GEMEENSCHAPPELIJKE
REGELING BEDRIJVENSCHAP HARNASCHPOLDER
Considerans
De raden en de colleges van burgemeester en
wethouders van de gemeenten Delft, Den Haag en Schipluiden,
overwegende:
1.
De gemeente Delft, Den Haag en Schipluiden
hebben in april 2001 een samenwerkingsconvenant gesloten inzake de ontwikkeling
van het bedrijventerrein Harnaschpolder.
2.
De gemeenten hebben onderkend dat het
bedrijventerrein Harnaschpolder een regionale betekenis heeft. Gelet op de
verplaatsingsbehoefte van bedrijven in het stedelijk gebied van Delft en Den
Haag, achten zij een versnelde ontwikkeling van een standaard bedrijventerrein
wenselijk.
3.
Bij dit convenant is afgesproken dat de
ontwikkeling, acquisitie en beheer van het bedrijventerrein via een
bedrijvenschap krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen ter hand zal
worden genomen, waarin de drie gemeenten paritair en op basis van
gelijkwaardigheid deelnemen.
4.
Ter uitvoering van het vorenstaande is de
navolgende gemeenschappelijke regeling opgesteld en hebben de gemeenten voorts
een uitvoeringsconvenant gesloten.
besluiten
ieder, voorzover zij voor de eigen gemeente
bevoegd zijn, de gemeenschappelijke regeling Bedrijvenschap Harnaschpolder vast
te stellen volgens de navolgende bepalingen.
I BEGRIPSBEPALINGEN
1.1
Deze
gemeenschappelijke regeling verstaat onder:
a)
"de
regeling": deze gemeenschappelijke regeling;
b)
het
"bedrijvenschap": het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van
deze regeling;
c)
"bedrijfsterreinen":
de door de grondgebiedgemeente aangewezen gronden, onder meer bestemd voor
bedrijfs- en handelsdoeleinden met bijbehorende kantoren, wegen, water,
parkeerterreinen e.d.;
d)
"college":
een college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente;
e)
"deelnemende
gemeente": de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten,
te weten Delft, Den Haag en Schipluiden;
f)
"exploitatiebegroting":
de meerjarige bouwgrondexploitatiebegroting als bedoeld in artikel 14.2;
g)
"gedeputeerde
staten": gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland;
h)
grondgebiedgemeente:
de gemeente binnen wier grenzen het bedrijvenschap is gelegen.
1.2
De
grondgebiedgemeente is thans Schipluiden. Indien de gemeente Schipluiden opgaat
in een nieuwe gemeente Midden-Delfland, wordt in deze regeling voor
"grondgebiedgemeente" resp. "de gemeente Schipluiden"
gelezen: de gemeente Midden-Delfland.
1.3
Waar in de
regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke
regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, indien in die
artikelen wordt gesproken van gemeente, raad, college of burgemeester, daarvoor
gelezen bedrijvenschap, algemeen bestuur, dagelijks bestuur resp. voorzitter.
Artikel 2
2.1
Er is een openbaar lichaam, genaamd Bedrijvenschap Harnaschpolder. Het is gevestigd te
Schipluiden.
2.2
Het
rechtsgebied van het bedrijvenschap omvat het grondgebied van de
bedrijfsterreinen, zoals aangegeven op de als bijlage 1 aangehechte kaart.
Het
bestuur van het bedrijvenschap bestaat uit:
a. het algemeen
bestuur;
b. het dagelijks
bestuur;
c. de voorzitter.
4.1
Het
bedrijvenschap heeft tot taak het bedrijventerrein Harnasch aan te leggen en te
exploiteren, waaronder alles begrepen wat met deze aanleg en exploitatie
samenhangt, alsmede het stichten en exploiteren van bedrijfsgebouwen.
4.2
Onder de taak
van het bedrijvenschap zijn niet begrepen de bij de grondgebiedgemeente
berustende openbare taken, waaronder de reiniging en het onderhoud van openbare
wegen, het afvoeren van water en vuilnis, gladheidsbestrijding, de openbare
verlichting, de politie, de brandweer en het bouwtoezicht.
4.3
Het
bedrijvenschap zal bij de uitvoering van zijn taak in beginsel gebruikmaken van
diensten, die door de deelnemende gemeenten tegen kostendekkend tarief worden
aangeboden, voor rekening van het bedrijvenschap.
4.4
Ten behoeve
van de in het eerste lid vermelde taak kan het bedrijvenschap één of meer
rechtspersonen oprichten en/of deelnemen in één of meer bestaande dan wel te
vormen rechtspersonen.
Samenstelling
Artikel 5
5.1
Het algemeen
bestuur bestaat uit drie leden per deelnemende gemeente, waarvan twee leden
door de raden van de gemeenten uit hun midden worden aangewezen. Als derde lid
wordt aangewezen een lid, dat deel uitmaakt van het college van burgemeester en
wethouders van de deelnemende gemeente.
5.2
Ieder lid van
het algemeen bestuur heeft een op gelijke wijze aangewezen plaatsvervanger.
5.3
De aanwijzing
van de leden van het algemeen bestuur geschiedt voor een periode van vier jaar
en vindt plaats binnen vier weken nadat gemeenteraadsverkiezingen zijn gehouden
en de colleges van de deelnemende gemeenten zijn gevormd.
5.4
Het
lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege op het moment, dat
het lid de hoedanigheid van raadslid dan wel van lid van het college van
burgemeester en wethouders verliest.
5.5
De leden van
het algemeen bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de nieuw gekozen leden
van het algemeen bestuur in functie treden.
5.6
Het lid, dat ter
vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot
lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop
degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
5.7
De leden van
het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag
stellen zij de voorzitter, alsmede de voorzitter van de raad die hen heeft
aangewezen, op de hoogte. Leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben
genomen, worden vervangen door hun plaatsvervanger totdat in hun opvolging is
voorzien.
6.1 Het
lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van
ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een der deelnemende gemeenten
aangesteld of daaraan ondergeschikt, met uitzondering van onderwijzend
personeel, van ambtenaren van de burgerlijke stand of van hen, die als
vrijwilliger niet bij wijze van beroep hulpdiensten verrichten. Met ambtenaar
worden gelijkgesteld zij, die in dienst van een van de deelnemende gemeente op
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Artikel 7
7.1
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 heeft het algemeen
bestuur alle bevoegdheid die niet in of ingevolge de regeling aan het dagelijks
bestuur of de voorzitter is opgedragen.
7.2
Bij de
uitoefening van deze bevoegdheden zijn de bij de Gemeentewet voor de raad van
een gemeente gestelde bepalingen zoveel mogelijk van overeenkomstige
toepassing.
8.1
Het algemeen
bestuur is bevoegd voor het rechtsgebied van het bedrijvenschap verordeningen
vast te stellen, te handhaven door strafbepalingen of bestuursdwang.
8.2
Het algemeen
bestuur kan in deze verordeningen het dagelijks bestuur bevoegd verklaren
nadere regels te stellen met betrekking tot bepaalde in de verordening
aangewezen onderwerpen.
8.3
De afkondiging
van deze verordeningen vindt plaats op de wijze als aangegeven in de
Gemeentewet.
8.4
Binnen de
grenzen van artikel 30 Wet gemeenschappelijke regelingen is het algemeen
bestuur bevoegd belastingen te heffen.
Werkwijze
Artikel 9
9.1
Het algemeen
bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee maal en voorts zo vaak als de
voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordelen, dan wel tenminste twee
leden dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoeken.
9.2
De artikelen
19, 20, 22, 26 en 28 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing met
dien verstande, dat de in artikel 19 bedoelde openbare kennisgeving op verzoek
van de voorzitter tevens geschiedt door de burgemeesters van de deelnemende
gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze.
9.3
De
vergaderingen zijn openbaar. De deuren worden gesloten, wanneer tenminste twee
van de aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt.
Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden
vergaderd.
9.4
Het algemeen
bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.
Besluitvorming
Artikel 10
10.1
De
vertegenwoordigers van een deelnemende gemeente brengen tezamen één stem uit,
ongeacht het aantal aanwezige vertegenwoordigers.
10.2
Besluiten
worden in unanimiteit genomen.
10.3
Besluiten
kunnen alleen worden genomen in een vergadering, waarin elk van de deelnemende
gemeenten is vertegenwoordigd en tenminste zes leden aanwezig zijn.
10.4
Indien een
deelnemende gemeente in een vergadering niet is vertegenwoordigd, roept de
voorzitter een nieuwe vergadering bijeen onder opgave van de te behandelen
onderwerpen. In die vergadering kunnen met inachtneming van het bepaalde sub
10.2 besluiten worden genomen, ongeacht of aan het bepaalde bij artikel 10.3 is
voldaan.
11.1 Het
algemeen bestuur brengt aan de raden van de deelnemende gemeenten ter kennis de
besluiten betreffende:
a. de begroting en de rekening met
de daarbij behorende stukken;
b. verordeningen, als bedoeld in
artikel 8;
c. het reglement van orde, als
bedoeld in artikel 9.4.
V DAGELIJKS BESTUUR
Samenstelling
Artikel 12
12.1
Het dagelijks
bestuur bestaat uit drie leden en wordt gevormd door de leden van het algemeen
bestuur die behoren tot de colleges van burgemeester en wethouders van de
deelnemende gemeenten.
12.2
De voorzitter
van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.
12.3
Indien een
plaats in het dagelijks bestuur openvalt door ontslag, overlijden of
anderszins, wordt de vacature waargenomen door de voor dit lid aangewezen
plaatsvervanger. De deelnemende gemeente, die het betreffende lid heeft
aangewezen, voorziet zo spoedig mogelijk in de vacature.
12.4
De leden van
het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het
algemeen bestuur.
12.5
Een lid van
het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien
dit lid niet langer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur. In dat
geval eindigt tevens het lidmaatschap van het algemeen bestuur. De artikelen 49
en 50 van de gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
12.6
Een lid van
het algemeen bestuur kan door de raad, die het lid heeft aangewezen, worden
ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen geniet van die raad. De
artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
12.7
Degene, die
ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt daarmee tevens op lid van
het dagelijks bestuur te zijn.
13.1
De leden van
het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde als zodanig ontslag nemen.
13.2
Het nemen van
ontslag geschiedt door schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter.
13.3
Artikel 12.3
is in dit geval van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14
14.1 Aan
het dagelijks bestuur is, behalve hetgeen elders in de regeling is bepaald,
opgedragen:
a.
het voorbereiden van hetgeen in
het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht;
b.
het uitvoeren van de besluiten
van het algemeen bestuur, waaronder begrepen de uitvoering van het sub 14.3
bedoelde jaarwerkplan;
c.
het afkondigen van de besluiten,
waarvan de afkondiging bij de wet of bij besluit van het algemeen bestuur is
voorgeschreven;
d. het beheren van de inkomsten en uitgaven van het
bedrijvenschap;
e.
het toezicht op het beheer en
het onderhoud van alle werken, inrichtingen en eigendommen van het
bedrijvenschap;
f.
het vaststellen van de plannen
en voorwaarden van aanbesteding of uitvoering van de werken en leverantiën ten
behoeve van het bedrijvenschap, waarvan de vaststelling het algemeen bestuur
niet aan zich heeft voorbehouden;
g.
het nemen van alle conservatoire
en/of spoedeisende maatregelen in en buiten rechte en het doen wat nodig is ter
voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;
h. het houden van toezicht op al hetgeen het bedrijvenschap
aangaat.
14.2
Het algemeen
bestuur stelt een meerjarige bouwgrondexploitatiebegroting vast, waartoe het
dagelijks bestuur een voorstel doet. De exploitatiebegroting wordt bijgesteld
en geactualiseerd zodra zulks nodig en mogelijk is.
14.3
Het algemeen
bestuur stelt jaarlijks een zo gedetailleerd mogelijk jaarwerkplan vast,
waartoe het dagelijks bestuur een voorstel doet.
14.4
Nadere
besluiten ter uitvoering van het jaarwerkplan worden geacht aan het dagelijks
bestuur te zijn gedelegeerd, voorzoveel deze besluiten blijven binnen de
grenzen van het jaarwerkplan en de begroting.
14.5
Het algemeen
bestuur kan te allen tijde, hetzij op voorstel van het dagelijks bestuur hetzij
op eigen initiatief, een jaarwerkplan tussentijds wijzigen.
14.6
Besluiten
en/of maatregelen als bedoeld sub 14.1 onder g. worden in de eerstvolgende
vergadering van het algemeen bestuur ter bekrachtiging voorgelegd aan het
algemeen bestuur.
15.1
Het dagelijks
bestuur kan slechts beraadslagen en besluiten in een vergadering, waarin alle
leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
15.2
Besluiten
worden in unanimiteit genomen.
15.3
Indien niet
alle leden aanwezig zijn, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering op een
termijn van tenminste zeven dagen. De oproepingsbriefjes voor deze vergadering
vermelden de te behandelen zaken. In deze vergadering wordt een besluit genomen
door de dan aanwezige leden.
VI INFORMATIE EN VERANTWOORDING
Artikel 16
16.1
Het algemeen
bestuur en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende
gemeenten alle inlichtingen die door een raad worden gevraagd.
16.2
Een lid van
het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur geeft aan de raad, die dit
lid heeft aangewezen, alle inlichtingen die door de raad of een of meer leden
daarvan worden gevraagd.
16.3
Het dagelijks
bestuur en een of meer leden daarvan geven aan het algemeen bestuur of aan een
of meer leden daarvan de gevraagde inlichtingen dan wel leggen verantwoording
af, indien daartoe geroepen door het algemeen bestuur.
16.4
Een lid van
het algemeen bestuur kan door de raad, die het lid heeft aangewezen, ter
verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde
beleid.
16.5
Het geven van
inlichtingen en het afleggen van verantwoording gebeurt op de in de deelnemende
gemeente gebruikelijke wijze.
VII VOORZITTER EN SECRETARIS
Artikel 17 - Voorzitter
17.1
Het
voorzitterschap van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur rouleert
gedurende de zittingsduur van het algemeen bestuur onder de leden van de
deelnemende gemeenten, die behoren tot het college van burgemeester en
wethouders. Voor de eerste maal levert Schipluiden de voorzitter, vervolgens
Den Haag en daarna Delft. De zittingsduur van de voorzitter is een jaar.
17.2
De voorzitter
is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks
bestuur en draagt ervoor zorg, dat de besluiten naar behoren worden uitgevoerd.
17.3
Hij
vertegenwoordigt het bedrijvenschap in en buiten rechte. Hij kan de
vertegenwoordiging aan een door hem gemachtigde schriftelijk opdragen.
17.4
Met
inachtneming van het hiervoor in dit artikel bepaalde kan een plaatsvervangend
voorzitter worden benoemd.
18.1
Op voordracht van de grondgebiedgemeente benoemt het algemeen bestuur
een secretaris, die tevens fungeert als secretaris van het dagelijks bestuur.
Het algemeen bestuur is bevoegd de secretaris te schorsen of te ontslaan.
18.2
Indien het algemeen bestuur een voorgedragen kandidaat niet benoemt dan
wel een secretaris ontslaat, draagt de grondgebiedgemeente een andere kandidaat
voor.
18.3
De secretaris maakt geen deel uit van het algemeen bestuur en van het
dagelijks bestuur.
18.4
Het algemeen bestuur kan een plaatsvervangend secretaris benoemen. Het
hiervoor in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
18.5
De secretaris c.q. zijn plaatsvervanger staan het dagelijks bestuur en
de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Het dagelijks bestuur
kan in een instructie nadere regels vaststellen over de taak en de bevoegdheden
van de secretaris.
19.1
De voorzitter
en de secretaris of hun plaatsvervanger ondertekenen de stukken, die van het
algemeen en van het dagelijks bestuur uitgaan.
VIII DIRECTIE EN OVERIG PERSONEEL
Artikel 20
20.1
Op voordracht
van de gemeente Den Haag benoemt het dagelijks bestuur een directeur, gehoord
het algemeen bestuur.
20.2
Op voordracht
van de gemeente Delft benoemt het dagelijks bestuur een administrateur, gehoord
het algemeen bestuur.
20.3
Indien het
dagelijks bestuur een voorgedragen kandidaat niet benoemt of later ontslaat,
draagt de betrokken gemeente een andere kandidaat voor.
20.4
De directeur
en de administrateur kunnen niet zijn lid van het algemeen bestuur noch
secretaris of plaatsvervangend secretaris van het algemeen bestuur.
20.5
Het dagelijks
bestuur kan in een instructie nadere regels vaststellen over de taken en
bevoegdheden van de directeur en de administrateur.
20.6
Het dagelijks
bestuur kan naar behoeven binnen het daartoe vastgestelde budget ondersteunend
personeel aanstellen.
20.7
In de regel
worden in de functies van secretaris, directeur, administrateur en
ondersteunend personeel slechts ambtenaren van de deelnemende gemeenten benoemd
op basis van detachering. Met de betrokken gemeente wordt een regeling
getroffen omtrent de vergoeding voor en de beëindiging van de detachering.
IX VERGOEDINGEN
Artikel 21
21.1
De leden van
het algemeen en dagelijks bestuur kunnen op jaarbasis een te-gemoetkoming in
reis- en verblijfskosten ontvangen, vast stellen door het algemeen bestuur.
X FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 22 - Administratie
22.1
Het algemeen
bestuur stelt onder goedkeuring van gedeputeerde staten regelen vast met
betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het
kasbeheer van het bedrijvenschap.
22.2
Het algemeen
bestuur stelt regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de
inrichting van de financiële organisatie. Deze regels dienen te waarborgen dat
de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de
financiële organisatie wordt getoetst.
22.3
Het algemeen
bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393 lid 1 van Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het
daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een
verslag van de bevindingen.
22.4
Op de accountantsverklaring
en het verslag van de bevindingen is artikel 213 lid 3 t/m 5 van de Gemeentewet
van overeenkomstige toepassing.
23.1
Het dagelijks
bestuur stelt jaarlijks voor 1 maart een ontwerp-begroting met de daarbij
behorende toelichting op voor het daarop volgende jaar.
23.2
De
ontwerp-begroting wordt zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt
aangeboden, toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten; artikel 190,
lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. De raden van
de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over
de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de
commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze
aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
23.3
Het algemeen
bestuur stelt de begroting vast uiterlijk 1 juli van het jaar voorafgaande aan
het jaar, waarvoor de begroting moet dienen.
23.4
Het dagelijks
bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling doch in ieder
geval vóór 15 juli aan gedeputeerde staten ter goedkeuring en, zo nodig, aan de
raden van de deelnemende gemeenten, die terzake bij gedeputeerde staten hun
zienswijze naar voren kunnen brengen.
23.5
Met betrekking
tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in de voorafgaande leden -
behalve het derde lid - van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
23.6
Van het
bepaalde in het vijfde lid kan worden afgeweken ten aanzien van
begrotingswijzigingen die
a.
het
totaalbedrag van de begroting niet aantasten;
b.
geen afwijking
inhouden van het te voeren algemeen en financieel beleid.
24.1
Van de
rechtmatigheid en doelmatigheid van de inkomsten en uitgaven van het
samenwerkingsverband wordt door het dagelijks bestuur over het verstreken
kalenderjaar verantwoording gedaan aan het algemeen bestuur, onder overlegging
van de jaarrekening met toelichting, die in overeenstemming is met de in
artikel 22.2 bedoelde regelen.
24.2
Het algemeen
bestuur onderzoekt de jaarrekening en stelt haar uiterlijk 1 juli van het jaar,
volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, vast.
24.3
De rekening
wordt binnen twee weken na vaststelling doch uiterlijk 15 juli aan gedeputeerde
staten gezonden.
24.4
De
vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge,
behoudens indien later valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden
mochten komen vast te staan.
25.1
Het algemeen bestuur beslist of een batig slot van de rekening van
lasten en baten geheel of gedeeltelijk
a. zal worden toegevoegd aan de reserve, dan wel
b. zal
worden toegevoegd aan het vermogen, dan wel
c.
aan de deelnemende gemeenten zal worden uitgekeerd.
25.2 Het algemeen bestuur beslist of een nadelig slot van de
rekening van lasten en baten geheel of gedeeltelijk
a.
ten laste van
het volgende dienstjaar zal worden gebracht, dan wel
b.
ten laste van
de bestaande reserve zal worden afgeschreven, dan wel
c.
ten laste van
het vermogen zal worden gebracht, dan
wel
d.
ten laste van
de deelnemende gemeenten zal worden gebracht.
26.1
Bij de
toepassing van artikel 25 worden de navolgende regels in acht genomen.
26.2
Uitkering van
batige saldi aan de deelnemende gemeenten vindt niet eerder plaats dan wanneer
het bedrijvenschap is voltooid en de grondexploitatie afgesloten, tenzij het
algemeen bestuur anders mocht besluiten.
26.3
Een batig
saldo tot een maximum van Euro 5.445.362,- wordt gelijkelijk verdeeld over de
deelnemende gemeenten. Indien het batig saldo hoger is dan dit bedrag, komt het
meerdere ten goede van de deelnemende gemeenten Den Haag en Delft in de
verhouding 65/35.
26.4
Een nadelig
saldo tot een maximum van Euro 5.445.362,- wordt voor gelijke delen ten laste
van de deelnemende gemeenten gebracht. Indien het nadelig saldo hoger is dan
dit bedrag, dan wordt het meerdere ten laste gebracht van de deelnemende
gemeenten Den Haag en Delft in de verhouding 65/35.
26.5
De sub 26.3 en
26.4 genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de
consumtenprijsindex (werknemers-laag) zoals gepubliceerd door het Centraal
Bureau voor de Statistiek.
XI INBRENG VAN GRONDEN
Artikel
27
27.1
Het algemeen
bestuur stelt vast, of en wanneer het nodig is, dat het bedrijvenschap percelen
van het gebied, bedoeld in artikel 2.2, in eigendom verkrijgt.
27.2
Indien een
deelnemende gemeente de eigendom heeft van de desbetreffende percelen op het
tijdstip, als bedoeld in het eerste lid, draagt zij die aan het bedrijvenschap
over tegen een nader overeen te komen vergoeding.
27.3
Indien een
deelnemende gemeente geen eigenaar van de desbetreffende percelen is, verricht
het bestuur van het bedrijvenschap al hetgeen ter verkrijging van de eigendom
nodig is.
27.4
Blijkt in een
zodanig geval dat de eigendom slechts door middel van onteigening kan worden
verkregen, dan neemt de grondgebiedgemeente, na een daartoe strekkend verzoek
van het bestuur van het bedrijvenschap, de maatregelen, die nodig zijn om de
eigendom van die percelen te verwerven. Na verwerving wordt de grond
overgedragen aan het bedrijvenschap op de wijze als hiervoor sub 27.2 is
voorzien.
XII
ARCHIEF
Artikel
28
28.1
Het dagelijks
bestuur is belast met de zorg en toezicht op de bewaring en het beheer van de
archiefbescheiden van het bedrijvenschap overeenkomstig een door het algemeen
bestuur vast te stellen regeling, waarbij dwingende bepalingen uit de
Archiefwet in acht worden genomen.
28.2
De secretaris
is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden overeenkomstig
de door het algemeen bestuur vast te stellen regeling.
28.3
Na beëindiging
van de regeling wordt het archief ter bewaring overgedragen aan de
grondgebiedgemeente.
XIII
GESCHILLEN
Artikel
29
29.1
Voordat over
een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke
regelingen, de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het
algemeen bestuur het geschil voor aan een commissie van goede diensten.
29.2
De commissie
bestaat uit drie personen, die gezamenlijk worden aangewezen door de
deelnemende gemeenten. Wordt dienaangaande geen overeenstemming bereikt, dan
wordt aan de commissaris der Koningin van de provincie Zuid-Holland verzocht
deze personen aan te wijzen.
29.3
De commissie
hoort de bij het geschil betrokken besturen.
29.4
De commissie
brengt binnen drie maanden advies uit over de mogelijkheden partijen tot
overeenstemming te brengen.
30.1
In afwijking
van artikel 5.3 geschiedt de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur
voor de eerste keer binnen een maand na datum van inwerkingtreding van deze
regeling. De zittingsperiode eindigt op de dag, waarop ingevolge artikel 5.3 de
leden van het algemeen bestuur worden aangewezen.
31.1
De regeling
wordt aangegaan voor een periode van tien jaar. De regeling kan tussentijds
worden beëindigd dan wel voor een bepaalde periode worden verlengd krachtens een
gezamenlijk besluit daartoe van de deelnemende gemeenten.
31.2
Indien de
deelnemende gemeenten hebben besloten tot beëindiging, besluit het algemeen
bestuur tot ontbinding en vereffening. Het algemeen bestuur stelt alsdan een
liquidatieplan op, dat voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten
tot deelneming in de financiële en personele gevolgen van de opheffing van de
regeling op de wijze en volgens de regelen als in de Wet gemeenschappelijke regelingen voorzien en met inachtneming
van hetgeen hiervoor in artikel 26 is bepaald. De organen van de regeling
blijven in functie zolang dat voor de liquidatie is vereist. Het liquidatieplan
behoeft de instemming van de raden van de deelnemende gemeenten.
31.3
Een
deelnemende gemeente kan besluiten tot uittreding uit het bedrijvenschap door
middel van een schriftelijke mededeling van dit besluit aan de secretaris van
het bedrijvenschap. Daarbij wordt een termijn van tenminste een jaar in acht
genomen. Uittreding kan slechts plaatsvinden bij het einde van een kalenderjaar.
31.4
Bij uittreding
van een deelnemende gemeente stelt het dagelijks bestuur in overleg met de
uittredende gemeente een tussentijdse afrekening op, met inachtneming van de
navolgende uitgangspunten:
a.
de geldende grondexploitatiebegroting wordt per datum van uittreden
geactualiseerd en zo nodig aangepast;
b.
wanneer het geprognosticeerd resultaat van de geactualiseerde
exploitatie-begroting een nadelig saldo is, zal de uittredende gemeente het
haar op basis van de risicoverdeling van artikel 26 toe te rekenen aandeel in
dit nadelig saldo aan het bedrijvenschap vergoeden, contant gemaakt per datum
van uittreden;
c.
Wanneer het geprognosticeerd resultaat van de
geactualiseerde exploitatie-begroting een batig saldo is, wordt de contante
waarde daarvan per datum van uittreden bepaald, zijnde het geprognosticeerd batig saldo per datum van uittreden.
Aan de uittredende gemeente komt alsdan toe haar op basis van de
risicoverdeling van artikel 26 toe te
rekenen aandeel in het geprognosticeerd batig saldo, voorzover dat per datum
van uittreden is gerealiseerd.
Onder gerealiseerd batig saldo per datum van
uittreden wordt verstaan een
percentage van het geprognosticeerd batig
saldo, dat gelijk is aan het percentage
van de totale oppervlakte van de door het bedrijvenschap uit te geven
netto
bedrijfsterrein, dat per datum van uittreden
is uitgegeven. Bedrijfsterrein geldt als
uitgegeven, indien terzake over en weer
onvoorwaardelijke verplichtingen zijn
aangegaan.
Indien
het dagelijks bestuur met de uittredende gemeente overeenstemming bereikt
over
de tussentijdse afrekening, dan wordt deze ter vaststelling voorgelegd aan het
algemeen
bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, dan is het
bepaalde
in artikel 29 van toepassing.
31.5
Geschillen
over een liquidatieplan als bedoeld onder 31.2 c.q. een afrekening als
bedoeld
onder 31.4 worden beslecht overeenkomstig artikel 29.
32.1
De regeling kan worden gewijzigd op voorstel van het algemeen bestuur
bij eensluidende besluiten van de raden van de deelnemende gemeenten. Deze
besluiten behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
32.2
De wijziging treedt niet eerder in werking dan nadat de besluiten
daartoe in de registers bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke
regelingen zijn opgenomen.
33.1
Het bestuur
van de grondgebiedgemeente draagt zorg voor de toezending van de regeling aan
gedeputeerde staten, alsmede, voorzover toepasselijk, van de besluiten tot
wijziging of ontbinding van deze regeling.
34.1
Deze regeling
kan worden aangehaald als: Regeling
Bedrijvenschap Harnaschpolder.
34.2
De regeling
treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.
Aldus vastgesteld door de raad van de
gemeente Schipluiden in zijn openbare vergadering van
24 juni 2003, door de raad van de gemeente
Delft in zijn openbare vergadering van .. juni 2003 en door de gemeente Den
Haag in zijn openbare vergadering van
.. juni 2003.