·
De gemeente en
het Hoogheemraadschap hebben met succes de genomen maatregelen ingezet om
wateroverlast in de binnenstad te voorkomen.
·
De gemeente en
het Hoogheemraadschap hebben een toekomstverkenning water- en bodempeil in de
Binnenstad van Delft afgerond en een start gemaakt met een zorgvuldige
voorbereiding van de overige afsluitingsconstructies van de grachten in de
oostelijke binnenstad.
·
De
oppervlaktewaterkwaliteit is stabiel, de waterkwaliteit kan nog aanzienlijk
worden verbeterd.
·
De
zwemwaterkwaliteit is voor wat betreft de Kinderboerderij Tanthof en de
Waterspeeltuin Korftlaan verbeterd.
·
De opschaling
van het gebiedseigen watersysteem laat op zich wachten door tegenvallers.
·
Van 70
strekkende kilometer oever in beheer bij de gemeente is inmiddels 8 kilometer
natuurvriendelijk ingericht.
Delft
heeft verschillende partnersteden: Aarau (Zwitserland), Estelí (Nicaragua),
Freiberg (Duitsland), Kfar Sava (Israël), Adapazari (Turkije), Thswane (oftewel
Mamelodi, Zuid-Afrika), Opava (Tsjechië) en Tuzla (Bosnië). De natuurlijke
omstandigheden in al deze steden zijn heel verschillend, maar water is voor
allemaal van levensbelang. Enerzijds is er voldoende schoon water nodig,
anderzijds kan vervuild of teveel water een bedreiging voor de volksgezondheid
vormen. Doel van de Water Award is het vergroten van het ‘waterbewustzijn’ en
het uitwisselen van projectideeën tussen de partnersteden.
Om de continuïteit van de samenwerking te stimuleren, heeft de gemeente Delft
de ‘Water Award’ ingesteld en uitgereikt. In 2002 is dit voor de tweede keer gebeurd en is tegelijkertijd besloten de
ondersteuning in de vorm van een prijs te beëindigen, aangezien twee jaar
ervaring heeft geleerd dat doel en
middel niet geheel op elkaar aansloten.
Beleid
·
Sanering van risicovolle overstorten
Doelstelling
Doelstelling
voor 1.1.2005 in het kader van het ISV is het aantal riooloverstorten terug te
brengen tot ca. 75% ten opzichte van 1999. Omdat het aantal overstorten of
aantal overstortingen niets zegt over de feitelijke belasting vanuit de
riolering is de doelstelling omgevormd naar
per 01-01-2005
moet een emissiereductie van de vuillast als gevolg van riooloverstort zijn
bereikt van 25% ten opzichte van 1999; te bepalen via theoretische
berekeningen.
De doelstelling in
3D is hieraan identiek. Op lange termijn zou een verdergaande reductie moeten
worden doorgevoerd opdat vanuit de waterkwaliteit geredeneerd er geen problemen
meer voorkomen met optredende overstorten.
Sinds de
realisering van extra bergingscapaciteit in 1997 zijn er meerdere projecten
uitgevoerd en is het functioneren van het rioolstelsel geoptimaliseerd. In 1998
is in de Van Miereveldlaan en de Bieslandse kade een zogenaamd vuilinsluitend
stelsel gerealiseerd. De afgelopen periode is vooral geïnventariseerd welke
maatregelen het meest gunstige effect hebben voor de waterkwaliteit, en zijn de
noodzakelijke maatregelen in de tijd uitgezet.
Ten opzichte van
1999 is in 2003 een emissiereductie bereikt van 13%.
De
uitvoeringsplannen voorzien in verdere emissiereductie naar 37% in 2005.
Conclusie
De verbeteringen aan het rioolstelsel zorgen
ervoor dat inmiddels een emissiereductie van 13% is gerealiseerd. In 2005 zal
dit naar verwachting 37% zijn.
· Ongerioleerde panden
Doelstelling
Geen lozing van
ongezuiverd afvalwater op het oppervlaktewater of in de bodem.
Resultaat
In 2002 zijn 3
particuliere panden aangesloten op het riool en 3 panden zonder lozing
gerealiseerd. Er zijn nu nog 57 ongerioleerde woningen.
Conclusie
Het
aantal ongerioleerde panden daalt. Hierdoor neemt de omvang van de lozingen van
ongezuiverd afvalwater op het oppervlaktewater of op de bodem af.
· Afwatering verhard oppervlak
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003): in 2003 is tenminste 20% van het
daarvoor geschikte verharde oppervlak afgekoppeld van het rioolstelsel. Op
lange termijn (2010-2020) geldt dit voor alle daarvoor geschikte verharde
oppervlakken. Regenwater wordt daardoor niet afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Het percentage heeft betrekking op de verharde oppervlakken die in de
uitgangssituatie aangesloten zijn op een gemengd stelsel.
Doelstelling gemeente
(Stedelijke Vernieuwing 2000-2010, Delfts OntwikkelingsProgramma): per
1-1-2005 is tenminste 55% van het daarvoor geschikt verhard oppervlak
afgekoppeld van het rioolstelsel.
Resultaat
De cijfers zoals
die zijn weergegeven in de vorige editie van de Duurzaamheidsmonitor bleken
onjuist. In Delft is er 1.385 ha. verhard oppervlak. Hiervan waterde in 2001
236 ha. af op een gemengd (= niet afgekoppeld) stelsel. Het overige oppervlak
is óf nooit aangekoppeld geweest óf inmiddels afgekoppeld. Deze verharde
oppervlakken wateren niet af naar de rioolwaterzuivering.
Conclusie
Een redelijk groot
deel van het verharde oppervlak van Delft watert niet af naar de
rioolwaterzuivering. Om te kunnen bepalen of de doelstelling uit het
Duurzaamheidsplan is gehaald, dient te worden vastgesteld welk oppervlak in
aanmerking komt voor afkoppeling en hoe groot het oppervlak was dat in de
uitgangssituatie aangesloten was op een gemengd rioolstelsel. Hierin is nog
niet voorzien.
Royal Haskoning
doet in het kader van het Basisrioleringsplan onderzoek naar het rioolstelsel
van Delft. Op basis van dit onderzoek worden doelen gesteld ten aanzien van de
belasting van het oppervlaktewater veroorzaakt door riooloverstorten. Deze
doelen kunnen vervolgens gerealiseerd worden door het aanleggen van
bergbezinkbassins of het afkoppelen van verhard oppervlak.
· Herstructurering watersysteem Voorhof,
Buitenhof en Tanthof
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003): in 2003 zijn enkele
deelwatersystemen, zoals in Poptahof, geherstructureerd volgens de principes
‘schoonhouden en vasthouden’. Op de lange termijn geldt dit voor het hele
watersysteem Voorhof, Buitenhof en Tanthof in het stedelijk gebied.
Resultaat
Een proefgebied in
Tanthof-West is in 2002 afgekoppeld
van het watersysteem en vormt nu een gebiedseigen watersysteem. Uit de
monitoring van het systeem is gebleken dat het zich nog niet als een
gebiedseigen watersysteem gedraagt. Mogelijk ‘lekt’ ergens water weg uit het
systeem. In de winter van 2002/2003
vindt opschaling van het gebied naar nagenoeg heel Tanthof-West plaats.
In totaal is nu in geheel Delft in een gebied van
totaal 75,3 ha
sprake van een gebiedseigen watersysteem, waarvan 26,7 ha wateroppervlak. Voor Tanthof is dit 14,4 ha waarvan 2,2 ha
wateroppervlak. (KLOPT DIT????)
Conclusie
Het Hoogheemraadschap van Delfland (kwaliteit) en
de gemeente Delft (kwantiteit) brengen met behulp van monitoring de
veranderingen in de waterkwaliteit en -kwantiteit in kaart. Aan de hand hiervan
moet duidelijk worden of en, zo ja, in welke mate er in het gebied sprake is
van een duurzaam en gezond watersysteem.
Kwaliteit
· Oppervlaktewaterkwaliteit
Beleid
Doelstelling van
het Hoogheemraadschap van Delfland (Waterbeheerplan 1999-2003): het bewaken en
verbeteren van de ecologische kwaliteit van de binnenwateren, waarbij voor
verschillende karakteristieken minimaal het middelste kwaliteitsniveau (volgens
het beoordelingssysteem van STOWA[1])
bereikt c.q. gehandhaafd moet worden. De drie belangrijkste karakteristieken
zijn: beheer (van oevers en water), saprobie (zuurstofhuishouding) en trofie
(voedselrijkdom).
Resultaat
Bron: Hoogheemraadschap
van Delfland
Het STOWA-beoordelingssysteem scoort op een schaal van 5 (1=beneden
laagste, 5=hoogste niveau). De kwaliteit van het oppervlaktewater in de Schie
is voor de karakteristiek beheer -is vergeleken met vorig jaar - weer terug naar het beneden het laagste
kwaliteitsniveau. De scores voor de karakteristiek saprobie bleef gelijk (2),
de score voor trofie daalde ook, naar 2 (laagste kwaliteitsniveau). De gemiddelde
score daalde van 2,7 in 2001 weer naar het niveau van de jaren 1996-1999, te
weten 1,7.
Conclusie
De doelstelling,
het middelste kwaliteitsniveau (3) wordt in 2002 op geen van de
karakteristieken gehaald. Nog
steeds wordt het Rijn-Schiekanaal - of breder het stroomgebied waar het
Rijn-Schiekanaal onderdeel van uitmaakt - belast met verontreinigende stoffen.
Dit kan zowel vanuit het landelijk als het stedelijk gebied afkomstig zijn. De stedelijke polders van Delft worden doorgaans nog gevoed
vanuit het boezemsysteem. Reden dat ook de kwaliteit in de polder achterblijft
bij de doelstelling.
OORZAAK ?????
· Zwemwaterkwaliteit
Beleid
De doelstelling van
de provincie Zuid-Holland (Waterhuishoudingsplan, partiële herziening 1995), is
voor oppervlaktewater met de functie zwem- en recreatiewater een ‘uitstekende’
zwemwaterkwaliteit (klasse 1). Wateren met de functie recreatiewater moeten
een ‘voldoende’ kwaliteit (klasse 2) hebben. Deze doelstellingen komen overeen
met de Europese zwemwaterrichtlijnen. De kwaliteit wordt beoordeeld aan de
hand van de concentraties van een bepaalde bacteriesoort in het water en
uitgedrukt in een cijfer tussen de 1 (hoogste) en 4 (laagste).
Resultaat
In de gemeente
Delft wordt de zwemwaterkwaliteit gemeten op vijf locaties: drie in de grote
plas van de Delftse Hout (Zuid-West-, Oost- en Westzijde), een in de
waterspeeltuin aan de Korftlaan (WS) en een in de Kinderboerderij Tanthof
(KBT). Deze wateren hebben allen de functie zwem- en recreatiewater.
De
zwemwaterkwaliteit aan de zuid-westzijde van de grote plas was in 1999
uitstekend, sinds 2002 voldoende. De kwaliteit aan de oost- en westzijde van de
grote plas is voldoende. De kwaliteit van het water in de Waterspeeltuin
Korftlaan is sinds de renovatie weer voldoende. De kwaliteit in de
Kinderboerderij Tanthof was in 2001 verdacht, maar is nu ook weer voldoende.
Bron: Hoogheemraadschap van Delfland
Conclusie
De zwemwaterkwaliteit
is op alle 5 locaties voldoende. Voor de Delftse Hout zuidwest-zijde betekent deze classificatie een verslechtering. Voor de Dat is een
verslechtering van de Delftse Hout zuid-west zijde, en een verbetering van de beide waterspeeltuin en de kinderboerderij is dit een verbetering.
· Waterbodemkwaliteit ???????
Doelstelling
Landelijke
doelstelling (Vierde Nota Waterhuishouding, 1998): de MTR (Maximaal Toelaatbaar
Risico)-waarden voor vervuilende stoffen in de waterbodem worden niet
overschreden.
Resultaat
In 2001 is een
nauwkeurige inschatting gemaakt van de hoeveelheid aanwezig slib in de watergangen waarvoor de gemeente Delft
onderhoudsplichtig is. In 2001 was de totale hoeveelheid 46.175 m3.
Van het in 2001 aanwezige slib, valt 87% in klasse 0-2. Dit slib mag op de
oever gestort worden. 7% van het aanwezige slib is van kwaliteitsklasse 3 en de
resterende 6% van klasse 4.
Jaarlijks neemt de hoeveelheid slib toe. Slib ontstaat voornamelijk door
bezinking van afgestorven plantenmateriaal, inwaaiend stof en bladeren,
afkalving van kades, aanvoer van bezinksel uit rioolstelsels en de aanvoer van
zwevend stof uit bovenliggende afstromende waterlopen. Uit onderzoek van STOWA
blijkt dat de sliblaag met gemiddeld drie centimeter per jaar toeneemt. De
slibaanwas is niet in bovenstaande grafiek verwerkt
Conclusie
De MTR-waarden
verschillen per stof. De klasse-indeling geeft een indicatie van de
vervuilingsgraad van de waterbodem. De klasse waarin een waterbodem valt,
bepaalt wat er mee dient te gebeuren (klasse 3 = onderzoeksplicht; klasse 4 =
saneringsplicht). De omvang van de sliblaag is sinds 1999 afgenomen, enerzijds
omdat er nu meer nauwkeurig bepaald is wat de baggervoorraad werkelijk is en
anderzijds door uitgevoerde baggerwerkzaamheden (onder meer in de binnenstad
waar met name baggerspecie met klasse 3 en 4 voor komt). Er is sinds 2001
relatief weinig klasse-3 of -4-slib aanwezig.
· Baggerslib
Doelstelling
Doelstelling
Hoogheemraadschap van Delfland (Nota Bagger): de achterstand met het
uitbaggeren is in acht jaar ingelopen. Het slib dient verwijderd te worden om
voldoende doorstroming en waterberging in het systeem te houden, vaarverkeer
mogelijk te maken en een gezond ecosysteem te kunnen handhaven.
Resultaat
In het
winterseizoen 1998-1999 werd 15.603 m3 bagger uit de Delftse
watergangen verwijderd. In het seizoen 1999-2000 was dat 13.790 m3,
in 2000-2001 7.398 m3, en in 2001-2002 5.639 m3.
Conclusie
De resultaten van
de hoeveelheid aanwezig slib en de hoeveelheid gebaggerd slib, lijken niet
altijd overeen te stemmen. Dit kan veroorzaakt zijn door de grove manier waarop
tot 2001 het aanwezig slibvolume is bepaald. Daarnaast speelt de slibaanwas die
jaarlijks zo’n 3 cm per jaar bedraagt. De aanwezige hoeveelheid bagger (zie
vorige indicator) neemt af . Dit impliceert dat de achterstand wordt ingelopen.
Vrijdag 18 oktober
overhandigde de KNNV (Vereniging voor
veldbiologie) de wethouders Rik Grashoff (milieu) en Jan Torenstra
(dierenwelzijn) het Beschermingsplan Amfibieën. Dit plan is op verzoek van de
Gemeente Delft opgesteld, naar aanleiding van het collegeprogramma 2002-2006.
In het plan worden de bedreigingen en de mogelijke oplossingen beschreven om de
paddentrek te beschermen. Tijdens de voorjaars-, zomer- en herfsttrek worden
duizenden amfibieën doodgereden door het verkeer of ze verdrinken in
rioleringsputten. Mogelijke oplossingen zijn onder andere: verwijderen of
aanbrengen van een harde oeverbeschoeiing, verlagen van trottoirbanden,
aanbrengen van amfibieëntunnels en wildroosters.
Ieder jaar zetten vele tientallen vrijwilligers zich in voor de paddentrek, wat
zeer gewaardeerd wordt door de gemeente Delft. Begin 2002 werd o.a. de
Tweemolentjeskade tussen 19.00 en 7.00 uur afgesloten voor verkeer. Ook op andere plekken in de stad staan er borden
die aangeven dat de padden trekken. Deze wegen zijn niet afgesloten voor
verkeer maar er zijn op die plekken wel vrijwilligers aan het werk met het
overzetten van padden.
De uitvoering van
beschermingsmaatregelen zal in de loop van 2003 gerealiseerd worden.
Inrichting Groenfonds Midden-Delfland vastgesteld
Het college van
B&W heeft de inrichting van het Groenfonds Midden-Delfland vastgesteld en
is akkoord met een storting van € 4.54 miljoen in het Groenfonds. De gemeente
Delft hecht zeer veel waarde aan het gebied Midden-Delfland zet zich daarvoor
in en doet dat nu ook door een financiële storting. Per 1 januari
2003 treedt het Groenfonds in werking, zoals eerder is afgesproken
met de gemeente Schipluiden. Voor de inrichting en toepassingsmogelijkheden van
het Groenfonds is een boekwerkje opgesteld “Groenfonds Midden-Delfland; voor wie
wacht komt alles te laat”.
Het Groenfonds is een uitvloeisel van de samenwerkingsovereenkomst
die de gemeenten Delft en Schipluiden in 2000 sloten voor duurzame
samenwerking.
Het Groenfonds
richt zich op het behoud en het versterken van agrarisch cultuurlandschap en op
het versterken van stad-land relatie. Om het agrarisch cultuurlandschap te
behouden en te versterken zal de agrarische natuurvereniging Vockestaert zich
verder professionaliseren om de organisatiestructuur te versterken en om de
beleidslijnen uit te werken. Daarbij zal Vockestaert worden
geadviseerd door de WLTO (Westelijke Land- en Tuinbouw Organisatie) afdeling
Delflands Groen. Zij zullen gezamenlijk het systeem Groene Ondernemers
Stimulansen uit gaan werken, waarbij punten worden toegekend aan
ondernemers in de agrarische sector die een bijdrage leveren aan het behoud van
het cultuurlandschap. Onderdeel hiervan vormt de verbetering van de
toegankelijkheid van het agrarisch gebied door aanleg van wandel- en
fietspaden. Vooral de behoefte aan wandelpaden is groot. Verschillende partijen
(ANWB, Midden-Delflandvereniging, provincie Zuid-Holland) werken op dit moment
al aan een wandelpadenstelsel voor Midden-Delfland. Door de agrarische sector
nadrukkelijk te betrekken bij een wandelpadenstelsel over boerenland wordt het
draagvlak bij de grondgebruikers vergroot, waardoor ook de uitvoerbaarheid
groter wordt.
Uit het
Groenfonds is direct een garantie
verstrekt van € 81.750,- en wordt een werkkapitaal van €
25.000,- toegekend aan de agrarische natuurvereniging Vockestaert.
Ecologienota
De gemeente
heeft in haar duurzaamheidsprogramma opgenomen om het ecologiebeleid binnen de
gemeente uit te werken in een nota Ecologische hoofdstructuur Delft (concept
2003). In deze nota wordt ingegaan op de huidige en gewenste ecologische
verbindingen in de stad en de knelpunten.
Beleid
· Natuurvriendelijke oevers
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003): in 2003 is tenminste 20% van de
daarvoor geschikte oevers natuurvriendelijk ingericht. Op de lange termijn
(2010-2020) geldt dit voor alle daarvoor geschikte oevers.
Doelstelling
gemeente (Stedelijke Vernieuwing 2000-2010, Delfts OntwikkelingsProgramma):
Per 1-1-2005 is tenminste 15% van de daarvoor geschikte oevers
natuurvriendelijk ingericht.
Resultaat
In
2002 was 70 strekkende kilometer oever in beheer bij de gemeente Delft. Dit
betreft alleen gemeentelijke oevers. Exacte gegevens worden dit jaar opgenomen
in het rationeel oeverbeheersysteem (excl. TU gebied en Delftechpark).
In
2002 startte de inrichting van nieuwe natuurvriendelijke oevers. Dit betekende
dat van de 70 kilometer inmiddels 8 strekkende kilometer natuurvriendelijk is
ingericht (4 meer dan in 2001). Dit is 8,75% van het totaal.
Conclusie
Om de
doelstelling te kunnen toetsen is het noodzakelijk vast te stellen welke oevers
geschikt zijn voor natuurvriendelijke inrichting. Indien alle oevers geschikt
zijn, dan betekent dat dat inmiddels 6% van de lange termijn doelstelling is
gerealiseerd. De doelstelling voor 2003 is op z’n minst voor bijna 60%
gerealiseerd; de doelstelling uit het Delfts OntwikkelingsProgramma op z’n
minst voor ongeveer 76%.
Doelgroepen
· Oppervlakte openbaar groen
Doelstelling
Doelstelling
gemeente (Ruimte voor Natuur,1994): vergroting van de totale oppervlakte
openbaar groen.
Resultaat
De totale
oppervlakte openbaar groen in beheer bij de gemeente (excl. Delftse Hout,
sportparken, begraafplaatsen en particuliere terreinen) is sinds 1997 nog
hetzelfde gebleven en bedraagt 209 ha.
Conclusie
Aangezien
recente cijfers ontbreken wordt nog steeds uitgegaan van het cijfer uit 1997:
209 ha.
· Aantal straat- en laanbomen
Doelstelling
Een nieuw
bomenbeleidsplan is in voorbereiding.
Resultaat
In 1997 waren er in
Delft 26.134 laan- en straatbomen. In 1999 waren dat er ca. 27.000. Dit aantal
is nog steeds waarvan wordt uitgegaan.
Conclusie
Aangezien recente
cijfers ontbreken wordt van het cijfer uit 1999 uitgegaan.
kwaliteit
Inleiding
In 1999 is een
systematische monitoring door vrijwilligersorganisaties van het stedelijk groen
in de gemeente Delft van start gegaan. Om de natuurkwaliteit (natuurwaarde) van
het stedelijk groen uit te drukken, werden drie natuurkwaliteitsindicatoren
gekozen: flora (AA-planten en waard- en nectarplanten van de dagvlinders),
dagvlinders (stadsnatuurvlinders en zwerfvlinders) en broedvogels. Bovendien
richtte de monitoring zich op twee specifieke gebieden, de zgn.
kilometerhokken.
In 2002 zijn de
indicatoren onder de loep genomen, o.a. als onderdeel van de te verschijnen
nota over de Delftse Ecologische Hoofdstructuur. Omdat de gehanteerde
indicatoren slechts in beperkte mate inzicht geven in de natuurwaarde van het
Delftse stedelijk groen wordt voorgesteld de indicatoren te herformuleren op
een dusdanige wijze dat een representatiever inzicht ontstaat in de
natuurwaarde van het Delftse stedelijk groen, en in de resultaten van projecten
en (eventueel) veranderd beheer. Over het verzamelen van de benodigde gegevens
maakt de gemeente structurele afspraken met de betrokken natuur- en
milieuorganisaties.
Vanaf 2003 zullen
de volgende indicatoren gemonitord worden:
·
Aantal soorten AA-planten in drie ecologische zones in Delft, te weten
Provinciale weg oostzijde, route Tanthof-midden en route Biesland. Dit zijn
zones die extensief beheerd worden. De totaal aantal waargenomen soorten worden
gerelateerd aan de streefwaarde van 25 tot 30 soorten binnen de aangewezen
zones.
·
Aantal soorten dagvlinders in drie ecologische zones in Delft, te weten Provinciale weg oostzijde,
route Tanthof-midden en route Biesland. Dit zijn zones die extensief beheerd
worden. De totaal aantal waargenomen soorten worden gerelateerd aan de
streefwaarde van 25 soorten
binnen het stedelijk gebied.
·
Aantal soorten broedvogels in kerngebieden in Delft. De kerngebieden
omvatten parken en andere groengebieden binnen de gemeente. De totaal aantal
waargenomen soorten worden gerelateerd aan de streefwaarde van 25 soorten
binnen het stedelijk gebied.