NOTITIE

ZIENSWIJZEN

 

Ontwerp-Bestemmingsplan

 

NOORDWEST, deelgebied 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gemeente Delft

Vakteam Ruimtelijke Ordening

18 december 2002


A.         Inleiding

 

Het ontwerp-bestemmingsplan Noordwest, deelgebied 1 d.d. 2 augustus 2002 heeft conform artikel 23 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ter inzage gelegen in de periode van 2 september 2002 tot 30 september 2002. In het kader van deze terinzagelegging zijn 16  zienswijzen ingediend.

De kenbaar gemaakte zienswijzen zijn in deze notitie samengevat en beantwoord.

 

Op het ontwerp-bestemmingsplan Noordwest, deelgebied 1 zijn door de volgende personen en instanties zienswijzen kenbaar gemaakt:

1.         J.W. Mouthaan, Buitenwatersloot 83, 2613 TB Delft

2.         R.E. Keijser namens DSM Gist Services B.V., Postbus 1, 2600 MA Delft

3.         H.B.P. van Wijk, Coenderstraat 10, 2613 SM Delft

4.         C.J.H. van de Akker, Storklaan 54, 2613 XV Delft

5.         M. Schakel en F.C. Plazier, Hugo de Grootplein 21, 2613 VL Delft

6.         H. van Gentevoort, Meeslaan 4, 2613 ZD Delft

7.         H.J. de Groot, Libourellaan 3, 2613 XR Delft

8.         P.G. Bieshaar, Storklaan 30, 2613 XT Delft

9.         J.C. van Heeckeren van Brandsenburg, W.H. van Leeuwenlaan 74, 2613 ZG Delft

10.       J.J. Doodeman, Knuttelstraat 13, 2613 XW Delft

11.       M.C.Muller en D.M.J. van Eys, Spoorsingel 14, 2613 BD Delft

12.       L. van Wees, J.C. van Markenplein 5, 2613 AE Delft

13.       M. Heckman van Doorn namens bewoners van “Zorg en Vlijt”, Westerstraat 24, 2613 RH Delft

14.               J. Lankester mede namens S.T. en S. Timmer, A.L. van de Roon , F. Scherjon en M.E.Sonkimon , P.A.M. Moolenaar, H, Bos, A.C.T. van der Hulst en M.A. van de Helm, W.H. van Leeuwenlaan 78, 2613 ZG Delft

15.               M. Reinders, Spoorsingel 15, 2613 BD Delft

16.               T. Sloos, Storklaan 6, 2613 XS Delft

Alle zienswijzen zijn tijdig ingediend en ontvankelijk.

 

B.                 Algemeen: de wijzigingsbevoegdheden

In voorontwerp en ontwerp-bestemmingsplan Noordwest, deelgebied 1 zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor de locatie Meeslaan en voor de locatie van de voormalige Openhofkerk en de huidige vestiging van Albert Heijn aan de Ruys de Beerenbrouckstraat. De wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen vanwege respectievelijk nieuwbouwplannen voor een kinderdagverblijf (Meeslaan) en een nieuwe vestiging van Albert Heijn met woningen en een kinderdagverblijf aan de Ruys de Beerenbrouckstraat.

 

Met het opnemen van wijzigingsbevoegdheden in bestemmingsplannen wordt beoogd het toekomstig ruimtelijk beleid voor de betreffende locatie kenbaar te maken. Het opnemen van wijzigingsbevoegdheden is alleen toegestaan indien de geplande ontwikkelingen voldoende objectief begrensd kunnen worden. Voor de geplande nieuwe vestiging van Albert Heijn aan de Ruys de Beerenbrouckstraat doet zich ten aanzien van die objectieve begrenzing een probleem voor.

 

Anders dan tijdens het opstellen van het ontwerp-bestemmingsplan werd voorzien, zijn de plannen voor herontwikkeling van het gebied nog zodanig in ontwikkeling dat objectieve begrenzingen moeilijk zijn vast te leggen. De in het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen begrenzingen zijn bovendien al ten dele achterhaald. Tevens zijn juist tegen de objectieve begrenzingen van het wijzigingsplan zoals dat ter inzage heeft gelegen veel bezwaren van omwonenden kenbaar gemaakt in de zienswijzen. Omdat de ontwikkelingen in dit stadium nog ter discussie staan, is het ook niet mogelijk de gedetailleerde zienswijzen zorgvuldig te beantwoorden. Het bestemmingsplan Noordwest, deelgebied 1 moet op grond van artikel 25 WRO eind januari 2003 worden vastgesteld. Gelet op de onmogelijkheid om in dit stadium van de bouwplanontwikkeling en het bestemmingsplan die objectieve begrenzing correct op te nemen en de zienswijzen op dit onderdeel zorgvuldig te kunnen beantwoorden is ervoor gekozen de wijzigingsbevoegdheid voor deze locatie in het bestemmingsplan te schrappen. Dit wil overigens niet zeggen dat de gemeente Delft geen medewerking wil verlenen aan herontwikkeling van het gebied. Het is alleen op dit moment niet mogelijk de ontwikkelingen zodanig in het bestemmingsplan op te nemen dat recht wordt gedaan aan de inspraakmogelijkheden van omwonenden. Zodra de ontwikkelingen voldoende zijn uitgekristalliseerd zal op grond van een ontwikkelingsplan (gevolgd door een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19 WRO procedure) een planologische basis worden geleverd voor de bouwplannen. Dit ontwikkelingsplan zal onderwerp zijn van inspraak en overleg en worden vastgesteld door de gemeenteraad van Delft. Met de planontwikkelaar is afgesproken dat de ingediende zienswijzen op dit onderwerp mee zullen worden genomen de verdere planvorming. Op deze wijze hebben wij gemeend recht te kunnen doen aan de reacties van omwonenden.

 

Voor de locatie van de huidige Albert Heijn is de huidige situatie daarom in het bestemmingsplan Noordwest als uitgangspunt genomen. Hier wordt detailhandel toegestaan; de rest van het gebied is bestemd tot Verkeersdoeleinden I (t.b.v. parkeren). De locatie van de voormalige Openhofkerk ligt al enige tijd braak, de kerk is inmiddels gesloopt. Het bestemmen van het terrein ten behoeve van een kerk doet dan ook geen recht aan de situatie ter plaatse. Echter, het bestemmen van het gebied tot “groen” suggereert dat vanuit het standpunt van de gemeente bebouwing van de locatie ongewenst is, wat ook niet klopt. Een bestemmingsplan geeft een ruimtelijke visie voor de toekomst van een plangebied. Die toekomst ter plaatse van de voormalige Openhofkerk zal niet zijn het opnieuw oprichten van een kerk, noch onbebouwd openbaar gebied. In Noordwest I is daarom gezocht naar een andere oplossing.

 

Op dit moment vigeert voor het gebied het uitbreidingsplan “Laan van Altena” uit 1959. Aan de locatie is de bestemming “bijzondere bebouwing” toegekend. Het gebied mag tot een maximum van 75% worden bebouwd. Ten aanzien van de bouwhoogte zijn geen beperkingen opgenomen. De bestemming “bijzondere bebouwing” wordt in moderne bestemmingsplannen niet meer gehanteerd. Bovendien komt dit niet overeen met de voor deze locatie gewenste ontwikkeling, waarbij juist gestreefd wordt naar een combinatie van functies, waaronder wonen. Voor de locatie van de Openhofkerk is daarom in het nieuwe bestemmingsplan de bestemming “gemengde doeleinden” opgenomen. Wat betreft de bebouwingsmogelijkheden is aansluiting gezocht bij de rooilijnen van de bebouwing aan de west- en oostzijde van deze locatie.

Met het vastleggen van deze rooilijnen is het opnemen van een maximaal bebouwingspercentage (zoals in het vigerende plan) niet langer noodzakelijk. In tegenstelling tot het vigerende plan is in Noordwest I wél een maximum bouwhoogte opgenomen. Hierbij is aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwing langs de Ruys de Beerenbrouckstraat en de ligging van de locatie aan een belangrijke radiale route in Delft. Voor het gebied wordt een maximum bouwhoogte van 2 bouwlagen toegestaan. Daarnaast mag ten hoogste 30% van het gebied tot maximaal 4 bouwlagen worden bebouwd. 

 

Ook de wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de Meeslaan voor een kinderdagverblijf is geschrapt in het bestemmingsplan. De locatie is in eigendom van DSM. Van initiatiefnemer voor het dagverblijf is lange tijd niets meer vernomen. De eigenaar van de grond heeft bezwaar aangetekend tegen het wijzigingsplan. Gelet op het bovenstaande is besloten de wijzigingsbevoegdheid voor deze locatie te schrappen. DSM heeft plannen voor herontwikkeling van het aan de Meeslaan grenzende bedrijventerrein. Voor dit terrein zal komend jaar een ontwikkelingsplan in procedure worden gebracht. Indien daartoe aanleiding is, zal de locatie van de Meeslaan in het ontwikkelingsplan van DSM worden meegenomen.

 

 

C.                 Zienswijzen individueel

 

1.         J.W. Mouthaan, ingekomen op 18-03-02

De brief van de heer Mouthaan is ingekomen op 18 maart 2002. De heer Mouthaan heeft in de periode van de ter inzage legging verzocht deze brief aan te merken als zienswijze op het ontwerp-bestemmingsplan. Van de zijde van de gemeente is met dit voorstel akkoord ingestemd.

 

1.1       Samenvatting

Indiener geeft aan dat de gegevens betreffende het perceel Buitenwatersloot 83 niet correct op de plankaart zijn opgenomen. Het bij dit perceel behorende bestemmingsvlak “tuin” dient bestemd te worden als “gemengde doeleinden” omdat dit vlak volledig is bebouwd en in gebruik is als garage.

Antwoord

Er is in het plangebied op meerdere plaatsen sprake van bebouwing in de bestemming “tuin”. Dit is ook toegestaan, op grond van artikel 13 lid 2 van de voorschriften. Ook komt het voor dat deze bebouwing de maximaal toelaatbare oppervlakte overschrijdt. Deze bebouwing valt dan in het overgangsrecht. Gekozen is om aan de gronden de bestemming “tuin” toe te kennen om aan te geven dat dit de hoofdfunctie zou moeten zijn.

In dit geval is de bebouwing dominant aanwezig. Bovendien gaat het, zoals uit de brief van indiener blijkt niet direct om bebouwing, ten behoeve van de bestemming tuin. Echter, het aanwijzen van de garage tot “gemengde doeleinden” is niet gewenst. Dat zou betekenen dat hier uiteenlopende functies gevestigd kunnen worden. Met name gezien het karakter en profiel van de Handboogstraat is een verdere uitbreiding van de bestemming “gemengde doeleinden” hier geen gewenste ontwikkeling.

 

 

De strook “gemengde doeleinden” langs de Buitenwatersloot is bedoeld om het multifunctionele karakter langs de Buitenwatersloot ook in de toekomst  te handhaven. In enkele gevallen zijn er in de zijstraten van de Buitenwatersloot al winkeltjes of bedrijfjes aanwezig, die daarom ook als “gemengde doeleinden” zijn bestemd. Het is echter niet de bedoeling dat dit verder uitgebreid wordt. Indiener geeft in zijn brief aan dat de bebouwing in gebruik is als garage; het zal dan ook als zodanig bestemd worden.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijke tegemoetgekomen. De plankaart is aangepast waarbij de bebouwing achter Buitenwatersloot 83 wordt opgenomen met de bestemming “garages en bergplaatsen”.

 

2.         R.E. Keijser namens DSM Gist Services B.V., ingekomen 12 september 2002

2.1       Samenvatting

Verzocht wordt om het groengebied Meeslaan te bestemmen als “bedrijfsdoeleinden, categorie 2” omdat uit gesprekken tussen DSM en de gemeente is gebleken dat het gebruik van dit gebied als parkeerterrein/detailhandel optioneel is. Het volgen van een artikel 19 WRO-procedure in een later stadium biedt voor DSM onvoldoende garantie dat de bestemmingsplanwijziging in de toekomst ook haalbaar is.

Antwoord

In de toelichting van het bestemmingsplan is aangegeven, welk belang de gemeente hecht aan het blijven voortbestaan van (in ieder geval een deel van) het groengebied aan de Meeslaan. Inderdaad is gesproken over eventuele uitbreiding van de bedrijfsfunctie hier, maar dit heeft nog niet tot concrete voorstellen geleid. Het nu op voorhand bestemmen van het groengebied Meeslaan tot “bedrijfsdoeleinden, categorie 2”, zoals indiener voorstelt, biedt voor DSM weliswaar meer zekerheid, maar niet voor gemeente en omwonenden, dat op deze locatie ook de groenfunctie gehandhaafd blijft. Een aparte procedure voor dit terrein in een later stadium, wanneer meer duidelijkheid is over concrete plannen, kan deze zekerheid wel bieden. Zoals aangegeven in paragraaf B zal deze locatie, wanneer daartoe aanleiding bestaat, worden meegenomen in het geplande ontwikkelingsplan voor het bedrijventerrein van DSM.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoet gekomen. Het terrein aan de Meeslaan blijft bestemd als openbaar groen.

 

2.2       Samenvatting

De DSM-bedrijfsvoering levert mogelijk risico’s op voor het te vestigen  kinderdagverblijf aan de Meeslaan. Gevraagd wordt of dergelijke risico’s in een risico-analyse zijn meegenomen.

Antwoord

Volgens de gegevens van de gemeente ten aanzien van de bedrijfsvoering van DSM is er geen sprake van veiligheidsrisico’s buiten de grens van het bedrijventerrein. Dat is in ieder geval de lijn zoals deze tot op heden is gecommuniceerd. Een kinderopvangfunctie aan de Meeslaan zou vanuit dat punt dan ook mogelijk zijn.

Echter, de afgelopen periode is duidelijk geworden dat organisatie Wiskids niet op korte termijn tot definitieve planontwikkeling over zal gaan. Daarom is besloten de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan te schrappen. Bij herontwikkeling van het gebied Meeslaan zal desalniettemin met de gemeentelijke wens tot vestiging van kinderopvang rekening worden gehouden.

Conclusie

De bedrijfsvoering van DSM vormt geen beperking voor het vestigen van een kinderdagverblijf. Echter, om andere redenen (zie onder B) is de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van een kinderdagverblijf geschrapt. Aan deze zienswijze is gedeeltelijk tegemoetgekomen.

 

3.         H.B.P. van Wijk, ingekomen 13 september 2002

3.1       Samenvatting

Indiener verzoekt om wijziging van de plankaart van de bestemming “tuin” van het perceel Coenderstraat 13. Ter plaatse bevindt zich een poort die uitkomt op een plaats achter de tuinen. Op die plaats staat een houten schuurtje van 2 x 3 meter en een stenen berging van ongeveer 6 x 9 meter en een hoogte van 4 meter. De gebouwen zijn in gebruik als bedrijf (met vergunning).

Antwoord

Uit gegevens van het vakteam Milieuzorg blijkt dat hier inderdaad sprake is van een bedrijf, de “fietssloperij Delft”. Dit bedrijf valt onder het besluit Detailhandel en ambachtsbedrijven Milieubeheer, en behoort tot categorie 1. Voor dit bedrijf is geen vergunning nodig in de zin van de Wet milieubeheer. Indiener beschikt voor zover bij de gemeente bekend dan ook niet over een dergelijke vergunning. Ter plaatse vigeert het bestemmingsplan Westerkwartier uit 1985, dat aan de gronden de bestemming “openbaar groen” toekent. De vestiging is aldus in strijd met het vigerende bestemmingsplan.

Het verzoek van indiener impliceert het toestaan van een bedrijf op een geheel ingesloten binnenterrein, dat slechts via een poortje bereikbaar is vanaf de openbare weg. Wij achten uit planologische overwegingen het niet gewenst om voor een dergelijk slecht bereikbaar gebouwtje dat bovendien ligt op een binnenterrein de  bestemming “bedrijfsdoeleinden” op te nemen.

Het bedrijf kan op grond van het overgangsrecht wel de bedrijfsvoering continueren. Uitbreiding van het bedrijf wordt op grond van bovenstaande overwegingen uitgesloten.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

3.2       Samenvatting

Indiener wil de gebouwen mogelijk in de toekomst gebruiken ten behoeve van praktijkruimte/kantoor. Indiener vraagt advies over de te volgen procedure.

            Antwoord

Met de nieuwe regeling voor dit gebied wordt juist nagestreefd dat de binnenterreinen zoveel mogelijk open blijven. Verdere bebouwing of intensivering van het gebruik van bestaande bebouwing is niet gewenst.

 

Het huidige gebruik mag voortgezet worden, maar gezien de ligging van de bebouwing op een achterterrein is een verdere intensivering niet wenselijk. Dit levert naar verwachting problemen op t.a.v. ontsluiting, parkeren, overlast voor omwonenden e.d. Verwezen wordt verder naar het antwoord onder 3.1.

Conclusie

            Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

4.         C.J.H. van de Akker, ingekomen 25 september 2002

4.1       Samenvatting

Indiener kan zich niet vinden in de suggestie om via de Ruys de Beerenbrouckstraat een tramtracé aan te leggen. Een dergelijke tramlijn kan zijns inziens beter in de brede middenberm van de provinciale weg worden aangelegd.

Antwoord

In de toelichting van het bestemmingsplan is kort aandacht besteed aan de Ontwikkelingsvisie 2025, waarin deze tramroute is opgenomen. Onder meer is vermeld, dat ná vaststelling van de Ontwikkelingsvisie er discussie is ontstaan over dit tracé, waarbij een duidelijke voorkeur ontstond voor een tracé over de Westlandseweg/Reinier de Graafweg. In het bestemmingsplan is in de voorschriften of op de plankaart dan ook verder niet uitgegaan van een tramlijn over de Ruys de Beerenbrouckstraat. Indiener geeft aan dat een dergelijke tramlijn zijns inziens beter over de provincialeweg kan lopen, maar aangezien het gaat om een gewenste oost-westverbinding tussen Kijkduin/Wateringseveld/Harnaschpolder en het centrum van Delft is dit geen optie.

Conclusie

Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

4.2       Samenvatting

De Hofkerk aan de Cort van der Lindenlaan ontbreekt in het bestemmingsplan.

Antwoord

De kerk aan de Cort van der Lindenlaan is inderdaad niet opgenomen, omdat deze buiten het plangebied van het bestemmingsplan valt. De kerk valt in het plangebied van Noordwest, deelgebied 3.

Conclusie

Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

4.3       Samenvatting

Indiener kan zich niet vinden in de geplande verplaatsing van de AH-vestiging. Zijns inziens voldoet de supermarkt op de huidige plaats uitstekend en is er in de nabije omgeving een andere supermarkt aanwezig die eveneens in de behoefte voorziet. Als gevolg van de nieuwe vestiging zal extra verkeer verschijnen dat de wijk intrekt hetgeen niet bevorderlijk is voor de veiligheid en rust in de wijk. Als het plan wordt gerealiseerd komen er ook nog nieuwe appartementen waardoor er geen ruimte is voor een parkeerdek met de nodige gevolgen van dien. Ook de opname van een kinderdagverblijf aan de zijde van de Libourellaan zal meer verkeer generen hetgeen aanleiding kan zijn tot gevaarlijke verkeerssituaties. De suggestie om de bocht uit de W.H. van Leeuwenlaan te halen is een slechte zaak omdat deze laan dan nog meer dan reeds nu het geval is, als een racebaan zal worden gebruikt. Indiener doet de suggestie voor andere oplossingen als het creëren van woonerven en het schrijlings plaatsen van bloembakken. Deze oplossingen leiden bovendien tot betere veiligheid en meer fleur in de wijk.

Antwoord

            Voor beantwoording wordt verwezen naar paragraaf B.

Conclusie

            Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen. De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan geschrapt en ter plaatse van de voormalige Openhofkerk vervangen door de bestemming “gemengde doeleinden”. Ter plaatse van de  huidige Albert Heijn vestiging en parkeerterrein is de bestaande situatie in het bestemmingsplan opgenomen.

 

4.4       Samenvatting

Indiener doet een aantal suggesties voor de aanpak van de wijk. Het plaatsen van 30 km borden aan het begin van de wijk is zijn inziens onvoldoende. Gesuggereerd wordt de stoepranden van de bochten geel te verven ter voorkoming van het lukraak parkeren in de wijk.

Antwoord

In bestemmingsplannen worden de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van gronden geregeld. De door indiener in naar voren gebracht suggesties betreffen niet de bebouwing of gebruik van gronden maar de inrichting van het gebied. Dit wordt niet in het bestemmingsplan geregeld. De door indieners gemaakte opmerkingen zijn doorgegeven aan het vakteam Mobiliteit dat besluitvorming tot het plaatsen van verkeersborden en het geel verven van stoepranden voorbereidt.

Conclusie

            Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

4.5       Samenvatting

Indiener heeft grote bezwaren tegen het plaatsen van een kinderdagverblijf in het kleine stukje groen aan de Meeslaan. In de wijk is al zo weinig groen en bovendien is de buurt niet kinderrijk. Het kinderdagverblijf zou zich dan op enkele meters van het andere kinderdagverblijf bevinden. Het dagverblijf zal leiden tot een toename van het autoverkeer. Enkele jaren geleden is de suggestie om op het stukje groen woningen te mogen bouwen voor gepensioneerden afgewezen omdat dit stukje openbaar groen behouden moest blijven. Indiener vraagt om een flinke opknapbeurt van dit stukje groen, dat zou ook voor het oog van de buitenwereld wenselijk zijn. Hetzelfde verzoek wordt gedaan ten aanzien van het braakliggend terrein waar de nieuwe vestiging van AH is gepland.

Antwoord

Omdat concrete plannen op dit moment ontbreken, is de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de kinderopvang aan de Meeslaan in het bestemmingsplan geschrapt. Dat wil echter niet zeggen, dat een vestigingsmogelijkheid voor kinderopvang in dit gebied niet gewenst blijft. Binnen de gemeente Delft is een groot tekort aan voorzieningen voor kinderopvang, ook in dit deel van de stad.

 

Bij eventuele herontwikkeling van het groengebied aan de Meeslaan, zal de mogelijke vestiging van een kinderdagverblijf dan ook zeker weer meegenomen worden. Daarbij wordt in de planvorming rekening gehouden met het behoud van de groene uitstraling van het gebied, de afwikkeling van autoverkeer en zal sprake zijn van afstemming op bouwplannen elders in de wijk. Verwezen wordt voorts naar paragraaf B.

Conclusie

            Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen. De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan geschrapt.

 

5.         M. Schakel en F.C. Plazier, 27 september 2002

5.1       Samenvatting

Indieners hebben bezwaren tegen de hoogtebeperking voor het bouwblok aan het Hugo de Grootplein, waardoor een kapverdieping niet meer tot de mogelijkheden zal behoren. In het vigerende bestemmingsplan is dit wel mogelijk. Indieners hebben een aanvraag om dergelijke uitbreiding ingediend en deze aanvraag wordt nu onmogelijk gemaakt door dit bestemmingsplan. Verzocht wordt om het bestemmingsplan op dit punt aan te passen.

Antwoord

Met een nieuw bestemmingsplan kan het voorkomen dat bewoners meer of juist minder bebouwingsmogelijkheden krijgen. In het geval van het bouwblok aan de Havenstraat/Hugo de Grootplein in aanvankelijk gekozen om de maximale bouwhoogte te beperken tot 3 bouwlagen, gezien het beperkte straatprofiel in verhouding tot de bestaande hoogte. Naar aanleiding van deze zienswijze is de situatie ter plaatse opnieuw bekeken. Gezien de ligging van een aantal woningen aan het Hugo de Grootplein, en dus aan een grotere ruimte kan ook de stedenbouwkundige massa van het bouwblok, ter hoogte van het plein worden vergroot. In het bestemmingsplan is daarom onderscheid gemaakt tussen de bouwhoogte van de woningen aan de Havenstraat en de woningen aan het Hugo de Grootplein (11 t/m 25), waarbij een dakopbouw binnen de 55-graden-contour mogelijk wordt gemaakt. Aan de overzijde blijft de bebouwing beperkt tot 3 lagen zonder kap, ook gezien de bezonning van het achtergelegen terrein. In geval van de woningen van indieners speelt dit, gezien de ligging van het bouwblok ten opzichte van het zuiden, geen probleem. Het bestemmingsplan is aangepast, waarbij de woningen aan het Hugo de Grootplein 11 t/m 25 de bestemming Woondoeleinden, 3L-B krijgen.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen. De woningen aan het Hugo de Grootplein 11 t/m 25 krijgen de bestemming Woondoeleinden, 3L-B.

 

6.         H. van Gentevoort, 27 september 2002

6.1       Samenvatting 

Indiener acht het ongewenst een trambaan aan te leggen aan de Ruys de Beerenbrouckstraat omdat de Provincialeweg voor het tramtracé een beter alternatief is.

Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar antwoord  4.1.

 

Conclusie

            Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

6.2               Samenvatting

Om onderstaande redenen wordt bezwaar gemaakt tegen verplaatsing van de AH-vestiging:

a.                  de noodzaak het filiaal te vergroten ontbreekt nu aan de overkant van de Provincialeweg een grote supermarkt is geopend;

b.                  de kleine gemeenschap tussen de W.H. van Leeuwenlaan en de Meeslaan west wordt verkeerstechnisch te zwaar belast (er rijden nu al de hele dag auto’s van rijscholen);

c.                  de huidige vestiging leidt reeds tot verkeersoverlast aan de randen van de wijk maar met de verplaatsing zal het verkeer verder de wijk intrekken en dus de wijk belasten, de ervaring heeft geleerd dat van de mogelijkheid tot parkeren op het parkeerdek op de appartementen geen gebruik zal worden gemaakt omdat winkelend publiek daarvoor te ver moet lopen;

d.                  ook de geplande kinderdagopvang aan de zijde van de Libourrellaan is een extra belasting voor de wijk waardoor de veiligheid voor iedereen in gevaar zal komen (toen daar in het verleden een dagopvang was gevestigd was het regelmatig onmogelijk de wijk in- of uit te komen door het dubbel-parkeren);

e.                  het “rechtrekken” van de W.H. van Leeuwenlaan is om veiligheid- en verkeerstechnische redenen een slechte zaak omdat daarmee een nieuwe racebaan ontstaat terwijl vanuit de wijk al 10 jaar wordt gevraagd om snelheidsbeperkende maatregelen (bochtige wegen en woonerven dwingen tot gematigde snelheden);

f.                    het idee om boven op de winkel appartementen te bouwen in drie woonlagen leidt tot een voor de buurt onacceptabele bouwhoogte;

g.                  het wijzigen van de bestemming van de huidige AH-locatie in woonbestemming zal tot meer parkeerproblemen leiden en de te bouwen huizen komen bovendien binnen de te hoge geluidsgrens te liggen.

Antwoord

            Voor beantwoording wordt verwezen naar paragraaf B.    

Conclusie

            Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen. De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan geschrapt en ter plaatse van de voormalige Openhofkerk vervangen door de bestemming “gemengde doeleinden”. Ter plaatse van de  huidige Albert Heijn vestiging en parkeerterrein is de bestaande situatie in het bestemmingsplan opgenomen.

 

6.3               Samenvatting

Indiener verzet zich tegen het voornemen om binnen een afstand van 100 meter twee kinderdagverblijven mogelijk te maken in een buurt die niet kinderrijk is. In het verleden is het verzoek om ter plaatse van de Meeslaan 55+- woningen te mogen bouwen afgewezen omdat het stuk openbaar groen behouden moest blijven voor de totale wijk.

Realisatie van het kinderdagverblijf aan de Meeslaan West leidt tot verhoging van de verkeersbelasting terwijl aan de overkant naast Buurthuis 75 een mooie ruimte voor een kinderdagverblijf beschikbaar is die niet tot overlast zal leiden.

Antwoord

Verwezen wordt naar het antwoord onder 4.5

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen. De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan geschrapt.

 

7.         H.J. de Groot, 27 september 2002

7.1       Samenvatting

Indiener maakt om onderstaande redenen ernstige bezwaren tegen het wijzigingen van het bestemmingsplan ten behoeve van een nieuwe vestiging van AH:

a.                  het aan- en afrijden van bevoorradingsvoertuigen en het lossen van voorraden ten behoeve van de supermarkt zal extra geluidsoverlast teweeg brengen;

b.                  het plan leidt tot verkeersoverlast in de toch al nauwe Libourrellaan;

c.                  de klanten van AH zullen de eerste de beste parkeergelegenheid benutten om hun auto’s te parkeren en geen gebruik maken van de aan te leggen parkeervoorziening, dit brengt parkeerproblemen voor de wijkbewoners met zich mee

d.                  het geluidsnivo van het verkeer van de Ruys de Beerenbrouckstraat en de Beatrixlaan is al hoog.

Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar paragraaf B.

Conclusie

            Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen. De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan geschrapt en ter plaatse van de voormalige Openhofkerk vervangen door de bestemming “gemengde doeleinden”. Ter plaatse van de  huidige Albert Heijn vestiging en parkeerterrein is de bestaande situatie in het bestemmingsplan opgenomen.

 

7.2       Samenvatting

Indiener geeft aan gehandicapt te zijn. Het niet kunnen parkeren van zijn auto voor de deur is voor hem en groot probleem. Dit probleem deelt hij met vele andere ouderen die in de wijk wonen.

Antwoord

Indien indiener kan aantonen dat hij vanwege zijn handicap niet in staat is om een langere afstand te lopen, kan hij een verzoek indienen om een vergunning voor een invalideparkeerplaats. Een dergelijke aanvraag kan worden ingediend bij de Publieksbalie aan de Phoenixstraat. Dergelijke vergunningen worden niet in een bestemmingsplan geregeld.

Conclusie

            Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van in het bestemmingsplan.

 

 

 

8.         P.G. Bieshaar, 30 september 2002

Deze zienswijze is identiek aan de zienswijze omgenomen onder 6. Voor samenvattingen, beantwoording en conclusies wordt verwezen naar hetgeen onder 6. is gesteld.

 

9.         J.C. van Heeckeren van Brandsenburg, 30 september 2002

9.1       Samenvatting

Indiener vraagt zich af waarom de huidige AH-vestiging  verplaatst moet worden. Vraagtekens worden gezet bij de volgende items:

a.                  de geplande huizen op de huidige AH-locatie zijn in verband met geluidsoverlast zo gesitueerd dat zij vrijwel alle licht ontnemen uit de bestaande woningen;

b.                  er zal extra verkeer komen in de Storklaan en de Libourrellaan waar veel kinderen wonen;

c.                  het is nu al druk door de vele autoscholen die elke dag in de wijk komen met luxe auto’s en auto’s met aanhangwagens;

d.                  nu al wordt er door winkelend publiek vaak voor de deur van zijn woning geparkeerd;

e.                  de W.H. van Leeuwenlaan moet worden verlegd met als gevolg dat er verkeerslichten moeten komen terwijl aan de Ruys de Beerenbroeckstraat aan beide zijden bushaltes zijn, het gevolg is dat automobilisten de Storklaan gebruiken als ontsnappingsroute: dit is vragen om ongelukken;

f.                    op 350 meter afstand is de Plus-supermarkt gekomen waar veel mensen uit de buurt hun boodschappen doen.

Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar paragraaf B.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen. De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan geschrapt en ter plaatse van de voormalige Openhofkerk vervangen door de bestemming “gemengde doeleinden”. Ter plaatse van de  huidige Albert Heijn vestiging en parkeerterrein is de bestaande situatie in het bestemmingsplan opgenomen.

 

10.       J.J. Doodeman, 30 september 2002

10.1      Samenvatting

Indiener geeft aan dat de verplaatsing van AH naar de overzijde van de W.H. van Leeuwenlaan veel overlast voor de bewoners van de wijk tot gevolg heeft:

a.                  parkeerproblemen omdat veel mensen er tegen op zien hun auto’s in een parkeergarage te parkeren;

b.                  toename van verkeer door de Storklaan;

c.                  veel vuil op straat door het uitwaaien van papier en plastic uit winkelwagens;

d.                  de bebouwing van drie woonlagen op de nieuwe winkel steekt boven bestaande bebouwing uit en past derhalve niet in de wijk;

e.                  onduidelijk is waar nieuwe bewoners moeten parkeren;

f.                    de bestaande locatie van AH biedt voldoende ruimte de vestiging ter plaatse uit te breiden.

Antwoord

Voor beantwoording wordt verwezen naar paragraaf B.

Conclusie

            Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen. De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan geschrapt en ter plaatse van de voormalige Openhofkerk vervangen door de bestemming “gemengde doeleinden”. Ter plaatse van de  huidige Albert Heijn vestiging en parkeerterrein is de bestaande situatie in het bestemmingsplan opgenomen.

 

10.2      Samenvatting

De wijk is te klein voor de geplande vestiging van twee kinderdagverblijven. Ten aanzien van de geplande vestiging aan de Meeslaan wordt opgemerkt dat in het verleden deze plaats is afgewezen als vestigingsplek voor 55+ eenheden omdat het openbare groen voor de wijk behouden moest blijven.

Aangevoerd wordt voorts dat de wijk al zwaar belast wordt met de vele kinderen van DSM, het vele verkeersgeluid van de Provincialeweg en het gebruik van wegen door autorijscholen.

Antwoord

Verwezen wordt naar het antwoord onder 4.5.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen. De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan geschrapt.

 

11.       M.C. Muller en D.M.J. van Eys, 30 september 2002

11.1      Samenvatting

*           Indieners merken op dat de in het ontwerp-bestemmingsplan voorgestelde generalisatie van twee bouwlagen met een theoretische maximale goothoogte van 7 meter niet conform de feitelijke situatie is van het pand Spoorsingel 14. De goothoogte aan de voorgevelzijde is 8,75 meter boven peil hetgeen geldt voor het merendeel van de panden in hetzelfde bouwblok.

            *           De kapomschrijving is niet conform de feitelijke situatie: vrijwel alle panden aan de Spoorsingel met de huisnummers 9 t/m 15 en het pand Hugo de Grootstraat 1 hebben een zogenaamde kap met plat. Het voorgevelaanzicht geeft een gedeeltelijke kap te zien, de achtergevels hebben geen van allen een kap. Aan het pand Spoorsingel 14 wordt de uiterst beperkte kap, met een hellinghoek van 85 º aan de voorgevel bovendien onderbroken door een grote dakkapel en is op de tweede etage de travee boven de ingangspartij voorzien van een fronton met timpaan en een plat dak beëindiging. De feitelijk schuine kap bedraagt niet meer dan 1/6 deel van het totale dak. De omschrijving “schuine kap” is derhalve onjuist. De omschrijving 3l-B is meer conform de werkelijkheid.

*           Het ontwerp-bestemmingsplan staat een dakopbouw toe met een hoogte van 4,5 meter boven de theoretische goothoogte van 7 meter. De totale toegestane bouwhoogte bedraagt aldus 11.5 meter. Voor het pand Spoorsingel 14 betekent dit, dat de in het bestemmingsplan genoemde theoretische mogelijkheid van vrijstelling ten behoeve van een dakopbouw feitelijk onmogelijk is.

Ook de in het artikel genoemde mogelijkheid van dakkapellen is slechts theoretisch, omdat deze al bij de bouw zijn gerealiseerd. Graag zouden indieners het bestemmingsplan zo aangepast zien dat de mogelijkheid voor een eventuele dakopbouw wordt opengehouden.

            Antwoord

Allereerst moet hier vermeld worden, dat abusievelijk voor dit bouwblok de bouwhoogte op 2 lagen met kap is gesteld. De bebouwing langs de Spoorsingel kent zowel woningen in 2 als in 3 bouwlagen met kap, waarbij de kappen vaak nog buiten de in Noordwest I geformuleerde definitie van een kap liggen, zoals ook voor Spoorsingel 14 het geval is. Met name met het oog op de toekomstige situatie, waarbij het spoorviaduct is verdwenen en de woningen aan de Spoorsingel aan een belangrijke nieuwe stedebouwkundige ruimte komen te liggen, is besloten voor de totale strook langs de Spoorsingel (van Buitenwatersloot tot Van Heemstrastraat) de maximaal toegestane bouwhoogte “op te rekken” tot 3 bouwlagen met kap. Dit zou dus ook voor het bouwblok waar Spoorsingel 14 deel van uitmaakt moeten gelden. Hiermee zijn de bezwaren van indieners tegen het bestemmingsplan direct verholpen, maar voor alle duidelijkheid worden de verschillende punten van indieners nog wel toegelicht.

*           Ten aanzien van het eerste punt, over de hoogte van de bouwlagen wordt het volgende opgemerkt.

Juist vanwege de diversiteit in bouwhoogtes in het plangebied is gekozen voor het werken met een systeem van bouwlagen in plaats van bouwhoogtes in meters. Dat laatste zou een vergaande inventarisatie vragen, per pand, naar de actuele goothoogte. De toegevoegde waarde van een dergelijke inventarisatie is te verwaarlozen. In de meeste gevallen, blijft de bouwhoogte beperkt tot 3,50 meter. Daarnaast is in het bestemmingsplan een “algemene vrijstellingsbevoegdheid” opgenomen, die een afwijking van 10% met een maximum van 1 meter toestaat. Iedere bouwlaag kan daarmee een hoogte van 3,85 meter krijgen. In het geval van de Spoorsingel 14 blijft de hoogte van de 2 bouwlagen onder de maximaal toegestane hoogte van 7,70 meter (7 meter + 10%). Dat de goothoogte hier hoger ligt, heeft te maken met het feit dat de kap ook aan de voorzijde is “opgetrokken”. Daarom zou, ook gesproken kunnen worden van 3L*. Dan past het pand prima in de nieuwe regeling: 3 bouwlagen à 3,50 meter met maximale verhoging van 1 meter (zie algemene vrijstellingsbepaling) komt op 11,50 meter. Alleen de timpaan komt hierboven uit, maar het gaat dan om een ondergeschikt bouwdeel.

·                     Voor wat betreft het tweede punt, de kap, kan worden aangegeven, dat de definiëring van “kap” in het bestemmingplan inderdaad niet altijd opgaat voor bestaande panden. De kap van Spoorsingel 14 overschrijdt duidelijk de maximale bepalingen van Noordwest I. Maar ook dit hoeft geen probleem te zijn. Het betekent simpelweg dat de uitbreidingsmogelijkheden voor de kap, zoals deze als binnenplanse vrijstellingen zijn opgenomen, al benut zijn. In veel gevallen in het bestemmingsplangebied is de kap in het verleden al vergroot, waarbij de achtergevel is opgetrokken, om een extra woonruimte te creëren. Juist omdat deze ingreep relatief veel voorkomt en er nog altijd veel vraag naar is, is ervoor gekozen dit met een binnenplanse vrijstelling mogelijk te maken.  Aan de voorzijde van het pand aan de Spoorsingel (en ook op andere plaatsen in het plangebied) zijn de maximale bebouwingsmogelijkheden van de kap overschreden, maar aangezien de bebouwing onder het overgangsrecht valt, is ook dit geen probleem. Met de benaming 3L*, dus 3 volle lagen zónder kap, voldoet de bebouwing wel aan de bouwvoorschriften.

·                     De opmerking uit de brief van indieners, dat bij de feitelijke situatie de benaming 3 bouwlagen met kap beter past, is dus niet correct.

*           Tenslotte wordt in de brief aangegeven dat, de in het bestemmingsplan aanwezige theoretische mogelijkheid voor een dakopbouw met de bepaling 2L-B onmogelijk wordt gemaakt. In feite is het zo, zoals hierboven ook omschreven, dat van deze mogelijkheid in het verleden al “gebruik” is gemaakt. Maar, dat is als uit wordt gegaan van de feitelijke situatie (overigens was dat wel het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan, uitgaan van de feitelijke situatie). Besloten is echter, gezien de positie van de Spoorsingel in de stedelijke structuur en de ontwikkelingen in het kader van de Spoorzone, de bouwhoogte voor de Spoorsingel te verruimen, waarmee een dakopbouw in de toekomst zeker mogelijk blijft.  

Conclusie

Hoewel de redenering uit de zienswijze niet helemaal klopt, wordt om andere redenen wel aan de zienswijze tegemoet gekomen. De plankaart wordt ter plaatse aangepast, waarmee het bouwblok aan de Spoorsingel de aanduiding 3L-B krijgt.

 

12.       L. van Wees, ingekomen 1 oktober 2002

12.1      Samenvatting

Indiener verzoekt de groenstrook in het noorden van het plangebied op te rekken, in lijn met de grens Spoorsingel. Indiener ziet niet in dat de rechte lijn niet kan worden doorgetrokken: de benodigde werkruimte voor het spoor zou immers overal even groot moeten zijn. Het gaat indiener om behoud van de in die strook aanwezige bomen. Hij acht de zinssnede uit de notitie maatschappelijk overleg : “ …dat bij verdere uitwerking van het spoorzone plan en de inplanning van de werkzaamheden zal rekening worden gehouden met de waarde van de in deze strook aanwezige bomen in relatie met het groengebied…” te vaag.

            Antwoord

Zoals ook in de Notitie Maatschappelijk Overleg is aangegeven is een vaste werkruimte van 5 meter aan weerszijden van de tunnelbak gereserveerd voor werkzaamheden aan het spoor. De grenzen van bestemmingsplannen worden bepaald door planologische overwegingen. De reservering van de strook grond van 5 meter ten behoeve van werkzaamheden aan het spoor dient uit planologische overwegingen opgenomen te worden in het bestemmingsplan voor de spoorzone omdat die gronden zijn gereserveerd voor de uitvoering van dat project. Gelet op het bovenstaande wordt dan ook niet overwogen om de grenzen van het bestemmingsplan Noordwest, deelgebied 1 aan de noordoostzijde zodanig op te rekken dat de door indiener bedoelde werkruimte in dit bestemmingsplan wordt opgenomen. Het is vooralsnog niet duidelijk of die werkruimte ook daadwerkelijk gebruikt zal worden, noch is duidelijk of de bomenrij als gevolg van de werkzaamheden behouden kan blijven.

 

Om die reden kan  ten aanzien van het behoud van de bomenrij geen hardere toezegging worden gedaan dan de door indiener aangehaalde toezegging uit de Notitie Maatschappelijk Overleg.   

            Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen

 

12.2      Samenvatting

Indiener verzoekt de voornoemde bomenrij op te nemen als ecologische structuurlijn en aan te geven wat de gevolgen daarvan zijn. Het is indiener niet duidelijk wat het verschil in deze is met andere gebieden en hij vraagt e.e.a. te beargumenteren.

Antwoord

De gewenste ecologische hoofdstructuur van de gemeente Delft is opgenomen in de concept nota “Ecologie Hoofdstructuur”. Deze nota zal op korte termijn ter inzage worden gelegd voor inspraak. Na verwerking van de inspraakreacties zal de nota door B&W worden vastgesteld. De door indiener bedoelde bomenrij maakt geen onderdeel uit van de ecologische boomstructuur. Met het opnemen van een bomenrij in de ecologische hoofdstructuur geeft de gemeente aan dat de betreffende bomen in principe gevrijwaard zijn van ingrepen die tot aantasting van de structuur kunnen leiden. Van dit principe kan worden afgeweken indien het algemeen maatschappelijk belang gediend met de ingreep groter is dan het belang gediend met behoud van de ecologische structuur. Het streven zal er in zo’n situatie steeds op gericht zijn die aantasting tot een minimum te beperken en tevens zullen maatregelen worden genomen om te structuurlijn na aantasting indien mogelijk te herstellen.

Hoewel een afweging van belangen hier niet aan de orde is, is het niet ondenkbaar dat het algemeen maatschappelijk belang gediend met de aanleg van de spoortunnel groter is dan het belang gediend met het handhaven van de ecologische hoofdstructuur ter plaatse.

            Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

12.3      Samenvatting

Indiener verzoekt de bouwhoogte  van het pand J.C. van Markenplein 5  op te rekken van 2 naar 3 bouwlagen, gelijk met aanpalende panden. Het pand heeft exclusief de begane grond twee bouwlagen.

Antwoord

Op de plankaart is het bouwblok aangegeven als 2 bouwlagen met een kapverdieping. Inderdaad is slechts in zeer beperkte mate sprake van een “kap”, zoals omschreven in het bestemmingsplan. De plankaart zal daarom worden aangepast, waarbij de woningen de aanduiding 3L* krijgen (3 lagen zonder kap). Overigens bleek bij controle van de plankaart dat de bestaande 3-laagse bebouwing aan het Van Markenplein de aanduiding 3L-B had gekregen, terwijl dit ook 3L* had moeten zijn. Beide blokken worden aangepast. 

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen. De plankaart wordt aangepast, waarbij beide bouwblokken aan het JC van Markenplein (nr’s 4 t/m 9) de aanduiding 3L* krijgen.

 

12.4      Samenvatting

Indiener verzoekt de mogelijkheden aan te geven om het park tegenover het van Markenplein te bestemmen als Rijksmonument in relatie tot het Agnetapark als ook het te bestemmen als groen kerngebied zodat ook daar een aanlegvergunningplicht op rust.

Antwoord

Op grond van artikel 3 van de Monumentenwet berust de bevoegdheid tot het aanwijzen van “zaken” als monument bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Deze bevoegdheid is niet aan de gemeenteraad toegekend en de gemeenteraad kan derhalve niet via het vaststellen van een bestemmingsplan zaken tot Rijksmonument maken. Op verzoek van de Rijksdienst voor de Monumenten heeft de gemeente wel de door de Minister aangewezen monumenten met een aanduiding op de bestemmingsplankaart opgenomen. Op deze wijze is het voor betrokkenen die bijvoorbeeld ten behoeve van een verbouwing van een pand het bestemmingsplan raadplegen direct duidelijk of een pand wel of niet als Monument is aangewezen.

In het bestemmingsplan Noordwest, deelgebied 1, wordt de waarde van dit groengebied, in relatie tot het Agnetapark wel onderkend en is dus ook voor dit gedeelte de bestemming “park” opgenomen, met de daaraan gekoppelde aanlegvergunningsplicht. Bovendien is het gehele groengebied in de concept-nota Ecologische Hoofdstructuur aangegeven als kerngebied.

Conclusie

Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

12.5      Samenvatting

Indiener merkt op dat op de plankaart de parkeerplaatsen tussen het J.C. van Markenplein en het park bij de spoorvijver niet als zodanig zijn aangegeven. In de Notitie Maatschappelijk Overleg reactie 7.3 is te kennen gegeven dat dit gelet op het rustige karakter van het park niet gewenst is. Indiener gaat er derhalve van uit dat deze plaatsen illegaal zijn en zullen worden opgeheven en dat de groenstrook daar zal worden doorgetrokken.

Antwoord

In de Notitie Maatschappelijk Overleg reactie 7.3 is aangegeven dat een verdere intensivering van deze parkeerplaatsen (als gevolg van het schrappen van de haaks parkeerplaatsen langs het J.C. van Markenplein) niet gewenst is; er is niet gesproken over het verwijderen van de aanwezige plaatsen. Indiener geeft terecht aan dat, zoals nu aangegeven op de plankaart, deze parkeerplaatsen illegaal zijn. De plankaart zal daarom worden aangepast, waarbij de bestaande parkeerplaatsen worden aangegeven als “Verkeersdoeleinden I”.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen. De plankaart zal zodanig worden aangepast dat de groen bestemming ter plaatse van de parkeerplaatsen wordt gewijzigd in Verkeersdoeleinden I.

 

 

 

12.6      Samenvatting

Op pagina 47 wordt aangegeven dat het bestemmingsplan anticipeert op de bestemming gemengde doeleinden aan de randen van de Spoorzone. Verzocht wordt om uit te sluiten dat dit het geval zal zijn aan de rand van de Spoorzone ter plaatse van het J.C. van Markenplein.

Antwoord

De randen van de Spoorzone ter plaatse van het J.C. van Markenplein worden opgenomen in het bestemmingsplan voor de Spoorzone. Het bestemmingsplan Noordwest, deelgebied 1 kan niet bepalen dat in een ander bestemmingsplan bestemmingen zullen worden uitgesloten. In de Toelichting op pagina 47 van het bestemmingsplan wordt aangegeven dat het bestemmingsplan (Noordwest I) met het opnemen van de bestemming “gemengde doeleinden” langs de Spoorsingel anticipeert op de ontwikkelingen in het spoorzone-gebied. Die uitspraak betreft slechts de panden aan de Spoorsingel die planologische een wezenlijk ander karakter hebben dan de door indiener bedoelde gronden ter plaatse van het J.C. van Markenplein.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

12.7      Samenvatting

Indiener vraagt naar de eventuele plannen voor herstructurering van het gebied van DSM Gist tegenover het J.C. van Markenplein (achter het Baccinolgebouw).

Antwoord

DSM is op dit moment bezig met het inventariseren van de verschillende ontwikkelingsmogelijkheden. Ook de gemeente beraamt zich op eventuele wensen en eisen voor dit gebied. Naar verwachting zal in 2003 voor dit gebied een ontwikkelingsplan worden opgesteld. Dat ontwikkkelingsplan zal onderwerp zijn van inspraak en overleg.

Conclusie

Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

12.8      Samenvatting

Onder verwijzing naar pagina 8 onder 2e van de voorschriften vraagt indiener of met het denkbeeldige dakprofiel bedoeld wordt het hoogste punt van het dak en of op grond daarvan het hekwerk die hoogte mag bereiken. Voorts wordt gevraagd of in plaats van een hekwerk ook een stenen afscheiding mag worden gebouwd.

Antwoord

Met de term “binnen het denkbeeldig dakprofiel” wordt bedoeld dat eventuele hekwerken/stenen afscheidingen/opbouwen e.d. moeten vallen binnen de denkbeeldige lijn die getrokken kan worden tussen het snijpunt van voorgevelrooilijn en toegestane bouwhoogte (in lagen danwel meters, afhankelijk van de aanwijzingen op de kaart), onder een hoek van 55 graden (zie hiervoor de afbeeldingen in de toelichting van het bestemmingsplan, pagina 45). Overigens, aangezien voor de woning van indiener na wijziging sprake zal zijn van 3L* is het denkbeeldig dakprofiel voor zijn pand niet langer van toepassing.

 

Conclusie

Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan

 

13.       M. Heckman- van Doorn namens bewoners van “Zorg en Vlijt”, 30 september 2002

13.1      Samenvatting

Op de plankaart zijn de gronden gelegen aan de voorzijde van de huizen rond het hofje “Zorg en Vlijt” bestemd als voortuin. Dit geeft beperkingen voor de bebouwing. Het hofje is echter een uniek gebied en hoewel de tuinen aan de voorzijde van de huizen liggen, grenzen de tuinen nergens aan de openbare weg. Het terrein is alleen via een nauwe poort bereikbaar. Al sinds de bouw zijn er schuurtjes in het hofje aanwezig. Deze zijn als opslag voor fietsen voor de bewoners erg belangrijk. Verzocht wordt daarom dan ook de bestemming voortuin ter plaatse in de bestemming tuin.

Antwoord

Het is bekend dat er in het gebied al schuurtjes en dergelijke aanwezig zijn. Omdat de tuinen gelegen zijn op een binnengebied en niet direct aan de openbare weg lijkt de bestemming “tuin” beter in de systematiek van het bestemmingsplan te passen dan de bestemming “voortuin”. Toch is er bewust voor gekozen aan dit gebied de bestemming “voortuin” toe te kennen. Deze keuze vindt juist zijn grondslag in het bijzondere karakter van het gebied. Immers, hoewel het gebied afgezonderd ligt, en zeer besloten is, kent het ook een zekere mate van openbaarheid en vormt het, voor de bewoners, toch een bepaalde gemeenschappelijke ruimte, waarin iedereen zijn “eigen” deel heeft. Het vormt bovendien een voorruimte voor de woningen. Zou het gebied worden bestemd als “tuin”, dan kan op grond van artikel 13 van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan, de grond worden bebouwd tot een maximum van 50% van de oppervlakte. Ook aanbouwen aan de woning zijn dan tot 2 meter mogelijk. Het ligt niet in de verwachting dat een dergelijke ingreep snel plaats zal vinden, maar áls er sprake van zou zijn, zou het bijzondere karakter van het gebied er wel danig door worden aangetast. Door het toekennen van de bestemming “voortuin” wordt dit voorkomen. Dit neemt niet weg dat de bestaande schuurtjes gehandhaafd kunnen blijven en ook vernieuwd kunnen worden. Deze schuurtjes vallen namelijk onder het overgangsrecht. De bestemming ‘voortuin’ voorkomt verdere bebouwing van het gebied.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt niet tegemoetgekomen.

 

13.2      Samenvatting

Indiener verzoekt tevens om de huizen van de Westerstraat 24 t/m 42 correct op de plankaart in te tekenen. Op dit plan staan de huizen nog ingetekend zoals zij waren voor 1990. Sindsdien is voor deze panden bouwvergunning verleend voor uitbreiding met 3 meter naar achteren. Het is vreemd dat deze bebouwde grond als tuin is bestemd.

Antwoord

Binnen de bestemming “tuin” is bebouwing tot op zekere hoogte toegestaan. Aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw, waarvan in het geval van de Westerstraat sprake van is, behoren ook daartoe.

Er is immers alleen sprake van een uitbouw op de begane grond, niet van een uitbreiding van de woning over meerdere lagen. Het is dan ook niet vreemd dat deze bebouwde grond als tuin is bestemd.  Ook elders in het plangebied komt dit veelvuldig voor. Er is, in het verleden, voor deze locatie wel méér bebouwing in de bestemming “tuin” toegestaan, dan met de nieuwe regeling het geval zal zijn. Dit had ermee te maken dat in het vigerende bestemmingsplan “Westerkwartier” uit 1985 geen restricties waren opgelegd aan de hoeveelheid te bouwen oppervlakte in achtertuinen. Eén van de doelstellingen van het nieuwe bestemmingsplan is juist hieraan wel beperkingen op te leggen, om de problemen met dichtslibbende achterterreinen te voorkomen. Overigens, de (met bouwvergunning) gerealiseerde uitbouwen vallen onder het overgangsrecht, wat wil zeggen dat deze in ieder geval kunnen blijven voorbestaan.

Conclusie

            Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan

 

14.       J. Lankester mede namens S.T. en S. Timmer, A.L. van de Roon , F. Scherjon en M.E.Sonkimon , P.A.M. Moolenaar, H, Bos, A.C.T. van der Hulst en M.A. van de Helm , ingekomen 30 september 2002

14.1      Samenvatting

Indieners hebben bezwaar tegen de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid die voorziet in de mogelijkheid de huidige bestemming van de supermarkt aan de Ruys de Beerenbrouckstraat te wijzigingen. Zij voeren het volgende aan:

a.                  de W.H. van leeuwenlaan buigt circa 40 meter voor de kruising met de Ruys de Beerenbrouckstraat en ter hoogte van het begin van de AH supermarkt nu af met als voordeel dat het verkeer in snelheid wordt beperkt en er een afscheiding wordt gevormd tussen de woonbuurt en het gebied van de supermarkt; het rechtdoortrekken van de W.H. van Leeuwenlaan zal leiden tot het toenemen van snelheden van auto’s ter plaatse en heeft als gevolg dat de toch al onoverzichtelijke kruising, nog onoverzichtelijker wordt;

b.                  de woonbuurt tussen de Ruys de Beerenbrouckstraat en de DSM Gist is kleinschalig van opzet en binnen die kleinschaligheid past geen grootschalige winkelvoorziening die klanten zal aantrekken vanuit een groot deel van Delft die veelal met de auto hun boodschappen doen en daarmee overlast zullen veroorzaken voor de buurt; de huidige supermarkt voorziet in voldoende mate in de behoefte van de buurt;

c.                  visueel gezien past de grotere supermarkt niet in de buurt omdat het gebouw groter zal worden dan welk ander gebouw in de wijk en dit is in strijd met de goede ruimtelijke ordening;

d.                  de bouwhoogte van de supermarkt zelf met 3 lagen appartementen zal langs de W.H. van Leeuwenlaan vergelijkbaar zijn met 4 tot 5 bouwlagen van normale woningen en dat is 2 tot 3 bouwlagen hoger dan de bestaande bebouwing; het uitzicht van bestaande woningen zal sterk worden aangetast en de zonlichttoetreding zal ernstig worden verminderd; het onevenwichtige beeld dat ontstaat door de grote verschillen in bouwhoogte is in strijd met de goede ruimtelijke ordening;

e.                  het geplande kinderdagverblijf aan de Libourrellaan zal een aanzienlijke verkeerstroom tot gevolg hebben die zal lijden tot overlast van stilstaande en rijdende auto’s;

f.                    de geplande parkeervoorziening ter plaatse van de huidige vestiging van de supermarkt kan, mits goed aangelegd en met voldoende capaciteit de verkeershinder in de buurt als gevolg van de supermarkt beperken, maar geeft echter wel een visuele hinder als entree van de buurt, beter is het de parkeervoorziening onder de grond te realiseren.

Antwoord

            Voor beantwoording wordt verwezen naar paragraaf B.

Conclusie

            Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen. De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan geschrapt en ter plaatse van de voormalige Openhofkerk vervangen door de bestemming “gemengde doeleinden”. Ter plaatse van de  huidige Albert Heijn vestiging en parkeerterrein is de bestaande situatie in het bestemmingsplan opgenomen.

 

15.       M. Reinders, ingekomen 2 oktober 2002

15.1      Samenvatting

Indiener merkt op dat ter plaatse van de Hugo de Grootstraat 3-9 op de plankaart geen * is opgenomen hetgeen betekent dat op de bestaande bebouwing een verhoging van maar liefst 4,5 meter is toegestaan. Gezien de voorwaarde (pagina 9) dat “het woonklimaat in de directe omgeving niet onevenredig mag worden verminderd” vraagt indiener dringend de aandacht voor het feit dat het realiseren van een dakopbouw aan de Hugo de Grootstraat 3-9 haar woongenot wel degelijk zal verminderen met name wat betreft licht, privacy en geluid. Gevraagd deze zienswijze in het vast te stellen bestemmingsplan mee te nemen.

Antwoord

Het is inderdaad niet de bedoeling dat hier nog sprake is van opbouw van een kapverdieping. Dit blokje had, net als de andere bebouwing in het bouwblok aan de Hugo de Grootstraat, maximaal als 3-laagse bebouwing aangegeven moeten worden. De plankaart zal worden aangepast, waarbij dit bouwblok de benaming 3L* krijgt.

Conclusie

Aan deze zienswijze wordt tegemoetgekomen. De plankaart is aangepast.

 

16.       T. Sloos. Ingekomen 30 september 2002

16.1      Samenvatting

Indieners maken bezwaar tegen het wijzigingsplan locatie voormalig Openhofkerk zoals dat opgenomen is in het voorontwerp-bestemmingsplan. Zij voeren daartoe aan:

a.         de huidige locatie is prima en kan vergroot worden door er een bouwlaag op te plaatsen, daar is ook voldoende parkeergelegenheid dat zelden optimaal wordt gebruikt;

b.         voor de huidige bewoners van dit deel van het plangebied is de overlast niet te overzien, er zal sprake zijn van onaanvaardbare stank en een belemmering van het uitzicht;

c.         volgens het wijzigingsplan wordt de W.H. van Leeuwenlaan rechtdoor getrokken, zo komen er twee smalle straten naast elkaar en dat is vragen om ongelukken;

d.         de wijk die in toenemende mate door starters wordt bewoond zit niet verlegen om twee kinderdagverblijven, waarvan de kinderen met auto’s worden gehaald en gebracht;

e.         indieners vragen zich af of er überhaupt wel behoefte bestaat aan een grotere vestiging van Albert Heijn omdat er voldoende supermarkten in de buurt aanwezig zijn;

f.          alternatieve bebouwing voor de huidige locatie zou een appartementencomplex van drie bouwlagen zijn, bijvoorbeeld een oudere flat voor de huidige bewoners;

g.         met de ingediende bouwplannen blijft er weinig van de rustige woonwijk over.

            Antwoord

            Voor beantwoording wordt verwezen naar paragraaf B.

            Conclusie

Aan deze zienswijze wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen. De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan geschrapt en ter plaatse van de voormalige Openhofkerk vervangen door de bestemming “gemengde doeleinden”. Ter plaatse van de  huidige Albert Heijn vestiging en parkeerterrein is de bestaande situatie in het bestemmingsplan opgenomen.