Geacht
college,
Eind vorig jaar is het
voorontwerp bestemmingsplan Binnenstad in het kader van de inspraakprocedure
ter inzage gelegd. Er is een groot aantal zienswijzenbrieven ontvangen die
momenteel beoordeeld en verwerkt worden. Het plan is in het algemeen goed
ontvangen. De meeste reacties zijn positief getoonzet. Niettemin zijn er veel vragen
en opmerkingen. De in voorbereiding zijnde Nota van Beantwoording geeft zo goed
mogelijk antwoord. Er tekenen zich hoofdlijnen af van de ontvangen commentaren.
Op basis daarvan kunnen aan de commissie een aantal richtinggevende uitspraken
worden gevraagd
Momenteel wordt tevens gewerkt
aan de implementatie van het FunctieLimiteringsSysteem (FLS). Hierover is een
separate notitie uitgewerkt die - als uw college ermee instemt – aan de
commissie kan worden voorgelegd. De informatie- en inspraakfase omtrent het FLS
dient nog plaats te vinden. Met wethouder Grashoff zijn afspraken gemaakt over
de procedure.
Nu het voorontwerp
bestemmingsplan langzamerhand de wettelijke terinzagelegging nadert en dat plan
op tal van punten specifieke voorschriften bevat wordt het tijd de Startnota te
vervangen door het voorontwerp bestemmingsplan. Hierover is de bijgevoegde
notitie opgesteld die aan de commissie kan worden voorgelegd. Tevens is
bijgevoegd een overzicht van de planning.
Ten aanzien van onderwerpen die
naar voren gekomen zijn uit schriftelijke
inspraakreacties het volgende:
- Uitbreiding kernwinkelgebied, pandbreedte na
samenvoeging van winkels.
Van de kant
van de Kamer van Koophandel en de OFD wordt ervoor gepleit het
kernwinkelgebied enigszins uit te breiden. In het kader van het
Binnenstadsmanagement is vastgesteld dat de looproute van Zuidpoort
(Winkelplein) via In de Veste naar het noordoostelijk deel van het oude
winkelgebied versterkt moet worden met ca. 3.000 m² winkelvloeroppervlak.
De invulling daarvan zal hoofdzakelijk via particulier initiatief
geschieden, hoewel gemeentelijke interventie als een geschikt pand
vrijkomt niet wordt uitgesloten.
In dat verband wordt voorgesteld het rondlopende gedeelte van de Burgwal
van de bestemming “Detailhandeldoeleinden Kernwinkelgebied” te voorzien.
Hetzelfde geldt voor de Oude Langedijk vanaf de Maria van Jesse kerk tot
aan het Oosteinde. In het voorontwerpplan was de bestemming “Gemengde
doeleinden” toegekend. Voorts zijn de aanloopstraten naar het kernwinkelgebied,
te weten: de Nieuwstraat, de Nieuwe Langedijk en de Binnenwatersloot
opgenomen binnen het gemengde gebied met accent op winkelfunctie.
Verder is naar aanleiding van het commentaar van de Kamer van Koophandel
nagegaan of de maximale pandbreedte van een winkel na samenvoeging met een
naastgelegen pand op 15 meter zal worden gehandhaafd dan wel of een
verruiming naar 18 meter kan worden aangebracht. Uitgangspunt is dat één
winkel maximaal drie panden mag beslaan. Bij een gemiddelde breedtemaat
van 6 meter is een verruiming van 15 meter naar 18 meter een logische
vervolgstap. De samenvoeging betreft alleen de begane grond: woningen op
de verdieping(en) mogen niet samengevoegd worden.
- FunctieLimiteringsSysteem.
Een beperkt
aan tal indieners van zienswijzen heeft gereageerd op de keuze voor het
FunctieLimiteringsSysteem (FLS). De Kamer van Koophandel wijst zo’n
stelsel op voorhand af vanwege een te grote starheid.
Nadat eind vorig jaar de inventarisaties (de zgn. 0-meting) waren voltooid
zijn de gevelwanden waar het FLS betrekking op heeft bepaald en zijn
percentages ontworpen. Uitgangspunt is het legaliseren van de bestaande
situatie en een systeem dat tegelijkertijd klantvriendelijk, objectief en
controleerbaar is. Er is op gelet dat de percentages, waar dat verantwoord
is, ruimte voor groei en ontwikkeling mogelijk maken. Als een vrijstelling wordt aangevraagd
voor een functieverandering binnen een FLS-gebied kan er in het algemeen
op gerekend worden dat binnen twee weken uitsluitstel gegeven wordt. Het
uitgewerkte FLS wordt afzonderlijk ter inzage gelegd in het kader van de
inspraakprocedure. Op dit onderwerp wordt nog teruggekomen.
- Transformatielocaties Renaud/Naborg en Roode
Leeuwpoort
Op grond
van akoestisch onderzoek is
vastgesteld dat de twee genoemde transformatielocaties aan de westzijde
van de binnenstad zich bevinden binnen de contour van de zonering
industrielawaai van DSM Gist en van het spoorweglawaai. Op grond van de
wettelijke voorschriften is woningbouw niet mogelijk. Er bestaan geen ontheffingsmogelijkheden
om binnen deze zones geluidgevoelige objecten (waaronder woningen) tot
stand te brengen. Niettemin wordt voorgesteld deze locaties te handhaven
omdat ervan uitgegaan moet worden dat de zone vanwege het spoorweglawaai
op termijn zal vervallen en de contour van het industrielawaai in het
kader van een nieuwe vergunningsprocedure niet langer over dit deel van de
binnenstad zal lopen. Het is duidelijk dat daaraan voorafgaand geen
wijzigingsplan in procedure gebracht zal worden. In de voorschriften die
hierop betrekking hebben kan een koppeling gemaakt worden met het
vervallen c.q. opschuiven van de zoneringen.
- Inpassing van transformatielocaties
Met
betrekking tot de in het voorontwerp plan opgenomen transformatielocaties
is vrij veel commentaar ontvangen. Veel briefschrijvers zijn bezorgd dat
maximering van de mogelijkheden voor woningbouw zal leiden tot verlies van
privacy. Het overtreft vaak rustige locaties waar voorheen en thans
bedrijven zijn gevestigd die relatief weinig hinder veroorzaken. Tevens
voorzien zij overlast vanwege geparkeerde auto’s als extra woningen tot
stand gebracht zullen worden.
Momenteel worden alle locaties in stedenbouwkundig opzicht nogmaals goed
beoordeeld. Waar mogelijk wordt een tweede verkavelingssuggestie
uitgewerkt, vaak aan de hand van ideeën die omwonenden hebben aangedragen.
Daarbij wordt ook bezien of het mogelijk is de bouw van grotere woonhuizen
mogelijk te maken in plaats van een hofjesverkaveling. Tevens zullen de
voorwaarden waaronder medewerking verleend kan worden aan een
transformatie aangevuld worden met een regel inhoudende dat de
gebruikssituatie (bezonning, privacy, bereikbaarheid e.d.) van
aangrenzende percelen niet in onevenredige mate mag afnemen. In een
binnenstad kan niet gewaarborgd worden dat die gebruikssituatie geen
enkele verandering zal ondergaan.
Voorafgaand aan de ontwikkeling van de grotere transformatielocaties zal
een uitgangspuntennota worden opgesteld die mede onderwerp van inspraak
zal zijn voor omwonenden. Naast bovengenoemde onderwerpen zal daarin
aandacht worden besteed aan de oplossing van de parkeervraag. Bij kleinere
locaties en op plekken die cultuurhistorisch gezien tot de hoofdstructuur
behoren zal ontheffing moeten worden overwogen van de parkeereis in combinatie
met eventuele financiële compensatie ten behoeve van de realisering van
een collectieve parkeervoorzieningen. Bij de wat grotere locaties kan op
of onder eigen terrein in de meeste gevallen voorzien worden in de
behoefte aan parkeerplaatsen. De norm voor de binnenstad is één
parkeerplaats per woning.
- Paulusmavo.
Van de kant
van een aantal omwonenden bestaan bezwaren tegen de toekomstige functie
van de Paulusmavo. Zij geven er de voorkeur aan de bestaande bebouwing
conserverend te bestemmen en de status van transformatielocatie toe te
kennen.
In het voorontwerp plan is de ontwikkeling die na overleg met
belanghebbende is gekozen neergelegd. Het bouwplan ten behoeve van de
verhuizing van de Johannes Vermeerschool bevindt zich in de fase van het
definitief ontwerp. Dat niet alle omwonenden zich daarin kunnen vinden was
reeds bekend.
Voorgesteld wordt om deze locatie niet te beschouwen als een
transformatielocatie, maar het bouwplan dat in concrete bestemmingen is
vertaald, te handhaven. Overigens moet hierbij aangetekend worden dat in
het kader van deze notitie nog geen definitieve standpuntbepaling plaats
vindt.
- Hoofd- en bijgebouwen.
Een vrij groot aantal zienswijzen heeft betrekking op de weergave op de
plankaart van de bestaande hoofd- en bijgebouwen. Tal van panden
beschikken over aanbouwen of strekken zich soms vrij ver naar achteren
uit. Verder zijn er achterhuizen
en voormalige bedrijfsgebouwen die zich eveneens op de binnenterreinen
bevinden. De desbetreffende zienswijzen worden aan de hand van luchtfoto’s,
eventueel gevolgd door bezoek aan de locatie beoordeeld. Uitgangspunt van
het plan is en blijft te voorkomen dat waardevolle binnengebieden bebouwd
worden. Anderzijds respecteert het plan de bestaande situatie.
Voorgesteld wordt om als hoofdgebouw aan te merken het oorspronkelijke
pand zoals zich dat onder de kap (of in voorkomend geval het platte dak)
bevindt. Aanbouwen – vaak plat afgedekt – in een of twee bouwlagen worden
in de plansystematiek beschouwd als erfbebouwing, ook al worden deze qua
gebruik tot een woning gerekend. In die gevallen waar sprake is van een
historisch achterhuis wordt dit beschouwd als hoofdgebouw, inclusief een
eventuele lichtschacht tussen voor- en achterhuis.
De grotere gebouwen op binnenterrein (bijvoorbeeld voormalige
bedrijfsgebouwen) blijven bij voorkeur binnen de bestemming “Erf”. In
voorkomend geval is omvorming tot bv. een woning via een
wijzigingsprocedure niet uitgesloten. Dan zal echter uitdrukkelijk het
omgevingsbelang meegewogen moeten worden in verband met privacyaspecten.
- Verdeling van de bestemming “Tuin” en “Erf”.
In het
bestemmingsplan Komplan 1976 zijn de stadstuinen als 0% gebied aangemerkt.
Daarbinnen was geen bebouwing toegestaan. In het nieuwe bestemmingsplan
zijn deze gebieden met ca. 2/5 deel uitgebreid en van de bestemming “Tuin”
voorzien. Er is echter een vrij groot aantal zienswijzen ingekomen waarin
protest wordt aangetekend tegen het feit dat men in het geheel geen
aanbouw aan de achterzijde van de woning kan realiseren als de bestemming
“Tuin” tot aan de achtergevel reikt.
Bij het onderzoek naar de gegrondheid van deze zienswijzen is in enkele
gevallen vastgesteld dat uit een oogpunt van rechtsgelijkheid een beperkte
mogelijkheid moet worden geboden voor de realisering van een aanbouw. Het
gaat dan om ondiepe woonpanden met een relatief grote tuin. Deze zal
vanzelfsprekend tot “Tuin” bestemd
blijven, met uitzondering van een van geval tot geval te bepalen strook
met de bestemming “Erf” aansluitend aan de achtergevelbouwgrens.
- Horeca.
Er zijn ca.
80 zienswijzen ontvangen waarbij bezwaar wordt gemaakt tegen het
horecabeleid zoals dat in het plan is neergelegd. Briefschrijvers
verzetten zich tegen toevoeging van horecabedrijven en verzoeken om weer
een “horecastop” in te stellen. De meeste protesten zijn afkomstig van
bewoners van het Doelenplein en omgeving.
De nota Horeca Binnenstad is in het voorontwerp bestemmingsplan vrijwel letterlijk overgenomen. Die nota is
naar een uitgebreide informatie- en inspraakprocedure tot stand gekomen en
in september 2001 door de raadscommissie bekrachtigd.
Inhoudelijk is er geen aanleiding voor de vrees voor een sterke toeneming
van het aantal horecabedrijven. Er wordt hoofdzakelijk gestreefd naar
kwalitatieve verbetering. Het Doelenplein wordt weliswaar als
uitgaansgebied beschouwd: de bestemming is strikt conserverend. Toevoeging
van bedrijven op dit plein is niet aan de orde. Uitbreiding van bestaande
bedrijven of het zich richten op de Doelentuin is eveneens niet mogelijk.
- Planschade.
In een aantal
gevallen wordt het indienen van een planschadeclaim op basis van artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in het vooruitzicht
gesteld. Het betreft vaak omwonenden van een transformatielocatie. Zij
vrezen dat hun eigendommen in waarde zullen dalen.
Bij het ontwerpen van de mogelijkheden is reeds gelet op het
omgevingsbelang. Bij het aangepaste plan is dit nogmaals gebeurd. Dit
leidt in een enkel geval tot een kleine vermindering van de capaciteit van
een locatie. Overigens kan niet vooruitgelopen worden op de afhandeling
van later eventueel in te dienen schadeclaims. De beoordeling daarvan is
een complexe aangelegenheid waarbij niet alleen sprake is van een
vergelijking van het oude en het nieuwe planologische regime.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is overigens extern advies
gevraagd aan een gespecialiseerd bureau omtrent de twee meest voorkomende
gronden voor schadeclaims: het mogelijk maken van ontwikkelingen die
voorheen niet toegestaan waren en het verscherpen van de regelgeving. Ten
aanzien van het eerste: het oude bestemmingsplan Komplan 1976 was tamelijk
ruim opgezet. Het bevatte met name vergaande bevoegdheden tot wijziging
door toepassing van art. 11 WRO. Tal van nieuwbouwprojecten zijn met
behulp van die bevoegdheden in het verleden gerealiseerd. In dat opzicht
is het nieuwe plan niet wezenlijk ruimer. Ten aanzien van het tweede, te
weten het verscherpen van de regels, geldt in grote lijnen dat de raad
daartoe ten volle bevoegd is, mits de ombuiging niet “ onverhoeds” plaats
vindt. Het voorliggende plan is grotendeels vormgegeven op basis van
richtlijnen uit de Startnota (mei 2000), zodat het plan niet uit de lucht
komt vallen.
Het externe advies is voor belangstellenden ter inzage.
Abel de Jong 30 januari 2002