reactienota Startnotitie m.e.r.

Duurzame ontwikkeling Technopolis Business Campus, Delft:

Optimaliseren van stromen

 

 

 

 

 

Gemeente Delft

Mei 2003


Inhoudsopgave

 

Inhoudsopgave  2

1 Inleiding  3

1.1 Aanleiding  3

1.2 Leeswijzer 3

2. Inspraakmogelijkheden en binnengekomen opmerkingen  4

2.1 Aangeboden inspraakmogelijkheden  4

2.2 Insprekers en binnengekomen opmerkingen  4

3 Beantwoording binnengekomen opmerkingen  6

3.1 Inleiding  6

3.2 Meningsuiting, geen inhoudelijke opmerking  6

3.3 Water 6

3.4 Ecologie  6

3.5 Verkeer 7

3.6 Geluid en luchtkwaliteit 7

3.7 Archeologie  7

 


1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor u ligt de Reactienota Startnotitie m.e.r. Duurzame ontwikkeling Technopolis Business Campus, Delft: Optimaliseren van stromen. In deze reactienota worden de inspraakreacties uit de inspraakprocedure van de Startnotitie samengevat en beantwoord.

Als formele start van de m.e.r. Technopolis Business Campus is een startnotitie geschreven en gepubliceerd, waarin onder meer de voorgenomen activiteit op hoofdlijnen is benoemd en gemotiveerd. Daarbij is aangegeven dat in het milieueffectrapport (MER1) 5 alternatieven verder  worden uitgewerkt. Daarnaast is in de Startnotitie een korte omgevingsanalyse gegeven en is aangegeven wat de mogelijke impact van het voornemen op het milieu kan zijn.

 

De startnotitie vormt de basis voor de tweede fase van de m.e.r.-procedure (inspraak, adviezen en richtlijnen), waarin geïnventariseerd wordt welke aandachtspunten er met name gelden bij de uitwerking van de alternatieven en de daaruit voortvloeiende milieugevolgen in het op te stellen MER.

 

Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming over de betreffende activiteit. Daarom is een milieueffectrapportage steeds gekoppeld aan een besluit en de procedure die daarvoor moet worden doorlopen. De m.e.r.-procedure voor de Technopolis Business Campus is gekoppeld aan het nieuwe bestemmingsplan dat momenteel  wordt voorbereid. 

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de binnengekomen reacties nader gespecificeerd. In hoofdstuk 3 worden de opmerkingen beantwoord. De beantwoording van de opmerkingen door het bevoegd gezag zijn telkens cursief  weergegeven.



2. Inspraakmogelijkheden en binnengekomen opmerkingen

2.1 Aangeboden inspraakmogelijkheden

Gedurende de periode van 10 maart tot en met 7 april 2003 heeft de Startnotitie voor een ieder ter inzage gelegen in het gebouw van Publiekszaken van de gemeente Delft. Bovendien heeft de startnotitie gedurende de gehele inspraakperiode op de gemeentelijke website (www.gemeentedelft.info) gestaan. Daarnaast heeft op 18 maart 2003 een openbare inspraakavond plaatsgevonden, waarop nadere informatie over de planvorming is gegeven en een ieder in de gelegenheid is gesteld om ook mondeling te reageren. De beantwoording van de ingebrachte reacties wordt door de gemeenteraad van Delft, binnen de m.e.r.-procedure het bevoegd gezag vormend, meegenomen bij het bepalen van de richtlijnen voor (de inhoud van) het MER.

 

De onderstaande instanties specifiek benaderd voor een reactie. Het betreft hier instanties met zowel lokale als bovenlokale belangen. In tabel 2.1. zijn de aangeschreven instanties genoemd.

 

Tabel 2.1. Benaderde instanties

 

§        VROM-inspectie

§        Ministerie van Economische zaken

§        Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland

§        Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek

§        Hoogheemraadschap van Delfland

§        PPC Zuid-Holland

§        Stadsgewest Haaglanden

§        Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Haaglanden

§        Gemeente Pijnacker-Nootdorp

§        Eneco energie

§        Stichting Zuid-Hollandse Milieufederatie

§        TU Delft

§        TU Vastgoed

§        Commissie voor de m.e.r.

 

 

2.2 Insprekers en binnengekomen opmerkingen

Er zijn 5 inspraakreacties naar aanleiding van de startnotitie binnengekomen.  Van de mondelinge inspraakmogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Wel zijn er op de inspraakavond naar aanleiding van de presentatie enkele  informatieve vragen gesteld .

 

Alle binnengekomen inspraakreacties zijn in deze Nota inspraak samengevat en van een antwoord voorzien. Aangezien er in een aantal brieven meerdere vragen en opmerkingenstonden zijn deze ieder afzonderlijk genoteerd en verwerkt. In totaal zijn er op deze wijze, uit de 5 reacties 12 onderscheidende punten gedestilleerd. Deze punten worden thematisch beantwoord. Voor de beantwoording zijn de volgenden thema’s onderscheiden:

§        water

§        ecologie

§        verkeerseffecten

§        geluid en luchtkwaliteit

§        archeologie

 

De binnengekomen schriftelijke opmerkingen zijn gerangschikt naar het registratienummer, zoals dit door de gemeenteraad van Delft is gegeven aan de betreffende reactie (zie tabel 2.2.).



Tabel 2.2

 

registratienummer gemeente Delft

inspreker

Beantwoording in §

1

03/008982

Rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek

3.2, 3.7

2

03/011690

Hoogheemraadschap van Delfland

3.3

3

03/011950

Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland

3.3, 3.4, 3.5, 3.6

4

03/012387

Initiatiefgroep Natuurbeheer in Delft

3.4

5

e-mail

VROM-inspectie

3.2

 

 


3 Beantwoording binnengekomen opmerkingen

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt gereageerd op de schriftelijke reacties die zijn binnengekomen. De reacties zijn gerangschikt op thema. In tabel 2.2 is te zien in welke paragraaf de reactie wordt behandeld.

3.2 Meningsuiting, geen inhoudelijke opmerking

De VROM-inspectie zal geen gebruik maken van de mogelijkheid om in te spreken.

 

De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek neemt met waardering kennis van de aandacht die blijkens de startnotitie geschonken zal worden aan het aspect archeologie.

3.3 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland verzoekt om in deze m.e.r. uitgaande van de geldende beleidsuitgangspunten voor waterkwantiteit, waterkwaliteit, veiligheid en ecologie  voor de verschillende alternatieven een waterparagraaf op te nemen. Als basis voor deze waterparagraaf kan dienen de Integrale visie op de waterhuishouding en de riolering voor het Stedelijk water in de Zuidpolder van Delfgauw. Deze nota is een gemeenschappelijke visie van de gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland.

Voor verschillende alternatieven zal een waterparagraaf worden opgenomen in het MER.. Hierbij zal de visie als uitgangspunt wordt gebruikt.

 

Het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland acht het van belang dat een watertoets zal worden uitgevoerd. Zij verwijst hierbij naar de reactie van het Hoogheemraadschap van Delfland.

Zie beantwoording reactie Hoogheemraadschap van Delfland.

3.4 Ecologie

Het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland merkt op dat de Rijksweg 13 in de startnotitie wordt aangemerkt als onderdeel van de Delftse ecologische hoofdstructuur. Men gaat er van uit dat het gaat om de berm en de zone langs de Rijksweg. De berm van de Rijksweg kan niet altijd op een zelfde wijze de ecologische functie vervullen als in de aangrenzende gebieden. De ecologische functie van de Rijksweg kan daarom alleen in samenhang met de ecologische kwaliteiten op gemeentelijk grondgebied worden versterkt.

Het gaat hier om een zone langs de Rijksweg 13. De berm van de Rijksweg maakt hier deel van uit. De initiatiefnemer is zich bewust dat bermen van Rijkswegen mogelijk een andere ecologische functie vervullen dan zones in aangrenzende gebieden. Dit betekent niet dat ze geen ecologische functie hebben in het geheel van ecologische structuren. De ecologische structuur in Technopolis Business Campus zal als een samenhangend geheel in de alternatieven worden bestudeerd.

 

De Initiatiefgroep Natuurbeheer in Delft neemt met waardering kennis van de aandacht in de startnotitie voor de mogelijkheden om in een betrekkelijk blanco situatie ruime plaats te geven aan ecologische ontwikkeling te midden van hoofdzakelijk technologisch georiënteerde bedrijvigheid. Deze kant van duurzaamheid komt echter in de 5 punten waarop men in het milieueffectrapport de nadruk wil leggen onvoldoende nadrukkelijk terug.

In het richtlijnenadvies is opgenomen dat het essentieel is dat het MER inzichtelijk maakt in hoeverre bij de inrichting van het gebied ruimte geboden kan worden aan bestaande en nieuwe natuurwaarden. In alle alternatieven is er aandacht voor ecologie conform de aanpak uit het Handboek Natuurdoeltypen van LNV.

 

De Initiatiefgroep Natuurbeheer in Delft bepleit voldoende grote dichtheidsverschillen in de wijk vanuit de behoefte aan variatie in de openbare ruimte. Door die variatie kan worden vermeden dat de ecologisch belangrijke elementen perse lijnvormig worden, waar toch ook behoefte is aan water-, moeras- en struweelpartijen van enige oppervlakte.

In alle te ontwikkelen alternatieven zullen de mogelijkheden voor ecologie worden verkend, met name het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) zal hier aandacht aan besteden.

 

De Initiatiefgroep Natuurbeheer in Delft is van mening dat ook aandacht dient te worden besteed aan de Karitaat Molensloot. Dat is nu een scherpe scheiding met Midden-Delfland, terwijl – misschien wel juist in combinatie met nieuwe windmolens – daar juist een aantrekkelijk overgangsgebied kan ontstaan.

De Karitaatmolensloot is de grens van het plangebied Technopolis. Het studiegebied kan wel groter zijn dan het plangebied. In het studiegebied worden de effecten bestudeerd die de ontwikkelingen in het plangebied hebben op de omgeving.

De ecologische zones in Technopolis vormen een ecologische verbinding  tussen Midden-Delfland en een aantal ecologische kerngebieden in Delft. In de m.e.r. zal worden bestudeerd hoe deze functie van de ecologische zones kan worden geoptimaliseerd. Onderdeel van deze studie is het verminderen van de barierewerking van de Karitaatmolensloot en het aansluiten van de ecologische zones in Technopolis op Midden-Delfland.

De windmolens worden niet meegenomen in de m.e.r., omdat het hierbij gaat om een autonome ontwikkeling buiten het plangebied.

 

3.5 Verkeer

Het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland merkt op dat vanwege de slechte OV-bereikbaarheid de auto naar verwachting een belangrijk vervoermiddel zal zijn om deze locatie te kunnen bereiken. In de huidige situatie is Rijksweg 13 reeds een knelpunt. Een toename van het voorgenomen aantal arbeidsplaatsen, zal zich uiten in meer vervoersbewegingen op het hoofdwegennet. Een nog hogere verkeersbelasting op de A13 en A4 worden niet wenselijk geacht. Er wordt verzocht in de m.e.r. een onderzoek op te nemen waaruit blijkt dat de toekomstige verkeersbewegingen, die gepaard gaan met deze ontwikkeling, geaccommodeerd kunnen worden zonder afbreuk te doen aan de afwikkelingskwaliteit op (onder andere) het hoofdwegennet.

Een van de alternatieven in de m.e.r. is het verkeersalternatief. Het doel hiervan is het optimaliseren van de verkeersstromen. Een onderzoek naar de toekomstige verkeersbewegingen maakt hiervan deel uit. Hierbij zal zowel de (mogelijke beïnvloeding van de) modal split als de afwikkeling van het autoverkeer worden onderzocht.

3.6 Geluid en luchtkwaliteit

Het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland acht het van belang dat in de m.e.r de actuele gegevens met betrekking tot luchtkwaliteit en geluid van de A13 worden gebruikt.

In de m.e.r. zullen de actuele gegevens worden gebruikt.

3.7 Archeologie

De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek pleit voor het uitvoeren van een verkennend archeologisch onderzoek van het studiegebied.

In het kader van de m.e.r. zal een verkennend archeologisch bodemonderzoek worden uitgevoerd.

 

De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek wil dat in de richtlijnen wordt opgenomen dat de effecten van de geplande ingreep op deze waarden beschreven worden in het  MER en dat deze worden meegewogen.

In het MER worden de resultaten van het verkennend archeologisch onderzoek opgenomen. Per alternatief worden de gevolgen voor de gevonden archeologische waarden en naar aanleiding daarvan de mogelijkheden voor aanpassingen van het alternatief of mitigatie van de gevolgen opgenomen.

 

De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek ziet graag dat ook in de evaluatiefase van deze MER-procedure aandacht wordt besteed aan het effect op het cultuurhistorisch erfgoed. Hierbij valt ook te denken aan effecten op omliggende terreinen van hoge tot zeer hoge archeologische waarde.

In de evaluatiefase zal aandacht worden besteed aan het effect op het cultuurhistorisch erfgoed.