·
De
gemeentelijke organisatie gebruikte in 2001 ruim 5% meer papier dan in 2000.
·
In 2001
maakten 58 bedrijven in totaal 178 keer gebruik van de Vrijstellingsregeling
Horeca. Deze regeling was in 2001 voor het eerst van kracht. Deze regeling biedt
horeca-, sport- en recreatiebedrijven de mogelijkheid om maximaal acht maal per
jaar een festiviteit te organiseren waarbij de normale geluidsvoorschriften
niet van toepassing zijn.
·
Een stagiaire
van de TU Delft onderzocht de mogelijkheden voor reductie van de CO2-uitstoot
bij Delftse bedrijven.
·
Van 87% van de
bedrijven met een milieuvergunning, was de vergunning dekkend en toereikend.
·
Van de
bedrijven die in 2001 (integraal) werden gecontroleerd, voldeed 61% van de
bedrijven met een milieuvergunning bij de eerste controle aan de
milieuwetgeving. Bij de bedrijven waarop algemene milieuregels (amvb’s) van
toepassing zijn, gold dit voor 77%.
Zie paragraaf 2.6.3
Beleid
Geen beleidsindicatoren
voor het thema Gemeente als bedrijf
Doelgroepen
· Papierverbuik gemeentelijke organisatie
Beleid
In het algemeen
streeft de gemeente naar het verminderen van het papierverbruik. Een
kwantitatieve doelstelling ontbreekt. Daarnaast bevatten de inkooprichtlijnen
wel doelstellingen ten aanzien van het soort papier dat gebruikt wordt. Sinds
1997 is het minder milieubelastende Modobalans-papier de huisstijl voor de
gemeente Delft.
Resultaat
Het papierverbruik
is in 2001 met ruim 5% toegenomen, nog afgezien van de hoeveelheid papier die
via Combiwerk is gebruikt. In 2001 zijn 16.630 pakken papier van 500 vel
gebruikt, hoofdzakelijk A4-papier van normale dikte. Hieronder waren 44 pakken
meer milieubelastend papier. Daarnaast werden via Combiwerk nog eens 1.207
pakken A4-papier bedrukt. In totaal gebruikte de gemeente in 2001 dus 17.837
pakken papier. Het gewicht van dit papier was ruim 45 ton (45.000 kg.)
Conclusie
Het papierverbruik
(excl. verbruik via Combiwerk) steeg in 2001 naar een niveau dat ongeveer
gelijk is aan dat van 1998 en 1999. Positief is dat er in 2001 nauwelijks nog
meer-milieubelastende papiersoorten werden gebruikt. Aanbevolen wordt in het op
te zetten gemeentelijk milieuzorgsysteem, het verminderen van het
papierverbruik als speerpunt te benoemen.
· Energieverbruik gemeentelijke gebouwen
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Energiebeleidsplan 1996-2000): een efficiëntieverbetering in de
periode 1996-2000 van 14,6%.
Resultaat
|
Bron: Energie Delfland
Het
elektriciteitsverbruik steeg tussen 1993 en 1999 met 24% gestegen. In 1999 werd
in de achttien grotere gemeentelijke gebouwen 3.478.847 kWh verbruikt. Het
gasverbruik is in 1999 licht gestegen, maar was nog altijd lager dan in de
periode 1993-1997. In 1999 werd 664.662 m3 gas verbruikt. De
verbruikscijfers over 2000 zijn niet volledig en zijn daarom niet weergegeven.
De gemeente Delft
liet de afgelopen jaren de energieverbruikcijfers van de gemeentelijke gebouwen
per maand op locatie opnemen door een medewerker van Energie Delfland resp.
Eneco energie. Het opnemen van de meterstanden stuitte regelmatig op praktische
problemen. Hierdoor is het totaaloverzicht van 2000 onvolledig en daardoor niet
vergelijkbaar met dat van voorgaande jaren.
In het kader van de
inkoop van energie ten behoeve van de gemeentelijke organisatie wordt het totale
energieverbruik van de gemeente Delft in beeld gebracht. Daar er voor de
aankoop van energie voor de totale gemeentelijke organisatie één contract wordt
gesloten, kan het jaarverbruik in volgende jaren aan de hand van de
jaarrekening bepaald worden.
Planning
In 2001 werd de planning ten aanzien
van het aantal te verlenen vergunningen en uit te voeren integrale controles,
niet gehaald. Dit werd veroorzaakt door een aantal ontwikkelingen:
1.
Toename van het aantal
taken van het vakteam Milieuzorg, zonder uitbreiding van de beschikbare
capaciteit. Het gaat hierbij o.a. om onderstaande zaken:
·
uitvoering van het
Besluit Risico’s zware ongevallen 1999;
·
uitvoering van de
Vrijstellingsregeling horeca;
·
een grote vraag naar
ondersteuning vanuit andere gemeentelijke vakteam’s (onder andere in het kader
van bestemmingsplannen, grote projecten, gemeentelijke inrichtingen,
evenementen, e.d.);
·
uitvoering van diverse
samenwerkingsprojecten in het kader van integrale handhaving (intern en extern)
en de daarbij behorende overleggen.
2.
Verandering van de aard
van diverse producten door:
·
ontwikkelingen in
wetgeving (bijv. ontwikkelingen op het gebied van veiligheid en de verruimde
reikweidte Wet milieubeheer);
·
delegatie van taken
naar de gemeentelijke overheid (uitvoering van diverse taken met betrekking tot
beheer geluidszone, uitvoering van PMV en het CFK-besluit, in de toekomst
uitvoering MJA-2);
·
noodzakelijke
intensivering van de dienstverlening (bijv. informeren en voorlichten van
nieuwe ondernemers) in combinatie met een mondige burger/bedrijf in de nieuwe
organisatie.
3.
Vanuit het vakteam
Milieuzorg is in 2001 een bijzondere inspanning geleverd op het vlak van de
OC/OR. De aan dit onderwerp besteedde uren zijn niet aan het vakteam
gecompenseerd.
Bovenstaande omstandigheden
leidden kort samengevat tot een verandering in de inzet waardoor het aantal
producten is afgenomen. In het jaarplan van 2002 is naar aanleiding hiervan
ruimte gereserveerd voor een discussie over nuancering van de kentallen en
plannings-systematiek. Een en ander ter formalisering, maar ook ter verdere
ontwikkeling van (bijv. een meer themagerichte) inzet op het gebied van het
milieutoezicht op bedrijven.
Vrijstellingsregeling
Horeca- en aanverwante
inrichtingen dienen zich te houden aan het Besluit horeca-, sport- en
recreatie-inrichtingen milieubeheer. Hierin zijn o.a. voorschriften opgenomen
met betrekking tot geluid- en trillinghinder. Genoemde voorschriften maken dat,
als er in de desbetreffende inrichting een festiviteit of activiteit
plaatsvindt, er al snel sprake is van een overtreding. Om horeca-, sport- en
recreatie-inrichtingen toch de mogelijkheid te bieden enkele malen per jaar een
festiviteit te organiseren, mogen gemeenten in een verordening (APV)
vaststellen gedurende welke perioden de geluidsvoorschriften niet gelden.
Op 30 november 2000 is de
Delftse zogenaamde Vrijstellingsregeling aangenomen door de gemeenteraad en opgenomen
in Hoofdstuk 4 van de APV. De Vrijstellingsregeling is ingegaan op 1 januari
2001. De regeling maakt onderscheid tussen incidentele festiviteiten
(inrichtingsgebonden festiviteiten, hiervoor geldt een plafond van 8
vrijstellingen per inrichting) en collectieve festiviteiten (generale festiviteiten
en activiteiten). Collectieve festiviteiten worden aangewezen door burgemeester
en wethouders. Voor 2001 zijn Koninginnedag en Oudjaar aangewezen. Vrijstelling
van de geluidsvoorschriften is alleen mogelijk in de periode van 10:00 uur ’s
morgens tot 01:00 ’s nachts.
In 2001 maakten 52
inrichtingen gezamenlijk 178 maal maal gebruik van de Vrijstellingsregeling. 10
maal is vrijstelling geweigerd. Met de introductie van de Vrijstellingsregeling
is in 2001 tevens actiever toezicht gehouden op de naleving van de
geluidsvoorschriften. Gedurende 6 avonden en nachten is 183 maal het
geluidsniveau van een inrichting beoordeeld. In 19 gevallen is door middel van
een meting een overtreding geconstateerd. De overtreders werden schriftelijk op
de hoogte gebracht van de overtreding. In 2 gevallen kwam deze aanschrijving
neer op een nadere eis. In november 2001 is de vrijstellingsregeling
geëvalueerd en aangepast.
Energie bij bedrijven
Sinds 1993 heeft de gemeente
de bevoegdheid om bedrijven die onder de Wet milieubeheer vallen, aan te
spreken op hun energieverbruik. Sindsdien doet de gemeente Delft reeds het
nodige om bedrijven te stimuleren hun energieverbruik te minderen. Toch wordt
bekeken of deze inspanning van de gemeente geïntensiveerd kan worden.
In opdracht van het vakteam
Milieuzorg werkte een studente Technische Bestuurskunde van de TU Delft aan een
afstudeerscriptie over de mogelijkheden voor CO2-reductie bij
bedrijven in Delft. Doelstelling was de CO2-uitstoot te beperken
door het energieverbruik te verminderen en duurzame energie in te zetten. Er is
bepaald hoeveel er op het energieverbruik zou kunnen worden bespaard door
bedrijven. Tevens werden de mogelijkheden die de gemeente heeft om deze besparing
daadwerkelijk te realiseren, onderzocht. In het onderzoek zijn 1400 bedrijven
die onder de Wet milieubeheer vallen, onder de loep genomen.
De afstudeerscriptie wordt
in 2002 afgerond. De aanbevelingen uit het onderzoek worden, waar mogelijk,
overgenomen in het reguliere werk van het vakteam Milieuzorg en in het nog op
te stellen Gemeentelijk Klimaatbeleidsplan (zie paragraaf 2.2.6), met als doel een verbeterde aanpak van
energiebesparing.
Nederlandse Richtlijn
Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB)
De Nederlandse Richtlijn
Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB) is een hulpmiddel bij:
-
het bepalen van het
risico van bodembedreigende activiteiten;
-
de selectie van
adequate bodembeschermende maatregelen en voorzieningen;
-
het opstellen en
handhaven van vergunningvoorschriften.
De richtlijn heeft de
status van een harmoniserend instrument voor de beoordeling van de noodzaak en
redelijkheid van bodembeschermende maatregelen en voorzieningen. De
belangrijkste doelstelling van deze richtlijn is het minimaliseren van de kans
op bodembelasting door enerzijds de kans op lekkages, morsingen en dergelijke
zo klein mogelijk te maken en anderzijds de opvangvoorziening te optimaliseren,
zodat onverhoopt vrijgekomen stoffen de bodem zo min mogelijk daadwerkelijk
belasten. Dit betekent dat uitgegaan wordt van de realisatie van een
verwaarloosbaar (of hooguit aanvaardbaar) bodemrisico.
De NRB is van toepassing op
de opslag, de overslag en het transport van stoffen binnen een inrichting en op
proceshandelingen in de industrie. De NRB is ook van toepassing op reguliere
bedrijfsactiviteiten en bedrijfsvoering. Calamiteiten en rampen vallen buiten
het toepassingsgebied. Ook voorzieningen voor de opvang voor gevaarlijke
stoffen en bluswater vallen buiten het toepassingsgebied van de NRB. In 2001
werkte de gemeente Delft aan een praktische uitwerking van de NRB voor de
toepassing van deze richtlijn in de Delftse praktijk. Deze praktische
uitwerking resulteert in 2002 in een leeswijzer.
Beleid
· Dekkende Wm-vergunningen
Doelstelling
Landelijke
doelstelling (Wet milieubeheer): alle bedrijven zijn in het bezit van een
dekkende (alle activiteiten zijn vergund) en toereikende (vergunning voldoet
aan de huidige inzichten) vergunning.
Resultaat
In 2001 beschikte
87% van de vergunningplichtige bedrijven over een dekkende en toereikende
vergunning. In 2000 lag dit percentage nog op 77%. Vanaf 1998 is gewerkt met
een nieuwe methode. Alle vergunningen verleend voor 1995 werden vanaf dat
moment beschouwd als te actualiseren, omdat in deze vergunningen nog geen
rekening was gehouden met de duurzaamheidsaspecten (de verruimde reikwijdte).
Afgezien hiervan waren deze vergunningen echter wel dekkend en toereikend. In
2001 waren er 247 vergunningplichtige bedrijven. Het aantal vergunningplichtige
bedrijven neemt af (in 1998 waren er 375), mede als gevolg van het in werking
treden van nieuwe amvb’s. Dit veroorzaakt voor een belangrijk deel de stijging
van het percentage vergunningplichtige bedrijven met een dekkende en
toereikende vergunning.
|
Planning |
Gerealiseerd |
Cat. 1: zeer eenvoudige inrichtingen |
0 |
0 |
Cat. 2: eenvoudige inrichtingen |
14 |
6 (43%) |
Cat. 3: complexe inrichtingen |
24 |
6 (25%) |
Cat. 4: zeer complexe inrichtingen |
8 |
5 (63%) |
Totaal |
46 |
17 (37%) |
In het Werkplan
2001 van het vakteam Milieuzorg is gepland 46 vergunningen te verlenen dan wel
te actualiseren. Door de afname van vergunningplichtige bedrijven wordt de
werkplanning voor deze bedrijven nog te hoog ingeschat. Er werden in 2001 in
totaal 18 vergunningen aangevraagd en er zijn 17 vergunningen verleend. In drie
gevallen is er sprake geweest van een termijnoverschrijding. Dit werd
veroorzaakt door een groter dan gemiddeld verloop van personeel in deze periode
en door de uitvoering van de organisatiewijziging. Er zijn twee
vergunningaanvragen geweigerd of ingetrokken. In 2001 zijn er geen bestaande
vergunningen geactualiseerd. Er zijn ook geen gedoogbeschikkingen afgegeven of
nadere eisen gesteld op grond van een amvb. Wel zijn er in deze periode 12
besluiten conform artikel 8.19 Wet milieubeheer[1],
afgehandeld. Indien deze 12 besluiten worden meegeteld met de behaalde
resultaten, zijn in totaal 29 besluiten (63 %) gerealiseerd.
Conclusie
Het percentage bedrijven
met een dekkende en toereikende milieuvergunning die bovendien rekening houdt
met de verruimde reikwijdte, neemt snel toe. Voor een belangrijk deel wordt dit
veroorzaakt door het in werking treden van nieuwe amvb’s. Op korte termijn zal
het aantal vergunningplichtige bedrijven dat over een dekkende en toereikende
vergunning beschikt, het hoogst haalbare niveau bereiken. Dit maximale
percentage ligt op ca. 90%, daar altijd ca. 10% van de bedrijven verwikkeld is
in een vergunningenprocedure wegens wijzigingen dan wel nieuwbouw.
De werkplanning
voor 2001 is niet geheel gerealiseerd. Door verandering van kentallen
vergunningplichtige/niet vergunningplichtige bedrijven, veranderingen in de Wet
milieubeheer en een toename van activiteiten op het gebied van advisering zowel
binnen de gemeentelijke organisatie als daarbuiten, zal voor de werkplanning
2003 een realistischer inschatting worden gemaakt van het aantal te verlenen of
te actualiseren vergunningen.
·
Controle Wet
milieubeheer
Doel van handhaving van milieubeleid is de naleving van milieuregels te
vergroten en daarmee een betere milieukwaliteit en rechtsgelijkheid te
bevorderen.
In 2001
werden van de 247 vergunningplichtige bedrijven 62 bedrijven (25%)
gecontroleerd. 61% van alle gecontroleerde bedrijven voldeed aan de
milieuwetgeving. Dit percentage is hoger dan dat in 1999 (54%) en 2000 (52%).
24 bedrijven voldeden in 2001 niet bij de eerste controle. Bij deze bedrijven
is een vervolgactie ondernomen en zijn hercontroles uitgevoerd. Uiteindelijk
voldeden alle bedrijven aan de geldende wetgeving.
In 2001
werden daarnaast 213 bedrijven gecontroleerd die vallen onder een algemene
maatregel van bestuur (amvb). Dit is 19% van het totale aantal amvb-bedrijven.
77% van de gecontroleerde bedrijven voldeed. Dit komt ongeveer overeen met het
percentage in 2000 (75%), maar is beduidend hoger dan in 1999 (52%). 49
bedrijven voldeden niet direct. Bij deze bedrijven is een vervolgactie
ondernomen en zijn hercontroles uitgevoerd. Uiteindelijk voldeden alle bedrijven
aan de geldende wetgeving.
In totaal voldeden 73 Wm- of amvb-bedrijven niet bij de eerste controle.
Op deze bedrijven is een vervolgactie ondernomen:
·
in 49 gevallen ging een voorwaarschuwing dwangsom uit;
·
in 2 gevallen werd een dwangsom opgelegd;
·
in 1 geval werd een dwangsom geïnd.
Er is in geen geval een voorwaarschuwing bestuursdwang uitgegaan, geen
bestuursdwang opgelegd en geen bestuursdwang geëffectueerd.
Conclusie
Over het algemeen voldoet een groter
percentage (in 2001: 73%) van alle gecontroleerde bedrijven
(vergunningplichtige en amvb-bedrijven) bij de eerste controle. Dit is een
positieve ontwikkeling.
· Bedrijven met een milieujaarverslag
Doelstelling
Er is geen
doelstelling ten aanzien van het aantal bedrijven met een milieujaarverslag.
Resultaat
In 2001 hebben,
evenals in voorgaande jaren, acht vergunningplichtige bedrijven een
milieujaarverslag ingediend. Er zijn geen amvb-bedrijven die een verslag hebben
ingediend.
Conclusie
De gemeente Delft
verplicht geen van de bedrijven waarvoor zij bevoegd gezag is, om een
milieujaarverslag op te stellen en in te dienen. Er worden daarom niet veel
milieujaarverslagen overlegd. Er zullen echter veel bedrijven zijn met een
jaarverslag waarin ook aandacht wordt besteed aan milieu. De volledigheid van
de cijfers is hierdoor klein, zodat aan de resultaten geen conclusies kunnen
worden verbonden.
· Energiebesparing bij bedrijven
Doelstelling
Het Ministerie van
Economische Zaken heeft de afgelopen jaren met tientallen sectoren
Meerjarenafspraken gemaakt. In die afspraken zeggen branche-organisaties toe om
in het jaar 2000 20% efficiënter met energie om te gaan dan in 1989.
Doelstelling
gemeente (Energiebeleidsplan 1996-2000): een efficiëntieverbetering in de
periode 1996-2000 van 10,5% voor bedrijven en 11,5% voor instellingen.
Resultaat
In 2001 waren er 36
bedrijven die een energiebesparingsplan hadden opgesteld, een
energiebesparingsonderzoek (lieten) uitvoer(d)en en/of de Meerjarenafspraak
hadden ondertekend. Het betrof 19 vergunningplichtige bedrijven en 17
amvb-bedrijven.
In opdracht van het
vakteam Milieuzorg werkte een studente Technische Bestuurskunde van de TU Delft
aan een afstudeerscriptie over de mogelijkheden voor CO2-reductie
bij bedrijven in Delft. Doelstelling was de CO2-uitstoot te beperken
door het energieverbruik te verminderen en duurzame energie in te zetten. Er is
bepaald hoeveel er op het energieverbruik zou kunnen worden bespaard door
bedrijven. Tevens werden de mogelijkheden die de gemeente heeft om deze
besparing daadwerkelijk te realiseren, onderzocht. In het onderzoek zijn 1400
bedrijven die onder de Wet milieubeheer vallen, onder de loep genomen.
De
afstudeerscriptie wordt in 2002 afgerond. De aanbevelingen uit het onderzoek
worden, waar mogelijk, overgenomen in het reguliere werk van het vakteam
Milieuzorg en in het nog op te stellen Gemeentelijk Klimaatbeleidsplan (zie
paragraaf 2.2.6), met als doel een
verbeterde aanpak van energiebesparing.
Conclusie
Het aantal
bedrijven dat actief is met energiebesparing neemt toe. Hieruit is echter niet
af te leiden of er sprake is van een efficiëntieverbetering.
· Afvalwaterlozing op riool
Doelstelling
Landelijke
doelstelling (Wet milieubeheer): uit de (nieuwe) amvb’s vloeit de verplichting
dat het afvalwater de doelmatige werking van het riool niet mag belemmeren.
Hiertoe dient alle afvalwater dat op het riool geloosd wordt, te voldoen aan de
daarvoor gestelde normen t.a.v. de temperatuur, de zuurgraad en het gehalte aan
oliën en vetten.
Resultaat
Alle voor 2001
geplande controles zijn doorgeschoven naar 2002. Er zijn daarom geen
(her)controles uitgevoerd in 2001.
Conclusie
-
· Geluidsanering vanwege industrie
Doelstelling
Landelijke
doelstelling (Wet geluidhinder): de geluidbelasting ter plaatse van woningen op
een gezoneerd industrieterrein is teruggedrongen tot ten hoogste 55 dB(A) door
middel van bron-, danwel overdrachtsmaatregelen. Indien de kosten voor bron- en
overdrachtsmaatregelen onevenredig hoog zijn, wordt bepaald of aanvullende
gevelmaatregelen nodig zijn om een goed leefklimaat in de woning te garanderen.
Resultaat
Delft kent twee
gezoneerde industrieterreinen: DSM Gist/Calve en Schie-oevers Noord en Zuid. In
de zone rond deze industrieterreinen staan in totaal 537 woningen met een
geluidbelasting hoger dan 55 dB(A). Om de geluidbelasting bij deze woningen
terug te dringen heeft de provincie Zuid-Holland een saneringsprogramma
vastgesteld. Bij 10 woningen dienen aanvullende gevelmaatregelen te worden
getroffen.
Conclusie
Het
saneringsprogramma is reeds in uitvoering. De provincie heeft onder andere de
vergunningvoorschriften van de betrokken bedrijven aangepast. De kosten van de
gevelmaatregelen bij de resterende 10 woningen worden betaald door het Rijk en
de bedrijven. In 2002 worden deze maatregelen gerealiseerd.
· Vergunningen op hoofdzaken
Doelstelling
De rijksoverheid
streeft naar een groter percentage vergunningen op hoofdzaken. Naar aanleiding
van de vuurwerkramp in Enschede dient dit streven echter te worden heroverwogen
in verband met de twijfels die de Raad van State heeft geuit over de
handhaafbaarheid van dergelijke vergunningen.
Resultaat
In 2001 was er één
bedrijf met een vergunning op hoofdzaken.
Conclusie
Indien een bedrijf
een vergunning op maat of op hoofdzaken wenst en daarvoor in aanmerking komt,
verleent de gemeente Delft daaraan alle medewerking. Uit contacten met Delftse
bedrijven blijkt echter dat deze niet enthousiast zijn voor deze nieuwe vorm
van vergunningverlening. Aangenomen wordt dat de extra inspanning die het
bedrijf in het algemeen moet plegen t.o.v. een ‘normale’ vergunning, niet lijkt
op te wegen tegen de voordelen van een vergunning op hoofdzaken of op maat. De
gemeente Delft laat het initiatief derhalve aan de bedrijven.
Doelgroepen
· Energieverbruik en emissies grote bedrijven
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Energiebeleidsplan 1996-2000): een efficiëntieverbetering in de
periode 1996-2000 van 10,5% voor bedrijven en 11,5% voor instellingen.
Resultaat
Geen gegevens
beschikbaar. De gegevens zijn zeer moeilijk te verkrijgen en bovendien niet
vergelijkbaar vanwege wisselingen in de samenstelling van de bedrijvenselectie.
Kwaliteit
Geen
kwaliteitsindicatoren voor het thema Bedrijven.
[1] Op 1 oktober 2000 is de Wet
van 25 april tot wijziging van de Wet milieubeheer (meldingstelsel artikel 8.19
Wet milieubeheer) in werking getreden. Dit heeft onder andere tot gevolg dat de
nieuwe manier waarop de 8.19 melding is geregeld een andere manier van
beoordelen vergt dan voorheen. Namelijk de melding wordt getoetst aan de vergunde
gevolgen voor het milieu (en niet aan de feitelijke gevolgen voor het milieu).
Tevens ontvangt de ondernemer binnen de gestelde termijn van 6 weken een
besluit inzake een verklaring dat de voorgenomen verandering voldoet en geen
aanleiding geeft tot toepassing van artikelen 8.22, 8.23 of 8.25 Wet
milieubeheer.