9  Milieu en gezondheid

 

  • Het percentage gehinderden door stank is over heel Delft toegenomen.
  • 70% van alle Delftse huishoudens ondervindt hinder van één of meerdere geluidbronnen.
  • Bij de verschillende klachtentelefoons kwamen 431 klachten binnen, 141 minder dan in 2001.
  • Er worden geen bindende normen wat betreft externe veiligheidsrisico’s overschreden.
  • De gemeente voldoet wat betreft rampenbestrijdingsplannen aan de geldende wetgeving. Er is één bedrijf dat een veiligheidsrapport moet hebben en dat is adequaat.

 

9.1     Hinder en klachten

9.1.1     Indicatoren

 

Kwaliteit

 

·       Stankgehinderden

 

Doelstelling

Landelijke doelstelling: het percentage stankgehinderden door wegverkeer of industrie is in 2000 gelijk aan dat in 1985 (12%). De provincie Zuid-Holland acht dit voor het eigen beheersgebied niet haalbaar en heeft het maximale percentage stankgehinderden voor 2000 gesteld op 17%.

 

Resultaat

 

 

Bron: Spidi (Statistische en Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft

 

 

 

Bron: Spidi (Statistische en Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft

 

Industrie

Met name in de drie noordelijke wijken van Delft (Voordijkshoorn, Binnenstad en Vrijenban) wordt hinder ondervonden van stank veroorzaakt door de industrie.

Ten opzichte van 2001 is de hinder in 2002 in alle drie de wijken weer toegenomen, met name in de Binnenstad en Vrijenban. Voordijkshoorn ging van 35 naar 40%, Binnenstad van 29 naar 48%, en Vrijenban van 29 naar 37%. In totaal ondervond 25% van de Delftse huishoudens hinder van stank veroorzaakt door de industrie. In 2001 was dat 19% en in 2000 was dit 21%.

 

Verkeer

Het percentage stankgehinderden als gevolg van wegverkeer steeg in 2002 in alle wijken en nam over heel Delft weer toe naar het niveau van 2000 17% (in 2001 10%). In sommige wijken verdubbelde het percentage gehinderden bijna: in Vrijenban (van 14 naar 23%), in Buitenhof (van 8 naar 15%) en in Wippolder van 9 naar 17%). In Tanthof was de stijging het hoogst, van 4 naar 11%.

 

Algemeen

In 2002 had 41% (was in 2001 27%) van de Delftse huishoudens last van stank veroorzaakt door verkeer, industrie of oppervlaktewater.

 

Conclusie

Het percentage gehinderden door stank is over heel Delft toegenomen. De doelstelling van de provincie Zuid-Holland (maximaal 17% stankgehinderden in 2000), wordt niet gehaald. Het percentage gehinderden door stank van industrie, wegverkeer of oppervlaktewater is in Delft ruim hoger (41%). Het percentage gehinderden door stank van industrie is alleen al 37%.

 

 

·       Geluidgehinderden

 

Doelstelling

Landelijke doelstelling: In het jaar 2010 is het percentage ernstig gehinderden 0%. Het gaat hierbij om gehinderden door een of meerdere bronnen.

Doelstelling provincie Zuid-Holland (Milieubeleidsplan): het percentage geluid­gehinderden is in 2000 niet hoger dan in 1985.

Resultaat

Met behulp van een jaarlijkse enquête wordt het percentage gehinderden door geluid van zeven verschillende bronnen bepaald. In onderstaande tabel zijn de resultaten samengevat voor heel Delft.

 

 

1998

1999

2000

2001

2002

sirenes hulpdiensten

22%

12%

17%

16%

20%

vliegverkeer

9%

9%

11%

11%

14%

wegverkeer

28%

27%

32%

32%

37%

horeca

5%

6%

6%

6%

8%

trein

6%

8%

10%

9%

12%

industrie

3%

4%

5%

3%

6%

buren

22%

23%

27%

26%

28%

Bron: Spidi (Statistische en Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft

 

De twee grootste bronnen van geluidsoverlast zijn wegverkeer en buren. In totaal heeft 70% (in 2001 60%) van alle Delftse huishoudens last van een of meerdere bronnen. Voor sommige bronnen bestaan grote verschillen tussen de wijken onderling. Dit geldt o.a. voor de gehinderden door geluid van vliegverkeer, wegverkeer en treinverkeer.

 

 

Bron: Spidi (Statistische en Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft

 

Het percentage geluidgehinderden vanwege vliegverkeer is het grootst in Tanthof. In 2002 ondervond 39% van de huishoudens last van vliegverkeer, een veel groter percentage als in 2001 (26%). In Voorhof is het percentage geluidgehinderden verdubbeld: van 7 naar 14%. Ook in de andere wijken nam de hinder toe. Alleen in Voordijkshof nam het percentage iets af: van 10 naar 8%.

 

 

Bron: Spidi (Statistische en Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft

 

Het percentage geluidgehinderden door wegverkeer is in vijf wijken toegenomen, de sterkste toename vond plaats in Vrijenban. De hinder steeg daar van 35 naar 53%. Ook in Tanthof steeg het percentage gehinderden: van 16 naar 26%. Alleen in Voorhof en Wippolder hadden mensen minder last van het verkeer.

In totaal steeg het percentage gehinderden met 6% naar gemiddeld 38%.

 

 

Bron: Spidi (Statistische en Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft

 

Net als in 2001 kenden de wijken Voordijkshoorn en Voorhof in 2002 de hoogste percentages geluidgehinderden vanwege railverkeer. Dit percentage is wel fors gestegen t.o.v. 2001, namelijk van resp. 15 en 11% naar beiden 23%. In Voorhof en Tanthof werd het wel wat stiller. Over heel Delft gezien steeg het percentage van 10 in 2000, 9% in 2001, naar 11%.

 

Conclusie

70% van alle Delftse huishoudens ondervindt hinder van één of meerdere van de genoemde bronnen. Deze huishoudens hebben in het onderzoek aangegeven van een of meerder bronnen ‘middelmatig’ of ‘veel last’ te hebben. 30% had ‘weinig’ of ‘geen last’.

 

 

Algehele conclusie hinderbronnen

Over de hele linie (stank en geluid) steeg het percentage gehinderden in 2002 weer, terwijl het in 2001 beter leek te gaan. Bij geluid was de toename ten opzichte van vorig jaar 10%, bij stank was de toename 14%.

Een mogelijke verklaring kan liggen in het veranderde meetmoment. De vragen zijn in 2002 eind juni/begin juli gesteld in plaats van mei. Over het algemeen zijn mensen in de zomer meer uithuizig dan in het voorjaar. De ervaren overlast zou hierdoor in vergelijking tot 2001 negatief kunnen worden beinvloed.

 

 

·       Klachten

 

Doelstelling

Doelstelling gemeente: zo weinig mogelijk hinder van en, daaraan verbonden, zo weinig mogelijk klachten over stank, stof, lawaai of verontreiniging. Een maat voor de ervaren hinder is het aantal klachten.

 

Resultaat

In 2002 kwamen bij de verschillende klachtentelefoonnummers 431 klachten binnen over het Delftse milieu. De meeste klachten hebben betrekking op luchtverontreiniging c.q. stank: 264. Het grootste deel betreft geuroverlast door DSM Gist (188). Daarnaast werd er 153 keer geklaagd over geluidsoverlast.

 

 

Bron:  Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond, milieuklachtentelefoon

         Provincie Zuid-Holland, milieuklachtentelefoon

         DSM Gist

         Gemeente Delft, vakteam Milieutoezicht

         (concept Jaarboek Bestuursinformatie 2003, gemeente Delft)

 


Conclusie

Ondanks de stijging van het percentage mensen dat aangeeft hinder te ondervinden is het aantal klachten in 2002 afgenomen ten opzichte van 2001.

 

 

9.2     Milieurisico’s

9.2.1     Ontwikkelingen in 2002

 

Besluit risico’s zware ongevallen 1999
Op 19 juli 1999 is het landelijk Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo ’99) in werking getreden. Dit besluit is erop gericht de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen beter te beheersen. Met het in werking treden van het besluit zijn er nieuwe regels van kracht geworden. Deze regels hebben betrekking op het preventiebeleid, de beheersing van risico’s van zware ongevallen, de informatievoorziening daarover door bedrijven en de behandeling en beoordeling van dergelijke informatie door het bevoegd gezag.

Na de behandeling in 2001 van de “Gemeentelijke inventarisatie risicovolle bedrijven” door het college van B&W en de gecombineerde raadscommissies Leefbaarheid en Duurzaamheid startte de gemeentelijke werkgroep met het uitwerken van conclusies en aanbevelingen. Uit de inventarisatie kwam een goed beeld naar voren van de in Delft en omgeving aanwezige risicovolle bedrijven en activiteiten. De bijbehorende factsheets gaven aanbevelingen per bedrijf of activiteit. In 2002 is in beeld gebracht wat de daadwerkelijke risico’s zijn en welke prioriteiten gesteld kunnen worden op basis van de risico’s. Medio 2003 zal de werkgroep een plan van aanpak ter goedkeuring aan B&W voorleggen met prioriteitstelling en  waarin zij ook de relatie schetst met andere projecten binnen de gemeenten. Het gaat om projecten als Besluit Risico’s Zware Ongevallen, Leidraad Maatramp, Integrale handhaving, ruimtelijke projecten (Spoorzone, TU-zuid), en LPG-toezichtsplan, Het plan van aanpak geeft suggesties voor acties op korte en lange termijn voor de verschillende betrokken vakteams.

 

 

9.2.2     Indicatoren

 

Beleid

 

·       Externe Veiligheid

 

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers. Het gaat hierbij om activiteiten die plaats vinden op het spoor, op de weg of bij bedrijven. Het beleid is geformuleerd aan de hand van de begrippen individueel risico en groepsrisico.

Het individueel risico van een activiteit is de kans dat er per jaar op een bepaalde plaats een continu aanwezig gedachte persoon die onbeschermd is, komt te overlijden. Het groepsrisico is de kans dat er per jaar in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.

 

Doelstelling

Landelijke doelstelling: kwetsbare bestemmingen komen niet voor op plaatsen waar het individueel risico groter is dan 1:1.000.000. Deze waarde is voor nieuwe situaties een grenswaarde en voor bestaande situaties een streefwaarde.

Voor het groepsrisico geldt dat de kans op een ongeval met 10 doden slechts 1:10.000 mag zijn, de kans op een ongeval met 100 doden 1:1.000.000, etc. Deze waarden zijn oriënterende waarden en gelden tot op een afstand van 200 meter van de activiteit met gevaarlijke stoffen.

 


Resultaat

Er zijn in Delft circa 50 woningen die niet aan de streefwaarde voor het individuele risico voor bestaande situaties voldoen. Deze woningen liggen in de nabijheid van een LPG-station. De situatie bestaat reeds een geruim aantal jaren. Het bedrijf voldoet aan de wetgeving.

Vanwege de dichte bebouwing dichtbij de A13 en het grootste gedeelte van het spoor wordt hier de oriënterende waarde (niet bindend) voor het groepsrisico overschreden.

 

Conclusie

Alhoewel geen bindende normen worden overschreden, wordt in het kader van de herziening van bestemmingsplannen onderzocht hoe het risico in de nabijheid van de spoorwegen en de rijksweg A13 verlaagd kan worden.

 

 

·       Vervoer gevaarlijke stoffen

 

Doelstelling

Het Ministerie van VROM vraagt gemeenten in het kader van de monitoring van overheidsprestaties in het milieubeleid om informatie over de mate waarin in bestemmingsplannen rekening wordt gehouden met de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

 

Resultaat

Momenteel gelden voor Delft ca. 60 bestemmingsplannen. Een deel hiervan is (sterk) verouderd. Daarom worden de komende jaren de meeste bestemmingsplannen vervangen. Het doel is om over een aantal jaren slechts 12 a 15 bestemmingsplannen voor de hele stad te hebben. In alle bestemmingsplannen zal aandacht worden besteed aan externe veiligheid voorzover dat relevant is. Voor de vigerende plannen geldt dat alleen in de recentere plannen aandacht is voor externe veiligheid (zowel vervoer als risicovolle bedrijven).

 

 

·       Rampenbestrijdingsplannen

 

Doelstelling

Landelijke doelstelling (Wet rampen en zware ongevallen): gemeenten zijn verplicht een rampenbestrijdingsplan op te stellen voor elke ramp waarvan plaats, aard en gevolgen voorzienbaar zijn. Het Besluit rampenbestrijdingsplannen inrichtingen (Bri, 1999) wijst VR (veiligheidsrapport)-plichtige bedrijven (zwaarste categorie bedrijven op basis van Besluit Risico’s Zware Ongevallen, 1999) aan als inrichtingen waarvoor in ieder geval een adequaat rampenbestrijdingsplan moet worden vastgesteld. Adequaat houdt hierbij in dat de gemeente in het gemeentelijk rampenbestrijdingsplan of in een ander document ingaat op de risico’s van de betreffende bedrijven en de maatregelen die getroffen moeten worden bij eventuele calamiteiten.

 

Resultaat

Er was in 2002 in Delft één VR-plichtig bedrijf. Voor dit bedrijf heeft de gemeente in 2000 een adequaat rampenbestrijdingsplan vastgesteld.

 

Conclusie

De gemeente Delft voldoet aan de geldende wetgeving.