Stuk 153 I

02/028686                                                                                           Delft, 15 oktober 2002.

 

Onderwerp: Bestemmingsplan binnenstad.

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Het doet ons een genoegen u, na een voorbereidingstijd van ruim 3 jaar, het bestemmingsplan Binnenstad ter vaststelling aan te bieden. Onze binnenstad is een beschermd stadsgezicht ingevolge de Monumentenwet 1988. Het te vervangen bestemmingsplan Komplan 1976 was sterk verouderd. Het goedkeuringsbesluit van een tussentijds partieel bestemmingsplan (Technische Herziening Komplan 1976) dat was opgesteld om te voorzien in de leemten werd in september 1999 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wegens een vormverzuim vernietigd.

Naast de formele noodzaak om in een adequate planologische bescherming van onze binnenstad te voorzien, is de opstelling van een nieuw bestemmingsplan ook een onderdeel van het collegeprogramma. Uw raad heeft de nodige kredieten gevoteerd om de kosten verbonden aan de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan te dekken.

 

Het raadsvoorstel heeft de volgende onderdelen.
Onder I geven wij u een overzicht van de stappen die geleid hebben tot het onderhavige voorstel tot vaststelling; hoofdstuk II is gewijd aan enkele onderwerpen van het bestemmingsplan die wij in kort bestek nog eens onder uw aandacht willen brengen. Hoofdstuk III betreft de ontvankelijkheid van de ingekomen schriftelijke zienswijzen. In Hoofdstuk IV geven wij u een overzicht van de wijzigingen die wij ambtshalve (buiten zienswijzen dus) willen aanbrengen in het bestemmingsplan. Hoofdstuk V tenslotte bevat een opsomming met verklaring van de stukken die bij het raadsvoorstel en –besluit behoren.

In het (ontwerp) raadsbesluit zelf worden alle wijzigingen met inbegrip van de aanpassingen als gevolg van het overnemen van zienswijzen opgesomd. De nummeringen verwijzen naar plankaarten die op de gewijzigde vaststelling betrekking hebben zodat u duidelijk kunt zien welke veranderingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan aangebracht zijn. In de voorschriften zijn eveneens wijzigingen aangebracht. Naast de oude tekst – zoals deze ter inzage heeft gelegen – zijn de aanvullingen en de te schrappen tekstgedeelten gemarkeerd aangeven. Hetzelfde geldt voor de bijlagen zoals de FLS-stroken en de opsomming van de transformatielocaties. Ten aanzien van de FLS-lijsten en de FLS-stroken hebben wij ons beperkt tot het weergeven van de adressen die toegevoegd c.q. afgevoerd kunnen worden en tot het aangeven van de daarmee corresponderende aanpassingen van de FLS-stroken. Het betreft detailaanpassingen.   

 

I.  Overzicht van de tot nu gezette stappen.

Alvorens in te gaan op de verdere aspecten die samenhangen met ons voorstel tot vaststelling geven wij u eerst een overzicht van de verschillende stappen die wij de afgelopen jaren hebben gezet.


 

 

  1. Plan van Aanpak.
    Een nota voor de commissie Duurzaamheid waarin een overzicht is gegeven van de diverse fasen die noodzakelijk zijn om tot de opstelling van een  bestemmingsplan te geraken.
  2. Startnota Bestemmingsplan Binnenstad.
    Een algemeen stuk waarin de hoofdlijnen voor de planinhoud en de methodische werkwijze wordt uiteengezet. De cultuurhistorische aspecten, de economische ontwikkeling, het verkeer, het groen en de functionele ontwikkeling worden belicht. Deze nota is na een informatie- en inspraakprocedure op 25 mei 2000 door de raad vastgesteld;
  3. Leefmilieuverordening Horeca Binnenstad.
    De vaststelling van een LMV Horeca Binnenstad werd noodzakelijk geoordeeld teneinde een ongewenste ontwikkeling van deze bedrijfstak te kunnen voorkomen. De LMV is op 29 juni 2000 door de raad vastgesteld voor een periode van maximaal 5 jaar.
  4. Nota Horeca Binnenstad.
    Nadat een bureau onderzoek had verricht inzake de bestaande horecavoorzieningen in de gemeente in het algemeen en in de binnenstad in het bijzonder is een beleidsnota opgesteld als onderdeel van en vooruitlopend op het bestemmingsplan. Op 11 september 2001 heeft de Raadscommissie Duurzaamheid en voor Cultuur, Kennis en Economie met dit stuk ingestemd.
  5. Voorontwerp bestemmingsplan Binnenstad.
    Het eigenlijke voorontwerp bestemmingsplan kon eind oktober 2001 in de openbaarheid worden gebracht. Het voorontwerp heeft als integraal plan ter inzage gelegen van 31 oktober 2001 tot en met 30 november 2001. Naast publiciteit in de Stadskrant en de plaatselijk pers zijn er in die periode inspraakdebatten en inloopbijeenkomsten gehouden. De nadere uitwerking van het FunctieLimiteringsSysteem heeft als onderdeel van het voorontwerp van 25 februari 2002 tot en met 25 maart 2002 nog afzonderlijk ter inzage gelegen. In hoofdstuk IX van de plantoelichting is de inspraak- en informatiefase uitvoering beschreven.
  6. Nota van Beantwoording.
    Op het voorontwerp bestemmingsplan zijn 225 reacties binnengekomen. Deze zijn alle samengevat en van een algemene en een specifieke beantwoording voorzien. De desbetreffende nota is in mei 2002 aan alle indieners van reacties toegezonden.
  7. Ontwerp bestemmingsplan.
    De gehonoreerde reacties en de overige aanpassingen hebben geresulteerd in een ontwerp bestemmingsplan. Dit plan is met ingang van 3 juni 2002 ter inzage gelegd tot en met 30 juni 2002 .

Op de daarvoor in aanmerking komende momenten tijdens de voorbereiding van de genoemde stukken heeft bespreking plaats gevonden in de commissie voor Duurzaamheid en voor Cultuur, Kennis en Economie. Daarnaast is regelmatig of incidenteel overlegd met instanties en organisaties zoals de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de Provinciale Planologische Commissie, de Kamer van Koophandel Haaglanden en het Hoogheemraadschap van Delfland. Binnengemeentelijk is het voorontwerpplan en deelaspecten daaruit met name in het Binnenstadsforum een aantal keren ter discussie gesteld. Tevens is omtrent belangrijke juridische aspecten die samenhangen met een stedenbouwkundige maatregel van deze orde extern juridisch advies ingewonnen. Het betreft mogelijke planschadeclaims en de in het plan gevolgde methodiek voor een FunctieLimiteringsSysteem (FLS).


 

Een bestemmingsplan wordt door de wetgever gezien als het integratiekader voor alle in een gebied spelende belangen die een ruimtelijke effect hebben. In het onderhavige geval is het voorliggende plan mede tot stand gekomen op basis van een aantal deelnota’s. Voor een opsomming daarvan verwijzen wij u naar bijlage II van de toelichting.

 

Bij het opstellen van het plan is voorts aandacht gegeven aan milieuaspecten. Hierbij noemen wij de geluid- en geurcontour van DSM-Gist, het besluit van Gedeputeerde Staten inzake ons verzoek tot toekenning van een hogere grenswaarde voor het lawaai vanwege het wegverkeer, de u bekende waterproblematiek in de binnenstad en de categorie-indeling van de in de binnenstad aanwezige bedrijven.

 

II. De belangrijkste onderwerpen in kort bestek.

A. Horeca.


Ten aanzien van de horeca memoreren wij dat – zoals reeds is aangegeven – de Nota Horeca Binnenstad, die een goed maatschappelijk draagvlak  heeft,  in het bestemmingsplan zijn juridische vertaling heeft gevonden. Wij verwachten dat de tamelijk bescheiden ontwikkeling van de horeca de komende jaren binnen de vastgelegde kaders plaats kan vinden. Het aantal zienswijzen dat op de horeca betrekking heeft is, in vergelijking tot het voorontwerp bestemmingsplan, sterk verminderd. Hierbij memoreren wij dat ten aanzien van genoemde Nota Horeca Binnenstad ook een informatie- en inspraakronde is geweest die commentaar heeft opgeleverd. Van de kant van het bedrijfsleven bestaat instemming met de benadering van de horeca. Er wordt voorzien in een lichte toeneming van het aantal bedrijven. Daarnaast ligt een accent op de kwaliteitsverbetering van de horeca waarop wij overigens geen directe invloed kunnen uitoefenen.

 

De winkelondersteunende horeca wordt in het bestemmingsplan op een vergelijkbare wijze benaderd als de dienstverlening. Deze vorm van horeca is in het FLS opgenomen. In het algemeen wordt ervan uitgegaan dat per winkelstraat ca. 20% aan winkelondersteunende horeca kan worden toegevoegd. Als in een winkelgebied – zoals op de Nieuwe Langendijk het geval is – tevens nog woningen aanwezig zijn, wordt het aantal toelaatbare winkelondersteunende horecabedrijven gerekend naar het aantal winkels op het tijdstip van de aanvraag. 

 

B. Transformatielocaties.


Het plan bevat 45 transformatielocaties. Daaronder worden verstaan kleine en grotere plekken waar in de toekomst een verandering wordt verwacht. Het initiatief ligt bij de desbetreffende eigenaren. Wij hebben getracht de algemene stedenbouwkundige en functionele voorwaarden voor iedere locatie zo goed mogelijk te formuleren. Mede naar aanleiding van eerdere reacties die op dit planaspect betrekking hadden hebben wij de mogelijkheden voor een meer gevarieerde invulling van de locaties verruimd. Tevens zullen wij bij een herontwikkeling van de daarvoor in aanmerking komende locaties meer aandacht schenken aan groenvoorzieningen en speelplekken. Bij de grotere locaties zal bezien worden of bij woningbouwprojecten ook grotere huizen gerealiseerd kunnen worden teneinde de woningdifferentiatie te bevorderen en afwisseling te bewerkstelligen ten opzichte van de tot nu heersende appartementenbouw.


 Belangrijke transformatielocatie betreffen de vestiging van het Delfts Aardewerk Centrum in het Armamentarium en de toekomstige benutting van de Artillerieopslagplaats aan de Paardenmarkt. Overigens maken wij u er op attent dat wij voorstellen – onder meer naar aanleiding van zienswijzen – om een paar transformatielocaties te laten vervallen. De voornaamste daarvan is de Roode Leeuwpoort tussen de Dirklangenstraat en de Bagijnestraat. De locatie  Westvest Poppesteeg (groentenhandel) krijgt een directe bouwbestemming. Een toegevoegde transformatielocatie betreft de Ipse-vestiging aan de Paardenmarkt (zie verder onder D).

 

C. Ontwikkelingslocatie Gasthuisplaats.


De Gasthuisplaats is in het bestemmingsplan opgenomen als ontwikkelingslocatie. Dat betekent dat het initiatief bij de gemeente ligt. De planvorming hangt samen met het gereed komen van vervangende parkeerruimte (Koepoortgarage). Te zijner tijd komen wij hierop nog terug. Een stedenbouwkundig plan zal tot stand komen nadat een Nota van Uitgangspunten, die overigens moet passen in de kaders van de bestemmingsregeling, zal zijn aanvaard. Het overleg met omwonenden en andere belanghebbenden speelt daarbij een belangrijke rol.

 

D. Ipse Paardenmarkt.

 

Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingspan hebben wij de (art. 19 WRO) procedure gestart in verband met de realisering van een bouwplan voor de huisvesting en verzorging van gehandicapten aan de Paardenmarkt. De voorzijde van de gebouwen van de (voormalige) Van der Woudenstichting zullen ingrijpend aangepast worden; aan de achterzijde en de zijkanten wordt na sloop nieuwbouw toegevoegd. Het huidige bouwplan voorziet tevens in de bouw van 19 appartementen teneinde de financiering zeker te stellen, alsmede in een ondergrondse parkeergarage tenminste voor de eigen parkeerbehoefte, een functiegebonden zwembad en een ruimte voor een kinderdagverblijf. Bij de art. 19 WRO procedure zijn bezwaarschriften ingediend. Er zijn echter geen zienswijzen ontvangen inzake het bestemmingsplan. Dit kan een gevolg zijn van het feit dat ten aanzien van de bouwhoogten geen aanduidingen op de plankaart waren geplaatst die corresponderen met het bouwplan, hoewel dat qua terreinbeslag wel correct was ingetekend.

Nader overleg met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RdMz) heeft uitgewezen dat bij deze dienst bezwaren leven tegen het bouwplan in zijn huidige vorm. Voortgezet overleg zal moeten uitwijzen in hoeverre aanpassingen noodzakelijk zijn. Zoveel is echter zeker dat de RdMz negatief zal adviseren over dit planonderdeel bij de goedkeuringsprocedure voor Gedeputeerde Staten. De RdMz heeft zitting in de Provinciale Planologische Commissie en als zodanig een belangrijke stem als het gaat om de bestemmingsregeling van beschermde stadsgezichten.


In verband met de nu ontstane situatie is het beter de directe bestemming conform het thans beschikbare bouwplan niet meer op de plankaart op te nemen, maar te kiezen voor een transformatielocatie. Zoals reeds is vermeld zijn in het bestemmingsplan 45 transformatielocaties opgenomen. De planmethodiek en de procedures zijn afgestemd op de mogelijke veranderingen op die locaties waartoe de Ipse locatie aan de Paardenmarkt nu ook gerekend moet worden. De daarbij in acht te nemen regels laten ruimte voor een aangepast bouwplan. De juridische vorm van de gebruiksfunctie kan het best onder de bestemming “Woondoeleinden” worden gebracht omdat huisvesting en verzorging van gehandicapten evenals andere woonvormen (bv. studentenhuizen, bejaardencomplexen) onder deze bestemming valt.


De procedure die bij een transformatie hoort (artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijk Ordening) biedt voldoende mogelijkheden voor inspraak van belanghebbenden. Daarnaast zijn er de gebruikelijke rechtswaarborgen. Het voordeel is dat een wijzigingsplan op relatief korte termijn vastgesteld en – ingeval van bedenkingen - goedgekeurd kan worden. Als er geen bedenkingen zijn wordt de wijziging na vaststelling door ons college en publicatie terstond van kracht.
Voor een inzicht in de wijze waarop wij een en ander geformuleerd hebben verwijzen wij u naar de bijlagen bij het ontwerpraadsbesluit: te weten de Lijst met Wijzigingen Bestemmingsplan Binnenstad, de te wijzigen voorschriften bij transformatielocatie 46 en de notitie Motivering van de Ambtshalve Wijzigingen.

E. FunctieLimiteringsSysteem.


Wij hebben reeds aangegeven dat het FunctieLimiteringsSysteem een belangrijk onderdeel vormt van het plan. Alle bebouwing die onder het FLS valt is geïnventariseerd op bestaand gebruik. Dat is per adres in de FLS-lijsten vastgelegd. De functionele veranderingen die krachtens het bestemmingsplan toegelaten kunnen worden zijn per deelgebied in de FLS-stroken – in totaal zijn dat er 96 – aangegeven in de vorm van percentages. De diverse gebruiksvormen van bebouwing zijn gedefinieerd (detailhandel, dienstverlening, horeca, wonen, bedrijven, kantoren en maatschappelijke doeleinden). Voor ieder samenhangend deelgebied is de bestaande toestand per FLS-strook geïnventariseerd. Op grond van de algemene functionele ontwikkelingsrichting voor de binnenstad als geheel en de deelgebieden in het bijzonder, is nagegaan hoeveel ruimte voor functiewijziging geboden kan worden. Dit is per FLS-strook in percentages vastgelegd. De bestaande situatie kan overigens steeds worden voortgezet. Als de beschikbare planologische ruimte is bereikt zal geen verdere toevoeging van een gelimiteerde functie mogelijk zijn. Bij een voorgenomen functieverandering wordt op verzoek van een belanghebbenden (bv. een makelaar) nagegaan of de planologische ruimte (nog) aanwezig is. Als dat het geval is kan een verzoek tot vrijstelling worden ingediend. Op dat moment is de planologische ruimte voor het desbetreffende pand gereserveerd.  

 

De Kamer van Koophandel  heeft het FLS het voordeel van de twijfel gegeven en aangegeven dat een vlotte  administratieve afhandeling van de aanvragen een randvoorwaarde is. Wij hebben een extern juridisch bureau advies gevraagd over de formele aanvaardbaarheid van het FLS in het licht van de wetgeving en de jurisprudentie. Het oordeel van deze deskundige is gunstig. Het advies dat voor belangstellenden ter inzage beschikbaar is hebben wij u toegezonden.

Bij de beantwoording van reacties op het voorontwerp bestemmingsplan hebben wij aangegeven dat belanghebbenden binnen twee weken een beschikking zullen ontvangen op een formeel verzoek tot vrijstelling voor de invulling van een gewenste functie. Er is een real time registratie van de functiemutaties.  De gegevens kunnen op ieder gewenst moment geraadpleegd worden.


De grachten, straten en pleinen waarop het FLS van toepassing is hebben wij naar aanleiding van zienswijzen en ambtshalve nogmaals geïnventariseerd teneinde de bestaande situatie zo correct mogelijk weer te geven. Een aantal bijstellingen zijn in de FLS-lijsten en de FLS-stroken (bestaande situatie) aangegeven. Dit heeft – op een enkele uitzondering na – niet geleid tot veranderingen in de percentages die betrekking hebben op groei en veranderingen. Een twintigtal panden waarvan het huidige gebruik niet goed kon worden vastgesteld is nogmaals bezien. Deze zijn nu ingedeeld in de bekende categorieën.


 

Het FLS wordt niet algemeen toegepast door gemeenten met een beschermd stadsgezicht. Het Delftse systeem is, in vergelijking tot elders gebruikte methodieken, in ieder geval verder uitgewerkt, met name in verband met de praktische toepassing. Daarbij is de computer een belangrijk hulpmiddel. Er is speciaal voor het FLS ontwikkelde software beschikbaar.  Dit is ook een kenmerkend verschil met elders toegepaste methoden.
Wij hebben verder duidelijke spelregels ontworpen zodat iedere belanghebbende te voren weet hoe met een vrijstellingsverzoek omgegaan zal worden. Wij menen dat deze regels niet gemist kunnen worden in verband met de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid. Deze zijn opgenomen in de voorschriften en in de toelichting verklaard. Tevens hebben wij aandacht gegeven aan de manier waarop van gemeentewege gereageerd moet worden met aanvragen die als reservering zijn bedoeld om de komst van een concurrent te verhinderen. Hetzelfde geldt voor het niet realiseren van een verleende vergunning.   

 

F. Bouwregelgeving, systematiek hoofd- en erfbebouwingszones.


Een ander belangrijk planaspect betreft de bouwregelgeving. De in hoofdzaak conserverende benadering van het beschermde stadsgezicht komt daarin het best tot uitdrukking. Op de plankaarten kunt u zien dat wij een gedifferentieerd stelsel van bebouwingsgrenzen hebben opgenomen met een “meanderende” achtergevelbouwgrens.

In dit kader vestigen wij uw aandacht op het onderscheid dat in het plan gehanteerd wordt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen en aanbouwen.

Een aantal reacties op het voorontwerp bestemmingsplan en zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan heeft betrekking op het onderscheid tussen hoofdbebouwing en aanbouwen. Er bestaat met name bezwaar tegen het tot “erf” bestemmen van aanbouwen die qua ruimtebeslag en functioneel door de briefschrijvers tot de hoofdbebouwing moet worden gerekend.

Het door ons bedoelde onderscheid heeft in zoverre gevolgen dat de toegelaten goothoogte en het aantal bouwlagen uitsluitend voor de hoofdgebouwen geldt: de aanbouwen worden – met enige marge overigens – gefixeerd op de bestaande plaats en het bestaande volume. Tevens is het onderscheid van invloed op de (on)mogelijkheden om erfbebouwing toe te voegen.

Belangrijk uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het zoveel mogelijk beperken van de verdere bebouwing van de binnengebieden. Bij het intekenen van de hoofbebouwingsvlakken hebben wij ons gebaseerd op de kappenstructuur. De meeste hoofdgebouwen zijn van een kap voorzien; aanbouwen zijn vaak plat afgedekt. Bij voor- en achterhuizen is sprake van twee gelijkwaardige bouwmassa’s en een tussenlid met veelal evenveel bouwlagen als de hoofdgebouwen. In geval van een reactie op het voorontwerp bestemmingsplan of een zienswijze hebben wij nogmaals gedetailleerd gekeken of het gemaakt onderscheid terecht is. In voorkomende gevallen is de plankaart gecorrigeerd. Wij sluiten niet uit dat bij de praktische toepassing (bijvoorbeeld de beoordeling van een bouwaanvraag ) kan blijken dat een aanbouw bij nader inzien tot de hoofdbebouwing gerekend moet worden. De planvoorschriften bevatten een wijzigingsbevoegdheid om adequaat op een dergelijke constatering te kunnen reageren en de stukken aan te passen.


 Verder memoreren wij de (anti)sloopregeling. Aangezien wij streven naar het behoud van bebouwing die – hoewel geen beschermd Rijks- of gemeentelijk monument – toch van belang is voor de algemene stedenbouwkundige samenhang als verbindend element tussen de monumenten hebben wij een vergunningensysteem in de planvoorschriften geïncorporeerd. Sloop en vervanging door nieuwbouw is niet uitgesloten, maar slechts na overleg en onderzoek inzake alternatieven tot behoud van deze bebouwing.
De regels inzake hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen zijn ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan op ondergeschikte onderdelen gewijzigd. In dit kader attenderen wij u op de gewijzigde en toegevoegde bepalingen inzake dakterrassen.

 

G. Archeologie.


Een ander belangrijk onderwerp is de archeologie. Nederland heeft het Verdrag van Malta geratificeerd en zich verplicht op nationaal niveau wetgeving tot stand te brengen om het bodemarchief voor teloorgang te behoeden. Zolang als deze wetgeving nog niet in werking is getreden, is deze materie voor wat betreft de binnenstad ondergebracht in het onderhavige bestemmingsplan. De desbetreffende voorschiften met bijbehorend kaartje zijn gunstig beoordeeld door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek.

 

H. Groen.


Het groen speelt een belangrijke rol, ook in de dichtbebouwde binnenstad. Vooral in het noordelijk deel daarvan komen grotere aaneengesloten groengebieden voor. De daar aanwezige Wallertuin is tot onbebouwd tuingebied bestemd, een en ander in het voetspoor van hetgeen de Startnota Bestemmingsplan Binnenstad daaromtrent vermeldt. Verder vestigen wij uw aandacht op de binnenterreinen in de bouwblokken. Op veel plaatsen zijn waardevolle stadstuinen aanwezig die een passende planologische bescherming verdienen. Ten opzichte van het bestemmingsplan Komplan 1976 is de oppervlakte daarvan met ca. 40% uitgebreid. De regeling voor het oprichten van aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen op de binnenterreinen is – zoals reeds is aangegeven - afgestemd op het zoveel mogelijk openhouden daarvan. De bebouwingspercentages voor de aan de hoofdgebouwen aansluitende stroken grond zijn op dat uitgangspunt gebaseerd. De bestaande situatie mag overigens gehandhaafd worden zodat rechten van individuele eigenaren niet worden benadeeld.

 

i. Handhaving.


Op 18 juni 2002 heeft de raadscommissie de nota “Handhaving Bestemmingsplannen, beleid en uitvoering” besproken en deze is na vaststelling door ons college ter kennis gebracht van uw raad. De paragrafen uit die nota die betrekking hebben op de binnenstad  zijn in de plantoelichting overgenomen. In verband met het specifiek karakter van een toelichting en voortschrijdend inzicht is op enkele plaatsen een aanpassing in de tekst aangebracht. Te memoreren hierbij is dat geen handhaving zal plaats vinden op het aspect “tijdelijke buffering van overtollig regenwater”. Technisch onderzoek heeft uitgewezen dat de bijdrage van binnenterreinen in de binnenstad aan de tijdelijke opvang van regenwater te gering is om daarop te handhaven. Voor het overige verwijzen wij u naar de toelichting.

In dit verband merken wij nog op dat voor de handhaving van bestemmingsplannen middels de Zomernota 2003-2006 structureel een extra bedrag van € 25.000,= beschikbaar is gesteld.


 

Dit bedrag stelt ons in staat een begin te maken met de extra taken op handhavingsgebied als uitvloeisel van het nieuwe bestemmingsplan zoals het FLS en het open houden binnenterreinen. In hoeverre dit budget toereikend is om deze arbeidsintensieve handhavingstaken doeltreffend uit te voeren zullen wij periodiek aan u rapporteren.

 

J. Generaal pardon.


Een met het vorige onderwerp samenhangend aspect betreft het beginsel van het “generaal pardon” dat in de voorschriften in artikel 7 is verwoord. In grote lijnen gaat het om het met het bestemmingsplan in overeenstemming verklaren van bebouwing en gebruik dat in formeel opzicht strijdig zou zijn met het plan. Bij bebouwing moet voornamelijk gedacht worden aan bouwsels die op de binnenterreinen aanwezig zijn en die het toegelaten bebouwingspercentage overschrijden. Die bebouwing is grotendeels op legale wijze tot stand gekomen. Vaak zijn het oudere gebouwen die nog dateren uit de tijd voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Komplan 1976.

Verder is er een onbekend aantal bouwsels dat zonder bouwvergunning is opgericht en waartegen in het verleden niet van gemeentewege is opgetreden. Deze worden krachtens het voorliggende plan gelegaliseerd met een recht tot algehele herbouw. Dit moge strijdig voorkomen met algemene beginselen van rechtsgelijkheid. De jurisprudentie gaat er echter van uit dat gedogen van met een bestemmingsplan strijdige bebouwing verwachtingen wekt bij justitiabelen. Daarom ontbreekt in veel gevallen de feitelijke bevoegdheid om handhavend tegen deze bouwwerken op te treden. Hierbij moet nog worden aangetekend dat een aantal illegale bouwsels weliswaar zonder bouwvergunning is opgericht maar krachtens de voorheen vigerende regelgeving wel gebouwd mocht worden, met name gelet op de bebouwingspercentages uit het bestemmingsplan Komplan 1976.

De status overgangsrecht die krachtens diezelfde jurisprudentie ook toegekend kan worden aan deze bebouwing komt niet in aanmerking omdat alsdan bekend moet zijn om welke bebouwing het precies gaat en op welke wijze de gemeente in de planperiode (10 jaar) een eind zal maken aan die bebouwing. Daarbij kan een kostenaspect een rol spelen.

 

Nu er een duidelijk omschreven handhavingsbeleid is dat geïmplementeerd kan worden; nu verder sprake is van een recent bestemmingsplan dat gebaseerd is op exacte inventarisaties kan in de toekomst beter opgetreden worden tegen het fenomeen illegaal bouwen, ook als dat plaats vindt op binnenterreinen.

Tenslotte memoreren wij nog dat de VROM-Inspectie een zienswijzenbrief inzake de illegale bouwwerken en handhavingsaspecten aan uw raad gezonden heeft. Uit een oogpunt van rechtsgelijkheid kan deze niet in behandeling worden genomen. Niettemin hebben wij op ambtelijk niveau overlegd met deze instantie. Daarbij is uiteengezet hoe wij de toekomstige handhaving gaan organiseren en op welke wijze wij de illegale bouwwerken in het bestemmingsplan juridisch benaderen. De zienswijzenbrief en het verslag van genoemd overleg ligt voor u in de raadsportefeuille ter inzage.


 

K. Molenbeschermingszone.

Molen De Roos bevindt zich juist buiten de plangrenzen. Ingevolge de nieuwe provinciale nota Planbeoordeling die sinds mei van dit jaar van kracht is geworden moeten in verband met de vrije windvang beschermende zones op bestemmingsplankaarten worden ingetekend met bijbehorende voorschriften. Het ontwerp bestemmingsplan bevatte al een regeling. Deze is echter vervangen door nieuwe bepalingen: in een cirkel met een straal van 100 meter rond deze molen mag geen bebouwing worden opgericht of geen beplanting worden aangebracht die hoger is dan 15 meter. Verder is op de plankaart een cirkel met een straal van 400 meter ingetekend waarbinnen de 1 : 30 regel geldt: d.w.z. een geleidelijk oplopende verhoging van genoemde maximale maat.

L. Zuidwal.

In verband met een toekomstig  tramtracé naar de TU-wijk zal te zijner tijd een herinrichting van de Zuidwal plaats vinden. Wij gaan ervan uit dat de tram in het midden van het beschikbare gebied zal aan rijden. Voor een goede ruimtelijke inrichting is het noodzakelijk dat de grenzen van de bestemming “Wegverkeer (Vw)” in het op dit onderdeel gewijzigd vast te stellen bestemmingsplan, enigermate worden verschoven teneinde de plannen op een verantwoorde wijze te kunnen realiseren. Er is –voorzover dat nu overzien kan worden – geen dan wel zeer weinig particuliere grond benodigd.

 

M. Nota Beeldregie Binnenstad.

 

In het plan wordt op een aantal plaatsen verwezen naar de nota Beeldregie Binnenstad. Het betreft de wettelijk verplichte beleidsnota voor de welstandsbeoordeling van o.m. bouwplannen binnen het beschermd stadsgezicht. Deze nota is nog niet gereed op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan. Tevens is nog niet zeker of die nota toegepast kan worden op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht gekregen zal hebben. Verwijzing naar beleidsdocumenten in conceptvorm heeft geen zin. In verband hiermee is aan de begripsbepalingen van artikel 1 een definitie toegevoegd welke als praktische consequentie heeft dat slechts getoetst kan worden aan een Nota Beeldregie Binnenstad die door burgemeester en wethouders is vastgesteld. Dat betekent dat de conceptnota onderwerp van informatie en inspraak is geweest en dat deze tevens is behandeld in een raadscommissie.

 

N. Dakterrassen.

Veel bovenwoningen beschikken niet over een eigen buitenruimte op de begane grond. Dakterrassen voorzien in de behoefde daaraan. Deze zijn in de meeste gevallen op aanbouwen aangebracht en van een schutting of andere vorm van omheining voorzien. In het – op dit onderdeel gewijzigd vast te stellen – bestemmingsplan wordt deze functie nadrukkelijker genoemd en worden de regels omtrent het gebruik van daken voor verblijfsdoeleinden meer expliciet weergegeven. Platte daken van hoofdgebouwen mogen niet als dakterras worden gebruikt. Voor het gebruik van de platte daken van aanbouwen geldt dat het bijbehorend hoofdgebouw tenminste één bouwlaag hoger moet zijn dan de aanbouw.


 

III. Ontvankelijkheid van de zienswijzen en de behandeling daarvan.

1. Algemeen.

 

Het ontwerp bestemmingsplan is met ingang van 3 juni 2002 ter inzage gelegd. Daarvan is op de wettelijk voorgeschreven wijze mededeling gedaan door plaatsing van een officiële aankondiging in de Stadskrant en de Nederlandse Staatscourant. Op grond van artikel 1 eerste lid van de Algemene termijnenwet eindigde de terinzagelegging op maandag 1 juli (24.00 uur)

De termijn voor de verzending van zienswijzen eindigde derhalve op dat tijdstip.

 

Er zijn bij uw raad 91 schriftelijke zienswijzen ingekomen, met inbegrip van één zienswijze die via de e-mail is ontvangen en als schriftelijke zienswijze moet worden aangemerkt.

De ontvankelijkheid bestaat uit twee aspecten:

  1. tijdige verzending van de zienswijzen;
  2. inhoudelijke relevantie.

 

Met betrekking tot de tijdige verzending van de zienswijzen merken wij het volgende op. Degene die de verzending verzorgt draagt de bewijslast voor het tijdstip daarvan. Een door TPG-post aangebrachte afstempeling van de enveloppe wordt door de jurisprudentie als bewijs aanvaard. In de volgende situaties hebben wij geconcludeerd dat een zienswijzenbrief niet ontvankelijk is:

 

In een vrij groot aantal gevallen zijn zienswijzenbrieven aan ons college geadresseerd. Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht zijn wij verplicht deze brieven onverwijld naar het juiste bestuursorgaan (uw raad derhalve) door ter zenden. Deze brieven zijn ontvankelijk als aan de overige vereisten is voldaan.

Eén brief die binnen de termijn van de terinzagelegging is ontvangen en aan ons college was gericht en blijkens de inhoud niet als zienswijze was bedoeld, hebben wij niet aan uw raad doorgezonden. De beantwoording vindt op de gebruikelijke wijze plaats.

 

Een klein aantal indieners van zienswijzen heeft een nadere motivering van zienswijzen in het vooruitzicht gesteld omdat deze niet tijdig beschikbaar was. Waar deze binnen een redelijke  termijn (twee weken) alsnog ontvangen werd, is met de inhoud rekening gehouden.


 

Zienswijzen die er slechts uit bestaan dat reclamant het niet eens is met het plan onder toezegging van een latere inhoudelijke onderbouwing worden als niet-ontvankelijk aangemerkt: in de primaire brief moet,  zoals de jurisprudentie aangeeft, ten minste vermeld worden welke planonderdelen het betreft en wat de hoofdbezwaren zijn. Een zienswijzenbrief die eruit bestaat dat aangekondigd wordt dat een inhoudelijke zienswijzenbrief zal volgen (sauvering van rechten) moet eveneens krachtens de jurisprudentie op dit punt niet-ontvankelijk worden verklaard omdat een reclamant aldus de termijn voor het indienen van zienswijzen in strijd met systeem van de Wet op de Ruimtelijke Ordening probeert te verlengen.

2. Behandeling van de ontvankelijke zienswijzen en het horen van de indieners daarvan.

Het betreft 73 brieven die in de “Nota Zienswijzen Bestemmingsplan Binnenstad” worden besproken. Deze nota – een bijlage bij dit raadsvoorstel - moet geacht worden hier ingelast te zijn. De conceptnota hebben wij op 26 september 2002 aan de reclamanten toegezonden zodat dezen zich een beeld konden vormen op welke wijze wij u willen voorstellen te reageren op zienswijzen. Tijdens de wettelijk voorgeschreven hoorzitting zijn de indieners van de zienswijzen door uw commissie Duurzaamheid op 8 oktober  2002 onder meer in de gelegenheid gesteld hun opvattingen omtrent het genoemde stuk naar voren te brengen. Het verslag van deze vergadering is bij de raadsstukken gevoegd.


3. Wijzigingen in het ontwerp bestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijzen.

Het spreekt vanzelf dat het honoreren van de zienswijzen die daarvoor naar onze mening in aanmerking komen resulteren in een voorstel de planstukken – in formele zin de plankaart en de voorschriften – te wijzigen. Op een bij dit voorstel behorende kaart treft u de genummerde wijzigingen aan. In de eerder genoemde Nota Beantwoording Zienswijzen is per over te nemen zienswijze aangegeven welke wijziging dit tot gevolg heeft. Waar een te honoreren zienswijze leidt tot het aanpassen van de voorschriften is dit eveneens aangegeven onder vermelding van het artikel(lid). In de voorschriften kunt u zien via een markering welke artikelgedeelten het betreft. In een aantal gevallen is ook een bijstelling van de toelichting nodig. Waar het belangrijke wijzigingen van de toelichting betreft hebben wij de desbetreffende tekstgedeelten weergegeven.

4. Behandeling van de niet-ontvankelijke zienswijzen en het horen van de indieners daarvan.

Zoals wij reeds vermeld hebben stellen wij voor een achttiental zienswijzenbrieven niet ontvankelijk te verklaren. Van dat standpunt hebben wij de indieners daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht in de uitnodigingsbrief voor de hoorzitting van uw commissie Duurzaamheid van 8 oktober jl. In het desbetreffende schrijven hebben wij voorts vermeld dat het spreekrecht van betrokkenen beperkt moet worden tot een commentaar op de niet-ontvankelijkheid. Een en nader heeft niet geleid tot bijstelling van ons oordeel inzake de ontvankelijkheid

 

De niet-ontvankelijke zienswijzen hebben wij niet ongelezen terzijde gelegd. De desbetreffende brieven zijn beoordeeld. In die gevallen waarin er ambtshalve aanleiding bestond een zienswijze over te nemen is dat geschied. Het betreft echter uitsluitend de verbetering van de planstukken te weten het corrigeren van fouten en omissies en het wegnemen van inconsequenties. Zienswijzen die opgevat worden als een opinie van betrokkene zijn derhalve buiten behandeling gebleven.


 
IV. Ambtshalve wijzigingen.

Een aantal aanpassingen van de stukken zijn het gevolg van de nadere interne gedachtebepaling over een vrij groot aantal onderdelen van het bestemmingsplan. Tevens zijn nog correcties in de stukken aangebracht. Voortschrijdend inzicht en het werken met het (voor)ontwerp bestemmingsplan heeft tot gevolg dat bijstellingen en verfijningen noodzakelijk geoordeeld worden. Een en ander resulteert in een voorstel tot ambtshalve aanpassing van het bestemmingsplan. De Wet op de Ruimtelijke Ordening staat niet in de weg aan dergelijke veranderingen. Voorzover iemand zich hiermee niet kan verenigen bestaat de mogelijkheid bedenkingen te zenden naar Gedeputeerde Staten. Dat geldt ook voor bezwaren tegen het honoreren van zienswijzen zoals onder III.3. beschreven.

 

In dit verband memoreren wij nog dat het weergeven van de Ipse-locatie op de Paardenmarkt ook een ambtshalve wijziging is. Op een lijst zijn de ambtshalve aanpassingen nader verklaard en gemotiveerd. Dat is niet noodzakelijk ten aanzien van het corrigeren van kleinere vergissingen, typefouten e.d. In het volgende hoofdstuk onder 5 wordt deze lijst nader toegelicht.

 

 

V. De stukken behorend bij het raadsvoorstel en het ontwerp raadsbesluit.

 

1. Nota Beantwoording Zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Binnenstad

Dit stuk is in het voorafgaande -met name in hoofdstuk III.2 van dit raadsvoorstel - nader toegelicht.

2. Lijst met Wijzigingen Bestemmingsplan Binnenstad.

Deze lijst bevat een opsomming van alle in het plan aan te brengen veranderingen ten opzichte van het ter inzage gelegen hebbende ontwerp bestemmingsplan. De motivering voor deze veranderingen is voor wat betreft de zienswijzen weergegeven in de onder 1. vermelde nota; voor de motivering van de ambtshalve aan te brengen wijzigingen wordt verwezen naar het onder 5 te noemen stuk; op deze lijst komen ook de aanpassingen van de bijlagen bij de voorschriften voor: met name ten aanzien van de tekst bij de transformatielocaties en de FLS-lijsten en de FLS-stroken zijn vrij veel technische aanpassingen voorgesteld.

3. Wijzigingskaarten ten behoeve van de vaststelling.

Op deze kaarten zijn alle veranderingen van de kaartbladen aangegeven, genummerd met verwijzingen en nader verklaard, waarbij is aangegeven of de wijzing op grond van een zienswijze plaats vindt dan wel ambtshalve wordt voorgesteld.

4. Gewijzigde voorschriften t.b.v de vaststelling.
Ook ten  aanzien van de voorschriften met bijlagen (o.a. bijlage III: de lijst van transformatielocaties) worden aanpassingen voorgesteld als gevolg van het honoreren van zienswijzen en ambtshalve. De oorspronkelijke tekst van de bepalingen wordt – als deze voor vervanging in aanmerking komt  – doorgehaald en vet afgedrukt weergegeven; als sprake is van een toegevoegd voorschrift is dit vet afgedrukt.    

5. Motivering van de Ambtshalve Wijzigingen.

Naast veranderingen als gevolg van gehonoreerde zienswijzen (zie 2) zijn er wijzigingen waartoe de raad uit eigen beweging (ambtshalve) bevoegd is. Deze zijn in hoofdstuk IV van dit raadsvoorstel  aangestipt en in genoemde nota nader verklaard en onderbouwd.

6. Wijzigingen in de toelichting.

Op enkele plaatsen is de toelichting als gevolg van het bovenstaande aangepast. De desbetreffende pagina’s en het toelichtende kaartje inzake de branchering zijn toegevoegd. Hierbij behoort ook de aangepaste handhavingsparagraaf. De gehele toelichting is een omvangrijk stuk.   


 

VI. Voorstel.

 

Wij stellen u het volgende voor:

  1. De zienswijzenbrieven, met inachtneming van hetgeen wij onder III hebben overwogen al dan niet ontvankelijk te verklaren;
  2. De ontvankelijke zienswijzenbrieven in behandeling te nemen en de niet-ontvankelijke zienswijzenbrieven niet in behandeling te nemen;
  3. De zienswijzen die voor overneming in aanmerking komen in de planstukken te verwerken overeenkomstig hetgeen wij in de Nota Beantwoording Zienswijzen  Ontwerp Bestemmingsplan Binnenstad bij de daarvoor in aanmerking komende zienswijzen hebben vermeld  een en ander conform de Lijst met Wijzigingen Bestemmingsplan Binnenstad en de Wijzigingskaarten ten behoeve van de Vaststelling;
  4. De overige zienswijzen niet over te nemen;
  5. Zienswijzen uit brieven die niet voor behandeling in aanmerking komen ambtshalve slechts over te nemen waar het correcties en/of aanvullingen op het bestemmingsplan betreft;
  6. Ambtshalve wijzingen in het bestemmingsplan aan te brengen overeenkomstig Lijst met Wijzingen Bestemmingsplan Binnenstad en conform de notitie Motivering van de Ambtshalve Wijzigingen, inclusief aanpassingen aan de FLS-lijsten en de FLS-stroken deel uitmakende van het FunctieLimiteringsSysteem;
  7. De toelichting bij het bestemmingsplan op de daarvoor in aanmerking komende plaatsen te veranderen en/of aan te vullen;
  8. Het bestemmingsplan met inachtneming van het advies van de commissie Duurzaamheid en van het vermelde onder 1 tot en met 7 vast te stellen.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

H.M.C.M.. van Oorschot            ,burgemeester.

 

 

N. Roos                                   ,secretaris.

 

 


 

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 15 oktober 2002;

 

Overwegende dat het noodzakelijk is een nieuw bestemmingsplan ter vervanging van het

bestemmingsplan Komplan 1976 vast te stellen voor het beschermde stadsgezicht en de noordwaarts voorgenomen uitbreiding daarvan;

Dat daartoe allereerst een Plan van Aanpak is opgesteld, vervolgens de Startnota Bestemmingsplan Binnenstad is vastgesteld naast een Leefmilieuverordening Horeca Binnenstad en een Nota Horeca Binnenstad als onderdeel van de toelichting bij het bestemmingsplan Binnenstad;

Dat ter uitvoering van de Inspraakverordening en artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een voorontwerp bestemmingsplan twee maal ter inzage is gelegd na een informatie- en inspraakronde en dat daarop ingekomen reacties ( ca. 225) zijn opgenomen en behandeld in de Nota van Beantwoording die aan alle indieners van reacties is toegezonden;

Dat vervolgens na het verwerken van de te honoreren reacties een ontwerp bestemmingsplan met ingang van 3 juni 2002 ter inzage is gelegd na voorafgaande bekendmaking overeenkomstig wettelijk voorschrift met vermelding van de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen aan de raad kenbaar te maken;

Dat van deze mogelijkheid door 91 personen en organisaties en instanties gebruik gemaakt is;

Dat een achttiental brieven niet in behandeling genomen kunnen worden vanwege te late verzending daarvan dan wel -in één geval -het ontbreken van een vermelding van de planonderdelen waarop zienswijzen betrekking hebben hetgeen tot gevolg heeft dat deze brieven -overeenkomstig hetgeen onder II (Niet in behandeling te nemen zienswijzen) van de nota Beantwoording Zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Binnenstad is aangegeven;
 

Dat de overige brieven (73) in de nota Beantwoording Zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Binnenstad per zienswijze zijn samengevat en van een antwoord zijn voorzien met - in voorkomen de gevallen - een vermelding van de wijze waarop een over te nemen zienswijze in de planstukken verwerkt kan worden;
 

Dat deze nota aan de indieners van alle zienswijzen is toegezonden met de mededeling dat de zienswijzen zelf alsmede de concept beantwoording daarvan in de hoorzitting van de commissie Duurzaamheid van 8 oktober 2002 toegelicht c.q. becommentarieerd konden worden, met dien verstande dat, ingeval van een voorgenomen niet-ontvankelijkverklaring in eerste aanleg alleen dat feit aan de orde gesteld kon worden;
 

Dat door 22 personen en/of organisaties en instanties gebruik gemaakt is van deze mogelijkheid; van deze hoorzitting  is een verslag gemaakt dat in de raadsportefeuille ter inzage gelegd is;
 

 

Dat op 22 oktober 2002 een bespreking van het ontwerp bestemmingsplan met bijbehorende stukken heeft plaats gevonden in de vergadering van de commissie Duurzaamheid waarbij tevens alle nog aan te brengen ambtshalve wijzigingen besproken konden worden overeenkomstig de bij dit raadsvoorstel behorende stukken;
 

Dat de raad zich verenigt met de beantwoording van de zienswijzen met inbegrip van de niet-ontvankelijkverklaring van een deel daarvan een en ander conform de nota Beantwoording Zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Binnenstad versie d.d. 16 oktober 2002) welke nota geacht wordt een onderdeel te zijn van het raadsvoorstel;
 

Dat hij tevens instemt met de ambtshalve aan te brengen wijzingen in de planstukken met bijlagen overeenkomstig de Lijst met Wijzigingen Bestemmingplan Binnenstad met inbegrip van  de Wijzigingskaarten ten behoeve van de Vaststelling en de notitie Motivering Ambtshalve Wijzigingen.

 

Gelet op de van toepassing zijnde bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening:

 

b e s l u i t :

 

I. De zienswijzenbrieven van de indieners daarvan zoals vermeld onder

hoofdstuk II van de Nota Beantwoording Zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Binnenstad niet in behandeling te nemen;

 

II. De overige zienswijzen zoals in genoemde nota opgesomd onder 1 tot en met 73 in behandeling te nemen;

 

III. De zienswijzen waarbij vermeld is dat deze geheel of gedeeltelijk voor overneming in aanmerking komen in de planstukken te verwerken conform hetgeen bij de aan te brengen wijzigingen bij de desbetreffende zienswijzen is aangegeven;

 

IV. De overige zienswijzen niet over te nemen;

 

V. In het plan ambtshalve wijzingen aan te brengen overeenkomstig de Wijzigingskaarten ten behoeve van de Vaststelling en de Lijst met Wijzigingen Bestemmingsplan Binnenstad zoals deze verder als bijlage bij het raadsvoorstel zijn weergegeven welke bijlage geacht wordt hier integraal te zijn ingelast;

 

VI. Vast te stellen het bestemmingsplan Binnenstad, bestaande uit:

-Een plankaart d.d. 16 oktober 2002 en bestaande uit drie bladen (Noord -Midden -  

  Zuid)

-Voorschriften d.d. 16 oktober 2002 met bijlagen,

een en ander vergezeld gaande van een toelichting met bijlagen d.d.16 oktober 2002

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 oktober 2002.

 

 

 

            ,burgemeester.

 

 

 

,lo.secretaris.