Geachte heer Van Geel,
Met uw brief van 21 november
2002 spoort u gemeenten aan om op lokaal niveau de inzet op klimaatbeleid te
intensiveren. Wij ondersteunen deze intensivering en zijn momenteel doende een
klimaatplan voor de periode 2003-2010 op te stellen. Dit klimaatplan richt zich
met name op die projecten waar de gemeente een sturende rol heeft en derhalve
invloed kan uitoefenen. De gebouwde omgeving speelt hierin een hoofdrol. De
basis voor dit plan is de Klimaatscan die wij als 1e (proef)gemeente
in 2000 hebben uitgevoerd. Voor de uitvoering van dit plan zullen wij voor
eigen personele inzet optimaal gebruik maken van de Bans-subsidieregeling.
Daarnaast zal voor fysieke investeringen een groot eigen gemeentelijk budget
moeten worden ingezet. Gezien het belang van het onderwerp willen wij daar de
komende tijd een aanzienlijk budget
voor reserveren. Onze insteek daarbij is een multiplier waarbij de Klimaat euro
van de gemeente verdubbeld of verdrievoudigd wordt vanuit andere betrokken
partijen en de nationale overheid. De gemeente heeft hiermee een sterke troef
in handen als regisseur en initiator van deze processen.
Vooruitlopend op dit plan
zijn wij bezig met de uitvoering van een aantal stedelijke
herstructureringsprojecten waarin het toepassen van energie-besparing en van
duurzame energie een belangrijke rol speelt. Bij de realisering van deze
projecten ervaren wij een aantal knelpunten op het moment dat wij duurzame
energie willen toepassen.
Toepassing van duurzame
energiesystemen vergt lage temperatuurverwarmingssystemen [LTV-systemen] en
leidt veelal tot hoge investeringen, waarbij de investeerder een andere partij
is dan de partij die het systeem gebruikt. Gevolg hiervan is dat de
investeerder veelal voor de goedkoopste oplossing kiest en geen interesse heeft
in de energiekosten die voor rekening van de eindgebruiker komen. Hierin komt
alleen verandering wanneer andere partijen willen bijdragen in de onrendabele
top van deze investeringen. Wij dringen er bij u op aan om subsidieregelingen van
het rijk erop te richten dat duurzame energiesystemen eerder rendabel worden en
dat bij nieuwbouw de aanleg van LTV-systemen verplicht wordt of door een
generieke subsidieregeling (zoals eerder de Energie Prestatie Regeling [EPR])
gestimuleerd.
Een andere bron van zorg
vormt de rentabiliteit van warmte-kracht systemen. Hiermee wordt een hoog
energierendement gerealiseerd, maar door de huidige gas-en
elektriciteitsprijzen staat de ontwikkeling van deze systemen onder druk. Wij
dringen er bij u op aan in het wetsvoorstel Milieukwaliteit
Elektriciteitsproductie (MEP) de toepassing van Warmtekrachtkoppeling
[WKK]-systemen te reguleren.
Daarnaast ervaren wij dat het
rijksbeleid soms contraproductief werkt bij het realiseren van duurzame
oplossingen. Zo verbaast het ons dat Nederland in Europees verband vraagt om
het beschikbare subsidiebudget voor het programma Intelligente Energie voor
Europa te verlagen.
De opzet van de
Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS) regeling maakt het voor gemeentes die
al jaren bezig zijn met klimaat
(energiebeleid) lastig om het beleid en de uitvoering te intensiveren conform
het bestuursakkoord. Er wordt met name ingezet op instrumenten en niet altijd
op doelen. Dit spitst zich vooral toe op de intensivering van het klimaat in de
eigen bedrijfsvoering (energiebeheer eigen gebouwen, eigen verkeer- en
vervoersplan, inkoopbeleid).
De prestatiekaart stelt dat
al vanaf “het actieve niveau” voor een minimaal aantal van 30% van de totale
woningvoorraad Energie Prestatie Adviezen [EPA’s] moeten worden uitgevoerd. In onze beleving is het EPA wel een
doeltreffend instrument, maar geen doel op zich. Een EPA is voor professionele
eigenaren een instrument dat zij inzetten bij concrete ingrepen. Voor hen is er
geen belang om separaat vervolgacties
uit te voeren. Voor individuele woningeigenaren ligt naar ons idee de
verantwoordelijkheid bij de nationale overheid en EPA adviseurs. De gemeente
kan slechts een beperkte rol spelen.
Verder zou het ministerie van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu zelf als
verantwoordelijke voor de EPR een faciliterende rol kunnen spelen in de
monitoring van het aantal EPA’s en de genomen maatregelen naar aanleiding van
de EPA’s.
Voor herstructurering eist de
prestatiekaart al vanaf het actieve niveau een Energie Prestatie op lokatie
[EPL] van 6. Uit onze eigen ervaringen blijkt dat dit leidt tot hoge meerkosten
indien er geen sprake is van een groot aandeel nieuwbouw. Indien er alleen
sprake is van renovatieactiviteiten is dit in de naoorlogse hoogbouw zeer
moeilijk, voor vooroorlogse wijken vrijwel onmogelijk.
Uit onze ervaring blijkt dat
zowel commerciële als niet commerciële ontwikkelaars bereid zijn mee te
financieren in een onrendabele top van een project. De projecten waarbij
partijen zoals woningbouwcorporaties of commerciële investeerders worden
verleid mee te investeren in duurzame en vernieuwende technieken vergen vaak
een lang voortraject van “massage”, toelichting van voorgestelde vernieuwingen
en vorming van financieringsstructuren op maat. Voorwaarden zijn bewezen technieken en helderheid.
Waar zij voor terugdeinzen zijn subsidies en fiscale maatregelen die naar de
toekomst toe onzeker zijn. Alvorens een definitief “go” te geven willen zij
concrete toezeggingen gekoppeld aan de te leveren prestaties. Het is voor ons als
gemeente van het grootste belang dat de rijksoverheid zich een betrouwbare
partner toont op het gebied van financiering.
De
stopzetting van de Willekeurige Afschrijving Milieu Invoering (VAMIL) - en
Energie Investering Aftrek [EIA]-regeling alsmede de onzekerheid over de
energiepremieregeling (en verlaging van deze) in december 2002 helpen niet om
de investeringsplaatjes betrouwbaar voor te schotelen aan onze partners in
duurzame ontwikkeling. Bovendien lijkt de eerder aan de minister van
Economische Zaken gevraagde reparatie van de EPR voor projectontwikkelaars nog
steeds niet uitgevoerd te worden.
Om doelstellingen voor
klimaatbeleid te realiseren is het ook noodzakelijk om de vervoerssector te
beschouwen. Daar waar er in de gebouwde omgeving door de gemeenten klimaatwinst
wordt geboekt, mag dit niet teniet gedaan worden door een toename van CO2
emissies in het verkeer waarvoor de rijksoverheid de sturende partij is.
Terugdringen van de automobiliteit leidt naast vermindering van CO2-emissies,
tevens tot een verbetering van de luchtkwaliteit (NOx en fijn stof) in het
kader van de toepassing van de Besluiten luchtkwaliteit.
Het huidige rijksbeleid
inzake mobiliteit lijkt ons strijdig met uw terechte pleidooi voor
intensivering van het klimaatbeleid
Wij zijn het met u eens dat
schaarse subsidiemiddelen voor Duurzame Energie [DE] zo veel mogelijk in
Nederland ingezet moeten worden liefst met Nederlandse kennis. Om die reden
hebben wij in ons Klimaatplan uitgebreid aandacht voor ontwikkeling van
Duurzame energie binnen de gemeente in de vorm van windmolens,
demonstratieprojecten Photovoltaďsche (PV) en
restwarmtelevering vanuit de industrie (DSM Gist).
Gaarne vernemen wij van u op
welke wijze u als rijk in zult spelen op de hiervoor genoemde knelpunten en
aandachtspunten.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders
van Delft.
, burgemeester.
,secretaris.