Stuk 190 I                                                                                             Delft, 3 december 2002.

02/034835

 

Onderwerp:     Vaststelling van de Planschadeverordening Delft 2002

                     en aanpassing van de Legesverordening.

                                                                         

 

Aan de gemeenteraad

 

Geachte dames en heren,

 

1.         Inleiding

Planologische maatregelen kunnen de gebruiks- en bouwmogelijkheden van een onroerende zaak in sterke mate wijzigen. Indien de waarde of de exploitatie van betrokken onroerende zaken door een planologische maatregel in negatieve zin worden beïnvloed kan sprake zijn van schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), de zogenoemde planschade.

Op grond van artikel 49 WRO kunnen belanghebbenden die als gevolg van een wijziging in het planologisch regime schade menen te lijden, een verzoek indienen om vergoeding van die schade. In artikel 49 WRO is een limitatieve opsomming gegeven van de maatregelen op grond waarvan recht op schadevergoeding kan ontstaan.

 

De wettekst luidt als volgt:

“Voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

a.         de bepalingen van een bestemmingsplan,

b.        het besluit omtrent vrijstelling, als bedoeld in de artikelen 17 of 19

c.         het besluit tot het verlenen van vrijstelling ingevolge artikel; 40 of van een vergunning of andere beschikking ingevolge artikel 41

d.         de aanhouding van het besluit omtrent het verlenen van bouwvergunning ingevolge artikel 50, eerste lid van de Woningwet dan wel ingevolge artikel 46, tweede lid

e.         aanwijzingen als bedoeld in artikel 37, tweede lid of vijfde lid,

f.          het koninklijk besluit als bedoeld in artikel 66, tweede lid,

schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Ingeval van schade ten gevolge van de aanhouding bedoeld onder d kan het verzoek om schadevergoeding eerst worden ingediend na de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan”.

 

Om de vraag te kunnen beantwoorden of sprake is van schade en schadevergoeding ex artikel 49 WRO moet beoordeeld worden of sprake is van een planologisch nadeliger situatie ten gevolge van een onherroepelijke planologische maatregel. Daartoe dient een vergelijking gemaakt te worden gemaakt tussen de maximale gebruiks- en bouwmogelijkheden volgens de oude planologische maartegel en de maximale gebruiks- en bouwmogelijkheden die de gewijzigde planologische situatie toestaat. Daarbij is de feitelijke situatie niet maatgevend. Evenmin is maatgevend of de mogelijkheden die de gewijzigde planologische maartegel biedt ook daadwerkelijk zullen worden gerealiseerd.


 

De afgelopen 10 jaren is landelijk het aantal ingediende planschadeclaims fors gestegen. Dit heeft onder meer te maken met de toenemende mondigheid van burgers en in het feit dat zich gaandeweg een wijziging heeft afgetekend in de jurisprudentie waarbij claims vaker dan voorheen worden gehonoreerd.

Ook in Delft is sprake van een toename. Van 1990 tot 2000 zijn er circa 5 claims ingediend.

 

In 2000 zij drie claims ingediend (één beroepsprocedure loopt nog), in 2001 zijn 33 claims ingediend, waarvan 32 vrijwel eensluidende tegen het plannen van Sranti (claims zijn nog niet afgehandeld), in 2002 zijn vier claims ingediend (nog niet in behandeling genomen). Slechts in één geval adviseert het SAOZ de claim toe te wijzen en een bedrag van 2269,- euro aan schadevergoeding uit te keren.

 

In tegenstelling tot de meeste andere gemeenten heeft Delft geen verordening waarin de procedure voor het afhandelen van planschadeclaims is vastgelegd.

Planschadeclaims kunnen pas in behandeling worden genomen nadat de planologische wijziging onherroepelijk is geworden. Dat betekent dat komend jaar rekening moet worden houden met het onherroepelijk worden van planologische wijzigingen van de afgelopen jaren. Naar verwachting wordt komend jaar het bestemmingsplan Zuidpoort onherroepelijk. Deze planologische wijziging is dermate ingrijpend dat voor deze wijziging zeker rekening moet worden gehouden met planschadeclaims.

 De komende jaren zullen naar verwachting veel planologische wijzigingen plaatsvinden binnen de gemeente Delft. Deze wijzigingen worden ingegeven door voorziene ontwikkelingen in de stad en de geplande actualisatie en digitalisatie van bestemmingsplannen. Gelet op die ontwikkelingen is het noodzakelijk tijdig een adequaat kader voor afhandeling van planschadeclaims voor handen te hebben. Daarnaast biedt een procedureverordening duidelijkheid naar burgers.

 

2.                   Samenhang nota’s “Exploitatieverordening” en “Evaluatie wijziging WRO”

 

In deze nota staat het behandelen van planschadeclaims centraal. In de nota’s Evaluatie wijziging WRO en Exploitatieverordening wordt aandacht besteed aan het verhalen van de claims zelf op degenen die baat hebben bij de planologische wijziging. Uitgangspunt daarbij is dat degene die profiteert van de wijziging betaalt. Bij de onderhandeling met ontwikkelaars en de vastelling van planologische wijzigingen moet in de toekomst rekening wordt gehouden met mogelijke planschadeclaims. Dit kan door medewerking aan de wijzigingen afhankelijk te stellen van de financiële haalbaarheid van plannen door ontwikkelaars aan te laten tonen dat zij mogelijke planschadeclaims kunnen en zullen betalen. Het tonen van een exploitatieovereenkomst waarin planschade is opgenomen is één van de wijzen waarop dit kan worden aangetoond. Voor meer informatie wordt verwezen naar voornoemde nota’s.

 

3.         Doel nota planschade

De afgelopen jaren is een toenemend aantal verzoeken om toekenning van planschade op grond van artikel 49 WRO ingediend. Aan het indienen van de verzoeken wordt door de WRO geen voorwaarden gesteld. Ook de gemeente kent geen regels voor het in behandeling nemen van claims. Dat betekent dan belanghebbenden relatief eenvoudig een claim kunnen indienen.


 Op grond van jurisprudentie moeten alle verzoeken, enige uitzonderingen daargelaten, voorgelegd worden om advies aan een onafhankelijke commissie. Een landelijk bekend en in de jurisprudentie geaccepteerde commissie is de Stichting Advisering Onroerende Zaken (SAOZ) in Rotterdam. Ook de gemeente Delft heeft de afgelopen jaren planschadeclaims voorgelegd aan deze commissie. De kosten gemoeid met de advisering bedragen per claim tussen de 2500 en 5000 Euro. Daarbij komen de kosten van het ambtelijk apparaat van circa 1000 euro per claim (een eerste beoordeling door vergelijking van planologische regimes, het voorleggen met dossier aan de SAOZ, de mondelinge toelichting aan het SAOZ, het opstellen van een raadsbesluit nadat het advies is uitgebracht).

 

Doel van de verordening is het vast leggen van de procedure zodat claims steeds binnen een bepaalde termijn en volgens vaste regels worden afgedaan. In de gemeentelijke procedurevoorschriften wordt het inschakelen van een adviescommissie verplicht gesteld zodat een onafhankelijk beoordeling van de claim is verzekerd.

Tevens biedt de verordening een mogelijkheid om aan verzoeken om vergoeding van planschade voorwaarden te verbinden. De voorwaarden zijn opgenomen in het door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen planschadeformulier (bijlage 1). Daarnaast  worden indieners verplicht eerst een bedrag van 500 euro aan leges te betalen alvorens de planschadeclaim in behandeling wordt genomen. Dit bedrag is slechts een kleine tegemoetkoming van de werkelijk gemaakte kosten voor de geboden diensten door de gemeente. Het werpt wel een drempel op zodat al te lichtvaardig indienen van claims kan worden tegengegaan. Dit bedrag aan leges zal worden terugbetaald indien het verzoek om planschade wordt gehonoreerd.

 

Om de leges ook juridisch mogelijk te maken dient de legesverordening te worden aangepast. Voorgesteld wordt om die aanpassing ten behoeve van de planschade te koppelen aan de geplande aanpassing van de legesverordening in verband met de wijziging Woningwet en de Nota “Evaluatie wijziging WRO 2000”. In de legesverordening zal worden bepaald dat een bedrag van 500 euro aan leges moet worden voldaan alvorens een verzoek om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO in behandeling wordt genomen en dat dit bedrag bij toewijzing van de claim zal worden terug betaald. Wanneer het verzoek kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk is, zal het bedrag niet worden terug betaald.

Er is een informatiefolder in voorbereiding inzake de planschadevergoeding ex artikel 49 WRO. Deze folder beoogt burgers inzicht te geven in de mogelijkheden van planschadevergoeding en de procedureregels die daarvoor gelden (tekstvoorstel bijgevoegd in bijlage 2). De folder heeft mogelijk ook een preventieve werking.


 

4.         Voorstel:

 

Gelet op het voorgaande stellen wij u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie duurzaamheid:

-          vast te stellen de bijgaande Planschadeverordening Delft 2002

-     akkoord te gaan met aanpassing van de legesverordening waarbij een bedrag van € 500  in rekening wordt gebracht voor het in behandeling nemen van planschadeverzoeken en waarbij wordt bepaald dat dit bedrag zal worden teruggestort indien het verzoek wordt gehonoreerd.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

H.M.C.M. van Oorschot  ,burgemeester.

 

 

N. Roos                                    ,secretaris.

 

 

 

De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van 3 december 2002,

 

gezien het advies van de commissie Duurzaamheid van 17 december 2002,

 

gelet op artikel 49  en 72 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, artikel 222 Gemeentewet en de Algemene Wet Bestuursrecht,

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening  tot regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

 

Artikel 1           Algemene begripsbepalingen

 

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

artikel 49:                     artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

commissie:                   een door B&W aan te wijzen de schadebeoordelingscommissie;

aanvrager:                     de belanghebbende als bedoeld in artikel 49, die een aanvraag om toekenning van schadevergoeding heeft ingediend.

bestuursorgaan:            de gemeenteraad

college:            het college van burgemeester en wethouders

 

Artikel 2

1.         Indien een belanghebbende meent, dat het in artikel 49 bepaalde op hem van toepassing is, kan hij een gemotiveerde aanvraag om toekenning van schadevergoeding indienen bij de gemeenteraad.

2.         Aanvrager maakt voor de indiening van een aanvraag gebruik van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

3.         Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om toekenning van schadevergoeding is aanvrager leges verschuldigd voor zover de wet dit toelaat, overeenkomstig het bepaalde in de Legesverordening en de hierbij behorende tabel.

 

Artikel 3

1.             Het bestuursorgaan wijst de aanvraag zonder nader onderzoek af:

-          indien deze naar zijn oordeel kennelijk niet ontvankelijk of kennelijk ongegrond is;

-          indien deze, onverminderd het bepaalde in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, niet de vereiste gegevens bevat;

-          indien aanvrager blijkens een desbetreffend bericht van de commissie, nalatig is om de door de commissie gevraagde informatie te verschaffen.

2.         Het besluit om de aanvraag zonder nader onderzoek af te wijzen, wordt uiterlijk                 genomen 8 weken na ontvangst van de aanvraag en aan aanvrager meegedeeld                  binnen 2 weken na dagtekening daarvan

3.         De in het voorgaande lid genoemde termijn kan door de gemeenteraad eenmaal met ten hoogste acht weken worden verlengd.


 Artikel 4

1.         Indien geen toepassing is gegeven aan het eerste lid van artikel 3 geeft de gemeenteraad aan de commissie opdracht ter zake advies uit te brengen.

2.         De in het voorgaande lid bedoelde opdracht geschiedt binnen vier weken na het verstrijken van de - eventueel verlengde - termijn, bedoeld in het eerste lid van artikel

 

Artikel 5

1.         De commissie hoort de aanvrager en/of zijn gemachtigde en één of meer vertegenwoordigers van de gemeente.

2.         Van de mondelinge uiteenzetting door de aanvrager en/of zijn gemachtigde en door de vertegenwoordiger(s) van de gemeente wordt door de commissie een kort verslag gemaakt, dat toegezonden wordt aan aanvrager en gemeente en tezamen met de eventuele schriftelijke reacties als bijlage aan het advies wordt gehecht.

3.         De commissie neemt de situatie ter plaatse op.

 

Artikel 6

1.         De commissie gaat allereerst na of naar haar mening de aanvrager ten gevolge van een besluit als bedoeld in artikel 49 schade lijdt, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven.

2.         Leidt dit onderzoek tot een bevestigende beantwoording, dan berekent de commissie de ten laste van de aanvrager blijvende schade en de billijke schadevergoeding.

 

Artikel 7

1.         De commissie brengt schriftelijk advies uit aan de gemeenteraad binnen 16 weken na de verzending van de opdracht als bedoeld in het eerste lid van artikel 4.

2.         Van een overschrijding van de in het eerste lid genoemde termijn, stelt de commissie zowel de gemeenteraad als de aanvrager schriftelijk in kennis.

3.         Een afschrift van het advies van de commissie wordt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk vier weken voor het besluit van de gemeenteraad van gemeentewege aan de aanvrager toegezonden.

4.         Aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld - schriftelijk - eventuele opmerkingen naar aanleiding van het advies van de commissie voor de behandeling in de gemeenteraadsvergadering ter kennis van de raad te brengen.

 

Artikel 8

1.         Binnen acht weken nadat de commissie het advies genoemd in het vorige artikel heeft uitgebracht, beslist de gemeenteraad.

2.         De in lid 1 genoemde termijn kan door de gemeenteraad eenmaal met ten hoogste acht weken worden verlengd.

 

Artikel 9

1.         Deze verordening treedt in werking zes weken na bekendmaking op de wijze als bedoeld in artikel 139 Gemeentewet. de dag van haar bekendmaking.

2.         Deze verordening kan worden aangehaald als “Planschadeverordening Delft 2002 “.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2002           

 

 

                                    ,burgemeester.

 

 

                                    ,lo.secretaris.


 

 

Toelichting Planschadeverordening Delft 2002 als vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2002

 

1        Algemene uitgangspunten

Op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) bestaat de mogelijkheid om de schade die een belanghebbende ondervindt ten gevolge van een bestemmingsplan of een daarmee gelijk te stellen regeling, zoals bijvoorbeeld de beslissing omtrent vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 en 19 WRO, die redelijkerwijs niet voor zijn rekening dient te komen, van de gemeente vergoed te krijgen.

De WRO geeft geen voorschriften omtrent de wijze waarop een vergoeding als bedoeld in artikel 49 WRO moet worden aangevraagd en hoe een aanvraag door de gemeenteraad moet worden behandeld.

De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geven hiervoor uiteraard wel regels.

De gemeenteraad heeft zelf de mogelijkheid richtlijnen vast te stellen voor de te volgen procedure in die gevallen, waarin om toepassing van artikel 49 WRO is verzocht.

Er bestaat voor de gemeenteraad geen verplichting om een procedureverordening schadevergoeding ex artikel 49 WRO vast te stellen.

Het vaststellen van gemeentelijke procedurevoorschriften bevordert en waarborgt een zo goed mogelijke kwaliteit van de voor artikel 49 WRO toepasselijke “rechtsgang”.

Tevens kunnen gemeentelijke procedurevoorschriften het inschakelen van objectieve deskundigen bewerkstelligen en een waarborg scheppen voor de termijnen van in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding ex artikel 49 WRO en de beslissing van de gemeenteraad daarop.

Het waarborgen van een goede rechtsbescherming voor belanghebbenden in de zin van artikel 49 WRO, alsmede het bevorderen van een goede rechtsbedeling en het verkrijgen van rechtsduidelijkheid bij toepassing van artikel 49 WRO achten wij van belang.

Deze verordening is opgesteld aan de hand van het in 1990 door het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV) gepubliceerde model “procedureverordening planschadevergoeding”. De opzet en de inhoud van deze modelvoorschriften zijn in grote lijnen gevolgd. Voorts is dit model aangepast aan de Algemene wet bestuursrecht die op 1 januari 1994 in werking is getreden.

 

2        Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

De opneming van deze begrippen heeft slechts ten doel de redactie van de verdere artikelen zo eenvoudig mogelijk te houden.

 

3        Artikel 2 (indienen aanvraag)

De aanvraag moet schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend opdat de gemeenteraad zal kunnen beoordelen of de aanvraag verband houdt met een van de in artikel 49 genoemde planologische maatregelen, een en ander met het oog op mogelijke toepassing van artikel 3 (de zogenaamde “verkorte” procedure).

In lid 2 is bepaald dat de aanvragen moeten worden ingediend om een daartoe vastgesteld aanvraagformulier. Op dit aanvraagformulier wordt de indiener verzocht aan het volgende aan te geven: naam en adres; grondslag aanvraag; reden van verzoek is, geschatte omvang van de schade, omschrijving van de gronden en eventuele opstallen, datum van vestiging zakelijk recht of een voor de beoordeling van de aanvraag van belang zijnd persoonlijk recht op gronden met eventuele opstallen.


 

In lid 3 van dit artikel is de bepaling opgenomen dat ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om toekenning van een schadevergoeding ex artikel 49 WRO op grond van het bepaalde in de Legesverordening (met de bijbehorende tabel) leges verschuldigd is. Indien een aanvraag wordt gehonoreerd wordt teruggaaf van 100% van de geheven leges verleend. “Voor zover de wet dit toelaat”  is toegevoegd omdat het nog niet geheel duidelijk is of het heffen van leges juridisch mogelijk is.

 

De belastingkamer van het gerechtshof te s’Gravenhage heeft bij uitspraak van 14 november 2001 “Jacobswoude” het heffen van leges voor het in behandeling nemen van een verzoek om planschade toelaatbaar geacht. Tegen deze uitspraak loopt nog beroep in cassatie een procedure bij de Hoge Raad. Mocht de Hoge Raad het heffen van leges ten behoeve van planschadeclaims niet accepteren dan moet de legesverordening hieraan worden aangepast.

 

4        Artikel 3 (directe afdoening door de raad)

Op grond van dit artikel kan de raad een aanvraag zonder een uitputtend onderzoek weigeren. Een dergelijke weigering - met het gevolg dat geen deskundigenonderzoek naar de aanwezigheid van de onredelijke schade en de eventueel toe te kennen billijke vergoeding behoeft plaats te vinden - zal in bijzonder duidelijk liggende gevallen verantwoord zijn te achten ter voorkoming van onnodig werk en onnodige kosten. Op grond van de jurisprudentie kan als voorbeeld worden gewezen op gevallen waarin een aanvraag is gebaseerd op nog niet onherroepelijk geworden planologische maatregelen, niet bestaande planologische plannen of op niet-gemeentelijke planologische maatregelen.

 

5        Artikel 4 (inschakelen commissie)

Teneinde te waarborgen dat de gemeenteraad zo goed mogelijk wordt geadviseerd over de vraag of er inderdaad sprake is van schade ex artikel 49 WRO, welke redelijkerwijs niet geheel ten laste van de belanghebbende behoort te blijven, en vervolgens over de hoogte van de schadevergoeding, is een commissie van deskundigen onmisbaar.

Indien de gemeenteraad de aanvraag niet direct afdoet in de zin van artikel 3, zal hij binnen de termijn als bedoeld in artikel 3 de commissie opdracht moeten geven terzake advies uit te brengen.

 

6        Artikel 5 (horen aanvrager-beperking schade)

In dit artikel is geregeld dat de SAOZ de aanvrager en vertegenwoordigers van de gemeente dient te horen, verslag dient op te maken van hetgeen mondeling is uiteengezet en dit verslag dient toe te zenden aan de aanvrager en aan de gemeente. Voorts dient de SAOZ de situatie ter plaatse op te nemen.

 

7        Artikel 6 (onderzoek naar de berekening van de schade)

In dit artikel is bepaald dat de commissie nagaat of er schade is in de zin van artikel 49 WRO en zo ja, dan zal de commissie de ten laste van aanvrager blijvende schade en de billijke schadevergoeding berekenen.

 

8        Artikel 7 (advisering door de commissie)

In dit artikel is nader geregeld, dat de commissie binnen een bepaalde termijn een schriftelijk en gemotiveerd advies dient uit te brengen aan de gemeenteraad. Als de commissie deze termijn niet haalt, dient zij de gemeenteraad en de aanvrager hiervan in kennis te stellen.

Voorts is nader bepaald dat de gemeente de aanvrager in staat stelt kennis te nemen van de inhoud van dit advies en in de gelegenheid wordt gesteld eventuele opmerkingen naar aanleiding hiervan ter kennis te brengen van de raad voordat de raad tot besluitvorming overgaat.


 

9        Artikel 8 (beslissing raad)

Nadat de commissie haar advies als bedoeld in artikel 7 heeft uitgebracht, zal de gemeenteraad een beslissing dienen te nemen binnen een termijn van acht weken. Als dit besluit inhoudt een vaststelling van een schadevergoeding dient tevens hierbij bepaald te worden voor welke datum de vergoeding moet zijn uitbetaald of geregeld.

Voorts is in lid 2 van dit artikel een verlengingsmogelijkheid opgenomen, indien eerstgenoemde termijn onverhoopt niet gehaald kan worden. Bij ingewikkelde aanvragen kan dit soms noodzakelijk zijn.

 

10      Artikel 9 (inwerkingtreding en citeertitel)

De inwerkingtreding van deze verordening is met inachtneming van het bepaalde in de Gemeentewet en de Tijdelijke referendumwet bepaald op de dag zes weken na bekendmaking.