Het
Waterplan Delft ‘Een Blauw Netwerk’ is op 27 april 2000 vastgesteld door de gemeenteraad
van Delft en op 20 april 2000 door de Verenigde Vergadering van het
hoogheemraadschap van Delfland. In dit plan zijn voor de oude binnenstad van
Delft 6 deelprojecten geformuleerd:
*
Voorlopige voorzieningen Rietveldgracht en Vlaminggracht [gerealiseerd];
*
Integraal onderzoek wateroverlast [gerealiseerd];
*
Verbeteren waterhuishouding [in uitvoering];
*
Aanpak wateroverlastgevoelige gebieden [in uitvoering];
*
Afkoppelen verhard oppervlak [doorlopend];
*
Verbeteren grondwateroverlast [onderhavig voorstel].
De
projecten vertonen een sterke samenhang en dienen dan ook integraal te worden
opgelost.
In onderhavige nota zijn de
resultaten gegeven van het door Wareco Amsterdam b.v. uitgevoerde onderzoek
naar de grondwateroverlast in het noordoostelijk deel van de binnenstad van
Delft. Het onderzoeksgebied wordt begrensd door de Vlamingstraat, Vrouw
Jutteland, Rietveld, Pluympot, Schutterstraat, Lakenraam, Fortuinstraat en de
Oosterstraat (figuur 1). Het onderzoek maakt onderdeel uit van een pilotproject
waarbij door de overheden wordt samengewerkt aan het oplossen van
grondwateroverlast in het onderzoeksgebied. Zowel bij het onderzoek als bij het
treffen van maatregelen zijn en worden de bewoners nadrukkelijk betrokken.
Het
doel van het onderzoek was het formuleren van duurzame oplossingen ter
bestrijding van grondwateroverlast in het onderzoeksgebied. Het onderzoek is
begeleid door een werkgroep waarin de provincie Zuid-Holland, het
hoogheemraadschap van Delfland, de gemeente Delft, een vertegenwoordiging van
de bewonerswerkgroep BinnenStadNoord en Wareco Amsterdam b.v. participeerde. De
resultaten zijn verwoord in het rapport: “Uitwerken maatregelen
grondwateroverlast Binnenstad Delft” van 1 maart 2002.
Het grondwateronderzoek is gerelateerd aan een onderzoek naar de overlast van
overstromende grachten in de binnenstad door de sterke peilstijgingen in de
boezem en de bodemdaling. Dit onderzoek wordt momenteel verder uitgewerkt.
In
het kader van waterstad 2000 is in Delft een grondwatermeetnet opgezet waarbij
door middel van dataloggers gegevens worden verzameld over de actuele
grondwaterstanden op circa 150 locaties. Uit die gegevens blijkt dat op veel
locaties in Delft zich gedurende kortere of langere tijd situaties voordoen van
hoge grondwaterstanden. In bijlage 1 van deze nota is dit gevisualiseerd. In
het onderzoeksgebied is de ontwateringsdiepte - de afstand tussen maaiveld
(grondoppervlak) en de hoogste grondwaterstand - kleiner dan 30 centimeter. Het
onderzoeksgebied behoort – mede gezien de aanwezige bebouwing – tot de gebieden
waar het oplossen van de bestaande grondwateroverlast het meest nijpend is.
figuur 1. Onderzoeksgebied
De
gemeente ondervindt hinder en schade als gevolg van te hoge grondwaterstanden.
Het gaat dan om kosten ter bescherming van eigendommen, objecten en werken dan
wel het beheer en onderhoud ervan. Met name voor de wegstructuur ligt bij hoge
grondwaterstanden de onderhoudsfrequentie hoger (een gemiddelde
levensduurverkorting van de weg van 30 tot 60%). Ter beperking van deze schade
is het gewenst dat de gemeente maatregelen neemt. Bij een actieve invulling
(onder meer het aanleggen van ontwateringsmiddelen in openbaar gebied) zal
doorgaans tevens de overlast voor burgers verminderen. Temeer omdat in die
situatie de mogelijkheid voor burgers ontstaat om - op eigen kosten - aan te
haken bij de initiatieven.
In
de wetgeving is het stedelijk grondwaterbeheer niet geregeld. Bij geen van de
overheden, noch de gemeente, noch de provincie of het hoogheemraadschap zijn
verantwoordelijkheden voor het grondwaterbeheer neergelegd. Ook de financiële
structuur ontbreekt volledig. De gemeente is dan ook niet wettelijk verplicht
om maatregelen te nemen om grondwater-overlast te beperken. De gemeente kan wel
op grond van haar autonome bevoegdheid (artikel 108, lid I van de gemeentewet)
taken naar zich toe trekken. Zo zou de gemeente de beheersing van het
grondwaterpeil als taak kunnen gaan uitvoeren.
In dat geval is de gemeente echter ook wettelijk gehouden om deze taak goed uit
te voeren. Indien de gemeente in die situatie haar taak niet adequaat uitvoert,
zou de gemeente hierop aangesproken kunnen worden door derden belanghebbenden.
Ook zouden de overige overheden op grond van het door de gemeente naar zich toe
trekken van deze taak en bijbehorende verantwoordelijkheden, zich kunnen
distantiëren van de grondwaterproblematiek. Verrekeningsmogelijkheden van
gemaakte kosten op basis van eventuele later te blijken gedeelde
verantwoordelijkheden, zullen dan moeilijker door de gemeente kunnen worden
bedongen.
Eveneens moet meegewogen worden dat met het naar zich toetrekken van deze taak
door de gemeente een ongewenste precedentwerking kan worden gecreëerd waarbij
in overige gelijksoortige situaties (hagelschade, stormschade etc.) als
vanzelfsprekend naar de gemeente wordt verwezen.
In
het onderhavige project gaat het nadrukkelijk om een proef en wordt uitsluitend
drainage aangelegd in het openbare gebied. De aanleg van drainage in het
proefgebied houdt niet in dat de gemeente de grondwaterzorg naar zich
toetrekt. Andere inwoners van Delft kunnen dan ook geen rechten aan deze
activiteit ontlenen. De aanleg van drainage in dit proefgebied wordt
gerechtvaardigd doordat de gemeente de wens heeft om de historische panden in
de oostelijke binnenstad te beschermen en te behouden. Voorts leiden de hoge
grondwaterstanden tot hogere onderhoudskosten voor het wegbeheer en kan in dit
deel van de stad door de aanleg van drainage de waterhuishouding in de oostelijke
binnenstad in algemene zin worden verbeterd. Dit zal ook als zodanig naar de
inwoners van Delft gecommuniceerd.
In
dit stadium is niet goed te overzien welke financiële consequenties het heeft
indien de gemeente de zorg voor het grondwaterbeheer op zich zou nemen.
Teneinde enig gevoel te krijgen welke financiële last het beperken van de
grondwateroverlast met zich meebrengt, wordt dit voor het stedelijk gebied in
Delft geïnventariseerd. De informatie kan worden gebruikt om met andere
overheden beleid te ontwikkelen om - aansluitend aan het pilotproject - de
grondwateroverlast in geheel Delft aan te pakken.
Het
onderzoek is opgedeeld in een probleemanalyse en een inventarisatie van
mogelijke maatregelen om de grondwateroverlast tegen te gaan. Uit de
probleemanalyse is gebleken dat de vochtoverlast in de geïnspecteerde panden in
het algemeen het gevolg is van een combinatie van een hoog grondwaterpeil en
bouwkundige aspecten:
1. Grondwater.
In het onderzoeksgebied is
sprake van een geringe ontwateringsdiepte, de afstand tussen de grondwaterstand
en het vloerpeil. De ontwatering is door onder meer de opgetreden bodemdaling
in de 20e eeuw verslechterd. Plaatselijk is de ontwateringsdiepte
kleiner dan 30 cm. Als gevolg van de geringe ontwateringsdiepte ter plaatse van
de bebouwing treedt overlast op in woningen in de vorm van grondwater in
meterputten, convectorputten, kruipruimtes en kelders.
2. Bouwkundig.
- Bij een groot deel van de
panden in het onderzoeksgebied is sprake van vochtige muren, veroorzaakt door
optrekkend vocht. Dit is waarschijnlijk het gevolg van het ontbreken of slecht
functioneren van de vaste, waterkerende laag in de constructie.
- Door te hoge
grondwaterstanden is de luchtvochtigheid in de kruipruimten hoog. Niet alle
woningen hebben een kruipruimte, een aantal zijn in het verleden volgestort.
Bij vloeren die niet dampdicht zijn, zoals houten vloeren, ontstaat via
vochttransport door de vloer een vochtig binnenklimaat. Hierdoor kunnen in de
woning vocht- en schimmelplekken ontstaan.
In
de tweede fase van het onderzoek is een inventarisatie van kansrijke
maatregelen uitgevoerd ter bestrijding van de grondwateroverlast. Op basis van
de criteria doelmatigheid, duurzaamheid, schadeverwachting en kosten zijn
kansrijke maatregelen gewogen. De benodigde maatregelen zijn concreet
uitgewerkt.
In het voorjaar van 2001 is middels een
schriftelijke enquête onder alle bewoners (360 adressen, inclusief bovenwoningen)
in het onderzoeksgebied de bereidheid voor medewerking nagegaan. In het gebied
zijn circa 300 panden gelegen. Bij de bewoners die hun medewerking aan het
onderzoek hebben verleend door toegang te verlenen tot de woning voor
inspectie, is een inventarisatie uitgevoerd van het achterterrein en heeft een
bouwkundige opname door middel van een visuele inspectie van de begane
grondverdieping plaatsgevonden. Dit heeft plaatsgevonden bij 118 panden (39%
van het totaal aantal panden in het onderzoeksgebied).
Drainage
De grondwaterstand in de wijk kan worden verlaagd tot NAP -0,65 m. Dit kan door
de aanleg van drainage in openbaar gebied. Een verdere verlaging kan leiden tot
constructieve schade aan de bebouwing. Bij de meeste panden leidt de aanleg van
een drainagesysteem tot een verbeterde ontwatering. De drainage moet worden
aangelegd in de meeste straten in het openbaar gebied, sommige openbare
achterpaden en ter plaatse van het terrein van de Jan Vermeerschool. De aanleg
en het beheer van het drainagesysteem is een gemeentelijke aangelegenheid. De
kosten voor de aanleg van het drainagesysteem worden geraamd op circa €
430.000,00, inclusief BTW. Naar verwachting wordt de grondwateroverlast ten
minste bij 232 panden (83%) verminderd door de aanleg van een drainagesysteem.
Bouwkundige maatregelen
Niet in alle situaties biedt de grondwaterstandverlaging voldoende soelaas en
kan optrekkend vocht via de bouwmuren worden voorkomen. In die situaties dienen
de muren geïnjecteerd te worden. Van de geïnspecteerde panden is de verwachting
dat dit bij 71 tot 100 panden noodzakelijk is. De totale kosten voor het
injecteren van bouwmuren wordt geraamd tussen € 115.500 en € 248.550, inclusief
BTW, exclusief gevolgschade. Onder gevolgschade wordt verstaan het verwijderen
en weer aanbrengen van voorzetwanden, tegelwerk, plinten en wandafwerking om de
injecteerwerkzaamheden te kunnen uitvoeren.
Een aantal van de geïnspecteerde panden beschikt over een houten vloer. Bij 12
tot 22 panden bestaat de verwachting dat de grondwaterstand niet voldoende kan
worden verlaagd en er aanvullende bouwkundige maatregelen nodig zijn. Bij deze
panden dient een dampdichte betonvloer te worden aangelegd. De totale kosten
voor het dampdicht maken van de vloeren worden geraamd tussen € 55.315 en €
120.290, inclusief BTW, exclusief gevolgschade.
Geadviseerd
wordt om de maatregelen gefaseerd uit te voeren. In eerste instantie moet de
ontwatering verbeterd worden door aanleg van drainage in openbaar gebied.
Hierdoor zal de grondwaterstand verlagen en daardoor de overlast verminderen.
Het drainage-ontwerp is gevisualiseerd in figuur 2. In totaal wordt circa
2000 meter drainageleiding aangelegd. Eigenaren/bewoners krijgen de
mogelijkheid om aan te sluiten op het drainagesysteem. De eigenaren/bewoners
zullen hierover vooraf schriftelijk worden geïnformeerd. De feitelijke
aansluiting wordt door of namens de gemeente uitgevoerd. Voor de aansluiting
zijn kosten verschuldigd. De aansluitkosten liggen in de orde van grootte van
€ 160,-- voor de aansluiting en de eerste strekkende meter drainage en
€ 80,-- voor iedere volgende strekkende meter drainage (deze bedragen zijn
gelijk aan die voor de aansluiting van riolering). Te overwegen valt om ook een
vast recht in te stellen voor de afvoer van het water. Het is gewenst dat de
gemeente op korte termijn een aansluitverordening opstelt en vaststelt teneinde
de aansluitingen en de afvoer van grondwater te formaliseren en te reguleren.
Dit zal verder ambtelijk worden voorbereid.
Na aanleg van de drainage kan aan de hand van het effect van worden bepaald bij
welke panden daadwerkelijk aanvullende bouwkundige maatregelen noodzakelijk
zijn. De verwachting is dat als gevolg van de aanleg van drainage bij een deel
van de panden de overlast dusdanig verminderd dat het uitvoeren van aanvullende
bouwkundige maatregelen niet direct noodzakelijk is, of dat volstaan kan worden
met een lichter pakket.
Over
de financiering van bouwkundige maatregelen wordt overleg gevoerd door de
gemeente Delft, provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap van Delfland en
DSM Gist. In principe liggen de kosten voor de bouwkundige maatregelen bij de
eigenaar/bewoner. De partijen onderzoeken evenwel de mogelijkheid om de
uitvoering van de bouwkundige maatregelen door de eigenaar/bewoner beperkte mee
te financieren. De eigenaar/bewoner zal echter het merendeel van de kosten voor
hun rekening moeten nemen. Een belangrijk argument voor medefinanciering is het
behoud van de historische waardevolle panden in de oostelijke binnenstad. De
provincie onderzoekt of een extra bijdrage verstrekt kan worden in het kader
van de ISV voor een eventuele mede-financiering. Zodra hier meer duidelijkheid
over bestaat zult u hierover nader worden geïnformeerd. Resumerend: in dit
stadium wordt geen budget gevraagd voor de bouwkundige maatregelen.
begrenzing
onderzoeksgebied
figuur 2. drainage ontwerp
- Kennis te nemen van de
resultaten van het onderzoek naar de maatregelen ter beperking van de
grondwateroverlast in de Binnenstad van Delft.
- In te stemmen met het
aanleggen van drainage in het onderzoeksgebied (Vlamingstraat, Vrouw Jutteland,
Rietveld, Pluympot, Schutterstraat, Lakenraam, Fortuinstraat en de Oosterstraat)
gelegen in het noordoostelijk deel van de binnenstad van Delft.
- Een voorbereidingskrediet
beschikbaar te stellen van € 90.000,= ten laste van de MRSV-post
drainagemaatregelen binnenstad om de aanbestedingsprocedure in gang te zetten.
- In te stemmen dat na de
aanbesteding een krediet voor de uitvoeringswerkzaamheden zal worden gevraagd.