Concept
Keuze Voorkeursvariant Spoorzone (openbare samenvatting)
“Kort versus lang”
Op 21
februari 2003 hebben de publieke partijen – ministeries van V&W en VROM,
provincie Zuid-Holland, stadsgewest Haaglanden en de gemeente Delft – ingestemd
met het vaststellen van twee modellen, waarvan een tot voorkeursvariant zal
worden gekozen. Het gaat om de korte tunnel – model A – en de lange tunnel –
model D – zoals in de Keuzenotitie van 21 februari en de bijbehorende bijlagen
is toegelicht.
De
stuurgroep heeft gevraagd op een tweetal onderwerpen nadere gegevens voor te
leggen.
Gevraagd is
om een volledige Milieu Effect Vergelijking van alle in het keuzeproces
onderzochte varianten. Doordat er volledig inzicht ontstaat in alle positieve
en negatieve milieueffecten kan een goed oordeel worden gegeven over de
milieueffecten bij de modellen.
De Milieu
Effect Vergelijking is bijgevoegd.
Verder
dient de financieel economische haalbaarheid van de modellen A en D te worden
gerapporteerd. Dat betekent dat zowel de investeringsramingen van ProRail van
de spoorinfra (spoortunnel en OV-knoop), als de kosten van het herontwikkelen
van het stedelijk gebied zijn bepaald.
Bovendien
dient er van marktpartijen een prijsaanbieding beschikbaar te zijn van de
grondwaarde die het ontwikkelen van het vastgoed opbrengt.
Al deze
gegevens, samen met de beschikbare en nog te verkrijgen subsidies van publieke
partijen dient in een integrale gebiedsexploitatie te leiden tot een inzicht in
de financiële haalbaarheid van zowel de korte als de lange tunnelvariant.
1.Milieu
Effect Vergelijking
Tekst volgt
zodra gegevens bekend zijn (gepland is nu op 6 mei as)
2.
Financiële Haalbaarheid
Investeringen
Spoorinfra
ProRail
heeft een raming gemaakt van de kosten die gemoeid zijn met de aanleg van de
spoortunnel, en de OV-knoop (NS-station, tramlijnen/haltes, busstation,
fietsenstalling). Aan deze raming liggen naast de eerder bepaalde alignementen
7 a-W en 12 b-E*1 ten grondslag een ontwerpnotitie Spoor *2
en een Ontwerpnotitie Civiel Fase II *3
Op basis
van deze gegevens is een directiebegroting opgesteld waarbij de diverse kosten
dragers zijn uitgesplitst.
*1
Spooralignementen ProRail
*2
Ontwerpnotitie Spoor november 2002 concept
*3
Ontwerpnotitie Civiel Fase II, december 2002, definitief
Uitgangspunt
voor de berekening van de kosten van de spoorinfra is dat alle kosten die
noodzakelijk zijn om de functionaliteit als vervoersinfrastructuur te
waarborgen, zijn opgenomen.
Aanvullende
wensen die uitgaan boven deze functionaliteit zijn apart geraamd als ‘wensen
derden’. Ook de kosten die gemaakt moeten worden ten behoeve van de stedelijke
herontwikkeling zijn bij de spoorinfra buiten beschouwing gebleven.
Op die manier
ontstaat inzicht in de noodzakelijke functionele kosten voor de aanleg van de
spoorinfra, aanvullende wensen van kwalitatieve aard hierop en de kosten die
gemoeid zijn met de stedelijke ontwikkeling.
Deze kosten
uitsplitsing is zowel gehanteerd voor model A als model D en is hieronder
afgebeeld.
Model A ‘Kort’ €371 mln. € 35 mln. € 10 mln. € 88 mln. € 504 mln. € 18 mln. € 522 mln. Model D ‘Lang’ €484
mln. €25 mln. € 10 mln. € 73 mln. € 592 mln € 19 mln. € 611 mln. Verschil lang-kort +€113
mln -
€ 10 mln. € 0 -
€ 15 mln. +
€ 88 mln +
€ 1 mln +
€ 89 mln
Omschrijving
kosten |
|
SPOORTUNNEL |
|
Verwerving, Planschade, Nadeelcompensatie |
|
Sloop opstallen en sanering gronden |
|
Spoorinfra |
|
Basisstation |
|
Basis OV Knoop |
|
Terugbrengen
functionaliteit Phoenixstraat |
|
Tram op Westvest (alleen voor model D) |
|
Diepere aanleg tunnel tot -1,4 NAP |
|
|
|
|
|
Verwerving |
|
Sloop en sanering |
|
OV Knoop (boven basisstation) |
|
Busstation |
|
Tram aansluitingen en haltes |
|
Extra 2000 fietsen |
|
|
|
|
|
Commerciële ruimten |
|
P+R parkeren |
|
Parkeergarage Phoenixstraat |
|
|
|
|
|
Verwerving |
|
Sloop opstallen |
|
Milieu en sanering gronden |
|
Bouwrijp maken |
|
Woonrijp maken |
|
Tijdelijke voorzieningen |
|
Bovenwijkse voorzieningen |
|
Voorbereiding, toezicht, administratie |
|
Indirecte kosten en fondsen |
|
TOTAAL STEDELIJKEHERONTWIKKELING |
|
|
|
KOSTEN TOTAAL |
financieringskosten
Opvallend is dat de kosten van de stedelijke
ontwikkeling bij de korte tunnel hoger uitvallen dan bij de lange tunnel. Dat
komt voornamelijk doordat bij het oostelijke tracé van de lange tunnel de
verwervingskosten van de Van Leeuwenhoeksingel en Houttuinen helemaal drukken
op de spoorinfra. Bij de korte tunnel op het westelijke tracé drukt een
belangrijk deel op de stedelijke ontwikkeling, omdat bij het westelijke tracé
voor de aanleg van de spoorinfra minder percelen behoeven te worden verworven.
In deze
opstelling zijn de kosten buiten beschouwing gelaten die gemaakt moeten worden
voor de aansluitingen van de spoortunnel. Zowel richting Rijswijk als richting
Delft-Zuid heeft ProRail de aansluitkosten van de spoortunnel begroot.
Opbrengsten uit ontwikkeling
vastgoed
Zowel bij
de korte als lange tunnel ontstaat er door de aanleg van de spoorinfra de
mogelijkheid om woningbouw en kantoren te ontwikkelen. In de bestaande situatie
is dat niet of slechts heel beperkt mogelijk, omdat de ligging en het geluid
van spoorviaduct de ontwikkeling van functies vrijwel onmogelijk maakt.
Met de
randvoorwaarden van de spoorinfra en kwalitatieve randvoorwaarden van de
gemeente Delft heeft Busquets voor zowel de korte als de lange tunnel een
visualisatie gemaakt van de ontwikkelingspotentie van de Spoorzone na aanleg
van de spoorinfra.
Hieronder
zijn beide vastgoedprogramma’s afgebeeld:
Model
A korte tunnel Vastgoedprogramma 180.000
m2 bvo 950
woningen 41.000 m2 kantoren
Duidelijk
is te zien dat door de lange tunnel er meer en een kwalitatief betere
herontwikkeling mogelijk is van het Spoorzonegebied dan bij een korte
tunnel. Model
D lange tunnel 250.000
m2 bvo Vastgoedprogramma 1450 woningen 35. 000 m2 kantoren
Welke
opbrengsten leveren beide vastgoedprogramma’s op?
Met behulp
van een vooraf vastgelegde procedure (Prijsaanbiedingsovereenkomst) *1,
is er door de marktpartijen Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij en NS Vastgoed
een aanbieding gedaan op de integrale ontwikkeling van het vastgoedprogramma
van beide modellen.
Gescheiden
ervan en op basis van identieke basisgegevens heeft PRC-Bouwcentrum een
directiebegroting opgesteld.
Nadat
vastgesteld is dat de bieding van de marktpartijen en de directiebegroting
minder dan 20% verschilden, is er intensief onderhandeld onder leiding van de
gemeente Delft.
Dit heeft
geleid tot overeenstemming van de grondwaarde van zowel model A als model D.
Voor de
korte tunnel is de totale grondwaarde van het vastgoed € 43 mln. en van de
lange tunnel is dat € 78 mln. Beide bedragen incl. BTW en prijspeil 2003.
Deze
overeenstemming is vastgelegd in een document waarbij de typologie en
parameters van zowel de kantoren als de verschillende woningtypen worden
vastgelegd.
Bijdragen publieke partijen
Nu de
kosten en de vastgoedwaarde bekend zijn, kan een beeld worden gegeven van de
financiële haalbaarheid van de korte en lange tunnel.
Uiteraard
is er een integrale gebiedsexploitatie opgesteld waarbij alle kosten en
opbrengsten in de tijd zijn gezet conform de overeengekomen Hoofdplanning *2.
Hierdoor is
inzicht gekregen in de cashflow van zowel de onderdelen spoorinfra, OV-knoop,
stedelijke ontwikkeling. Natuurlijk ook voor de gehele gebiedsontwikkeling.
Alles
uitgedrukt in prijspeil 2003 en in contante waarde.
Voor de
besluitvorming is een vertrouwelijke en openbare opstelling gemaakt die
gebaseerd is bovengenoemde gedetailleerde berekeningen.
Deze zijn
zowel voor de korte als lange tunnel op de volgende pagina afgebeeld.
*1
Prijsaanbiedingsovereeenkomst met bijlagen ondertekend op 18 maart 2003
*2
Hoofdplanning model D en A van zowel
spoorinfra als vastgoedprogramma
KOSTEN
|
DEKKING
(totalen in mln., prijspeil jan. 2003) |
||
Spoorinfrastructuur |
€ 484,0 |
V&W
(MIT) |
€ 310,0 |
|
|
SubsidieBodemsaneringNSgronden |
€ 5,7 |
|
|
Bijdrage Delft |
€ 33,6 |
|
|
Fietsenstalling |
€
1,9 |
|
|
Bijdrage PPS uit vastgoed |
€ 32,9 |
|
|
Extra bijdrage ministerie V&W |
€ 100,0 |
|
|
|
|
OV-knoop |
€ 25,0 |
Haaglanden |
€ 11,3 |
|
|
Bijdrage Delft Extra bijdrage Delft |
€ 11,3 € 2,4 |
|
|
|
|
Stedelijke herontwikkeling |
€ 83,0 |
|
|
|
€ 19,0 |
Gemeente Delft Uit vastgoedopbrengst |
€ 101,6 |
Kosten
totaal
|
€ 611 |
Dekking
totaal
|
€ 611 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Financiering Model A: “ korte tunnel ”
KOSTEN
|
DEKKING
(totalen in mln., prijspeil jan. 2003) |
||
Spoorinfrastructuur |
€ 371,0 |
V&W (MIT) |
€ 310,0 |
|
|
SubsidieBodemsaneringNSgronden |
€ 4,6 |
|
|
Fietsenstalling |
€
1,9 |
|
|
Bijdrage PPS uit vastgoed |
nihil |
|
|
Extra bijdrage ministerie V&W |
€ 54,5 |
|
|
|
|
OV-knoop |
€ 35,0 |
Stadsgewest Haaglanden |
€ 11,3 |
|
|
Gemeente Delft Extra bijdrage Delft Extra bijdrage (ongedekt) |
€ 11,3 € 2,4 € 10,0 |
|
|
|
|
Stedelijke
herontwikkeling |
€ 98,0 |
Bijdrage VROM |
Nihil |
Financierings-/rentekosten |
€ 18,0 |
Bijdrage uit PPS Nog te dekken |
€ 70,6
€ 45,4 |
Kosten
totaal
|
€ 522 |
Dekking
totaal
|
€ 522 |
Alle
bedragen in miljoenen, prijspeil 1-1 2003 en exclusief BTW
De vet
gedrukte bedragen zijn al (geheel) beschikbaar/toegezegd.
Totale projectkosten |
Kosten
V&W |
Kosten
andere partijen |
Kosten
ongedekt |
“Lang”: € 611,0 mln. |
€ 410,0 mln. |
€ 201,0 mln. |
|
“Kort”: € 522,0 mln. |
€ 364,5 mln. |
€ 102,1 mln. |
€ 55,4 mln. |
Conclusies:
€ 57 mln. hoger en bij de langere
tunnel € 170 mln. hoger.
Bij de korte tunnel is dit bedrag
ten minste circa € 54 mln. Voor het tekort dat in deze variant resteert is
vooralsnog geen dekking te vinden, gezien de positiebepaling van de betrokken
partijen.
circa € 80 mln. op de initiële kosten die voor de
lange tunnel zijn begroot en die normaliter voor rekening van het Rijk komen.
Dat is een inverdieneffect van ruim 15%, ofwel ongeveer 70% van de meerkosten
van de lange tunnel.
*1 “Het bijdragen aan de
uitvoering van het beleid in de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening
2000/2020. Enerzijds betreft
dit binnen de stedelijke
context van Delft het bereiken van een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit en
anderzijds het
wegnemen van een groot
knelpunt in de kwaliteit in de leefomgeving via aanzienlijke reductie van de
bestaande
geluidhinder en het
waarborgen van de veiligheid.
Hoogwaardige ruimtelijke
kwaliteit kan worden bereikt door intensief ruimtegebruik via het integreren
van functies en door
het samenbrengen van de
verschillende vervoersmodaliteiten in een efficiënte overstapmogelijkheid in
het centrum van
Delft.”
*2 “Het verbeteren van de kwaliteit in de leefomgeving in het gebied aan
de rand van de binnenstad door het reduceren van de
geluidsoverlast van het
spoor.
Het verbeteren van de
bereikbaarheid van de Delftse binnenstad voor het openbaar vervoer.
Het herontwikkelen van het
stedelijk gebied in het geografische hart van de stad met een hoog kwaliteitsniveau,
zoals
gevisualiseerd in de
stedenbouwkundige visie van 1999, met een goede mix van kantoren, woningen en
andere functies.
Duurzame economische
ontwikkeling van “Delft Kennisstad”
*3 “Het ondersteunen van een kwalitatief hoogwaardige stedelijke
ontwikkeling door het stimuleren van economische
ontwikkelingen rondom het
knooppunt van openbaar vervoer bij het station Delft.
Het verbeteren van de
kwaliteit en het uitbreiden van het openbaar vervoernetwerk in de Zuidvleugel
met een knooppunt in
Delft.
3. Eindafweging lange tunnel versus korte tunnel
De strategische afweging die alle partijen
gezamenlijk en ieder voor zich moeten maken is het beantwoorden van de vraag of
de gevraagde publieke (extra) investering opweegt tegen het nut van sowieso een
spoortunnel en dan vervolgens of de voordelen van de lange tunnel het
rechtvaardigen om de benodigde extra middelen beschikbaar te stellen.
De vraag of er een spoortunnel dient te komen is
primair een verantwoordelijkheid die bij het Rijk ligt. Bij de minister van
V&W voor wat betreft het investeren in het vergroten van de capaciteit, de
veiligheid en comfort van de spoorinfrastructuur.
Uit de uitgevoerde Verkenningenstudie ook
aanvullende studies lijkt het noodzakelijk om omstreeks 2020 in Delft te kunnen
beschikken over een 4-sporig tracé.
Om milieuredenen en vanwege de gevolgen die dat
heeft voor het leefmilieu en stedelijke kwaliteit in de Spoorzone kan deze
uitbreiding niet plaats vinden op het bestaande spoortracé met het huidige
viaduct. De noodzaak van een spoortunnel – in ieder geval als vervanging van
het huidige viaduct is daarmee een gegeven.
De vraag is dan vervolgens of niet volstaan kan
worden met een korte tunnel. Immers, waar het huidige viaduct loopt komt een spoortunnel
zodat de leefbaarheid langs de Spoorsingel en de Phoenixstraat in vergelijking
met het huidige spoorviaduct enorm zal verbeteren.
Toch valt de eindafweging in het voordeel uit van de
lange tunnel. Louter de capaciteitsvergroting
van het spoor kan hiervoor geen argument zijn omdat die in beide
gevallen leidt tot een 4-sporig tracé.
Wel bezien vanuit een oogpunt van een “duurzame en
toekomstvaste oplossing” maakt de lange tunnel een groot verschil ten opzichte
van de korte tunnel.
Het doorslaggevende argument is toch de
verantwoordelijkheid en het benutten van de kans van overheden en private
partijen om bij het aanleggen van dergelijke grootschalige infrastructuur in
een historische stad, het herstellen van de structuur en het vergroten van de leefbaarheid
en de stedelijke kwaliteit voor de komende 100 jaar, structureel te realiseren.
Dat vertaalt zich bij de lange tunnel in een grotere
kwaliteitsimpuls voor de stad Delft, in circa 500 meer woningen, vergeleken met
de korte tunnel, en ook in een grotere financiële bijdrage uit de ontwikkeling
van het vastgoed aan de aanlegkosten van de spoortunnel.
Kwalitatief maakt het veel uit of de geluidsoverlast
van het spoor “onzichtbaar” wordt opgelost door een spoortunnel of met een
geluidwerende voorziening langs het bovengrondse spoor.
De kwaliteit van het openbaar gebied – denk aan de
parkzone, het verdwijnen van de Irenetunnel en de betere integratie van tot nu
toe twee delen van de stad aan het spoor – maken de lange tunnel kwalitatief
beter dan de oplossing die mogelijk is bij de korte tunnel.
Bovendien biedt de lange tunnel de mogelijkheid het
station dicht bij de binnenstad te situeren, wat voor de bereikbaarheid en het
instandhouden van het economisch functioneren van de noordelijke binnenstad van
levensbelang is.
Bovenstaande argumenten leiden ertoe dat de
gevraagde extra € 65 mln. die de publieke partijen gezamenlijk voor een lange
tunnel moeten opbrengen vergeleken met de korte tunnel, voluit opweegt tegen de
grote voordelen die een lange tunnel heeft boven een korte tunnel.
4. Besluitvorming:
1.Het
ministerie van V&W: een extra bijdrage van € 100 mln. uit extra middelen om
knelpunten
in
de infrastructuur te bestrijden.
2.Het ministerie van VROM, de provincie Zuid-Holland en
de gemeente Delft: een subsidie
voor de stedelijke ontwikkeling van de
Spoorzone die, inclusief de opbrengsten PPS,
uitkomt op € 101,6 mln. (model D).
Procesmanager
Spoorzone Delft Projectmanager
Spoorzone ProRail
Kor
Buitendijk René
Buvelot
1 mei 2003