op het karakter van
dit type plangebied gering. Volstaan kan worden met incidentele handhaving van
de gebruiksvoorschriften.
Milieu: water g/b 2
Ecologie g/b 3
Ruimtelijke ordening: zichtkant b 2
Bezonning, zicht en
privacy g 3
Stank, geluid en
stofoverlast g 2
Economie algemeen g 3
4.3.5
Bedrijventerrein 2
Bedrijventerreinen 2 zijn de
zogenoemde “ hoogwaardige bedrijventerreinen”, vooral gelegen in het
zuidoostkwadrant van Delft. Voor deze bedrijventerreinen geldt de bestemming
“kennisbedrijf” of “ kantoor”.
Bedrijventerreinen 2
verschillen met bedrijventerreinen 1 voornamelijk in het type bedrijven dat
zich daar mag vestigen maar ook in de uitstraling van de gebouwen zelf door
hoge eisen die gesteld worden aan de positionering, de aanwezigheid van
relatief veel groen en het lage bebouwingspercentage.
Milieu:
Water : De
kans op verslechtering van het waterbergend vermogen of de waterkwaliteit in
deze plangebieden is gering. Het
bebouwingspercentage is laag en de aanwezige bedrijven hebben er alle belang
bij de uitstraling goed te houden. Volstaan kan worden met reguliere
handhaving.
Ecologie:
de ecologische verbindingen doorkruisen deze plangebieden niet. De enkele
aanwezige zones zijn voornamelijk gelegen aan de randen. Volstaan kan worden
met incidentele handhaving.
Ruimtelijke Ordening:
Zichtkant:
De uitstraling van dit type bedrijventerreinen is belangrijk voor het aanzien
van de stad. De kans op schade van de zichtkanten is niet groot maar wel
aanwezig. Daarom zal regulier moeten worden gehandhaafd op de
bebouwingsvoorschriften in deze plangebieden.
Aantasting van bezonning, zicht en privacy: In deze plangebieden zijn geen woningen aanwezig.
Aantasting van bezonning, zicht en privacy is niet aanwezig. Volstaan kan
worden met incidentele handhaving.
Stank, geluid- en stofoverlast: In deze plangebieden zijn geen woningen aanwezig. De
toegestane bedrijven in het plangebied brengen nauwelijks overlast van stank,
geluid en stof met zich mee. Prioriteit van handhaving van de
gebruiksvoorschriften is vanuit te verwachten schade voor dit item gering.
Volstaan kan worden met incidentele handhaving.
Economie:
De kans op economische
schade door vestiging van ongewenste bedrijven is in dit type plangebied gemiddeld.
Vestiging van een nieuw bedrijf vereist namelijk de instemming van de andere
gevestigde bedrijven. Deze hebben er alle belang bij het
“kennisintensieve” karakter van het
terrein te behouden. Reguliere handhaving van de gebruiksvoorschriften volstaat.
Milieu: water g/b 2
Ecologie g/b 3
Ruimtelijke ordening: zichtkant b 2
Bezonning, zicht en
privacy g 3
Stank, geluid en
stofoverlast g 3
Economie algemeen g 2
4.3.6 Buitengebied
Onder buitengebieden worden
die gebieden verstaan die overwegend een extensief recreatieve functie hebben
en een groen karakter. Het betreft het gehele buitengebied aan de zuidkant van
Delft en het recreatiepark “De Delftse Hout”. In deze gebieden komt enige
bedrijvigheid voor en wordt in geringe mate gewoond.
Milieu:
Water : De
buitengebieden zijn van belang voor het waterbergend vermogen. Kans op
waterschade in de vorm van aantasting van het waterbergend vermogen dan wel de
waterkwaliteit is echter gemiddeld omdat een groot deel van het gebied geen
particulier eigendom is. Bebouwingsvoorschriften dienen regulier gehandhaafd te
worden.
Ecologie :
de in het plangebied aanwezig ecologische zones zijn van regionaal belang en
maken deel uit van “ de groen blauwe slinger”, een provinciaal beleidsnota
inzake ecologie. De kans op aantasting van die zones is gelet op de
positionering gering. Volstaan kan worden met reguliere handhaving.
Ruimtelijke Ordening:
Zichtkant:
De hoeveelheid open ruimte in deze plangebieden is verhoudingsgewijs bijzonder
groot. Het zicht op de landschappelijke structuren is voor de gemeente Delft
van groot belang. Het gaat daarbij om het behoud van landschappelijke en
cultuurhistorische waarden van het groene gebied dat omsloten wordt door
stedelijke gebieden.
De kans op aantasting is
gering. De bebouwingsvoorschriften dienen regulier te worden gehandhaafd.
Aantasting van bezonning, zicht en privacy : gelet op de hoeveelheid ruimte is de kans op
aantasting van bezonning, zicht en privacy gering. Volstaan kan worden met
incidentele handhaving.
Stank, geluid- en stofoverlast : Ook dit type overlast zal zich gelet op het
bovenstaande niet snel voordoen. Volstaan kan worden met incidentele
handhaving.
Economie:
De kans op economische
schade door ongewenste vestiging van bedrijven is aanwezig, met name door
vrijkomende agrarische bebouwing, maar niet bijzonder groot. Er zal regulier
dienen te worden gehandhaafd op gebruiksvoorschriften van bedrijven.
Milieu: water g/b 1
Ecologie g/b 2
Ruimtelijke ordening: zichtkant b 2
Bezonning, zicht en
privacy g 3
Stank, geluid en
stofoverlast g 3
Economie algemeen g 2
4.3.7. Hoofdwegenstructuur
De hoofdwegenstructuur
bestaat uit de rijks- en provinciale wegen en de stedelijke hoofdwegen.
Milieu:
water : De
kans op aantasting van het waterbergend vermogen en de waterkwaliteit aan de
stedebouwkundige hoofdstructuur van de stad is gering omdat het oppervlak
veelal reeds verhard is. Handhaving kan daarom op incidentele basis plaatsvinden.
Ecologie :
De ecologische hoofdstructuur loopt vrijwel altijd langs de randen van de
stedebouwkundige hoofdstructuur. De kans op aantasting van die structuur is
gering. Daarom kan volstaan worden met incidentele handhaving.
Ruimtelijke Ordening:
Zichtkant:
De stedebouwkundige hoofdstructuur is een belangrijke zichtkant van de stad. De
kans op aantasting is gering. Volstaan kan worden met reguliere handhaving..
Aantasting van bezonning, zicht en privacy : de kans op een dergelijke aantasting is nihil
langs deze structuur. Incidentele handhaving voldoet.
Stank, geluid- en stofoverlast : Ook op het optreden van deze vorm van overlast is
de kans nihil. Incidentele handhaving voldoet.
Economie:
Het economisch voordeel van
vesting van bedrijven langs de stedebouwkundige hoofdstructuren is groot. De
kans dat met het bestemmingsplan strijdige vestiging zich hier voordoet is
aanwezig. Reguliere handhaving is nodig.
Milieu: water g/b 3
Ecologische g/b 3
Ruimtelijke ordening: zichtkant b 2
Bezonning, zicht en
privacy g 3
Stank, geluid en
stofoverlast g 3
Economie algemeen g 2
4.3.8 Hoofdgroenstructuur
Kemerkend
voor de hoofdgroenstructuur is dat de ecologische zones voor een belangrijk
deel evenwijdig lopen met de stedebouwkundige hoofdstructuur.
Milieu:
Water : De
ecologische zones zijn belangrijk voor het waterbergend vermogen. Aantasting
van dit vermogen in de zones is echter gering. Volstaan kan worden met
incidentele controle. Ecologie: de
ecologische hoofdstructuren zijn gesitueerd aan de randen van de binnenstad die
goed zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Toezicht op de ecologische
structuren en de kwetsbare ecologische substructuren zoals bijvoorbeeld aan het
zicht onttrokken groene zones in woonwijken dient plaats te vinden door
intensieve handhaving.
Ruimtelijke Ordening:
Zichtkant:
de ecologische hoofdstructuur zijn voor het zicht op de stad van belang. De
kans op aantasting is gering. Volstaan kan worden met reguliere handhaving.
Aantasting van bezonning, zicht en privacy: hiervan zal in de ecologische zones geen sprake
zijn. Volstaan kan worden met incidentele handhaving.
Stank, geluid- en stofoverlast : ook hiervan zal in de ecologische zones geen
sprake zijn. Volstaan kan worden met incidentele handhaving.
Economie:
De kans op economische
schade is door ongewenste vestiging van bedrijven in deze zones is bijzonder
gering. Volstaan kan worden met incidentele handhaving.
Milieu: water g/b 3
ecologie g/b 1
Ruimtelijke ordening: stedebouwkundige hoofstructuur
en openbare ruimten b 2
bezonning, zicht en
privacy g 3
stank, geluid en
stofoverlast g 3
Economie algemeen g 3
4.2
Schematisch
overzicht
|
milieu |
ruimtelijke ordening |
economie |
|||
|
Water |
ecologie |
zichtkant |
bezonning |
overlast |
algemeen |
Binnenstad |
1 |
1 |
1 |
2 |
3 |
1 |
Woonwijken |
2 |
2 |
2 |
3 |
3 |
3 |
Voorzieningenwijken |
3 |
3 |
2 |
3 |
3 |
3 |
Bedrijfsterrein 1 |
2 |
3 |
2 |
3 |
2 |
3 |
Bedrijfsterrein 2 |
2 |
3 |
2 |
3 |
3 |
2 |
Buitengebied |
2 |
2 |
2 |
3 |
3 |
2 |
Hoofdwegenstructuur |
3 |
3 |
2 |
3 |
3 |
2 |
Hoofdgroenstructuur |
3 |
1 |
2 |
3 |
3 |
3 |
5.
NIEUWE SITUATIE
:UITVOERING
5.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt
aangegeven hoe in de toekomst de uitvoering van handhaving van
bestemmingsplanvoorschriften zal worden vormgegeven. Het ruimtelijk
handhavingsbeleid kan niet in één keer voor het gehele grondgebied worden
geïmplementeerd. Dit zou organisatorisch een bijna ondoenlijke operatie zijn.
Mede vanwege de aanstaande wettelijke opdracht daartoe, ligt het voor de hand
om de gedetailleerde invoering gelijke tred te laten houden met het vaststellen
van nieuwe bestemmingsplannen. Dat betekent dat direct een een handhavingsparagraaf voor het
bestemmingsplan voor de Binnenstad is opgesteld en op korte termijn wordt
gestart met het opstellen van een dergelijke paragraaf voor de bestemmingsplannen
Noordwest, Station Zuid en Buitengebied. Bij de vaststelling van elk van deze
plannen zal in de specifieke handhavingsparagraaf worden aangegeven welke
voorschriften in het ruimtelijke plan met prioriteit gehandhaafd zullen worden
en welke gevolgen dit heeft voor de
capaciteit.
Mogelijke financiële
gevolgen zullen in de besluitvorming van het bestemmingsplan aan de raad worden
voorgelegd.
Handhaven
bestaat uit twee onderdelen:
1. het opsporen van illegale situaties en
2. het feitelijk
toepassen van sanctiemiddelen.
Het opsporen van illegale
situaties kan via verschillende methodes worden gerealiseerd. De diverse
methodes worden in onderstaande paragraaf belicht. De toe te passen methode is
mede afhankelijk van het soort illegale situatie waar naar gezocht wordt. De
financiële consequenties van de diverse methodes zijn redelijk in kaart te
brengen.
Is eenmaal een strijdige
situatie geconstateerd dan volgt een juridisch traject van de handhaving
(beschreven in de Nota Handhavingsinstrumentarium). Indien de overtreder niet
genegen is om op verzoek zelf een einde te maken aan de illegale situatie dan
volgt uiteindelijk een dwangsombesluit. Hiertegen staan de mogelijkheden van
bezwaar en beroep open.
De gemeente beschikt over
onvoldoende gegevens om een reële schatting te maken van de financiële gevolgen
van dit traject. De financiële gevolgen zijn sterk afhankelijk van het al dan
niet volledig doorlopen van alle wettelijk mogelijk gemaakte procedures.
Procedures zijn duur omdat er veel onderzoek en juridische inzet voor
gereserveerd moeten worden .
Vaststaat wel dat dit
traject qua capaciteitsbeslag nauwelijks beïnvloedbaar is omdat de te nemen
juridische stappen rechtstreeks voortvloeien uit de wet.
5.2.
Methodes om illegale
situaties op te sporen.
a.
Luchtfoto’s
Geschikt voor: met name het opsporen van illegale bouwwerken
Bijkomend: de luchtfoto’s moeten worden vergeleken met eerdere
luchtfoto’s en de plankaart van het bestemmingsplan.
Aandachtpunt: luchtfoto’s zijn niet alleen nuttig voor het opsporen
van illegale bouwwerken ten behoeve van de handhaving van bestemmingsplannen
maar kunnen binnen de organisatie voor meerdere doeleinden worden aangewend.
Opsporen van illegale
situaties vergt een “feitelijk constateren”. Dit feitelijk constateren kan niet
op basis van alleen de luchtfoto maar dient op straat te gebeuren. Dit betekent
dat deze methode van opsporen altijd gecombineerd zal moeten worden met een
andere opsporingsmethode. Het leidt wel tot selectief veldwerk wat een
aanzienlijke kostenbesparing met zich meebrengt.
b.
Raadplegen van open bronnen (register Kamer van Koophandel, internet, archief
gemeente)
Geschikt voor: het opsporen van illegaal gebruik en in mindere mate
bebouwing
Bijkomend: de gegevens uit de bronnen moeten geïnterpreteerd
worden.
Aandachtspunt: het opsporen van illegale situaties vergt een
“feitelijk constateren”. Dit feitelijk constateren kan niet op basis van
raadplegen van open bronnen maar dient op straat te gebeuren. Dit betekent dat
deze methode van opsporen altijd gecombineerd zal moeten worden met een andere
opsporingsmethode. Het leidt wel tot selectief veldwerk wat een aanzienlijke
kostenbesparing met zich meebrengt.
c.
Opsporing op straat
Geschikt voor: Het opsporen van zowel illegaal
gebruik als van illegale bebouwing
5.3 Uitvoering prioriteitsstelling
In het hiervoor beschreven
beleid ten aanzien van handhaving van bestemmingsplannen wordt een onderscheid
gemaakt tussen:
1.
Intensief handhaven
2.
Regulier handhaven en
3. Incidenteel handhaven
1.
Intensieve handhaving
betekent dat de intentie bestaat om alle overtredingen van de genoemde
voorschriften op te sporen en aan te pakken. Voor deze zaken zal derhalve de
meest stringente vorm van toezicht worden gekozen.
Voor
het handhaven van bebouwingsvoorschriften is luchtfotovergelijking het meest
geëigende middel. Dit dient tenminste eenmaal per jaar plaats te vinden
Intensieve
handhaving van gebruiksvoorschriften kan door selectief nalopen van adressen op
straat na raadpleging van open bronnen. Dit zal tenminste jaarlijks, bij
voorkeur halfjaarlijks, moeten plaatsvinden.
2.
Reguliere handhaving
gebeurt op grond van dezelfde hierboven genoemde methodes maar met een
frequentie van eenmaal per twee jaar in plaats van jaarlijks. Een nog lagere
frequentie is niet mogelijk omdat een constatering van een overtreding die al
langer dan 2 jaar voorduurt geen grondslag voor optreden meer oplevert.
3.
Incidenteel handhaven
is handhaving in reactie op klachten van derden (reactief) en steekproefsgewijs. Deze mate van handhaven
komt overeen met de bestaande wijze
van handhaven van bestemmingsplannen. Zowel illegaal gebruik als illegale
bebouwing komen zo aan het licht. De bestaande capaciteit is hiertoe
toereikend.
5.4
Meetpunten en
verantwoording
Deze nota is gebaseerd op de
wens en aanstaande wettelijke plicht tot het programmeren van de handhaving.
Een vaste beleidscyclus moet hiervoor de basis vormen.
De vier fasen van deze
cyclus zijn:
beleid→uitvoering→evaluatie
en effectmeting→besturing→beleid etc
De te verwachten voordelen
hiervan zijn:
-
hogere kwaliteit van
handhaving;
-
doelmatiger inzet van handhavingcapaciteit, zodat
capaciteit minder dan evenredig hoeft toe te nemen;
-
betere sturingsmogelijkheden
voor het bestuur op basis van geïntegreerde handhavingrapportage op
hoofdlijnen.
Om dit te kunnen realiseren
zal aan het college en aan de inspectie Ruimtelijk Ordening jaarlijks de stand
van zaken worden gerapporteerd. Het ligt voor de hand deze regiefunctie neer te
leggen bij de op basis van de nota “ hand-in-handhaving” al genoemde handhavingsregisseur binnen
Publiekszaken. Daarmee komt de gehele controle en rapportage aangaande
beleidscycli omtrent handhaving in één hand en kan volgens eenzelfde methodiek
worden gerapporteerd. Tevens heeft dit het bijkomende voordeel dat het
toevoegen van deze taak bij deze functionaris op kostenneutrale basis kan
worden gerealiseerd. De werkzaamheden betreffende de regie op het beleid van de
handhaving van ruimtelijke aspecten en de handhaving van veiligheidsaspecten
dient dan wel ook programmatisch op elkaar te worden afgestemd.
5.5
Kosten verbonden aan
nieuw beleid
Deze nota geeft slechts een
algemeen kader voor het beleid en de uitvoering van de handhaving van
bestemmingsplanvoorschriften. Uit deze nota vloeien derhalve niet direct kosten
voort. Indirect is dit uiteraard wel het geval. Met het vaststellen wordt
immers wel een algemeen juridisch kader gegeven voor de handhaving van
toekomstige bestemmingsplannen en worden prioriteiten toegekend aan
beleidsonderwerpen die extra bescherming verdienen. Het nu opstellen van een globale becijfering van de verwachte
extra capaciteit die met de intensivering van de handhavingstaak is gemoeid is
niet objectief te onderbouwen. Dit is immers afhankelijk van de keuzen die in
de diverse plangebieden zullen moeten worden gemaakt ten aanzien van bebouwing
en gebruik alsmede de specifieke ruimtelijke karakteristiek van de wijk.
Naar verwachting zal de
komende twee jaar een toename aan capaciteit noodzakelijk zijn om alle vanaf
dit moment vast te stellen bestemmingsplannen te kunnen handhaven volgens de in
deze nota opgenomen prioriteitsstelling. Verwacht wordt tevens dat de
capaciteitsvraag na een periode van ongeveer twee jaar per
bestemmingsplangebied langzaam zal verminderen vanwege gewenning bij burgers en
het ambtelijk apparaat.
Gelet op de in paragraaf 4.4
opgenomen matrix zal de handhaving van het bestemmingsplan binnenstad in
vergelijking tot andere plangebieden de meeste capaciteit gaan vergen.
In alle vanaf nu vast te
stellen bestemmingsplannen zal een handhavingsparagraaf worden opgenomen waarin
wordt aangegeven welke bestemmingsplanvoorschriften met prioriteit zullen
worden gehandhaafd, met welke middelen zal worden gehandhaafd en welke de
mogelijke gevolgen daarvan zijn voor de capaciteit. Eventuele financiële
gevolgen zullen in de besluitvorming van ieder bestemmingsplan aan de raad
worden voorgelegd.
Voor alle nu geldende
bestemmingsplannen zal geen wijziging worden aangebracht in het bestaande handhavingsregime.