|
Bestemmingsplan binnenstad
Als tussenstap naar het
bestemmingsplan binnenstad heeft de gemeente het FunctieLimiteringsSysteem
(FSL) in het leven geroepen. Met het FLS wil de
gemeente de diversiteit aan functies in de binnenstad beschermen. Het
noordelijk en oostelijk deel van de binnenstad is hoofdzakelijk een woongebied
en valt buiten het systeem.
Met het FLS
geeft de gemeente in het kernwinkelgebied en bij de hoofdgrachten waar kantoren
gevestigd zijn, aan tot welk percentage een functie mag groeien in nauwkeurig
bepaalde deelgebieden. Het gaat daarbij om de functies wonen, detailhandel
(winkels), dienstverlening, winkelondersteunende horeca, ambachtelijke
activiteiten en maatschappelijke functies. De binnenstad van Delft wordt
daartoe verdeeld in ongeveer honderd stroken, de zogeheten FLS-stroken. Per
strook heeft de gemeente geïnventariseerd in welke mate een bepaalde functie
voorkomt. De huidige functies van de panden in de binnenstad worden
gerespecteerd. Wat er al is, mag blijven.
Spoorzone
Delft
In december
2001 gaf minister Netelenbos van Verkeer en Waterstaat de opdracht aan de
gemeente Delft om in samenwerking met Railinfrabeheer de planstudiefase te
starten. Het startsein voor deze fase werd op 20 februari 2002 gegeven. De
minister ondertekende samen met
staatssecretaris J. Remkes van VROM, gedeputeerde M. Norder van de
provincie Zuid Holland, portefeuillehouder Verkeer en Vervoer B. Bruins van
stadsgewest Haaglanden en wethouder Duurzaamheid R. Grashoff van Delft, namens
vijf publieke partners de procesovereenkomst Spoorzone Delft.
De planstudiefase wordt afgerond na het opstellen van een nota van
uitgangspunten, waarin alle publieke randvoorwaarden voor de ontwikkeling van
infrastructuur (tunnel, station en ov-knoop) en herinrichting van het stedelijk
gebied (inrichting, verkeer, veiligheid en milieu) zijn
samengebracht. Ook wordt in deze nota van uitgangspunten vastgelegd
hoe de PPS-constructie (Publiek-Private Samenwerking) wordt ingericht. Hierna
kan het definitieve projectbesluit worden genomen.
De gemeente heeft zelf het initiatief genomen voor het laten opstellen van een
MER (MilieuEffectRapportage). Op 8 juli lag de startnotitie ter inzage. Deze
startnotitie beschrijft welke 4 varianten in de MER aan bod moeten komen: een
tunnel van 2600 meter en een tunnel van 1900 meter, beiden met een oostelijk en
een westelijk tracé en met welke milieugevolgen de rapportage rekening houdt.
In het najaar is de definitieve startnotitie vastgesteld. In de loop van 2003
moet de MER klaar zijn. Daaruit volgt wat het meest milieuvriendelijke
alternatief is voor de spoorzone.
Daarnaast is
uit de energievisie gebleken dat een hoge
energie-ambitie mogelijk is van een EPL van 8. Dit is een maat voor
EnergiePrestatie op Locatie. Bij een 6 voldoe je net aan alle wettelijke
normen, bij een 10 is de wijk volledig energie-neutraal.Deze ambitie is in
oktober 2002 door de Raad vastgesteld.
Andere milieu- en
duurzaamheidsambities zullen in 2003 in de nota van randvoorwaarden en
uitgangspunten worden opgenomen.
Voorontwerp-bestemmingsplan Station-Zuid
Medio 2002 is
het voorontwerp-bestemmingsplan Station-zuid gepresenteerd. Het
voorontwerp-bestemmingsplan Station-zuid maakt een verdere ontwikkeling van het
gebied als moderne stationslocatie mogelijk. Daarnaast biedt het plan een
aanzienlijke verbetering voor de leefomgeving in de directe omgeving. Door
aansluiting van de Vulcanusweg op de Tanthofdreef kan een einde komen aan het
doorgaande vrachtverkeer door de Voorhof. Daarnaast wordt de milieuoverlast van
de bedrijven verder beperkt. In het kader hiervan zal ook een
bedrijf worden aangekocht.
Een betere
economische benutting van het station wordt mogelijk gemaakt door de
realisering van nieuwe kantoren daar waar de Kruithuisweg het spoor kruist.
Voor de bedrijven langs de Vulcanusweg wordt een kleinschaliger omvang en een
lagere ‘milieubelastings’-categorie voorgesteld.
Ontwikkelingsplan voor TNO-terrein
Het TNO-terrein
aan de Schoemakerstraat krijgt een nieuwe bestemming. De komende jaren zal er
eerst nieuwbouw gepleegd worden voor TNO-functies, oude gebouwen zullen
herontwikkeld worden en er is ruimte voor 330 woningen. Bovendien is ruimte
gereserveerd voor een toekomstige Hoogwaardig Openbaar Vervoer-lijn via het
TNO-terrein onder de A13 naar Emerald. Een regionaal fietspad tussen Delft-zuid
en Pijnacker maakt hier deel vanuit.
Om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken is een planologisch kader nodig. Daartoe
heeft het college van Burgemeester en wethouders het Ontwikkelingsplan
TNO-terrein vastgesteld. Het ontwikkelingsplan vormt de basis voor het nieuw op
te stellen bestemmingsplan voor het gehele gebied.
Harnaschpolder
In de Harnaschpolder worden
een nieuw bedrijventerrein en woningbouwlocaties ontwikkeld. Het
bedrijventerrein wordt gebouwd op het grondgebied van de gemeente Schipluiden,
maar de gemeenten Delft en Den Haag bezitten hier veel grond. Het
bedrijventerrein wordt door deze gemeenten gezamenlijk ontwikkeld. De gemeente
Delft heeft ten behoeve van het bedrijventerrein en de woningbouwlocaties een
milieuvisie opgesteld, die kan dienen als input voor de verschillende plannen
die worden opgesteld voor dit gebied.
Klimaatplan Delft
Tijdens de Nationale
Klimaatconferentie op 18 februari 2002 presenteerde de wethouder Duurzaamheid
de wijze waarop de gemeente Delft praktisch uitvoering geeft aan het
klimaatbeleid. Delft is immers een van de koplopers als het gaat om het
uitvoeren van projecten gericht op het terugdringen van de CO2-uitstoot,
waarvan het project "100 Delftsblauwe daken" een hele zichtbare is.
Het
klimaatbeleid is in concept in 2002 vastgelegd in het Klimaatplan Delft. In het
voorjaar van 2003 is dit plan definitief vastgesteld door de gemeenteraad.
Beleid
· Nationaal pakket duurzame stedenbouw
VROM vraagt gemeenten
informatie over het aantal bestemmingsplannen dat is getoetst aan het Nationaal
Pakket Duurzame Stedenbouw. Tot op heden worden bestemmingsplannen in de
gemeente Delft niet getoetst aan dit pakket. Dit betekent niet dat
duurzaamheidsaspecten niet worden verwerkt in de bestemmingsplannen. De
toelichting op het bestemmingsplan bevat een duurzaamheidsparagraaf, waarin
gemeentelijke eisen en wensen m.b.t. duurzaamheid zijn verwerkt. Basis hiervoor
vormt de visie op een duurzame stedelijke ontwikkeling uit het
Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003. Deze visie omvat zes gidsprincipes die
richting geven aan beleid, plannen en projecten.
Delft heeft circa 60
bestemmingsplannen en 60 uitwerkings- en wijzigingsplannen. In drie plannen is
duurzaamheid op goede wijze opgenomen. Een positieve ontwikkeling zijn de
ontwikkelingsplannen waarvan er inmiddels drie zijn goedgekeurd en vijf van in
voorbereiding zijn. Deze voldoen aan alle moderne duurzaamheidseisen, waardoor
de daarop volgende bestemmingsplannen ook duurzame bestemmingsplannen zullen
zijn.
· Planmatige handhaving bestemmingsplannen
buitengebied
VROM vraagt
gemeenten om informatie over de mate waarin bestemmingsplannen buitengebied planmatig worden gehandhaafd. In de gemeente Delft is hier slechts in
beperkte mate sprake van, alleen in combinatie met andere handhavingsacties
zoals illegaal bouwen, sloop zonder vergunning, milieuactiviteiten etc. Bij
gemeentelijk optreden wordt de situatie in z’n geheel aan de regelgeving
getoetst, incl. bestemmingsplannen. In situaties waarin geen sprake is van een
bouwvergunning, bijvoorbeeld bij bestaande bebouwing en het buitengebied, wordt
vrijwel alleen gecontroleerd naar aanleiding van klachten. Wanneer er wel
sprake is van een bouwvergunning, hetzij voor nieuwbouw, hetzij voor verbouw,
wordt intensief gecontroleerd op de naleving van deze vergunning. In de
bouwvergunning speelt het bestemmingsplan een belangrijke rol.
·
Bestemmingsplannen en duurzame inrichting
bedrijventerreinen
VROM wil
van gemeenten weten in hoeverre er in bestemmingsplannen voor
bedrijventerreinen voorschriften zijn of worden opgenomen voor een duurzame
inrichting van het terrein. Delft heeft twee bestemmingsplannen met
bestemmingen voor bedrijventerreinen: Schie-oevers NZ (niet duurzaam) en
Delftechpark (wel duurzaam). Voor een groot deel van het terrein van DSM/Calvé
geldt geen bestemmingsplan. Voor het westelijk deel van het terrein geldt het
Uitbreidingsplan van Delft 1932. Voor DSM/Calvé bereidt de gemeente inmiddels
een ontwikkelingsplan voor en voor de herontwikkeling van Schie-oevers werkt ze
aan uitgangspunten voor een Masterplan. Duurzaamheidsaspecten krijgen in beide
plannen aandacht.
In het
ontwikkelingsplan dat voor TNO is vastgesteld is dat ook het geval. Dit plan
wordt zo spoedig mogelijk opgevolgd door een bestemmingsplan.
Doelgroepen
· Overtredingen bestemmingsplannen
buitengebied
VROM
vraagt gemeenten om informatie over het aantal geconstateerde overtredingen van
bepalingen in bestemmingsplannen buitengebied. Er is in 2002 één overtreding
geconstateerd.
Doelgroepen
· Duurzame nieuwbouw
Met het inwerking
treden van de Verordening Duurzaam Bouwen is duurzaam bouwen (op een
basisniveau) de norm geworden bij nieuwbouw.
· Duurzame renovatie
Voor 90% van de
renovatie-ingrepen is geen bouwvergunning vereist. Het is daarom moeilijk eisen
te stellen aan de mate waarin een renovatie duurzaam wordt uitgevoerd. Om toch
resultaten te boeken, werkt de gemeente aan een Convenant duurzaam
renoveren/beheren met de woningcorporaties. In dit convenant worden afspraken
gemaakt over duurzaam renoveren/beheren in brede zin (zie ook paragraaf 2.2.1).
Het proces van totstandkoming verloopt minder vlot dan voorzien, waardoor het
convenant nog niet is gerealiseerd.
· Materiaalgebruik in rioolstelsel
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Duurzaam Bouwen in de Steigers, 1997): bevorderen van het hergebruik
van grondstoffen in de grond-, weg- en waterbouw (GWW).
Resultaat
De gemeente past in
de riolering minder-milieubelastende materialen toe: gres (aardewerk) en
gerecycled PVC. In 2002 bedroeg de totale lengte van het rioolstelsel in de
woonomgeving ruim 361,9 kilometer. Hiervan bestond 54,7 kilometer uit
gresrioolbuis en 19,4 kilometer uit rioolbuis vervaardigd van gerecycled PVC.
In totaal was daarmee 20% van het rioolstelsel vervaardigd van minder
milieubelastend materiaal.
Conclusie
Het percentage
rioolbuis van minder-milieubelastend materiaal is afgelopen jaar flink
gestegen: van 13% in 1999, 15% in 2001
tot 20% in 2002.
Zuidpoort
In het Zuidpoortgebied is
een aanzienlijk herstructureringsproces aan de orde. Er is voorzien in de
aanleg van winkels, woningen, een bioscoop en een discotheek. Verder komt er in
het gebied een ondergrondse parkeergarage met ca. 840 bezoekersplaatsen. Een
van de belangrijkste activiteiten in het Zuidpoortgebied in 2001 was de bodemsanering
rondom theater de Veste. De voormalige gasfabriek heeft op gedeelten van de
Asvest en het Vesteplein bodemverontreiniging achtergelaten. Voordat in dit
gebied kabels en leidingen (om)gelegd konden worden voor de bouw van de
parkeergarage, moest de bodem gesaneerd worden. Op de twee verontreinigde
plekken werd de grond tot zo’n 5 meter diep uitgegraven.
In het najaar van 2001 was
de sanering afgerond met als resultaat dat de door de gasfabriek veroorzaakte
verontreiniging uit de bodem verwijderd was.
Zuidpoortgarage
In 2002 heeft de ontgraving
van de ondergrondse parkeergarage Zuidpoort plaats gevonden. Hierbij is 109.000
m3 grond ontgraven, een voor Delft ongekende hoeveelheid. Circa
69.000 m3 schone grond is toegepast op de locatie Karitaat in het
toekomstige Technopolis. Ongeveer 19.000 m3 hergebruiksgrond is toegepast in de
geluidswal langs de A16 bij Bavel. 13.000 m3 sterk verontreinigde
grond is gereinigd en 8.000 m3 is ter plaatse hergebruikt.
Beleid
· Sanering ondergrondse tanks
Doelstelling
Landelijke
doelstelling (Besluit Opslag Ondergrondse Tanks, 1998): alle ondergrondse tanks
die niet meer in gebruik zijn, zijn op 1 januari 1999 volgens de regels uit
BOOT gesaneerd. Tanks die voor 1991 zijn gesaneerd, voldoen niet aan BOOT en
moeten daarom hergesaneerd worden. Dit dient voor 1 juli 2001 afgerond te zijn.
Het aantal volgens BOOT
gesaneerde tanks stijgt nog steeds. In 2002 steeg het percentage met 1% naar 88%. Alle nog te saneren tanks zijn voor
1991 al eens gesaneerd. De Actie Tankslag die in 1999 van start ging, richtte
zich op de hersanering van deze tanks.
Conclusie
De actie Tankslag heeft
het aantal nog te hersaneren aantal tanks verkleind. Een aantal tanks voldeed
niet voor de gestelde termijn (1 juli 2001) aan het Besluit Opslag Ondergrondse
Tanks. Per situatie bepaalt de gemeente of (handhavings)actie ten aanzien van
deze tanks noodzakelijk is.
doelgroepen
· Hergebruik vrijgekomen grond
Doelstelling
Doelstelling gemeente
(Duurzaam Bouwen in de Steigers, 1997): bevorderen van het hergebruik van
grondstoffen in de grond-, weg- en waterbouw (GWW).
Resultaten
In 2002 is
85.790,40 m3 grond hergebruikt. Dit was allemaal schone grond met
name afkomstig uit de bouwput voor de parkeergarage Zuidpoort. Het gaat hier
met name om grond die binnen gemeentewerken is vrijgekomen en wordt
hergebruikt. Bij particulieren is registratie niet verplicht.
Conclusie
De enorme hoeveelheid
hergebruikte grond is geheel toe te schrijven aan de bouw van de parkeergarage
Zuidpoort.
K
Kwaliteit
· Locaties ernstige bodemverontreiniging
Doelstelling
Landelijke
doelstelling (Wet bodembescherming): de kwaliteit van de bodem voldoet aan de
geldende normen. Locaties met meer dan 25 m3 sterk verontreinigde
grond of meer dan 100 m3 sterk verontreinigd grondwater zijn
gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Voor gevallen van ernstige
bodemverontreiniging is de provincie bevoegd gezag.
Resultaten
In 2002 waren er
213 locaties met een geval van ernstige bodemverontreiniging bekend. Dit is
exclusief potentiële gevallen van ernstige bodemverontreiniging. In 2002 zijn
circa 15 locaties gesaneerd. Van drie locaties zijn al evaluatierapporten
ontvangen.
Conclusie
De gemeente streeft
er naar nieuwe verontreinigingen van de bodem te voorkomen
(stand-still-beginsel) en stimuleert, voor zover ze daar invloed op heeft, het
saneren van verontreinigde locaties.
· Bodemkwaliteitskaart
Doelstelling
De gemeente wil het
hergebruik van licht verontreinigde of schone grond stimuleren. Hiervoor heeft
de gemeenteraad in december 1999 een bodemkwaliteitskaart en een
grondstromenplan vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart geeft een globale indruk
van de kwaliteit van de bovenste halve meter van de bodem. Het grondstromenplan
geeft aan of en, zo ja, hoe deze bovengrond indien deze vrijkomt als bodem kan
worden hergebruikt. De achtergrondkwaliteit van een zone bepaalt de kwaliteit
van de grond die erin mag worden gebruikt: grond met een mindere kwaliteit dan
de achtergrondkwaliteit mag er in principe niet worden toegepast. In de kaart
zijn geen lokale, vaak ernstige bodemverontreinigingen (zie de volgende
indicator) van individuele bronnen (bijvoorbeeld tankstations of bedrijven)
verwerkt.
Zones waarbinnen de
bovengrond sterk verontreinigd is, zijn de binnenstad en de omgeving van de
Oostsingel en de Delfgauwseweg. Matige verontreiniging is aanwezig in de
bovengrond rond de Rotterdamseweg, de Binnenwatersloot en het industriegebied
Delft-Noord.
Conclusie
De kaart is sinds 1999
niet meer veranderd. In 2003 zal een nieuwe kaart verschijnen op basis van de
huidige gegevens.
Gemeentelijk Klimaatplan een feit
In 2002 is hard gewerkt aan
de totstandkoming van het gemeentelijk klimaatplan, dat zou kunnen bogen op
brede steun binnen en buiten de gemeentelijke organisatie. In april 2003
keurde de Raad het plan goed.
3E: Klimaatplan Delft is de Delftse
vertaling van het Kyoto-akkoord en sluit ook aan bij de doelstellingen uit 3D,
het Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003. 3 E staat voor: effectief, efficiënt
energiegebruik. Delft zet met haar Klimaatplan hoog in: koploper zijn en
blijven in Nederland en innovatief waar het kan. Delft koppelt haar ambities
aan een flinke dosis realisme: geen grootse, vage plannen, maar concrete
activiteiten gekoppeld aan haalbare doelstellingen. Doelstelling is per jaar
33.500 ton minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1999. Dit
reductieniveau dient uiterlijk in 2012 (het laatste jaar van de planperiode)
gerealiseerd te zijn. Uit de door Novem uitgevoerde Klimaatscan blijkt de
grootste milieuwinst te halen in (ver)bouwprocessen en middels het gebruik van
duurzame energie.
In het Klimaatplan:3E doet de gemeente een voorstel voor de wijze
waarop men in de komende jaren tracht te voorzien in een beeld van het
energieverbruik in Delft, het aandeel van duurzame energie hierin en de
resulterende CO2-uitstoot.
Er is een apart
projectdocument ‘monitoring Klimaatbeleidsplan’ waarin voor elk deelproject is
geformuleerd op welke wijze de voortgang en de resultaten van de uitvoering in
beeld worden gebracht, zodanig dat op kwantitatieve wijze kan worden
vastgesteld in hoeverre het beoogde doel is bereikt. De monitoring van het
Klimaatbeleidsplan zal onderdeel worden van de Delftse Duurzaamheidsmonitor.
Daarnaast is het aan te bevelen aan te sluiten bij de rapportageverplichtingen
in het kader van BANS.
Windenergie
Met een doelstelling van 10 MW windenergie
en een verwachtte reductie van 10.000 ton CO2 op jaarbasis levert de
realisatie van windturbines een belangrijke bijdrage aan de totale doelstelling
van het Klimaatplan. In 2002 is aan de hand van de windscan uit 1999 gekeken
naar locaties binnen de gemeente waar aan deze doelstelling kan worden voldaan.
In overleg met de provincie zijn een drietal locaties opgenomen in het
Streekplan Zuid-Holland West. Met het mogelijk maken van windturbines in het
voorontwerp bestemmingsplan buitengebied is een eerste stap gezet naar
daadwerkelijke realisatie van een windpark binnen de Delftse gemeentegrenzen.
De gemeente zal niet zelf investeren in het windpark, maar zal potentiële
initiatiefnemers, passend binnen het beleid van de gemeente, stimuleren te
investeren in het windpark.
Doelgroep
De voortgangsrapportage
Klimaatplan zal vanaf de duurzaamheidsmonitor 2004 de volgende elementen gaan
bevatten:
·
Algemene
beschrijving van de voortgang van de verschillende projecten
·
Bestaande
bouw: energieverbruik huidige situatie t.o.v. energieverbruik nieuwe situatie,
uitgedrukt in CO2 reductie
·
Realisatie
nieuwbouwproject: gerealiseerde EPL en/of EPC t.o.v. landelijke eis, uitgedrukt
in CO2 reductie
·
Het totaal
opgesteld DE (duurzame energie) vermogen in Delft wordt jaarlijks gemonitord en
vergeleken met het totaal verbruik in Delft. Als dat mogelijk is wordt na
realisatie de werkelijke opbrengst gemonitord.
·
Corporaties
rapporteren jaarlijks aantal EPA’s en de getroffen maatregelen aan DEA (Delfts
Energie Agentschap). Op basis hiervan kan de potentiële besparing worden
ingeschat en uitgedrukt in CO2 reductie.
·
Het monitoren
van het aantal EE (Energie efficiency)- en DE-scans en het monitoren van de
getroffen maatregelen bij Delftse bedrijven door het vakteam Milieutoezicht
maakt inschatting van potentiële besparing en CO2 reductie mogelijk.
Het Delftse Energie
Agentschap zal in opdracht van de gemeente Delft de volgende
monitoringactiviteiten uitvoeren:
·
Monitoren
energieverbruikscijfers per doelgroep in Delft
·
Monitoren
toepassingen van duurzame energie in Delft
·
Monitoren
afspraken in het convenant duurzaam bouwen (o.a. EPA’s).
Over
2002 zijn alleen cijfers beschikbaar wat betreft EPN’s.
EPN nieuwbouwwoningen
Doelstelling
Landelijke
doelstelling: alle nieuwbouwwoningen voldoen aan de geldende energieprestatienorm
(EPN). In 2002 was de EPC voor nieuwbouwwoningen 1,0. De EPC (energieprestatiecoëfficiënt)
is een maat voor de hoeveelheid energie die een gebouw of woning verbruikt. Via
het duurzaam bouwen beleid stimuleert de gemeente bouwers te komen tot een lagere
EPC.
Resultaat
In
2002 verleende de gemeente bouwvergunningen voor in totaal 102 nieuwbouwwoningen
c.q. -wooneenheden. Voor 3 woningen is de opgegeven EPC nagenoeg 1,0 (schommelt
tussen 0,97 en 0,99). Het percentage nieuwbouwwoningen dat voldoet aan de
geldende EPC is 100%.
Conclusie
De
landelijke (wettelijke) EPN wordt voor alle nieuwe woonruimten gehaald. Naar
aanleiding van 3E zal de doelstelling voor deze indicator aangepast worden aan
de Delftse ambitie.
· EPN nieuwbouw utiliteitsgebouwen
Doelstelling
Landelijke
doelstelling: alle nieuwe utiliteitsgebouwen voldoen aan de norm voor
utiliteitsgebouwen. Bij utiliteitsbouw is meestal sprake van een verzameling
van gebouwtypen. Getoetst wordt aan een samengestelde EPN-index op basis van de
EPN’s voor de verschillende gebouwtypen. Eis is een EPN-index <1,0.
Resultaat
Voor de
utiliteitsbouw in het Zuidpoortgebied wordt een scherpere EPC-index nagestreefd
van 0,65. De gemiddelde EPC-index van alle utiliteitsgebouwen waarvoor een
bouwvergunning is verleend in 2001 bedroeg 0,96. In 2002 werd voor drie
utiliteitsgebouwen een bouwvergunning verleend. Deze voldoen precies aan de
geldende EPC norm van 1,00.
Conclusie
De landelijke
doelstelling wordt gehaald.