NOTA BEANTWOORDING
ZIENSWIJZEN
ONTWERP BESTEMMINGSPLAN
BINNENSTAD
(bijgewerkt
na hoorzitting d.d. 8 oktober 2002)
Wijk- en stadszaken 20 september 2002; aangepast 15 oktober 2002
INHOUDSOPGAVE
I. Inleiding pag.
3
I.1. Algemene informatie pag.
3
I.2. Ontvankelijkheid pag. 4
I.3. Ambtshalve aanpassingen
II. Niet in behandeling te nemen zienswijzen. pag.
6
III. Beantwoording van de in behandeling te nemen
zienswijzen. pag. 7
I. INLEIDING
I. 1. Algemene informatie.
De totstandkoming van het nieuwe bestemmingsplan
Binnenstad kent een aantal fasen. Nadat in januari 2000 een Plan van Aanpak
door burgemeester en wethouders tot uitgangspunt is genomen voor de
planvorming, is in mei van dat jaar de Startnota Bestemmingsplan Binnenstad
door de Raad vastgesteld. Tevens is een voorbereidingsbesluit genomen met een
werkingsduur van twee jaar. Tijdig voor de het aflopen daarvan (6 juni 2002) is
het ontwerp bestemmingplan ter inzage gelegd.
In de tussenliggende periode is eerst gewerkt aan
de Nota Horeca Binnenstad. Die nota is een onderdeel van de toelichting bij het
bestemmingsplan. Vervolgens is een voorontwerp bestemmingsplan opgesteld dat in
de periode oktober 2001 – februari 2002 onderwerp is geweest van informatie en
inspraak. Die fase is in twee onderdelen gesplitst: het plan in het algemeen en
het FunctieLimiteringsSysteem. De binnengekomen reacties zijn opgenomen in de
Nota van Beantwoording van mei 2002. De reacties die in aanmerking kwamen om in
het ontwerp bestemmingsplan te worden overgenomen zijn daarin verwerkt.
Met de formele terinzagelegging van het ontwerp
bestemmingsplan kwam een einde aan de status van voorontwerp. Tevens is daarmee
de inspraakprocedure overeenkomstig artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening en de gemeentelijke Inspraakverordening beëindigd.
De verlening van bouwaanvragen heeft weliswaar
enige vertraging ondervonden als gevolg van procedurele complicaties; het werk
daaraan is echter gewoon doorgegaan. De aanvragen werden na de vaststelling van
de Startnota Bestemmingsplan Binnenstad getoetst aan dat stuk; met de
terinzagelegging van het onderhavige bestemmingsplan heeft de Startnota haar
formele status van toetsingskader verloren en wordt getoetst aan het
ontwerpbestemmingsplan. Met de vaststelling van het bestemmingsplan door de
raad verdwijnt het voorvoegsel “ontwerp”.
Daarna gaat de goedkeuringsfase in.
Gedurende de periode van de terinzagelegging van
het ontwerp bestemmingsplan: ingaande 3 juni 2002 en eindigende – met
inachtneming van artikel 1 onder 1 van de
Algemene Termijnenwet – op maandag 1 juli 2002 konden zienswijzen aan de
raad worden gericht. Op voorstel van burgemeester en wethouders en na
bespreking in de commissie Duurzaamheid wordt daarover door de gemeenteraad
beslist. Het alsdan vastgestelde bestemmingsplan zal wederom voor een periode
van vier weken ter inzage worden gelegd. Dan kunnen schriftelijke bedenkingen
worden ingediend bij Gedeputeerde Staten door degenen die van oordeel zijn dat
niet of onvoldoende tegemoetgekomen is hun zienswijzen. Tevens kan een ieder
bedenkingen maken tegen wijzigingen die bij de vaststelling zijn aangebracht.
Die wijzigingen zijn deels het gevolg van het honoreren van zienswijzen, voor
het overige van de “ambtshalve” aan te brengen veranderingen.
Tenslotte zal, nadat het besluit van Gedeputeerde
Staten omtrent de goedkeuring ter inzage is gelegd, beroep openstaan op de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In de gemeentelijke
bekendmaking van de terinzagelegging wordt aangegeven wie daartoe bevoegd zijn,
onder vermelding van de termijnen en de mogelijkheid een voorlopige voorziening
te vragen aan de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State.
De onderhavige nota betreft hoofdzakelijk de
beantwoording van de schriftelijke zienswijzen.
Deze worden in twee groepen gesplitst; de
ontvankelijke en de niet-ontvankelijke zienswijzen. Daarvoor wordt de term:
“(niet) in behandeling te nemen” gebruikt. Het woord “(niet) ontvankelijk” is echter zodanig ingeburgerd dat het
gemakshalve nog gebruikt wordt in deze nota en de rest van het raadsvoorstel.
De zienswijzen die ontvankelijk verklaard kunnen worden
zijn per zienswijze samengevat. Die samenvatting is nodig om een zekere
uniformiteit te bereiken: sommige briefschrijvers zijn uitvoerig, anderen geven
de voorkeur aan een korte opsomming. In een aantal gevallen is het noodzakelijk
om voor een goed begrip van de zienswijze enige achtergrondinformatie te geven,
dan wel uit te leggen wat met de zienswijze – gelet op de voorgeschiedenis – wordt bedoeld.
Iedere zienswijze is van een antwoord voorzien. Als
een zienswijze voor overneming in het bestemmingsplan in aanmerking komt, is
dat aan het slot van de beantwoording vermeld met een zo goed mogelijke
opsomming van de planonderdelen die voor bijstelling in aanmerking komen.
Nadat de raad omtrent de vaststelling zal hebben
beslist (31 oktober 2002) worden definitieve exemplaren van de planstukken
gemaakt. Binnen twee weken na de vaststelling zullen de stukken voor
goedkeuring naar gedeputeerde staten worden gezonden. De gemarkeerde
planstukken worden eveneens toegevoegd in verband met de beoordeling door G.S.
van eventuele bedenkingen.
Deze nota is een afzonderlijk stuk, voornamelijk
ten behoeve van de behandeling van de zienswijzen in de commissie Duurzaamheid.
In formele zin is de nota een onderdeel van het raadsvoorstel tot vaststelling
van het bestemmingsplan.
I.2. Ontvankelijkheid
Zoals reeds is aangegeven worden de ontvangen zienswijzenbrieven (90) in
twee groepen gesplitst: de in behandeling te nemen brieven – in totaal 73 – en
de niet in behandeling te nemen zienswijzenbrieven. Dat zijn er 17.
Aangezien de nu aan de orde zijde planfase zich
geheel binnen de werkingssfeer van de Wet op de Ruimtelijk Ordening afspeelt,
moeten strikte criteria voor de ontvankelijkheid worden gehanteerd, ontleend
aan de wet en de jurisprudentie. Het door de raad in te nemen standpunt ten
aanzien van de ontvankelijkheid heeft voor de indieners van de zienswijzen
gevolgen voor de procedure: een niet-ontvankelijke zienswijze wordt inhoudelijk
niet behandeld. Er is – behoudens wanneer de raad en onrechte tot niet-ontvankelijkheid
zou besluiten – geen mogelijkheid voor bedenkingen bij Gedeputeerde Staten of
beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Mede daarom
moet zorgvuldig beoordeeld worden of een zienswijze al dan iet ontvankelijk is.
De ontvankelijkheid heeft twee aspecten:
- Tijdige verzending van de zienswijzenbrieven.
Op de verzender rust de bewijslast van de
verzending. Een poststempel op de envelop wordt als bewijsstuk aanvaard,
evenals een ontvangstbewijs bij persoonlijke bezorging. De zienswijzen met
een afstempeling tot en met maandag 1 juli 2002 worden als ontvankelijk
beschouwd. Hetzelfde geldt ten aanzien van de tot en met maandag 1 juli
2002 bezorgde brieven met ontvangstbevestiging.
- De inhoud van de brief moet op het ontwerp
bestemmingsplan betrekking hebben. Brieven die geheel andere aspecten aan
de orde stellen kunnen daarom geheel of ten dele niet behandeld worden.
Dat geldt in het bijzonder een zienswijzenbrief die slechts inhoudt dat er
zienswijzen (bezwaren) bestaan ten
aanzien van het plan zonder te specificeren waarop die betrekking hebben.
Een in het vooruitzicht gestelde nadere specificatie moet buiten
behandeling blijven als deze te laat verzonden is. In de “primaire” brief
moest ten minste aangegeven worden waarop de zienswijze betrekking heeft
en wat de voornaamste strekking is.
Met betrekking tot het inhoudelijke aspect is een
ruime interpretatie toegepast: als een onderwerp zijdelings met het ontwerp
bestemmingsplan te maken heeft (bv. uitvoeringsaspecten, onderhoud, openbare
orde) wordt de zienswijze in het algemeen toch beantwoord.
Een zienswijzenbrief moet aan de (gemeente)raad
worden gericht. Veel brieven zijn aan burgemeester en wethouders gezonden.
Hieraan verbindt de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van ontvankelijkheid
geen gevolgen.
De zienswijzen die inhoudelijk niet behandeld
zullen worden zijn overigens wel doorgelezen en beoordeeld. In die gevallen
waarin de briefschrijvers hebben geattendeerd op onjuistheden of
onvolkomenheden wordt een ambtshalve aanpassing voorgesteld. Waar het een
mening of en bezwaar betreft wordt daaraan voorbijgegaan.
I.3. Ambtshalve aanpassingen.
Reeds eerder is aangegeven dat het bestemmingsplan op een aantal punten
aangepast ter vatstelling zal worden aangeboden omdat ambtelijk is
geconstateerd dat wijzigingen noodzakelijk dan wel wenselijk zijn. Fouten en
omissies worden zoveel mogelijk hersteld. Tevens worden de ervaringen van de
medewerkers die het (voor)ontwerp bestemmingsplan al enige tijd in de praktijk
hebben gehanteerd waar nodig omgezet in aanpassingen.
Verder zijn er naar aanleiding van te honoreren zienswijzen ambtshalve
aanpassingen. Ook komt voor dat een wijziging op één onderdeel haar doorwerking
elders heeft. Recente ontwikkelingen, verleende bouwvergunningen, gewijzigd
gebruik etc. moet ook in de stukken verwerkt worden.
Op dit moment zijn die ambtshalve aanpassingen nog
niet in zodanige vorm beschikbaar dat daarover geoordeeld kan worden. Dat is
eerst aan de orde bij de bespreking in de commissie Duurzaamheid van 22 oktober
2002. Er zal een lijst van de ambtshalve wijzigingen beschikbaar zijn. Op de te
wijzigen planstukken zal – zoals reeds is aangegeven - worden aangetekend of
een wijziging het gevolg is van een te honoreren zienswijze of een ambtshalve
aanpassing.
II. Niet in behandeling te nemen zienswijzen
1. Beveridge, Bagijnestraat 16, 2611 AT Delft (te laat verzonden)
2. Delfstede zalencentrum, Phoenixstraat 66, 2611
AM Delft (te laat verzonden)
3. J.G. Droog, Schoolstraat 28, 2611 HS Delft (te laat verzonden)
4. Prof.ir L. van Duin, Noordeinde 12, 2611 KH
Delft (te laat
verzonden)
5. A.C. van Elsen, Noordeinde 8, 2611 KH Delft (te laat verzonden)
6. M. de Groot en H. Dekker, Donkerstraat 7a, 2611
TE Delft (te laat verzonden)
7. M.C. de Geus, Voorstraat 70, 2611 JS Delft (te laat verzonden)
8. W.A. Goudriaan, Doelenstraat 34, 2611 NT Delf (geen inhoudelijke zienswijzen)
9. F. Hoozemans en A. Kuipers, Verwersdijk 5, 2611
ND Delft (te laat verzonden)
10. A.Keers en V. Vouwzee, Oude Delft 77, 2611 BD
Delft (te laat
verzonden)
11. P. van der Kuur, Oude Delft 143, 2611 HA Delft (te
laat verzonden)
12. P. van der Kuur, Oude Delft 143, 2611 HA Delft (te
laat verzonden)
13. Ministerie van VROM, postbus 5312, 2280 HH
Rijswijk (te laat verzonden)
14. Romeijn, Westplantsoen 40, 2613 GL Delft (te laat verzonden)
15. Rijwielhuis Piet Vonk BV, Voldersgracht 20,
2611 EV Delft (te laat verzonden)
16. Rijwielhuis Piet Vonk BV, Voldersgracht 20,
2611 EV Delft (te laat verzonden)
17. Stichting voor Hulp aan Delftse Jongeren,
secretariaat Aziëlaan 255, 2622 JL Delft
(te
laat verzonden)
18. Stichting ‘Zicht op Delft’, Nieuwe Plantage 48,
2611 XK Delft (te laat verzonden)
III. Beantwoording van de in behandeling te nemen zienswijzen
- J. Alsemgeest, Oranje
Plantage 24, 2611 TL.
Bezwaren tegen het opnemen van panden in de Pieterstraat in de een
transformatielocatie.
Betrokkene is eigenaar van een aantal panden aan de Brabantse
Turfmarkt en de Pieterstraat en
heeft daar een meubelzaak. Ten aanzien van de regeling van in de
Pieterstraat gelegen bebouwing bestaan bezwaren. De nrs. 5 t/m 23 maken
onderdeel uit van transformatielocatie nr. 7. Briefschrijver vreest dat
het daardoor in de toekomst niet mogelijk zal zijn deze locatie zelf of
door derden bouwkundig te ontwikkelen. In het voorgaande bestemmingsplan
(Komplan 1976) was dit wel mogelijk. Daardoor kan niet de normale
marktprijs gevraagd worden en ontstaat schade.
De in de Pieterstraat gelegen panden zijn bij de transformatielocatie
Achtersack e.o. getrokken teneinde een ontwikkeling mogelijk te maken
waarbij dit gebied mede in de revitalisering van het winkelgebied In de
Veste kan worden betrokken. De speelvoorziening moet gehandhaafd worden.
Het is echter ook mogelijk en meer voor de hand liggend dat de kavel
Pieterstraat 23, waar zich momenteel een opslagruimte/showroom voor
meubels bevindt, afzonderlijk wordt getransformeerd. Woningbouw is de
meest passende invulling, aansluitend aan de recent gerealiseerde bebouwing.
Een iets terugliggende voorgevel kan gewenst zijn in verband met de
woonsituatie van de bestaande woningen aan de noordzijde van de
Pieterstraat. De bestaande bebouwing is aangegeven als erfbebouwing. Dit
komt overeen met het huidige gebruik.
In verband met bovenstaande is het beter de locatie Alsemgeest los te
koppelen van de revitalisering van het gebied Achtersack e.o. en als een
afzonderlijke transformatielocatie te beschouwen. Bij herontwikkeling
kunnen maximaal twee woningen of vier appartementen worden gerealiseerd in
ten hoogste twee lagen. In verband met een betere sociale controle is het
gewenst ramen mogelijk te maken die op het te handhaven speelterrein
uitkijken. Op deze wijze behoeft geen sprake zijn van planschade.
Conclusie: zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan.
Locatie aangeven als transformatielocatie 7A
De bijlage III bij de voorschriften aanvullen met het volgende:
”Pieterstraat meubelzaak.
Situatie nu: erfbebouwing behorende bij een meubelzaak aan de
Burgwal. Matige bouwkundige staat.
Mogelijkheden: vervanging van de bebouwing door twee woningen of maximaal
vier appartementen. Terugliggende voogevelbouwgrens wenselijk in verband
met bestaande bebouwing aan de noordzijde van de Pieterstraat: zijgevel
naar het speelterrein voorzien van ramen in verband met de sociale
veiligheid.
Juridische begrenzing toepassing wijzigingsbevoegdheid art. 11 WRO:
1. Ter vervanging van de erfbebouwing mag woningbouw worden geprojecteerd
in maximaal twee bouwlagen;
2. De goothoogte bedraagt maximaal 6 meter;
3. De bebouwing mag terugliggend gesitueerd worden;
4. De sociale veiligheid van de speelvoorziening moet verbeterd worden.
c. De tekst van transformatielocatie 7 wordt dienovereenkomstig aangepast.
Het aantal op deze locatie te bouwen woningen wordt verlaagd tot 12.
- Belangenvereniging i.o. “de Roode Leeuwpoort” contactadres dhr.
T.A. van der Laag, Dirklangenstraat 43, 2611 HV.
Bezwaren tegen transformatielocatie Dirklangenstraat – Roode Leeuwpoort.
Er bestaat bezwaar tegen de mogelijkheid om een aantal woningen te bouwen
op de open plek aan de Dirklangenstraat. De Nota van Beantwoording gaat
onvoldoende in op de naar voren gebrachte argumenten om deze plek open te
houden:
a. In dit deel van de binnenstad is weinig open ruimte; huizen zijn in het algemeen klein met geen of weinig
eigen buitenruimte; kinderen zijn aangewezen op de Roode Leeuwpoort die
momenteel goed voldoet.
a.
De Roode Leeuwpoort is voor de ruimtelijke beleving
belangrijk: er is een zichtlijn naar molen De Roos; nabijgelegen stadstuinen
zijn zeer belangrijk.
b.
Er is inconsistentie met andere
beleidsuitgangspunten, te weten: woonstegen hebben geen continue rooilijn;
onderbrekingen zorgen voor licht en lucht en : “het wonen zal de open ruimten
moeten respecteren”.
c.
Onduidelijk is op welke wijze huizen ingepast
kunnen worden;
d.
Het uitzicht en de bezonning van bestaande huizen
wordt nadelig beïnvloed bij nieuwbouw.
e.
De ruimtelijke beleving van de Bagijnestraat wordt
nadelig beïnvloed waardoor deze straat kan verworden tot een donkere
achterafsteeg.
f.
De gemeente had onderhoud moeten plegen aan de
restanten van de vroegere bedrijvigheid; integrale verbetering van de open
ruimte is wenselijk.
De capaciteit voor
woningbouw van deze locatie is gering nu voor langere tijd de parkeer- en de
speelvoorziening gehandhaafd moeten blijven. Verder kan het bebouwen nadelig
zijn voor de privacy van omwonenden dan wel de bruikbaarheid van erven en
tuinen verminderen. In dit deel van de binnenstad zijn relatief weinig
speelgelegenheden voor kleine kinderen zodat de bestaande voorziening beter
gehandhaafd kan worden.
De transformatielocatie
kan daarom beter vervallen.
Conclusie: zienswijze
komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte
van het ontwerp bestemmingsplan.
De tekst bij transformatielocatie 37 Dirklangenstraat – Roode Leeuwpoort
(bijlage III van de voorschriften) wordt weggelaten. Achter het cijfer 37 wordt
het woord ”vervallen” geplaatst. De plankaart wordt dienovereenkomstig
aangepast
- Belangenvereniging Zuidpoort, Zuiderstraat 284, 2611 SM.
De zienswijzen hebben betrekking op de transformatielocatie 1. Zuidwal-Asvest.
Deze locatie grenst aan het gebied van het bestemmingsplan Zuidpoort. Daarom is
volgens de Belangenvereniging een goede afstemming gewenst, temeer omdat in het
onderhavige bestemmingsplan de kaders voor vele jaren worden vastgelegd.
- Bouwhoogten van de transformatielocatie Achterom – Asvest beter
afstemmen op Zuidpoort.
Er zou een betere relatie gelegd moeten worden
tussen de toegestane bouwhoogten aan het gedeelte dat grenst aan Zuidpoort
in verhouding tot de bestaande kaveldiepten. De gevraagde flexibiliteit
met de hoogte van de bestaande bebouwing is niet terug te vinden.
Geconstateerd wordt dat in de Nota van Beantwoording aan dit aspect
onvoldoende aandacht wordt besteed: enerzijds zijn de juridische
randvoorwaarden te mager; anderzijds is de toegelaten goothoogte van 9
meter te rigide en wordt daarmee de deur opengezet naar een maximale
opvulling. Het gebied in kwestie is aan de uiteinden vrij smal; in het
midden is er grotere blokdiepte. In alle gevallen moet er zowel naar
gestreefd worden in de toekomst kwalitatief hoogwaardige bebouwing toe te
voegen zodat een pleinwand ontstaat met een hoge beeldkwaliteit;
anderzijds is de privacy van de huizen aan het Achterom een in het geding
als hogere bebouwing wordt toegelaten.
Het betreft een wijzigingsbevoegdheid waaraan krachtens wettelijk
voorschrift objectieve begrenzingen worden gesteld. Het gaat om het
aangeven van maxima. Duidelijk is dat de maximale goothoogte van 9 meter
in een aantal gevallen te hoog zal zijn in verband met het behoud van de
woonkwaliteit van de omgeving. De transformatie zal overigens maar heel
geleidelijk haar beslag krijgen omdat het de achterzijde betreft van
particuliere eigendommen. De bereidheid om op die terreinen hoofdgebouwen
op te richten zal van tal van omstandigheden afhangen.
Er is een studie verricht naar de mogelijkheden en beperkingen van deze
locatie. Dit heeft geleid tot een andere formulering van de voorwaarden
waaronder aan een transformatie meegewerkt kan worden. In verband daarmee
is het beter deze locatie in haar geheel opnieuw te benoemen.
Conclusie: zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging
ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan.
1. Zuidwal-Asvest.
a. Situatie
nu:
Achterkantsituatie na aanleg van de Zuidwal, rommelige structuur.
b. Mogelijkheden:
Aanpassing in relatie tot Zuidpoort, door het realiseren van een heel bouwblok
van afzonderlijke panden, met voorzijden aan de Zuidwal. Er is een
stedenbouwkundige relatie met Zuidpoort die ook programmatische afstemming
(kleinschalige horeca nabij het theater, wonen, dienstverlening, kleine
kantoren; geen winkels) en het ontwerp van de infrastructuur (inpassing en/of
herstructurering fietspaden, trottoirs) betreft. Stedenbouwkundig kader moet
worden bepaald in relatie tot infrastructuurontwerp en het stedenbouwkundig
plan Zuidpoort. Binnen dit plan is de Zuidwal vanaf de St. Sebastiaansbrug tot
aan deze locatie een openbare ruimte met ruime afmetingen. Om deze ruimte goed
vorm te geven is ter plaatse van de Zuidwal / Asvest een niet al te
kleinschalige bebouwing noodzakelijk. De geringe maat tussen de achterkanten
van de bestaande bebouwing aan het Achterom zal een hogere bebouwing dan twee,
drie tot op enkele plekken vier bouwlagen niet toelaten. Om die reden is het
van belang dat de verschillende bouwinitiatieven met elkaar een grotere eenheid
wordt, waarbij zichtbaar blijft dat deze locatie bestaat uit verschillende
particuliere initiatieven.
Gewenst is een doorgaande voorgevelrooilijn waarin
voor zover mogelijk een doorgaande bebouwing wordt opgericht in hetzelfde
materiaal, maar die in hoogte varieert van één, twee tot drie bouwlagen. Boven
en in deze bebouwing, de plint, is een invulling van verschillende bouwmassa’s
mogelijk, waardoor de verschillende particuliere initiatieven zichtbaar worden.
Met deze bouwmassa’s moet ingespeeld worden op de plint door ze terugliggend te
maken en/of plaatselijk met een geringe maat ( 0.50 meter) uit te bouwen ten
opzichte van de voorgevelrooilijn. De hoogte is, gerekend vanaf het maaiveld
maximaal drie bouwlagen met eventueel een vierde bouwlaag.
Ten behoeve van entrees en eventuele trappenhuizen is
het mogelijk de plint te doorbreken en
deze functie op te nemen in een bouwmassa die met een geringe maat ( 0.50
meter) voor de voorgevelrooilijn ligt.
Deze entreepartijen zijn in principe hoger dan de plint met een maximum
van vier bouwlagen. De breedte van de entreemassa is 4,5 tot 5 meter.
Het totaalbeeld van de bebouwing aan de
Zuidwal-Asvest moet bestaan uit een gelaagdheid zowel in diepte als in hoogte.
Hierbij blijft het belangrijk dat op sommige plekken contouren van het daklandschap
van de bestaande bebouwing aan het Achterom zichtbaar blijven.
Duidelijk zichtbaar moet uiteindelijk zijn, de plint,
de entreemassa’s en de ‘losse’ massa’s op / in de muur.
Gezien de beperkte dieptematen bij de uiteinden van
de locatie is het hier mogelijk de panden aan het Achterom te verlengen en
aldus een gevelfront aan de Zuidwal en Asvest te creëren.
Ter hoogte van de onderdoorgang onder de Zuidwal
(Hamtunnel) zal een groen- en speelvoorziening gehandhaafd moeten worden. De
gebouwen Zuidwal 22 t/m 28 mogen aan de voorzijde verlengd worden tot aan de
rooilijn. Indien het gewenst wordt de huidige bomen (geen monumentale bomen) te
handhaven kan de bebouwingsgrens aan de wegzijde achterwaarts verlegd
worden. Van belang is dat de Hamtunnel
integraal wordt opgenomen in de planontwikkeling waarbij de randvoorwaarde is
dat de sociale veiligheid in deze onderdoorgang wordt verbeterd.
Juridische begrenzing toepassing wijzigingbevoegdheid
art. 11WRO:
1. Te
bouwen panden worden met de voorgevel geplaatst in de begrenzing met de Asvest
en Zuidwal;
2. Een
in acht te nemen afwisseling in hoogten van ten minste 2 en ten hoogste 4
bouwlagen zal in het wijzigingsplan worden voorgeschreven,
waarbij
het aantal van vier lagen afhankelijk is van de plek in de locatie en deze
vierde
laag
niet breder is dan de helft van de totale gevelbreedte van het perceel. Een kap
of
een
extra bouwlaag die past binnen het profiel van een kap boven de bovenste
bouwlaag is toegestaan;
3. Over
de totale lengte van de locatie wordt
aan de zijde van de Asvest in
een
doorgaande
voorgevelrooilijn een zo veel mogelijk aaneengesloten bebouwing
opgericht
die in hoogte varieert van één, twee tot drie bouwlagen. Bouwmassa’s die
maximaal
0,50 meter voor deze gevelrooilijn uitsteken zijn toegestaan mits deze vanaf de tweede bouwlaag worden opgericht.
Deze bouwmassa’s mogen afhankelijk van de situering maximaal 4 bouwlagen hoog
zijn.
Ten
behoeve van een entree is het toegestaan deze bouwmassa over een halve
perceelbreedte vanaf het maaiveld op te richten met een maximum van 6 meter;
4. De
bouwdiepte wordt afgestemd op de terreinomstandigheden met dien verstande dat
ten behoeve van de bestaande panden aan het Achterom nog voldoende open ruimte
beschikbaar blijft;
5. Waar
het bepaalde onder 4 niet mogelijk is mogen doorlopende hoofdgebouwen worden
opgericht;
6. Een
speelterreintje moet behouden blijven;
7. Bij
de planontwikkeling moet de sociale veiligheid in de Hamtunnel worden verbeterd
door functies en bebouwing zodanig te situeren dat zicht en controle in de
tunnel vergroot wordt;
8. De
bestemming zal zijn: Gemengde doeleinden onder toepassing van het
FunctieLimiteringsSysteem;
9. Eén
pand mag voor horecadoeleinden worden bestemd, mits de netto vloeroppervlakte
van het horecagedeelte niet meer dan 50 m² zal bedragen;
- Meer aandacht voor de inpassing van de Hamtunnel.
De locatie Hamtunnel – doorgang naar het
Achterom ziet er momenteel rommelig uit. Het is de entree naar de
binnenstad en verdient een goede behandeling.
De constatering met betrekking tot de Hamtunnel en omgeving wordt gedeeld.
Het is wenselijk dat bij transformatie een beter begrensde openbare ruimte
ontstaat met een grotere visuele kwaliteit en een betere sociale
veiligheid. De ruimte voor toevoeging van hoofdgebouwen is echter beperkt,
mede omdat een speelvoorziening gehandhaafd zal worden. De condities voor
een verbetering van dit gebied zijn onder a. reeds besproken.
Conclusie: zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp
bestemmingsplan.
Conform a., met name onder 6 en
7 van de Juridische begrenzing toepassing wijzigingbevoegdheid art. 11WRO:
4. Bewonersvereniging Grachtengebied Zuid,
Koornmarkt 91, 2611 ED.
- Geen extra horeca.
In artikel 3 onder 7, c, d en e. van de voorschriften
komen bepalingen voor die de suggestie wekken dat er ruimte zou zijn voor
toevoeging van meer dan een paar horecabedrijven. Dit is in strijd met de
overige beleidsvoornemens. Een ongeveer gelijkluidende reactie in het
kader van het voorontwerp bestemmingsplan is onbeantwoord gebleven.
Het aangehaalde artikel is de beschrijving in hoofdlijnen. Zoals de naam
al zegt gaat het om een globale indicatie van de strekking van het
bestemmingsplan. Onder 7 is het horecabeleid samengevat. Het betreft een
beknopte samenvatting van de Nota Horeca Binnenstad. Onder c. is
aangegeven dat de afzonderlijke uitgaansgebieden geanalyseerd moeten
worden teneinde na te gaan in hoeverre nog bedrijven per uitgaansgebied
toegevoegd kunnen worden. Hieraan is reeds voldaan omdat in de overige
voorschriften – met name artikel 13 (FLS) in samenhang met de plankaart –
een nadere bepaling per deelgebied heeft plaatsgevonden. Onder d. worden
de verbindingsroutes benoemd. Ook hier is in het kader van het FLS
nagegaan in hoeverre nog ruimte is voor toevoeging van enkele bedrijven.
De meeste verbindingsroutes lopen via de winkelgebieden. Het ligt dan voor
de hand ervan uit te gaan dat winkelondersteunende horeca mede een functie
kan vervullen voor het
uitgaanspubliek. Een enkele route voert via gebied met een gemengde
bestemming (Brabantse Turfmarkt, zuidelijk gedeelte). In die gevallen zijn
de aantallen (hooguit 1 of 2 bedrijven) in het FLS exact aangegeven. Onder
f. tenslotte wordt de winkelondersteunende horeca genoemd. In het
verlengde van de Nota Horeca Binnenstad is bepaald dat maximaal 20% van de
panden in het kernwinkelgebied een horecafunctie mag vervullen. Dit is in
het FLS verwoord.
- Twijfels over de juridische houdbaarheid van het
FunctieLimiteringsSysteem.
In de reactie d.d. 23 maart 2002 heeft de
Bewonersvereniging Grachtengebied Zuid haar bezorgdheid naar voren
gebracht inzake de juridische houdbaarheid van het FLS. Gevreesd wordt dat
een handig jurist erin zal slagen de doelstellingen van het
bestemmingsplan te frustreren vanwege het complexe karakter ervan.
Voorgesteld wordt de voorschriften op een vijftal plaatsen te
“verstevigen”.
Aan artikel 13 (Functielimitering) zou in lid 7 (wijzigingbevoegdheden)
onder b. en c. toegevoegd moeten worden “en het cultuurhistorisch karakter
en de functiediversiteit van de binnenstad behouden blijven”. Uitgangspunt
is dat voorkomen moet worden dat economische opportuniteit de overhand
krijgt op cultuurhistorische waarden en kleinschaligheid. Een en ander
behoeft niet belemmerend te werken ten aanzien van ondernemers die deze
waarden ook ter harte nemen.
In het verleden heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State uitspraken gedaan over planmethodieken die vergelijkbaar zijn met
het FLS. Het verschil tussen het onderhavige bestemmingsplan en elders
opgestelde bestemmingsplannen betreft de wijze van verdere uitwerking. Dan
gaat het hoofdzakelijk om toepassingsaspecten en verfijningen. Een extern
juridisch adviesbureau is gevraagd het FLS te beoordelen. Het advies luidde
dat het stelsel past in het systeem van de wet en de jurisprudentie. De
desbetreffende brief is voor belangstellenden ter inzage.
Artikel 13 lid 7 onder a. en b. betreft de mogelijkheid voor de raad om
FLS-percentages naar boven of naar beneden aan te passen. Onder b. is het
behoud van het cultuurhistorisch karakter reeds nadrukkelijk genoemd zodat
bedoelde toevoeging geen meerwaarde heeft. Onder c. is een
wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders geformuleerd om één
of meer functies uit het FLS te verwijderen indien de noodzaak van
beperking niet langer aanwezig is op grond van economische of
maatschappelijk of andere, daarmee
gelijk te stellen ontwikkelingen. De bedoeling van deze bevoegdheid is om
het plan te kunnen aanpassen als de druk vanuit de markt op een functie
geheel of grotendeels is weggevallen. Het is duidelijk dat de hantering
van deze bevoegdheid spaarzaam en zorgvuldig zal moeten geschieden.
Vanwege de algemene en verstrekkende werking is het beter die bevoegdheid
(evenals het aanpassen van de percentages) aan de raad toe te kennen.
Tevens zou het behoud van de cultuurhistorische waarden en de
functiediversiteit als toetsingsgrond conform de zienswijze moeten worden
ingevoerd.
Conclusie;de zienswijze komt voor overneming in aanmerking
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Artikel 13 lid 7 onder c. dient opnieuw geredigeerd te worden:
” c. Voorts is de raad bevoegd om met inachtneming van het bepaalde in
artikel 30 (procedurebepalingen) met toepassing van artikel 11 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening te bepalen dat de functielimitering als bedoeld
in lid 1 niet langer zal gelden voor één of meer functies indien blijkt
dat de noodzaak van beperking niet langer aanwezig is op grond van
economische, maatschappelijke en andere daarmee gelijk te stellen
ontwikkelingen of omstandigheden mits de cultuurhistorische waarden van de
binnenstad en de functiediversiteit niet in onevenredige mate worden
aangetast.”
- Geen wijzigingsbevoegdheid om horecabedrijven toe te voegen.
Aan artikel 13 lid 7 (wijzigingsbevoegdheden)
zou een lid d. moeten worden toegevoegd, luidend: ”Deze
wijzigingsbevoegdheid geldt niet indien een verhoging van het
functiepercentage volgens bijlage V. bij de voorschriften (FLS-stroken)
niet is toegestaan”.
Briefschrijver gaat ervan uit dat bestaande percentages (b.v. 2 en
4 van de nadere bepalingen uit Bijlage V betrekking hebbend op de
horecabedrijven die niet mogen worden uitgebreid) niet onder de
wijzigingsbevoegdheid vallen.
De wijzigingsbevoegdheden van lid 7 hebben een algemene strekking. Mede
daarom is de bevoegdheid om dat lid toe te passen aan de raad
voorbehouden. Er is overigens geen mogelijkheid om extra horeca toe te
staan als de cijfers 2 en 4 achter het percentage voorkomen omdat het uitdrukkelijk
de bedoeling is de bestaande horeca op het adres van vestiging te fixeren.
De voorgestelde toegevoegde bepaling heeft dus geen meerwaarde.
- In artikel 16 (woondoeleinden) ontbreekt de vermelding Hsb. De
verwijzing onder h. naar a. en c. is onjuist.
De letters betreffen sociëteiten en buurhuizen die via deze aanduiding op
de plaats van vestiging worden aangegeven. Deze komen niet voor binnen de
woonbestemming.
Conclusie; de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
De verkeerde verwijzing zal gecorrigeerd worden.
- Straalverbindingstraject.
In artikel 29 wordt het
straalverbindingstraject geregeld dat diagonaal over de binnenstad loopt.
Voorzover gelegen boven 45 + NAP is deze zone bestemd voor de
telecommunicatie. De Bewonersvereniging wil aan het bepaalde in artikel 29
toegevoegd zien dat telecommunicatie is toegestaan “tenzij te eniger tijd
mocht blijken dat deze bestemming nadelig mocht uitwerken voor de
doeleinden bestemd als vermeld hierna (te weten de op de begane grond
gelegen bebouwing e.d.)”.
Het betreft het reguliere straalverbindingstracé van KPN Telecom. Er is
niets bekend over nadelige neveneffecten als gedoeld wordt op in het
verleden verschenen berichten over een eventueel gezondheidsrisico in de
nabijheid van zendmasten voor de mobiele telefonie. Ten aanzien van de
bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn er geen beperkingen als gevolg van het
straalverbindingstraject. Er is dan ook geen aanleiding de gevraagde toevoeging
aan te brengen.
- Artikel 31 bevat de algemene vrijstellingsbepalingen. Daarbij wordt
verwezen naar hoofdstuk II van de voorschriften. Dit is waarschijnlijk
onjuist.
Er is inderdaad sprake van een niet correcte verwijzing: II moet gewijzigd
worden in III. Overigens moet de redactie van artikel 31 op meerdere
punten aangepast worden.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Verwijzing in artikel 31 naar Hoofdstuk II wijzigen in III.
5. Bewonerswerkgroep Binnenstad Noord, p/a Rietveld 81, 2611 LH.
De Bewonerswerkgroep is
tevreden met het bestemmingsplan. Dat geldt zowel de voortvarende wijze van
totstandkoming, de interactieve beleidsvoering, de uitgebreide beantwoording
van reacties als de hoofdlijnen van de inhoud met aandacht voor de
karakteristieken van de binnenstad. Niettemin zijn er zienswijzen ten aanzien
van niet gehonoreerde reacties op het voorontwerp en worden nieuwe aspecten
naar voren gebracht.
- Generaal pardon is een gemiste kans.
Met name op de binnenterreinen bevindt zich
veel bebouwing die zonder bouwvergunning tot stand gekomen is.
Briefschrijver pleit voor een politieke keuze het generaal pardon niet te
laten gelden voor de genoemde bebouwing, juist omdat één van de
belangrijkste doelstellingen van het plan betrekking heeft op het open
houden van die binnengebieden. De illegaal tot stand gekomen bebouwing
zou aangepakt en niet gelegaliseerd moeten worden.
Het betreft een belangrijke zienswijze. Deze verdient dan ook een
uitgebreide beantwoording.
a. Algemeen principe.
De algemene legalisering van bebouwing en gebruik zoals verwoord
in artikel 7 van de voorschriften
heeft betrekking op afwijkingen van het nieuwe bestemmingsplan. Een voorbeeld: op veel binnenterreinen
staat bebouwing die de nu gelegde norm van 20% te boven gaat. Hoewel de
gemeente hecht aan behoud en versterking van de openheid en de
natuurwaarden van de binnenterreinen, gaat zij niet zover dat zij
bebouwing die uit ruimtelijk of ecologisch oogpunt bij voorkeur zou
moeten verdwijnen aankoopt om deze vervolgens te slopen. Volgens
constante jurisprudentie moet die bebouwing van een positieve bestemming
worden voorzien. Dat heeft in het onderhavige geval plaats gevonden via
de algemene legaliseringsregels.
b. Illegale bouw uit de
periode 1978 – heden.
Er is echter (waarschijnlijk) ook illegale bebouwing die onder de
vigeur van het bestemmingsplan Komplan 1976 is gebouwd. Het betreft de
periode 1978 tot heden. Ten
aanzien van die bebouwing bestaat, overeenkomstig recente jurisprudentie
van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, geen
verplichting tot positieve legalisering. Hier is dus “wegbestemmen” mogelijk. Dat is echter slechts
toegestaan als tevens aannemelijk wordt gemaakt dat deze bebouwing in de
komende planperiode (10 jaar) of vanzelf (bouwvalling worden en sloop) of
door gemeentelijk ingrijpen zal verdwijnen. Tevens moet deze bebouwing
worden aangegeven op de plankaart of anderszins “zichtbaar” worden
gemaakt.
Deze bebouwing is niet bekend omdat niet systematisch werd gecontroleerd.
Voorzover er “verdachte” bouwwerken zijn, rust op de gemeente de
bewijslast om aan te tonen dat deze bebouwing na 1978 tot stand gekomen
is. Verder moet vast staan dat de gemeente niet eerder in actie had
kunnen komen. Bebouwing die langer dan enige jaren (3 tot 5 jaar)
aanwezig is mag volgens de rechtspraak gehandhaafd worden
(rechtsverwerking door tijdsverloop). Het bewijs in juridische zin kan
meestal niet geleverd worden. Het op basis van oude en nieuwe luchtfoto’s
en dossieronderzoek opsporen van deze onbekende bebouwing is zeer
arbeidsintensief. Daarbij komt nog dat de juridische vervolgacties een te
groot beslag leggen op de capaciteit.
Tenslotte geldt dat een deel van deze bebouwing, hoewel zonder
bouwvergunning tot stand gekomen, niet in strijd is met het Komplan 1976.
Dat plan kende vrij ruime mogelijkheden voor het oprichten van
erfbebouwing.
De te behalen winst in de vorm van openheid van binnengebieden staat niet
in een aanvaardbare verhouding met de resultaten.
c. Handhaving op basis van het Komplan 1976.
Bebouwing die wel ter kennis kwam van de gemeente, hetzij na
klachten van omwonenden hetzij anderszins is bestuurlijk beoordeeld:
voorzover deze past c.q. paste in het oude of het nieuwe plan kon c.q kan
achteraf bouwvergunning worden verleend; voorzover dat niet het geval was
en is, werd en wordt handhavend opgetreden. Die lopende handhavingsacties
worden afgerond. Deze bebouwing valt niet onder het generaal pardon noch
onder het overgangsrecht.
e. Handhaving op basis van
het nieuwe bestemmingsplan.
De toekomstige ambtelijke inzet, die bepaald is op basis van de
verwachte handhaving in het kader van het nieuwe bestemmingsplan, kan het
best ingezet worden op de beleidsvelden waarvoor deze bedoeld is. In
hoofdstuk VI.11.4/5/6 van de toelichting is aangeven welke planaspecten
prioriteit hebben, hoe een en ander uitgewerkt is en welke
organisatorische factoren een rol spelen. Handhaving op basis van een
bestemmingsplan dat na goedkeuring van het nieuwe bestemmingsplan niet
meer bestaat heeft een juridisch risico.
f. Brandgevaarlijke situaties.
Vooral op dichtbebouwde en slecht toegankelijke binnenterreinen
is potentieel sprake van brandgevaarlijke situaties. Voor een deel kunnen
die het gevolg zijn van illegaal bouwen. Het aandeel van deze bebouwing
in het gevaar is niet te kwantificeren. Vaak zal een brandgevaarlijke
situatie eerder het gevolg zijn van gebrek aan onderhoud en opslag van
brandbare materialen. Om die reden zal illegale bebouwing dan ook niet
een recht tot herbouw ontzegd kunnen worden. Als bij controle blijkt dat
er sprake is van een brandgevaarlijke situatie heeft de gemeente
voldoende bevoegdheid om te eisen dat voorzieningen worden aangebracht
zoals brandtrappen en vluchtwegen. Eventueel kan op grond van geldende
voorschriften geëist worden dat bebouwing gesloopt wordt om te kunnen
voldoen aan de gebruikelijke eisen van brandveiligheid. Een beroep op het
lange tijd gedogen gaat in zo’n geval niet op.
- Speelplaatsen.
Een analyse van de huidige en toekomstige
behoefte aan speelplaatsen ontbreekt. De indruk bestaat dat de behoefte
hieraan groter is dan het aanbod. Er zou extra ruimte gereserveerd moeten
worden voor meer speelplaatsen. Enkele bestaande speelvoorzieningen ontbreken
op de plankaart. Het betreft de speelgelegenheid voor het adres
Paardenmarkt 21 en de speelruimte voor de oudere jeugd (de skatebaan).
In het bestemmingplan zijn ca.18 speelplaatsen opgenomen. De algemene
conclusie als zou er te weinig speelgelegenheid voor de jeugd zijn wordt
niet gedeeld. De leeftijdsopbouw van binnenstad was tot voor kort zodanig
dat er, vergeleken met andere wijken, gemiddeld minder kinderen woonden.
Momenteel is er weer sprake van vestiging van gezinnen met kinderen in de
binnenstad. Als na verloop van tijd blijkt dat de bestaande
speelvoorzieningen niet meer tegemoet komen aan de toegenomen behoefte
kan naar bevindt van zaken op dat moment gezocht worden naar beschikbare
locaties. Het bestemmingsplan bevat een algemene wijzigingsbevoegdheid om
terreinen als zodanig aan te wijzen. De ruimtelijke mogelijkheden om
speelvoorzieningen aan te brengen zijn overigens beperkt. Dat komt mede
door de sterk gestegen grondprijzen. Er zijn eventueel nog mogelijkheden
om speelplekken te realiseren bij de transformatielocaties. In artikel 4
worden regels gegeven die op deze locaties betrekking hebben. Onder c.
worden de functies opgesomd. De zienswijze kan in zoverre gehonoreerd
worden door daarbij het woord “speelvoorzieningen” op te nemen.
Conclusie: de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
In artikel 4 onder c van de voorschriften het woord “speelvoorzieningen’
toevoegen.
- Horeca verder beperken.
De toeneming van de horeca zou tot enkele
specifieke gebieden beperkt moeten blijven. Er zou alleen
winkelondersteunende horeca en horeca cat. I toegelaten moeten worden, Er
zou tevens gestreefd moeten worden naar een vermindering van de
overlastgevende horeca in woongebieden. Daartoe zou de Algemene
Beschrijving in Hoofdlijnen aangevuld moeten worden. Op die wijze zou een
beleidsmatige onderbouwing gegeven kunnen worden voor de toepassing van
artikel 35 lid 6 (wijzigingsbevoegdheid om de aanduidingen Ho van de
plankaart te verwijderen). Tevens zou dat artikel aangevuld moeten worden
met de mogelijkheid om deze aanduidingen op de plankaart te plaatsen
omdat strijdigheid bestaat tussen het FLS en art. 18 lid A onder a.9. In
de FLS-lijsten zou het soort horeca genoemd moeten worden. Tenslotte is
een gemeentelijke beleidsnota wenselijk inzake de terrassen.
De Nota Horeca Binnenstad is na een afzonderlijke informatie- en
inspraakprocedure en op grond van een speciaal daarvoor verricht
onderzoek opgenomen als onderdeel van het bestemmingsplan. Wijziging van
de uitkomsten van onderzoek en procedure kan slechts geschieden als
daarvoor een overtuigende aanleiding bestaat. De
uitbreidingsmogelijkheden voor de horeca zijn in het algemeen gering te
noemen, zowel qua aantal als voor wat betreft de aard. Voorzover
bestaande bedrijven hinder veroorzaken moet daartegen door toepassing van
de milieuwetgeving en de bevoegdheden op het gebied van de openbare orde
worden opgetreden. Er is geen beleid ontwikkeld om horecabedrijven te
verwijderen uit gebieden met een woonbestemming. Gelet op de
bevolkingssamenstelling is er ook in de woongebieden van de binnenstad
behoefte aan horeca. Een verder ontmengen van de woongebieden is minder
wenselijk. Alle bestaande horecabedrijven – uitgezonderd de winkelondersteunende
horeca – zijn gefixeerd op de plaats van vestiging. Daarmee is optimale
duidelijkheid gegeven naar de omgeving. Via het FLS mogen nog enkele
bedrijven Ho I/II worden toegevoegd op de verbindingsroutes naast
bedrijven in de uitgaansgebieden (Beestenmarkt, Markt, Oude Kerk e.o.).
Al met al is de ontwikkeling van de horeca voor de komende jaren daarmee
zo goed mogelijk in beeld gebracht. Zoals briefschrijver opmerkt vallen
de terrassen buiten het kader van dit bestemmingsplan. Er is overigens een
beleidsnota inzake de terrassen in voorbereiding.
- Oppervlaktevergroting van individuele horecabedrijven beperken.
Voorzover horecabedrijven in de
woonbestemming zijn gevestigd is in artikel 16 lid A onder h. bepaald dat
uitbreiding van de grondoppervlakte per individueel bedrijf niet is
toegestaan. De Bewonerswerkgroep attendeert erop dat deze bepaling wel de
mogelijkheid openhoudt om het bedrijf binnen de geven
bedrijfsvloeroppervlakte uit te breiden, met name door vergroting van het
voor het publiek toegankelijke gedeelte. Op pagina 220 van de Nota van
Beantwoording wordt door de gemeente overigens zelf reeds aangegeven dat
de voor het publiek toegankelijke ruimte als maatstaf moet dienen. Verder
bestaat bezwaar tegen het laten verdwijnen van een vergelijkbare bepaling
voor de gemengde gebieden. Voorzover horeca onderdeel is van een andere
functie zouden beperkingen moeten bestaan ten aanzien van de uitbreiding
van het horecagedeelte.
De constatering ten aanzien van de woonbestemming is correct. Hoewel niet
waarschijnlijk is er een verborgen uitbreidingsruimte als bv.
oppervlakten die voor opslag e.d. dienst doen bij de publieksruimte
gevoegd zouden worden.
Voor de gemengde gebieden behoeft de bedoelde beperking niet te worden
opgenomen. Ieder bedrijf dat binnen de desbetreffende bestemming is
gelegen mag de bedrijfsvloeroppervlakte vergroten tot de gehele begane
grond. Horecabedrijven zijn onderworpen aan afzonderlijke wettelijke
voorschriften en moeten beschikken over een exploitatievergunning. In de
meeste gevallen kan slechts een geringe vergroting worden gerealiseerd.
Het is beter deze kleine uitbreidingsmogelijkheden in het plan te laten.
Bovendien moet nog ruimte beschikbaar blijven om te voldoen aan
wettelijke bepalingen (bv. koelruimten, extra sanitair) e.d. Voorzover
horeca aanwezig is binnen andere hoofdfuncties (bv. theaters, bioscopen,
musea) is de term “functiegebonden” gebruikt. Aanvragers zullen steeds
moeten aantonen dat de horeca noodzakelijk is voor een goede uitoefening
van de hoofdfunctie. Er is geen aanleiding voor de vrees dat de
nevenfunctie de hoofdfunctie zal verdringen.
Conclusie; de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Artikel 16 lid A onder h. gewijzigd worden vastgesteld. De onjuiste
verwijzingen erin moesten eveneens gecorrigeerd worden. De nieuwe
redactie wordt:
“ De oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke ruimte van de
onder b. bedoelde horeca I of II bedrijven mag niet worden uitgebreid”.
De verwijzing naar de oppervlakte van (ambachtelijke) als zodanig
aangeduide bedrijven kan vervallen.
- Niet-woonfuncties in smalle straten met doorgaand verkeer moeten
beperkt worden.
De Bewonerswerkgroep pleit ervoor om met name
in de Molenstraat en de Oosterstraat de vestiging van bedrijven te
beperken. Gevreesd wordt dat de stroomfunctie van die straten gehinderd
wordt bv. door laden en lossen. Het FLS maakt die vestiging mogelijk in
genoemde straten. Nu de bedrijfsvestigingen in vergelijking met het
bestemmingsplan Komplan 1976 in de woongebieden nagenoeg onmogelijk zijn
geworden kan een hogere druk op de gemengd bestemde gedeelten van de
binnenstad verwacht worden.
Krachtens de FLS-lijst voor de Molenstraat (31 panden) mag het aantal
panden met een bedrijfsvestiging van 6% (2 stuks) toenemen naar 10% (3
stuks). Voor de Oosterstraat met 15 panden mag het aantal bedrijven van 0
groeien naar maximaal 1. Voor dienstverlening zijn vergelijkbare
“groeicijfers” opgenomen. Uit het bovenstaande moge al voldoende
duidelijk zijn dat sprake is van een marginale toeneming. Ten aanzien van
de bedrijfsuitoefening binnen de woonbestemming wordt briefschrijver
gewezen op het bepaalde in artikel 16 lid A onder e.1. waar een bedrijf
in de categorie 1 of 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten in ieder
woonhuis mogelijk wordt gemaakt. De constatering ten opzichte van het
bestemmingsplan Komplan 1976 is dus niet geheel juist.
- Geen prostitutiebedrijven in de woongebieden.
Op grond van een vrijstelling op een algemene
verbodsbepaling, opgenomen in artikel 9 van de voorschriften, mogen in
een deel van de binnenstad voorzover niet opgenomen in een afzonderlijk
stratenregister, maximaal twee seksinrichtingen worden gevestigd.
Voorzover het gebieden met een woonbestemming betreft vindt reclamant het
ongewenst als een dergelijk bedrijf zich aldaar zou mogen vestigen. De
mogelijkheid tot vrijstelling zou dan ook in deze zin verder beperkt
moeten worden.
Op pagina 98 van de toelichting is een kaartje opgenomen met daarop twee
lijnen en een aantal symbolen die in samenhang met de voorschriften het
vestigingsgebied van seksinrichtingen bepalen. Daarbinnen vallen ook een
paar straten met een overwegende woonbestemming. Het zijn meestal stegen
en recentere invulprojecten met woningbouw. Het is niet waarschijnlijk
dat binnen dergelijk woningen een prostitutiebedrijf kan worden
uitgeoefend, mede gelet op de eisen waaraan voldaan moet worden om in
aanmerking te komen voor een exploitatievergunning. Verder is in de
beleidsnota ten aanzien van dit onderwerp bepaald dat
prostitutiebedrijven zich niet in woningen mogen vestigen. Verder moet
een afstand tot woningen in acht genomen worden. Daarom is het beter de
mogelijkheden voor de vestiging van seksinrichtingen te beperken tot de panden
met een bestemming voor “Gemengde doeleinden”. Mede daarom kan aan de
zienswijze tegemoet gekomen worden.
Conclusie: zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Aan artikel 9 (Prostitutie) wordt onder “Vrijstellingen” een bepaling
toegevoegd, luidend:
“Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het
bepaalde in lid a. met dien verstande dat een seksinrichting uitsluitend
gevestigd mag worden in een pand met de bestemming “Gemengde doeleinden”
voorzover krachtens het FunctieLimiteringsSysteem ruimte is voor
toevoeging van een bedrijf”.
- Betere waarborgen van de openbaarheid van de publieke ruimte
gewenst.
Het bestemmingsplan hanteert het onderscheid
“Verkeers- en Verblijfsdoeleinden openbaar(Vb(o))” en
“verblijfsdoeleinden privé (Vb(p))”. Dit onderscheid wordt op zich
onderschreven. Op een aantal plaatsen zouden echter betere waarborgen
moeten bestaan dat openbare grond ook als zodanig in gebruik blijft. Het
betreft onder meer:
- de stoepen langs hoofd- en nevengrachten;
-speelplaats aan de Trompetstraat;
- onderdoorgangen zoals Doelenpoortgebouw naar Doelentuin, doorgang
Verwershof en naar hofje van Pauw, doorgang Verwersdijk naar speelplaats
binnenterrein van der Mastenstraat, doorgang Verwersdijk naar voormalige
Engbertschool en de doorgang bij Trompetstraat 60 naar de Vlamingstraat.
Bepalend voor de keuze tussen de twee genoemde bestemmingen is de
gebruikstoestand geweest. De stoepen bij de hoofdgebouwen aan de grachten
hoorden voor het overgrote deel al vanouds bij de grachtenpanden. Een
openbare bestemming is daarom minder wenselijk. De bouwmogelijkheden zijn
zodanig dat het gaat om bouwsels die bij het hoofdgebouw horen zoals een
ingangspartij, passende bestrating, afrasteringen e.d. Deze bestemming
behoort bij de stedenbouwkundige karakteristiek en moet behouden blijven.
Krachtens het plan kunnen ontbrekende stoepen worden teruggebracht,
voorzover dat op de plankaarten is aangegeven. Ten aanzien van de
doorgangen geldt het bovenstaande evenzeer. In enkele gevallen zijn
doorgangen in private handen en moet de eigenaar krachtens
erfdienstbaarheden gebruikers de doorgang toestaan. Deze ruimten zijn dus
praktisch gelijk te stellen met openbaar gebied. Niettemin zijn de door
reclamant genoemde doorgangen nog eens bezien op hun juridische situatie.
Dit heeft tot op heden het volgende opgeleverd:
- speelplaats Trompetstraat: openbaar gebied, plankaart aanpassen.
- stoepen langs grachten; vrijwel overal privé gebied: het is de
bedoeling dat de eigen stoepen waar deze in het verleden langs de
grachten en andere belangrijke openbare ruimten zijn verdwenen weer
teruggebracht kunnen worden. Het kernwinkelgebied is hiervan
uitgezonderd.
- overige onderdoorgangen
i.
Onderdoorgang Hofje van Pauw
Kadastraal perceel B03227 eigendom van Gemeente Delft, dus Vp(o). Deze
heeft 2 onderdoorgangen 1 aan de hoofdingang en 1 bij Paardenmarkt 57.
ii.
Doorgang Verwershof
Kadastraal perceel B03229 eigendom van Gemeente Delft, dus Vp(o).
Kadastraal perceel B03036 eigendom van A.H.C. DUIJVESTEIJN, dus Vp(p).
iii.
Doorgang Verwersdijk naar speelplaats
binnenterrein van der Mastenstraat
Kadastraal perceel B00386 7 eigenaars, waarvan 1/7 deel in eigendom van
de gemeente. Dus Vp(o).
iv.
Doorgang Verwersdijk naar voormalige
Engbertschool
Kadastraal perceel C04382 naast Verwersdijk 60 is eigendom van Gemeente
Delft, dus Vp(o).
Kadastraal perceel C04132 naast Verwersdijk 60 is eigendom van Gemeente Delft,
dus Vp(o).
Kadastraal perceel C01222 naast Verwersdijk 98 is in particulier bezit. Dus
Vp(p).
v.
Doorgang bij Trompetstraat / Vlamingstraat
De onderdoorgang bij de Vlamingstraat op Kadastraal perceel C00789 naast
onderdoorgang behorend bij Vlamingstraat 81 is particulier, geschatte oppervlak
71m2. Dus Vp(p).
Het overige gedeelte is in eigendom van Gemeente Delft, dus Vp(o).
Conclusie; zienswijzen komen gedeeltelijk voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
conform het bovenstaande.
Overigens wordt nog opgemerkt dat diverse onderdoorgangen blijkens de
eigendomssituatie in particuliere handen zijn. Krachtens erfdienstbaarheden –
gevestigd of door verjaring ontstaan – is het openbaar karakter daarvan
voldoende gewaarborgd en behoeft niet gevreesd te worden dat het gebruik
daarvan belemmerd of onmogelijk gemaakt zal worden. Daarom is het ook niet
nodig aan deze onderdoorgangen een bestemming Verkeers- en verblijfsdoeleinden
openbaar (Vb(o)) toe te kennen. Het bestemmingsplan hanteert een strikte
scheiding tussen openbaar en privé. Ten aanzien van privé-terrein erkent de
gemeente de eigendom en het beheer door de particulier. Er is dan ook in het
algemeen geen mogelijkheid om aldaar openbare verlichting te plaatsen e.d. Dit
is anders t.a.v openbaar gebied.
- Gedeelte van de Groen van Prinstererschool wegbestemd.
Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het
legaliseringsprincipe vanwege de verworven rechten. Een deel van deze voormalige school
doet dienst als atelierruimte en wordt tevens voor woondoeleinden
gebruikt. Reclamant kan zich niet verenigen met het commentaar op een
ongeveer gelijkluidende reactie in de Nota van Beantwoording.
Het gaat in de eerste plaats om het geven van de juiste bestemming gelet
op de ligging van een perceel. Zoals in de Nota van Beantwoording reeds
is vermeld komt de achterzijde van de Groen van Prinstererschool het
meest in aanmerking voor het onderbrengen van woonruimten. Het bestaande
gebruik als atelier, maatschappelijke doeleinden en kleinschalige
bedrijvigheid wordt krachtens de algemene legaliseringsregels niet onder
het overgangsrecht gebracht. Dat gebruik kan voortgezet worden; er mag
desgewenst voor dat gebruik gebouwd of verbouwd worden. Vergelijkbare
situaties komen op veel plekken voor. Het plan dat zich toch al kenmerkt
door veel detaillering zou niet aan bruikbaarheid winnen als alle van de
bestemming afwijkende situaties nog weer via afzonderlijke bestemmingen
of aanduidingen aangewezen moeten worden.
- Meer diversiteit in de bebouwingswanden van de stegen.
In de beschrijving in hoofdlijnen (art. 3 van
de voorschriften) is vermeld dat op verantwoorde wijze gaten in de
bebouwingswanden gevuld moeten worden. Ten aanzien van de hoofdgrachten
wordt deze beleidslijn gedeeld. Echter waar het de stegen en de pleintjes
betreft wordt een andere opvatting gehuldigd. Voorzover openingen in
bebouwingswanden een historische basis hebben zou het openhouden daarvan
de voorkeur moeten verdienen, mede ter behoud van doorkijkjes e.d. In de
Nota van Beantwoording wordt als argument voor het dichtbouwen gesteld
dat dit op basis van het bestemmingsplan Komplan 1976 in veel gevallen
reeds mogelijk was en dat verworven rechten bescherming verdienen. Deze
argumentatie wordt niet overtuigend gevonden. Waar een belangrijke
doelstelling van het bestemmingsplan het behoud van de cultuurhistorische
waarden behelst zou er juist een argument bestaan niet alle open ruimten
in stegen en op pleintjes dicht te bouwen.
Aan reclamant moet worden toegegeven dat twee doelstellingen met elkaar
in strijd kunnen komen, te weten het benutten van nog resterend
bouwvolume en het behoud van de cultuurhistorische karakteristiek. In de
Nota van Beantwoording is ten aanzien van het mogelijk verder bebouwen
van open plekken in stegen e.d. gesteld dat het niet eenvoudig is met
overtuigende historische argumentatie aan te tonen dat een bepaalde plek
altijd open geweest is en dat ook moet blijven. De stegen waren in het
verleden veel minder bebouwd dan thans, met dien verstande dat in de 19e
eeuw een grote verdichting van de bebouwing heeft plaats gevonden die in
de 20e eeuw weer is afgenomen. Voorheen waren langs de
grachten ook nog wel open plekken. De stegen zijn later bebouwd geraakt;
in een aantal gevallen met aaneengesloten gevelwanden, in andere gevallen
incidenteel. Het is overigens niet zo dat het plan bestemmingen voor
hoofdbebouwing in alle stegen mogelijk maakt: waar stadstuinen aan de
stegen grenzen is vaak gekozen voor bebouwingwerende bestemmingen. Als
reclamant bij de hoorzitting onderbouwd kan aangeven op welke plekken en
met welke argumenten bebouwingstroken of delen daarvan zouden moeten
worden geschrapt kan dit nog voor de planvaststelling in de overwegingen
worden betrokken.
- Grotere zorgvuldigheid bij de ontwikkeling van de
transformatielocaties gewenst.
Hoewel het plan op een aantal punten mede
naar aanleiding van reacties is verbeterd blijft reclamant toch
“huiverig” bij deze locaties. Verzocht wordt regels op te nemen inzake
vergroting van het openbaar gebied, de parkeervoorzieningen, de
ruimtelijke inpassing en de effecten op de waterhuishouding.
Zoals de Bewonersvereniging opmerkt is het aantal randvoorwaarden ten
opzichte van het voorontwerpplan vergroot. Zo is het aantal toe te laten
functies uitgebreid is er meer aandacht voor het groen en de
cultuurhistorie en zijn de parkeernormen uitgebreid. De
invullingsuggesties zijn uitgebreid. Men kan zich afvragen of het
mogelijk of wenselijk is meer vooraf te regelen dan nu al is geschied.
Het antwoord daarop is dat het beter is procedurele waarborgen in te
bouwen teneinde te garanderen dat bij iedere locatie van enig formaat
vooraf via een Nota van Uitgangspunten en een goede inspraak van de
omgeving wordt ingespeeld op de specifieke kenmerken en problemen van een
locatie. Het plan bevat in dat opzicht maximale waarborgen. Het heeft geen
meerwaarde om de toekomstige ontwerpers nu reeds verdere beperkingen op
te leggen. Het is momenteel immers niet te voorzien of een nu ontworpen
verkaveling exploiteerbaar is, welke parkeeroplossing de uiteindelijke
voorkeur heeft en hoeveel openbaar gebied en groen beschikbaar is. De
praktijk wijst uit dat een voorstel dat na studie en overleg aanvaardbaar
bevonden is maar dat niet past in regels die in het verleden zijn
geformuleerd toch op gemeentelijke medewerking zal kunnen rekenen en dat
alsdan (tijdrovende) afwijkingsprocedures worden ingezet ter
verwezenlijking.
- Waterkeringen zijn onjuist gesitueerd.
Het plangebied vervult – zij het in beperkte
mate – een functie als waterkering. De desbetreffende stroken zijn op de
plankaarten ingetekend en in de voorschriften van primaire bestemmingen
voorzien. Reclamant vestigt de aandacht erop dat een deel van de voor
waterkering aangewezen gebieden op particulier terrein is gelegen en dat
waterkeringen zelfs dwars door panden heengaan. Mede gelet op de keur van
het Hoogheemraadschap van Delfland verdient het de aanbeveling
uitsluitend openbaar gebied voor waterkering aan te wijzen. Reclamant
wijst erop dat de waterkeringen nu nog hoog genoeg zijn, maar als gevolg
van bodemdaling opgehoogd zullen moeten worden. Ter plaatse van de panden
van DDS aan het Oostplantsoen, de panden aan de oostzijde van
Oosterstraat en langs de Wijnhaven is zulks niet uitvoerbaar. Verzocht
wordt de waterkeringen anders te situeren.
De ligging van deze waterkeringen is aangegeven door het
Hoogheemraadschap. Verwacht mag worden dat deze instantie zich bewust is
van de gevolgen. Het is niet ongebruikelijk dat particulier bezit mede
voor waterkering wordt aangewezen. Dit geldt met name de rivierdijken en
de daarlangs gelegen bebouwing. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft
op dit onderdeel geen zienswijzen ingediend zodat aangenomen moet worden
dat deze instantie instemt met de in het plan vervatte regeling. In
artikel 35 (Algemene wijzigingsbevoegdheden) lid 11 is een mogelijkheid
gegeven om de ligging van de waterkeringen als dat nodig mocht blijken te
veranderen.
- Minimale drooglegging van delen van het plangebied vastleggen.
De ontwatering van het oostelijk deel van de
binnenstad is een belangrijk punt. Het noordelijk deel van het Rietveld
heeft slechts een drooglegging van 10 cm. Reclamant pleit ervoor in het
plan een minimale drooglegging te waarborgen.
De problemen mogen genoegzaam bekend verondersteld worden. Dit vraagstuk
wordt in goed overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland aangepakt.
Voorzover planologisch relevant wordt de uitvoering van de nu bekende
maatregelen via het bestemmingsplan mogelijk gemaakt, zoals de
voorgenomen afsluitingen. De problemen zelf vinden hun oorzaak in de
ondergrond van het plangebied en worden verergerd door overvloedige
regenval. Het bestemmingsplan is niet het aangewezen instrument om e.e.a.
te reguleren. Het plan heeft geen afzonderlijke exploitatieparagraaf. De
grote kosten die maatregelen met zich meebrengen kunnen niet ten laste
van het plan komen.
- Ondergronds bouwen alleen toelaatbaar als de waterhuishouding niet
negatief wordt beïnvloed.
In het algemeen heeft ondergronds bouwen weinig invloed op de
grondwaterstromen. Alleen bij grotere bouwwerken zoals een ondergrondse
parkeergarage is dit een punt van aandacht. Zonodig zal dit bij de
grotere transformatielocaties een rol spelen in de voorbereidingsfase.
- Leesbaarheid laat nog te wensen over.
Het gaat vooral om de hoogtematen en de
huisnummers. Nu in het FLS naar huisnummers wordt verwezen is het van
belang dat deze goed leesbaar op de plankaart voorkomen dan wel dat een
huisnummerkaart wordt toegevoegd.
De leesbaarheid van genoemde gegevens zal in het vast te stellen plan
verbeterd worden zonder overigens te “concurreren” met andere data. Een
officiële huisnummerkaart is steeds beschikbaar. Die hoeft niet
afzonderlijk bij de planstukken gevoegd te worden.
Conclusie: zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Vergroten van de op plankaart geplaatste huisnummers en
hoogteaanduidingen
- Prostitutiekaart aanpassen.
Reclamant constateert dat de kaart “Zonering
i.v.m. prostitutiebeleid” niet overeenkomt met hetgeen ter beantwoording
van reacties is toegezegd. De Visstraat en de Hoefijzersteeg moeten
toegevoegd worden aan de negatieve lijst. De Paardenmarkt ontbreekt
geheel.
Het is inderdaad juist dat verzuimd is deze kaart aan te passen. Dat zal
in het vast te stellen plan alsnog geschieden zodat de instulping ter
hoogte van de Visstraat/Hoefijzersteeg niet meer voorkomt. De
Paardenmarkt wordt opgenomen in bijlage VI: stratenregister
seksinrichtingen. Dat betekent dat aldaar geen seksinrichting gevestigd
kan worden.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Kaartje “Zonering in verband met prostitutiebeleid” in de toelichting
aanpassen zodat de begrenzing door de Kantoorgracht wordt gelegd.
De Paardenmarkt opnemen in bijlage V bij de voorschriften (Stratenregister
seksinrichtingen).
- Foutjes in FLS herstellen.
De Cellebroerstraat westzijde heeft geheel de
GD bestemming ontvangen; in de FLS-strook wordt echter uitgegaan van de
situatie van het voorontwerp. Het toegevoegde deel van deze straat zou
overigens binnen de woonbestemming kunnen blijven.
Er is sprake van een onvolkomenheid bij de inventarisatie: het
desbetreffende deel van de Cellebroerstraat behoort bij het FLS (VD-1).
In verband daarmee worden zowel de FLS-lijst als de desbetreffende
FLS-strook aangepast.
Conclusie: zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijzing ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
FLS-lijst aanvullen;
FLS-strook VD-1 aanpassen.
- De FLS-strook OS -1 bevat maar de helft van de volgens de
FLS-strook aangegeven panden.
Er is sprake van een vergissing bij het
opstellen van de plankaart.
Conclusie: zienswijze
komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van ontwerp bestemmingsplan:
Plankaart: OS-1 moet verder naar het noorden worden doorgetrokken
"Oosterstraat 27 t/m 69 (oneven), Vlamingstraat 100"
- Transformatielocatie nr. 45 (Minderbroerstraat achter de
Voorstraat komt niet in de bijlage voor.
Deze locatie kan op de plankaart vervallen. Hij komt ook niet meer voor
in bijlage III bij de
voorschriften. De kaart moet aangepast worden. In de concept
voorontwerpfase is sprake geweest van toevoeging van bebouwing en
verbetering van het openbaar gebied op deze locatie.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan.
Plankaart aanpassen.
- Bij de verkavelingsschetsen wordt een legenda gemist.
Men kan zich afvragen of de kleur zwart
bebouwing aanduidt of niet. Schets nr. 30 zou dan niet correct zijn omdat
bepaald is aan het Rietveld in de voorgevelbouwgrens gebouwd moet worden.
Deze schetsen zijn een globale indicatie. De zwart aangegeven contouren
zijn bouwmogelijkheden. Ten aanzien van het Rietveld geldt dat àls daar
gebouwd wordt de bebouwing in de voorgevelbouwgrens moet worden
geplaatst. Denkbaar is dat een onderdoorgang wordt gemaakt. Het is ook
mogelijk de bestaande opening te handhaven ter ontsluiting van het
binnengebied. Dat laatste is op het schetsje aangegeven.
- In bijlage IV (FLS-lijsten) ontbreekt een verklaring van de aldaar
gebruikte afkortingen. De letter X is onduidelijk.
Bedoelde verklaring zal toegevoegd worden aan het vast te stellen plan.
De X betekent: onbekend, d.w.z. dat het gebruik bij de
inventarisatie niet vastgesteld kon worden. De meeste x- gevallen
zijn inmiddels opgelost.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
In bijlage IV (FunctieLimiteringsSysteem(FLSstroken)) de volgende
verklaring opnemen van de letter in de kolom “Functie”:
B – bedrijf; DH – detailhandel; K – kantoor; H – horeca; LS – leegstaand;
W – woning; M – maatschappelijk doeleinden; Tevens een verklaring opnemen
van de cijfers 0 en 1 in de kolom “Bouwlaag”: 0 – begane grond; 1 –
eerste verdieping. Toevoegen: NK – niet kantoorfunctie (geldt de
verdiepingen van de panden langs de Oude Delft, Westvest, Phoenixstraat
en Noordeinde).
De met een x gemerkte adressen zijn nageïnventariseerd. Daaraan
zijn functies gegeven conform de gemeentelijke administratie van de
gebruiksgegevens dan wel volgens hetgeen de visuele inspectie heeft
opgeleverd.
6. T.H. Boon, Zuiderstraat 284 en Madelon
Burgmeijer, Zuiderstraat 282, 2611 SM.
Bezwaren tegen
transformatielocatie nr. 8. (Vijverstraat)
Reclamanten hebben bezwaren tegen de mogelijkheid om langs de
Vijverstraat die parallel aan en achter de Zuiderstraat is gelegen
hoofdgebouwen op te richten. De Vijverstraat is opgenomen in
transformatielocatie nr. 8. Het is de bedoeling dat aldaar geleidelijk een
straat(je) met hoofdgebouwen gaat ontstaan. In hun situatie zijn zij geen
rechthebbenden bij de percelen die aan de Vijverstraat grenzen. Hun achtererf
is slechts 3.10 meter diep. Als vlak daarachter hoofdgebouwen met een
goothoogte van 4 meter zouden worden opgericht betekent dit een ernstige
inbreuk op de bruikbaarheid van de woningen en de erven en wordt de privacy
aangetast, vooral als ramen en dakkapellen zouden worden aangebracht. Beide
briefschrijvers zijn overigens geen tegenstanders van de voorgestane
transformatie. De tweede vermelding van de naam Zuiderstraat bij 8.c. van de
lijst met transformatielocaties moet gewijzigd worden in Vijverstraat.
In de meeste gevallen lopen de percelen met de hoofdgebouwen aan de
Zuiderstraat achterwaarts door tot aan de Vijverstraat. De percelen waar
betrokkenen rechthebbenden bij zijn vormen daarop een uitzondering.
Het door hen naar voren
gebrachte punt moet overigens bij de belangenafweging een prominente rol
spelen. Dat is overigens reeds onderkend bij het ter inzage gelegde plan: bij
de desbetreffende transformatielocatie is onder 7 bepaald dat “de toetreding
van zonlicht en daglicht in bestaande tuinen en woningen niet in onevenredige
mate mag verminderen.” Daaraan zal bij de vaststelling van het bestemmingsplan
worden toegevoegd: “Het bepaalde onder 7. is eveneens van toepassing op de
privacy”. Tevens zal in de algemene bepalingen (artikel 4) die op
transformatielocaties betrekking hebben een voorschrift worden toegevoegd. Het
moge overigens duidelijk zijn dat het niet mogelijk is te waarborgen dat de
bestaande situatie geheel en al dezelfde blijft. Het gaat om het
evenredigheidscriterium. In ieder geval zal steeds aan het bouwbesluit moeten
worden voldaan. De bepalingen van het Bouwbesluit staan overigens toevoeging
van nieuwe bebouwing niet in de weg. Het verdient de voorkeur deze
transformatielocatie te handhaven.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte
van het ontwerp bestemmingsplan:
Aan artikel 4 (Transformatielocaties) een bepaling toevoegen, luidend:
“j. Alvorens medewerking wordt verleend aan een verandering zal moeten
vaststaan dat de toetreding van zon- en daglicht en de privacy van aangrenzende
en nabijgelegen gebouwen, tuinen en erven niet in onevenredige mate wordt
aangetast”.
Bij het bepaalde onder g. van hetzelfde artikel zullen de woorden “en de
omgeving” weggelaten worden.
Bij transformatielocatie 7 toevoegen onder c: “Het bepaalde onder 7. is
eveneens van toepassing op de privacy”.
De gesignaleerde
vergissing in de straatnaam zal gecorrigeerd worden.
7. L.H. Buddelmeijer en P.A. van Bruggen, Achterom
74, 2611 PS.
Werkplaats niet goed
bestemd.
Achter het woonhuis aan het Achterom 74 bevindt zich een voormalige
werkplaats aangegeven op een bij de zienswijzenbrief gevoegde tekening. In het
verleden was deze werkplaats voorzien van een schilddak met twee hellende
dakvlakken zoals blijkt uit een eveneens bijgevoegde luchtfoto. Het dak is na
een brand verloren gegaan. Betrokkenen willen het recht behouden het dak terug
te bouwen.
Ieder bijgebouw mag plat
afgedekt worden dan wel van een kap voorzien worden. De vorm daarvan is in het
bestemmingsplan niet bepaald. In het onderhavige geval is er geen enkel bezwaar
tegen het destijds aanwezige dak terug te bouwen. Het bestemmingsplan hoeft
overigens niet te worden aangepast.
8. Bureau voor Bouwhistorie (ir. H.C. Knook, Oude
Delft 120, 2611 CG)
Reclamant heeft per
e-mail zienswijzen gestuurd. Hij
verontschuldigt zich dat hij vanwege drukke werkzaamheden niet in staat
was eerder een zienswijze kenbaar te maken. Op een later tijdstip zou een
uitgebreidere meer onderbouwde zienswijzenbrief verzonden worden. Deze is niet
ontvangen.
- Er geldt een hoogtebeperking voor bijgebouwen en aanbouwen van 2.70
meter. Reclamant wil weten waar het nulpunt ligt.
Voorts is er onduidelijkheid over de status
van bestaande bijgebouwen en aanbouwen die hoger zijn dan 2.70 meter. Hij
vraagt zich af of die hogere aanbouwen tot het hoofdgebouw gerekend
worden.
De goothoogte van een bijgebouw
(vrijstaand) of een aanbouw wordt gerekend vanaf het peil: dat is het
straatpeil bij de voordeur van het hoofdgebouw. Als er verschillen zijn
(bv. bij een opgehoogde tuin of andere niveauverschillen) dan geldt het
peil van het omringende afgewerkte maaiveld. De goothoogtebepaling geldt
voor nieuwe aanbouwen of bijgebouwen. Bij de vaststelling van het
bestemmingplan wordt die overigens op 3.00 meter gebracht. Veel bestaande
bebouwing wijkt daarvan af. Die afwijkingen mogen gehandhaafd blijven, ook
bij algehele vernieuwing. Verdere afwijking is niet toegestaan. Aanbouwen
horen niet bij het hoofdgebouw. In de Nota van Beantwoording is onder I.4
een uiteenzetting gegeven over de criteria voor het onderscheid.
- Onduidelijkheid over het onderscheid tussen de begrippen
“souterrain” en “kelder”. Reclamant pleit ervoor om het woord
“kelder” te vervangen door “onderhuis”, omdat kelder doet denken aan een
ondergrondse opslagplaats. Er zijn echter ook kelders die gedeeltelijk
boven peil liggen.
De terminologie is afgestemd op hetgeen in het spraakgebruik het meest
gebruikelijk is. In een kelder kunnen overigens ook woonruimten worden
ondergebracht. Anderzijds zijn er in de binnenstad ook veel kelders die
nog uitsluitend voor opslagdoeleinden dienst doen. De grondwaterstand is
overigens niet bepalend voor het bestemmingsplan. Het betreft in veel
gevallen een technische beperking die door bouwkundige middelen opgeheven
kan worden. De definitie van het begrip “kelder” zal in het vast te
stellen plan overigens gewijzigd worden in verband met de praktische toepasbaarheid.
- Rekening houden met borstweringen.
Ten aanzien van de bepaling van de goothoogte doet reclamant de
aanbeveling om rekening te houden met borstweringen. Tevens stelt hij voor
om uit te gaan van de onderste begrenzing van de hoogste bouwlaag, ter
vervanging van de bovenste begrenzing van de hoogste verdieping.
In het vast te stellen bestemmingsplan zal – meer dan in het
voorontwerpplan gedaan was – rekening gehouden worden met borstweringen en
met verspringende goothoogten. Er zij veel panden met een borstwering aan
de voorgevelzijde en een lagere goot in de zijgevels. Het is de bedoeling
dat de goothoogte wordt berekend vanaf de bovenste begrenzing van de
hoogste bouwlaag. In de praktijk is dat de zoldervloer.
Het kan voorkomen dat een pand met een plat dak van een kap wordt
voorzien, dan wel bij algehele herbouw behoefte bestaat aan het toepassen
van een borstwering. In artikel 31 zijn algemene vrijstellingsbevoegdheden
opgenomen. Met behulp van het bepaalde in lid 1 onder a. kan 0,50 meter afgeweken
worden. De hoogte van een borstwering kan echter op maximaal 1 meter
gesteld worden. In verband daarmee is nadere regeling wenselijk.
Conclusie de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 31 moet aan artikel 5
(hoofdgebouwen) lid 6 (goothoogten) een vrijstellingsregeling worden
toegevoegd.
“e. Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde onder a. voor
een hogere goothoogte als dit noodzakelijk is in verband met het toepassen van
een borstwering in een kap mits de hoogte van de borstwering niet meer bedraagt
dan 1 meter, gemeten vanaf de vloer van de kap.”
- Regel inzake goothoogteverschil discutabel.
Men kan vraagtekens zetten bij de bepaling dat
er een verschil van tenminste 0.30 meter moet bestaan in goothoogten
tussen naast elkaar gelegen panden. Als voorbeeld wordt het Jongenshuis en
het ernaast gelegen pand van ABN-AMRO genoemd.
Het verschil is een basisregel om ervoor te zorgen dat vooral bij
complexgewijze nieuwbouw geen eenvormig gevelbeeld ontstaat. Veel
bestaande panden hebben gemeenschappelijke gootlijsten. Dat kan
gehandhaafd blijven krachtens de algemene legaliseringsbepalingen.
- Onduidelijkheid over de kapverplichting en de definiëring van een
kap.
Dit betreft met name waar het gaat om
combinaties met een plat dak.
De kapverplichting is ingegeven door de karakteristiek van het beschermd
stadsgezicht en behoeft niet verder te worden toegelicht. Er is een grote
verscheidenheid aan kapconstructies in de binnenstad. In veel gevallen
zijn panden ook gedeeltelijk plat afgedekt. Het is niet mogelijk alle
situaties in één definitie onder brengen. In de praktijk wordt voor de
individuele aanvraag op basis van de primaire verplichting een oplossing
gezocht. Verder speelt de nog vast te stellen Nota Beeldregie Binnenstad
een belangrijke rol voor de kapvormen. Het toepassen van platte afdekking
is aan een vrijstelling gebonden. De vraag of vrijstelling kan worden
verleend is afhankelijk van de beoordeling van de welstandsaspecten. De
normen daarvoor zullen terug te vinden zijn in de Nota Beeldregie
Binnenstad.
- Inconsequenties bij aanbouwen in twee lagen.
De goothoogte van een aanbouw mag immers niet
meer dan 2.70 meter bedragen.
Verder bestaat onduidelijkheid over de status van achterhuizen:
zijn het aanbouwen of delen van een hoofdgebouw?
Voor nieuwe aanbouwen wordt uitgegaan van één bouwlaag; met vrijstelling
mag in twee lagen gebouwd worden waarbij de grondoppervlakken van de
bouwlagen bij elkaar opgeteld worden. Veel aanbouwen bestaan uit twee, of
zelfs drie bouwlagen. Krachtens de algemene legaliseringsregels mogen die
gehandhaafd blijven of algeheel vernieuwd worden. Een historisch
achterhuis dat eenzelfde goothoogte heeft als een voorhuis en daarmee door
een tussenlid verbonden wordt als hoofdgebouw beschouwd. In een aantal
gevallen was de status niet duidelijk. Als bij het opstellen van de
plankaart vergissingen zijn begaan kunnen deze door toepassing van een
speciaal voor dat doel ingevoegde wijzigingsbevoegdheid worden
gecorrigeerd.
- Achterhuis bij Oude Delft 120 ten onrechte als “Erf” bestemd.
Ten aanzien van het eigen woonhuis (Oude Delft 120) merkt reclamant op dat
het achterhuis ten onrechte als aanbouw is beschouwd en dat de bestemming
“Erf” dan ook zal moeten vervallen.
Verder wordt gepleit voor de bestemming “Gemengde doeleinden” omdat
de begane grond al vele jaren gebruikt mede wordt gebruikt als bedrijfsruimte.
Het voorste gedeelte zoals zich dat onder kap bevindt en als zodanig goed
zichtbaar is op de luchtfoto is tot hoofdgebouw bestemd. Daarachter
bevindt zich een ondergeschikte bouwmassa die weliswaar tot het complex
gerekend wordt maar bouwkundig is het bebouwing van een andere orde. De
bestemming is reeds “Gemengde doeleinden”. Het pand valt onder het FLS.
- Gemengde bestemming gewenst voor Nieuwstraat 6/6A.
Reclamant is rechthebbende bij het pand Nieuwstraat 6/6A. Het bovenste
gedeelte wordt bewoond; op de begane grond is de functie detailhandel/bedrijfsruimte/horeca.
Ook hier is een bestemming voor “Gemengde doeleinden” op haar plaats. Op
het achterterrein staat een achterhuis dat oorspronkelijk meerdere
bouwlagen had. Dit gebouw wordt en onrechte als “Erf” aangemerkt. Het zou
tot de hoofdbebouwing gerekend moeten worden evenals een in 1962 overdekte
binnenplaats.
Voor het onderhavige pand geldt dezelfde beantwoording als onder g.
weergegeven. Ten aanzien van bebouwing die in het verleden hoger was gaat
het plan uit van de nu bestaande toestand. Dit uit een oogpunt van
rechtsgelijkheid. Vooral bij erfbebouwing moet voorkomen dat omwonenden
met verrassingen worden geconfronteerd als bebouwing die (soms lange tijd
geleden) is gesloopt weer wordt herbouwd. Een overkapt terreingedeelte wordt
als erfbebouwing in een laag beschouwd. Het plan is in dat opzicht
correct.
9. J.W. M. Damen en
A.T.J.Kruthof, Westvest 23, 2611 AX.
Een nagenoeg gelijkluidende zienswijzenbrief is gezonden door R.W.J. Smits en
H.A.T. Verleg, Westvest 19, 2611 AX. Bij de beantwoording van die brief wordt
de onderhavige tekst gebruikt.
a.
Bezwaren tegen bebouwingsvoorstel Westvest –
Poppesteeg.
Briefschrijvers vestigen de aandacht op transformatielocatie nr. 21
(voormalige groetenhandel hoek Poppesteeg/Westvest. Als de bestaande bebouwing
(woning/werkruimte aan de Westvest en opslagruimten aan de Poppesteeg) gesloopt
wordt en wordt vervangen door bebouwing in drie tot vier lagen kunnen
omgevingsbezwaren ontstaan die betrekking hebben op het woongenot, de
lichtinval en het uitzicht. Zo zal naar hun mening de bouwdiepte vanaf de
Westvest van de hogere bebouwing niet meer mogen bedragen dan die van de
bestaande aangrenzende nieuwbouw en van de nieuwbouw aan de zuidzijde van de
Poppesteeg. In verband daarmee moet op de plankaart de achterlijn van de
bestemming teruggebracht worden tot bedoelde achtergrens.
Naar aanleiding van een concreet bouwplan is op 3 september 2002 een
informatiebijeenkomst belegd voor omwonenden en andere belangstellenden en
belanghebbenden. Daarbij is het bouwplan toegelicht en bestond gelegenheid
vragen te stellen en opmerkingen te maken. Er waren enkele bezwaren tegen het
bouwplan. Inmiddels is het overleg tussen de projectontwikkelaar en omwonenden
voortgezet. Dit heeft geleid tot een voor de gemeente aanvaardbaar voorstel:
- aan de achterzijde van de bebouwing aan de Westvest worden vijf lagen
gebouwd;
- aan de voorzijde vier
- de sleuf tussen de bestaande bebouwing en de nieuwbouw vervalt over drie
lagen.
- de achtergevelbouwgrens wordt gelijk getrokken met die van de bestaande
bebouwing ten noorden van de bouwlocatie
- de goothoogte van de bebouwing in de Poppesteeg wordt op 6.00 meter gebracht.
Verder worden nadere regelingen getroffen in de vorm van een contract die hier
niet nader besproken behoeven te worden.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Plankaart aanpassen conform het bovenstaande.
b.
Functies beperken.
Verder willen briefschrijvers de onder te brengen functies nader
gepreciseerd zien. Naast winkels zou horeca uitgezonderd moeten worden. De
kantoorfunctie moet niet inhouden dat kantoren met een baliefunctie toegelaten
kunnen worden. Gokhal of bezorgdienst met bromfietsen moet uitgesloten zijn.
Deze locatie is aan de Westvest gelegen. Het betreft een vrij brede weg met
gevarieerde functies die deels ook op het publiek zijn gericht. Daarbij speelt
de ligging ten opzichte van het station en de binnenstad een belangrijke rol.
De desbetreffende strook is in het FLS opgenomen onder nr. 91 (WE 2). Het
betreft 10 panden. Naast een bescheiden toeneming van het kantoorgebruik kan er
een winkel komen op de begane grond en kan het aantal dienstverlenende
bedrijven iets toenemen.
Het percentage daarvan is echter zodanig dat er geen mogelijkheid is voor een
extra bedrijf. Door functiewisseling (elders in de FLS-strook wordt een bedrijf
beëindigd) is het overigens wel mogelijk dat de begane grond van de nieuwbouw
zowel als dienstverlenend bedrijf of als winkel wordt gebruikt. Alvorens
toestemming te geven moet vrijstelling worden verleend waarbij voorwaarden
kunnen worden gesteld. In principe kan tegen vestiging van een dergelijk
bedrijf gezien het karakter van de Westvest weinig bezwaar bestaan. Op de
begane grond naast de locatie wordt niet gewoond. Vestiging van horecabedrijven
of een speelautomatenhal is uitgesloten.
- Hoogteregeling bebouwing in de Poppesteeg te vaag.
In de Poppesteeg kan ter vervanging van de
bestaande pakhuisjes en opslagruimten hoofdbebouwing komen. Het plan stelt
dat maximaal twee lagen mogen worden gerealiseerd “met een bescheiden
goothoogte”. Dit biedt naar de mening van reclamanten te weinig houvast.
Zij willen daaraan toevoegen dat de nokhoogte niet meer mag bedragen dan
6.20 meter. Een en ander is in het belang van het behoud van het karakter
van de Poppesteeg en ter waarborging van een optimale lichtinval bij de
woningen van briefschrijvers en anderen.
In het voorontwerp bestemmingsplan was de desbetreffende locatie aangeven
als transformatielocatie waaraan door toepassing van een
wijzigingsbevoegdheid (art. 11 WRO) medewerking kon worden verleend. In
het ontwerp bestemmingsplan is gekozen voor een directe bestemming zonder
wijzigingsprocedure. Dit omdat een nieuwbouwplan al in een vergevorderd stadium
van ontwikkeling was. Er is echter verzuimd de in de Poppesteeg
geprojecteerde nieuwbouw als hoofdbebouwing aan te geven. Deze heeft nog
de bestemming “Erf” overeenkomstig het voorontwerp. In het vast te stellen
plan is de situatie conform het bouwplan opgenomen. Volledigheidhalve moet
vermeld worden dat ook de bebouwing in de Poppesteeg plat zal worden
afgedekt. Binnen het profiel van een denkbeeldige kap zal aan de
Poppesteeg een terugliggende woonlaag gerealiseerd kunnen worden. Nader
overleg met de projectontwikkelaar heeft opgeleverd dat de goothoogte van
de geprojecteerde woonbebouwing in de Poppesteeg op maximaal 6.00 meter
gesteld kan worden.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Goothoogte op de plankaart in een matrix weergeven overeenkomstig het
bouwplan met een goothoogte van maximaal 6.00 meter en een maximaal aantal
bouwlagen van 2.
- Geen benadeling van de woonsituatie voor omwonenden.
De transformatielocatie is onder nr. 21 van
Bijlage III (transformatielocaties) beschreven. Onder b. worden de
mogelijkheden opgesomd. De laatste zin luidt: “Bruikbaarheid van
nabijgelegen gebouwen, erven en tuinen respecteren.”. Reclamanten zagen
graag een nadere precisering door toevoeging van de zinsnede”…. Met
betrekking tot lichtinval, bezonning, privacy en zichtlijnen”.
Nu tussen alle partijen overleg heeft plaats gevonden dat tot een ook voor
de gemeente aanvaardbaar bebouwingsvoorstel heeft geleid is het niet
langer nodig deze locatie op te nemen onder de transformatielocaties. In
verband daarmee kan de beantwoording van deze zienswijze achterwege worden
gelaten. Het bouwplan wordt als directe bestemming ingetekend op de
plankaart. Het is zodanig opgesteld dat de privacy voor omwonenden
gewaarborgd is.
- Open ruimte tussen nieuwbouw en bestaande bebouwing respecteren.
Tussen de beoogde transformatielocatie en de
bestaande nieuwbouw is een sleuf van 90 cm aanwezig. De bestaande
hoofdgebouwen staan dus los van elkaar. Drie woningen ten noorden van de
locatie beschikken over zijramen en een loggia. Betrokkenen spreken hun
zorg uit dat de open ruimte bij het bouwvolume zal worden gevoegd waardoor
eveneens een onevenredige vermindering van lichtinval, bezonning en
privacy kan optreden. Verzocht wordt de plankaart aan te passen.
Nader overleg tussen omwonenden en de projectontwikkelaar heeft ook op dit
onderdeel een compromis opgeleverd dat door de gemeente in het
bestemmingsplan kan worden overgenomen. De sleuf zal over drie lagen worden
dichtgebouwd en voor het overige gehandhaafd blijven. Voor het
bestemmingsplan kan uitgegaan worden van aaneengesloten bebouwing. De
bestaande situatie (de sleuf over de vierde en vijfde bouwlaag) wordt dus
voor een deel voortgezet en voor het overige opgeheven. Een en ander is
verder neergelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst.
De plankaart behoeft niet aangepast te worden omdat het vervallen van de
sleuf reeds verwerkt was.
- Functies beperken.
Verder willen briefschrijvers de onder te
brengen functies nader gepreciseerd zien. Naast winkels zou horeca
uitgezonderd moeten worden. De kantoorfunctie moet niet inhouden dat
kantoren met een baliefunctie toegelaten kunnen worden. Gokhal of
bezorgdienst met bromfietsen moet uitgesloten zijn.
Deze locatie is aan de Westvest gelegen. Het betreft een vrij brede weg
met gevarieerde functies die deels ook op het publiek zijn gericht.
Daarbij speelt de ligging ten opzichte van het station en de binnenstad
een belangrijke rol. De desbetreffende strook is in het FLS opgenomen
onder nr. 91 (WE 2). Het betreft 10 panden. Naast een bescheiden toeneming
van het kantoorgebruik kan er een winkel komen op de begane grond en kan
het aantal dienstverlenende bedrijven iets toenemen.
Het percentage daarvan is echter zodanig dat er geen mogelijkheid is voor
een extra bedrijf. Door functiewisseling (elders in de FLS-strook wordt
een bedrijf beëindigd) is het overigens wel mogelijk dat de begane grond
van de nieuwbouw zowel als dienstverlenend bedrijf of als winkel wordt gebruikt.
Alvorens toestemming te geven moet vrijstelling worden verleend waarbij
voorwaarden kunnen worden gesteld. In principe kan tegen vestiging van een
dergelijk bedrijf gezien het karakter van de Westvest weinig bezwaar
bestaan. Een bezorgdienst met bromfietsen veroorzaakt enige overlast, deze
is gezien de heersende drukte op de Werstvest niet als onevenredig te
beschouwen. Op de begane grond naast de locatie wordt niet gewoond.
Vestiging van horecabedrijven of een speelautomatenhal is uitgesloten.
10. A.J.E.J. van Doeveren, Wilgenlaan 50, 2612 TL.
- Algemene bezwaren tegen het FLS en de benadering van de horeca.
De gedetailleerde invulling van de horeca in
allerlei typen is fnuikend voor de flexibiliteit. De ondernemer kan niet
slagvaardig inspelen op veranderingen maar is afhankelijk van extra
juridische procedures, bijvoorbeeld bij het aanvragen van een
vrijstelling. Een klagende buurman kan een noodzakelijke verandering
blokkeren. Gepleit wordt voor een minder statisch plan.
Hoewel het plan als gedetailleerd kan worden aangemerkt is het een
misverstand het te zien als overmatig conserverend. Vooral binnen de
gemengde bestemmingen en in het kernwinkelgebied zijn veel mogelijkheden
opengelaten voor een veelzijdige bedrijfsontplooiing. Voor wat betreft de
horeca kan verwezen worden naar de afzonderlijke Nota Horeca Binnenstad en
de daarvoor gevolgde procedure. De in de stukken neergelegde beleidslijn
inhoudende een bescheiden groei op aangewezen plaatsen en
verbindingsroutes wordt tamelijk algemeen onderschreven, niettegenstaande
het feit dat een aantal bewoners zich tegen iedere toeneming van de horeca
verzetten. Het FLS is gebaseerd op het instituut vrijstelling. Binnen de
gemeentelijke organisatie wordt ernaar gestreefd de desbetreffende
beschikkingen met voortvarendheid af te handelen, zodat de proceduretijden
tot een minimum worden beperkt. De mogelijkheid van het indienen van
bezwaren staat weliswaar voor belanghebbenden open; als een ontwikkeling
in het FLS past zal slechts in uitzonderingsgevallen een bezwaar
gehonoreerd kunnen worden. Een ondernemer die van plan is de
bedrijfsvoering te wijzigen en die weet dat gemeentelijke medewerking
noodzakelijk is zal daarmee in zijn planvorming rekening houden, waaronder
tevens begrepen is het tijdsaspect.
- Het plan mist een wetenschappelijke onderbouwing.
Er is geen toets geweest van de mogelijke
effecten en de juridische consequenties. Aan het FLS en aan de Nota Horeca
Binnenstad liggen subjectieve verwachtingen ten grondslag.
Ieder bestemmingsplan is gebaseerd op beleidsmatige uitgangspunten. Het is
geen wetenschappelijk product als uitkomst van onderzoek naar
ontwikkelingen en statistieken. De gemeente probeert deze juist te
beïnvloeden in de door de politiek gewenste richting. Ten aanzien van
aspecten die een juridisch afbreukrisico hebben is juridisch extern
onderzoek verricht. Het desbetreffende advies is voor belangstellenden
beschikbaar. Het FLS is een juridisch aanvaarde en aanvaardbare
constructie via de vrijstellingsfiguur.
- Bezwaren tegen beperking van de uitgaansfunctie van de binnenstad.
De algemene indruk is dat de binnenstad
voornamelijk woongebied moet worden en dat het uitgaan bemoeilijkt moet
worden. Daartegen wordt nadrukkelijk bezwaar aangetekend. Het FLS schijnt bedoeld te zijn om de
bewonersbelangen eenzijdig veilig te stellen, niettegenstaande de
aanwezigheid van voldoende andere wettelijke voorschriften.
Het bestemmingsplan is bedoeld als integratiekader voor alle in de
binnenstad spelende belangen die voor de ruimtelijke ordening relevant
zijn. Geen enkel belang heeft het primaat over andere belangen. Op grond
van onderzoek, procedure en besluitvorming is aan de horecafunctie een
bescheiden groei geboden. Het beleid van conservering dat vanaf 1994 heeft
gegolden wordt hiermee verlaten. Het FLS is ook bedoeld om het
ondernemersbelang te dienen. Een goede ruimtelijk ordening impliceert dat
aan de toeneming van het aantal ondernemingen van eenzelfde karakter
grenzen gesteld worden. Dit kan door een startende ondernemer als beperkend
worden ervaren; anderzijds kan hij erbij gebaat zijn als hij zijn plaats
van vestiging kiest in een gebiedsdeel waar daarvoor nog planologische
ruimte aanwezig is.
- De panden Verwersdijk 1 en Cellebroerstraat 61 moeten conform de
bestaande situatie bestemd worden voor “Gemengde doeleinden” zonder
toevoeging “ accent op woonfunctie”.
De door reclamant genoemde panden betreffen het theater en een daarnaast
gelegen pand. Op de plankaart is aan beide panden de bestemming “Gemengde
doeleinden” toegekend. Zij liggen overigens in een gebiedsdeel van de
binnenstad dat in het algemeen gekenschetst kan worden als overwegend
woongebied. Als zodanig is het aangegeven op een toelichtende kaart bij
het FLS. Er zijn echter geen juridische gevolgen verbonden aan deze aanduiding.
- Theater bestemmen voor ruimer horecagebruik.
Het theater Verwersdijk 1 is op de plankaart
aangeduid als Ho I. De heer van Doeveren is het daarmee niet eens. Gelet
op de van kracht zijnde vergunningen zou de aanduiding Hd (horeca,
danscafé) moeten zijn.
De horeca-activiteiten zijn bedoeld als functieondersteunend ten aanzien
van de hoofdfunctie. De aan reclamant verstrekte vergunningen zijn daarop
afgestemd.Een aanduiding Hd zou de deur openzetten voor activiteiten die
een vrij grote invloed hebben op de omgeving, mede gelet op de
gebruikelijke openingstijden In het bestemmingsplan zijn voor wat betreft
de danscafés alleen de bestaande bedrijven als Hd aangegeven. Het theater
kan niet als zodanig worden aangemerkt. Het ligt bovendien in een gedeelte
van de binnenstad waar vrij veel woningen aanwezig zijn en dat niet als
uitgaansgebied kan worden aangemerkt. Het feit dat in het kader van de
milieuvergunning de “achtergrondruis” afgestemd wordt op een gemengd
gebied wil nog niet zeggen dat de omgeving daarom gelijk gesteld kan
worden met een uitgaansgebied.
- Horecabestemming gewenst voor Cellebroerstraat 61.
Betrokkene is rechthebbende bij het pand
Cellebroerstraat 61. Hij verzoekt daaraan in het bestemmingsplan een
horeca-aanduiding Ho II toe te kennen. In het bestemmingsplan Komplan 1976
mocht aldaar een café gevestigd worden. Deze mogelijkheid moet behouden
blijven.
Eenzelfde verzoek is ook gedaan ten tijde van het voorontwerp
bestemmingsplan. Er is onder meer vastgesteld dat de Cellebroerstraat niet
als verbindingsroute tussen uitgaansgebieden wordt beschouwd. Verder geldt
dat er momenteel geen café aanwezig is en krachtens de Nota Horeca
Binnenstad ook niet gevestigd mag worden. Tenslotte moet voorkomen worden
dat er hinder voor de omgeving ontstaat als gevolg van theaterpubliek dat
een naastgelegen café na afloop van een voorstelling bezoekt. Het is beter
als dezen zich naar een uitgaansgebied begeven.
- Cellebroerstraat opnemen bij de verbindingsroutes tussen de
uitgaansgebieden.
De Cellebroerstraat zou opgenomen moeten
worden bij de verbindingsroutes tussen de uitgaansgebieden. In de praktijk
wordt deze straat reeds als zodanig gebruikt (Centrum – Cellebroerstraat –
Verwersdijk – Doelenplein v.v.). De theorie moet aan de praktijk worden
aangepast. In tegenstelling tot de gemeentelijk bewering wordt hierdoor
geen overlast veroorzaakt. Het publiek volgt nu eenmaal de route die het
zelf verkiest.
Zoals onder f. reeds is aangegeven is het niet de bedoeling dat de
Cellebroerstraat als verbindingsroute tussen de uitgaansgebieden wordt
opgenomen. Er staan in die straat meer woonhuizen dan langs de aanbevolen
route via de Verwersdijk, oostzijde. Niemand kan gedwongen worden een
bepaalde route al dan niet te volgen. Echter: als de Cellebroerstraat
daartoe niet uitnodigt en de Verwersdijk wel zal het publiek zich eraan
gewennen laatstgenoemde route te nemen.
- Het Floratheater en Cellebroerstraat 61 dienen tot het
uitgaansgebied Doelenplein gerekend te worden.
Er is een met Speakers vergelijkbare situatie:
die uitgaansgelegenheid ligt ook niet op maar in de buurt van de
Beestenmarkt.
Hoewel de afstand van het Floratheater tot het midden van het Doelenplein
ongeveer evengroot is als de afstand van Speakers tot het midden van de
Beestenmarkt (ca. 60 meter) is er toch sprake van een kenmerkend verschil:
het Floratheater wordt niet beschouwd als een horeca-inrichting
vergelijkbaar met Speakers. Zo’n situatie mag in de toekomst niet ontstaan
noch als gevolg van de bedrijfsvoering in het theater noch door de status
van café voor het pand Cellebroerstraat 61. Voor het overige wordt naar
hetgeen onder e. is vermeld verwezen.
- De sociëteiten en buurthuizen dienen onder de Nota Horeca
Binnenstad te vallen.
In de praktijk zijn deze volgens
reclamant wel vrij toegankelijk
voor het publiek. Particulieren maken er regelmatig gebruik van voor
feesten en partijen. Aan de sociëteiten en buurthuizen moet de aanduiding
Hd (horeca, danscafé) worden toegekend.
Sociëteiten en buurthuizen zijn geen openbare horecavoorzieningen. Daaraan
doet niet af dat in de praktijk wel voorkomt dat ze laagdrempelig zijn.
Het fenomeen van feesten en partijen heeft met het paracommercialisme te
maken dat door de gemeente niet zal worden bevorderd door een aanduiding
Horeca-danscafé op de bestemmingsplankaart.
- Geen overlast vanwege het Floratheater. Grievende aantijgingen.
Een laatste opmerking van reclamant heeft
betrekking op hetgeen in de Nota van Beantwoording wordt vermeld inzake de
bedrijfsvoering van theater als gevolg waarvan “regelmatig overlast wordt
veroorzaakt”. Reclamant protesteert nadrukkelijk tegen de feitelijke
onjuistheid daarvan. Deze kwalificering berokkent het bedrijf grote
schade. De gemeente maakt zich schuldig aan smaad en laster. Als gevolg
van de “niet-onderbouwde kletsverhalen worden onterechte beperkingen aan
de bedrijfsvoering opgelegd”. Zo
gaat ook het onderhavige bestemmingsplan in tegen alle verstrekte
vergunningen. Briefschrijver houdt de gemeente verantwoordelijk voor de
enorme schade.
Het is niet zozeer het theater zelf dat aanleiding gaf tot
omgevingsbezwaren, maar de nevenactiviteiten. Er zijn momenteel gewijzigde
openingstijden van kracht zodat de bezwaren ondervangen zijn c.q. kunnen
worden. Eventuele schadeaspecten
zijn in het kader van de bestemming niet aan de orde.
11. Con en Carla van Dongen, Paardenmarkt 42, 2611
PC.
- Bezwaren tegen de reeds aangelegde skateboardbaan aan de
Paardenkmarkt.
Kortgeleden is een skateboardbaan aangelegd op
de Paardenmarkt nabij de Artilleriekazerne. Daartegen hebben reclamanten
grote bezwaren. Verzocht wordt in het bestemmingsplan een bepaling op te
nemen met de strekking dat in het onderhavige gebied geen skateboardbanen
mogen worden aangelegd. De pas aangelegde baan dient te verdwijnen. Deze
veroorzaakt veel geluidsoverlast. In tegenstelling tot in de pers
verschenen berichten zijn de bewoners van de Paardenmarkt niet blij met
deze voorziening. Veranderingen ten aanzien van het openbaar gebied die
overlast kunnen veroorzaken moeten onder het gevraagde verbod vallen.
De Paardenmarkt is bestemd voor “Verblijfsgebied Openbaar (Vb(o))”. De
skateboardbaan is aldaar aangelegd om een passende oplossing te bieden
voor problemen die al geruime tijd bestonden ten aanzien van het gebruik
als skateboardbaan van het privé-gebied dat bij het Filmhuis hoort op het
Doelenplein. Het is nu eenmaal een gegeven dat een groep jongeren het
rijden op skateboarden beoefent. De op het Doelenplein veroorzaakte
overlast noopte tot het treffen van maatregelen die geen effect sorteerden
zodat gezocht moest worden naar een betere locatie. De onderhavige plek is
op een gedeelte van de Paardenmarkt waar geen intensieve bewoning plaats
vindt. Enige overlast voor de bewoners is helaas niet te vermijden; in
totaliteit zal deze veel minder zijn dan de voorheen veroorzaakte hinder
op het Doelenplein. Aan het verzoek een verbodsbepaling toe te voegen kan
dan ook niet worden tegemoetgekomen. Op de plankaart zal ambtshalve de
aanduiding S (Speelvoorziening) worden geplaatst. Daartegen kunnen bij
gedeputeerde staten bedenkingen worden ingediend.
R. en L. van Til hebben ongeveer gelijkluidende bezwaren tegen de
skateboardbaan. De beantwoording op hun zienswijzenbrief kan als
aanvulling gelden op hetgeen hier reeds vermeld is
- Geen horeca in de artilleriekazerne.
De Artilleriekazerne is bestemd voor “Gemengde
doeleinden”. Reclamanten verzoeken deze bestemming te veranderen dan wel
een bepaling toe te voegen op grond waarvan geldt dat voor het gehele
gebied rond de Paardenmarkt (nieuwe) horeca-activiteiten niet kunnen worden
toegestaan.
De Artilleriekazerne is aangeven als transformatielocatie. De gemeente wil
zoveel mogelijk de handen vrijhouden ten aanzien van een eventuele
toekomstige invulling. Dit gebied heeft geen belangrijke centrumfunctie
zodat wonen vooralsnog de meest aangewezen functie lijkt, op voorwaarde
dat het monument daarvan geen schade ondervindt. Voor andere aanwendingen
zal een bestemmingswijziging moeten worden doorgevoerd. Momenteel is nog
onvoldoende duidelijk welke mogelijkheden en welke beperkingen voor het
gebouwencomplex gelde,. Daarom is vooralsnog gekozen voor een
conserverende bestemming.
- Geen terrassen op de Paardenmarkt.
De plaatsing en de exploitatie van terrassen
op de Paardenmarkt moet niet toegestaan zijn. De thans bestaande
mogelijkheid voor “Het Karrewiel” moet geschrapt worden.
De vraag of een terras kan worden toegestaan wordt beantwoord op grond van
een regeling in de Algemene Plaatselijke Verordening. Het bestemmingsplan
heeft in zoverre geen rol dat terrassen geen onderdeel uitmaken van de
bestemmings- en gebruiksregeling. Als echter op grond van het
bestemmingsplan een horecabedrijf kan worden uitgeoefend kan de
desbetreffende ondernemer een beroep doen op de regels inzake de
toelaatbaarheid van terrassen. Dat geldt ook “Het Karrewiel”. Hieraan
liggen beginselen van rechtsgelijkheid ten grondslag.
12. B.M. Dooren, Kerkstraat 52, 2355 AH, Hoogmade.
Briefschrijver is
vrijwillig molenaar van molen De Roos. Met instemming constateert hij dat de
gemeente een molenbeschermingszone heeft opgenomen teneinde de vrije windvang
van de molen te garanderen. Eerder gemaakte opmerkingen ten aanzien van het
voorontwerp bestemmingsplan zijn echter maar gedeeltelijk gehonoreerd, reden
waarom thans zienswijzen worden ingediend. Ook de Vereniging De Hollandsche
Molen heeft op dit onderdeel zienswijzen ingediend. Het aldaar vermelde geldt
als aanvulling op het onderstaande.
- Molenbiotoop beter regelen.
In het plan wordt uitgegaan van een zone met
een straal van 200 meter uit het hart van de molen. Op grond van de
“Richtlijnen Molenbiotoop” van de Vereniging De Hollandsche Molen moet in
principe een afstand 500 meter uit het hart van de molen aangehouden
worden. In Delft zou de molenbeschermingszone ten minste 353 meter moeten
zijn. Binnen het gebied mag tot de stellinghoogte worden gebouwd (12
meter); daarbuiten oplopend met een totale bouwhoogte overeenkomstig de in
de voorschriften opgenomen formule.
In mei 2002 is de provinciale Nota Planbeoordeling vastgesteld Op pagina 15 van deel B, Algemeen worden
de goedkeuringscriteria gegeven voor de molenbiotoop in stedelijk gebied.
De criteria gelden voor de gehele provincie en prevaleren boven de door
reclamant voorgestane regels.
Er wordt uitgegaan van de hoogte van de wieken in onderste stand. Binnen
100 meter vanuit het middelpunt van de molen mag de bouwhoogte niet meer
bedragen dan die hoogte; in een gebied vanaf genoemde 100 meter tot 400
meter moet de 1 : 30 regel worden toegepast. Een en ander betreft de
hoogte van bouwwerken en van beplantingen.
In het onderhavige geval kan de hoogte van de wiek in onderste stand op 15
meter worden gesteld: de wiek is ca. 1 meter hoger dan de stelling en de
gehele molen staat op een verhoging waarvan de hoogte op 2 meter bepaald
is. De referentiemaat is dan 15 meter.
Conclusie; de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:.
De redactie van artikel 10 (Molenbeschermingszone) luidt:
”1. a. Binnen de op de
plankaart aangeven cirkel
(molenbeschermingszone I) met een straal van 100 meter vanuit het
hart van de molen De Roos mag de hoogte van bouwwerken niet hoger zijn dan
15 meter;
b. Het is verboden
gronden binnen de onder 1. a. bedoelde cirkel te gebruiken voor
beplantingen met een hoogte van meer dan 15 meter;
2. a. Binnen de op de
plankaart aangegeven cirkel
(molenbeschermingszone II) met een straal van 400 meter gemeten uit het
hart van de molen De Roos mag de hoogte van bouwwerken niet meer bedragen
dan 15 meter vermeerderd met 1/30 deel van de afstand tussen het hoogste
punt van een bouwwerk en het
middelpunt van de molen De Roos;
b. Het is verboden
gronden binnen de onder a. bedoelde cirkel te gebruiken voor beplantingen
waarvan de hoogte meer bedraagt dan onder 2. a. is aangeven.
De bestaande lid 2 wordt vernummerd naar 3. Lid 3 (oud) vervalt. Artikel 34 (Strafbepaling) wordt
aangepast met dien verstande dat het bepaalde in lid 1 onder a en lid 2
onder b van artikel 10 als strafbaar feit wordt aangemerkt. De toelichting
wordt in bovenvermelde zin aangepast. De molenbeschermingszones I en II
worden op plankaart geplaatst en in de verklaring weergegeven.
- Op de plankaart ontbreekt de molenbeschermingszone.
De plankaart hoort onlosmakelijk bij het
bestemmingsplan. Verzocht wordt de molenbeschermingszone in te tekenen.
Dat moet ook gelden voor de bestemmingsplannen Noordwest deelgebied 1 en
de Spoorzone.
Zoals onder a. reeds is aangegeven komen er twee cirkels op de plankaart.
De overige in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen zijn momenteel niet
aan de orde. Op de plankaart bij het voorontwerp was geen cirkel
ingetekend omdat volstaan kon worden met de berekeningsformule.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
De molenbeschermingszones I en II worden op plankaart geplaatst en in
de verklaring weergegeven: de binnenste cirkel heeft een straal van 100
meter; de buitenste 400 meter.
13. Y.M.G. Driesmans (namens fam. Ottens –
Driesmans), Breestraat 20, 2611 RG.
Bezwaren tegen toeneming
van horeca in de Breestraat.
Betrokkenen tekenen bezwaar aan tegen een verhoging van het percentage
horecavestigingen van 13% (bestaande situatie) naar 20%. Momenteel wordt door
de bewoners van de Breestraat veel hinder ondervonden van de gevestigde horeca.
Het is van ouds een winkel-woonstraat die zich niet leent voor nog meer horeca.
De Breestraat heeft een bestemming “Gemengde doeleinden” gekregen waarmee het
multifunctioneel karakter wordt aangegeven. Hoewel deze straat geen deel
uitmaakt van het kernwinkelgebied mag de winkelfunctie wel toenemen eventueel
tot 100% aaneengesloten winkels. In verband daarmee was - uit een oogpunt van
rechtsgelijkheid - bepaald dat
winkelondersteunende horeca zich mag vestigen tot maximaal 20% van het aantal
winkelpanden. In het FLS is een en ander weergegeven. Achter het percentage is
het cijfer 4 geplaatst. Bij de Nadere Bepalingen is aangeven dat gerekend wordt
naar het aantal winkelpanden op het tijdstip van de aanvraag. Momenteel is ruim
de helft van het aantal panden voor winkeldoeleinden in gebruik. Er zijn 32
panden volgens het FLS. Dat zou in theorie betekenen dat eenvijfde van 16
panden, dus drie panden, als winkelondersteunend horecabedrijf kunnen worden
ingericht. In de praktijk zal daaraan waarschijnlijk weinig behoefte bestaan.
Mede daarom is het beter het percentage gelijk te maken aan het bestaande
aantal horecabedrijven. Gelet op het aantal aanwezige winkels en de reeds
gevestigde horecabedrijven is het onwaarschijnlijk dat de winkelfunctie zozeer
zou toenemen dat er ruimte zou zijn voor afzonderlijke winkelondersteunende
horecabedrijven, omdat de huidige bedrijven die functie mede kunnen vervullen.
Conclusie; de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Het percentage van 20% in FLS-strook 9 wordt aangepast naar 13%.
14. J.T. Gravesteijn,
Rietveld 81, 2611 LH.
a. Eerder toegezegde wijzigingen niet uitgevoerd.
De heer Gravesteijn heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid een reactie
te geven op het voorontwerpplan. Hij constateert echter dat een viertal
gehonoreerde opmerkingen niet op de aangepaste plankaart zijn verwerkt. Het
betreft:
- de woonbestemming voor het pand Rietveld 100-102;
- de bestemming Verblijfsdoeleinden privé (Vb(p) voor de steeg tussen Rietveld
92 en Rietveld 100;
- de wijziging van de bestemming “Erf” naar de bestemming “Tuin” van een
perceel bij Rietveld 49E in verband met aanwezigheid van een
monumentale boom;
- het op de toelichtende kaart weergeven van het gebouw van de Vergadering van Gelovigen (Rietveld
118).
De constateringen zijn correct. De gang van zaken is als volgt geweest:
betrokkene heeft een groot aantal opmerkingen gemaakt over het voorontwerp
bestemmingsplan. De beoordeling daarvan kostte veel tijd zodat het niet
mogelijk bleek de vier opmerkingen die voor honorering in aanmerking kwamen
tijdig te verwerken. Dit in verband met de tevoren vastgelegde datum van de
terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan. Aan de heer Gravesteijn was
een en ander echter medegedeeld. Kennelijk is dit niet goed begrepen. Zoals
toegezegd worden de vier opmerkingen in het vast te stellen bestemmingsplan wel
meegenomen.
Conclusie: zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Plankaart aanpassen zoals hierboven vermeld.
- Meerdere eigenaren betrokken bij een eventuele transformatie.
Transformatielocatie 30 betreft het terrein
waarop de kerk van het Leger des Heils zich bevindt. Niet alleen dit
gebouw maar ook de omgeving daarvan kan in de toekomst voor verandering in
aanmerking komen. Reclamant merkt op dat daarbij verschillende eigenaren
zijn betrokken. Dat betreft tevens een vrij grote aanbouw achter Rietveld
111. Voorts heeft hij vastgesteld dat transformatielocatie nr. 29 die een
paar bergingen/garages betreft aan het pleintje aan het Rietveld dicht bij
de begrenzing van transformatielocatie 30 gelegen is. De vraag is actueel
of de begrenzingen van de transformatielocatie nog gewijzigd kunnen
worden. Op een kaartje dat bij deze zienswijze hoort is een overzicht
gegeven van de huidige eigendommen en van een mogelijk nieuwe invulling.
Het is juist dat in de transformatielocatie verschillende eigendommen zijn
begrepen. Het kan voorkomen dat de eigenaren niet bereid zijn gelijktijdig
mee te werken aan een verandering. Dan kan – naar bevindt van zaken
overigens – besloten worden gemeentelijk medewerking te geven aan een
gedeeltelijk transformatie, dan wel aan een verandering in fasen. Binnen
de begrenzing bestaat dus vrijheid ten aanzien van het benutten van de
wijzigingsmogelijkheden; de begrenzing zelf is niet vatbaar voor
vergroting. In het geval van de transformatielocaties 29 en 30 geldt
overigens dat deze sterk van elkaar verschillen. Het vervangen van de
bergingen/garages aan het pleintje kan overigens in samenhang met locatie
nr. 30 plaats vinden.
Ten aanzien van het bijgevoegde kaartje geldt dat de voorgestelde
verkaveling zonder meer tot de transformatiemogelijkheden gerekend kan worden.
Van het ontwerp is met waardering kennis genomen. Mede in verband hiermee
is op de kaart bij het vast te stellen plan de strook met de bestemming
“Erf” tussen locatie 29 en 30 aan locatie 29 toegevoegd.
Conclusie: de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging van het ontwerp bestemmingsplan:
Plankaart aanpassen overeenkomstig het bovenstaande: de strook met de
bestemming “Erf” tussen locatie 29 en 30 wordt aan locatie 29 toegevoegd.
- Waterkeringen zijn onjuist gesitueerd.
Het plangebied vervult – zij het in beperkte
mate – een functie als waterkering. De desbetreffende stroken zijn op de
plankaarten ingetekend en in de voorschriften van primaire bestemmingen
voorzien. Reclamant vestigt de aandacht erop dat een deel van de voor
waterkering aangewezen gebieden op particulier terrein is gelegen en zelfs
dwars door panden gaat. Mede gelet op de keur van het Hoogheemraadschap
van Delfland verdient het de aanbeveling uitsluitend openbaar gebied voor
waterkering aan te wijzen. Reclamant wijst erop dat de waterkeringen nu
nog hoog genoeg zijn maar als gevolg van bodemdaling opgehoogd zullen
moeten worden. Ter plaatse van de panden van DDS aan het Oostplantsoen, de
panden aan de oostzijde van Oosterstraat en langs de Wijnhaven is zulks
niet uitvoerbaar. Verzocht wordt de waterkering anders te situeren.
De ligging van deze wateringen is aangegeven door het Hoogheemraadschap.
Verwacht mag worden dat deze instantie zich bewust is van de gevolgen. Het
is niet ongebruikelijk dat particulier bezit mede voor waterkering wordt
aangewezen. Dit geldt met name de rivierdijken en de daarlangs gelegen
bebouwing. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft geen zienswijzen
ingediend zodat aangenomen moet worden dat deze instantie instemt met de
in het plan vervatte regeling.
- Minimale drooglegging van een deel van het plangebied vastleggen.
De ontwatering van het oostelijk deel van de
binnenstad is een belangrijk punt. Het noordelijk deel van het Rietveld
heeft slechts een drooglegging van 10 cm. Reclamant pleit ervoor in het
plan een minimale drooglegging te waarborgen.
De problemen mogen genoegzaam bekend verondersteld worden. Dit vraagstuk
wordt in goed overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland aangepakt.
Voorzover planologisch relevant worden de nu bekende maatregelen via het
bestemmingsplan mogelijk gemaakt, zoals de voorgenomen afsluitingen. De
problemen zelf vinden hun oorzaak in de bodemdaling van het plangebied.
Het bestemmingsplan is niet het aangewezen instrument om e.e.a. te
reguleren.
15. Prof. Ir. A.J.H. Haak, Oude Delft 159, 2611 BE.
Bezwaren tegen
transformatielocatie nr. 45 (Phoenixstraat Hoogheemraadschap)
De heer Haak heeft bezwaren tegen transformatielocatie nr. 45. Het
betreft een nieuwbouwmogelijkheid voor een kantoor ten behoeve van het
Hoogheemraadschap. Deze locatie bevindt zich op het binnenterrein. De in
bijlage III (beschrijving van de transformatielocaties) weergegeven
mogelijkheden zijn niet in overeenstemming met de afspraken die notarieel
tussen hem en het Hoogheemraadschap zijn vastgelegd. Reclamant verwijst met
name naar artikel 26 van de overeenkomst waar de uiterste grens van de
bebouwing in de tuin is vastgelegd. Tevens is de hoogte van de nieuwbouw in het
contract gelimiteerd tot twee lagen met een kap. Op een bij de zienswijzenbrief
gevoegde tekening heeft de heer Haak de door hem gewenste situatie weergegeven.
De desbetreffende transformatielocatie is toegevoegd als uitvloeisel van
bestuurlijke afspraken die enige jaren geleden gemaakt zijn tussen de gemeente
Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland. De uitgangssituatie is dat het
pand waar de heer Haak woonachtig is op termijn in z’n geheel door het
Hoogheemraadschap als kantoor in gebruik genomen kon worden, waarmee een limiet
bereikt werd ten aanzien van de verdere toevoeging van grachtenpanden aan het
kantorenbestand van deze instelling. Betrokkene bewoont de bovenste laag met
inbegrip van de kap. Als aan de bewoning een eind zou komen zou het
Hoogheemraadschap het gehele pand voor kantoordoeleinden in gebruik kunnen
nemen. Een contractuele situatie tussen belanghebbenden is planologisch niet
relevant: het staat de gemeenteraad vrij bestemmingen te leggen ook al is dit
in strijd met civielrechtelijke overeenkomsten.
Overigens dient vermeld
te worden dat de transformatielocatie ambtshalve verkleind is: een strook grond
aan de zuidkant is niet meer als transformatielocatie aangewezen in het vast te
stellen bestemmingsplan. De locatie wordt beperkt tot het terreinbeslag voor
een kantoorgebouw waaromtrent eerder is overlegd.
16. Dr. C.A. Hazeu, Schutterstraat 27, 2611 MX.
- Woonbestemming voor gebouw tussen Rietveld en Schutterstraat
schrappen.
Tussen het Rietveld en de woningen aan de
Schutterstraat is een voormalig bedrijfsgebouw onder gebruikmaking van een
bouwvergunning in een woning veranderd. Omwonenden, waaronder
reclamant hebben hiertegen
bezwaren ingediend. Deze zijn gegrond verklaard, gevolgd door het
vernietigen van de bouwvergunning. In het voorontwerp bestemmingsplan is
het desbetreffende gebouw nog voor “Woondoeleinden” aangewezen. Reacties
tegen dit planonderdeel zijn niet gehonoreerd. Nu de bouwvergunning is
vernietigd wil betrokkene weten of de gemeente er ook daadwerkelijk toe
over zal gaan de bewoning te doen staken. De bestemming “Woondoeleinden”
zal dan ook moeten vervallen.
Het gegrond verklaren van de bezwaarschriften, waaromtrent ten tijde van
het voorontwerp bestemmingsplan nog geen zekerheid bestond, dient niet
gevolgd te worden door het vervallen van de bestemming “Woondoeleinden” die
aan het voormalige bedrijfsgebouw was gegeven. De reden daarvoor is dat de
intrekking van de destijds verleende bouwvergunning gebaseerd is op een
aantal bouwtechnische gebreken aan het pand omdat er strijdigheid bestaat
met het Bouwbesluit en met het bestemmingsplan Komplan 1976 en aangezien
de overgangsbepalingen waarop de verlening van de bouwvergunning was
gebaseerd niet goed waren toegepast. De bouwkundige gebreken zijn echter
met redelijke kosten op te heffen. De strijdigheid met de overgangsbepalingen
uit het bestemmingsplan Komplan 1976 is thans niet meer aan de orde. Over
dit binnenterrein is een openbare voetgangersverbinding aanwezig. Ten
behoeve van de sociale veiligheid is de aanwezigheid van deze woning een
pluspunt. Ten aanzien van de vraag of sprake is van overlast of beperking
van de privacy van de bewoners van de woningen aan de Schutterstraat en
het Rietveld moet worden geconstateerd dat die overlast of beperking van
de privacy – als daar al sprake van is -
niet in onevenredige mate optreedt. Er is in ieder geval –de
financiële belangen mede in overweging nemend – onvoldoende aanleiding
voor de conclusie dat de desbetreffende woning geamoveerd zal moeten
worden. Het voldoen aan de bepalingen van het Bouwbesluit is verder een
zaak tussen de gemeente en de desbetreffende eigenaar.
- Bezwaren tegen generaal pardon.
In samenhang met de onder a. vermelde
zienswijze bestaan bezwaren ten aanzien van het “generaal pardon”. Een
woning die in strijd met het Bouwbesluit is opgericht komt niet voor legalisering
in aanmerking. Betrokkene vreest voor “Volendam-achtige toestanden”
refererend aan de brandveiligheid.
Zoals reeds is aangegeven wordt het gebouw op de vast te stellen plankaart
niet meer voor “Woondoeleinden” bestemd. Het generaal pardon op zichzelf
is niet zozeer bedoeld om illegale bouw alsnog te legaliseren, maar
betreft talrijke situaties waarin bebouwing en gebruik afwijkt van de
algemene normstelling die aan het nieuwe bestemmingsplan ten grondslag
ligt. Zo is er veel bebouwing die te hoog of te breed is en daardoor
afwijkt van de maten die in de matrixen zijn vermeld. Er is ook veel
erfbebouwing aanwezig die de 20%-norm overschrijdt. Daaronder bevindt zich
een onbekend aantal bouwwerken dat in het recente en verder verwijderde
verleden zonder bouwvergunning tot stand gekomen is. Ten aanzien van een
groot percentage van die bouwwerken geldt dat het recht om daartegen
handhavend op te treden door tijdsverloop is vervallen. Briefschrijver
gaat overigens wat ver als hij de verwachting uitspreekt dat het niet
voldoen van een pand aan de brandveiligheidsvoorschriften uit het
Bouwbesluit zou leiden tot ongevallen die met het gebeurde in Volendam
vergelijkbaar zouden zijn.
- Overlast vanwege de horeca tegengaan door een goed gebruik van het
instrumentarium van de ruimtelijke ordening.
De bestaande horeca zorgt voor veel overlast
voor de bewoners. Dit wordt door de gemeente wel erkend, maar de
beantwoording van de daartegen geuite bezwaren blijft onder de maat. Via
een verantwoorde ruimtelijke keuze kan ervoor worden gezorgd dat de
overlast beperkt wordt. De gemeente treedt te weinig op als overlast wordt
geconstateerd. Daarom moet teruggevallen worden op de ruimtelijke
ordening. Betrokkene refereert in dit kader aan de gebeurtenissen bij Fame
op het Doelenplein. De heer Hazeu pleit voor een zorgvuldige
categorietoedeling en voldoende afstand tussen horecabedrijven en
woningen. Tevens moeten looproutes van en naar de horecabedrijven, de
parkeervoorzieningen en de knooppunten voor openbaar vervoer zorgvuldig(er)
gepland worden. In De Nota van Beantwoording is onvoldoende ingegaan op
deze voor de bewoners belangrijke aspecten van het horecabeleid.
In de Nota van Beantwoording is hoofdzakelijk verwezen naar de Nota Horeca
Binnenstad die een onderdeel vormt van het bestemmingsplan en daaraan
voorafgegaan is. In dit kader moet vermeld worden dat een extern bureau
enige jaren geleden een onderzoek heeft verricht naar kwaliteit en
kwantiteit van de Delftste horeca in het algemeen en de horeca in de
binnenstad in het bijzonder. Vervolgens is nagegaan in hoeverre de
aanbevelingen een ruimtelijk vertaling konden krijgen. Zoals
briefschrijver heeft kunnen vaststellen is gekozen voor een bescheiden
groei van het aantal horecabedrijven. Het Doelenplein e.o. is “bevroren” ten aanzien van de
horecaontwikkelingen. De verbindingsroutes tussen de uitgaansgebieden zijn
ervoor bedoeld om te voorkomen dat het uitgaand publiek uitwaaiert over de
stad en dat daardoor de overlast op specifieke plekken toeneemt. Verder
moet niet uit het oog verloren worden dat uitgegaan moet worden van de
bestaande bedrijven. Dat geldt zowel de ligging als de categorie-indeling.
De vrijheid om ruimtelijk te ordenen naar een model dat meer overeenkomt
met de wensen van briefschrijver is beperkt vanwege de verworven rechten.
Tenslotte: op basis van het bestemmingsplan Komplan 1976 bestond ten
aanzien van de horeca vrijheid van vestiging, zelfs in de
woonbestemmingen. De situatie zoals die onder de vigeur van dat plan is
gegroeid moet als vertrekpunt voor het onderhavige plan genomen worden.
- Doelenplein is geen uitgaansgebied.
Het Doelenplein moet in z’n geheel als
woongebied worden aangemerkt. Toen het gebied destijds door de gemeente in
ontwikkeling werd genomen is dit aan de bewoners (bestaand en toekomstig)
toegezegd. Het Doelenplein mag derhalve niet als uitgaansgebied worden
aangegeven.
Uit het plan blijkt dat de woonbestemmingen in het Doelengebied in groter
verband veel meer voorkomen dan andere (gemengde) bestemmingen. Dat geldt
met name de Schutterstraat, de Vaandelstraat en de ten noorden daarvan
geprojecteerde en gerealiseerde bebouwing, de Raam enz. Voor het Doelenplein zelf is weliswaar gekozen
voor de benaming uitgaansgebied; het is niet bedoeld om daarmee de deur
open te zetten naar vestiging van nieuwe bedrijven of uitbreiding van de
bestaande horecaondernemingen. Zoals reeds is vermeld is de situatie naar
aard en aantal “bevroren”.
- Compact ondergronds parkeren mogelijk maken.
De heer Hazeu heeft in het kader van het
voorontwerp bestemmingsplan geattendeerd op een innovatieve oplossing voor
het parkeervraagstuk. Het betreft het Compact Ondergronds Parkeren (COP).
Toepassing van de methode leidt tot een aanmerkelijke vermindering van het
aantal bovengronds geparkeerde auto’s terwijl de verstoring van
archeologisch bodemarchief minimaal is. Aan de Raam zou een strook grond
voor het COP aangewezen moeten worden. In de Nota van Beantwoording staat
weliswaar te lezen dat het bestemmingsplan aan het COP niet in de weg
staat. Dat zo zijnde zouden de desbetreffende bepalingen in de
voorschriften aangepast moeten worden teneinde een voorgestane oplossing
ook mogelijk te maken. De kosten die € 10.000 per parkeerplek zouden
belopen zijn geen beletsel voor het COP.
Het openbaar gebied is in een tweetal artikelen van de voorschriften
geregeld, te weten artikel 24 “Wegverkeer” voor de hoofdontsluitingswegen
zoals de Westvest terwijl de overige wegen, grachten, straten stegen en
pleinen ondergebracht zijn in de bestemming van artikel 25 “Verkeers- en
Verblijfsdoeleinden, openbaar”. In artikel 24 is onder 4. bepaald dat:
“tevens ondergrondse voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde
onder a. mogen worden gerealiseerd”. Onder a. is de oppervlakte van een
gebouw tot 25 m² beperkt. In artikel 25 is onder 6. bepaald dat: ”de bouw
van ondergrondse voorzieningen van openbaar nut zoals vuilcontainers is
toegestaan met inachtneming van het bepaalde onder a. (eenzelfde
oppervlakteregel). Een COP valt onder de gegeven formulering. De
oppervlakte blijft onder de geven maat van 25 m². Op iedere daarvoor in
aanmerking komende plek kan in de binnenstad op openbaar gebied een COP
gerealiseerd worden. Zoals in de Nota van Beantwoording tevens is
aangegeven zijn de kosten momenteel nog een beletsel.
17.
J.C.M. van den Heuvel, Koornmarkt 17a, 2611 EA.
Koornmarkt 17 ten
onrechte niet als bedrijf geregistreerd.
Reclamant is eigenaar van
het pand Koornmarkt 17. Dit pand doet al meer dan 100 jaar dienst als
bedrijfsruimte. Op grond van de inventarisatie wordt abusievelijk vermeld dat
het pand als woning in gebruik is. De begane grond moet in ieder geval als
bedrijfsruimte worden aangemerkt. Verzocht wordt om in Bijlage IV bij de
voorschriften (de FLS-lijsten) de letter W te vervangen door de letter B.
Er is inderdaad sprake
van een inventarisatiefout
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan.
Het pand Koornmarkt 17 wordt voor wat betreft de begane grond in het vast
te stellen bestemmingplan aangegeven als B (bedrijf). De desbetreffende
notering in de FLS-lijst wordt aangepast. De FLS-strook nr.30 (KM-2, Koornmarkt
1 t/m 51, oneven) wordt eveneens aangepast: onder de kolom “bestaand” wordt het
percentage van 5% verhoogd naar 10%.
18. Hotel–restaurant Johannes Vermeer, Molslaan 18,
2611 RM.
Overkapping van een
binnenplaats gewenst.
Het hotel-restaurant is in twee hoofdgebouwen aan de Molslaan 18, 18a en
20 gevestigd. De wens bestaat om een binnenterras en een zaaltje toe te voegen
door middel van het maken van een overkapping. De grondoppervlakken van een nu
nog open terreingedeelte is ca. 70 m². Dit stukje grond is betegeld. De oppervlakte
is in verhouding tot het geheel vrijwel te verwaarlozen. Er zijn geen
ecologische waarden in het geding. De overkapping zou in lichte constructie
uitgevoerd kunnen worden. Voor de toekomstige exploitatie van het
hotel-restaurant is de toevoeging echter van essentieel belang. Omwonenden
zullen geen last hebben van de overkapping aangezien die geheel door eigen
bebouwing is ingesloten. De bouw van de beoogde zaal zal tot gevolg hebben dat
andere ruimten beter bereikbaar zullen worden waardoor de exploitatie wordt
verbeterd. Er is in Delft grote behoefte aan zaalruimte in de zakelijk markt.
Verzocht wordt een en ander mogelijk te maken in het vast te stellen
bestemmingsplan.
In het ontwerp
bestemmingsplan zijn eenduidige regels opgenomen voor de binnenterreinen. De
onderhavige binnenplaats is gelegen in een gedeelte van het bouwblok dat zich
bevindt tussen de Molslaan en de
Brabantse Turfmarkt. De diepte is ca. 70 meter. Er is veel erfbebouwing
aanwezig. Overigens is een open stuk tot “Tuin” bestemd dat aansluit aan het
terras. Eén van de planuitgangspunten die voor iedereen gelden, is het behoud
van de openheid van de binnenterreinen. Voorzover daarvan geen sprake meer is
mag de bebouwingsgraad niet verder worden opgevoerd, ook niet door een overkapping
van een lichte constructie. De oppervlakte van het open terrein is vrij groot,
zeker in verhouding tot kleinere percelen bij woningen waarvoor ook beperkende
regels gelden. Tevens voorziet het bebouwingsvoorstel in het geheel
dichtbouwen. Het honoreren van het verzoek zet de deur open voor andere
verzoeken, die – op grond van de precedentwerking – niet gewegerd kunnen
worden. Logistieke problemen dienen op een andere wijze tot een oplossing
gebracht te worden.
Het terras kan derhalve niet overkapt mag worden. Uit een oogpunt van
rechtsgelijkheid moet niet getornd worden aan de uitgangspunten, hoezeer in de
onderhavige situatie ook sprake is van bedrijfseconomische en redelijke
argumenten. Anderen hebben vergelijkbare motieven. Het honoreren daarvan zou
leiden tot een ander planconcept.
- 19. Ir. E.P.J. Huisman, Dirklangenstraat 26, 2611 HW.
a. Geen verkleining van het bouwvolumen van de woning Dirklangenstraat
26.
Ten aanzien van de Dirklangenstraat is voor het gedeelte waar
reclamant woonachtig is bepaald dat het aantal bouwlagen niet meer dan
twee mag bedragen. De goothoogte van zijn pand bedraagt 7.50 meter. Dit is
in tegenspraak met de maximale maat van 6 meter zoals voorgeschreven
krachtens de matrix.
Tegen het bepaalde inzake het aantal bouwlagen bestaat geen bezwaar; de
heer Huismans wil graag een garantie dat het bouwvolumen van zijn woning -
gelet op de huidige goothoogte - niet wordt verkleind.
De in de matrixen ingeschreven maten zijn bepaald aan de hand van het
algemene stedenbouwkundige beeld dat voor een samenhangend aantal panden
gewenst is en in de meeste gevallen reeds aanwezig is. Echter: bij veel
gevelwanden zijn “uitschieters” aanwezig. Dat betreft meestal de
goothoogte maar ook vaak het aantal bouwlagen en de pandbreedte. Het pand
van betrokkene staat in een smalle straat. De norm voor de goothoogte en
het aantal bouwlagen correspondeert daarmee. Hier is geen sprake van
wegbestemmen, maar van een uitzonderingssituatie op de algemene norm. Door
toepassing te geven aan de Algemene legaliseringsregels uit artikel 7 van
de voorschriften kan aan ieder plan tot verbouwing binnen het bestaande
bouwvolume worden meegewerkt. Algehele herbouw van een afwijkend pand is
eveneens bij recht mogelijk, mits de afwijkingen niet worden vergroot. Op
onderdelen is verbouwing en bij nieuwbouw een aanpassing mogelijk zodat
niet exact de oude bouwvorm gekopieerd behoeft te worden. Bijgebouwen die
het toegelaten percentage te boven gaan kunnen eventueel na vrijstelling
op een andere plek op het erf herbouwd worden als dat gunstiger is.
- Het aanbrengen van een borstwering wordt onmogelijk gemaakt door de
bepalingen inzake de goothoogte.
Een bruikbare borstwering heeft een hoogte van 0.70 m tot 1.1 meter. Deze
borstweringen komen vaak voor bij panden met een kapverdieping. Verzocht
wordt een en ander mogelijk te maken.
Binnen de bestaande maatvoeringen zoals aangegeven in de matrix kan in
veel gevallen een borstwering aangebracht worden; voor bestaande
borstweringen die tot gevolg hebben dat de maximaal toelaatbare goothoogte
overschreden wordt gelden de genoemde algemene legaliseringregels.
Niettemin kan het voorkomen dat een pand met een plat dak van een kap
wordt voorzien, dan wel bij algehele herbouw behoefte bestaat aan het
toepassen van een borstwering. In artikel 31 zijn algemene
vrijstellingsbevoegdheden opgenomen. Met behulp van het bepaalde in lid 1
onder a. kan 0,50 meter afgeweken worden. De hoogte van een borstwering
kan echter op maximaal 1 meter gesteld worden. In verband daarmee is
nadere regeling wenselijk.
Conclusie de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 31 moet aan artikel 5
(hoofdgebouwen) lid 6 (goothoogten) een vrijstellingsregeling worden
toegevoegd.
“e. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van
het bepaalde onder a. voor een hogere goothoogte als dit noodzakelijk is
in verband met het toepassen van een borstwering in een kap mits de hoogte
van de borstwering niet meer bedraagt dan 1 meter, gemeten vanaf de vloer
van de kap.”
Het bestaande lid e. te weten het in acht nemen van de
molenbeschermingszone moet vervallen omdat dit reeds in artikel 10
(Molenbeschermingszone) voldoende geregeld is.
- Dirklangenstraat gedifferentieerd benaderen.
Met betrekking tot de normering zet reclamant
grote vraagtekens bij de daaraan ten grondslag liggende motieven. Een
maximale maat van 6 meter voor de Dirklangenstraat zal op den duur leiden
tot een karakterloze en historisch onjuiste “eenheidsworst”. Als de
bestaande rechten meer gerespecteerd worden is een goothoogte van 7.50
meter meer voor de hand liggend dan de huidige maat. Het gemiddelde mag
niet tot norm verheven worden. Als er al gestreefd zou moeten worden naar
gelijkheid is het beter de maat van 7.50 meter tot uitgangspunt te kiezen.
Reclamant ontzegt de gemeente het recht de bouwmogelijkheden voor de
individuele eigenaar te beperken.
Het is niet de bedoeling dat de bestaande karakteristiek van de
Dirklangenstraat gaat verdwijnen. In verband met het behoud van de
afwisseling in het gevelbeeld zal in de eerste plaats toepassing gegeven
worden aan het nog in voorbereiding zijnde beeldkwaliteitsplan (Nota
Beeldregie Binnenstad). Verder wordt de heer Huisman gewezen op het
bepaalde in artikel 5 (hoofdgebouwen) lid 6 onder c waar bepaald is dat de
goothoogten van aan elkaar grenzende panden, mits voorkomend in de
historische hoofdstructuur, ten miste 0,30 meter moeten verschillen. Voor
vele straten en stegen is rijtjesbouw niet uitgesloten en in het verleden
vaak toegepast. In verband met de eigendomssituatie moet er overigens niet
verwacht worden dat in de bestaande gevelwanden veel gelijkvormigheid zal
optreden. Bij de ontwikkeling van de transformatielocaties zal, zoals in
het verleden vaak is gedaan ook in de toekomst de keuze vallen op rijtjes
van een beperkte lengte met een uniform voorkomen. Dit is op zich niet
nadelig voor de historische karakteristiek van de binnenstad.
De gemeente heeft tenslotte op grond van de Wet op de ruimtelijke Ordening
de bevoegdheid in te grijpen in het vrije beschikkingsrecht van de
eigenaar en hem te beperken in de afmetingen van de door hem gewenste
bebouwing. Het private belang moet in dit geval wijken voor het openbaar
belang.
- Matrixen Dirklangenstraat niet goed herzien.
In de Nota van Beantwoording is aangegeven dat
alle matrixen nogmaals zijn bezien. Reclamant stelt vast dat de
Dirklangenstraat kennelijk aan de aandacht ontsnapt zal zijn. Hij wordt in
die opvatting gesterkt waar hij vaststelt dat aan de overzijde van de
Dirklangenstraat (de zuidkant) een goothoogte tot maximaal 7 meter is
toegestaan. Uit bezonningsoogpunt vindt hij dit weinig zinvol.
De panden aan de zuidkant hebben in het algemeen een wat hogere
goothoogte. In het bestemmingsplan Komplan 1976 werd een onderscheid
gemaakt tussen panden die aan de noord- en die aan de zuidkant van een
steeg of smalle straat zijn gelegen. De aan de zuidkant gelegen bebouwing
mocht iets hoger zijn omdat de voorgevel aan het noorden is gesitueerd. In
het onderhavige geval is het mede daarom ook niet onredelijk als aan de
zuidkant iets hoger gebouwd kan worden. In de periode voorafgaande aan de
terinzagelegging in ontwerp zijn alle matrixen nogmaals bezien en ter
plekke beoordeeld door een stedenbouwkundige. De Dirklangstraat is
blijkens de voorhanden zijnde inventarisatiekaarten niet overgeslagen.
- De gemeente Delft moet haar huiswerk overdoen.
de heer Huisman voorziet lange juridische
procedures.
Meer specifiek: hij blijft erop tegen dat in zijn geval een halve
verdiepingshoogte wordt wegbestemd.
Zoals reeds meermalen is betoogd wordt niets wegbestemd.
De heer Huisman kan binnen het bestaande en na de inspraak- en
informatieronde toegekende extra bouwvolume bouwen en verbouwen. Van een
halve verdieping is geen sprake. Het staat hem vrij van zijn procedurele
rechten gebruik te maken.
20. A. Hummel, Lange Geer 50, 2611 PW.
Bedrijfsbestemming voor
het pand Lange Geer 50.
In het FLS is het pand Lange Geer 50 als W (woonhuis) aangegeven,
terwijl het een bedrijfspand betreft. Dit geldt de begane grond en de kelder.
Deze ruimten zijn in het verleden bij elkaar gevoegd zodat een hoge
bedrijfsruimte is ontstaan. Deze is via brede deuren voor voertuigen vanaf de
Lange Geer bereikbaar via een aflopende toegang. Tot 1900 was deze ruimte in
gebruik als bierbrouwerij. Voorheen was het tevens een werkplaats,
opslagruimte, ijzerhandel en atelier. Het tegenwoordige gebruik is werkplaats,
opslagruimte en woninginrichtingbedrijf. Verzocht wordt het bestaande gebruik als bedrijf in het FLS
te verwerken.
Bij na-inventarisatie is
gebleken dat het pand verkeerd is aangegeven in de desbetreffende FLS-lijst.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Lange Geer 50 moet als B (Bedrijf) worden aangegeven. In de FLS-strook nr.
38 (Lange Geer 2 t/m 72 (even) en Koornmarkt 2 t/m 8 (even)) moet het
percentage bedrijven van 17% verhoogd worden naar 21%, zowel in de rubriek
“bestaand” als “na vrijstelling”.
21. M.J.W.M. van Huystee en L.M. van Huystee –
Nelissen, Laan van Scheut 17, 6525 EM Nijmegen.
Toegangspad naar
Oosterstraat 61 mede als “Erf” bestemmen.
Reclamanten zijn rechthebbenden bij het pand Oosterstraat 61. Dit pand
is op een binnenterrein gelegen en via een onderdoorgang vanaf de Oosterstraat
over niet-openbare grond bereikbaar. Een deel van het voorterrein is in gebruik
als tuin en erf. Verzocht wordt hieraan niet de bestemming “Verblijfsdoeleinden
privé (Vb(p)” zoals aangeven in het ontwerp bestemmingsplan toe te kennen maar
de bestemming “Erf”.
Van belang is dat de
toegankelijkheid van de woning Oosterstraat 61 gewaarborgd blijft. Voor het
overige is het een zaak van erfdienstbaarheden en onderlinge afspraken tussen
de betrokken eigenaren van de aanliggende percelen.Er is geen bezwaar tegen de
plankaart op dit onderdeel te wijzigen. Volledigheidshalve moet worden vermeld
dat de bewoners van het pand Oosterstraat 61 een zienswijze van gelijke
strekking hebben ingediend.
Conclusie: zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Aan het toegangspad wordt de bestemming “Verblijfsdoeleinden, privé (Vb(p)”
geven ter breedte van 1.50 meter tot aan de voortuin bij de woning Oosterstraat
61. De overige gronden worden voor “Erf”bestemd.
22. The
International Institute for Urban Environment (IIUE), Nickersteeg 5, 2611 EK.
- Oude Delft 73 als kantoor aangeven in het FLS.
De heer Tj. Deelstra, directeur van het IIUE
maakt bezwaar tegen het niet in het FLS opnemen van het pand Oude Delft 73
met een kantoorfunctie als bestaande toestand. Het pand staat weliswaar
nog leeg in verband met de restauratie. De gemeente heeft echter een
wijzigingsvergunning verleend voor de kantoorfunctie. Verzocht wordt de
FLS-lijst te corrigeren naar kantoor. Briefschrijver verzoekt om de
vereiste vergunning toe te wijzen indien de huidige omschrijving van
“Leegstaand” gehandhaafd blijft.
Het FLS ging uit van de bestaande daadwerkelijke situatie op het tijdstip
van de opname (januari 2002). In verband met het feit dat hier sprake is
van een verleende en in uitvoering zijnde bouwvergunning zal het FLS
worden aangepast, zodat een derde geen gebruik zal kunnen maken van de
planologische ruimte.
Conclusie: zienswijze komt voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Op het adres Oude Delft 73 zal de letter K
worden geplaatst in de kolom Functie; de FLS-strook OD-2 zal aangepast
worden: onder bestaand Kantoor zal
0% worden gewijzigd in 5% en in de rubriek “na vrijstelling zal het
percentage van 10% worden verhoogd naar 15%. Het wonen blijft gehandhaafd
op 100-% toelaatbaar als recht en 55% bestaand.
- Onsamenhangende regeling van de tuinmuren.
In de Nota van Beantwoording komt een
inconsistentie voor: op pagina 93 wordt gezegd de tuinmuren niet worden
weergegeven op de plankaarten. Daarom wordt verzocht de (zojuist
getekende) tuinmuren die wel is aangegeven op de plankaart te verwijderen.
Ter verduidelijking het volgende: tuinmuren die particulier gebied van
openbaar gebied scheiden en een visuele en/of cultuurhistorische kwaliteit
hebben zijn op de kaart aangegeven. Daarnaast zijn er talloze tuinmuren
die als erfafscheiding tussen particuliere eigendommen zijn gebouwd. Deze
zijn in veel gevallen niet aangegeven op de ondergrond. Het
bestemmingsplan bevat overigens bouwvoorschriften, zowel voor de tuinmuren
die als zodanig op de plankaart zijn aangeduid als voor de overige
tuinmuren.
Volledigheidshalve moet hieraan nog worden toegevoegd dat in het vast te
stellen bestemmingsplan een wijziging zal worden aangebracht ten aanzien
van de hoogte van tuinmuren: in het plan was in artikel 8 lid 3 onder e.
een vrijstelling opgenomen voor tuinmuren met een hoogte van maximaal 4 meter.
Dit zou kunnen leiden tot beperking van de bezonning en de bruikbaarheid
van aangrenzende terreinen. Daarom vervalt die bepaling. Bestaande hoge
tuinmuren mogen overigens vervangen worden.
23. E.G. Israels, Schutterstraat 1, 2611 MX.
- Bezwaren tegen de bouw van een voetgangersbrug naar het
Armamentarium (toekomstig Delfts Aardewerk Centrum)
Er bestaan bezwaren tegen de in het
bestemmingsplan vervatte mogelijkheid een brug te bouwen over de Nieuwe
Delft ter hoogte van de Giststraat ter ontsluiting van het Armamentarium,
in de toekomst het Delfts Aardewerk Centrum (DAC). Het zicht op dit
waterrijke stukje Delft wordt volgens briefschrijver ernstig verstoord. De
argumentatie als zou er in het verleden ook een brug gelegen hebben is
niet logisch: in de vorige eeuw zijn ook bruggen gesloopt die niet
teruggebouwd worden. Hoewel in de Nota van Beantwoording aangegeven wordt
dat het een voetgangersbrug wordt, is dat niet als zodanig verwoord op de
kaart en in de voorschriften. Verzocht wordt de mogelijkheid voor deze
brug te schrappen, dan wel tenminste te bepalen dat het hier gaat om een
voetgangersbrug met een maximale breedte van 1.80 meter en dit op de
plankaart te vermelden.
Zoals bekend is deze brug nodig in verband met de verwachte aantallen
bezoekers aan het DAC. De bussen zullen op de Kapelsbrug stoppen voor in-
en uitstappen. Het is geenszins de bedoeling de te bouwen oeververbinding
voor autoverkeer van bezoekers open te stellen.Via Breestraat en Korte
Geer zijn de gebouwen in het algemeen voldoende ontsloten voor
gemotoriseerd bedienend verkeer. Auto’s van bezoekers moeten elders
geparkeerd worden, bijvoorbeeld in de bestaande en te bouwen
parkeergarages. De brug zal, mits goed vormgegeven, geen aantasting
behoeven te vormen van het zicht op het door water omgeven schiereiland.
Het is niet wenselijk de breedtemaat van de brug vooraf te limiteren tot
1.80 meter. Die maat is overigens te weinig voor de verwachte
bezoekersaantallen en rolstoelgebruikers. Voorts is niet uit te sluiten
dat ook incidenteel voertuigen van de brug gebruik zullen moeten maken,
bv. bij calamiteiten en vergelijkbare omstandigheden.
- Geen extra verharding in de transformatielocaties.
Vervolgens wordt de aandacht gevestigd op de
transformatielocaties. Reclamant vreest dat het verhardingsoppervlak in de
binnenstad nog verder zal toenemen als de transformatieplekken geheel
bebouwd gaan worden. Er wordt voor gepleit voor te schrijven dat binnen
die locaties meer groen in de vorm van tuinen gerealiseerd moet worden.
Gevreesd wordt voor een maximalisatie van de bouwmogelijkheden. Tevens zou
een verplichting moeten bestaan om platte daken te laten begroeien.
In het aangepaste plan is reeds rekening gehouden met deze opmerking. Het
is overigens niet mogelijk om per transformatielocatie aan te geven
hoeveel groen daarin moet worden opgenomen. Er zal geen medewerking
gegeven worden aan ontwikkelingsinitiatieven die uitsluitend uitgaan van
een maximale invulling met bebouwing. Er zal steeds sprake moeten zijn van
een meerwaarde voor de binnenstad waaronder tevens begrepen de groene
kwaliteit daarvan. Voor kleinere invulplekken kan overigens niet altijd
verlangd worden dat een belangrijke plaats voor groen wordt ingeruimd. Het
staat een ieder vrij een dak te voorzien van begroeiing. Er kan in de
planvoorschriften overigens geen verplichting in die richting worden
opgenomen (toelatingsplanologie).
- Meer ruimte voor kantoor- en bedrijfsvestiging.
Reclamant pleit voor een ruimere plaats voor
kantoren en bedrijven. Hij stelt vast dat als gevolg van de invloed van
“pressiegroepen” zoals de middenstand en projectontwikkelaars de
werkfunctie onderbedeeld is gebleven in het bestemmingsplan. De
kantorensector blijkt de grootste werkgever te zijn in de binnenstad met
ca. 3.000 arbeidsplaatsen, en niet de detailhandel (ongeveer 1.500
personen) of de horeca (ongeveer 1.250 personen). De binnenstad is niet
alleen een geschikte vestigingsplaats voor prestigieuze kantoren
(advocaten en notarissen) maar ook en vooral voor de startende bedrijven.
Als Delft zich als Kennisstad wil profileren moet aan deze functie meer
aandacht geschonken worden. De in het bestemmingsplan geboden
mogelijkheden om werkgelegenheid toe te voegen zijn - in tegenstelling tot
de detailhandel en de horeca - hoogwaardig. Het beleid ter verruiming van
de vestiging van kleinschalige kantoren en bedrijven zoals in de
toelichting verwoord vindt geen vertaling in het plan in juridische zin.
Als transformatielocaties worden benut gaat dit ten koste van
bedrijvigheid.
Binnen de twee bestemmingen die betrekking hebben op het overgrote deel
van de bebouwing is de uitoefening van een klein katoor, ambachtelijk of
dienstverlenend bedrijf mogelijk. Voor een deel heeft het FLS hierop
betrekking, waar het de woonbestemming betreft is de praktijkuitoefening aan
huis bij recht toegelaten. Het door reclamant gehouden pleidooi wordt in
hoofdlijnen weliswaar onderschreven; de praktijk wijst echter uit dat
bedrijven nog steeds uit de binnenstad wegtrekken. Dit heeft te maken met
de beperkte mogelijkheden voor uitbreiding, de belemmeringen op grond van
de milieuwetgeving en de problemen die men ondervindt bij de
bereikbaarheid en het parkeren. Startende bedrijven vindt men in de
binnenstad echter nog steeds, met dien verstande dat men bij groeien kiest
voor een plek op een regulier bedrijventerrein. Veel transformatielocaties
hebben betrekking op voormalige bedrijfsvestiging dan wel op plaatsen waar
een bedrijf aanwezig is dat wellicht zal vertrekken of beëindigd zal
worden. Tenslotte zijn ook nadelen verbonden aan de vestiging van kantoren
en bedrijven: extra verkeer, dode plekken buiten de werktijden en
milieuoverlast.
- Functieopbouw is onevenwichtig.
Briefschrijver heeft bezwaar inzake het
ontbreken van een evenwichtige functieopbouw van de binnenstad en in het
bijzonder tegen het begrip uitgaansgebied. De voor de binnenstad typerende
functiemenging wordt aldus geweld aangedaan. Een begrip als uitgaansgebied
hoort thuis in een rijtje als “slaapstad”, “woonmall”, “industrieterrein”
etc. De ervaringen met de Kromstraat zijn een goede illustratie van een en
ander. Er wordt voor gepleit via het FLS een betere en evenwichtigere
invulling mogelijk te maken.
Deze opmerking ligt in het verlengde van hetgeen onder c. is opgemerkt. De
opvatting van reclamant wordt in zoverre gedeeld dat voorkomen moet worden
dat een reeds sterk aanwezige functie in een gebied een dominerend
karakter krijgt zodat andere functies worden verdrongen. De enkele
typering uitgaansgebied mag niet tot de conclusie leiden dat in een
dergelijk stadsdeel geen plaats zou zijn voor andere functies. Als de
bestaande uitgaansgebieden worden bekeken blijkt dat daar ook andere
functies gevestigd zijn. Ten aanzien van de Kromstraat is bijvoorbeeld
bepaald dat de horeca zich aldaar niet verder mag uitbreiden. Dat doet
overigens niet af aan de algemene typering van die straat als (klein)
uitgaansgebied.
- Branchering ten aanzien van De Klis onjuist.
Met betrekking tot de branchering wordt
bezwaar gemaakt tegen de typering van het winkelgebied De Klis e.o. Dit
deel van de binnenstad heeft ook voor de voorziening van de dagelijkse
behoeften een belangrijke winkelfunctie. De aldaar aanwezige winkels in
die branche mogen niet wegbestemd worden. Verzocht wordt de toelichting
aan te passen en de kaart en de desbetreffende paragraaf uit de
toelichting te verwijderen.
In juridische zin heeft het bestemmingsplan geen invloed op het
assortiment van een winkel: het plan schrijft niet voor waar winkels voor
de dagelijkse goederen al dan niet gevestigd mogen worden. Als zodanig is
er dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat winkels in die bracht
in De Klis wegbestemd zouden zijn. Als er
voldoende economisch draagvlak is zullen dergelijke bedrijven zich
vestigen c.q gevestigd blijven. Ook voor die branche geldt dat de
afgelopen decennia sprake is van verminderend draagvlak. Aan dit proces is
niet de gemeente noch de middenstand maar het winkelend publiek debet.
- Te hoge bebouwing mogelijk in de Pluympot.
Vervolgens wordt de aandacht gevestigd op
transformatielocatie nr. 34 (Pluympot). Briefschrijver is het er niet mee
eens dat een voorschrift ontbreekt inzake de nokrichting. Er is veel
verschil in de eindsituatie voor omwonenden tussen een dwarskap en een
langskap. In het eerstgenoemde geval kan een puntgevel worden gemaakt met
een hoogte van maximaal 10.50 meter. In verband met de beperkte breedte
van de straat van slechts 6 meter en de bestaande goothoogte van ca. 5
meter zal sprake zijn van onevenredige benadeling van de bezonning van de
bestaande woningen. Verzocht wordt voor deze locatie een goothoogte van
maximaal 5 meter (in plaats van maximaal 8.20 meter bij drie bouwlagen) en
tevens een langskap voor te schrijven.
De desbetreffende transformatielocatie is als een directe bestemming
bedoeld zonder toepassing vooraf van de wijzigingsbevoegdheid. Dit in
verband met het feit dat in het bestemmingsplan Komplan 1976 ook een
mogelijkheid voor hoofdbebouwing was vervat. Uit stedenbouwkundige
overwegingen verdient het de aanbeveling om ter plaatse geleidelijk de
totstandkoming van hoofdbebouwing te bevorderen. De matrixlijn die op deze
locatie betrekking heeft verbindt alle panden aan de westzijde van de
Pluympot. Voor het noordelijk deel betreft het panden die aan het
Doelenplein zijn gelegen. Aldaar is een enigszins hogere bebouwing gewenst
en verantwoord. Daarom is een minimale goothoogte van 6.40 meter en
maximale maat van 8.20 meter wenselijk op die plaats. Waar het echter het
overige deel van de Pluympot, westzijde betreft met tweezijdige bebouwing
kan sprake zijn van te forse maten, mede gelet op het bestaande beeld aan
de oostzijde. Aldaar is het aantal bouwlagen op minimaal 1, maximaal 2
bepaald bij een goothoogte van respectievelijk 4 meter en 6 meter. Met
betrekking tot het verzoek voor te schrijven dat bij de vervangende
bebouwing een langskap voorgeschreven moet worden geldt dat dit een
onderwerp is dat bij de welstandsbeoordeling van een bouwplan zal worden
bezien. Daarbij zal tevens gelet worden op het bestaande bebouwingsbeeld
aan de oostzijde van de Pluympot. Nu de hoogtematen teruggebracht zullen
worden is er geen aanleiding meer voor de vrees dat de woonsituatie van de
woningen aan de oostzijde zal worden benadeeld als een dwarskap wordt
toegepast.
Conclusie: zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzicht van het ontwerp bestemmingsplan:
De westzijde van de Pluympot in twee delen splitsen: het deel aan het
Doelenplein met de maten 6.40 meter en 8.20 meter (2, resp. 3 bouwlagen)
en voor het overige deel 4 meter minimaal en 6 meter maximaal (1, resp. 2
bouwlagen). De nog op de plankaart voorkomende bestemming “Erf” moet
vervangen worden door de bestemming “Woondoeleinden”.
- De aanduiding “platte daken verplicht” ontbreekt op een aantal
plaatsen, waaronder het Doelenpoortgebouw en de Schutterstraat.
Deze aanduiding geldt die locaties waar een platte afdekking typerend is
voor het stedenbouwkundig beeld. Dat geldt in ieder geval het
Doelenpoortgebouw. De desbetreffende aanduiding moet op de vast te stellen
plankaart worden geplaatst. Ten aanzien van de Schutterstraat geldt dat in
het verleden is afgesproken dat een terugliggende extra bouwlaag moegelijk
moet zijn. Binnen een denkbeeldig kapprofiel kan deze worden gerealiseerd.
Als bepaald zou worden dat geen kap mag worden toegepast kan die extra
gedeeltelijke woonlaag formeel binnen de plansystematiek niet worden
gerealiseerd.
Conclusie: zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzicht van het ontwerp bestemmingsplan:
Aanduiding “platte daken verplicht” op de plankaart plaatsen in
Doelenpoortgebouw.
- Er ontbreekt een directe relatie tussen de voorschriften en de
toelichting.
Als gevolg van de uiteenlopende nummering moet
veel gezocht worden: voor beide stukken zou eenzelfde indeling en
nummering moeten worden gevolgd.
Beide stukken hebben een geheel andere opbouw. In de hoofdstukken VII en
VIII van de toelichting wordt het juridisch gedeelte van het
bestemmingsplan uitvoerig en per thema beschreven. De daarmee
corresponderende bepalingen zijn in een paar artikelen van de
voorschriften (voornamelijk art. 5, 6, 7, 13 en 16 t/m 18) terug te
vinden.
- Bezwaren tegen extra horeca.
Ten opzichte van het voorontwerp
bestemmingsplan is sprake van een toeneming van het aantal plekken waar
horeca kan worden gevestigd. Reclamant attendeert op de Beestenmarkt (
twee panden van de bandenhandel en Choorstraat 5). Tevens wordt bezwaar
gemaakt tegen meerdere aanduidingen als het één bedrijf betreft dat twee
panden beslaat. Verzocht wordt het plan op deze onderdelen aan te passen.
Ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan zijn inderdaad correcties
aangebracht. Dit heeft hoofdzakelijk te maken met correcties. Ten tijde
van het voorontwerp bestemmingsplan bestond reeds het voornemen ter
plaatse van de bandenhandel horeca toe te laten; de plankaart was op dit
punt niet kompleet. Hetzelfde geldt op meerdere plekken. Ook heeft
besluitvorming plaats gevonden. Gewezen wordt op de vestiging van een
studentsociëteit in aan de Oude Delft te plaatse van de bioscoop.
- Ten onrechte is de winkelondersteunende horeca niet als zodanig op
de plankaart aangeven.
Dit is niet consequent omdat andere vormen van horeca wel op de plankaart
zichtbaar zijn gemaakt en in de begripsbepalingen van de voorschriften
regels inzake zes categorieën horeca zijn opgenomen.
Met betrekking tot de winkelondersteunende horeca wordt het standpunt
gehuldigd dat het op winkels gelijkende vestigingen betreft die het beste
via het FLS geregeld kunnen worden. Het gevolg is dat deze vorm van
(weinig hinder veroorzakende) horeca binnen de gegeven limieten in het
kernwinkelgebied vrijheid van vestiging heeft. De consequentie daarvan is
weer dat er geen noodzaak is om bestaande vestigingen op de plek van het
huidige bedrijf te fixeren zoals voor de overige vormen van horeca (die
meer hinder veroorzaken voor de omgeving) wel het geval is.
- Verplichting om een parkeerplaats te realiseren laten vervallen.
Het is niet logisch in het bestemmingsplan de
verplichting op te nemen om bij nieuwbouw in een autoluw plus gebied een
parkeerplaats te realiseren.
Daarom is het beter bouwgegadigden te verplichten een parkeerplaats
in een parkeergarage aan de rand van de binnenstad te kopen. Daarmee wordt
de financiële grondslag van dergelijke garages verbeterd.
Het bestemmingsplan bevat geen formele verplichting parkeerplaatsen bij
nieuwbouw te realiseren. Op grond van de Bouwverordening kan overigens wel
een parkeereis gesteld worden. In de toelichting is onder VI.6.2 een
beleidslijn opgenomen inzake de toepassing van die parkeereis. Daarvan kan
vrijstelling worden gegeven. Een vrijstellingsgrond is bijvoorbeeld de
ligging van de bouwlocatie (waaronder transformatielocaties) in het
autoluw (plus) gebied. Het beleid is er voorts op gericht te voorkomen dat
op binnenterreinen stallingsgelegenheden worden gemaakt waardoor afbreuk
kan worden gedaan aan de waarde van die binnenterreinen als stilte- en
ecologisch waardevol gebied. In bestaande bijgebouwen of aanbouwen of nog
op te richten bebouwing die geen hoofdgebouw is langs de hoofdgrachten kan
onder voorwaarden wel een stallinggelegenheid worden opgenomen.
De FLS-lijsten en FLS-stroken corresponderen niet met
elkaar.
Reclamant geeft een paar voorbeelden van de Doelenplein en spreekt het
vermoeden uit dat op veel andere plekken ook verschillen voorkomen.
Er wordt naar gestreefd alle FLS-stroken voor de planvaststelling nog eenmaal
te bezien op juistheid. Ten aanzien van het Doelenplein is inderdaad een
onvolkomenheid geconstateerd.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
De strookdefinitie van DP-1 wordt aangepast.
- Gevellengte een betere maatstaf voor het FLS.
Briefschrijver houdt een pleidooi om bij de
opzet van het FLS niet uit te gaan van het begrip “pand” maar percentages
van de gevellengte te hanteren als maatstaf. Dat komt exact werken ten
goede en interpretatieverschillen worden voorkomen. Verder wordt
incongruentie geconstateerd tussen “pand”, “huisnummer” en “bedrijf”. Het
gevolg is dat meer horeca gevestigd
kan worden dan de bedoeling is. In één pand kunnen meerdere
functies zitten, vooral als het een breed pand betreft. De pandbreedte in
de binnenstad varieert van 3 meter tot 30 meter. Verzocht wordt het FLS te
baseren op gevellengte in plaats van op het aantal panden.
Dit punt is door briefschrijver ook naar voren gebracht bij het
voorontwerp bestemmingsplan. Beide methodieken zijn niet 100% dekkend voor
alle situaties. Dat geldt ook de voorgestane regeling per gevellengte. Ook
daar kan spanning ontstaan als afgerond moet worden en het betreft
toevallig een breed pand. Tevens geldt dat een andere differentiatie nodig
is omdat in de binnenstad sprake is van verschillende
parcelleringstypologieën: er zijn gebieden met overwegend smalle pandjes en
in andere delen van de binnenstad zijn de panden breed.
Binnen de door reclamant bepleite vierkante meters per vestiging zou
alsdan geen medewerking mogelijk zijn. Het is inderdaad juist dat bij de
(zeer) brede panden een oplossing moest worden gezocht om het heersende
ritme van de verkaveling tot zijn recht te laten komen in het FLS. Dit is
gevonden via een fictieve opdeling van dergelijke gebouwen gebaseerd op
het bouwkundig ontwerp daarvan. Bij ieder gebouw is immers een opdeling in
beuken, kolommen e.d. te herkennen. Aldus is het FLS ook in zijn huidige
gedaante toch toepasbaar op die brede gebouwen.
- Vrees voor een sterke uitbreiding van de horeca.
Hij heeft een telling verricht en komt tot de
slotsom dat een toevoeging mogelijk gemaakt wordt van de horeca in 71
panden. Dat komt overeen met bij 40% extra horeca. Tevens wijst hij erop
dat per pand 20% uitbreiding mag worden gerealiseerd. Voorts mag een
bestaande vestiging verhuizen naar een groter pand. Al met al maakt het
bestemmingsplan een verdubbeling van de horeca mogelijk. Dit zal leiden
tot het in de verdrukking geraken van andere functies zoals wonen, werken
en detailhandel.
Het beeld dat briefschrijver schetst correspondeert niet met de verwachte
realiteit. Een groot deel van de horeca die naar zijn mening kan worden
toegevoegd bestaat uit winkelondersteunende horeca via de eerder
vastgestelde 20% norm. In theorie is in een aantal straten van het
kernwinkelgebied aldus nog vestigingsruimte die naar alle
waarschijnlijkheid niet ten volle zal worden benut hoewel daarvoor uit een
oogpunt van functiediversiteit en andere ruimtelijk relevante factoren
geen bezwaar tegen bestaat. De overige horeca die in het algemeen meer
hinder veroorzaakt zoals dag- en avondhoreca (cafés, uitgaansgelegenheden
e,.d) is strikt genormeerd. Al eerder is aangeven dat de toeneming daarvan
slechts enkele bedrijven betreft in de bestaande uitgaansgebieden en
enkele plekken op de verbindingsroutes daartussen. Verder kan nog enige
horeca gevestigd worden die zich hoofdzakelijk op de toerist richt zoals
aan de Markt.
- Meer monumentale platanen aangeven.
Een aantal platanen die reclamant als
monumentaal beschouwt zijn niet op de plankaart als zodanig aangegeven.
Het betreft de plataan voor het gelijknamige hotel op het Doelenplein, de
overige platanen op dit plein en op de Paardenmarkt en de plataan op de
kruising van Doelenstraat en Raam.
De platanen die op het Doelenplein staan zijn reeds aangegeven als
monumentaal. Alleen de voor het gelijknamige hotel aanwezige plataan is
abusievelijk niet als monumentaal aangeduid, hoewel deze een stamdoorsnede
heeft van meer dan 80 cm. Op de plankaart bij het vast te stellen
bestemmingsplan zal deze omissie worden gerectificeerd.
Conclusie: de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Plataan op het Doelenplein voor Hotel de Plataan als monumentaal op de
plankaart aangeven.
24. E.G. Israels,
Schutterstraat 1 mede namens (1)8 bewoners van het Schuttersveld, Vaandelstraat,
Lakenraam en Schutterstraat.
Ten aanzien van de vraag in hoeverre reclamant anderen vertegenwoordigt het
volgend: bij de zienswijzenbrief was geen handtekeningenlijst of een
vergelijkbaar stuk gevoegd waaruit zijn legitimatie blijkt. Daarom is hij uitgenodigd
de ontbrekende machtigingen alsnog over te leggen. Tevens was uit de
zienswijzenbrief niet duidelijk op hij zegt op te treden namens 8 dan wel 18
bewoners.
Er zijn na daarom verzocht te zijn machtigingen van algemene strekking
overgelegd uit de voorontwerpronde zodat voldaan is aan de vereisten van
vertegenwoordiging.
Geen uitbreiding van de horeca in binnenstad – noord.
De zienswijzen betreffen de horeca en de uitbreiding daarvan in binnenstad
noord. De bezwaren daartegen gaan over de volgende aspecten: zwerfvuil en
glasscherven, voortzetting van feesten in de Doelentuin die voor de bewoners
van de Lakenraam de enige buitenruimte is, het ontstaan van hangplekken in het
park en achter het PTT gebouw en tenslotte de geluidsoverlast van horecafestiviteiten
op het Doelenplein.
Het betreft hier aspecten die alle op het terrein van de openbare orde en de
handhaving daarvan liggen. Zoals reeds eerder is vermeld kan de horeca op het
Doelenplein geen uitbreiding ondergaan. De bestaande vestigingen worden gelegaliseerd.
Door toepassing van het in de Wet op de Ruimtelijke Ordening verankerde
instrumentarium kan niet opgetreden worden tegen de bijverschijnselen van de
horeca zoals briefschrijver deze constateert.
Verder worden nog de
volgende specifieke zienswijzen naar voren gebracht:
- Op grond van het FLS is het niet mogelijk een vrijstelling voor
gebruik voor horecadoeleinden te weigeren op basis van de aangevraagde
categorie omdat deze niet in het FLS voorkomen aangezien aldaar slechts
gesproken wordt van “horeca”.
Waarschijnlijk is sprake van een misverstand. Bij de FLS-stroken zijn
Nadere Bepalingen gevoegd die op grond van artikel 13 (Functielimitering)
lid 1 (algemene voorschriften) onder b in acht genomen moeten worden. In
die nadere bepalingen wordt steeds verwezen naar horecacategorieën I of
II. Voorzover sprake is van winkelondersteunende horeca gaat het om met
winkels vergelijkbare bedrijven die in artikel 1 (begripsbepalingen) onder
dd nader gedefinieerd is. Als er dus sprake is van een aanvraag voor een
horecabedrijf in een FLS-strook zal de vrijstelling steeds geweigerd
moeten worden als de categorie afwijkt van hetgeen de nadere bepalingen
voorschrijven. Ten aanzien van de plaats van horecabedrijven geldt dat op
grond van het voorschrift zoals aangegeven onder 2 t/m 6 van de Nadere
Bepalingen alleen horeca op de bestaande plaats van vestiging of binnen
specifieke FLS-stroken kan worden toegelaten.
- Onduidelijk is of de op de plankaart aangegeven horecabedrijven de
bestaande of de door het college gewenste bedrijven en categorieën zijn.
De begrippen “bestaand” en “gewenst” zijn in zoverre congruent waar het de
bestaande en als zodanig aangeduide bedrijven betreft. Er zijn overigens
bedrijven die men als minder gewenst zou kunnen beschouwen, afhankelijk
van het accent dat gelegd wordt op functies. Die constatering is overigens
geen grondslag voor het wegbestemmen van een horecabedrijf omdat sprake is
van verworven rechten die gerespecteerd moeten worden.
- De aanduidingen op de plankaart, de tellingen in de toelichting en
de opsomming in de FLS-stroken en de FLS-lijsten sluiten niet op elkaar
aan.
Hierdoor is handhaving onmogelijk.
Bij deze zienswijze wordt niet aangegeven welke onvolkomenheden in
concreto geconstateerd zijn. Daarom is verdere beantwoording dan ook niet
mogelijk.
25. J.H.M. van der Jagt –
Toet, Oude Delft 12A, 2611 CC.
Briefschrijfster geeft allereerst aan dat de reactie die zij ten aanzien van
het voorontwerp bestemmingsplan heeft gezonden
medeondertekend was door bewoners van de adressen Oude Delft 4, 6, 12A,
12B, 14 en 16. Ten onrechte was dit laatste niet vermeld in de Nota van
Beantwoording. Ook de onderhavige zienswijzenbrief is ingediend namens genoemde
bewoners.
Met betrekking tot de
onvolkomenheid in de Nota van Beantwoording moet worden geconstateerd dat de
medeondertekenaars abusievelijk niet zijn vermeld waarvoor bij deze een
verontschuldiging wordt aangeboden. In tegenstelling tot genoemde reactie
bevatte de thans aan de orde zijnde zienswijzenbrief niet de namen en handtekeningen
van de bewoners van de genoemde adressen. Mevr. Van der Jagt is hierop
opmerkzaam gemaakt.
Verder worden de volgende
specifieke zienswijzen naar voren gebracht.
- In de FLS-lijsten is ten aanzien van de inventarisatie van de
functies van de adressen Oude Delft 4 en 6 een fout gemaakt.
Deze panden worden als kantoor respectievelijk
leegstaand genoteerd terwijl deze panden als woonhuis in gebruik zijn. De
bewoners van de panden hebben de reactie van briefschrijfster op het
voorontwerp bestemmingsplan mede ondertekend. In verband daarmee moet het
percentage “Wonen, bestaand” voor de FLS-strook OD-3 verhoogd worden van
58% naar 63% en dienen de andere percentages (voor niet-woonfuncties)
navenant verlaagd te moeten worden.
De constatering van reclamante is terecht: beide panden zijn niet in de
inventarisatie opgenomen. Er is echter geen aanleiding de percentages voor
de niet-woonfuncties aan te passen: in totaal mag ten opzichte van de
bestaande situatie 23% van de panden een niet-woonfunctie krijgen. Tevens
is vastgelegd dat ca. drievierde deel van de panden voor de woonfunctie in
gebruik moet blijven. Dat is, gelet op het karakter van dit gedeelte van
de Oude Delft en het streven naar functiediversiteit, als verantwoord te
beschouwen.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
De desbetreffende vermelding in de FLS-lijst moet aangepast worden.
Het percentage “Wonen, bestaand” in FLS-strook 3 (OD-3) moet verhoogd
worden van 58% naar 63%.
- Op grond van het FLS wordt een te grote toeneming van de
niet-woonfuncties aan grachten en straten mogelijk gemaakt
Daardoor zal de woonfunctie onder druk komen.
Weliswaar is tegemoet gekomen aan een ongeveer gelijkluidende opmerking
ten aan zien van het voorontwerp bestemmingsplan; het gevaar bestaat nog
steeds dat het wonen door kantoren, dienstverlening, winkels e.d wordt
verdrongen. Reclamante is het dan ook niet eens met het uitgangspunt ten
aanzien van de toeneming van de niet-woonfuncties met 20% tot 30%. Als
voorbeeld wordt de FLS-strook OD-2 (Oude Delft 2 t/m 36) genoemd. Daar
bevinden zich 19 panden waarvan 17 met een woonfunctie. Dit fraaie stuk
gracht verdient een betere bescherming, die niet gewaarborgd is bij
gebruik als kantoor.
Naar aanleiding van de genoemde reactie op het voorontwerp bestemmingsplan
zijn alle FLS-stroken die op het in de toelichting voorkomende kaartje
zijn aangegeven als “gemengd gebied met een accent op het wonen” bezien op
groeimogelijkheden voor de niet-woonfuncties. In de meeste gevallen zijn
die mogelijkheden neerwaarts bijgesteld. Het gaat echter om panden die
voor vele doeleinden geschikt zijn en waaraan een bestemming “Gemengde
doeleinden” wordt toegekend. Het uitgangspunt zoals verwoord in de toelichting
inhoudende dat maximaal 20% tot 30% van de panden voor een
niet-woonfunctie mag worden benut betekent dat het accent op het wonen
niet in gevaar komt. Veder moet gewezen worden op het tot voor kort van
kracht zijnde bestemmingsplan Komplan 1976 op grond waarvan vrijheid
bestond voor nagenoeg iedere functie. In de voorafgegane jaren zijn die
mogelijkheden nauwelijks benut voor het genoemde grachtgedeelte. Men kan
integendeel spreken van een verdringingsproces waarbij het wonen de
afgelopen tien jaar sterker bleek dan de niet-woonfuncties. Tenslotte moet
ervoor gewaakt worden dat het uitgangspunt van de functiediversiteit tot
haar recht blijft komen.
- Het FLS is een weinig inzichtelijk en transparant systeem is.
Er dreigt willekeur mede als gevolg van
economische belangen zodat alert reageren door bewoners geboden is. Als
voorbeeld wordt genoemd dat door de raad vrijstelling kan worden verleend
van de bestaande percentages. Dit is in tegenspraak met hetgeen in de
toelichting wordt vermeld ten aanzien van de behandeltermijn van een
aanvraag tot vrijstelling die op maximaal 14 dagen is gesteld. De raad
komt slechts één keer per maand bijeen, de vrijstellingsaanvragen worden
niet ter inzage gelegd en omwonenden kunnen niet op een ongewenste
ontwikkeling reageren. Met betrekking tot dat laatste punt is reclamante
van mening dat omwonenden gehoord moeten kunnen worden als sprake is van
een aan het FLS onderworpen aanvraag in het gebied van een FLS-strook waar
zij wonen of belangen hebben.
Allereerst het volgende: het FLS is in wezen eenvoudig van opzet: per
samenhangend gebied zijn maxima gegeven voor niet-woonfuncties. Deze
kunnen via vrijstellingen bereikt worden. Als die maxima bereikt zijn kan
geen vrijstelling meer gegeven worden. Reclamante is van de opzet en
uitwerking van het systeem op de hoogte getuige haar onder b. besproken
zienswijze. Anderzijds is het stelsel in zoverre complex dat het tevens
een oplossing moet bieden voor incidentele situaties zoals gelijktijdige
indiening van aanvragen, splitsing en samenvoeging van panden, het niet
gebruiken van een verleende vrijstelling, de intrekking ervan etc.
Waar reclamante spreekt van het wijzigen door de raad is wellicht sprake
van een misverstand: de raad wordt slechts in één geval bij de toepassing van
het FLS betrokken. Het betreft de (blijvende) verandering van percentages
die voor één of meer FLS-stroken gelden.
De verlening van vrijstellingen is aan het college van burgemeester en
wethouders voorbehouden. In verband met economische en andere factoren
committeert de gemeente zich om een formeel aangevraagde vrijstelling met
spoed te verlenen, of - in voorkomend geval - te weigeren. Bij dat
uitgangspunt kan niet overgegaan worden tot terinzagelegging vooraf van
een aanvraag met mogelijkheid tot indien van zienswijzen. Een verleende
vrijstelling (vaak in combinatie met een bouwvergunning) is op de
gebruikelijk wijze vatbaar voor bezwaar, beroep en schorsing. Daarbij moet
wel beseft worden dat een vrijstelling slechts verleend kan worden als het
FLS daarvoor de planologische ruimte biedt. Als dat zo is zal de
vrijstelling slechts in uitzonderingsgevallen geweigerd (kunnen) worden.
Na een verlening van vrijstelling bestaat zes weken de gelegenheid bezwaar
te maken c.q schorsing te vragen bij de President van de rechtbank. In dat
opzicht is dus geen alert reageren vereist.
26. Fam. P.M. Janssen, Schutterstraat 13 a, 2611
MX.
Bezwaar tegen de
bestemming “Verblijfsdoeleinden privé (Vb(p))” voor de poort naar het
binnenterrein achter de Schutterstraat.
Betrokkenen zijn eigenaars-bewoners van het pand Schutterstraat 13a. Via
een poort tussen de panden 11 en 13 wordt de woning van briefschrijvers
ontsloten. Waar de poort/pad uitkomt op de Schutterstraat is ten onrechte de
bestemming “Verblijfsdoeleinden, privé (Vb(p)” gelegd. De bestemming “Verkeers-
en verblijfsgebied openbaar (Vb(o))”
moet volgens reclamanten worden doorgezet tot aan het openbare gebied
van de Schutterstraat.
De aansluiting van het
toegangspad op de straat moet inderdaad conform de wens van reclamant worden
aangepast.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan.
De bestemming “Verkeers- en verblijfsgebied openbaar (Vb(o)) komt in de
plaats van de bestemming “Verblijfsdoeleinden, privé (Vb(p)”
27. J.H. de Jong – Westenberg, Oude Delft 85, 2611
BD.
- Achterhuis achter Oude Delft 85 onjuist weergegeven.
Briefschrijfster attendeert allereerst op een
foutieve adresvermelding in de Nota van Beantwoording van het achterhuis
behorend bij het adres Oude Delft 85. In genoemde Nota van Beantwoording
was vermeld: 81. Er bestaan overigens bezwaren tegen om dit gebouw niet
als historisch belangrijk aan te merken. Het achterhuis in kwestie is in
1892 gebouwd als slachthuis. Het gebouw had een eigen functie en heeft
daarom wel degelijk historische betekenis.
De Nota van Beantwoording kan nu niet meer gewijzigd worden. De correctie
wordt geacht daarin verwerkt te zijn. Ten aanzien van de historische
betekenis van het achterhuis moet vermeld worden dat geen overblijfselen
van het slachthuis herkenbaar zijn in of aan het gebouw. Voorzover dat wel
het geval zou zijn en er sprake is van een groot belang in
cultuurhistorisch opzicht kan het gebouw aangewezen worden als Rijks- of
gemeentelijk monument. Voor de bestemmingsregeling heeft een en ander geen
gevolgen.
- Kamerverhuurbedrijven in het FLS opnemen.
Ten tijde van het voorontwerp bestemmingsplan
heeft reclamante verzocht de kamerverhuurbedrijven in het FLS op te nemen.
Het gaat om een woonvorm die vaak debet is aan overlast voor de omgeving.
De kamerbewoners hebben geen oog voor hun woonomgeving, er is vandalisme
en geluidsoverlast. Door opneming in het FLS kan eventueel een beperking
worden opgelegd aan het aantal kamerverhuurbedrijven in een bepaald
gebied.
De kamerbewoning – al dan niet met commerciële oogmerken – wordt in het
bestemmingsplan beschouwd als “wonen”. Ook bij een groot gezin kan het
voorkomen dat veel (jeugdige) personen in één pand gehuisvest zijn en
overlast veroorzaken. Het gedrag van bewoners op zich behoeft nog geen
ruimtelijk motief in te houden voor beperkende regels. Delft is nu eenmaal
studentenstad. Daarnaast zijn er talrijke alleenstaanden in de binnenstad
woonachtig. Tenslotte is niet goed mogelijk een ondergrens te leggen die
ruimtelijk relevant is.
28. Kamer
van Koophandel Haaglanden, postbus 375, 2600 AJ.
- Bestemmingsplan te gedetailleerd. FLS roept vraagtekens op.
Naast waardering voor het plan en de daarin
opgenomen beleidsuitgangspunten zet de KvK vraagtekens bij de grote mate
van detaillering en bij het FLS. Overigens wordt met instemming
geconstateerd dat in het plan op een goede wijze gereageerd wordt op door
het bedrijfsleven ingebracht nota’s, brieven etc. Dat geldt ook de
toelichting waar op pagina 44 (IV.3. Economie) een beeld gegeven wordt van
de ontwikkeling van de detailhandel, de dienstverlening en de
kantorensector. Ook ten aanzien van het voor ogen staande milieubeleid
geldt dat de KvK zich hiermee kan conformeren. Maatbestemmingen zullen
echter in nauw overleg met de betrokken bedrijven moeten worden
geformuleerd.
Het stemt tot voldoening dat de hoofdlijnen van het plan onderschreven
worden. Ten aanzien van de maatbestemmigen voor bedrijven geldt dat die
slechts een zevental bedrijven betreffen binnen de categorieën 3.2 en 4
van de lijst van Bedrijfsactiviteiten. De omschrijvingen daarvan per
individueel bedrijf zijn globaal gehouden en betreffen de
hoofdactiviteiten. Daarom is er toch voldoende flexibiliteit voor
aanpassingen in de bedrijfsvoering. Het was niet mogelijk om inzake de
concept-formuleringen met de bedrijven te overleggen gezien de beperkte
tijd die toegemeten was voor de totstandkoming van het voorontwerp
bestemmingsplan. Er zijn overigens geen zienswijzen ingekomen op de
maatbestemmingen.
- Kritische opstelling ten aanzien van het FLS.
Hoewel de intentie van de functiediversiteit
en de multifunctionaliteit onderscheven wordt, zijn er bedenkingen met
betrekking tot het gehanteerde systeem. Het inschatten wat wel en niet kan
blijft een moeilijke zaak waarbij burger en ondernemer afhankelijk zijn
van uitleg en advies van ambtenaren. Het bestemmingsplan wordt objectief
niet meer bruikbaar. Verstarring ligt op de loer vanwege het niet durven
nemen van beslissingen door de ondernemers. Tevens dreigt er het gevaar
van het kwaliteitsverlies als gevolg van de toepassing van de principes
“vol is vol” en “wie het eerst komt, het eerst maalt”. De beoordeling
geschiedt dan immers naar de volgorde van binnenkomst van een aanvraag. De
KvK gunt het FLS het voordeel van de twijfel. In de Nota van Beantwoording
is overigens vermeld dat de raad tot intrekking daarvan zou kunnen
besluiten als de effectiviteit en de toepasbaarheid in de praktijk niet
zou blijken.
Het FLS is in wezen niet gecompliceerd: de stroken waarop het van
toepassing is zijn duidelijk op de plankaart aangeven en per strook zijn
de percentages voor de verschillende functies bepaald. De bestaande
toestand is tevens aangegeven omdat deze uitgangspunt is geweest bij de
bepaling van de verandermogelijkheden. Als een ondernemer zich tijdig met
de gemeente in verbinding stelt omtrent de planologische ruimte in de
FLS-strook waarin zijn pand zich bevindt zal hem in het eerste contact
reeds duidelijk worden of die
ruimte nog aanwezig is. Door tijdsverloop en mutaties is het immers niet
meer mogelijk ervan uit te gaan dat de bij de planvaststelling aanwezige
planologische ruimte een aantal jaren na dato nog steeds beschikbaar is.
In zoverre wordt de vrees als zouden ondernemers geen beslissing durven
nemen niet gedeeld. Het systeem is voorts zoveel mogelijk geobjectiveerd
en van duidelijke begrenzing voorzien zodat maximale duidelijkheid kan
worden geboden. Tevens is binnen de gemeente een protocol ontwikkeld hoe
met (aan)vragen – formeel en informatief - wordt omgegaan.
De in de Nota van Beantwoording opgenomen zin inzake het later eventueel
schrappen van het FLS heeft geen betrekking op een in het bestemmingsplan
zelf geïncorporeerd mechanisme om het FLS buiten werking te stellen maar
op de normale bevoegdheid van de gemeenteraad om een bestemmingsplan te
herzien. In het onderhavige geval kan het FLS daaruit verwijderd worden
via planherziening. Er blijft dan een bestemmingsplan over dat de thans
gewenste sturing niet meer heeft, maar voor het overige (bouwen,
gebruiken, bestemmingen etc)
bruikbaar zal blijven.
- Voorwaarden ten aanzien van de toepassing van het FLS.
De KvK heeft met makelaars overlegd inzake de
vraag of het FLS van (negatieve) invloed zal zijn op de verhuurbaarheid
van panden in het kernwinkelgebied. Allereerst is gebleken dat extra
procedures niet toegejuicht worden. Niettemin wordt erkend dat een zekere
mate van sturing noodzakelijk kan zijn. De aan het FLS verbonden
procedures moeten echter voldoen aan een drietal voorwaarden:
- het FLS moet als real time systeem kunnen worden geraadpleegd;
- binnen twee werkdagen moet duidelijk zijn of een beoogde
functiewijziging kan worden geëffectueerd in de vorm van een toestemming
daartoe zodat een makelaar met een gegadigde verder kan onderhandelen;
- De hierboven genoemde toestemming moet maximaal 14 dagen van kracht
blijven; als een makelaar met een gegadigde geen overeenstemming kan
bereiken vervalt de gemeentelijke toestemming.
De KvK is van oordeel dat een periode van twee weken voor een toestemming
te lang is, mede gelet op het verwachte beperkte aantal (30 tot 40 per
jaar) mutaties in het kernwinkelgebied die aan het FLS onderhevig zijn.
In de Nota van Beantwoording is reeds vermeld dat het real time principe
door de gemeente zal worden gehanteerd: alle verleende en formeel
aangevraagde vrijstellingen worden elektronisch geregistreerd. Per
FLS-strook is op ieder gewenst moment zichtbaar welke planologische ruimte
er is. Als een makelaar voor een pand een serieuze gegadigde heeft doet
hij er verstandig aan een schriftelijk vrijstellingsverzoek in te dienen.
Dat zal hij pas doen als hem via een informatief contact met de
behandelend ambtenaar die de registratie beheert duidelijk is dat er in
een bepaalde FLS-strook planologische ruimte is. De blokkering voor een
derde – gesteld dat dit van belang is bij een bereikte limiet - treedt in
daags na ontvangst van het vrijstellingsverzoek. Binnen twee weken
ontvangt de makelaar de formele vrijstellingsbeschikking. Als voor het
verstrijken van die periode blijkt dat de gegadigde afziet van het pand
wordt ervan uitgegaan dat de makelaar het verzoek intrekt. Een verleende
vrijstelling kan echter van kracht blijven in verband met een volgende
gegadigde. Als na verloop van tijd – van gemeentewege wordt uitgegaan van
een half jaar – geen daadwerkelijk gebruik gemaakt wordt van de verleden
vrijstelling kan deze worden ingetrokken. In het gegeven voorbeeld is de
makelaar belanghebbende en kan deze eventueel bezwaar maken tegen een
intrekkingsbesluit. De achtergrond van de mogelijkheid tot intrekking is
gelegen in het feit dat de planologische ruimte niet te lange tijd
geblokkeerd mag worden.
Het informeren naar deze planologische ruimte alsmede het door de gemeente
verstrekken van mondelinge of schriftelijke informatie heeft geen
reserverend effect. De formele toestemming vindt steeds plaats in de vorm
van vrijstellingverlening voor gebruiksverandering. De Wet op de
Ruimtelijke Ordening kent geen ander instrumentarium.
De conclusie is dat de slagvaardigheid voor wat betreft de raadpleging van
het FLS en het reserveren van beschikbare planologische ruimte tegemoet
komt aan de wensen van het bedrijfsleven. De wettelijke mogelijkheden tot
implementatie leiden echter tot een wat andere werkwijze dan de KvK zich
voorstelt. Inhoudelijk is er echter geen sprake van beduidende
verschillen.
- Controle en handhaving onderwerp van voortdurende zorg.
Reclamant constateert dat het ambitieniveau
van het plan zeer hoog ligt. Daarom is voor een goede uitvoering veel controle
en handhaving nodig. Dit brengt financiële en personele consequenties met
zich mee. De KvK gaat ervan uit dat voor de werkingsduur van het plan
voldoende geld en menskracht beschikbaar is.
De gemeente is zich ervan bewust dat de aandacht die zij heeft voor de
binnenstad als kernwinkelgebied, concentratiegebied voor kantoren en
dienstverlening en tevens toeristisch brandpunt en gebied met een hoge
cultuurhistorische waarde tot een relatief grote personele inzet noopt.
Dat kost geld, ook voor de langere termijn. Er is intern een raming
opgesteld van deze personele inzet die niet alleen het lopende werk met
zich meebrengt maar die ook samenhangt met controle, actualisering,
automatisering, voorlichting en handhaving. Ten aanzien van de
functielimitering wordt er overigens van uitgegaan dat het bedrijfsleven
zich bewust is van zijn verantwoordelijkheid. Daarbij kan de KvK een rol
vervullen. Hierbij kan gedacht worden aan voorlichting en samenwerking met
de gemeente zodat het aantal handhavingsacties met betrekking tot illegale
functiewijzigingen tot een minimum beperkt zal blijven.
29. W.W. de Klerk, Korte Geer 7a, 2611 EA.
Bedrijfsgebruik van het
adres Korte Geer 7a.
Briefschrijver heeft de FLS-lijst voor zijn adres gecontroleerd en
vastgesteld dat sprake is van een foutieve aanduiding. Er staat vermeld dat het
pand een woonfunctie heeft terwijl er een bedrijfsruimte aanwezig is. Deze
ruimte kan als bedrijf benut worden. Er is een grote overheaddeur aanwezig. Van
binnenuit is de bedrijfsruimte niet bereikbaar. Verzocht wordt het
bestemmingsplan in dit opzicht aan te passen.
Op genoemd adres is
inderdaad een bedrijfsruimte aanwezig; voor het bestemmingsplan is echter
bepalend of een dergelijke ruimte ook daadwerkelijk voor de uitoefening van een
bedrijf gebruikt wordt. De geschiktheid daarvoor is niet het criterium. In de
binnenstad komen deze ruimten in de vorm van voormalige werk- en opslagplaatsen
onder bovenwoningen op veel plaatsen voor. Het toekennen van een aanduiding B
(bedrijf) in de FLS-lijst zou de planologische ruimte voor een derde wellicht
beperken. Op de Korte Geer staan 10 panden; in de desbetreffende FLS-strook is
aangegeven dat 10% daarvan voor bedrijfsuitoefening kan worden gebruikt. Als
betrokkene een bedrijf wil starten in deze ruimte is daarvoor op dit moment de
planologische ruimte aanwezig. Als een derde in een ander pand eerder een
bedrijf aanvangt, vervalt deze mogelijkheid voor het adres van reclamant; dit
is een kenmerk van het FLS. Dat systeem zou zijn betekenis verliezen door op voorhand
een hoger percentage bedrijven toe te kennen, of ervan uit te gaan dat in het
onderhavige pand daadwerkelijk een bedrijf wordt uitgeoefend.
30. M. Kok Tafahomi, Verwersdijk 90 - 92, 2611 NK.
a.
Begrenzingen van de locatie Verwersdijk 90 –
92 onduidelijk.
Op dit gedeelte van de Verwersdijk staan vier smalle binnenstadspanden. De
zijgevels behoeven niet aangegeven te worden op de plankaart. De hoofdgebouwen
zijn conform de structuur van de kappen en de ligging van de achtergevel
aangegeven overeenkomstig de bestaande toestand. Een klein binnenplaatsje is in
de bestemming “Erf” opgenomen. Het geheel past in de bepalingen van het ontwerp
bestemmingsplan. Er is geen aanleiding de plankaart te wijzigen.
b.
Bebouwing achterplaats op de plankaart
opnemen.
Achter de woning bevindt zich een binnenplaats. Betrokkene maakt bezwaar
tegen het feit dat een deel van de bebouwing niet is opgenomen.. Tevens bestaat
bezwaar tegen het feit dat het binnenplaatsje niet overdekt zou mogen worden.
Zoals onder a. reeds is vermeld is de hoofdbebouwing correct weergeven. Zou bij
later onderzoek blijken dat dit niet het geval is kunnen burgemeester en
wethouders toepassing geven aan een wijzigingsbevoegdheid ter correctie van de
plankaart. Het achterplaatsje mag tot 20 m² geheel overkapt worden.
c.
Geen extra horeca in de binnenstad.
Tenslotte wordt bezwaar aangetekend tegen eventuele extra horeca in de
binnenstad. De bestaande horeca veroorzaakt al genoeg overlast.
In de Nota van Beantwoording op het voorontwerp bestemmingsplan is onder I.2.
(horeca) uitgebreid aangegeven hoe met dit onderwerp in het nieuwe
bestemmingsplan omgegaan wordt. Voorzover nodig wordt briefschrijfster naar dat
stuk verwezen. Tevens is in de plantoelichting aangegeven dat er slechts sprake
is van een mogelijke toevoeging van een klein aantal bedrijven. Of deze zich
daadwerkelijk zullen vestigen is van het particulier initiatief afhankelijk.
31. Koninklijke Horeca Nederland, Postbus 566, 3440
AN Woerden, namens Hotel Leeuwenbrug (de heer E.J. Wubben)
- Koornmarkt 18 ook voor horecadoeleinden bestemmen.
Met betrekking tot het pand Koornmarkt 18
wordt opgemerkt dat geen horeca-uitoefening is toegestaan krachtens de
FLS-strook voor het desbetreffende gebied. Gelet op de belangen en de
huidige activiteiten van de eigenaar (de heer Wubben) kan betrokkene zich
hiermee niet verenigen. Het pand in kwestie maakt deel uit van de
exploitatie van hotel Leeuwenbrug. Naast de “Gemengde doeleinden” moet ook
een hotelbestemming (Hho) worden toegekend aan dit adres. Hierbij speelt
de horeca-exploitatie in dit pand mede een rol.
Het eigenlijke hotel Leeuwenbrug bevindt zich aan de zuidzijde van de
Huyterstraat. Het pand dat momenteel aan de orde is staat aan de
noordzijde van die straat en fungeert voor wat betreft de begane grond als
dependance van het hotel; de verdiepingen hebben een functie als
woonhuis.Op de begane grond is verder geen ruimte als restaurant aanwezig.
Het is dan ook niet te beschouwen als afzonderlijk horecabedrijf. Het
gebruik voor hotelruimte valt onder de algemene legaliseringsbepalingen.
Het is niet nodig in dit perceel op de plankaart een horeca-aanduiding te
plaatsen; ook voor het FLS heeft genoemd gebruik geen gevolgen.
- Geen horeca-activiteiten in de synagoge.
Aan de zuidkant van het hotel bevindt zich de
synagoge. Daaraan is op de plankaart een bestemming “Maatschappelijke
doeleinden gegeven met een tweetal nadere aanduidingen: “k” ten teken dat
het een kerkgebouw is en Ho I in verband met gebruik voor
horecadoeleinden. Tegen eerstgenoemde notatie bestaat geen bezwaar. De
heer Wubben kan zich echter niet verenigen met de aanduiding Ho I omdat
daarmee de deur opgezet wordt naar ontwikkelingen die schadelijk zijn voor
het naastgelegen hotel. Hierbij refereert hij aan activiteiten die in het
verleden de nachtrust van de hotelgasten gestoord hebben. Betrokkene acht
het in strijd met het karakter van het gebouw om dat mede te gebruiken
voor het verstrekken van drank en/of etenswaren.
In ieder gebouw voor maatschappelijk doeleinden mag in ondergeschikte mate
horeca worden uitgeoefend. Dat geldt ook voor de musea. Deze horeca moet
echter functiegebonden blijven. In de erfpachtovereenkomst van 20 mei 1996
is (samengevat) bepaald dat “erfpachter verplicht is, indien hij van zins
is tijdens de beoogde activiteiten in de synagoge dranken (al dan niet
alcoholisch) of spijzen te verstrekken, hiervoor een milieuvergunning aan
te vragen” Hieruit blijkt dat met een gebruik als bovenomschreven rekening
is gehouden. Het is echter niet de bedoeling dat het gebouw geheel of
grotendeels als zelfstandig horecabedrijf zal worden geëxploiteerd. In
artikel 19 lid A onder 8 is bepaald dat maximaal 20% van een kerk, museum
etc. voor de functiegebonden horeca mag worden gebruikt. In verband
daarmee is de aanduiding Ho I op de plankaart ter plaatse van de synagoge
overbodig. Deze zal dan ook geschrapt worden in het vast te stellen
bestemmingsplan. In verband hiermee kan een verdere bespreking van de
specifiek bezwaren van het eventueel gebruik voor horecadoeleinden van de
synagoge achterwege blijven. Gezien de bij een milieu- en
exploitatievergunning te stellen voorwaarden behoeft niet gevreesd te
worden voor overlast van deze bescheiden vorm van horeca.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
De aanduiding Ho I op de plankaart uit het synagogegebouw verwijderen.
- Afspraken ten aanzien van de nieuwbouw ten behoeve van het hotel
niet goed geïmplementeerd.
In
1992 heeft de heer Wubben met de gemeente een overeenkomst gesloten om de
school aan de Huyterstraat bij zijn hotel te voegen. Nadat de gemeente
jarenlang vastgehouden heeft aan gebruikmaking van het bestaande
schoolgebouw is uiteindelijk toegestemd in sloop en nieuwbouw. Reclamant
moet helaas constateren dat het door hem ingediende nieuwbouwplan binnen
het voorliggende ontwerp bestemmingsplan niet gerealiseerd kan worden. Dat
betreft in hoofdzaak de volgende onderdelen:
- de bouwdiepte gemeten vanaf de Huyterstraat dient ca. 25 meter te
bedragen in plaats van 21 meter zoals de plankaart aangeeft; de doorgang
van de Gasthuisplaats naar de Huyterstraat moet smaller worden
ingetekend, het plein voor de
school moet eveneens kleiner worden aangegeven;
- De Gasthuisplaats is als ontwikkelingslocatie opgenomen. Het gevolg zal
zijn dat daar geen auto’s meer geparkeerd kunnen worden voor de gasten van
hotel De Leeuwenbrug. Daartegen wordt uitdrukkelijk bezwaar gemaakt.
Tevens bestaan bezwaren tegen het uitsluitend voor bewoners bestemmen van
parkeerplaatsen in een ondergrondse parkeergarage binnen deze locatie.
Zijn voorstel om in een eigen/toekomstige parkeergarage te investeren is
niet in de toelichting vermeld.
- De indruk wordt gewekt dat de gehele Gasthuisplaats bebouwd zal worden.
Dit is in tegenspraak met de garanties die de heer Wubben van de gemeente
heeft gekregen. Die waarborgen die ook betrekking hebben op een strook
grond met een breedte van 2 meter dienen in het bestemmingsplan verwerkt
te worden. De desbetreffende brieven worden vervolgens door reclamant
genoemd.
- Het plein voor het schoolgebouw heeft in het bestemmingsplan de
bestemming “Verblijfsdoeleinden privé” ontvangen. De heer Wubben kan zich
hiermee niet verenigen omdat dit strijdig met de gemaakte afspraken in
1992. Aan het plein moet een horecabestemming worden gegeven in verband
met de wens van reclamant aldaar terrassen te exploiteren.
Met de heer Wubben wordt al een aantal jaren overlegd. Dit overleg is nog
niet geheel afgerond. Er zijn echter bouwtekeningen overgelegd waarmee de
gemeente kan instemmen. Het is daarom de beste weg om hetgeen daarin
aangegeven op het bestemmingsplan weer te geven. Dit leidt tot enkele
kleinere aanpassingen van het ontwerp bestemmingsplan. Dat betreft
hoofdzakelijk de plaats van de gevels van de gebouwen. Hierbij wordt nog
aangetekend dat inzake het parkeren overlegd is over een ondergrondse
parkeergarage onder de nieuw te bouwen hotelaccommodatie, zelfstandig of
in combinatie met een parkeergarage voor bewoners onder Gasthuisplaats.
Dit overleg heeft nog geen tastbare resultaten opgeleverd. Ten aanzien van
het plein is in beginsel overeengekomen dat dit tussen 06.30 uur en 23.00
uur openbaar moet zijn De gemeente
heeft toegezegd medewerking te zullen geven aan een terrasvergunning. Ten
aanzien van de toekomstige situatie van het plein is te aanzien van het
terreinbeslag overeenstemming bereikt.
Alles bijeen genomen verdient het de voorkeur dat de bestemmingen zoals
deze nu op de plankaart voorkomen in grote lijnen ongewijzigd blijven met
aanpassing evenwel zoals hierboven aangegeven. Dat betreft de plaats van
de gevels, de afmetingen van het pleintje en tevens de bouwhoogten die
voor correctie in aanmerking komen
Conclusie; de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging te opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Begrenzingen van het hoofdgebouw aanpassen aan bouwtekening en de
plankaart dienovereenkomstig op details wijzingen, hoogtematrix toevoegen.
- De beide panden Koornmarkt 16 (het hotel) en Huyterstraat 7 (de
voormalige school) Hebben een bestemming voor “Gemengde doeleinden”
gekregen. Omdat zij echter niet op de FLS-lijsten en –stroken voorkomen is
de uitvoering van de verbouwingsplannen – in ieder geval ten aanzien van
de voormalige school – gelet op het bepaalde in artikel 18 lid 3 en lid 6
niet mogelijk. Ook daarmee kan de heer Wubben zich niet verenigen
Hier is sprake van een omissie. Het voormalige schoolgebouw aan de
Huyterstraat komt overigens niet in aanmerking voor opneming in een
FLS-strook of -lijst.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging van het ontwerp bestemmingsplan:
het hotel gelegen aan de Koornmarkt dient opgenomen te worden in de
FLS-strook KM 1. In samenhang hiermee moet ook de bebouwing aan de
Brabantse Turfmarkt tussen de Huyterstraat en de inrit naar de
parkeerruimte op de Gasthuisplaats in de FLS-strook BT 4 worden opgenomen.
De FLS-lijsten worden dienovereenkomstig aangepast door het bestaande
gebruik van de afzonderlijk panden daarin te vermelden. De FLS-stroken met
bijbehorende percentages worden eveneens bijgesteld.
32.
Horeca Nederland, afdeling Delft van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in
het Horeca- en Aanverwante bedrijf.
Coffeeshops
aangeven in het bestemmingsplan.
Gevraagd wordt in het bestemmingsplan bijzondere
aandacht te besteden aan de bestemming van coffeeshops. Dit is tot nu toe
terecht niet gebeurd omdat in Delft m.b.t. coffeeshops sprake is van een
redelijk aanvaard verschijnsel, waarbij betrokken exploitanten zich over het
algemeen aan de gestelde voorwaarden houden.. In toenemende mate tredend rond
de coffeeshop in de Kromstraat negatieve effecten op, hetgeen een verdere
gezonde ontwikkeling van de horeca aldaar in de weg staat. Om die reden valt te
bezien of een coffeeshop in de Kromstraat op termijn nog wel toelaatbaar is.
Het verdient daarom aanbeveling om uit
te zien naar een alternatieve locatie voor dit specifieke geval. In hoeverre
het nieuwe bestemmingsplan dit mogelijk maakt
is onduidelijk.
Het nieuwe
bestemmingsplan regelt in ruimtelijk opzicht de toelaatbaarheid van
horecavoorzieningen onder andere door aanduidingen van horecacategorieën op de
plankaart en specifieke voorschriften.
Wettelijk bestaat er geen mogelijkheid om coffeeshops vallend binnen
gedoogbeleid eveneens in formeel-ruimtelijke plannen te regelen. Het
verstrekken van soft drugs is immers een activiteit die in strijd is met de
Opiumwet. Daarom is er geen wettelijke grondslag voor een positieve bestemming.
Men kan een parallel zien met de seksinrichtingen die – voordat per 1 oktober
2000 de wijziging van het Wetboek van Strafrecht in werking trad – evenmin voor
een positieve bestemming in aanmerking kwamen.
Het coffeeshopbeleid in de binnenstad blijft om die reden dan ook in het
bestemmingsplan buiten beschouwing. Aanduiding van de panden waar zich
coffeeshops bevinden naast die voor de horecacategorieën, heeft als gevolg
daarvan niet plaats gevonden.
Hoezeer wij ook van
mening zijn dat aan de door reclamant gesignaleerde negatieve effecten een halt
moet worden toegeroepen, kan op basis van het bestemmingsplan niet worden
voorzien in een mogelijkheid voor een alternatieve locatie. Zulks moet primair
gebeuren rekening houdend met de uitgangspunten en voorwaarden voor het
coffeeshopbeleid (beleidsnota inzake de verkooppunten van softdrugs
–“Coffeeshops”- in Delft van 19 mei 1998). Wij zullen met reclamant in nader
overleg treden over deze specifieke situatie.
33. I. Kriens en M.L.W. Swinkels Koornmarkt 35a, 2611 EB.
- Bestemmingsplan te gedetailleerd.
Briefschrijvers maken zich zorgen over de
mate van detaillering van het bestemmingsplan. Destijds, bij de
totstandkoming van het bestemmingsplan Komplan 1976, is onderzoek gedaan
naar de methodische kanten van beide figuren: globaal dan wel
gedetailleerd bestemmen. Een gedetailleerd plan heeft kans op fouten
terwijl een globaal plan er beter in slaagt de bedoelingen te
omschrijven. Ten aanzien van de gevolgen van gedetailleerd bestemmen voor
de binnengebieden bestaan grote bezwaren. De gemeente erkent zelf dat zij
geen toegang heeft om die binnenterreinen goed te inventariseren. Dan is
het een inconsequentie die gebieden gedetailleerd te willen regelen. Er
is een onderscheid tussen tuinen en bebouwde gedeelten. Naar de
ervaringen van briefschrijvers zijn in het binnengebied waar hun woning
is gelegen de afgelopen 20 jaar geen gebouwen geplaatst. Er is dan ook
geen sprake van dichtslibben. Voorzover de voorliggende regeling
flexibiliteitbepalingen heeft om eventuele fouten op te heffen behoort de
toepassing daarvan niet via raadsbesluiten te verlopen.
Het onderzoek waaraan briefschrijvers refereren is ca. 25 jaar geleden
verricht. Men kan, zovele jaren later,
twijfelen aan de actualiteit van de resultaten. Bij het opstellen
van de voorliggende regeling is gebleken dat het zeer wel mogelijk is
vanaf de gedigitaliseerde versie van de luchtfoto een verantwoord
gedetailleerde plankaart te vervaardigen. Dat zowel bij die vervaarding
als bij het leggen van bestemmingsgrenzen een enkele maal een fout is
gemaakt is onvermijdelijk omdat het handmatige activiteiten betreft. Met
behulp van de lokale kennis van belanghebbenden zijn de meeste
tekortkomingen inmiddels gerectificeerd. De voorschriften bevatten reeds
een bepaling inzake het onderscheid tussen hoofdgebouwen en aanbouwen. In
het vast te stellen bestemmingsplan zal voorts een bepaling worden
opgenomen om tekortkomingen die te herleiden zijn tot de omzetting van de
luchtfoto in de ondergrond te corrigeren. Met betrekking tot het
binnengebied zijn de ervaringen van reclamanten niet gelijk te stellen
met hetgeen elders in de binnenstad hier en daar is geschied. De
toepassing van aanpassingsregels is bij het college gelegd en niet bij de
raad. Als geen bedenkingen tegen een voorgenomen aanpassing of correctie
worden gemaakt kan deze binnen enkele maanden van kracht zijn.
- Meer flexibiliteit inzake de hoofdstructuur.
Briefschrijvers constateren dat het plan
terecht de onderverdeling in het publieke en het private domein aangeeft.
Vervolgens vragen zijn zich of er voldoende flexibiliteit bestaat voor
duurzaam beheer van veranderingen die noodzakelijk zijn voor het behoud
van de kwaliteit. Daarvoor is meer flexibiliteit nodig dan thans in het
bestemmingsplan is verwerkt. Gevreesd wordt dat de thans aangeprezen
conserverende oplossing straks als een grote belemmering wordt ervaren
voor noodzakelijke aanpassingen.
Zoals briefschrijvers opmerken gaat het bestemmingsplan inderdaad uit van
een strikt onderscheid tussen openbaar en privé. De verwachting is niet
dat daarin opmerkelijke verschuivingen zullen optreden die als
flexibiliteit benaderd moeten worden. In het bestemmingsplan Komplan 1976
was een dergelijk onderscheid eveneens ingebouwd. Gewezen wordt op de
regeling van de private stoepen voor de huizen langs de hoofdgrachten.
Bij de ontwikkelingslocatie Gasthuisplaats en bij de
transformatielocaties bestaat ten aanzien van de onderverdeling van het
toekomstige openbaar gebied en de privé-terreinen optimale flexibiliteit.
- Flexibiliteit ten aanzien van woningaanpassing behouden.
Ten aanzien van de flexibiliteit met
betrekking tot woningaanpassing wordt opgemerkt dat deze behouden moet
blijven. Vaak gaat het om interne wijzigingen, maar ook moet het mogelijk
blijven deze aanpassingen door te voeren aan de achterzijde (privé-kant)
van de woningen. Het betreft hier de erfbestemming. Er worden
willekeurige lijnen getrokken. De rechtsongelijkheid wordt nog
geaccentueerd door aan en ieder het recht toe te kennen slechts 20 m² bij
te bouwen. Tenslotte attenderen briefschrijvers op hetgeen op pagina 117
van de Nota van Beantwoording wordt gezegd. Zij zijn het er niet meer
eens als de privé-terreinen tot het openbaar gebied gerekend worden.
Voor het uitvoeren van interne verbouwingen geeft de Woningwet aan in
welke gevallen bouwvergunning al dan niet vereist is. De meeste inwendige
aanpassingen kunnen zonder bouwvergunning en dus zonder toets aan het
bestemmingsplan uitgevoerd worden. Aanbouwen die vaak noodzakelijk zijn
voor de woonfunctie worden veelal aan de achterzijde van de panden
gerealiseerd. Het betreft formeel de erfbestemming; in materieel opzicht
gaat het vaak om doorlopende woongedeelten. De lijnen die het onderscheid
aangeven tussen hoofdgebouwen en aanbouwen zijn zo prudent mogelijk
getrokken. De Nota van Beantwoording ( zie I.4) geeft daarvoor de
verantwoording. De bestemmingsgrenzen tussen “Erf” en “Tuin” zijn eveneens met oog voor
de diverse belangen getrokken. Als daarop zienswijzen zijn ingediend
wordt ter plaatse en detail nogmaals gekeken. De bepaling dat per
hoofdgebouw in ieder geval 20 m²
aan erfbebouwing mag worden gerealiseerd komt tegemoet aan de vaak
geuite wens om kleine binnenplaatsen die geen meerwaarde voor de openheid
van de binnenterreinen hebben te mogen overkappen. De zinsneden op pagina
117 van de Nota van Beantwoording moeten niet letterlijk genomen worden:
de binnenterreinen krijgen een “openbaar belang” doordat zij voor de stilte en de
ecologie van grote waarde zijn. Dat houdt niet in dat zij formeel als
openbaar gebied beschouwd moeten worden.
- Luchtfoto geeft aanleiding tot onjuiste weergave van de bestaande
toestand.
Briefschrijvers betwijfelen aan de juistheid
van de luchtfoto en de vertaling daarvan in de ondergrond waarop het
bestemmingsplan is getekend. Er zijn slagschaduwen die als muren worden
aangemerkt, begroeide daken worden gezien als onbebouwd terrein, bomen
onttrekken gebouwen aan het zicht. Kortom er zijn veel fouten gemaakt.
Als gevolg hiervan ontstaat rechtsongelijkheid. De
vrijstellingsmogelijkheid om 0,5 meter af te wijken lost niets op.
Hoewel briefschrijvers en anderen in gebreke zijn gebleven om meer
concrete voorbeelden aan te dragen dan een incidenteel geval, zal in het
vast te stellen bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor
burgemeester en wethouders worden opgenomen om vergissingen en omissies
die mogelijk zijn opgetreden bij de omzetting van de luchtfoto in de
ondergrond te corrigeren. In de meeste gevallen zal de vrijstelling
waarnaar briefschrijvers verwijzen voldoende zijn om in te spelen op
kleinere verschillen. Ten tijde van het maken van de luchtfoto was nog
geen begroeiing aanwezig die bebouwing geheel aan het oog onttrok.
Conclusie; zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Invoegen van een wijzigingsbevoegdheid in artikel 35 van de
voorschriften, luidend:
”Het aanpassen van de ondergrond waarop het plan getekend is en het
dienovereenkomstig eventueel wijzigen van de bestemmingen en de
aanduidingen indien gebleken is dat bij het overzetten van de luchtfoto
van 11 april 2000 naar de ondergrond vergissingen zijn begaan”.
De toelichting wordt dienovereenkomstig aangevuld.
- Bestaande rechten binnen de bestemming “Erf” en “Tuin” onvoldoende
gerespecteerd.
Met betrekking tot de regeling van de
bestemming “Erf” en “Tuin” spreken reclamanten hun ongenoegen uit over de
kennelijk onvoldoende vertaling van het respecteren van de bestaande
rechten die beweerdelijk tot vertrekpunt hebben gediend. Er is sprake van
algemeenheden. De regeling gaat uit van kwantitatieve maxima en zij is te
star om gewenste aanpassingen mogelijk te maken. In het onderhavige geval
is de mogelijkheid om maximaal 20 m²
te realiseren te weinig.
Zoals reeds is aangegeven is ernaar gestreefd bij alle panden die over
voldoende achterterrein beschikken een strook aan te geven voor het
realiseren van aanbouwen of bijgebouwen. In het onderhavige geval is aan
deze strook in het ontwerpbestemmingsplan een diepte van 5 meter gegeven.
In het vast te stellen bestemmingsplan zal daaraan ca. 2.50 meter worden
toegevoegd. Dat geldt ook een paar naastgelegen panden zodat belijning
ontstaat die een recht verloop heeft. Aldus is voor briefschrijvers een
strook ter breedte van ca. 7.50 meter beschikbaar voor een aanbouw. Op
het erf bij Koornmarkt 35a mag maximaal
20 m2 gerealiseerd worden. In dat opzicht is er geen verschil met
het ontwerp bestemmingsplan.
Conclusie; zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van ontwerp bestemmingsplan.
Erfbestemming ca. 2.50 meter vergroten.
- Rechtsonzekerheid in verband met onjuiste situering van de
achtergevelbouwgrens.
De achtergevelbouwgrens wordt in het plan
gelegd op de bestaande achtergevels. Kennelijk is dat in het onderhavige
geval niet gebeurd. Daarom ontstaat rechtsongelijkheid ten aanzien van
het realiseren van aanbouwen en/of bijgebouwen. Alleen bij algeheel
vernieuwen kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen een
bouwdiepte van maximaal 12 meter toestaan. In het van kracht zijnde
bestemmingsplan (Komplan 1976) was dit zonder meer reeds mogelijk. De
standaard correctie op de luchtfoto van 0,25 meter wordt als onvoldoende
van de hand gewezen. Verder is de fietsenstalling van de buurman
wegbestemd en wordt tegen de gevel van een kantoorruimte en een woonkamer
een aanbouwmogelijkheid toegekend. Deze ruimte zouden niet meer bruikbaar
zijn als van deze mogelijkheid een gebruik gemaakt wordt.
Onder verwijzing naar eerder gegeven antwoorden moet gesteld worden dat
het plan in het algemeen nauwkeurig van opzet is. De genoemde
correctiemogelijkheid heeft betrekking op overstekende dakgoten: vanuit
de lucht gezien zijn gebouwen daardoor dieper en breder dan zij in
wekelijkheid zijn. Kleine bouwwerken tot 5 m² en bouwsels die niet als gebouw moeten worden beschouwd, waaronder
de meeste fietsenstallingen van lichte en open constructie, worden niet
als bestaande bebouwing aangegeven. Van wegbestemmen is overigens geen
sprake gelet op de algemene legaliseringsbepalingen. Met betrekking tot
de aanbouwmogelijkheid aan een kantoorruimte c.q. woonkamer wordt
opgemerkt dat het in veruit de meeste gevallen een praktische oplossing
is op de begane grond aan te bouwen. Het is niet in te zien waarom dat in
het onderhavige geval onmogelijk zou zijn. Een aanbouw mag overigens ook een
gedeelte van de achtergevel beslaan en in de diepte wordt uitgebouwd. Nu
de erfbestemming enigermate is verruimd kan dat een oplossing zijn voor
de door briefschrijvers gesignaleerde problemen.
- Strijdigheid met het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985.
Aldaar is voorgeschreven dat
bestemmingsplannen op een “duidelijke ondergrond” moeten worden getekend.
Tevens is vermeld dat – als het bestemmingsplan bebouwing mogelijk maakt
– er een weergave van kadastrale nummers moet zijn. Tenslotte: als een
plankaart uit afzonderlijk delen bestaat moet er een overzichtskaart
zijn.
Met betrekking tot de ondergrond moet het volgende worden gezegd opdat
reclamanten en anderen er definitief van overtuigd zijn dat de gemeente
meer gedaan heeft dan zij wettelijk gezien had behoeven te doen:
ondergronden voor bestemmingsplannen worden in veruit de meeste gevallen
ontleend aan de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) die een
vrij groot aantal jaren geleden is vervaardigd. Voor binnensteden geldt
dat daarop de binnenterreinen in het geheel niet of slechts in zeer
beperkte mate met de bestaande bebouwing zichtbaar zijn. Kapvormen en
zijdelingse perceelsgrenzen zijn niet herkenbaar. Bestemmingsplannen die
op deze ondergrond worden getekend komen voor goedkeuring in aanmerking
omdat zij aan de wet geacht worden te voldoen. Delft is uitgegaan van een
recente luchtfoto. Het bureau dat belast was met de digitalisering
daarvan deelde mede dat een dergelijke graad van accuratesse slechts zeer
incidenteel gevraagd wordt.
Het weergeven van kadastrale nummers is voor een conserverend
bestemmingsplan niet nodig: genoemde verplichting geldt slechts
bestemmingsplannen die grotendeels voorzien in nieuwbouw op grond die tot
nu toe voor andere doeleinden wordt gebruikt (bv,. agrarische gronden).
Een overzichtskaart is niet nodig: het vast te stellen bestemmingsplan
wordt op één kaartblad afgedrukt.
Zoals reeds eerder is opgemerkt wordt niet geheel uitgesloten dat bij het
digitaliseren van de luchtfoto, dat handwerk is, incidenteel een
vergissing is begaan. Mede daarom zal in het vast te stellen
bestemmingsplan nog een extra wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen.
- Financiële consequenties van beperkend bestemmen in het plan
verantwoorden.
Reclamanten pleiten voor toevoeging van een
financiële paragraaf waarin de consequenties worden weergegeven van alle
beperkingen, het handhaven en andere als planschade aan te merken
regelingen.
Een dergelijke paragraaf behoeft niet toegevoegd te worden. Voorzover het
bestemmingsplan beperkingen met zich meebrengt ten opzichte van de
voorganger (het bestemmingsplan Komplan 1976) geldt dat de gemeente het
recht heeft niet gerealiseerde mogelijkheden in een nieuw bestemmingsplan
terug te nemen. Voorzover er sprake is van een schadeveroorzakend effect geldt
het feit van de actieve of passieve acceptatie door rechthebbenden. De
jurisprudentie neemt aan dat er daarom in beginsel geen grond kan bestaan
voor het toekennen van planschade. De financiële gevolgen van beperkend
bestemmen behoeven niet verantwoord te worden. Ten aanzien van handhaving
is nimmer een financiële doorvertaling het gevolg: handhaving wordt
ingezet om illegaal bouwen en gebruiken te bestrijden. Het spreekt van
zelf dat de illegale bouwer of gebruiken geen vergoeding voorzijn
gedragingen mag ontvangen.
Tenslotte; het bestemmingplan bevat één ontwikkelingslocatie en ca. 45
transformatielocaties. Voorzover het de grotere transformatielocaties
betreft zal – evenals bij de ontwikkelingslocatie – sprake zijn van een
exploitatieberekening voorzover gemeentelijke gronden in een voorstel
begrepen zijn of als gevolg van een plan voor rekening van de gemeente
komen. Dit behoeft slechts bij de vaststelling van de desbetreffende
uitwerkings- of wijzigingsplannen verantwoord te worden, met inbegrip van
de dekking van een eventueel tekort.
34. Ir. P. Kuiper, Schutterstraat 25, 2611 MX.
- Woning op het binnenterrein tussen Rietveld en Schutterstraat niet
positief bestemmen.
Briefschrijver vestigt de aandacht op een
voormalig bedrijfsgebouw dat zich op het binnenterrein tussen het Rietveld
en de Schutterstraat bevindt. De gemeente heeft meegewerkt aan een
woonbestemming die gerealiseerd is. Niettemin heeft het college besloten
om naar aanleiding van gegrond bevonden bezwaren de bouwvergunning voor de
verbouwing tot woning te vernietigen. Betrokkene maakt bezwaar tegen het
beginsel van het generaal pardon. De gemeente dient handelend op te treden
en aan de bewoning terstond een einde te maken De desbetreffende
woonbestemming moet van de plankaart worden verwijderd. Reclamant maakt
bezwaar tegen hetgeen de Nota van Beantwoording hieromtrent vermeldt.
Het gegrond verklaren van de bezwaarschriften, waaromtrent ten tijde van
het voorontwerp bestemmingsplan nog geen zekerheid bestond, dient niet
gevolgd te worden door het vervallen van de bestemming “Woondoeleinden”
die aan het voormalige bedrijfsgebouw was gegeven. De reden daarvoor is
dat de intrekking van de destijds verleende bouwvergunning gebaseerd is op
een aantal bouwtechnische gebreken aan het pand aangezien er strijdigheid
bestaat met het Bouwbesluit en met het bestemmingsplan Komplan 1976 en
omdat de overgangsbepalingen waarop de verlening van de bouwvergunning was
gebaseerd niet goed waren toegepast. De bouwkundige gebreken zijn echter
met redelijke kosten op te heffen. De strijdigheid met de
overgangsbepalingen uit het bestemmingsplan Komplan 1976 is thans niet
meer aan de orde. Over dit binnenterrein is een openbare
voetgangersverbinding aanwezig. Ten behoeve van de sociale veiligheid is
de aanwezigheid van deze woning een pluspunt. Ten aanzien van de vraag of
sprake is van overlast of beperking van de privacy van de bewoners van de
woningen aan de Schutterstraat en het Rietveld moet worden geconstateerd
dat die overlast of beperking van de privacy – als daar al sprake van is
- niet in onevenredige mate
optreedt. Er is in ieder geval –de financiële belangen mede in overweging
nemend – onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat de desbetreffende
woning geamoveerd zal moeten worden. Het voldoen aan de bepalingen van het
Bouwbesluit is verder een zaak tussen de gemeente en de desbetreffende
eigenaar.
- Algemene bezwaren tegen het principe van het generaal pardon.
Als voorbeeld wordt de brandonveilige woning
genoemd. Deze mag niet voor legalisering in aanmerking komen.
Het generaal pardon is niet bedoeld om illegale bouw binnen de bepalingen
van het plan te trekken. Ten aanzien van een woning die niet voldoet aan
de brandbeveiligingsvereisten geldt dat daarmee nog niet vast staat dat
een dergelijk woning uit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenst
is. In de meeste gevallen kan door het treffen van voorzieningen aan
genoemde eisen worden voldaan.
- Veel overlast als gevolg van de bestaande horeca.
De bestaande horeca zorgt in de binnenstad
voor veel overlast in de vorm van geluid, zwerfvuil, wildplassen e.d. Mede afgaande op recente ervaringen
moet briefschrijver vaststellen dat de gemeente genoemd negatieve
bijverschijnselen niet aanpakt of wil aanpakken. Daarom moet via het
instrument van de ruimtelijke ordening bereikt worden dat de overlast
wordt teruggedrongen. Daarom is een zorgvuldige categorietoedeling
gewenst, er moet voldoende afstand bestaan tussen horeca en andere
functies, waaronder in de eerste plaats het wonen, en er moeten
zorgvuldige geplande looproutes komen. Vooralsnog zou alle uitbreiding van
de horeca in de binnenstad verboden moeten worden.
De negatieve bijverschijnselen van de horeca zijn de gemeente
vanzelfsprekend bekend. Via de bestaande middelen moeten deze bestreden
worden. Het thans aan de orde zijnde bestemmingsplan is daarvoor niet het
geëigende instrument. Verder moet niet uit het oog verloren worden dat
sprake is van verworven rechten op grond waarvan de bestaande bedrijven de
bedrijfsvoering kunnen voortzetten. De genoemde overlast is overigens niet
een direct gevolg van de bedrijven zelf maar van het gedrag van het
publiek. Bedrijven noch gemeente zijn hiervoor in eerste aanleg
verantwoordelijk.
Uit het plan blijkt dat slechts een beperkt aantal bedrijven kan worden
toegevoegd; De categorie waarvoor in beginsel geldt dat een vrij grote
invloed op de woonomgeving zal uitgaan kan slechts gevestigd worden op de
Beestenmarkt en een paar locaties rond de Oude Kerk en op de
verbindingsroutes. Ten aanzien van laatstgenoemde groep zal nog moeten
blijken of de ligging aan een verbindingsroute voldoende economisch
draagvlak betekent voor de bedrijfsvoering.
- Doelenplein geen uitgaansgebied.
Reclamant verzoekt de kwalificatie
uitgaansgebied die aan het Doelenplein is toegekend te schrappen als
strijdig met afspraken die destijds met de toekomstige bewoners zijn
gemaakt.
De kwalificatie doet recht aan de situatie die ten tijde van de
ontwikkeling van dit gebied reeds bekend was. Het betreft een
uitgaansgebied van beperkte omvang en strekking. Er wordt geen uitbreiding
toegestaan noch van het aantal bedrijven noch voor wat betreft de aard van
de bedrijfsvoering. Dit is in het FLS vastgelegd n tevens op de plankaart
aangegeven.
- Meer aandacht voor het Compact Ondergronds Parkeren (COP).
Het betreft een wijze van stalling in een
ondergrondse schacht waar de auto’s dicht op elkaar geplaatst opgeborgen
worden. Door middel van mechanische en elektronische systemen worden de
auto’s geplaatst en weer tevoorschijn gehaald. Het COP heeft vele voordelen
voor de binnenstad. Er is slechts weinig verstoring te duchten van het
archeologisch bodemarchief . In de Nota van Beantwoording staat dat het
bestemmingsplan het COP niet in de weg staat. Een dergelijke oplossing
moet overigens wel in het desbetreffende artikel van de voorschriften
mogelijk gemaakt worden.
Voor een nadere beschouwing over het COP kan verwezen worden naar de nota
van Beantwoording n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan op pagina 123 en
124 en naar artikel 25 (Verkeers- en Verblijfsdoeleinden, openbaar) van de
voorschriften. In lid 6 is bepaald dat “de bouw van ondergrondse
voorzieningen van openbaar nut zoals vuilcontainers is toegestaan met
inachtneming van het bepaalde onder a.”
In lid a. wordt een maximale grondoppervlakte (horizontale
doorsnede) van maximaal 25 m² voorgeschreven. Hoewel men van mening kan verschillen over de
vraag of een COP-voorziening gelijkgesteld moet worden met een
vuilcontainer betreft het een voorziening van openbaar nut die krachtens
het bepaalde in artikel 25 op daarvoor in aanmerking komende plaatsen
gerealiseerd kan worden.
35. Koos Landers, Consultant-Architect, Postbus
8318 3009 AH Rotterdam.
Plannen tot
herontwikkeling van het gebied tussen de Vlouw en de Choorstraat.
De heer Landers treedt op namens Triad Proporties bv in Amsterdam. Hij
verzoekt het gebiedje tussen de Choorstraat 39 – 41 en de Vlouw 46 te benoemen
als transformatiegebied of dit te laten aansluiten bij transformatielocatie nr.
27 (Huize St. Christoffel aan de Papenstraat). De eigenaar wil de panden gaan
opknappen en het tussengebied gaan herontwikkelen. Daarbij kan een combinatie
worden gemaakt met de genoemde aanliggende transformatielocatie.
Het gaat hier om een
grote kavel met een diepte van bijna 70 meter. In het onderhavige geval is het
binnengebied geheel bebouwd met grotere bijgebouwen en aanbouwen die voor een
deel een functie vervullen voor de hoofdgebouwen aan de Choorstraat en de
Vlouw. Het algemene beleid is erop gericht de binnenterreinen een meer open en
groen karakter te geven. En geen functies toe te voegen die in de bestaande
hoofdgebouwen aan het openbaar gebied thuishoren. Reclamant geeft niet aan in
welke richting de gedachten gaan. Een afzonderlijke verkaveling met toevoeging
van woningen op het binnenterrein is niet de gewenste richting. Huize St.
Christoffel steekt ver door in het binnengebied. In eerste instantie zal bij
deze locatie alleen gedacht kunnen worden aan interne aanpassingen gericht op
een andere invulling van de woonfunctie.
Er is momenteel geen
aanleiding in dit gebied nog een transformatielocatie toe te voegen. Het staat
briefschrijver uiteraard vrij om een stedenbouwkundige en/of architectonische
visie te ontwikkelen en deze met de gemeente te bespreken.
36. E.W.G.R. Lans, Lange Geer 44, 2611 PW.
- Laad- en losplaats en openbare bestemming geven.
Betrokkene is rechthebbende bij een pand aan
de Lange Geer 36-38. Aan de straatzijde is een laad- en losplaats
gerealiseerd, herkenbaar door aangepast plaveisel. Briefschrijver verzoekt
deze laad- en losplaats aan te geven als “Verkeers- en verblijfsgebied,
openbaar”. Het belang betreft het plaatsen van lange vrachtauto’s. Het
publiek moet kunnen zien dat ter plaatse niet geparkeerd mag worden. Ook
moet voorkomen worden dat de in- en uitrit via de poort door geparkeerde
auto’s geblokkeerd wordt.
De Lange Geer behoort tot de hoofdgrachten. Tussen het openbaar gebied en
de voorgevels bevinden zich als regel stroken particuliere grond in de
vorm van eigen stoepen met daarbij behorende verharding en bouwkundige
elementen zoals palen met kettingen e.d. Het beleid is erop gericht deze
historisch waardevolle karakteristiek te bewaren en waar verdwenen terug
te brengen. Het spreekt overigens vanzelf dat inritten naar het
achterterrein door rechthebbenden vrij gehouden zullen worden van
stoeptreden, palen e.d. Een openbare bestemming gaat in tegen het beleid
om de eigen stoepen terug te brengen. De parkeerregeling is overigens
zodanig dat aan de kant van de gevels nooit geparkeerd mag worden.
- Plankaart aanpassen in verband met verleende bouwvergunning.
Voorts roept briefschrijver in herinnering dat
hem bouwvergunning is verleend voor een toevoeging aan een gebouw dat tot aan de erfgrens is uitgebreid.
De luchtfoto is kennelijk verkeerd geïnterpreteerd. Verzocht wordt de
grens van het gebouw aan te passen.
Het desbetreffende gebouw moet, conform de in het bestemmingsplan
gehanteerde systematiek, als aanbouw worden gezien. Het valt geheel binnen
de bestemming “Erf”. Wijziging van de ondergrond van de plankaart is in
dit verband niet relevant. Bij het bepalen van (her)bouwrechten wordt
uitgegaan van de bestaande situatie. Als later zou blijken dat de
luchtfoto niet correct is omgezet in de ondergrond dan kan deze door
toepassing van een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders
worden aangepast.
- Vluchtweg rond kerkgebouw op de juiste wijze bestemmen.
Op het binnenterrein achter de Lange Geer en
het Achterom bevindt zich een kerkgebouw. Daaromheen is een vluchtweg
aanwezig. Het is geen tuin zoals het bestemmingsplan ten onrechte doet
voorkomen. Een gedeelte is wel als verblijfsgebied privé bestemd. Deze
bestemming moet uitgebreid worden.
Onderzoek ter plaatse heeft aangetoond dat aan het verzoek tegemoet
gekomen moet worden. De plankaart van het vast te stellen bestemmingplan
zal dienovereenkomstig worden aangepast.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
bestemming “Tuin” wijzingen in bestemming “Verblijfsgebied
privé’(Vb(p))” rond de kerk aan het Achterom.
37. Séphine Laros en Jan-Willem Elion, resp.
Pluympot 6 en 12, 2611 LZ.
- Geen verdere uitbreiding van de horeca.
Namens een niet nader genoemd aantal
buurtbewoners maken briefschrijvers bezwaar tegen de uitbreiding van de horeca
die krachtens het voorliggende bestemmingsplan mogelijk is. Er wordt aan
herinnerd dat in de vorige planfase door tientallen bewoners van het
gebied Doelenplein en Pluympot reeds van bezwaren hebben doen blijken waar
de gemeente aan voorbijgegaan is. Er is onverminderd sprake van veel
overlast als gevolg van de horeca in de vorm van parkeerexcessen,
zwerfvuil., wildplassen, geschreeuw en stank. De woonfunctie verdient een
centralere plaats bij de belangenafweging. Als dit bestemmingsplan in
werking zal treden zal de bestaande overlast nog verder verergeren. De
gesignaleerde overlast betreft overigens niet alleen de door de gemeente
aangegeven gebieden: horecabezoekers waaieren uit over binnenstad en
houden zich niet aan gemeentelijke voorkeursroutes. Reclamanten besluiten
hun brief met de oproep de horeca in de binnenstad te bevriezen en geen
horeca II toe te laten.
In de Nota van Beantwoording is een uitgebreid commentaar opgenomen van
een collectieve reactie van de desbetreffende bewoners. Voorzover nodig
wordt verwezen naar I.2: pagina 4 t/m 7 van genoemde nota. Met behulp van
de middelen die op het gebied van de handhaving van openbare orde en de
reiniging ten dienste van de gemeente staan wordt zo goed mogelijk
opgetreden tegen de negatieve bijverschijnselen van de horeca. Er wordt
tevens samengewerkt via de buurt coördinator met het bedrijfsleven. Dit
kan niet leiden tot een geheel wegnemen van de klachten. De gemeente
verwacht voorts dat het uitgaanspubliek de verbindingsroutes als zodanig
gaat herkennen en gebruiken. Een ieder is echter vrij daarvan af te
wijken. Uitwaaiering van overlast kan niet geheel voorkomen worden. Ten
aanzien van het Doelenplein en omgeving is vastgesteld dat verdere
toeneming van de horeca niet mogelijk is. De horeca op het Doelenplein is
gefixeerd op de plaats van vestiging. Verzwaring van de categorie is niet
mogelijk. Hetzelfde geldt voor de Paardenmarkt.
- Bezwaren tegen toevoeging van horecabedrijven en
verandermogelijkheden voor deze bedrijven.
Op grond van het FLS kunnen 36 horecabedrijven
worden toegevoegd. Tevens kan een horeca I bedrijf veranderd worden in een
horeca II bedrijf. Tegen beide planonderdelen bestaat bezwaar.
De voornaamste toevoeging van bedrijven door toepassing van het FLS
betreft (in theorie) de winkelondersteunende horeca omdat in een aantal
straten de daarvoor gestelde norm van 20% van het aantal panden nog niet
bereikt is. Dit betreft een vorm van horeca die op detailhandel gelijkt en
geen hinder voor de omgeving veroorzaakt. Een paar horeca II bedrijven
kunnen voorts toegevoegd worden op de Beestenmarkt, de Markt en de het
gebied Oude Kerk en omgeving. Tenslotte kunnen een paar van dergelijke
bedrijven zich vestigen op de verbindingsroutes tussen de
uitgaansgebieden. De verwachting is dat alleen in laatstgenoemde categorie
sprake zal zijn van het wijzigen van een categorie I in een categorie II
bedrijf. De bestaande restaurants kunnen niet veranderd worden in een
zwaardere categorie.
- Voor de diverse kernbegrippen die de horeca betreffen hanteert de
gemeente geen duidelijke of eenduidige definities. Gemeente spreekt
zichzelf tegen.
Zonder nadere voorbeelden kan deze opmerking niet beantwoord worden.
Voorzover er tegenspraak zou bestaan met bv. de Nota Horeca Binnenstad, de
Leefmilieuverordening Horeca Binnenstad e.d. prevaleert het
bestemmingsplan als regeling van hogere orde als ten miste sprake is van
een toetsing aan het bestemmingsplan.
- De noodzaak tot uitbreiding van de horeca is niet onderbouwd.
De gegevens zijn niet actueel meer. Dat geldt
met name de economische verwachtingen waarop een uitbreidingsscenario is
gebaseerd en de kruisverbanden die tussen de verschillende variabelen zijn
gelegd.
Alvorens in de Nota Horeca Binnenstad een toeneming van de horeca voor te
stellen is in het jaar 2000 onderzoek verricht. De noodzaak voor een
beperkte uitbreiding is daarin aangetoond en vervolgens in genoemde nota
voldoende onderbouwd. Ten aanzien van de economische perspectieven geldt
dat het altijd moeilijk blijft daaromtrent verwachtingen te concretiseren.
Er is uitgegaan van een afvlakkende groei. Vooralsnog wordt dit in de
praktijk bevestigd. Het onderzoek kan niet als verouderd worden beschouwd.
38. Van der Leeuw Optiek, Postbus 2806, 2601 CV.
Uitbreiding van het
bedrijf weergeven op het bestemmingsplan.
De heer Van der Leeuw is al enige tijd met de gemeente in overleg in
verband met uitbreidingsplannen voor zijn winkel op de hoek van de Oude
Langendijk en de Koornmarkt. De desbetreffende bouwplannen zijn aan een
gemeentelijke medewerker overhandigd. Met het verzoek na te gaan of deze
gerealiseerd kunnen worden binnen het ter inzage gelegde bestemmingsplan.
Briefschrijver gaat er overigens van uit dat dit het geval is. Hij verzoekt om
het bestemmingsplan eventueel zodanig aan te passen dat zijn bouwvoornemens
daarin tot uitvoering kunnen worden gebracht.
Uit een globale toets is
– onder voorbehoud van een meer gedetailleerd onderzoek - gebleken dat het
bouwplan in grote lijnen binnen de bepalingen van het voorliggende
bestemmingsplan kan worden gerealiseerd. Ten aanzien van de toepassing van
enkele wellicht noodzakelijke vrijstellingen moet nog nader overlegd worden. De
regels inzake de toepassing van vrijstellingen (artikel 36 van de
voorschriften) worden overigens ambtshalve gewijzigd waardoor het bereik van de
vrijstellingen enigermate verruimd wordt. Medewerking verlenen aan een
winkelvergroting is op zichzelf beschouwd overigens geen uitzonderingssituatie.
Er is geen aanleiding om enig onderdeel van het bestemmingsplan op grond van
deze zienswijzen aan te passen.
39. E.P. van der List, Wingerd 77, 2496 VH Den
Haag.
- In het bestemmingsplan de mogelijkheid opnemen om in het verleden
gedempte grachten weer open te graven.
In de toelichting wordt vermeld dat er geen
plannen bestaan om grachten die in het verleden zijn gedempt weer open te
graven. In het plan wordt daarmee dan ook geen rekening gehouden.
Briefschrijver vindt dat niet van een flexibele opstelling getuigt. Het
verdient vanuit de wens om de oorspronkelijk infrastructuur terug te brengen
en vanuit een oogpunt van waterbeheersing aanbeveling om rekening te
houden met het weer opengraven van voorheen gedempte grachten.
Het betreft de Brabantse Turfmarkt (noordelijk gedeelte), de Burgwal, de
Nieuwe Langendijk en de Raam. Herstel van de historische structuur moet
afgewogen worden tegen de kwaliteiten en eventuele tekortkomingen van de
bestaande situatie. Daarnaast moeten de kosten ook in beschouwing worden
betrokken. De Brabantse Turfmarkt is pleinruimte geworden als onderdeel
van het kernwinkelgebied. Dat zou verloren gaan bij het terugbrengen van
het water. De Burgwal heeft eveneens een pleinfunctie gekregen. De
beplanting met volwassen bomen geeft dit gebied een extra waarde. Het
rondlopende gedeelte van de Burgwal heeft minder ruimtelijke kwaliteit
vooral vanwege de verkeersfunctie en het grootschalige flatgebouw. Het
beleid is erop gericht dit gedeelte meer te gaan betrekken bij het
winkelcircuit. Opengraven zou alleen een optie zijn bij een doorgaande
waterverbinding. De Nieuwe Langendijk zal zijn ontsluitingsfunctie voor de
binnenstad behouden. Ook hier is ruimtelijke kwaliteit toegevoegd door de
boombeplanting. Opengraven van de Raam heeft weinig zin omdat dit gedeelte
van binnenstad aan de rand gelegen is en minder historische waarde heeft.
Een doorlopende gracht is eveneens niet erg aantrekkelijk.
- Herontwikkeling flatgebouw hoek Burgwal – Oude Langendijk mogelijk
maken.
Met voldoening stelt reclamant vast dat zijn
suggestie om het rondlopende gedeelte van de Burgwal bij het kernwinkelgebied
te voegen is opgevolgd. Hij vestigt in dit verband de aandacht op het
flatgebouw dat zich op de hoek van de Burgwal en de Oude Langendijk
bevindt. Daarachter is een vrij grote tuin aanwezig (ca. 650 m²). Teneinde
een goede winkelinvulling mogelijk te maken zou de genoemde flat en
omgeving met de erbij behorende tuin als transformatielocatie aangegeven
moeten worden. Een bouwmogelijkheid zou gecreëerd moeten worden om in het
binnengebied winkelruimte in één laag toe te laten. Op een bij deze zienswijze
behorend schetsje heeft de heer van der List zijn bedoelingen
verduidelijkt. Er zou een looproute kunnen worden gemaakt door een pandje
aan de Burgwal te verwijderen, het binnenterrein van een strook winkels te
voorzien en vervolgens een onderdoorgang te maken onder het flatgebouw aan
de Oude Langendijk. Men zou aldus een goede verbinding kunnen verkrijgen
tussen Zuidpoort via de Beestenmarkt naar de Markt.
De door briefschrijver ontvouwde gedachten hebben interessante aspecten.
In het bestemmingsplan wordt overigens uitgegaan van een toekomstige
invulling met winkels van de begane grond van het flatgebouw. Meer wordt
vooralsnog niet haalbaar geacht, mede gezien de kosten. De binnentuin
achter het flatgebouw heeft, in samenhang met de aangrenzende Jesseplaats
naast de kerk, waarde als open ruimte in dit deel van de binnenstad.
Tenslotte wordt niet verwacht dat de aantrekkelijkheid voor winkels
zodanig groot is dat een project van de omvang als reclamant suggereert
binnen afzienbare termijn haalbaar is.
- Horecabedrijf aan de Camaretten mogelijk maken.
Op pagina 53 van de toelichting zijn de
verbindingsroutes tussen de uitgaansgebieden beschreven. Er is een route
die de Voldersgracht met het gebiedje Oude Kerk en omgeving verbindt. Deze
loopt verder via de Camaretten en de Hippolytusbuurt. Op dit gedeelte zou,
volgens de toelichting één horecabedrijf kunnen worden toegevoegd -
behoudens aan de Camaretten - omdat de aldaar aanwezige panden een
detailhandelsfunctie moeten blijven behouden aangezien dit gedeelte
onderdeel is van het kernwinkelgebied. Deze redenering is volgens
briefschrijver onjuist: ook de Hippolytusbuurt behoort bij het
kernwinkelgebied. Bovendien zou, voor wat betreft de routing voor de
winkels, de vestiging van een horecabedrijf op de hoek van de
Hippolytusbuurt en de Nieuwstraat (nu een kledingzaak) nog slechter zijn
dan horeca op de Camaretten.
Reclamant heeft in zoverre gelijk dat zowel de Camaretten als de Hippolytusbuurt tot het kernwinkelgebied
gerekend worden. De desbetreffende zinsnede in de toelichting zal dan ook
worden aangepast. De keuze voor een detailhandelsfunctie van de Camaretten
is echter gebaseerd op het feit dat in dit gebiedsdeel al veel
horecabedrijven gevestigd zijn. Aan de Markt westzijde en verder aan de
Voldersgracht en de Wijnhaven is veel horeca aanwezig waardoor de
winkelfunctie verzwakt is. Daarom zou het evenzeer ongewenst zijn, in
verband met het behoud van de winkelroute, als het door reclamant genoemde
pand een horecafunctie zou krijgen. Het gaat er bij het vestigen van
horeca aan een verbindingsroute om dat de vestiging de route accentueert
op de tijdstippen dat dit nodig is, derhalve buiten de openingstijden van
de winkels. Tevens wordt de omvang van een horecabedrijf in dat kader
beoordeeld. Het door briefschrijver genoemde pand heeft een groot
vloeroppervlak. Het zou uit dien hoofde reeds niet passen in het concept
omdat het accent van het uitgaan op de uitgaansgebieden zelf moet blijven.
Toevoeging van horeca op de verbindingsroutes verloopt via een vrijstellingsprocedure.
Daarbij zullen genoemde aspecten meegewogen worden.
Conclusie; de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
toelichting conform het bovenstaande aanpassen.
- De FLS-strook ter plaatse van de Camaretten is ten onrecht als VG-1
aangeduid. Het moet zijn CA-1.
Deze constatering is juist.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
De correctie zal worden aangebracht.
40. M. Loomans,
Rietveld 77, 2611 LH.
Doorgang op de plankaart
aangeven.
Tussen de panden Rietveld 69 en Rietveld 77 is op de begane grond een
doorgang aanwezig De doorgang zou op de plankaart aangegeven moeten worden en
beide panden moeten als één object worden ingetekend.
Het adres Rietveld 77 bevindt zich aan de gracht, het adres Rietveld 69 staat
aan het pleintje. De zijkant van laatstgenoemd pand is aangebouwd aan de
achterzijde van Rietveld 77. Inwendig is er een doorgang. Op de plankaart komt
een stippellijn voor ten teken dat het twee afzonderlijke panden betreft. Dat
zal in de toekomst ook zo moeten blijven. De bestaande doorgang mag gehandhaafd
blijven op grond van de algemene legaliseringsbepalingen.
41. A. van Luin, Vrouw Juttenland 10 A, 2611 LC.
Bouwmogelijkheid voor een
fietsenberging in de bestemming “Tuin” gewenst.
Reclamant exploiteert een winkel aan het adres Vrouw Juttenland 10 a.
Daarachter bevindt zich de woning van betrokkene en diens gezin. Achter de gebouwen
is een stadstuin aanwezig. Daarbinnen wil briefschrijver een fietsenberging met
een oppervlakte van 6 m² realiseren.
Momenteel is er geen enkele mogelijkheid om fietsen, een kinderwagen e.d. te
stallen. Een daartoe strekkend bouwplan kan, blijkens mededeling van de
behandelende ambtenaren, niet uitgevoerd worden wegens strijdigheid met het in
voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Er is op het perceel weliswaar een
bergruimte aanwezig maar deze kan niet gemist worden voor de bedrijfsvoering
van de winkel. Briefschrijver voelt zich zeer benadeeld, mede gelet op de
beschikbare oppervlakte van de tuin (ca. 180 m²). Verzocht wordt het
bestemmingsplan zodanig aan te passen dat het bouwplan uitgevoerd kan worden.
Het hoofdgebouw aan het
Vrouw Juttenland is bestemd voor detailhandelsdoeleinden. De woning is
grotendeels aanwezig binnen de bestemming “Erf”. Daarachter is het
tuinperceel waarop de bebouwing wordt
voorgenomen. Dit perceel heeft de bestemming “Tuin” gekregen waarbinnen geen
gebouwen mogen worden opgericht , tenzij het de vervanging betreft van een
bestaand gebouw. Dat is in dit geval niet aan de orde. Krachtens het
vastgelegde beleid moeten de stadstuinen vrijgehouden worden van bebouwing. Dat
is ook op de onderhavige situatie van toepassing. Betrokkene zal binnen de
bestemming “Erf” ruimte moeten vrijmaken voor de gewenste berging.
42. G.J. Meijerink, Koornmarkt 32, 2611 EG.
- Afwijkingen van het bestemmingsplan Komplan 1976.
De gebruiksmogelijkheden van het pand
Koornmarkt 32 worden ten opzichte van het geldende bestemmingsplan
beperkt. Dit kan tot planschade aanleiding geven.
Het voert te ver om in het kader van de beoordeling van een algemeen
geformuleerde zienswijze op alle aspecten in te gaan waarin het
onderhavige bestemmingsplan verschilt van het bestemmingsplan Komplan
1976. Een diepgaande vergelijking kan het best aan de orde komen als
sprake is van een concrete schadeclaim op basis van artikel 49 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening. In het algemeen kan gezegd worden dat de
bouwmogelijkheden niet ingrijpend verschillen van die uit de oude
regeling. Ten aanzien van het gebruik is het FLS van toepassing. Horeca,
detailhandel, dienstverlening, kantoor en bedrijf is vrij sterk beperkt
ten opzichte van het Komplan 1976 dat nagenoeg vrije vestiging kende voor
die functie. Daarnaast geldt overigens het principe van de passieve
acceptatie: de mogelijkheden uit de oude bestemmingsregeling zijn door
betrokkene niet benut zodat het de vraag is of sprake in van een
benadeling in de zin van de WRO.
Omtrent de eventuele schadeaspecten van het nieuwe bestemmingsplan is
extern advies ingewonnen. De desbetreffende rapportage is op verzoek
beschikbaar voor inzage.
- Plankaart onjuist ten aanzien van een schuurtje.
Betrokkene heeft een schuurtje bij de woning.
Dat staat als erf genoteerd zodat de plankaart op dit onderdeel onjuist
is. Hetzelfde geldt ten aanzien van bebouwing ten zuiden van panden aan de
Molstraat die ook ten onrechte als erf worden aangeduid.
Waarschijnlijk is bij de heer Meijerink sprake van een misverstand; de
bestemming “Erf” is bedoeld voor aanbouwen en bijgebouwen. De plankaart is
correct.
- De plankaart voldoet niet aan de wettelijke bepalingen omdat deze
op basis van een luchtfoto is vervaardigd.
Bebouwing onder bomen is niet zichtbaar. In
verband met bouwmogelijkheden is wettelijk bezien een kadastrale
ondergrond noodzakelijk.
Met betrekking tot de ondergrond moet het volgende worden gezegd opdat
reclamanten en anderen er definitief van overtuigd zijn dat de gemeente
meer gedaan heeft dan zij wettelijk gezien had behoeven te doen:
ondergronden voor bestemmingsplannen worden in veruit de meeste gevallen
ontleend aan de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) die een vrij
groot aantal jaren geleden is vervaardigd. Voor binnensteden geldt dat
daarop de binnenterreinen in het geheel niet of slechts in zeer beperkte
mate met de bestaande bebouwing zichtbaar zijn. Kapvormen en zijdelingse
perceelsgrenzen zijn niet herkenbaar. Bestemmingsplannen die op deze
ondergrond worden getekend komen voor goedkeuring in aanmerking omdat zij
aan de wet geacht worden te voldoen. Delft is uitgegaan van een recente
luchtfoto. Het bureau dat belast was met de digitalisering daarvan deelde
mede dat een dergelijke graad van accuratesse slechts zeer incidenteel
voorkomt.
Het weergeven van kadastrale nummers is voor een conserverend
bestemmingsplan niet nodig: genoemde verplichting geldt slechts
bestemmingsplannen die grotendeels voorzien in nieuwbouw op grond die tot
nu toe voor andere doeleinden wordt gebruikt (bv,. agrarische gronden).
Zoals reeds eerder is opgemerkt wordt niet geheel uitgesloten dat bij het
digitaliseren van de luchtfoto, dat handwerk is, incidenteel een
vergissing is begaan. Mede daarom zal in het vast te stellen
bestemmingsplan nog een extra wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen.
Conclusie; de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:.
aan artikel 35 (algemene wijzigingsbevoegdheden) een bepaling
toevoegen, luidend:
”Het aanpassen van de ondergrond waarop het plan getekend is en het
dienovereenkomstig eventueel wijzigen van de bestemmingen en de
aanduidingen indien gebleken is dat bij het overzetten van de luchtfoto
van 11 april 2000 naar de ondergrond vergissingen zijn begaan”.
De toelichting wordt dienovereenkomstig aangevuld.
- Een visie op de binnengebieden ontbreekt. Daar zijn juist
verrassende creatieve gebruiksmogelijkheden.
De door de gemeenteraad geformuleerde visie voor de binnenterreinen
betreft in hoofdzaak behoud van het bestaande, bescherming van de
openheid, de stilte en het groene karakter. Vanuit een ander
doelstellingenkader zou een ontwikkelingsgerichte visie kunnen leiden tot
de door briefschrijver bedoelde verrassende en creatieve mogelijkheden. Nu
daarvoor - op goede gronden overigens – niet is gekozen behoeft niet
verder ingegaan te worden op de eventuele alternatieve mogelijkheden.
Overigens kan iedere particulier binnen de vastgestelde kaders zijn
buitenruimte op een verrassende en creatieve wijze inrichten.
- Een “betuttelend plan voor de burger” .
Burgemeester en wethouders voorzien zich van
ruime vrijstellingsbevoegdheden waardoor de burger onaangekondigd
geconfronteerd kan worden met bestemmingswijzigingen zonder dat daartegen
beroepsmogelijkheden bestaan.
Het plan is conserverend van aard. De benaming “betuttelend” kan voor
rekening van reclamant gelaten worden. De opmerking over de
onaangekondigde bestemmingswijzigingen heeft kennelijk betrekking op het
FLS. Toepassing daarvan verloopt via de figuur van de vrijstelling. Gezien
de eis van vlotte behandeling van aanvragen is het vooraf vragen van
omwonenden naar hun mening omtrent een voorgenomen vestiging niet mogelijk
Er is overigens een verschil met het bestemmingsplan Komplan 1976: onder
de vigeur van dat plan konden bij recht horecabedrijven en winkels zich
vrij vestigen.
- FLS heeft een negatieve invloed op de waarde van het vastgoed.
Als koper of verkoper van een pand verkeert
men in onzekerheid of burgemeester en wethouders al dan niet een
vrijstelling volgens het FLS zullen verlenen die nadelig is voor de waarde
van een pand. Reclamant vindt dit willekeur.
Aangezien het FLS betrekking heeft op functies die passend zijn bij een
binnenstad en qua invloed op de omgeving als niet ingrijpend moeten worden
gekenschetst. De invloed op de
waarde van een pand is dan ook gering als het gaat om de inschatting van
een mogelijke waardevermindering als zich een functie, die van invloed kan
zijn op de waarde van een pand,
zich zou vestigen naast of nabij een te verkopen pand. Ook hier geldt dat
onder werking van het bestemmingsplan Komplan 1976 geen sprake was van een
prijsdrukkend effect als gevolg van de in dat plan vervatte mogelijkheden
van bv. vrije vestiging van horeca en detailhandel.
- Dynamiek in gevaar.
Briefschrijver is bevreesd dat de dynamiek uit
de binnenstad gaat verdwijnen als gevolg van het bestemmingsplan. Hij
memoreert in dit verband dat hij voorstander is wan een vrije(re)
mogelijkheid tot vestiging van kantoren op de Koornmarkt. Zonder het FLS
hebben zich daar en in de rest van de binnenstad de afgelopen 30 jaar geen
ongewenste ontwikkelingen voorgedaan.
Anderen zijn een afwijkende opvatting toegedaan. Met name ten aanzien van
de horecaontwikkelingen werd het gemis voorheen aan een conserverende
bestemmingsregeling gevoeld. De toeneming van het kantorenbestand is
geconcentreerd in het westelijk deel van de binnenstad aan de Oude Delft,
het Noordeinde, de Westvest en de Phoenixstraat. Aldaar zijn al vrij veel
kantoren aanwezig en de ligging ten opzichte van het openbaar vervoer en
parkeergarages is gunstig.
43. G.J. van Mulbregt, Verwersdijk 81, 2611 NE.
- Aanbouw tot hoofdgebouw bestemmen.
Een gedeelte van het hoofdgebouw dat op de
hoek van de Verwersdijk en de Hoefijzersteeg staat is ten onrechte niet
tot hoofdgebouw bestemd. Een “bovenliggend gedeelte” is als
aanbouw aangemerkt. In de aanbouw is een gedeelte van de woonkamer
ondergebracht alsmede een vanuit de steeg toegankelijke berging. Ter
illustratie wordt een detail van de Kaart Figuratief (1675 – 1678) getoond
waarop te zien is dat ten westen van het pand enige huizen in de steeg
aanwezig waren. Tevens heeft reclamant een plattegrond en een doorsnede
van zijn woning opgenomen om de bestaande situatie verder te verduidelijken.
Op de aanbouw is een dakterras gemaakt, bereikbaar vanuit de verdieping.
De zienswijze van reclamant komt erop neer dat hij van oordeel is dat de
voor “Erf” bestemde aanbouw aan zijn woning die aan de steeg grenst voor
woondoeleinden bestemd zou moeten worden teneinde eventueel de bouw van
een zelfstandig woonhuis mogelijk te maken. Het perceelgedeelte meet ca.
25 m². Dit is op zich beschouwd al zeer weinig voor een zelfstandige
woning. Aan de stegen komen vaak stedenbouwkundige situaties voor zoals die
bij reclamant aan de orde is. Omdat de hoofdbebouwing op de gracht
georiënteerd is zal bij een steeg de erfbebouwing zichtbaar zijn. In
enkele gevallen zijn hoekoplossingen ontstaan die een doorgaande strook
hoofdbebouwing aangeven. In historisch opzicht is een situatie waarbij aan
een steeg pas na enige tientallen meters hoofdbebouwing is ontstaan
correcter dan de doorlopende gevelwanden met hoofdbebouwing. De hiërarchie
tussen gracht en steeg wordt niet alleen door de hoogte van de bebouwing
gemarkeerd maar ook door de functie: hoofdgebouw – aanbouw.
- Gemeente heeft de locatie van reclamant niet geïnventariseerd.
In de Nota van Beantwoording is onder I.4. een
algemeen gedeelte opgenomen over het onderscheid tussen hoofdgebouwen en
aanbouwen. Daarbij is door de gemeente vermeld dat bij het samenstellen van de plankaarten
nauwgezet te werk gegaan is en dat in een beperkt aantal gevallen een
bezoek ter plaatse nodig was. Reclamant merkt op dat bij hem een dergelijk
bezoek niet heeft plaats gevonden.
Huisbezoek was nodig in die gevallen waarin op grond van gegevens die de
indieners van reacties zelf hebben aangedragen alsmede uit de eigen
databestanden geen duidelijk beeld kon worden verkregen. In het geval van
de heer Van Mulbregt was locatiebezoek niet nodig.
- Onzorgvuldigheid ten aanzien van de achtergevelbouwgrenzen.
In hetzelfde hoofdstuk wordt aangegeven dat
niet overgegaan is tot een algemene achterwaartse verlegging van de
achtergevelbouwgrenzen omdat uit een oogpunt van rechtsgelijkheid niet
besloten kon worden ingediende reacties wel te honoreren en de overige
situaties te laten zoals zij oorspronkelijk weergegeven waren.
Briefschrijver is het hiermee niet eens: ter wille van de rechtsgelijkheid
zou de gemeente uit eigen beweging ook andere niet gemelde situaties
moeten rectificeren.
Er is sprake van een theoretisch model, wellicht als gevolg van een minder
gelukkige formulering in de Nota van Beantwoording. Het accent moet gelegd
worden bij de zorgvuldigheid die betracht is bij het leggen van de
achtergevelbouwgrenzen. Het is niet uit te sluiten dat in een beperkt
aantal gevallen ook in tweede instantie vergissingen niet zijn opgemekt.
Alsdan kan later (bv. bij een bouwaanvraag) door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een correctie
op de plankaart worden aangebracht zodat uiteindelijk geen sprake meer zal
zijn van rechtsongelijkheid. Hiermee is tevens de zienswijze van
briefschrijver beantwoord inzake deze wijzigingsbevoegdheid. Deze wordt
inderdaad gebruikt voor de onvoorziene gevallen en de later blijkende
vergissingen.
- Mogelijkheid voor verlegging van de rijbaan op de Verwersdijk in
het bestemmingsplan opnemen.
In een reactie op het voorontwerp
bestemmingsplan heeft de heer Van Mulbregt verzocht op de plankaart een
verlegging van de rijloper aan te geven: de rijweg zou in de richting van
het water verplaatst moeten worden ten gunste van een bredere stoep. Aldus
wordt tevens voorkomen dat auto’s die de Hoefijzersteeg inrijden schade
oplopen. Reclamant kan zich niet verenigen met de beantwoording waarin
gesteld is dat dit geen onderwerp betreft dat onder de werking van het
bestemmingsplan valt. Het kan zijn dat de vraag aan het verkeerde
bestuursorgaan is gericht. In dat geval is het college van burgemeester en
wethouders verplicht om op grond van art. 2:3 van de Algemene wet
bestuursrecht tot doorgeleiding van het verzoek over te gaan naar het
juiste orgaan.
De inrichting van het openbaar gebied valt onder jurisdictie van het
gemeentebestuur, in dit geval burgemeester en wethouders. In zoverre heeft
vragensteller destijds het juiste
bestuursorgaan benaderd. Zoals in de toelichting bij het
bestemmingsplan is vermeld is de inrichting van het openbaar gebied buiten
de werkingssfeer van het bestemmingsplan gehouden om voldoende slagvaardig
te kunnen optreden bij voornemens tot aanpassing van het openbaar gebied.
Dat betreft niet alleen de ligging van rijbanen, maar ook de parkeer- en
groenvoorzieningen en de uitvoering van het autoluw beleid. De standaard
werkwijze is dat de gemeente vooraf belanghebbenden informeert en
raadpleegt. Hetzelfde is van toepassing op de rijweg op de Verwersdijk:
als een gerede aanleiding tot verlegging van de as van de weg ontstaat kan
dit buiten planaanpassing om geëffectueerd worden na overleg met
omwonenden.
- Geen extra overlast van het verkeer bij herontwikkeling van de
locatie Bousquet.
In het bestemmingsplan is de
transformatielocatie Zeepfabriek Bousquet opgenomen. In zijn reactie op
het voorontwerp bestemmingsplan heeft briefschrijver al aangeven er
tegenstander van te zijn als het verkeer via de smalle Hoefijzersteeg
wordt geïntensiveerd. Dat zou het geval zijn als woningbouw plaats gaat
vinden op het terrein van de zeepfabriek. Deze steeg wordt nu reeds
maximaal benut. Hij is het in dit kader niet eens met het gedeelte van de
beantwoording waarin wordt gesteld dat uit cultuurhistorische en
verkeerstechnische overwegingen het maken van openingen in de Molenstraat
voorkomen moet worden. Hij wijst erop dat twee oude panden voorzien zijn
van grote deuren ter ontsluiting van de fabriek voor vrachtauto’s. Die
openingen kunnen zeer wel gebruikt worden voor de bereikbaarheid van later
te projecteren woningen. Ook aan
de Voorstraat is een ontsluitingsmogelijkheid omdat aldaar ook grote
deuren aanwezig zijn.
De Voorstraat behoort tot de hoofdgrachten: een open inrit naar het
binnenterrein moet uit cultuurhistorische overwegingen met
terughoudendheid benaderd worden. Voor wat betreft de panden aan de
Molenstraat geldt dat een in- en/of uitrit aldaar een nader onderzoek waard
is. In de regels die betrekking hebben op deze transformatielocatie is
overigens geen uitspraak gedaan over de meest wenselijke
ontsluitingsroute. De opties zijn dus nog open. Het zal in de praktijk
maar om een beperkt aantal auto’s gaan gezien de capaciteit van deze
locatie. In de huidige situatie is ook sprake van autoverkeer. Omdat ter
plaatse een bedrijf gevestigd is kan de gemeente niet verhinderen als het
autoverkeer van en naar het bedrijf – binnen redelijke grenzen overigens -
geïntensiveerd zou worden. Als overgegaan wordt tot herontwikkeling van
deze locatie zal eerst een Nota van Uitgangspunten worden opgesteld en met
omwonenden worden besproken. De ontsluiting van de locatie zal een
belangrijk onderdeel vormen.
- Begrip “Plan’ onjuist gedefinieerd.
In artikel 1 van de voorschriften zijn
definities opgenomen van in het bestemmingsplan gebruikte termen.
Briefschrijver merkt op dat het bepaalde onder a (“plan”) kreupel is
geformuleerd. Op een vage wijze worden voorts bijlagen en de toelichting
aangemerkt als deel uitmakend van het bestemmingsplan. Bijlagen met die
status dienen uitdrukkelijk en afzonderlijk als zodanig te worden
aangewezen.
Briefschrijver heeft gelijk in zijn constatering dat de definitie voor
verbetering vatbaar is.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Het bepaalde in artikel 1 (Begripsbepalingen) zal verduidelijkt
worden. De redactie luidt dan als volgt:
”a. plan.
Het bestemmingsplan Binnenstad bestaande uit de onder b. genoemde
plankaart en de onderhavige voorschriften met bijlagen. Het plan gaat
vergezeld van een toelichting met bijlagen.”
- Dubbele begripsbepaling; typefout; onduidelijkheid.
De begripsbepalingen in artikel 1 onder j. en
m. (het begrip “bouwwerk”) zijn gelijkluidend. Eén van beide kan
vervallen; het woord “nader” moet gewijzigd worden in “ ander”. Overigens
is de definitie onduidelijk: een
auto of een partytent zouden ook als bouwwerk beschouwd kunnen worden.
Wellicht kan een en ander aan het principe van de tijdelijkheid gekoppeld
worden (bv. korter dan één maand is tijdelijk).
Omtrent het begrip “bouwwerk” bestaat veel jurisprudentie. Er wordt voor
de toepassing van uitgegaan dat de verbinding met de grond van blijvende
aard moet zijn. Een voertuig of een lichte constructie zoals een tent
vallen daar niet onder. Het introduceren van een tijdelijkheidcriterium
zou wellicht ongewild tot gevolg hebben dat men na bv. een maand voor een
tent een bouwvergunning moet aanvragen
Ten aanzien van de dubbele begripsbepaling en de typefout heeft
briefschrijver gelijk.
De zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in aanmerking:
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
De dubbele begripsbepaling onder j. wordt verwijderd, de typefout in
lid m. (“nader” moet zijn “ ander”) wordt gecorrigeerd.
- Onder n. (“gebouw”) van artikel 1 dient aan het woord “ overdekt”
de letter e toegevoegd te worden. Verder is niet geheel duidelijk waarom
een “gedeeltelijk door wanden omsloten ruimte ook als gebouw wordt
aangemerkt. Deze definitie komt ook ongeveer zo voor in de Woningwet. Er
zijn redenen om daarvan af te wijken.
Omtrent het begrip “gebouw” bestaat eveneens
jurisprudentie. Er moet tenminste één wand zijn. Overkappingen zonder
wanden tot 20 m² zijn vergunningvrij (carports).
De letter e is weggevallen achter het woord “ overdekt”.
Conclusie; de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
De ontbrekende letter zal in
artikel 1 onder n. toegevoegd worden aan het woord “overdekt”.
- Onder q. is het woord “zich” weggevallen.
Dit is een terechte constatering.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Het ontbrekende woord “zich” zal in artikel 1 onder q. worden
toegevoegd tussen het woord “dat” en het woord “ op”.
- Begripsbepalingen toevoegen.
Er zouden definities toegevoegd moeten worden
van begrippen die tot verwarring aanleiding kunnen geven zoals van:
“ongeveer”, “grotendeels”, “ in hoofdzaak” etc. Als het hoeveelheden gaat
zouden, in plaats van deze termen, percentages gegeven kunnen worden.
Waar mogelijk zijn in het vast te stellen plan nadere kwantificeringen
gegeven. De bedoelde begrippen die briefschrijver noemt zijn niet alle
geschikt voor vertaling in percentages e.d. Het gaat om een kleine
toepassingsmarge. De rechtsbescherming van met name omwonenden is
voldoende om verkeerde toepassing uit te sluiten of te corrigeren.
- Deskundige second opinion wenselijk.
Tenslotte doet reclamant de aanbeveling om het
“ontzagwekkende plan” nog eens intensief door een deskundig jurist te
laten doornemen.
Op onderdelen (bv. het FLS) is dat inmiddels geschied. Door interne
medewerkers zijn met name de voorschriften nogmaals intensief doorgelezen.
Voorstellen tot wijziging worden – zo nodig en mogelijk – verwerkt en
opgenomen onder de ambtshalve aanpassingen. De externe adviezen (o.a. over
planschade en het FLS) zijn voor belangstellenden ter inzage.
44. Nieuwland–Post B.V.,
Lange Geer 44, 2611 PW.
a. Verwarrende huisnummering.
Er is sprake van verwarring ten aanzien van de huisnummering: de adressen
Lange Geer 44 en 44 A zijn geregistreerd. Laatstgenoemd nummer is nooit door
betrokkene aangevraagd. Verzocht wordt het geheel te zien als behorend bij
huisnummer 44. De architect van briefschrijver zal t.z.t. een voorstel tot
algehele vernummering indienen.
Beide huisnummers zijn officieel geregistreerd en betreffen dezelfde kadastrale
kavel. Het nummer 44A is toegewezen voor de bovenwoning. Huisnummers worden op
aanvraag of uit eigen beweging door de gemeente toegewezen. Zolang als geen
verzoek tot vernummering is ontvangen kan hierop niet vooruit gelopen worden.
b. Achtergevelbouwgrens niet op de juiste plaats
gelegd.
Reclamant is het niet eens met de plaats waar op de plankaart de
achtergevelbouwgrens is gelegd.
Betrokkene is van oordeel dat hoogteverschil tussen verschillende
gebouwen er niet toe mag leiden dat aan bouwdelen de bestemming “Erf” wordt
toegekend. De hoofdbebouwing heeft
slechts een diepte van 10 meter. De voorgevel van een tweede deel van de
hoofdbebouwing wordt als achtergevelbouwgrens aangemerkt. Briefschrijver
vermoedt dat de luchtfoto verkeerd geïnterpreteerd is. Verzocht wordt om
overleg ter plaatse.
Het pand Lange Geer 44 – 44A is aan de zuidkant van een omsloten binnenruimte
gelegen. De bouwdiepte is op de plankaart ca. 29 meter. Het bedrijfsgebouw in
één laag dat voorheen als brood- en beschuitbakkerij diende is tot “Erf”
bestemd. Dit betekent dat het – hoewel afwijkend van de algemene norm –
gehandhaafd mag blijven en desgewenst algeheel vernieuwd kan worden. Verhoging
tot twee of drie bouwlagen bij een toekenning van de status hoofdgebouw zou
overlast voor de omgeving kunnen opleveren. In veel vergelijkbare gevallen is
oudere bedrijfsbebouwing in de erfbestemming ondergebracht.
45. Nieuwland-Post B.V. Lange Geer 44, 2611 PW.
Bezwaar bestaat tegen de
ligging van de achtergevelbouwgrens van het pand Lange Geer 48.
Een deel van dit gebouw wordt ten onrechte als “Erf” aangemerkt. Het gaat om
een uitgebouwde keuken die onderdeel vormt van het beschermde monument. Een
hoogteverschil in een monumentaal pand mag er volgens briefschrijver niet toe
leiden dat aan een deel van een
hoofdgebouw de bestemming “Erf” wordt gegeven. Er is sprake van een verkeerde
uitleg van de luchtfoto.
De uitbouw in kwestie
bevindt zich boven een poort die onder het gehele gebouw doorloopt. De uitbouw
- inclusief het poortdeel - telt twee lagen. Hoewel het bouwkundig en
functioneel bij een groter geheel behoort, wijkt het in bouwkundige zin af,
ondermeer door de uitgebouwde positie en het feit dat het slechts twee
bouwlagen telt, terwijl het hoofdgebouw
zelf drie lagen heeft. De status van monument doet niet af aan het
bovenstaande.
46. Nieuwland-Post, Lange Geer 44, 2611 PW.
Status van een gesloopt
bedrijfsgebouw.
Het gestelde op pagina 138 van de Nota van Beantwoording is niet correct. Er is
nog een bezwaarschrift in behandeling bij de gemeentelijke commissie voor de
Beroep- en Bezwaarschriften. Het is onjuist op de uitslag van de lopende
procedure vooruit te lopen. Daarmee wordt de werking van de commissie
ondergraven.
Het gaat om een gesloopt bedrijfsgebouw dat betrokkene wil herbouwen. Hij heeft
bezwaar gemaakt tegen de geweigerde bouwaanvraag. Daarop is nog niet finaal
beslist. Het bestemmingsplan is een gemeentelijk stuk. Daarom zal het in eerste
instantie parallel lopen met het gemeentelijk standpunt. Als in bezwaar of
beroep anders beslist wordt zal de gemeente het bestemmingsplan
dienovereenkomstig aanpassen.
47. Hans Nout, Achterom 72, 2611 PS.
- Bestemmingsplan is te weinig toekomstgericht.
De heer Nout heeft eerst een algemeen bezwaar:
het plan is veel te weinig op de toekomst gericht, de bestaande situatie
wordt “vastgetimmerd”. Een bestemmingsplan moet visie uitstralen waarvan
geen sprake is in het onderhavige geval. Aanpassingen aan bestaande
woningen worden onmogelijk gemaakt.
Betrokkene heeft gelijk als hij constateert dat de algemene teneur van het
bestemmingsplan op behoud van het bestaande is gericht. Het betreft een
beschermd stadsgezicht. De Wet op de Ruimtelijke Ordening schrijft
overigens niet voor dat in die gevallen uitsluitend conserverend bestemd
moet worden. Binnen de door de wetgever toegekende vrijheid heeft de
gemeente Delft als haar visie primair gekozen voor een terughoudende
opstelling. Woningaanpassingen die binnen het bestaande bouwvolume blijven
zijn overigens altijd mogelijk. Juist ten aanzien van verdere groei in
horizontale en/of verticale zin van hoofd- en erfbebouwing is het plan
terughoudend.
- Uitgangspunten voor hoogtenregeling van de hoofdgebouwen moeten
bijgesteld worden.
Een algemeen bezwaar tegen de hoogtenregeling
van het plan geldt het eraan ten grondslag liggende uitgangspunt. De
hoogtenopbouw zoals die voor de hoofd- en nevengrachten geldt dient tot
uitdrukking te worden gebracht in het toegelaten aantal bouwlagen: voor
een hoofdgracht bijvoorbeeld drie lagen op een hoge onderbouw. Na
verkregen vrijstelling moet een vierde laag toelaten kunnen worden. Als
het Bouwbesluit gevolgd wordt dient de minimale goothoogte bij drielaagse
bouw 9.60 meter te bedragen bij een begane grond van 3.60 meter en een
verdiepingshoogte van 3.0 meter. Bij nevengrachten zou uitgegaan moeten worden
van twee lagen met vrijstelling voor een derde laag.
Het algemene principe voor de hoogteopbouw in relatie tot de status van
een gracht en de breedte daarvan is, anders dan reclamant aangeeft, wel in
het plan verwerkt: voor de hoofdgrachten geldt in het algemeen drie lagen
met forse verdiepingsmaten; voor de nevengrachten twee tot drie lagen met
kleinere verdiepingsmaten. Het is wel zo dat per gedeelte van een hoofd-
of nevengracht gekeken is naar specifieke kenmerken van een rij
samenhangende panden. Die geven dan weer aanleiding tot verbijzondering
van de algemene regels. Er is geen vrijstellingsfiguur ingebouwd voor een
extra bouwlaag. Voor dit onderwerp geldt dat er een recht bestaat om de
aangegeven bouwlagen te realiseren op voorwaarde dat een pand aan beide
zijden geflankeerd wordt door een pand dat reeds één bouwlaag meer heeft
dan het pand in kwestie.
Achtergrond voor de toekenning van het recht is dat het niet goed
uitvoerbaar is weigeringsgronden voor een extra bouwlaag met voldoende
objectiviteit te formuleren. In het algemeen is het echter niet zo dat,
wanneer de matrix aangeeft dat drielaagse bouw tot de mogelijkheden
behoort, dit “verzilverbaar” is voor ieder tweelaags pand in de
desbetreffende strook.
- Toevoeging van een extra bouwlaag te sterk aan banden gelegd.
Het plan schept rechtsongelijkheid als het
erin vervatte systeem ten aanzien van het toelaatbare aantal bouwlagen tot
uitvoering wordt gebracht: het toevoegen van een extra bouwlaag is slechts
mogelijk als een aangrenzend pand reeds een bouwlaag meer telt dan het
pand in kwestie. Als er geen sprake is van een buurpand dat een bouwlaag
meer heeft is verhoging met een bouwlaag krachtens de voorschriften niet
mogelijk. Men moet dan (vele) jaren wachten tot een of meer nabuurpanden een
extra bouwlaag hebben gekregen. Op de kaart komt in de matrix vaak voor
dat zowel twee als drie bouwlagen bij recht toegelaten kunnen worden. De
genoemde regel (artikel 5 lid 7) maakt de bepaling illusoir voor die
panden die niet grenzen aan een nu reeds hoger of later te verhogen pand.
Uitvloeisel van het beleid om de groei in horizontale en verticale zin te
beperken is de regel dat een extra bouwlaag pas toegestaan kan worden als
daarmee een gelijk aantal bouwlagen als een buurpand wordt gerealiseerd.
Zoals onder b. reeds is aangegeven moet het een pand betreffen dat aan
beide zijden door een pand wordt geflankeerd dat reeds een bouwlaag hoger
is. Tevens moeten de goothoogtenregels in acht genomen worden.
- Bezwaren tegen de kapverplichting voor hoofdgebouwen.
Verder bestaat bezwaar tegen de verplichting
een kap toe te passen niet alleen aan de voorzijde maar ook aan de
achterzijde van een pand. Briefschrijver merkt op dat veel panden aan de
achterzijde beschikken over een achtergevel die in feite een bouwlaag
hoger is dan aan de voorzijde. Het dak is dan ook in die gevallen meestal
gedeeltelijk plat afgedekt. Het moet mogelijk blijven om in de toekomst
aan de achterzijde dergelijke situaties te realiseren waar deze nu nog
niet voorkomen.
Van de kapverplichting kan vrijstelling worden gegeven: gedeeltelijk
platte afdekking is vaak toelaatbaar. Aan de achterzijde kan een extra
bouwlaag worden gerealiseerd onder dezelfde condities als aan de
straatzijde (zie de beantwoording van zienswijze c.). Als de matrix een
extra bouwlaag toelaat en de situatie bij een buurpand is reeds hoger kan
een extra bouwlaag aan de achterzijde worden gecreëerd. Bestaande
situaties vallen onder de legaliseringsbepalingen, ook al zijn deze in
strijd met het algemeen voorschrift.
- Bouwmogelijkheden voor erfbebouwing afstemmen op gewijzigde
Woningwet.
De achtergevelbouwgrens zal een beperking
betekenen ten aanzien van de mogelijkheden om erfbebouwing te realiseren.
Briefschrijver wijst op de nieuwe Woningwet waarin geregeld is dat
maximaal 50% van de eigen tuin bebouwd mag worden. Het plan dient meer aan
te sluiten bij de wettelijke kaders.
In de Woningwet wordt in artikel 43 lid 3 een uitzondering voor beschermde
stads- en dorpsgezichten gemaakt. Het vierde lid neemt die uitzondering
weer terug indien de bouwactiviteit naar het oordeel van burgemeester en
wethouders niet leidt tot de aantasting van de karakteristieke waarden van
een beschermd stadsgezicht. Waar het openhouden van de binnenterreinen tot
een kernpunt van het bestemmingsplan is verheven zal niet snel sprake zijn
van een situatie als bedoeld in lid 4.
48. Hans Nout, Achterom 72, 2611 PS.
- Bezwaren tegen het volbouwen van de Gasthuisplaats.
Het bebouwen van het Gasthuisterrein zal tot gevolg hebben dat een open
ruimte in de binnenstad verdwijnt die veel beter als groengebied met
daaronder een parkeergarage kan worden benut. Nu Zuidpoort wordt
ontwikkeld verdwijnt het laatste stukje groen uit dit deel van de
binnenstad. Briefschrijver pleit voor een meer evenwichtige verdeling van
groen en bebouwing over de binnenstad. De onevenwichtigheid in dit deel
van de binnenstad kan gecorrigeerd worden door een groenbestemming.
Al vele jaren geleden is besloten dat het Gasthuisterrein voor bebouwing
in aanmerking komt. Voorheen was het ook bebouwd. Verder speelt het
financiële aspect een belangrijke rol. Zuidpoort heeft een aantal jaren
een rol gespeeld als onbebouwd gebied met een groen karakter; het was
geen groenvoorziening in de eigenlijke zin des woords. Binnen de ontwikkelingslocatie
zal een kleine groenvoorziening worden opgenomen in de vorm van een
pleintje met beplanting.
- Ontwikkelingslocatie Gasthuisplaats in stedenbouwkundig opzicht
beter in het plan integreren.
De heer Nout is van mening dat deze
ontwikkelingslocatie niet losgekoppeld kan worden van het onderhavige
bestemmingsplan. Dat gebeurt in feite wel omdat slechts een procesmodel
is beschreven. Er is volstrekt niet te zien wat op deze locatie
gerealiseerd gaat worden. Er is een grote en niet verklaarde tegenstelling
tussen de wijze waarop deze ontwikkelingslocatie in het bestemmingsplan
wordt benaderd en de overige bestaande bebouwing. De omgeving wordt tot
op de millimeter vastgelegd en beschreven. Hij vreest dat grootschalige
ontwikkelingen in volumina en bouwhoogten een eigen weg zullen volgen.
Daarbij kan een parallel met Zuidpoort worden getrokken.
Gepoogd is een zeker evenwicht tot stand te brengen tussen
stedenbouwkundige en programmatische voorschriften die sturing moeten
geven aan het uiteindelijke ontwerp voor de Gasthuisplaats en het
procesmodel. Het aantal te bouwen huizen ligt vast. Tevens is bindend
bepaald dat rekening gehouden moet worden met de omgeving. Daaronder
wordt in ieder geval de heersende schaal daarvan begrepen. Tevens zijn er
kwalitatieve richtlijnen gegeven. Er is op basis van de bepalingen van
artikel 15 (Woondoeleinden (uit te werken)) geen aanleiding voor de vrees
dat de Gasthuisplaats zowel qua bouwvolume als qua hoogte zal afwijken
van de omgeving. Zoals reeds is aangegeven zal eerst een Nota van
Uitgangspunten worden opgesteld en met de omwonenden en andere
geïnteresseerden worden besproken vooraleer tot het vaststellen van een
formeel uitwerkingsplan zal worden overgegaan. De gemeente hecht eraan
een en ander in een goede dialoog met betrokken partijen tot stand te
brengen. Tot slot is het niet verstandig het ruimtelijk beeld zoals dat
nu voor ogen kan staan gedetailleerd weer te geven omdat inzichten over
de meeste wenselijke invulling nu eenmaal steeds in beweging zijn.
49. Hans Nout, Achterom
72, 2611 PS.
Bezwaren tegen het aantal bouwlagen en de toegestane goothoogte ter plaatse
van Achterom 72.
De heer Nout heeft grote bezwaren tegen de maximale goothoogte en het maximale
aantal bouwlagen dat volgens de plankaart en in relatie met de voorschriften
gerealiseerd mag worden ter plaatse van Achterom 72. Betrokkene heeft ca. 3
jaar geleden een principeplan ingediend
dat voorziet in een extra (derde) woonlaag van het door hem bewoonde pand. De
plankaart geeft, blijkens de matrix die onder meer op zijn woning betrekking
heeft, aan dat aan dit gedeelte van het Achterom hoofdbebouwing in drie lagen
mag worden gerealiseerd met een maximale goothoogte van 8.40 meter. Betrokkene
heeft tot nu toe geen medewerking gekregen aan zijn bouwvoornemen. Hij heeft
dan ook grote bezwaren tegen de maximale goothoogte van 8.40 meter, temeer
omdat de goothoogte van zijn woning na realisering van de derde bouwlaag ruim
10.50 meter zal bedragen. Het principeplan is eind 1999 van een positief advies
voorzien door de Welstandscommissie. Daarin staat onder meer dat ”het
principeplan op zichzelf beschouwd en in relatie tot de karakteristiek van de
reeds aanwezige bebouwing en stedenbouwkundige context aanvaardbaar is….”. Na
dit positieve advies is de Startnota Bestemmingsplan Binnenstad in mei 2000
vastgesteld en is een voorbereidingsbesluit genomen. Verder memoreert de heer
Nout nog dat zijn principeplan perfect past in het bestemmingsplan Komplan
1976. Hij hoopt nog steeds op een voor hem gunstige uitslag van de procedure
mede omdat aanvankelijk de indruk is gewekt dat de gevraagde medewerking zou
worden verleend. Tenslotte behoudt hij zich het recht voor een planschadeclaim
in te dienen als het bestemmingsplan niet in overeenstemming wordt gebracht met
de bij hem levende wensen.
realisering van het voor ogen staande bouwplan past niet in de Statrnota
Bestemmingsplan binnenstad, noch in het (voor-)ontwerp en het vast te stellen
bestemmingsplan. Zoals reeds is aangegeven is de algemene norm dat toevoeging
van extra bouwlagen slechts mogelijk is bij “ ingeklemde panden”. Daarvan is in
het onderhavige geval geen sprake. In verband hiermee is tot nu toe niet de
vrijheid gevonden om medewerking te geven aan het bouwplan van de heer Nout. In
formele zin niet omdat het niet paste in genoemde stukken die door het
gemeentebestuur en Gedeputeerde Staten zijn aanvaard als anticipatiegrondslag.
Niettemin moet tevens
worden vastgesteld dat het principeplan van briefschrijver ontvangen en
beoordeeld is voordat de Startnota Bestemmingsplan Binnenstad door de raad was
vastgesteld (eind mei 2000). De wettelijk verplichte aanhouding van bouwplannen
trad in op 22 speteber1999 na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de raad van State. De oorzaak daarvan was gelegen in een procedurele
tekortkoming waar de heer Nout buiten staat. Daarom is het in dit
uitzonderingsgeval – mede gelet op de gewekte verwachtingen en het ontbreken
van strijdigheid met het bestemmingsplan Komplan 1976 - te verantwoorden het
bestemmingsplan aan het bouwplan aan te passen.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Matrix voor het gedeelte Achterom westzijde aanpassen; het desbetreffende
pand van een aanduiding op de plankaart voorzien ten teken dat artikel 5 lid 7
onder b. niet van toepassing is. De voorschriften dienovereenkomstig aanvullen.
50. P.P. Ottens, Breestraat 20, 2611 RG.
Bedrijfsruimte bestemmen
tot hoofdbebouwing.
Briefschrijver is eigenaar van de panden Breestraat 18 en 20 de van de
Gasthuissteeg 13. Een gedeelte daarvan is als hoofdbebouwing, een gedeelte als
“Erf” bestemd. Er is sprake van bedrijfsruimten en geen (open) erf. Voorheen
was daar een plateelbakkerij gevestigd, later een schoenmakerij. Momenteel
behoort de bebouwing bij de stripboekhandel. Gezien de voorgeschiedenis wordt
verzocht de bedrijfsruimte op de juiste wijze te bestemmen tot hoofdbebouwing.
Zowel langs de Breestraat
noodzijde als langs de Gasthuissteeg is een hoofdbebouwingsstrook gelegd. Dat
is op de gebruikelijke wijze geschied uitgaande van de hoofdvorm van de aan de
straatzijde grenzende gebouwen. Het bouwblok is tamelijk ondiep, zodat
eigendommen aan de Breestraat in een aantal gevallen hun achterzijde aan de
Gasthuissteeg hebben. Dit komt ook voor aan de zuidzijde ten opzichte van de
Clarensteeg. Laatstgenoemd bouwblok is echter nergens dieper dan 12 meter zodat
het in die situatie verantwoord is geen binnenterrein meer te onderscheiden.
Dat is voor het Bouwblok Breestraat – Gasthuissteeg niet het geval. De diepte
van dat bouwblok is ca. 20 meter. Het ontstaan van zelfstandige hoofdbebouwing
met eigen voorgevels aan die steeg is stedenbouwkundig wenselijk, vooral
wanneer de Gasthuisplaats ontwikkeld zal worden.
De bestaande bebouwing is
correct bestemd.
51. Ir. E.H. den Ouden, Rietveld 13, 2611 LG.
- Maximale aantal bouwlagen aan het Rietveld, zuidzijde meer dan twee
mag.
Aan de
noordkant van het Rietveld mogen drie bouwlagen worden gerealiseerd
worden. In het bestemmingsplan Komplan 1976 mocht aan de zuidkant ook in
drie lagen worden gebouwd. De terugval is wel erg drastisch.
Een van de verschillen met het bestemmingsplan Komplan 1976 is de meer op
conservering gerichte benaderingswijze. Per grachtenwand is gekeken naar
de bestaande stedenbouwkundige karakteristiek. Voor het Rietveld is
vastgesteld dat er een verschil in bouwhoogte is tussen de zuid- en de
noordkant. Een telling leverde het volgende op: aan de noordzijde staan 51
panden. 40 daarvan hebben één of twee bouwlagen, 11 panden hebben drie
bouwlagen.(ca. 22%). Aan de zuidkant staan 49 panden; 46 hebben één of
twee bouwlagen 3 panden tellen
drie bouwlagen (ca. 6%). Het stedenbouwkundige beeld aan de zuidkant verschilt dus van dat aan de noordzijde
van die gracht. Groei naar tweezijdige drielaagse bebouwing doet afbreuk
aan deze karakteristiek. Aan de Verwersdijk nabij de Molenstraat is een
vergelijkbare situatie.
- Verschil in publiciteit rond het voorontwerp bestemmingsplan en het
onderhavige ontwerp bestemmingsplan.
Bij het voorontwerp is veel publiciteit
geweest, het ontwerpplan heeft een minimale bekendheid gekregen.
Deze constatering is op zich juist. De gemeente heeft bewust veel werk
willen maken van de voorontwerpfase, niet alleen om bekendheid te geven
aan het bestemmingsplan en de daarin opgenomen beleidsvoornemens maar ook
om de betrokken burgers te vragen te reageren teneinde het plan zoveel
mogelijk te kunnen afstemmen op hun specifieke situatie. Dat heeft
geresulteerd in ruim 225 reacties op het voorontwerp. Bij de fase van de
terinzagelegging is de wettelijk voorgeschreven werkwijze gevolgd. Er is
niet zoveel verschil tussen het voorontwerp en het ontwerp bestemmingsplan
dat extra publiciteit tijdens de nu aan de orde zijnde fase in de
procedure meerwaarde zou hebben betekend.
- Het versmalde gedeelte van het pand Vrouw Juttenland 24 –26 moet
als hoofdgebouw worden aangemerkt en niet als aanbouw.
Uit de luchtfoto blijkt dat sprake is van verschillende kappen op beide
delen van de bebouwing. Uit nader onderzoek is gebleken dat het een
hoofdgebouw betreft met twee uiteenlopende kapvormen. De bouwdiepte past
verder goed in de getande achtergevelbouwgrens..
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
De plankaart zal op dit onderdeel aangepast worden
- Eenzelfde opmerking geldt het adres Vouw Juttenland 20 – 22.
Het commentaar op een eerdere reactie van
betrokkene is onjuist omdat de aanbouw al uit drie lagen bestaat en tot
het hoofdgebouw gerekend moet worden, evenals dat al eerder is geschied
ten aanzien van het pand Rietveld 100 – 102.
De luchtfoto laat zien dat er een gedeelte is dat met een kap is afgedekt
en een daarachter gelegen plat afgedekt deel. Voor dit pand geldt dezelfde
redenering als onder c. vermeld. De plankaart zal aangepast worden.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
De plankaart zal op dit onderdeel aangepast worden
- Misverstand ten aanzien van een reactie op het voorontwerp
bestemmingsplan met betrekking tot het adres Rietveld 15.
De heer Den Ouden zegt dat de opmerking het
pand Rietveld 13 betreft.
Gebleken is dat het door briefschrijver toegezonden fragment van de
plankaart verkeerd is geïnterpreteerd. Dit leidt ten aanzien van Rietveld
13 overigens niet tot een andersluidende conclusie.
- Het adres Rietveld 49 E. is niet correct bestemd.
Het betreft een zelfstandige woning die door
de aanwezigheid van een grote boom wellicht niet goed op de ondergrond is
weergegeven. Het is het enige aldaar nog aanwezige hofjeshuis met eigen
kadastraal nummer.
Nader onderzoek heeft opgeleverd dat het een aanbouw betreft die niet als
zelfstandig hoofdgebouw kan worden beschouwd.
- Bij de panden Rietveld 123 – 125 is sprake van keukenaanbouwen over
twee lagen. Deze aanbouwen zijn niet later
gerealiseerd maar maken deel uit van het oorspronkelijk ontwerp. Een
keuken behoort bij een hoofdgebouw omdat het een integrerend deel daarvan
is. Verder wordt opgemerkt dat bij het pand Rietveld 45 – 47 een aanbouw
met daarin keuken en toilet wel tot hoofdgebouw is bestempeld.
De hoofdbouwmassa van Rietveld 123 –125 bevindt zich onder de kap; de
aanbouwen zijn daarbuiten gelegen. In de plansystematiek zijn het in
formele zin aanbouwen.
- Oosteinde 248 heeft diepere hoofdbebouwing na verbouwing.
de heer Den Ouden memoreert dat er voor de
verbouwing uit 1999 sprake was van een hoofdgebouw en een aanbouw. Nadat
de verbouwing was uitgevoerd waarbij twee appartementen zijn toegevoegd is
een kanverhoging voor het achterste gedeelte toegepast.
De in 1999 gerealiseerde toestand is tot uitgangspunt genomen voor dit
gecompliceerde pand. Een klein gedeelte van het toen ontstane hoofdgebouw
is op het ontwerp bestemmingsplan nog van de bestemming “Erf” voorzien.
Dat zal in het vast te stellen bestemmingsplan worden gerectificeerd.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
hoofdbebouwing verlengen.
- Hopstraat 32 tot en met 58 diepere hoofdbebouwing.
Briefschrijver merkt op dat het in aanleg
woningen betreft met een bouwdiepte van ca. 8 meter met aangebouwde
keukens. Na een verbouwing is de bouwdiepte van de kap van 8 meter op 5
meter gebracht. Dat mag overigens niet impliceren dat daarmee de
oorspronkelijke bouwdiepte teloor gegaan is.
Bij deze bijzondere situatie is sprake van een onjuiste interpretatie van
de luchtfoto. De plankaart zal dienovereenkomstig worden aangepast.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
bouwdiepte hoofdbebouwing Hopstraat 32 t/m 58 vergroten naar 8 meter.
- Ten aanzien van Rietveld 220 zijn “grote fouten” gemaakt.
Het betreft een voormalige stadsboerderij. De
ruimten die voorheen als stallen fungeerden zijn in het voorliggende plan
tot hoofdbebouwing bestemd. De stallen zijn nadien toegevoegd zodat er
geen aanleiding is die tot hoofdgebouwen te bestempelen. Als deze al
gelijktijdig met het woonhuis zouden zijn gerealiseerd dan nog moet
voorkomen worden dat aan de stallen later een bouwlaag wordt toegevoegd.
De stallen bestaan nu uit een begane grond met een kap. Dat moet in ieder
geval zo blijven.
Bij een agrarisch bedrijf is sprake van een samenhangend geheel van
gebouwen. Het tijdstip van de bouw is niet altijd bepalend voor de in het
bestemmingplan toe te kennen status. In het onderhavige geval zijn
afzonderlijke appartementen in de stallen gerealiseerd zodat de status van
hoofdgebouw verklaarbaar is. Briefschrijver heeft gelijk waar hij stelt
dat voorkomen moet worden dat de bouwmogelijkheden die aan de grachtzijde
geleden ook van toepassing zouden zijn op die voormalige stallen. Het gaat
dan om het eventueel toevoegen van een bouwlaag en een goothoogte van maximaal
7.50 meter. Daarom zal op de vast te stellen plankaart worden vermeld dat
deze bebouwing binnen de bestaande contouren moet blijven. Op de plankaart
zal in het desbetreffende deel van het gebouwencomplex op de plankaart de
letter “b” geplaatst worden ten teken dat de bestaande uitwendige
afmetingen niet mogen worden overschreden. Het toevoegen van een
verdieping is alsdan niet mogelijk.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
op het adres Rietveld 220 zal op de plankaart in het achterste deel
van het hoofdgebouw de letter “b” geplaatst worden.
- Platanen op de Paardenmarkt beschermen.
Op de Paardenmarkt staan platanen. Die zouden
op dezelfde wijze als geschied is met de platanen op de Beestenmarkt van
een planologische bescherming moeten worden voorzien.
De platanen op de Paardenmarkt worden niet als monumentale bomen
aangemerkt. Daarvoor zijn nog te jong en qua soort niet bijzonder genoeg.
Via de gemeentelijke verordening zijn ze voldoende beschermd. Eén plataan
op het Doelenplein wordt toegevoegd aan de monumentale bomen: het betreft
de plataan voor het gelijknamige hotel. De plankaart wordt
dienovereenkomstig aangepast.
52. Ir. F. van Polanen Petel en ir. I.M. van
Egmond, Kloksteeg 19, 2611 BL.
Bebouwing op
transformatielocatie Kloksteeg terugliggend situeren.
Briefschrijvers memoreren dat tegemoet gekomen is aan bezwaren die zij
tegen het voorontwerp bestemmingsplan naar voren hadden gebracht. Zij wonen in
de Kloksteeg tegenover een transformatielocatie (nr. 22). Naar aanleiding van
hun reactie is de goothoogte van de bebouwing die daar mogelijk wordt gemaakt
teruggebracht tot maximaal 5 meter. Tevens is in de Nota van Beantwoording
aangegeven dat de voorgevelbouwgrens achterwaarts verplaatst zou kunnen worden
zodat de Kloksteeg ter hoogte van de transformatielocatie verbreed kan worden.
Dit laatste aspect hebben zij niet teruggevonden in het ontwerp
bestemmingsplan. Verzocht wordt in de beschrijving van de mogelijkheden deze
terugliggende rooilijn op te nemen.
Voor de bebouwing in de stegen bestaat geen verplichting tot het plaatsen van
de voorgevel in de voorgevelbouwgrens. Op een aantal plekken is in het verleden
reeds nieuwbouw in stegen gerealiseerd met een terugliggende rooilijn. Een en
ander hangt overigens af van de beschikbare bouwdiepte. Dit aspect kan pas aan
de orde komen bij een concreet bouwplan. De gemeente kan zich er nu niet op
vastleggen dat nieuwbouw terugliggend moet worden gerealiseerd.
53. A.J. Prins, kantoorvakhandel, Choorstraat 4,
2611 JG.
Hoger bouwen toestaan bij
te hoge grondwaterstand.
Een gedeelte van de winkel van reclamant bevindt zich binnen de
bestemming “Erf”. In verband met overlast van het stijgende grondwater moet de
mogelijkheid bestaan het verdiept gelegen winkelgedeelte te verhogen. Het
bestemmingsplan staat evenwel een verhoging van de binnen genoemde bestemming
aanwezige bebouwing niet toe. Reclamant verzoekt de maat daarvoor met minimaal
1 meter te vergroten.
Plaatselijk is de grondwaterstand
in de binnenstad hoog. Hierdoor is de ontwateringsdiepte - de afstand tussen
maaiveld (grondoppervlak) en de hoogste grondwaterstand gering. De
eigenaar/gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om
vochtoverlast als gevolg van een geringe ontwateringsdiepte te voorkomen. Dit
kan door een verhoging van het vloerpeil zoals voorgesteld wordt, of door
andersoortige bouwkundige maatregelen zoals het waterdicht maken van de vloer
en/of kelders, het dampdicht maken van de vloer en het injecteren van muren ter
voorkoming van vochtoptrekking. Onderkend wordt dat in bepaalde situaties
bouwkundige maatregelen getroffen dienen te worden om overlast te beperken of
voorkomen.
Genoemd probleem kan zich
ook elders voordoen. Het is redelijk dat betrokkenen de mogelijkheid krijgen de
bebouwing aan te passen als uit overleg en onderzoek is gebleken dat technische
maatregelen niet toereikend zijn om de bestaande bouwkundige situatie te
handhaven. Overigens moet een deskundigenrapport worden overgelegd waaruit
onomstotelijk blijkt dat de enige oplossing het verhogen van de bovengrondse
bebouwing is. In het plan kan daarop gereageerd worden door toepassing van een
algemene vrijstellingsbevoegdheid toe te voegen aan artikel 31 van de voorschriften.
Conclusie: zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Aan artikel 31 lid 1 wordt een bepaling f. toegevoegd, luidend:
“f. een hogere goothoogte en hoogte van gebouwen
indien dit noodzakelijk is met (een stijging van) het grondwaterpeil en op
grond van een deskundigenrapport onomstotelijk gebleken is dat daartegen
incidenteel of in groter verband geen afdoende maatregelen mogelijk zijn, mits
de (goot)hoogte van de bebouwing met niet meer dan 1 meter wordt vergroot en
deze goothoogte niet meer zal bedragen dan de hoogte van de begane grond van
het bijbehorende hoofdgebouw respectievelijk de eerste verdieping indien de
aanbouw uit twee lagen bestaat.”
54. J. Reneman,
Paardenmarkt 25, 2611 PB.
In de zienswijzenbrief
vermeldt betrokkene dat mede namens anderen wordt geschreven. Ten aanzien van
de vraag in hoeverre reclamante anderen vertegenwoordigt het volgend: bij de
zienswijzenbrief was geen handtekeningenlijst of een vergelijkbaar stuk gevoegd
waaruit zijn legitimatie blijkt. De anderen hebben de zienswijzenbrief niet
mede-ondertekend. Daarom is zij uitgenodigd de ontbrekende machtigingen alsnog
over te leggen.
- Bezwaren tegen uitbreiding van de horeca in het gebied Binnenstad
– Noord.
In het kader van het voorontwerp
bestemmingsplan zin ca. 100 reacties ontvangen die betrekking hadden op
de horeca. Daarvan spreken 95 indieners zich uit voor een vermindering
van de horeca. Horeca is debet aan extra verkeer vanen aar de
Paardenmarkt, overlast vanwege het uitgaanspubliek, luidruchtigheid en
risico voor het ontstaan van hangplekken. De zeer grote horecagelegenheid
aan de Paardenmarkt (Het Karrewiel) zorgt reeds voor veel overlast.
Niettemin is het voorontwerp bestemmingsplan op dit onderdeel niet
bijgesteld. Er kan op de verbindingsroutes tussen de uitgaansgebieden
horeca II worden toegestaan. Dat is een zware categorie.
In het noordelijk gedeelte van de binnenstad is in beperkte mate sprake
van toevoeging van horeca. Alleen in het uitgaansgebied Oude Kerk en
omgeving is nog ruimte voor een paar bedrijven. Tevens is een aanvraag
ontvangen voor een klein pand aan Voorstraat 14 binnen hetzelfde gebied.
Het Doelenplein en de Paardenmarkt komen niet in aanmerking voor extra
horeca. Er zijn geen verbindingsroutes tussen de uitgaansgebieden waar,
buiten genoemde bedrijven, nog horeca kan worden toegevoegd in het
noordelijk deel van de binnenstad.
- Op grond van het FLS is het niet mogelijk om een vrijstelling te
weigeren voor een aangevraagde horecacategorie.
Deze komen in het FLS niet voor. Aldaar is
alleen sprake van “horeca”.
Krachtens het FLS kan meegewerkt worden aan winkelondersteunende horeca
en horeca op de verbindingsroutes tussen de uitgaansgebieden. Verder zijn
er de uitgaansgebieden zelf waar nog op enkele plekken horeca kan worden
toegevoegd: Beestenmarkt zuidzijde, Markt, Voldersgracht, Oude Kerk en
omgeving. Voor het overige is alle horeca op de plankaart van symbolen
voorzien – meestal “Horeca I of II”. Die aanduidingen staan in het pand
van vestiging. In de Aanvullende Bepalingen die bij de FLS – bijlage zijn
gevoegd is de categorie van de horeca aangegeven.
- Het is niet duidelijk of de aanduidingen die op de plankaart staan
vermeld de bestaande horecabedrijven betreffen of de door de gemeente
gewenste bedrijven en categorieën.
Deze aanduidingen hebben betrekking op de bestaande bedrijven. Een
uitzondering betreft de Beestenmarkt zuidzijde en Voorstraat 14 waar, op
grond van een concrete aanvraag, reeds was overgegaan tot het plaatsen van
de aanduiding Horeca II in de desbetreffende panden.
- De aanduidingen op de plankaart, de tellingen in de toelichting en
de opsomming in de FLS-stroken en –lijsten sluiten niet op elkaar aan. Handhaving wordt hierdoor niet mogelijk.
Zonder nadere specificatie waar de afwijkingen zouden optreden kan op
deze zienswijze niet gericht worden geantwoord.,
- Bedrijfsvergroting van horecabedrijven tegengaan.
Verzocht wordt het bestemmingsplan zodanig te
wijzigen dat een uitbreiding van de horeca naar het aantal bedrijven,
vloeroppervlak en categorie niet mogelijk is.
Ten aanzien van het aantal bedrijven is hierboven reeds een beantwoording
gegeven. Het vloeroppervlak van een bestaand horecabedrijf binnen de
woonbestemming (artikel 16) mag niet worden vergroot. Voor bestaande
horecabedrijven in de bestemmingen “Kernwinkelgebied” en “Gemengde
doeleinden” geldt dat de oppervlakte beperkt is tot de hoofdgebouwen
(begane grond). Er geldt een bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen
om eventueel de oppervlakte te beperken tot maximaal 400m² teneinde te
voorkomen dat grote bedrijven in grote panden te ver “doorgroeien”.
55. G. Rienks, Papenstraat 12 A, 2611 JC.
- Bezwaren tegen transformatielocatie nr. 24, 25 en 26.
Reclamant maakt in het algemeen bezwaar tegen
de transformatielocatie nr. 24 (Halsteeg – Papenstraat, vm. locatie
drukkerij Meinema), 25 (Achterterrein postkantoor) en 26 (Papenstraat
nabij hoek Choorstraat). Hij voorziet dat deze kleine locaties dicht
bebouwd zullen worden hetgeen de belevingswaarde van de binnenstad zal
verminderen. De aantrekkelijkheid van de binnenstad berust op een grote
mate van variatie, zowel van functies als van bebouwing. Ook de onbebouwde
gedeelten dragen daaraan bij.
De drie locaties die hier aan de orde zijn verschillen in vele opzichten.
Er is echter één gemeenschappelijke factor. Dat betreft het streven het
verblijfsklimaat in de Papenstraat te verbeteren. De locatie van de
voormalige drukkerij is nagenoeg geheel bebouwd. Bij herontwikkeling kan
gedacht worden aan een betere afwisseling bebouwd – onbebouwd. Het
achterterrein van het postkantoor heeft een lage beeldkwaliteit en is niet
openbaar. De locatie nabij de hoek met de Choorstraat wordt ontsierd door
bergingen. Toevoegen van enige bebouwing kan tevens bijdragen aan de sociale
veiligheid die te wensen overlaat.
- Meer aandacht voor het bestaande sfeerbeeld in de Papenstraat.
Briefschrijver vestigt de aandacht op de sfeer
die de Papenstraat kenmerkt met sterke verschillen in de beleving als
gevolg van uiteenlopende bouwhoogten de bebouwingsdichtheid en de
oriëntatie ten opzichte van de zon.
Met het sfeerbeeld zal rekening gehouden worden bij de beoordeling van
transformatievoorstellen. Anderzijds zal briefschrijver ook oog hebben
voor de minder positieve aspecten van het verblijfsklimaat in de
Papenstraat. De wisselende rooilijn is kenmerkend voor de Papenstraat. Dit
beeld zal in stand blijven met meer aandacht voor een beter herkenbare
bebouwingsgrens.
- Betere bescherming voor het Rijksmonument Papenstraat 7 gewenst.
Papenstraat 7 is een Rijksmonument.
Briefschrijver maakt zich zorgen dat het geflankeerd zal worden door even
hoge bebouwing. Het bewuste pand staat recht tegenover de Vlouw waardoor
de hoogte als passend wordt ervaren; voor toe te voegen bebouwing geldt
dit aspect niet mede gelet op de geringe breedte van de Papenstraat (4.50
meter).
Ook met deze factoren zal bij een voorstel tot transformatie rekening
gehouden worden. Het aanbouwen aan een monument is altijd een bijzondere
opgave. Afhankelijk van de omvang van een project zal vooraf een Nota van
Uitgangspunten worden opgesteld. Daarin zal bijzondere aandacht gegeven
worden aan een harmoniërende inpassing van eventuele nieuwbouw.
- Benadeling van woongerief als te hoge bebouwing wordt gerealiseerd
Briefschrijver vreest voor een aanmerkelijk
vermindering van zijn woongenot als vlak tegenover zijn huis nieuwbouw kan
komen in drie lagen met een goothoogte van maximaal 9 meter en een totale
hoogte van 13,50 meter. De toetreding van het zonlicht zal ernstig worden belemmerd,
de hemel wordt niet meer zichtbaar en het woongerief zal zodanig
verminderen dat verpaupering onvermijdelijk wordt.
In de matrix die de bestaande bebouwing aan de Papenstraat betreft is
aangegeven dat de norm twee bouwlagen is met een goothoogte van 7 tot 8
meter. Mede gelet op de breedte van de Papenstraat is het redelijk de
goothoogte van vervangende bebouwing ter plaatse van de locatie Meinema
aan te passen aan het bestaande bebouwingsbeeld. In het vast te stellen
bestemmingsplan zal daarom worden bepaald dat maximaal twee lagen mogen
worden gerealiseerd met een goothoogte van ten hoogste 7.00 meter. Dit
geldt transformatielocatie nr. 24. Voor de overige transformatielocaties
kan de maat gehandhaafd blijven met name omdat een terugliggende voorgevelbouwgrens
kan worden aangehouden. Dat is met name een optie bij het achterterrein
van het postkantoor.
Conclusie; de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
in de matrixlijn voor de Papenstraat, westzijde, wordt het cijfer 8.0
vervangen door 7.0; bij transformatielocatie nr. 24 (Halsteeg Papenstraat)
wordt het bepaalde onder c.4.
vervangen door:
“het aantal bouwlagen mag niet
meer dan 2 bedragen.”
56. Van Roey Projectontwikkeling Postbus 3602, 5203
DP ‘s – Hertogenbosch.
- Bestemming “Erf” in de Poppesteeg vervangen door bestemming ten
behoeve van hoofdbebouwing.
Reclamant memoreert allereerst de
voorgeschiedenis van het project Westvest Poppesteeg. Ter plaatse is nog
bebouwing aanwezig van een voorheen daar gevestigde groothandel in
groenten en fruit met bouwvallige loodsen in de steeg. In het recente
verleden is door de projectontwikkelaar diverse keren met de gemeente
gepraat om tot een vervangend nieuwbouwplan te komen. In het voorontwerp
en het ontwerp bestemmingsplan is de locatie op uiteenlopende wijzen op de
plankaart weergegeven. De daarmee corresponderende voorschriften
divergeren eveneens. Briefschrijver constateert dat de bebouwing in de
Poppesteeg in het voorliggende bestemmingsplan tot “Erf” is bestemd. De
aldaar geprojecteerde hoofdbebouwing kan niet gerealiseerd worden op basis
van die weergave. Tevens verwijst reclamant naar de Nota van Beantwoording
waarin wordt aangegeven dat op de plankaart ter plaatse van de Poppesteeg
een zone met hoofdbebouwing in twee lagen (zonder maximale maten
overigens) mag worden gerealiseerd. Deze transformatielocatie is als
directe bestemming opgenomen en er behoeft dan ook niet eerst een formeel
wijzigingsplan door burgemeester en wethouders te worden vastgesteld.
Verzocht wordt het in opdracht van de projectontwikkelaar door Muller en
Van Eys vervaardigde bouwplan (project “Zeelandsche Toorn”) correct op de
plankaart op te nemen.
Er is sprake van een omissie: de erfbestemming dateert nog uit een eerdere
planfase en is abusievelijk niet gewijzigd in de woonbestemming. Dit zal
in het vast te stellen bestemmingsplan geschieden. De plankaart zal
dienovereenkomstig worden aangepast door het leggen van een
hoofdbebouwingsstrook in de Poppesteeg met de bestemming “Woondoeleinden”
conform het bouwplan met daarin een matrix die het aantal bouwlagen (twee)
en de maximale goothoogte aangeeft. Binnen het profiel van een
denkbeeldige kap zal aan de Poppesteeg een terugliggende woonlaag
gerealiseerd kunnen worden. De status van transformatielocatie kan
vervallen nu er, mede naar aanleiding van voortgezet overleg tussen
reclamant en omwonenden een compromisplan beschikbaar is waarmee de
gemeente instemt.
Conclusie: zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Bestemming “Erf” in de Poppesteeg veranderen in de bestemming
“Woondoeleinden” met een matrix die bebouwing in twee lagen met een
goothoogte van maximaal 6.00 meter mogelijk maakt.
Transformatielocatie nr. 21 (Poppesteeg, groentenhandel) vervalt.
Volledigheidshalve moet het volgende nog worden vermeld:
Naar aanleiding van een concreet bouwplan is op 3 september 2002 een
informatiebijeenkomst belegd voor omwonenden en andere belangstellenden en
belanghebbenden. Daarbij is het bouwplan toegelicht en betond gelegenheid
vragen te stellen en opmerkingen te maken. Er waren enkele bezwaren tegen
het bouwplan. Inmiddels is het overleg tussen de projectontwikkelaar en
omwonenden voortgezet. Dit heeft geleid tot een voor de gemeente
aanvaardbaar bouwplan:
- aan de achterzijde van de bebouwing aan de Westvest worden vijf lagen
gebouwd;
- aan de voorzijde vier;
- de sleuf tussen de bestaande bebouwing en de nieuwbouw vervalt over drie
lagen.
- de achtergevelbouwgrens wordt gelijk getrokken met die van de bestaande
bebouwing ten noorden van de bouwlocatie
- de goothoogte van de bebouwing in de Poppesteeg wordt op 6.00 meter
gebracht.
Verder worden nadere regelingen getroffen in de vorm van een contract die
hier niet nader besproken behoeven te worden.
- Geen kapverplichting voor een deel van de nieuwbouw.
Verder wordt verzocht de kapverplichting te
laten vervallen voor de tuinzijde van de belendende bebouwing. Een kap vormt een uitzondering op de
bouwmassa van het door de architect ontwikkelde bouwplan. Er is voorts
geen sprake van toegevoegde waarde voor de omgeving. Een paar omwonenden
hebben gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan en verzocht om
toepassing van platte afdekking. De Nota van Beantwoording is kennelijk
onvoldoende duidelijk geweest op dit onderdeel.
In de Nota van Beantwoording op het voorontwerpplan wordt aangegeven hoe
in het algemeen in het onderhavige bestemmingsplan platte afdekking van
hoofdgebouwen is geregeld: een primaire kapverplichting waarvan
vrijstelling kan worden verleend. Bestaande bebouwing met een platte afdekking met een te behouden
stedenbouwkundige meerwaarde is op de plankaart van een symbool voorzien.
Dat is in het onderhavige geval niet aan de orde. Wellicht ter
verduidelijking: bij de bouwplanprocedure kan tegelijkertijd vrijstelling
worden gevraagd van de kapverplichting. Het betreft geen bebouwing langs
een hoofdgracht.
- Overkragingen mogelijk maken.
Tenslotte verzoekt de projectontwikkelaar om
in het bestemmingsplan zo nodig rekening te houden met “overkragingen” van
het hoofdtrappenhuis en met loggia’s op de hoek Westvest – Poppesteeg.
Bedoelde bouwdelen worden door reclamant als verrijkingen beschouwd in
stedenbouwkundige en architectonische zin. De aan de voorgevelzijde
gelegen overkraging valt binnen het eigen grondbezit.
In het vast te stellen bestemmingsplan komen bepalingen over het bouwen
van erkers en andere uitstekende bouwdelen aan een aan de straatzijde
gelegen gevel. De genoemde overkragingen passen daarin. Een loggia is geen
onderwerp voor het bestemmingsplan maar voor de Nota Beeldregie Binnenstad
(welstand). Overigens geldt te
aanzien van vrijstellingen dat de vraag of deze verleend zullen
worden mede afhankelijk is van een welstandstoets. Het maken van een erker
of een ander uitkragend bouwdeel zal tot de uitzonderingen moeten blijven
behoren omdat deze bouwsels in de meeste gevallen strijdig zijn met de
structuur van de vlakke gevelwanden.
Conclusie: zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Aan artikel 24 (Wegverkeer (Vw)) wordt een vijfde lid, aan artikel 25
(Verkeers- en Verblijfsdoeleinden openbaar (Vb(o)) een achtste lid en
artikel 26 Verblijfsdoeleinden privé (Vb(p)) een vijfde lid toegevoegd
luidend:
”Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor de
bouw van een erker, trappenhuis of uitkragend deel van de hoofdbebouwing
aan de voor- en/of zijgevel van een hoofdgebouw, mits
- de diepte daarvan, gerekend tot het gevelvlak niet meer bedraagt dan
1.20 meter;
- het niet betreft de historische hoofdstructuur zoals opgenomen in
Bijlage II van deze voorschriften;
- de afstand van de onderzijde tot aan het peil ten minste 3.50 meter zal
bedragen. ”.
De vrijstelling kan in principe verleend worden als een bouwplan
welstandshalve positief beoordeeld wordt.
- Spoedige sloop van de bebouwing in de Poppesteeg.
In verband met de bouwvalligheid en het
brandgevaar van de nog aanwezige oudere bebouwing wordt een voortvarende
aanpak verzocht. Omwonenden hebben reeds van hun bezorgdheid doen blijken.
Reclamant stelt de spoedige indiening van een sloopaanvraag in het
vooruitzicht.
De aan de orde gestelde aspecten betreffen niet het bestemmingsplan, zodat
beantwoording in dit kader verder achterwege kan blijven.
57. Karel Sant, Voorstraat 68 a, 2611 JS.
- Bezwaren tegen de onderverdeling hoofd- en erfbebouwing.
De heer Sant verzoekt het gehele pand
Voorstraat 68 – 68a binnen de hoofdbebouwingszone te brengen. In het
recente verleden is hem bouwvergunning verleend voor het realiseren van
een afzonderlijke woning in het achterhuis. Deze situatie moet op de
plankaart teruggevonden worden.
Op de plankaart bij het in ontwerp ter inzage gelegde bestemmingsplan is
een 28 meter diepe hoofdbebouwingszone aangegeven die zowel voor- als
achterhuis omvat. De zienswijze berust waarschijnlijk op een misverstand.
- Overlast van het Voorhuis aan de Voorstraat.
Betrokkene tekent bezwaar aan tegen de
aanduiding Ho I op de plankaart ter plaatse van het adres Voorstraat 64 –
66. Aldaar is het Voorhuis gevestigd, een zalencentrum annex voorziening
voor culturele activiteiten. Briefschrijver is erop tegen dat het
bestaande gebruik in het bestemmingsplan wordt gelegaliseerd. Er vinden
activiteiten plaats die niet door een vergunning worden gedekt. Het is
onzeker in welke richting de toekomstige ontwikkelingen zullen gaan. Er
zijn voorts onvoldoende geluidwerende voorzieningen. Een gebruik voor
horecadoeleinden is ongewenst. Een en ander past ook niet het beleid om
binnenterreinen rustig en groen te houden. Het toekennen van een
horecabestemming heeft gevolgen voor de waarde van de in de omgeving
gelegen panden. De heer Sant behoudt zich het recht voor een
planschadeclaim in te dien als aan zijn bezwaren niet tegemoet gekomen
wordt. Hij verzoekt tenslotte persoonlijk geïnformeerd te worden inzake
vervolgacties van de gemeente.
Tot ca. 1997 was het pand in gebruik bij de pater van het Heilig Hart van
Jezus. Er is destijds een exploitatievergunning verleend voor
horeca-activiteiten die overigens niet meer van kracht is voor de nieuwe
exploitant. Er zijn bij de gemeente geen officiële klachten geregistreerd
in verband met geluidsoverlast. Dat wil overigens niet zeggen dat er
Incidenteel geen hinder wordt veroorzaakt vanwege koorrepetities en
–uitvoeringen.
Anderzijds is het een gewaardeerde voorziening, omdat in de binnenstad
behoefte bestaat aan zaalruimte voor culturele activiteiten. Voorzover de
geluidhinder de daarvoor geldende wettelijke normen overschrijdt kan
verzocht worden technische voorzieningen aan te brengen. Een en ander valt
onder de handhaving van milieuvoorschriften, voorzover van toepassing op
deze locatie.
Het is niet mogelijk vooruit te lopen op de beslissing inzake een
eventuele planschadeclaim. Bij de beoordeling daarvan worden vele aspecten
onderzocht die van specifieke aard zijn. Ten aanzien van de
informatievertrekking naar omwonenden gelden vastgestelde regels en
procedurevoorschriften waaraan de gemeente gehouden is. In de meeste gevallen
worden aangevraagde en verleende vergunningen gepubliceerd.
Overigens moet vastgesteld worden dat de huidige en de toekomstige
activiteiten niet vallen onder de omschrijving van Horeca I omdat
daaronder voornamelijk de restaurants vallen. Hoewel in het Voorhuis ook
dranken verstrekt worden is dat meer een functiegebonden activiteit. In
verband daarmee moet de plankaart aangepast worden en zal de aanduiding Ho
I verwijderd worden.
Conclusie: zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van ontwerp bestemmingsplan:
Aanduiding Ho I op de plankaart vervalt bij het adres voorstraat 64 –
66.
58. N. van Santen, Verwersdijk 71, 2611 NE.
Bezwaren tegen het
onderscheid tussen hoofdgebouw en aanbouwen.
De heer Van Santen heeft een reactie geven op het voorontwerp
bestemmingsplan. Hij is niet tevreden met hetgeen in de Nota Van Beantwoording
op pag.170 is vermeld. Het gaat om de weergave op de plankaart van het
hoofdgebouw Verwersdijk 71 en de aanbouw. Het hoofdgebouw dat twee bouwlagen
met een kap heeft is één organisch geheel met de aanbouw, eveneens twee lagen
maar plat afgedekt. De toegepaste methode op grond van de luchtfoto is
onnauwkeurig en dient aangevuld te worden met onderzoek op locatie. Het
gehanteerde onderscheid is willekeurig. De onjuistheid in dat onderscheid
tussen hoofdgebouw en aanbouwen kan in de toekomst tot conflicten leiden met de
gemeente maar ook met omwonenden. Er moet – als een onderscheid zoals in het
onderhavige geval gemaakt is al noodzakelijk zou zijn – op uniforme wijze
geregeld worden, hetgeen thans niet het geval is. Tenslotte beklaagt
briefschrijver zich erover dat onvoldoende aandacht aan zijn reactie op het
voorontwerp bestemmingsplan is geschonken zodat de inspraakprocedure “een wassen
neus” is. Als bijlage is een doorsnede van een oorspronkelijk bouwtekening
meegezonden.
Uit de bouwtekening
blijkt dat er sprake is van een met een kap afgedekt gedeelte en een tweede
bouwmassa. De vloeren lopen op gelijke hoogte door. Het aangebouwde deel is
plat afgedekt. Er is – blijkens de overgelegde tekening - niet op overtuigende
wijze aangetoond dat het voorste en het achterste gedeelte tot één hoofdgebouw
gerekend moeten worden, gelet op het feit dat de muur tussen beide gedeelten
als bouwmuur van het voorste deel moet worden gezien.
De planmethodiek gaat ervan uit dat aanbouwen – ongeacht of deze in één, twee
of drie lagen zijn gerealiseerd binnen de erfbestemming thuishoren. Ook is niet
relevant of deze aanbouwen gelijktijdig dan wel later zijn gerealiseerd. Het
verschil in benadering betreft de mogelijkheid het aantal bouwlagen van een
aanbouw gelijk te doen zijn aan dat van het hoofdgebouw. Het onderhavige geval
voldoet aan de algemene uitgangspunten ten aanzien van het onderscheid hoofdbebouwing
– aanbouwen. Desgewenst kan overigens op de aanbouw een kap gerealiseerd worden
die aansluit aan de kap van het reeds met een kap voorziene gedeelte, zodat het
verschil met de status hoofdbebouwing in feite marginaal is. Een derde bouwlaag – als deze al aan de orde
zou zijn – is echter niet mogelijk voor de aanbouw. Voor de berekening van de
bouwmogelijkheden op het erf wordt de aanbouw meegerekend.
Deze werkwijze is uniform
in het bestemmingsplan toegepast. Zij is een gevolg van het beleidsuitgangspunt
dat binnenterreinen niet verder dichtgebouwd moeten worden. In het onderhavige
geval is de luchtfoto op de juiste wijze vertaald en is geen sprake van een
onderscheid dat op toevalligheden is gebaseerd. Situaties als de onderhavige
komen vele malen in het plangebied voor en zijn steeds op dezelfde wijze
benaderd. Het is niet in te zien waarom in de toekomst daarover conflicten
zouden ontstaan. Ten aanzien van omwonenden geldt dat er meer zekerheid bestaat
dat de aanbouw ongeveer in de huidige afmetingen gehandhaafd blijft. Als een
recht zou worden toegekend daaraan bijvoorbeeld een bouwlaag toe te voegen zou
dat tot omgevingsbezwaren aanleiding kunnen geven.
Tenslotte is in de Nota
van Beantwoording een specifiek commentaar gegeven op ongeveer gelijkluidende
reacties op het voorontwerp bestemmingsplan. In hoofdstuk I onder 4. van deze
nota is een algemene uitleg gegeven over het onderscheid tussen hoofdgebouw en
aanbouwen. Daaruit kan niet afgeleid worden dat de gemeente niet serieus is
omgegaan met een inspraakreactie.
59. R.P.J. Schalkwijk, Oosterstraat 55, 2611 TV en
vier medeondertekenaars.
Toegangspad naar woning
Oosterstraat 61 gedeeltelijk tot “Erf” bestemmen.
Het gaat in deze zienswijze om een doorgang met wisselende breedte naar
de woning Oosterstraat 61 die op een binnenterrein is gelegen. Via een
onderdoorgang aan de Oosterstraat is dat huis bereikbaar. Naar aanleiding van
een reactie op het voorontwerpplan is de bestemming “Verkeers- en
verblijfsdoeleinden openbaar (Vb(o)” gewijzigd in de bestemming
“Verblijfsdoeleinden privé (Vb(p)”. Betrokkene is daarmee niet tevreden
gesteld. Het bredere deel van de toegang is eigendom van omwonenden. Dezen
worden benadeeld als gevolg van de bestemming op gedeelten van hun
achterterrein. Zij kunnen daar geen erfbebouwing meer oprichten. Na overleg met
een gemeentelijke medewerker is afgesproken dat briefschrijver na overleg met
alle belanghebbenden zou aangeven welk gedeelte van het toegangspad als zodanig
gebuikt wordt en moet blijven en aan welk deel de bestemming “Erf” zou moeten
worden toegekend. Bij de zienswijzenbrief is een kaartje gevoegd waarin de
bestaande en de gewenste toekomstige situatie is aangeven.
Van belang is dat de toegankelijkheid van de woning Oosterstraat 61 gewaarborgd
blijft. Voor het overige is het een zaak van erfdienstbaarheden en onderlinge
afspraken tussen de betrokken eigenaren van de aanliggende percelen. Er is geen
bezwaar tegen de plankaart op dit onderdeel te wijzigen waarbij aan een
toegangspad ter breedte van 1.50 meter de bestemming “Verblijfsdoeleinden,
privé (Vb(p)” wordt gegeven en de overige gronden voor erf worden bestemd.
Volledigheidshalve moet worden vermeld dat de bewoners van het pand
Oosterstraat 61 een zienswijze van gelijke strekking hebben ingediend.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingplan:
Zijkanten links en rechts van het toegangspad op de plankaart de bestemming
“erf” geven overeenkomstig een bij de zienswijzenbrief gevoegd kaartje.
60. Jan Schreuder, Rietveld 77, 2611 LH.
- Bezwaren tegen transformatielocatie 30 (Rietveld, Loomans en Leger
des Heils).
Reclamant waardeert het algemene uitgangspunt
van het bestemmingsplan inzake de openheid van de binnenterreinen. Daarom
kan hij niet goed begrijpen waarom transformatielocaties in het plan zijn
opgenomen die – bij realisering – een inbreuk op dat principe betekenen.
Inzonderheid heeft hij bezwaren tegen transformatielocatie nr. 30
(Rietveld 83 – 113 Bedrijfscomplex Loomans en locatie Leger des Heils). De
huidige bebouwing in één laag met platte afdekking zou vervangen kunnen
worden door tweelaagse bebouwing met kap. Dit betekent een aantasting van
de openheid van dit gebied. De eigenaar zal gebaat worden door de ruime
mogelijkheden tot verdichting van de bebouwing. Er zouden echter door de gemeente striktere eisen gesteld
moeten worden ten aanzien van de openheid en het groen. Het verder
“dichtslibben” van de binnengebieden moet effectiever worden tegengegaan.
Bij de bepaling van de transformatielocaties is gelet op het algemene
uitgangspunt. De binnengebieden blijven dan ook zoveel mogelijk vrij van
nieuwe ontwikkelingen. In het onderhavige geval is echter sprake van een
bebouwd binnenterrein dat voor herontwikkeling in aanmerking komt. In het
ter inzage gelegde ontwerp bestemmingsplan is aangegeven dat bij de
transformatielocaties – meer dan in voorontwerp bestemmingsplan het geval
was – gekeken moet worden naar de mogelijkheden voor functiediversiteit
maar ook naar de mogelijkheden voor toevoeging van groen. Deze locatie is
groot genoeg voor een overigens bescheiden groenvoorziening. Op een deel
van de plek kan tweelaagse bouw worden gerealiseerd zonder overwegende
bezwaren voor de omgeving. Als alle functies tot de begane grond beperkt
blijven zal minder ruimte overblijven voor een groenvoorziening. Overigens
moet dit aspect te zijner tijd beoordeeld worden aan de hand van concrete
voorstellen. Daarbij is mede van belang in welke mate de eigenaren van de
gronden bereid zijn hun medewerking te geven aan een gemeenschappelijke
ontwikkeling van hun gronden. Deze locatie is vrij groot zodat
voorafgaande aan de opstelling van een wijzigingsplan eerst een Nota van
Uitgangspunten aan omwonenden en andere belanghebbenden zal worden
voorgelegd.
- Bezwaren tegen de mogelijkheid van tweelaagse bebouwing op de
transformatielocatie.
Reclamant heeft een reactie gezonden op het
voorontwerp bestemmingsplan. In de Nota van Beantwoording wordt onder meer
gesteld dat tweelaagse bebouwing “niet uitgesloten moet worden”.
Briefschrijver verzoekt objectieve en gekwantificeerde normeringen te
geven die met name betrekking moeten hebben op afstanden tot gevels.
In de planvoorschriften is als algemene norm ten aanzien van de
“confrontatie” van achtergevels binnen bouwblokken aangegeven dat een
afstand van 20 meter moet worden aangehouden van achtergevel tot
achtergevel. In het onderhavige geval zou toepassing leiden tot een te
grote beperking van de verkavelingsmogelijkheden. Als tweelaagse bebouwing
aan de orde is kan worden gedacht zou aan een bijzonder woningtype. In de
indicatieve verkaveling is sprake van (gesloten) zijgevels.Het is
overigens beter de inpassing in de omgeving onderwerp te laten zijn van
een studie die onderdeel kan zijn van een reeds genoemde Nota van
Uitgangspunten die met omwonenden en andere belanghebbenden zal worden
besproken.
61. R.W.J. Smits en H.A.T. Verleg, Westvest 19,
2611 AX.
Een nagenoeg gelijkluidende zienswijzenbrief is
gezonden door J.W. M. Damen en A.T.J.Kruthof, Westvest 23, 2611 AX.
Bij de beantwoording van die brief is de onderhavige tekst gebruikt.
- Bezwaren tegen bebouwingsvoorstel Westvest – Poppesteeg.
Briefschrijvers vestigen de aandacht op
transformatielocatie nr. 21 (voormalige groetenhandel hoek
Poppesteeg/Westvest. Als de bestaande bebouwing (woning/werkruimte aan de
Westvest en opslagruimten aan de Poppesteeg) gesloopt wordt en wordt
vervangen door bebouwing in drie tot vier lagen kunnen omgevingsbezwaren
ontstaan die betrekking hebben op het woongenot, de lichtinval en het
uitzicht. Zo zal naar hun mening de bouwdiepte vanaf de Westvest van de
hogere bebouwing niet meer mogen bedragen dan die van de bestaande
aangrenzende nieuwbouw en van de nieuwbouw aan de zuidzijde van de
Poppesteeg. In verband daarmee moet op de plankaart de achterlijn van de
bestemming teruggebracht worden tot bedoelde achtergrens.
Naar aanleiding van een concreet bouwplan is op 3 september 2002 een
informatiebijeenkomst belegd voor omwonenden en andere belangstellenden en
belanghebbenden. Daarbij is het bouwplan toegelicht en betond gelegenheid
vragen te stellen en opmerkingen te maken. Er waren enkele bezwaren tegen
het bouwplan. Inmiddels is het overleg tussen de projectontwikkelaar en
omwonenden voortgezet. Dit heeft geleid tot een voor de gemeente
aanvaardbaar bouwplan:
- aan de achterzijde van de bebouwing aan de Westvest worden vijf lagen
gebouwd;
- aan de voorzijde vier
- de sleuf tussen de bestaande bebouwing en de nieuwbouw vervalt over drie
lagen.
- de achtergevelbouwgrens wordt gelijk getrokken met die van de bestaande
bebouwing ten noorden van de bouwlocatie
- de goothoogte van de bebouwing in de Poppesteeg wordt op 6.00 meter
gebracht.
Verder worden nadere regelingen getroffen in de vorm van een contract die
hier niet nader besproken behoeven te worden.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Plankaart aanpassen conform het bovenstaande.
- Functies beperken.
Verder willen briefschrijvers de onder te
brengen functies nader gepreciseerd zien. Naast winkels zou horeca
uitgezonderd moeten worden. De kantoorfunctie moet niet inhouden dat
kantoren met een baliefunctie toegelaten kunnen worden. Gokhal of
bezorgdienst met bromfietsen moet uitgesloten zijn.
Deze locatie is aan de Westvest gelegen. Het betreft een vrij brede weg
met gevarieerde functies die deels ook op het publiek zijn gericht.
Daarbij speelt de ligging ten opzichte van het station en de binnenstad
een belangrijke rol. De desbetreffende strook is in het FLS opgenomen
onder nr. 91 (WE 2). Het betreft 10 panden. Naast een bescheiden toeneming
van het kantoorgebruik kan er een winkel komen op de begane grond en kan
het aantal dienstverlenende bedrijven iets toenemen.
Het percentage daarvan is echter zodanig dat er geen mogelijkheid is voor
een extra bedrijf. Door functiewisseling (elders in de FLS-strook wordt
een bedrijf beëindigd) is het overigens wel mogelijk dat de begane grond
van de nieuwbouw zowel als dienstverlenend bedrijf of als winkel wordt gebruikt.
Alvorens toestemming te geven moet vrijstelling worden verleend waarbij
voorwaarden kunnen worden gesteld. In principe kan tegen vestiging van een
dergelijk bedrijf gezien het karakter van de Westvest weinig bezwaar
bestaan. Op de begane grond naast de locatie wordt niet gewoond. Vestiging
van horecabedrijven of een speelautomatenhal is uitgesloten.
- Hoogteregeling bebouwing in de Poppesteeg te vaag.
In de Poppesteeg kan ter vervanging van de
bestaande pakhuisjes en opslagruimten hoofdbebouwing komen. Het plan stelt
dat maximaal twee lagen mogen worden gerealiseerd “met een bescheiden
goothoogte”. Dit biedt naar de mening van reclamanten te weinig houvast.
Zij willen daaraan toevoegen dat de nokhoogte niet meer mag bedragen dan
6.20 meter. Een en ander is in het belang van het behoud van het karakter
van de Poppesteeg en ter waarborging van een optimale lichtinval bij de
woningen van briefschrijvers en anderen.
In het voorontwerp bestemmingsplan was de desbetreffende locatie aangeven
als transformatielocatie waaraan door toepassing van een
wijzigingsbevoegdheid (art. 11 WRO) medewerking kon worden verleend. In
het ontwerp bestemmingsplan is gekozen voor een directe bestemming zonder
wijzigingsprocedure. Dit omdat een nieuwbouwplan al in een vergevorderd
stadium van ontwikkeling was. Er is echter verzuimd de in de Poppesteeg
geprojecteerde nieuwbouw als hoofdbebouwing aan te geven. Deze heeft nog
de bestemming “Erf” overeenkomstig het voorontwerp. In het vast te stellen
plan is de situatie conform het bouwplan opgenomen.
Volledigheidhalve moet vermeld worden dat ook de bebouwing in de
Poppesteeg plat zal worden afgedekt. Binnen het profiel van een
denkbeeldige kap zal aan de Poppesteeg een terugliggende woonlaag
gerealiseerd kunnen worden. Nader overleg met de projectontwikkelaar heeft
opgeleverd dat de goothoogte van de geprojecteerde woonbebouwing in de
Poppesteeg op maximaal 6.00 meter gesteld kan worden.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Goothoogte op de plankaart in een matrix weergeven overeenkomstig het
bouwplan met een goothoogte van maximaal 6.00 meter en een maximaal aantal
bouwlagen van 2.
- Geen benadeling van de woonsituatie voor omwonenden.
De transformatielocatie is onder nr. 21 van
Bijlage III (transformatielocaties) beschreven. Onder b. worden de
mogelijkheden opgesomd. De laatste zin luidt: “Bruikbaarheid van
nabijgelegen gebouwen, erven en tuinen respecteren.”. Reclamanten zagen
graag een nadere precisering door toevoeging van de zinsnede”…. Met
betrekking tot lichtinval, bezonning, privacy en zichtlijnen”.
Nu tussen alle partijen overleg heeft plaats gevonden dat tot een ook voor
de gemeente aanvaardbaar bebouwingsvoorstel heeft geleid is het niet
langer nodig deze locatie op te nemen onder de transformatielocaties. In
verband daarmee kan de beantwoording van deze zienswijze achterwege worden
gelaten. Het bouwplan wordt als directe bestemming ingetekend op de
plankaart. Het is zodanig opgesteld dat de privacy voor omwonenden
gewaarborgd is.
- Open ruimte tussen nieuwbouw en bestaande bebouwing respecteren.
Tussen de beoogde transformatielocatie en de
bestaande nieuwbouw is een sleuf van 90 cm aanwezig. De bestaande
hoofdgebouwen staan dus los van elkaar. Drie woningen ten noorden van de
locatie beschikken of zijramen en een loggia. Betrokkenen spreken hun zorg
uit dat de open ruimte bij het bouwvolume zal worden gevoegd waardoor
eveneens een onevenredige vermindering van lichtinval, bezonning en
privacy kan optreden. Verzocht wordt de plankaart aan te passen.
Nader overleg tussen omwonenden en
de projectontwikkelaar heeft ook op dit onderdeel een compromis opgeleverd
dat door de gemeente in het bestemmingsplan kan worden overgenomen. De
sleuf zal over drie lagen worden dichtgebouwd en voor het overige
gehandhaafd blijven. Voor het bestemmingsplan kan uitgegaan worden van
aaneengesloten bebouwing. De bestaande situatie (de sleuf over de vierde
en vijfde bouwlaag) wordt dus voor een deel voortgezet en voor het overige
opgeheven. Een en ander is verder neergelegd in een privaatrechtelijke
overeenkomst.
De plankaart behoeft niet aangepast te worden omdat het vervallen van de
sleuf reeds verwerkt was.
- Transformatielocatie opnemen onder de wijzigingsbevoegdheden.
Verzocht wordt op pagina 71 van de toelichting op te nemen dat deze
locatie opgenomen zal worden onder de transformatielocaties waarvoor een
wijzigingsprocedure volgens artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening (WRO) geldt.
In de beschrijving van deze locatie is aangegeven dat gekozen is voor een
directe bestemming omdat de bouwmogelijkheden op vergelijkbare wijze terug
te vinden zijn in het bestemmingsplan Komplan 1976. Het vastleggen van de
bestaande situatie zou weinig meerwaarde hebben. In vergelijkbare
situaties is eenzelfde benadering gevolgd. In het onderhavige geval is er,
gezien de planuitgangspunten en de ligging van de locatie, niet veel
speelruimte. In de grenzen die bij een wijziging overeenkomstig artikel 11
van WRO in acht genomen moeten worden zou – in woorden – voor eenzelfde
oplossing worden geopteerd. Er is overigens wel een procedureel verschil.
Nu met omwonenden over een concept bouwplan is overlegd heeft het geen
meerwaarde een extra procedure in te bouwen.
62. J.L. Stegeman, Vrouw Juttenland 27, 2611 LB.
Vrouw Juttenland 29 – 31
niet correct bestemd.
Op de plankaart is het voorste gedeelte als hoofdbebouwing aangeven; het
achterste deel is evenwel tot “Erf” bestemd. Dit is op historische gronden
onjuist. Het betreft een oorspronkelijk voor- en achterhuis uit de 17e
eeuw of eerder. Bij de zienswijzenbrief is een beschrijving gevoegd uit 1993 in
verband met de aanwijzing tot gemeentelijk monument. Op een kaartje is het
gehele pand ingetekend. Uit de beschrijving blijkt verder dat sprake is van een
oorspronkelijke historische bouwkundige structuur. Betrokkene vertouwt erop dat
het pand in zijn volledige en juiste staat in het plan zal worden opgenomen.
Gelet op de nadere informatie die reclamant heeft verschaft is sprake geweest
van een onjuiste interpretatie van de luchtfoto. Mede in aanmerking nemend de
bouwdiepte van de aangrenzende panden en de bestaande hoogte van het pand in
kwestie moet de plankaart overeenkomstig de zienswijze worden aangepast.
63. Stichting Congregatie Delft, Brabantse
Turfmarkt 9, 2611 CK.
Meer
gebruiksmogelijkheden voor het pand van de Congregatie gewenst.
De Stichting Congregatie Delft heeft een reactie gegeven op het
voorontwerp bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een wijziging ten opzichte
van dat voorontwerp. Er bestaat echter nog bezwaar bij het stichtingsbestuur in
verband met de in de toekomst gewenste sociaal – culturele, recreatieve en
horeca-activiteiten. Tevens bestaat bezwaar tegen de bebouwingsvoorschriften die de ontwikkelingsmogelijkheden in
fysieke zin beperken en qua tijdpad een probleem gaan vormen. Een verdere
uitwerking van de motivering van deze bezwaren wordt in het vooruitzicht
gesteld.
In de Nota van Beantwoording is ten aanzien van de toekomstige
gebruiksmogelijkheden van het Congregatiegebouw aangegeven dat in de aangevulde
voorschriften een ruim scala van aanwendingen zal worden opgenomen zodat een
voor ogen staande verbreding van het gebruik van het gebouw gerealiseerd kan
worden. In de voorschriften is in artikel 15 (Woondoeleinden uit te werken) in
lid B onder i. het volgende bepaald:
” i. Het Congregatiegebouw aan de Brabantse Turfmarkt zal zo goed mogelijk
worden ingepast met in de toekomstige structuur passende
uitbreidingsmogelijkheid en met gebruiksmogelijkheden voor het pand op het
gebied van maatschappelijke doeleinden en in beperkte mate kantoordoeleinden en
niet op het publiek gerichte dienstverlening.”
Bij brief d.d. 14 mei 2002 is een drietal varianten met massastudies voor
de mogelijke uitbreiding ontvangen.
Aangezien nog niet duidelijk is welk uitwerkingsplan voor de Gasthuisplaats de
uiteindelijke gemeentelijke voorkeur zal hebben kan nog geen standpunt worden
ingenomen ten aanzien van de varianten die reclamant heeft ingediend. Het
opstellen van een uitgangspuntennota voor deze uitwerkingslocatie wordt echter
op kortere termijn ter hand genomen dan in de Nota van Beantwoording werd
voorzien. Hoewel begrip bestaat voor de wensen van reclamant weegt het belang
van een goede inpassing in het toekomstige ontwerp voor de gehele
Gasthuisplaats zwaarder. Het is overigens niet uitgesloten dat daarop
vooruitgelopen kan worden door een deeluitwerking voor het Congregatiegebouw
mits vaststaat dat een bebouwingsvoorstel goed in gepast kan worden in de
latere uitwerking voor het gehele gebied.
De door reclamant in het vooruitzicht gestelde nadere motivering van de
bezwaren is niet ontvangen.
64. Stichting De Witte Roos, Nickersteeg 5, 2611
EK.
- Tekort is aan rijwielstallingen.
In de grachtenpanden zelf is vaak onvoldoende
ruimte zodat er behoefte bestaat aan collectieve stallingsgelegenheden.
Daartoe zou een actief beleid ontwikkeld moeten worden. Via het FLS kunnen
mogelijkheden geschapen worden om medewerking te geven aan het tot stand
brengen van rijwielstallingen.
Bij normaal gebruik voor woondoeleinden zijn de grachtenpanden in de
meeste gevallen groot genoeg om de fietsten binnen te kunnen stallen. Ook
kan men op het bijbehorend erf fietsen neerzetten. Bij meervoudige
bewoning of bij kamerbewoning kan dit een probleem vormen. Binnen de
bestemming “Verkeers- en verblijfsdoeleinden openbaar (Vb(o)) zijn
bouwmogelijkheden om fietsenstallingen te kunnen oprichten op daarvoor
geschikte plaatsen. Eenvoudige voorzieningen zoals rijwielstandaards
kunnen zonder bouwvergunning geplaatst worden. Er dient wel een afweging
gemaakt te worden van alle belangen waaronder de cultuurhistorische
waarden. Mede daarom zal slechts incidenteel medewerking gegeven kunnen
worden aan een rijwielstalling op openbaar gebied in de vorm van een gebouw.
- Oude Delft 8 – 10 in het FLS opnemen; diverse bezwaren tegen het
bouwplan.
Ter plaatse van het adres Oude Delft 8 – 10 is
thans nog een open plek in de bebouwingswand aanwezig. Het ontwerp
bestemmingsplan gaat uit van hoofdbebouwing. De toe te voegen adressen
waren overigens niet in het FLS opgenomen. Er is volgens reclamant echter
nog geen bouwvergunning verleend. Dit is in tegenspraak met hetgeen in de
toelichting is vermeld. Men kan zich de vraag stellen in hoeverre het
redelijk is dat de gemeente medewerking verleent aan een bouwplan waarvoor
het initiatief aan de gemeente bekend werd voor het van kracht worden van
de Startnota Bestemmingsplan Binnenstad. De Witte Roos is van oordeel dat
op deze locatie beter geen bebouwing kan komen. In de Nota van
Beantwoording wordt met betrekking tot een opmerking van ongeveer gelijke
strekking door de gemeente geantwoord dat “veel zal afhangen van de
kwaliteiten van het te realiseren bouwplan”. Dit is een vage uitlating.
Overigens is reclamant van oordeel dat het bouwplan zich kenmerkt door
matige visuele kwaliteiten. In dit kader attendeert briefschrijver op de
aanwezigheid van twee garagedeuren aan de Oude Delft, op een niet bij de
omgeving passend gebruik van materialen en kleuren, op schaalverhoudingen die
niet op de omgeving zijn afgestemd en op vreemd aandoende bouwkundige
details zoals een uitkragend gemetselde kroonlijst. Tenslotte vraagt
reclamant zich af wat de samenhang zal zijn met het beeldkwaliteitsplan
dat er nog niet is.
Ten aanzien van het opvullen van de opening in de gevelwand is in de Nota
van Beantwoording aangegeven dat juridische argumenten ten grondslag lagen
aan het besluit tot gemeentelijke medewerking. Dat betreft allereerst de
omstandigheid dat in het bestemmingsplan Komplan 1976 een
hoofdbebouwingszone aanwezig was. In tweede plaats was een initiatiefplan
aan de gemeente bekend voordat de Startnota Bestemmingsplan Binnenstad
door de raad werd vastgesteld. Tenslotte is er een argument van
stedenbouwkundige aard: de bebouwingswanden langs de hoofdgrachten zijn
overal gesloten. De opmerking inzake de visuele aspecten van het te
realiseren bouwplan hebben betrekking op de welstand. Deze staan in het
kader van de bestemmingsregeling niet ter discussie. De Nota Beeldregie
Binnenstad is nog in voorbereiding
Bouwplannen worden informeel getoetst aan een concept nota. In
verband hiermee behoeft niet ingegaan te worden op de kritiek inzake het
bouwplan. De vermelding van het reeds aanwezig zijn van een bouwvergunning
berust op een misverstand. Het FLS tenslotte zal aangevuld worden omdat
Oude Delft 8 –10 als woonpand meetelt in de desbetreffende FLS-strook.
Conclusie: de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Oude Delft 8 –10 als woonpand opnemen in de desbetreffende FLS-strook
OD-3.
65. Mr. A.
Tailleur, Zwaansvliet 20, 1081 AP Amsterdam.
- Hema niet opnemen in transformatielocatie.
De heer Tailleur vertegenwoordigt Hema
Vastgoed BV. Hij heeft geconstateerd dat de Hema vestiging binnen
transformatielocatie nr. 7 is gelegen. Zijn cliënte heeft niet de minste
behoefte aan transformatie in wat dan ook van haar bestaande vestiging en
zal zich verzetten tegen mogelijke initiatieven en daartegen bezwaar maken
als haar dat opportuun voorkomt. In dat kader wordt tevens melding gemaakt
van een expeditieterrein en een pleintje dat bij de Hema hoort. Beide
buitenruimten zouden in het geding kunnen komen bij transformatieplannen.
Het is zonder meer duidelijk dat de Hema bij welk plan dan ook betrokken
zal moeten worden.
De Hema is gelegen in het winkelgebied In de Veste. Er is al lange tijd
geleden vastgesteld dat de aantrekkelijkheid voor de consument van dit
onderdeel van het kernwinkelgebied sterk te wensen overlaat. Daarom wordt
gedacht aan een revitaliseringsplan. Dat dit ook in het belang is van de
er gevestigde winkels is evident omdat hun toekomst anders niet
gewaarborgd kan worden. Bij de ontwikkeling van het Zuidpoortgebied zullen
ook winkels tot stand gebracht worden, reden temeer om niet a priori
verzet aan te tekenen tegen gemeentelijke en andere voornemens tot
verbetering van het winkelgebied. Er wordt op vertrouwd dat de Hema op een
positieve wijze zal willen meedenken over de toekomst van In de Veste. Het
spreekt vanzelf dat alle belanghebbenden bij ieder transformatievoorstel
pro-actief zullen worden betrokken. De Hema is een van de grootste
detailhandelbedrijven in dit gebied. Haar rol bij een revitaliseringsplan
zal van dienovereenkomstig gewicht zijn. De buitenruimten zullen ook in de
planvorming worden betrokken, zowel de openbare gebieden als de eigen
gronden van de bedrijven.
- Grote bezwaren tegen het FunctieLimiteringsSysteem.
Briefschrijver verzet zich tegen het FLS. Dat
systeem draagt kenmerken van planeconomie een stelsel dat overal elders in
de wereld verlaten is. Het FLS staat een natuurlijke en dynamische
ontwikkeling in de weg. Gevreesd wordt dat het systeem buitenproportioneel
veel aandacht van de Hema gaat opeisen. De Hema heeft meer dan 250
vestigingen in het land. Er is onvoldoende tijd om het FLS in het oog te
houden. De heer Tailleur verzoekt om van de FLS-lijsten afgevoerd te
worden.
De Hemavestiging is onder FLS-strook PP-1 opgenomen. Er is bepaald dat
100% van de panden voor detailhandel mag worden gebruikt. Daarnaast zijn
andere aanwendingen in theorie denkbaar zoals dienstverlening en
bovenwoningen. Het is echter duidelijk dat, zolang als de Hema ter plaatse
gevestigd zal blijven, het accent op detailhandel blijft. Er behoeft geen
tijd besteed te worden aan het monitoren van het FLS. Verbouwingen e.d.
passen geheel in het systeem. De vergelijking met planeconomieën volgens
voormalig Oost-Europees model is ongepast en behoeft dan ook niet verder
besproken te worden.
- Geen beperkingen stellen aan de gevellengte.
Voorts bestaat groot bezwaar tegen het
beperken van de gevellengte van de vestiging van de Hema. Het is zeer
ongebruikelijk en strijdig met de
normale flexibiliteit om een binnenstadswarenhuis op deze wijze te beknotten.
Een en ander staat haaks op de belangen van de Hema.
Wellicht is sprake van een misverstand en is het de heer Tailleur ontgaan
dat van de algemene norm afwijkende situaties gelegaliseerd worden geacht.
Dat geldt zowel de pandbreedte als de vloeroppervlakte. Alleen wanneer de
Hema zou besluiten het pand onder te verdelen in afzonderlijke
winkelvestigingen geldt een algemene maat van 18 meter frontbreedte. Het
is echter ook mogelijk het gehele pand na sloop in de huidige vorm te
herbouwen. Reclamant wordt in dit kader geattendeerd op artikel 7 van de
voorschriften en hoofdstuk VI. Van de toelichting (belangrijke aspecten
van het bestemmingsplan) onder 1. (algemene uitgangspunten) zevende
balletje.
- Bezwaren aan beperkingen ten aanzien van de winkelondersteunende
horeca.
Ook met betrekking tot de winkelondersteunende
horeca heeft de heer Tailleur bezwaren tegen de in het plan opgenomen
regeling. Hij stelt vast dat ook voor het gebied waarin de Hema is
gevestigd een limiet aan die vorm van horeca is gesteld. Dat is onjuist
omdat binnen de Hema zelf een Lunch Coffee Shop aanwezig is, zoals vrijwel
overal elders. Deze maakt deel uit van de Hema-formule. Verder is er een
Mc Donalds aanwezig.
Voor de grotere winkels is vastgelegd dat de functiegebonden horeca
maximaal 20% van winkelvloeroppervlak van een winkel mag beslaan met een
maximum van 250 m². De genoemde Lunch Coffee Shop heeft een voor het
publiek toegankelijke oppervlakte die daar met ca. 100 m² ver onder
blijft. De Mc Donaldsvestiging is een afzonderlijk en zelfstandig winkelondersteunend
bedrijf. De normering ten aanzien van deze categorie zou slechts aan de
orde kunnen komen bij een onderverdeling van het Hemapand in afzonderlijke
winkels. Alsdan mag maximaal 20% daarvan als winkelondersteunend
horecabedrijf worden gebouwd en gebruikt. Het is echter duidelijk dat dit
niet aan de orde is.
- Verdieping moet ook gebruikt worden voor detailhandelsdoeleinden.
Reclamant vestigt voorts de aandacht op de
verdieping van de Hemawinkel. Hij is van oordeel dat onbeperkte
mogelijkheden moeten bestaan deze verdieping voor winkeldoeleinden te
gebruiken. Hij verzet zich tegen de verplichting woningen te bouwen. Dat
is een voor Delft niet begaanbare optie. Het bestemmingsplan is op dit
onderdeel onhaalbaar. Elders is dit nimmer zo geregeld als voor het
onderhavige plan is geschied.
Een deel van de verdieping boven de Hema is in gebruik bij de Kijkshop en
bij Mc Donalds; voor het overige zijn het opslag- en andere dienstruimten.
Strikte toepassing van de bepalingen van artikel 17 (Kernwinkelgebied) kan
in de weg staan aan het bij het warenhuis betrekken van deze opslag- en
dienstruimten. Daartegen is uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen bezwaar. Er zijn
meer winkels met een extra verdieping die momenteel voor opslag e.d gebruikt
wordt. (bv. C &A).
Elders in dit winkelgebied zijn overigens bovenwoningen boven
winkels aanwezig die destijds in het nieuwbouwproject zijn geïntegreerd.
Woningen boven winkels zijn dus minder ongebruikelijk dan reclamant
veronderstelt. Ter tegemoetkoming aan de zienswijze zal een verruiming in
de voorschriften worden aangebracht.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Art. 17 Lid A ; een bepaling g. toevoegen, luidend:
”g. In afwijking van het bepaalde onder f. is de verdieping van een pand
dat slechts twee bouwlagen heeft mede bestemd voor de onder a. genoemde
doeleinden met inachtneming van het aldaar vermelde mits een woonfunctie,
gelet op de constructie en het gebruik van de begane grond in redelijkheid
niet in aanmerking komt.”
- Kiosken ook voor detailhandelsdoeleinden bestemmen.
Tegen een van de gevels van het Hemagebouw staan twee kiosken. Deze zijn
in het bestemmingsplan bestemd voor “Verkeers- en verblijfsdoeleinden openbaar
(Vb(o)). Bedoelde gebouwtjes worden aldus wegbestemd. Daartegen heeft de
heer Tailleur bezwaar. Hij verzoekt daaraan een positieve bestemming te
geven.
Voorheen waren kiosken geen bouwwerken waarvoor een bouwvergunning is
vereist. In het onderhavige geval is daarom geen rekening gehouden met
deze kiosken. De huidige vaste lijn in de Delftse bestemmingsplannen is
echter dat kiosken ook een bestemming ontvangen. In verband daarmee moet
de plankaart worden aangepast.
Conclusie: de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
op de plankaart aan de twee kiosken een bestemming “Kernwinkelgebied”
toekennen; in de gebouwtjes op de plankaart de letter b (bestaande
afmetingen handhaven) plaatsen.
- Detaillering van het plan gaat te ver.
Reclamant vindt dat het bestemmingsplan aan
haar ongebruikelijk vergaande detaillering ten onder gaat. Een redelijk
geoefend lezer – waaronder de plaatselijke winkeliers gerekend moeten
worden – kan het plan niet begrijpen. In dit kader wijst hij op bijlage V
(FLS-stroken) nr. 46 en 47 (Brabantse Turfmarkt, Molslaan).
Het bestemmingsplan is inderdaad
gedetailleerd. Reclamant heeft in zoverre wellicht een “ achterstand”
omdat de plaatselijk belanghebbenden de totstandkoming van het plan
gevolgd hebben, naar informatiebijeenkomsten zijn geweest en zich hebben
laten voorlichten over de werking, mede in relatie met de Kamer van
Koophandel. Het is overigens niet duidelijk in hoeverre de FLS-stroken 46
en 47 illustratief zouden zijn voor de opvatting van de heer Tailleur.
66. Robert en Larissa van Til, Paardenmarkt 19,
2611 PA.
- Geen skateboardbanen op en rond de Paardenmarkt.
Het openbaar gebied wordt gebruikt voor
uiteenlopende activiteiten, waaronder de jaarlijkse kermis die slechts
tijdelijk is. De pas aangelegde baan veroorzaakt permanent veel hinder
voor omwonenden. Het initiatief kwam als een verassing voor omwonenden.
Uiteindelijk bestaat er zowel voor de bewoners van het Doelenplein en
omgeving als voor de Paardenmarkt overlast. Briefschrijvers hebben zeer
wel oog voor de behoeften van de jeugd, maar niet op de gekozen wijze
waarbij gemeenschapsgeld slechts ten goede komt aan enkele tientallen
jongeren. Het verdient de voorkeur dergelijke voorzieningen in de Delftse
Hout onder te brengen waar niemand er last van heeft. Hieraan doet niet af
dat de jongeren zelf geopteerd hebben voor de onderhavige locatie. Verder
bestaan bezwaren tegen de besluitvorming en de afwijkingen die bij de
uitvoering zijn opgetreden ten opzichte van het oorspronkelijk voor ogen staande ontwerp. Tenslotte
wordt gewezen op strijdigheid met het toewijzingsbeleid voor woningen. De
tegenovergelegen woningen zijn aan ouderen toegewezen. Ook zullen de
toekomstige bewoners van de Ipsevestiging gebaat zijn bij een rustige
omgeving. De nu reeds bestaande overlast vanwege auto’s en
lawaaiveroorzakende jongeren mag niet worden verergerd. Verzocht wordt het
bestemmingsplan zodanig te wijzigen dat de aanleg daarvan op en rond de
Paardenmarkt niet zal zijn toegestaan. De pas aangelegde baan moet
verwijderd worden. Andere vergelijkbare overlast veroorzakende
inrichtingen moeten ook onder een verbod vallen.
Tot de aanleg van de onderhavige baan is besloten in verband met overlast
met name op het Doelenplein waar particuliere eigendommen werden gebruikt.
Over de
aanleg van de baan heeft overleg plaatsgevonden met de bewonersvereniging
binnenstad-noord. Tevens is de aanleg van de skatevoorziening genoemd in
de speciale wijkkrant binnenstad die op 28 mei jl. is verspreid.
Speelvoorzieningen in de binnenstad zijn zeer schaars. Er zijn weliswaar
diverse speelplekjes voor de kleintjes, maar voor overige
speelvoorzieningen zoals een balletje trappen en skaten is nauwelijks
fysieke ruimte. De doelgroep waarvoor deze skateplek is aangelegd betreft
echter de leeftijd van 5 tot ongeveer 10 jaar. Deze kunnen/mogen van hun
ouders nog niet zonder begeleiding de wijk uit. Voor oudere jeugd is het
geen probleem om gebruik te maken van speelvoorzieningen buiten de
binnenstad. Opgemerkt wordt dat er bij de uitvoering afwijkingen zijn
opgetreden ten opzichte van het oorspronkelijk voor ogen staande ontwerp.
Op welke afwijkingen gedoeld wordt is niet duidelijk. Er zou strijdigheid
zijn met het toewijzigingsbeleid voor ouderen. Dit betreft de woningen die
gesitueerd zijn aan de zuidkant van de Paardenmarkt. Dat in deze woningen
ouderen wonen, is juist. Het is echter niet zo, dat deze woningen
specifiek zijn bestemd voor ouderenhuisvesting. Daarbij is de skateplek
gesitueerd in de noordhoek van de Paardenmarkt. Tussen woningen en
skateplek is een aanzienlijke afstand. De nieuwbouwplannen voor Ipse gaan
uit van integratie tussen beschermde woonvormen en zelfstandig wonen.
- Geen horeca in de Artilleriekazerne. Voorzichtig zijn bij de
herontwikkeling van deze locatie.
De artilleriekazerne is aangewezen als
transformatielocatie. Verzocht wordt de bestemming “Gemengde doeleinden”
te schrappen en/of aan te vullen met een bepaling dat nieuwe
horeca-activiteiten voor het gehele gebied rond de Paardenmarkt niet zijn
toegestaan. Dit gebied wordt niet gekenmerkt door horeca en
uitgaansgelegenheden. Gevreesd wordt voor een plan waarin een veelheid aan
activiteiten wordt ondergebracht omdat de eigenaar (de Dienst der
Domeinen) streeft naar maximalisering van de opbrengst. Er zou zelfs
gedacht kunnen worden aan een festiviteitenterrein met horeca. De huidige
formulering in de planvoorschriften is te ruim en zet de deur open voor
vormen van projectontwikkeling waartegen de gemeente zich niet zal kunnen
verzetten. Delft had er goed aan gedaan door de planologische keuze vooraf
te laten gaan door een strictuur- of gebiedsvisie. Dit zal overigens in de
nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening verplicht gesteld gaan worden. Het
bestemmingsplan zal leiden tot een “hap-snapbeleid, waar bewoners het
ongemerkt afleggen tegen gewiekste zakkenvullers”.
Een verhoogde dynamiek in dit gedeelte van de binnenstad zal een negatief
effect hebben op de woonplannen in de directe omgeving en op de waarde van
de eigendommen. Tevens wordt gevreesd dat de exploitatie van de nog te
realiseren luxe appartementen (Ipse) bemoeilijkt wordt. Tenslotte wordt
geattendeerd op in de raad levende plannen om de Paardenmarkt ingrijpend
aan te pakken waarbij gedacht wordt aan een dubbel parkeerdek hetgeen ten
koste zal gaan van de fraaie en waardevolle platanen. Dit zal ongetwijfeld
resulteren in een verslechtering van het woonklimaat.
Op grond van de Nota Horeca Binnenstad is het toekomstig horecabeleid voor
de binnenstad bepaald. Een en ander is vervolgens in het onderhavige
bestemmingsplan overgenomen. Voor de Paardenmarkt en omgeving wordt niet
voorzien in toevoeging van horecavestigingen. Ten aanzien van het
toekomstig gebruik van de Artilleriekazerne is met name het bepaalde in
artikel 18 (Gemengde doeleinden) onder A.a. 3 en 6 van toepassing. Dat
betekent dat in principe de bestaande situatie wordt vastgelegd. Het
betreft niet alleen de bebouwing maar ook het gebruik. Het geheel is een
beschermd monument op grond van de Monumentenwet 1988. Op grond van die
aanwijzing gelden beperkingen ten aanzien van iedere toekomstige
invulling. Krachtens de voorschriften is een woonfunctie denkbaar waarbij
ook praktijkruimten horen. De horeca is in lid 6 echter uitdrukkelijk
uitgesloten. Voor deze beperkende benadering is gekozen omdat momenteel
onvoldoende duidelijk is waartoe het complex geschikt is. Als te zijner
tijd denkbeelden geconcretiseerd worden die niet passen in de huidige
bestemmingsomschrijving zal overwogen moeten worden het bestemmingsplan op
dit onderdeel te herzien. Daar gaat een planvormingfase aan vooraf waarbij
alle mogelijkheden worden bezien, zodat een te maken keuze goed onderbouwd
zal worden. Het geldt niet alleen de locatie zelf (cultuurhistorische
effectrapportage) maar ook de omgeving. Dan bestaan krachtens de
gemeentelijke Inspraakverordening en de Wet op de Ruimtelijke Ordening
voldoende mogelijkheden voor omwonenden en anderen om van hun opvattingen
te doen blijken. In dat kader kan eveneens aandacht worden besteed aan
andere eventueel optredende uitstralingseffecten voor de omgeving,
waaronder de waarde van eigendommen van omwonenden.
Er is vooralsnog geen aanleiding voor de veronderstelling dat
projectontwikkelaars of daarmee gelijk stellen bedrijven zich van de
locatie meester zullen maken en de gemeente en haar inwoners voor een
voldongen feit zullen plaatsen dan wel met plannen zullen komen waartegen
geen weerwoord mogelijk zal zijn.
Het bestemmingsplan bevat voorts geen regeling om onder de Paardenmarkt
een parkeergarage te bouwen, zodat hierop niet nader ingegaan behoeft te
worden.
67. Vereniging De Hollandsche Molen Zeeburgerdijk
139, 1095 AA, Amsterdam.
- Molenbeschermingszone op de plankaart opnemen.
Deze vereniging heeft zienswijzen inzake de
wijze waarop de molenbeschermingszone rond molen De Roos in het
bestemmingsplan is verwerkt. Verzocht wordt een cirkel rond de molen op de
plankaart te plaatsen met een straal van minimaal 353 meter. Op de
plankaart bij het voorontwerp bestemmingsplan komt geen zonering voor. De
genoemde maat vloeit voort uit de hoogte van de stelling die aan de molen
is aangebracht.
Het bestemmingsplan zal op dit onderdeel gewijzigd worden. Nu de Nota
Planbeoordeling van de provincie Zuid-Holland van kracht geworden is
verdient het verre de voorkeur de daarin vermelde rekenmethode te
hanteren. Dat betekent dat gemeten wordt van de onderzijde van de wiek in
verticale stand. In dit geval bevindt deze zich (afgerond) 15 meter boven
het gemiddelde straatpeil. De molen staat op een kleine terreinverhoging
en de wiekhoogte is niet gelijk aan de stellinghoogte. Aan de hand van
bouwtekeningen is dit gecontroleerd. De eerste beschermingszone heeft een
straal van 100 meter. Daarbinnen mogen geen bouwwerken hoger dan 15 meter
worden opgericht. Een tweede concentrische beschermingszone heeft een
straal van 400 meter. Daarbinnen geldt, gerekend vanaf de rand van de
eerste cirkel, de 1 : 100 regel. De eerder in de planvoorschriften
opgenomen formule vervalt daarmee.
Conclusie; de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:.
De redactie van artikel 10 (Molenbeschermingszone) luidt:
”1. a. Binnen de op de
plankaart aangeven cirkel
(molenbeschermingszone I) met een straal van 100 meter vanuit het
hart van de molen De Roos mag de hoogte van bouwwerken niet hoger zijn dan
15 meter;
b. Het is verboden
gronden binnen de onder1. a. bedoelde cirkel te gebruiken voor
beplantingen met een hoogte van meer dan 15 meter;
2. a. Binnen de op de
plankaart aangegeven cirkel
(molenbeschermingszone II) met een straal van 400 meter gemeten uit het
hart van de molen De Roos mag de hoogte van bouwwerken niet meer bedragen
dan 15 meter vermeerderd met 1/30 deel van de afstand tussen het hoogste
punt van een bouwwerk en het
middelpunt van de molen De Roos;
b. Het is verboden
gronden binnen de onder a. bedoelde cirkel te gebruiken voor beplantingen
met waarvan de hoogte meer bedraagt dan onder 2. a. is aangeven.
De bestaande lid 2 wordt vernummerd naar 3. Lid 3 (oud) vervalt. Artikel 34 (Strafbepaling) wordt
aangepast met dien verstande dat het bepaalde in lid 1 onder a en lid 2
onder b van artikel 10 als strafbaar feit wordt aangemerkt. De toelichting
wordt in bovenvermelde zin aangepast. De molenbeschermingszones I en II
worden op plankaart geplaatst en in de verklaring weergegeven.
- Molenbeschermingszone op dezelfde wijze opnemen in de
bestemmingsplannen Spoorzone en Noordwest-deelgebied 1.
Deze bestemmingsplannen hebben hun eigen traject. Er zal rekening worden
gehouden met de Nota Planbeoordeling. Er zal geen inconsistentie optreden
met de regeling in het onderhavige bestemmingsplan.
- Tijdig informeren bij wijzigingsplannen in de omgeving van de
molen.
Het wordt op prijs gesteld als reclamant
tijdig op de hoogte gebracht wordt van het toepassen van de in het plan
opgenomen wijzigingsbevoegdheden die het oprichten van bouwwerken hoger
dan hetgeen de molenbeschermingszone toelaat mogelijk maken.
Randvoorwaarde voor de toepassing van wijzigingsbevoegdheden is het
respecteren van de molenbeschermingszone. Wijzigingsvoorstellen krachtens
artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijk Ordening worden op de gebruikelijke
wijze gepubliceerd met vermelding van de bevoegdheid voor belanghebbend om
bezwaren kenbaar te maken. Bij de grotere transformatielocaties zal een
Nota van Uitgangspunten voorafgaan aan de formele wijzigingsplannen.
Wanneer deze binnen de molenbeschermingszone vallen zal de beheerder van
de molen tot de belanghebbenden gerekend worden.
68. Vereniging de Wateringse Poort, p/a Ir. H.R.
Stol, Noordeinde 20 – 22, 2611 KH.
- De zienswijzen zijn ingediend mede namens Mr. H. Timman en de
Vereniging van Eigenaren Voirdelf.
Het is uiteraard mogelijk anderen te vertegenwoordigen in formele
procedures. Dat zal echter moeten blijken uit een medeondertekening of een
bijgevoegde machtiging zoals andere dat bij de onderhavige procedure ook
gedaan hebben. Briefschrijver is gevraagd een machtiging over te leggen.
- Veel fouten in de gedigitaliseerde plankaart.
Er zijn veel reacties binnengekomen inzake de
gedigitaliseerde plankaart. In deze kaart komen veel fouten voor. De
punten die in de voorontwerpfase door de indieners van reacties zijn
aangedragen zijn weliswaar gecorrigeerd, een en ander neemt niet weg dat
dit onvoldoende kan zijn. Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in
artikel 35 lid 8. Ook dat is niet voldoende om de strijdigheid weg te
nemen met artikel 16 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985.
Met betrekking tot de ondergrond moet het volgende worden gezegd opdat
reclamanten en anderen er definitief van overtuigd zijn dat de gemeente
meer gedaan heeft dan zij wettelijk gezien had behoeven te doen:
ondergronden voor bestemmingsplannen worden in veruit de meeste gevallen
ontleend aan de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) die een vrij
groot aantal jaren geleden is vervaardigd. Voor binnensteden geldt dat
daarop de binnenterreinen in het geheel niet of slechts in zeer beperkte
mate met de bestaande bebouwing zichtbaar zijn. Kapvormen en zijdelingse
perceelsgrenzen zijn niet herkenbaar. Bestemmingsplannen die op deze
ondergrond worden getekend komen voor goedkeuring in aanmerking omdat zij
aan de wet geacht worden te voldoen. Delft is uitgegaan van een recente
luchtfoto. Het bureau dat belast was met de digitalisering daarvan deelde
mede dat een dergelijke graad van accuratesse slechts zeer incidenteel
voorkomt.
Zoals reeds eerder is opgemerkt wordt niet geheel uitgesloten dat bij het
digitaliseren van de luchtfoto, dat handwerk is, incidenteel een
vergissing is begaan. Mede daarom zal in het vast te stellen
bestemmingsplan nog een extra wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen.
Conclusie; de zienswijze komt gedeeltelijk voor overneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:.
aan artikel 35 (algemene wijzigingsbevoegdheden) een bepaling
toevoegen, luidend:
”Het aanpassen van de ondergrond waarop het plan getekend is en het
dienovereenkomstig eventueel wijzigen van de bestemmingen en de
aanduidingen indien gebleken is dat bij het overzetten van de luchtfoto
van 11 april 2000 naar de ondergrond vergissingen zijn begaan”.
De toelichting wordt dienovereenkomstig aangevuld.
- Twijfels over het FLS.
Reclamante vraagt zich af of het FLS zich wel
verdraagt met de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en met de algemene
beginstelen van behoorlijk bestuur. Het beginsel “wie het eerst komt het
eerst maalt” is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Er zou een extern
advies zijn ingewonnen. Dat moet openbaar gemaakt worden.
Er is jurisprudentie beschikbaar inzake bestemmingsplannen van andere
gemeenten die een systeem hebben gehanteerd dat met het FLS vergelijkbaar
is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State acht de
methodiek aanvaardbaar en passend binnen het systeem van de WRO. Nu deze
vraag bevestigend beantwoord is, is tevens duidelijk dat toepassing van
het FLS niet strijdig is met de algemene beginselen van behoorlijk
bestuur. Het principe “wie het eerst komt het eerst maalt” is juist
opgenomen vanwege de rechtsgelijkheid: iedereen die een aanvraag eerder
indient dan een ander kan erop rekenen dat de afhandeling van zijn
aanvraag voorrang heeft op de later ingekomen aanvraag. Bij een
schaarstesituatie moet nu eenmaal een rangorde worden vastgesteld.
De gemeente heeft extern advies ingewonnen bij een gespecialiseerd bureau
inzake de juridische aanvaardbaarheid van het FLS en de doorvertaling in
het bestemmingsplan. Het advies was in grote lijnen positief.
De desbetreffende brief is belangstellende ter inzage.
- FLS niet transparant, niet uitvoerbaar, te ingewikkeld en
vertragend vanwege proceduregevoeligheid.
Reclamante verenigt zich met de bewaren (tegen
het voorontwerp bestemmingsplan) van de Kamer van Koophandel. Het FLS is
niet praktisch uitvoerbaar, te gecompliceerd, niet doorzichtig en
belemmerend ten aanzien van de besluitvorming. Tevens is het vatbaar voor
juridische procedures omdat de vrijstellingen beschikkingen zijn in de zin
van de Algemene wet bestuursrecht. Briefschrijver vraagt zich af of de
gemeente “zichzelf en haar burgers een zee van bestuursrechterlijk
procedures aandoet”.
Het FLS is in wezen geen gecompliceerd systeem: per strook is eenvoudig na
te gaan hoeveel planologische ruimte er voor de onderscheidene functies
is. Het FLS wordt real time geadministreerd zodat betrokkenen waaronder
makelaars te allen tijde binnen zeer korte tijd kunnen weten of de
planologische ruimte al dan niet aanwezig is.
de afgelopen maanden is “proefgedraaid” met het FLS. De ervaringen zijn
positief. Iedere beschikking krachtens het FLS is een vrijstelling op
grond van artikel 15 WRO en vatbaar voor bezwaar, beroep en verzoek om
voorlopige voorziening. Het is niet te voorspellen in hoeverre van deze
procedurele mogelijkheden gebruik gemaakt zal worden. De stelling van reclamante
als zou de gemeente zichzelf en haar inwoners een zee van procedures
aandoen wordt vooralsnog niet onderschreven aangezien uitgegaan moet
worden van een gebruikelijke en redelijke afweging van belangen en een
formeel correcte toepassing van de planvoorschriften.
69. Vereniging Delfia Batavorum, Commissie Behoud
Stadsschoon, Achterom 13-15, 2611 PL.
- Verouderde kadastrale ondergrond niet meer gebruiken.
Met betrekking tot de aan het plan ten
grondslag liggende inventarisaties stelt reclamant vast dat gewerkt is met
een sterk verouderde kadastrale ondergrond. Geadviseerd wordt de recente
gegevens elektronisch bij het kadaster op te vragen. Verder worden
vraagtekens gezet bij de nauwkeurigheid van de vertaling van de luchtfoto.
Vermoed wordt dat er omissies blijven bestaan. Voorgesteld wordt in de
voorschriften een artikel op te nemen op grond waarvan een eigenaar van
een perceel in het plangebied verplicht kan worden afwijkingen bij de
gemeente te melden.
Bij de totstandkoming van het plan is maar in zeer beperkte mate gebruik
gemaakt van kadastrale gegevens. De ondergrond van de plankaarten is
uitsluitend op basis van topografische gegevens opgesteld. De gemeente
beschikt zelf over de kadastrale gegevensbestanden. Waar nodig zijn deze
incidenteel geraadpleegd, vooral naar aanleiding van individuele reacties
op het voorontwerp bestemmingsplan en zienswijzen inzake het onderhavig
ontwerp bestemmingsplan.
Ten aanzien van de vertaling van de luchtfoto geldt dat menselijke fouten
niet geheel uitgesloten kunnen worden. Het overzetten van de luchtfoto in
een computerbestand moest handmatig geschieden. Inmiddels is echter
gebleken dat daarbij zeer weinig fouten zijn gemaakt. De Wet op de
Ruimtelijke Ordening biedt geen formele basis belanghebbenden te verplichten
dergelijke afwijkingen te melden. Er is reeds een correctieartikel in de
voorschriften opgenomen om vergissingen inzake hoofdgebouwen een aanbouwen
te kunnen rectificeren. Een vergelijkbare bepaling, in de vorm van een
algemene wijzigingsbevoegdheid inzake de ondergrond voor burgemeester en
wethouders op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
moet bij de planvaststelling worden opgenomen.
Conclusie: de zienswijze komt gedeeltelijk voor onderneming in
aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Aan artikel 35 van de voorschriften (Algemene wijzigingsbevoegdheden)
wordt een bepaling toegevoegd, luidend:
”Het aanpassen van de ondergrond waarop het plan getekend is en het
dienovereenkomstig eventueel wijzigen van de bestemmingen en de
aanduidingen indien gebleken is dat bij het overzetten van de luchtfoto
van 11 april 2000 naar de ondergrond vergissingen zijn begaan”.
De toelichting wordt dienovereenkomstig aangevuld.
- Status van de formeel aangewezen monumenten beter vastleggen.
Met betrekking tot de monumenten moet
duidelijk gemaakt worden dat de Monumentenwet 1988 prevaleert boven de
inventarisaties die aan het ontwerp bestemmingsplan ten grondslag hebben
gelegen. Gepleit wordt voor het opnemen van een artikel in de
voorschriften dat de status van deze bebouwing regelt ten opzichte van de
bestemmingen. Verder moet bepaald worden dat bij wijzigingen aan
monumenten of het perceel waarop zij aanwezig zijn altijd contact
opgenomen moet worden met de gemeente. Als alternatief zouden alle
monumenten (ca. 650) in een gedetailleerde inventarisatie moeten worden
opgenomen.
Alle beschermde Rijksmonumenten op grond van de Monumentenwet 1988 en de
gemeentelijke monumenten zijn op de plankaarten van een stip voorzien. Bij
het leggen van de bestemming is gelet op het karakter van een monument. In
de meeste gevallen was er geen aanleiding voor specifieke bestemmingen
omdat monumenten vaak voor vele doeleinden gebruikt worden, daarvoor
geschikt zijn of op een verantwoorde manier geschikt gemaakt kunnen
worden. Er is dus geen noodzaak voor een afzonderlijk artikel inzake de
monumenten. De Lijst met Beschermde Monumenten heeft overigens een eigen
dynamiek. Daarmee moet in het bestemmingsplan rekening gehouden worden. In
verband daarmee is een algemene wijzigingsbevoegdheid in artikel 35 van de
voorschriften opgenomen met behulp waarvan mutaties in deze lijst
planologisch doorvertaald kunnen worden. In dit kader is ook de
sloopregeling van belang: de panden die monumenten flankeren en/of
verbinden vallen onder een afzonderlijk regime ter voorkoming van nodeloze
sloop.
- Betere beschrijving van de kenmerken van hetontwikkelingslocaties
opnemen.
Ten aanzien van de in het plan opgenomen
ontwikkelingslocatie (Gasthuisplaats) en de transformatielocaties pleit
briefschrijver voor een sterkere beschrijving van de specifieke en
kenmerkende waardevolle stedenbouwkundige elementen. Deze moeten
geobjectiveerd en gerubriceerd worden. Verder is een beschrijving gewenst
van de randvoorwaarden voor stedenbouwkundige verbetering zoals
grachtenprofielen, binnenranden van bouwblokken, steeg- en
straatprofielen, openbaar gebied en de buitenranden van het plan. De
ontwikkeling van deze locaties in relatie tot het bestaande stedelijke
weefsel moet duidelijker worden aangegeven. Een specifieke vaststelling is
aan de orde als er een kompleet (ontwikkelings- of transformatie)plan is.
Reclamant is met deze aanbeveling niet specifiek genoeg. Daarom is het
niet mogelijk de kennelijk gewenste verbeteringen – als daar al aanleiding
voor zou bestaan - te kunnen aanbrengen. Bij de daarvoor in aanmerking
komende locaties is steeds gelet op de omgeving en de bestaande
stadsstructuur. Als een ontwikkeling/transformatie aan de orde is zal
zonodig een cultuurhistorische effectrapportage worden opgesteld. Ten
opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan is het plan op tal van
plaatsen bijgesteld; in vrij veel gevallen in verband met te beschermen
cultuurhistorische waarden.
- De randvoorwaarden voor nieuwbouw zijn nog onvoldoende duidelijk.
Op de plankaarten moeten qua bestemming en
volume duidelijke zones worden aangegeven. Verder wordt aanbevolen
duidelijke uitgangspunten voor de transformatiemogelijkheden en de
beeldkwaliteit op te nemen.
Evenals de onder c. vermelde zienswijze is niet gespecificeerd welke
planonderdelen voor bijstelling in aanmerking zouden komen. In het plan is
veel aandacht besteed aan een zorgvuldige zonering van hoofdgebouwen en
erven waarop bijgebouwen en aanbouwen staan c.q. geplaatst mogen worden. Dit
heeft bijvoorbeeld geresulteerd in de meanderende achtergevellijn.
In beginsel heeft een ieder het recht zijn pand binnen de bepalingen van
het plan door nieuwbouw te vervangen, tenzij het een monument betreft dan
wel de sloopregeling van toepassing is. Regels inzake de visuele kwaliteit
worden opgenomen in de Nota Beeldregie Binnenstad.
- De rol van het welstandtoezicht en de te gebruiken instrumenten
inzake de welstand zijn nog onduidelijk.
De procedurele en de inhoudelijke status van
de welstand dienen duidelijk geformuleerd te worden. Er moet vooraf
getoetst worden en niet achteraf, in ieder geval voor de gevoelige
locaties. Nu de Nota Beeldregie Binnenstad nog niet is vastgesteld moet
aangegeven worden hoe met de overgangsregeling wordt omgegaan. In de
voorschriften bij het onderhavige bestemmingsplan zou een artikel moeten
worden opgenomen waarin wordt aangegeven dat een initiatiefnemer direct
contact moet zoeken met de gemeente om de randvoorwaarden voor de
bebouwing vooraf vast te stellen. Tenslotte dient de nieuwe Nota
Beeldregie Binnenstad zoveel mogelijk richtinggevend te zijn en niet
oplossingsgericht. Tevens is een duidelijke procedurele en inhoudelijk
status vereist.
Voorafgaand aan de opstelling van het voorontwerp bestemmingsplan is nagegaan
welke onderwerpen thuishoren in de bestemmingsregeling en welke op het
terrein van de welstand en de daarmee verband houdende wettelijke
bepalingen liggen. Er is slechts op één plaats in de voorschriften
(artikel 3 lid 10) sprake van een bepaling die direct verwijst naar
welstandsaspecten. Mede daarom kan de beantwoording van de zienswijzen op
dit onderdeel beperkt blijven tot het vorenstaande. Briefschrijver wordt
verder verwezen naar de nog komende procedure met betrekking tot de
totstandkoming van de Nota Beeldregie Binnenstad.
- Een artikel in de voorschriften over de ontstaansgeschiedenis van
de openbare ruimte, de algemene beleidsuitgangspunten, procedures en
stedenbouwkundige en architectonische randvoorwaarden ontbreekt.
Daarnaast moet een handboek voor het openbaar gebied opgesteld worden
waarin uitgangspunten en randvoorwaarden zijn vastgelegd.
De ontstaansgeschiedenis van het openbaar gebied behoort weergegeven te
worden in de toelichting, hetgeen in hoofdstuk II onder 2.2. uitvoerig
heeft plaats gevonden. Op basis van die informatie zijn de
bebouwingsgrenzen getrokken en zijn de bestemmingen voor de openbare
ruimte tot stand gekomen. Een handboek voor de inrichting van de openbare
ruimte is al enige jaren in gebruik. Beoogd wordt om door een consequente
toepassing van historisch
verantwoorde materialen, beplantingen, kleurtoepassing etc. de
beeldkwaliteit van het openbaar gebied en de cultuurhistorische
waarde zoveel mogelijk te
bevorderen.
- In de planvoorschriften ontbreekt een begripsbepaling inzake erf en
tuin.
Verder is briefschrijver opgevallen dat alleen het zgn. historische groen
is opgenomen. Alle groenvoorzieningen zowel openbaar als particulier zijn
echter van belang. Dit groen moet dan ook geïnventariseerd worden.
Daarnaast moeten toekomstige ontwikkelingen duidelijk vastgelegd worden
inclusief randvoorwaarden en procedures.
Op de plankaarten is een strikt onderscheid gehanteerd tussen openbaar en
privé-groen. Voorzover het waardevolle stadstuinen betreft en grotere
aaneengesloten tuingebieden zijn deze ondergebracht in de bestemming
“Tuin”. De bestemming “Erf” heeft betrekking op de overige particuliere
gronden, voorzover die bebouwd zijn met bijgebouwen en aanbouwen dan wel
(voor maximaal 20%) daarvoor in aanmerking komen. Overigens kan een
begripsbepaling verduidelijkend weken en aanzien van het in het
bestemmingsplan gehanteerde onderscheid.
Conclusie: de zienswijze komt voor onderneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
Aan
artikel 1 onder nn.: toevoegen een begripsbepaling Tuin:
”een open en
aaneengesloten stuk grond behorend bij één of meer hoofdgebouwen dat geheel of
grotendeels onverhard is en dient als particuliere buitenruimte met de
daarbij
behorende begroeiing”;
Aan
artikel 1 onder oo. : toevoegen een begripsbepaling “Erf”:
een
aaneengesloten stuk grond behorend bij één of meer hoofdgebouwen dat
geheel
of
ten dele verhard en bebouwd is, dat mede dient als particuliere buitenruimte,
dan
wel als bebouwd en/of onbebouwd gebied ten
behoeve van de hoofdgebouwen”.
70. Vereniging van Eigenaren Koornmarkt 20 – 20F
(Dr. F.H.M. Mischgofsky), 2611 EG.
- Meer verharding in de tuinbestemming aanwezig dan krachtens het
plan toegestaan wordt.
De grond achter de panden die onder VvE
ressorteren is voor ca. 70 tot 80% verhard met tegels en paden. Daartussen
staan bomen en struiken. Volgens de bestemmingsplanmethodiek zou een
bestemming voor “Erf” meer aangewezen zijn dan de bestemming “Tuin”.
Kennelijk is sprake van een onjuiste interpretatie van de luchtfoto omdat
vanwege de boomkruinen de bodem eronder niet zichtbaar was.
De gronden achter het grote pand Koornmarkt 20 –20F maken deel uit van een
groengebied waarin de Huyterhof zich bevindt. Uitgangspunt van het
bestemmingsplan is deze groengebieden te beschermen. Bestaande bebouwing
en bestaande verharding die de in het plan neergelegde norm te boven gaat
mag gehandhaafd blijven. Ten aanzien van bebouwing geldt dat deze
eventueel geheel vernieuwd mag worden. Voor verharding is een verglijkbaar
regime van kracht met dien verstand dat toevoeging van meer verharding
niet is toegestaan. Wijziging binnen het bestaande oppervlakte is echter
te allen tijde bespreekbaar. De luchtfoto is niet verkeerd
geïnterpreteerd. Vergelijkbare situaties doen zich op tal van plaatsen
voor in het plangebied.
- Parkeren in de tuin moet mogelijk blijven.
Er is een uitgang vanuit de tuin achter het
pand aan de Koornmarkt naar de Huyterstraat. In deze tuin wordt geparkeerd
door de bewoners van het pand. Dit is sinds jaar en dag bestaande situatie
die in de notariële aktes is vastgelegd.
In het algemeen mag niet geparkeerd worden binnen de bestemming “Tuin”.
Hier is echter sprake van een bestaande situatie die door het plan via de
algemene legaliseringsregels wordt gerespecteerd. Verzwaring van het
gebruik voor parkeerdoeleinden is niet mogelijk: dus geen extra verharding
voor het parkeren noch extra auto’s. Ook hier geldt: herschikking van de
parkeersituatie is bespreekbaar.
- Plan belemmert terugbouwen van een historische aanbouw.
Aan de achtergevel was een in 1820 gebouwde
fraaie uitbouw aanwezig die in de zestiger jaren van de vorige eeuw is
gesloopt. De VVE overweegt deze in zijn oude glorie te herstellen. Dat zou
alleen kunnen in de bestemming “ Erf”.
Er is in het verleden in de binnenstad veel bijgebouwd maar ook veel
gesloopt. Het bestemmingsplan gaat uit van de nu geconstateerde situatie.
Een erfbestemming vooruitlopend op een nog niet geconcretiseerd plan is
prematuur. Het aangeven van de bestemming “ Erf” zou binnen het
bebouwingspercentage van 20% impliceren dat een vijf maal zo groot terrein
als de met een aanbouw te bebouwen oppervlakte van die bestemming zou
moeten worden voorzien. Het is beter de indiening van een formele aanvraag
af te wachten en bij een positief besluit het bestemmingsplan op dit
onderdeel te herzien.
71. Peter de Vries, Papenstraat 71, 2611 JB.
- Transformatielocatie 26 (Papenstraat, nabij hoek Choorstraat)
uitbreiden.
Briefschrijver is het eens met het
uitgangspunt dat de situatie ter plaatse van het pand Papenstraat 63 t/m
81 verbetering behoeft. Het is een pand dat ca. 20 meter naar achteren is
gelegen. Op het voorterrein bevinden zich bergingen. Het geheel ziet er
weinig fraai uit. Er zijn problemen ten aanzien van de sociale veiligheid en
het onderhoud. Het hoofdgebouw en het voorterrein zijn opgenomen in
transformatielocatie nr. 26. Verbetering is echter een complexe opgave.
Daarom geeft briefschrijver in overweging de transformatielocatie uit te
breiden met het pand Papenstraat 57, een pakhuis, dat in de eventuele
herontwikkeling zou kunne worden betrokken.
Aan briefschrijver moet worden toegegeven dat het een lastige opgave
betreft. Verruiming van de locatie zou meer armslag bieden met name om een
passende oplossing te creëren voor de verplaatsing van de bergruimten op
het voorterrein. Daarom zal de transformatielocatie nr. 26 uitgebreid
worden conform de tekening zoals reclamant die bij zijn zienswijzen heeft
gevoegd, met dien verstande echter dat het pand Papenstaat 57 als hoofdgebouw
blijft aangemerkt. Er bestaat overigens geen verplichting dat pand bij
transformatievoorstellen te betrekken. De te ver doorgetrokken matrixlijn
moet (ambtshalve) ingekort worden omdat er geen hoofdbebouwing op het
voorterrein aanwezig is.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:.
Transformatielocatie nr. 26 vergroten door het
adres Papenstraat 57 daarbij te betrekken.
- Voorgevelgrens van het appartementencomplex Papenstraat 63 t/m 81
niet goed aangegeven.
Op een bij de zienswijzenbrief behorende tekening heeft briefschrijver een
en ander gecorrigeerd. Een gedeelte van het voorterrein is ten onrechte
tot “Gemengde doeleinden” bestemd.
Dit is een juiste constatering: de plankaart zal op dit onderdeel worden
gecorrigeerd. De op het voorterrein aanwezige bebouwing valt binnen de
bestemming “Erf”.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:.
voorgevelbouwgrens van het pand Papenstraat 63 tot en met 81
achterwaarts verplaatsen; bestemming “Erf” uitbreiden.
72. Frank van der Wal, Kantoorgracht 77, 2611 PE.
Woonschip in de
Kantoorgracht niet op de plankaart aangegeven.
Briefschrijver is eigenaar van de woonboot Anna. Deze heeft een vaste
ligplaats in de Kantoorgracht. De ligplaats is niet als zodanig aangegeven op
de kaart deel uitmakend van het bestemmingsplan. De andere woonboten zijn wel
vermeld. Vermoed wordt dat sprake is van een omissie.
Briefschrijver heeft
gelijk: deze woonboot is over het hoofd gezien: deze is als onderdeel gezien
van een naastliggende woonboot.
Conclusie; de zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Wijziging ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan:
De plankaart aanvullen: in de desbetreffende aanduidingslijn moeten twee
driehoekjes worden geplaatst; het getal “4” moet vervangen worden door het
getal “5”.
73. J. van der Wees, Voorstraat 98 – 100, 2611 JT.
- Dakterrassen op aanbouwen mogelijk maken.
Briefschrijver bewoont een grachtenpand en
wenst op een aanbouw aan de achterzijde een dakterras te realiseren. Hij
heeft geconstateerd dat dit niet is toegestaan in het nieuwe ontwerp
bestemmingsplan reden waarom hij daartegen bezwaar aantekent. Het
woongerief is ten zeerste gebaat bij een dakterras. Het gaat om een
oppervlakte van 7 m². Een buitendeur mag wel aangebracht worden, maar het
terras mag betrokkene volgens het bestemmingsplan niet betreden. Een
zeepfabriek en een snackbar mogen van de gemeente de bedrijfsvoering voortzetten.
De inwoners moeten de mogelijkheid hebben van hun buitenruimte gebruik te
maken. Was voorheen zo’n ruimte niet nodig, thans is dat wel het geval.
Veel panden in de binnenstad beschikken niet over een tuin of andere
buitenruimte op de begane grond. Er zijn bouwblokken die vrijwel geheel
dichtgebouwd zijn. Daarom zijn de platte daken van aanbouwen een welkome
voorziening in de behoefte aan een eigen buitenruimte. Het plan staat dit
overigens niet in de weg. In artikel; 6 lid 2 onder g. is geregeld dat de
hoogte van een hekwerk of schutting op een dakterras maximaal 1.50 meter
mag bedragen gemeten vanaf de bovenzijde van het dakterras. Hieruit mag
afgeleid worden dat met het bovenstaande rekening is gehouden.
Het is echter in de praktijk inmiddels gebleken dat een afrastering of
schutting met een hoogte van 1.50 meter op bezwaren kan stuiten in verband
met de belemmering van de bezonning van tuinen en erven die op de begane
grond zijn gelegen. Daarom zal – via een ambtshalve wijziging – in het
vast te stellen plan op dat onderdeel een verandering worden opgenomen: de
hoogte van de afrastering of schutting zal niet meer dan 1 meter mogen
bedragen; over een afstand van 2.00 meter gemeten uit en loodrecht op de
achtergevel mag die hoogte maximaal 1.80 met bedragen.
- De Voorstraat wordt aangeduid als “gemengd gebied met accent op de
woonfunctie”. Dit toegevoegde accent heeft
betrokkene niet in het plan aangetroffen.
Het betreft een typering die op de deelkaart is geplaatst die aan het FLS
ten grondslag ligt. Op de plankaarten komt die typering niet voor.