Van Leeuwenhoeksingel en de stedelijke visies van Busquets op Spoorzone Delft

 

1. Inleiding

 

De gemeente Delft is lange tijd in de planvorming uitgegaan van een oostelijk tracé voor de spoortunnel. Dit tracé was uitsluitend mogelijk met sloop van de panden langs Van Leeuwenhoeksingel en Houttuinen. Met de introductie door ing. L. van Tol[1] van een nieuw tracé zo dicht mogelijk aansluitend op de bestaande spoorbaan, ontstond een discussie over de mogelijkheid de woningen langs de Van Leeuwenhoeksingel te behouden. In de tunnelontwerpen over het oostelijk tracé liggen zowel de huizen en panden langs de Van Leeuwenhoek, als die aan de Houttuinen op het tracé van de tunnel. Om deze reden moeten al deze panden (met uitzondering van het huidige stationsgebouw) worden gesloopt, indien gekozen wordt voor dit oostelijk tracé.

 

De optie om deze panden te handhaven bij een westelijk tracé van de spoortunnel is bestudeerd tijdens de uitwerking van de verschillende varianten voor de Spoorzone. Deze uitwerking is uitgevoerd door Joan Busquets, in nauwe samenspraak met de gemeente Delft. In dit proces is het besef gegroeid dat handhaven van de woningen aan de Van Leeuwenhoeksingel ongewenst is. Dat komt omdat de huizenrij niet op een aanvaardbare wijze is in te passen in een nieuw stedelijk plan vanwege:

·         doorsnijden van het voorstel voor verkaveling,

·         onmogelijkheid tot het opheffen van barrières in de oost-westverbindingen,

·         uiterst moeilijke inpassing van de OV-knoop,

·         het aanzienlijk verminderen van de parkeercapaciteit in het stationsgebied

·         het aanzienlijk verminderen van het bouwvolume in het plangebied

·         het vastleggen van het maaiveldniveau

 en vanwege financiële consequenties:

·         vermindering van opbrengsten,

·         verhoging van kosten.

 

 

Deze notitie geeft weer hoe inpassing van de bestaande panden ingrijpt op de stedelijke ontwerpen van Busquets en op de algemene projectopzet van de Spoorzone Delft.

 

1

De door ing Van Tol aangeboden voorstellen behelzen enerzijds een bouwmethode (tunneldelen als caissons via een tijdelijk kanaal ingevaren) en anderzijds een tracé. Zijn voorstellen gaan namelijk uit van bouwen onder in gebruik zijnde infrastructuur. In de lopende planstudie is het westelijk tracé wel in de beschouwingen opgenomen, maar de bouwmethode door RIB/ProRail niet.

Van Leeuwenhoeksingel geprojecteerd op plan Busquets bij tunnel op oostelijk tracé

 
 

 

 



In deze notitie staat de Van Leeuwenhoeksingel centraal. Houttuinen is echter ook een deel van het plangebied waarin alle bestaande panden moeten wijken. Het gaat daar voor een groot deel om (te) kleinschalige gebouwen met een hoofdzakelijk bedrijfsmatig gebruik (kleine kantoren en horeca-vestigingen). Hier is nauwelijks oppositie tegen de voorgenomen sloop. Veel van de argumenten op het vlak van inpassing in het nieuwe stedelijk plan voor de Van Leeuwenhoeksingel gelden ook voor Houttuinen en worden daarom niet apart behandeld.

 


Het is duidelijk dat de sloop van de panden vooral voor (een aantal van de) huidige bewoners van de Van Leeuwenhoeksingel geen aantrekkelijk toekomstperspectief is. Zij vinden de woningen waardevol, met name vanwege de ligging maar zeker ook vanwege de aard van de panden. Bij de laatste inventarisatie van (gemeentelijke) monumenten (Monumenten Inventarisatie Programma, MIP) zijn deze woningen overigens niet als voldoende bijzonder of waardevol gekarakteriseerd om deze voor de toekomst te sparen. Bovendien pleiten zij voor het handhaven van historisch interessante onderdelen van de eerste schil rond de historische binnenstad.

 

De notitie behandelt per voorgestelde tunnelvariant eerst de relatie tussen de panden langs de Van Leeuwenhoeksingel en de voorgestelde stedelijke ontwerpen en vervolgens de relatie met de (plan)economische aspecten van het project Spoorzone. Daarbij wordt gekeken naar die varianten waarin theoretisch gesproken de huizenrij langs de Van Leeuwenhoeksingel kan blijven staan: de westelijke tracés voor de spoortunnel.

 

 

2. Inpassing van de panden Van Leeuwenhoeksingel in de stedelijke ontwerpen

 

De doelstelling van het stedelijk programma in de Spoorzone ligt op maximalisatie van het te ontwikkelen vastgoed, ‘passend’ in Delft, met een hoge kwaliteit van het openbaar gebied en een totaal te realiseren omvang van het vastgoed tot 250.000 m² bruto vloeroppervlak (bvo).

Handhaving van de woonhuizen langs de Van Leeuwenhoeksingel maakt het moeilijk die doelstelling te halen: vooral omdat de panden ruimte innemen waar nieuw vastgoed kan worden ontwikkeld. Het verlies aan nieuw vastgoed bedraagt 16.500 m² bvo (5 à 7% van het totaal). Indien Houttuinen wordt meegerekend loopt het verlies op tot ca. 50.000 m² bvo (16 à 20% van het totaal).

 

In de volgende paragrafen gaat de tekst per variant specifiek in op de stedenbouwkundige gevolgen voor het plan van Busquets bij het behoud van de woningen in het centrale plangebied.

 

2.1 Korte tunnel

 

De ligging van de huizenrij (parallel aan het water van de Westsingel en onder een hoek met de spoorwegtracés, en daarmee ook met het park in het projectgebied) leidt tot allerlei inefficiënte oplossingen in de voorgestelde verkaveling. Er blijft een niet bruikbare ruimte tussen de (tuinen van) de huizen en het spoortracé over. Bovendien zullen de tuinen uitzien op een oprijzende tunnelwand omdat de spoortunnel tot aan het station en de perrons ook boven het maaiveld in een betonnen koker uitgevoerd wordt.

 

De ligging van de huizenrij is vooral een obstakel in de oplossingen voor het knooppunt voor het openbaar vervoer langs de Westlandseweg. Tussen het treinstation in het westelijk tracé en de halteplaats van de tram op de Westvest ligt een te grote afstand, zodat voor het reizigerscomfort de trambaan verlegd moet worden. Dit is mogelijk of via de Van Leeuwenhoeksingel of aan de westzijde van de tunnel, parallel aan het Locomotiefpad.  In de optie via de Van Leeuwenhoeksingel ontbreekt een directe zichtrelatie of verbindingsroute tussen de tram- en treinhalte. Dit tast de kwaliteit van de compacte knoop op onaanvaardbare wijze aan. In de andere optie is een compacte knoop mogelijk, maar deze is volledig afgekeerd van de binnenstad (oriënteert zich geheel op het zuid-westen van de stad). Dit heeft ook niet de voorkeur van de overige betrokken publieke partijen (stadsgewest, provincie en ministerie van Verkeer en Waterstaat). Voor het inpassen van het busstation geldt eenzelfde probleem. Indien het busstation onder de rijzende tunnel naast de stationshal wordt geplaatst, verstrekt dit de van de stad afgekeerde oriëntatie van de knoop.

 

Als de huizen blijven staan, kan het maaiveld niet wezenlijk worden veranderd. Omdat de huizen een souterrain hebben is het onmogelijk het straatniveau aan de Van Leeuwenhoeksingel te verhogen. Aan de tuinzijde is het nog ingewikkelder, omdat de tuinen op het vloerniveau van de souterrains liggen (ten minste 1,00 meter onder het straatniveau). Dit alles beperkt de mogelijkheden om het nieuwe maaiveldniveau te manipuleren, juist op een centraal gebied in de Spoorzone. Bovendien verergert een dergelijk diep punt in het projectgebied hier de risico’s op incidentele wateroverlast. Daarnaast geldt dat de stationshal op het niveau van 4,00 meter onder NAP wordt gelegd. De huizen en hun tuinen liggen vanuit dit punt gezien op een rug: tenminste 2 meter hoger.  Daar ontbreekt de ruimte voor een goede en zinvolle inpassing van het hoogteverschil.

 

De parkeernorm en de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte vereisen ondergrondse parkeergarages. De omvang van het stedelijk programma in het centrale projectgebied vereist in feite een volledige onderkeldering van het gebied tussen de Buitenwatersloot en de Westlandseweg, waarbij onder het huidige Houttuinengebied een enkele parkeerlaag is voorzien en onder het gebied van de voormalige PTD en de Van Leeuwenhoeksingel 2 lagen. Handhaven van de woonhuizen betekent dat de kelder in omvang aanzienlijk wordt beperkt (onder de panden kan immers geen parkeergarage worden gebouwd). Het geschatte verlies aan parkeercapaciteit per ondergrondse laag is 60 %. Dit betekent dat de benodigde parkeercapaciteit alleen kan worden bereikt door 3 lagen onder het zuidelijk deel en 2 lagen onder Houttuinen aan te brengen. Daarbij ligt er een grote druk op het verhogen van het maaiveld in het gehele centrale gebied, wat juist door het handhaven van de woningen onmogelijk wordt gemaakt. Bovendien kan in deze optie de tunnelwand (ten westen van de Van Leeuwenhoeksingel) niet meer benut worden voor de wanden van de parkeergarage. Dit levert extra bouwkosten op.

 

Het handhaven van de woningen en de woonbestemming tijdens de bouw in de Spoorzone levert in alle westelijke tunnelvarianten een ernstige beperking in de flexibiliteit van de bouwfasering op. Het woongenot zal ook jarenlang onder grote druk staan. Dit zou - naast verhoging van de bouwkosten - kunnen leiden tot compensatieclaims van de bewoners. Daarnaast is het bouwen van een diepe parkeergarage vlak naast de woningen, gezien de funderingswijze van de huizen (op staal), niet zonder risico’s (met verhoogde kans op bouwschadeclaims) of veel duurder.

 


Van Leeuwenhoeksingel geprojecteerd op plan Busquets bij tunnel kort-west

 
 



 

Doorsnede ter hoogte van de Westlandseweg/Ireneboulevard met behoud van de woningen langs de Van Leeuwenhoeksingel. De goede benutting van het park bovenop de stijgende tunnelbuis valt weg, omdat de aansluitende bebouwing onmogelijk wordt. Het hoogteverschil met de straatniveau onder de stationsperrons is weergegeven, maar de verdiepte ligging van de tuinen tussen station en woningen langs de Van Leeuwenhoeksingel komt niet tot uitdrukking.

 

 

Oorspronkelijke plan van Busquets.
2.2 Lange tunnel over het westelijk tracé met een noordelijk station

 

De huizenrij langs de Van Leeuwenhoeksingel is een lang ononderbroken bouwblok. Dit blok doorkruist de verkavelingsvoorstellen van Busquets op een cruciaal punt en beperkt de mogelijkheden om in het centrale projectgebied oost-west verbindingen te maken. Het ondergraaft daarmee een doelstelling van de invulling van de Spoorzone: het opheffen van de barrières tussen de historische binnenstad en de stadsdelen in het zuiden en westen.

 

De ligging van de huizenrij (parallel aan het water van de Westsingel en onder een hoek met de spoorwegtracés, en daarmee ook met het park in het projectgebied) leidt tot allerlei inefficiënte oplossingen in de voorgestelde verkaveling. Daarbij komt da de huidige staat van de huizen (vooral aan de achterzijde: gericht op het nieuwe park) van dien aard is dat een noodzaak zou ontstaan tot bouwkundig ingrijpen aan de panden zelf om de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte te halen. Ook de voorstellen van Busquets voor het ’omzomen‘ van het park met een lange lijn ’urban villa’s‘ komt daarmee ernstig in de knel.

 

Een OV-knoop is in deze variant ook met het behoud van de woningen langs de Van Leeuwenhoeksingel te realiseren: er ligt namelijk geen directe relatie in het ruimtegebruik. Inmiddels hebben de toekomstige gebruikers van het station en de OV-knoop (ProRail: zowel de afdeling voor beheer van de railinfrastructuur  -ex RIB-  als de beheerder van het railnet  -ex Railned- , maar ook de beheerder van het station  -NS Stations- en het stadsgewest Haaglanden) aangegeven dat zij de OV-knoop behorend bij deze tunnelvariant afwijzen. Vooral omdat er bovengronds te weinig ruimte beschikbaar is om een goede en goed functionerende OV-knoop aan te leggen. Voorts omdat op dit punt, vanwege de zeer nabije bocht in de tunnel, de maximaal beschikbare ruimte ondergronds alleen een perronconfiguratie met twee zijperrons en één middenperron toestaat, waar al deze partijen een station met twee eilandperrons prefereren. Bovendien kan de perronontsluiting alleen via de uiteinden van de perrons gebouwd worden (aan de noordzijde). Het handhaven van de bebouwing langs de Van Leeuwenhoeksingel maakt een zuidelijker perronontsluiting dan alleen vanuit het westen bereikbaar (zie voor overige consequenties bij de beschrijving bij paragraaf 2.3). Tenslotte zou ook in de OV-knoop de tramrails verlegd moeten worden tot direct langs het stationsgebouw. Dit kan westelijk, maar dan wordt de bovengrondse ruimte voor de OV-knoop nog krapper, of oostelijk, hetgeen betekent dat de tram over de Van Leeuwenhoeksingel geleid moet worden.

 

Als de huizen blijven staan, kan het maaiveld niet wezenlijk worden veranderd. Omdat de huizen een souterrain hebben is het onmogelijk het straatniveau aan de Van Leeuwenhoeksingel te verhogen. Aan de tuinzijde is het nog ingewikkelder, omdat de tuinen op het vloerniveau van de souterrains liggen (ten minste 1,00 meter onder het straatniveau). Dit alles beperkt de mogelijkheden om het nieuwe maaiveldniveau te manipuleren, juist op een centraal gebied in de Spoorzone. Bovendien verergert een dergelijk diep punt in het projectgebied hier de risico’s op incidentele wateroverlast.

 

Ook in deze variant geldt dat de parkeernorm en de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte om ondergrondse parkeergarages vragen. De omvang van het stedelijk programma in het centrale projectgebied vereist in feite een volledige onderkeldering van het gebied tussen de kade van de Buitenwatersloot tot en met de bebouwing langs de Westlandseweg, waarbij onder het huidige Houttuinengebied een enkele


 

Van Leeuwenhoeksingel geprojecteerd op plan Busquets bij tunnel lang-west met noordelijk station

 

Doorsnede ter hoogte van het huidige stationsgebouw: het behoud van de woningen langs de Van Leeuwenhoeksingel beperkt de mogelijkheden voor parkeergarages. De hoogteverschillen zijn niet goed aan te geven, omdat de tekeningen van Busquets op dit punt niet voldoende gedetailleerd zijn.

 

Oorspronkelijk voorstel van Busquets
parkeerlaag is voorzien en onder het gebied van de voormalige PTD en de Van Leeuwenhoeksingel twee lagen. Handhaven van de woonhuizen betekent dat de parkeerkelder in omvang aanzienlijk wordt beperkt (niet bouwen onder de bestaande woningen). Dat betekent een gelijk verlies aan parkeercapaciteit als in het geval van de variant bij de korte tunnel. Opnieuw geldt het argument van de verhoogde bouwkosten naast het probleem van het maaiveldniveau.

 

2.3 Lange tunnel over het westelijk tracé met een zuidelijk station

 

Ook in deze variant geldt dat de huizenrij langs de Van Leeuwenhoeksingel als een lang ononderbroken bouwblok de verkavelingsvoorstellen van Busquets op een cruciaal punt doorkruist en de mogelijkheden om in het centrale projectgebied oost-west verbindingen te maken beperkt. Het ondergraaft daarmee een doelstelling van de invulling van de Spoorzone: het opheffen van de barrières tussen de historische binnenstad en de stadsdelen in het zuiden en westen.

 

Opnieuw geldt dat de ligging van de huizenrij (parallel aan het water van de Westsingel en onder een hoek met de spoorwegtracés, en daarmee ook met het park in het projectgebied) leidt tot allerlei inefficiënte oplossingen in de voorgestelde verkaveling. De huidige staat van de huizen (vooral aan de achterzijde: gericht op het nieuwe park) is van dien aard dat een noodzaak zou ontstaan tot bouwkundig ingrijpen aan de panden zelf om de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte te halen. Ook de voorstellen van Busquets voor het ’omzomen‘ van het park met een lange lijn ’urban villa’s‘ komt daarmee ernstig in de knel.

 

De ligging van de huizenrij is vooral een obstakel in de oplossingen voor het knooppunt voor het openbaar vervoer langs de Westlandseweg. Tussen het treinstation in het westelijk tracé en de halteplaats van de tram op de Westvest ligt een te grote afstand, zodat voor het reizigerscomfort de trambaan verlegd moet worden. Dit is mogelijk of via de Van Leeuwenhoeksingel of aan de westzijde van de tunnel, parallel aan het Locomotiefpad.  In de optie via de Van Leeuwenhoeksingel ontbreekt een directe zichtrelatie of verbindingsroute tussen de tram- en treinhalte. Dit tast de kwaliteit van de compacte knoop op onaanvaardbare wijze aan. In de andere optie is een compacte knoop mogelijk, maar deze is volledig afgekeerd van de binnenstad (oriënteert zich geheel op het zuid-westen van de stad). Voor het inpassen van het busstation geldt eenzelfde probleem. Dat betekent dat de stationsuitgang zich volledig ‘afkeert’ van de binnenstad of zich geheel richt op de Westlandseweg of op de nieuwe ontsluitingsroute aan de westzijde van het projectgebied.

 

Als de huizen blijven staan, kan het maaiveld niet wezenlijk worden veranderd. Omdat de huizen een souterrain hebben is het onmogelijk het straatniveau aan de Van Leeuwenhoeksingel te verhogen. Aan de tuinzijde is het nog ingewikkelder, omdat de tuinen op het vloerniveau van de souterrains liggen (ten minste 1,00 meter onder het straatniveau). Dit alles beperkt de mogelijkheden om het nieuwe maaiveldniveau te manipuleren, juist op een centraal gebied in de Spoorzone. Bovendien verergert een dergelijk diep punt in het projectgebied hier de risico’s op incidentele wateroverlast.

 

Ook in deze variant geldt dat de parkeernorm en de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte om ondergrondse parkeergarages vragen. De omvang van het stedelijk programma in het centrale projectgebied vereist in feite een volledige onderkeldering van het gebied tussen de kade


Van Leeuwenhoeksingel geprojecteerd op plan Busquets bij tunnel lang-west met zuidelijk station

 
 



Doorsnede ter hoogte van het nieuwe stationsgebouw: het behoud van de woningen langs de Van Leeuwenhoeksingel beperkt de mogelijkheden voor bouwblokken, het busstation en parkeergarages. De eventuele hoogteverschillen zijn slecht weer te geven, omdat de oorspronkelijke tekeningen van Busquets op dit punt niet gedetailleerd genoeg zijn.

 

 

 

Oorspronkelijk voorstel van Busquets
van de Buitenwatersloot tot en met de bebouwing langs de Westlandseweg, waarbij onder het huidige Houttuinengebied een enkele parkeerlaag is voorzien en onder het gebied van de voormalige PTD en de Van Leeuwenhoeksingel twee lagen. Handhaven van de woonhuizen betekent dat de parkeerkelder in omvang aanzienlijk wordt beperkt (niet bouwen onder de bestaande woningen). Dat betekent een gelijk verlies aan parkeercapaciteit als in het geval van de variant bij de korte tunnel. Opnieuw geldt het argument van de verhoogde bouwkosten naast het probleem van het maaiveldniveau.

 

3. Inpassing van de panden Van Leeuwenhoeksingel in financieel-economische aspecten van het project Spoorzone

 

In de Planstudieopdracht van de minister van Verkeer en Waterstaat (5 december 2001) is er naast een fysieke ook een planeconomische relatie gelegd tussen de planontwikkeling van de tunnel en van het stadsdeel. De vastgoedontwikkeling zou in alle billijkheid financieel moeten bijdragen aan de realisering van de spoortunnel. Daarmee heeft de minister aan de gemeente Delft de opdracht verstrekt om aan te tonen wat het hoogst mogelijke bod van marktpartijen is. Daarmee is ieder verlies aan plancapaciteit een aanslag op het hoogst mogelijke bod. In de eerste plaats door afname van de opbrengst (tot maximaal ca. 50.000 m² minder nieuwbouw) plus het feit dat er uit de bestaande woningen zelf geen bijdrage komt. En in de tweede plaats treden er allerlei verhogingen van kosten op (risicovol bouwen rond bestaande woningen, duurdere parkeeroplossingen). Ten slotte betekent de verminderde planflexibiliteit en druk op de plankwaliteit een moeilijk te kwantificeren verlaging van opbrengsten

 

Het verplaatsen van de tram naar de Van Leeuwenhoeksingel, evenals het leiden van de buslijnen door deze straat, verhoogt de kans op geluidshinder aan de straatgevels. Daartoe zijn wellicht saneringsmaatregelen aan de bestaande woningen noodzakelijk.

 

Ten slotte, doordat de gemeente al geruime tijd panden verwerft (uitgaande van de oorspronkelijke veronderstelling dat verwerving noodzakelijk was voor de tunnelaanleg) is al 70 % van de woningen aan de Van Leeuwenhoeksingel in handen van de gemeente. Het handhaven van de woningen is wellicht moeilijk met economisch rendement te realiseren (o.a. mogelijk middels herverkoop onder verplichting tot verbeteringen). Ook dit levert een kostenpost op voor de gebiedsontwikkeling.



[1] De door ing. Van Tol aangeboden voorstellen behelzen enerzijds een bouwmethode (tunneldelen als caissons via een tijdelijk kanaal ingevaren) en anderzijds een tracé. Zijn voorstellen gaan namelijk uit van bouwen onder in gebruik zijnde infrastructuur. In de lopende planstudie is het westelijk tracé wel in de beschouwingen opgenomen, maar de bouwmethode door RIB/ProRail  niet.