Retouradres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag         Uw brief van

                                                                                           1 juli 2003

Het college van Gedeputeerde Staten                                              Uw kenmerk

van de provincie Zuid-Holland                                                        DRM/ARO/03/8203A

Postbus 90602                                                                         Ons kenmerk

2509 LP Den Haag                                                                     DSO/2003.2935 

                                                                                           Doorkiesnummer

                                                                                           070 - 3534937

                                                                                           E-mailadres

                                                                                          

Aantal bijlagen

 

                                                                                           Datum

                                                                                           19 september 2003

Onderwerp


Ruimtelijk Beeld Zuid-Holland 2015+


 

Geacht college,

 

In april 2000 hebben de colleges van Den Haag, Leiden, Zoetermeer en Delft een gezamenlijke visie gepresenteerd op de langetermijnontwikkeling van de vier steden binnen de Deltametropool en de Zuidvleugel: het Memorandum Vierstedenland-West. In dit memorandum is uiteengezet wat de vier steden bindt, hoe zij zich willen profileren en hoe zij op grond daarvan aankijken tegen het regionaal ruimtelijk beleid tot 2020. Onlangs hebben de vier colleges besloten het memorandum te actualiseren, om op basis van een gemeenschappelijk toekomstperspectief een actieve bijdrage te kunnen leveren aan de strategische beleidsontwikkeling op rijks- en provinciaal niveau. Om die reden hebben de vier colleges besloten om, vooruitlopend op het te actualiseren memorandum, een gezamenlijke reactie te geven op uw rapport Ruimtelijk Beeld Zuid-Holland 2015+. De in deze brief vervatte reactie is dan ook mede namens de colleges van burgemeester en wethouders van Leiden, Zoetermeer en Delft. De Zuidvleugelconferentie die u op 3 december 2003 houdt, biedt gelegenheid om met elkaar in discussie te gaan over de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Zuid-Holland.

 

Allereerst spreken wij onze waardering uit voor het rapport Ruimtelijk Beeld Zuid-Holland 2015+. Het is een helder opgebouwde en inzichtelijk vormgegeven nota. Wij zien het als een flinke stap vooruit in uw ambitie om binnen het provinciaal ruimtelijk beleid het accent te verleggen van ordenings- naar ontwikkelingsgericht beleid, en van gedetailleerde sturing op het lokale en regionale schaalniveau naar strategische visievorming op het bovenregionale schaalniveau.

 

We constateren echter dat in het basisrapport vooral vigerend ruimtelijk beleid voor de middellange termijn is samengevat. Graag wijzen wij u op het feit dat er met name behoefte bestaat aan een visie voor de lange termijn met een hoog ambitieniveau, naast de reeds bestaande ruimtelijke beleidskaders en visies.

 

In uw aanbiedingsbrief hebt u drie vragen opgeworpen waarop u graag reacties ontvangt. Wij zullen deze vragen achtereenvolgens langslopen.

         


1. Het provinciaal ruimtelijk beeld (de hoofdstukken 3 en 4)

Voor een groot deel herkennen wij ons in het provinciaal ruimtelijk beeld. Aan de samenhang van de Zuidvleugel met de Noord- en Oostvleugel van de Deltametropool en de Rijn-Scheldedelta besteedt u terecht veel aandacht. Maar die samenhang wordt helaas nog te weinig uitgewerkt. In onze reactie op de verschillende onderdelen gaan wij hierop in.

 

 

Wij vinden dat de Zuidvleugel zelf nog onvoldoende helder is gepositioneerd. Het bepalen van de positie van de Zuidvleugel moet vooral voortkomen uit de onderlinge verscheidenheid van de regio’s binnen de Zuidvleugel. Het concept “Zuidvleugelstad” brengt die verscheidenheid nog te weinig tot uitdrukking. Met name die verscheidenheid van regio’s zou bepalend moeten zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Zuidvleugel. Via regionale specialisatie, differentiatie en taakverdeling zal de ruimtelijke kwaliteit op het hogere schaalniveau van de Zuidvleugel en Deltametropool verbeteren. Door scherpere profilering van de afzonderlijke delen kan het geheel worden versterkt.

 

Haaglanden en de Leidse agglomeratie vormen de verbindende schakel tussen de beide mainports Schiphol en de Rotterdamse haven. Delft, Den Haag, Leiden en Zoetermeer zijn de belangrijke steden in dit netwerk. Wij vinden dat de provincie zich hard zou moeten maken voor een samenhangend toekomstperspectief voor het gebied tussen de Haagse, Leidse en Rotterdamse agglomeraties: het gebied van het Westland en de Bollenstreek tot en met de Zuidplaspolder. Zo’n perspectief wordt node gemist, zeker gezien de achterblijvende positie in economisch opzicht van de Zuidvleugel.

 

Het stedelijk gebied

Binnen een dergelijk samenhangend toekomstperspectief past ook het zorgvuldig omgaan met de transformatieprocessen in de grote steden, de grootschalige stedelijke uitbreiding zoals die wordt onderzocht in de driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda (Zuidplaspolder) en de overige stedelijke uitbreidingen. Het is van het grootste belang dat die processen elkaar ondersteunen. De vier steden zijn van mening dat in eerste instantie gezocht moet worden naar de verstedelijkingsmogelijkheden op het grondgebied van Haaglanden en de Leidse regio. Onze prioriteit ligt bij bouwen in het bestaand stedelijk gebied, vervolgens bij uitbreiding aan de randen van de stad. Hierbij moet optimaal gebruik worden gemaakt van bestaande OV- en weginfrastructuur.

 

Op twee punten baart uw nota ons zorgen.

 

In de eerste plaats wordt de Zuidplaspolder gepositioneerd  als dé grootschalige bouwlocatie voor de gehele Zuidvleugel (of op zijn minst de regio’s Haaglanden en Rotterdam). Dat vinden wij in het licht van het vorenstaande ongewenst. Voor de Zuidplaspolder heeft het onze voorkeur om in te zetten op nieuwe verstedelijking aan de randen van de steden, met name aan de oostkant van Haaglanden in het overgangsgebied naar de Rotterdamse en Goudse regio. Gecombineerd met verdichting rondom de Randstadrail-stations in Zoetermeer en doortrekking van de Oosterheemlijn naar de A12 en Goudse lijn zal de ruimtedruk op de Zuidplaspolder afnemen en ontstaan er meer mogelijkheden om in dit gebied een kwaliteitsslag te maken. Ten overvloede wijzen wij u op de relatie met de afspraken over de ruimtelijke ontwikkeling van het Westland en de Westlandse Zoom.

 

In de tweede plaats onderschrijven wij uiteraard het streven om een zo groot mogelijk deel van de ruimtebehoefte voor wonen en werken te accommoderen in het bestaand stedelijk gebied, maar het streefcijfer van 50% vinden wij erg ambitieus. Nauwkeurige monitoring en zo nodig aanpassing van de scenario’s is geboden. Wij gaan er overigens vanuit dat reeds in ontwikkeling gebrachte verstedelijkingslocaties direct grenzend aan onze steden (zoals de Harnaschpolder) passen binnen de definitie bestaand stedelijk gebied.

 

Landelijk gebied

Vanuit de vitaliteit van het verstedelijkt gebied hebben de steden ook belang bij het ‘buitengebied’. Dit buitengebied in Haaglanden en de Leidse regio is van grote waarde voor de leefbaarheid en de ecologie. In het Ruimtelijk Beeld Zuid-Holland 2015+ besteedt u terecht de nodige aandacht aan open groene ruimten. Hierbij valt ons het volgende op.

 

Ten aanzien van het Groene Hart onderschrijven wij de intenties ten aanzien van de ordening en de inrichting. Wij vinden echter dat deze intenties een zeer hoog abstractieniveau hebben en daardoor voor de betrokkenen nog veel onzekerheden en onduidelijkheden met zich meebrengen. Wij constateren daarnaast enkele tegenstrijdigheden. Het Groengebied Midden-Delfland (de grenzen van de Rijksbufferzone) wordt deels als “stedelijk groen” en deels als “parklandschap” aangeduid. Wij verzoeken u de legenda-eenheid voor het hele groengebied Midden-Delfland aan te passen naar “parklandschap”. Dit is naar onze mening de juiste omschrijving van het gehele groengebied van Midden-Delfland.

 

Daarnaast geeft het Ruimtelijk Beeld Zuid-Holland 2015+ aan dat er een grote ruimteconcurrentie zal ontstaan rond Pijnacker, temeer daar dit gebied het meest direct in de invloedssfeer van de stedelijke regio’s Den Haag en Rotterdam ligt. U constateert dat verstedelijking hier de glastuinbouw zal verdrijven, maar kiest tegelijkertijd voor duurzaam glas en realisering van de Groenblauwe Slinger in dit gebied. De kaartbeelden zijn strijdig met het belang dat deze kwestie op termijn als ruimtelijke opgave op de agenda geplaatst wordt.

 

Het watersysteem

Wij zijn verheugd met de aandacht die in het Ruimtelijk Beeld Zuid-Holland 2015+ wordt geschonken aan de wateropgave van Zuid-Holland. Wij streven naar een watersysteem zoals onder andere ook wordt verwoord in het rapport “Waterrijk, verkenning van een metropolitaan parksysteem” van de Vereniging Deltametropool (september 2002). Naast waterkwantiteit wordt hierin expliciet aandacht gevraagd voor de waterkwaliteit, waarbij wij de nadruk willen leggen op een integratie van beide om tot een duurzaam watersysteem te komen. Wij verzoeken u de uitwerking van dit blauwgroene ‘parksysteem’ als doelstelling in uw visie op te nemen. Ook vragen wij aandacht voor afstemming met de (uitwerking van de) Deelstromengebiedsvisie Midden-Holland.

 

2. De strategische opgaven (hoofdstuk 5) 

De strategische opgaven zijn stuk voor stuk herkenbaar, maar het aantal is erg groot. Wij menen dat de investeringen in bestaand stedelijk gebied voorrang moeten genieten, om uitdrukking te geven aan de beleidsmatige prioriteit van het bestaand stedelijk gebied.

 

Verder hebben wij bij verschillende opgaven nog een aantal opmerkingen.

 

Stedelijke transformatie, herstructurering en vernieuwing


      De rol van de provincie als “initiatiefnemer” in de stedelijke vernieuwing (S1) lijkt ons niet juist. Wij menen dat de steden hierin in nauwe samenwerking met de regio het voortouw hebben.

      Inmiddels heeft het kabinet besloten vliegkamp Valkenburg per 1 januari 2004 te sluiten. De locatie komt in aanmerking voor woonbebouwing welke een belangrijke voorwaarde is voor de verstedelijkingsopgave (nieuwbouw en herstructurering) in de Leidse regio en de Duin- en Bollenstreek. Wij vinden dat de locatie moet  worden meegenomen in het vervolg van uw nota.

      Terecht beschouwt u de glastuinbouw door de intensiteit van de bedrijfsvoering en de ruimtelijke verschijningsvorm als stedelijke functie, waarbij te weinig sprake is van ruimtelijke integratie met het stedelijk gebied . Het is daarbij zeker belangrijk om de glastuinbouwdiscussie te plaatsen in een breder verband, waaronder ook de relatie met opties in de Noordvleugel (Haarlemmermeer).


·       Het plaatsen van duurzaam glas in de directe nabijheid van de steden is niet logisch gelet op de ontwikkeling die u in hoofdstuk 6 beschrijft. U constateert onder andere dat verstedelijking het glas rond Pijnacker zal verdrijven. Verder constateren we dat er in uw visie nog geen toekomstgericht ontwikkelingsplan voor de Bollenstreek is opgenomen, waar thans wel aan wordt gewerkt door de provincie en de regio. Opmerkelijk is dat de ruimteconcurrentie en de behoefte aan de concentratie en uitplaatsing van glas als gevolg van toenemende ruimtedruk wel wordt geconstateerd tussen de Haagse en Rotterdamse regio, maar nog niet in de Duin- en Bollenstreek. Wij vinden dat die omissie moet worden hersteld.

 

Knooppuntontwikkeling


·       De knooppuntenontwikkeling rond Den Haag Centraal (‘K2') en rond het Prins Clausplein (‘K4') zien wij als één strategische opgave: de Centrale Zone van Den Haag.

·       De knooppuntontwikkeling rond Leiden-West en -Centraal zien wij eveneens als één strategische opgave (Bioscience/Leeuwenhoek), mede gezien de relatie met een goede ontsluiting van de toekomstige locatie Valkenburg.

·       De Spoorzone Delft vormt een van de strategische opgaven. Volledige viersporigheid tussen Den Haag en Rotterdam is noodzakelijk om de capaciteitsbottleneck in Delft op te lossen. De gerevitaliseerde Spoorzone en het TU/TNO-complex (Technopolis) vormen essentiële knooppunten in het stedelijk netwerk.

·       Bij de ontwikkeling Kennisboulevard A13 (K9) ontbreekt de gemeente Delft als initiatiefnemer.

·     Wij missen de knoop Zoetermeer-Oost. Ten aanzien van deze knoop is in het arrangement tussen  Zoetermeer en de provincie uitgesproken dat samenwerking plaatsvindt met als doel een spoedige totstandkoming van het stedenbaanconcept en in ieder geval een station wenselijk achten op de plek waar de Oosterheemlijn/ZoRo de Goudse lijn kruist. Wij gaan er dan ook vanuit dat u deze knoop toevoegt.

 

Ontwikkeling infranet


      Onzes inziens zijn de opgaven te eenzijdig gericht op de interne bereikbaarheid van afzonderlijke regio’s binnen de Zuidvleugel. De opgaven voor de Zuidvleugel (verbinding van de Haagse agglomeratie, de Zoetermeerlijn en de Rotterdamse metro in de regio Haaglanden; de Rijn-Gouwelijn in de Goudse en Leidse regio) en verbinding met de Noordvleugel (lightrail in de Noordvleugel / Schiphol) dienen als één integrale opgave te worden beschouwd.

      Wij constateren enige inconsistentie in de opgaven. Randstadrail wordt bijvoorbeeld wel genoemd bij de opgaven, maar de ZoRo-lijn staat niet op de bijbehorende kaart ‘Strategische opgaven tot 2015', terwijl deze lijn weer wel op de kaart ‘Ruimtelijk Structuurbeeld 2015' staat.

      Over de verbinding tussen Zoetermeer en Rotterdam geeft u aan dat het realiseren op korte termijn van deze ontbrekende schakel van groot belang is. In het arrangement tussen de gemeente Zoetermeer en de provincie is uitgesproken dat gestreefd wordt naar structurele verbetering van de bereikbaarheid van Zoetermeer op de noordzuidrelatie, waarbij nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden rondom de Oosterheemlijn/ZoRo-lijn en de mogelijkheden die zich op lange termijn wellicht aandienen op de HSL-route. Wij zouden graag zien dat deze intentie wordt opgenomen.

      Tevens vragen wij specifiek uw aandacht voor de problematiek van de A12. Slechts het gedeelte ter hoogte van Voorburg wordt als knelpunt aangemerkt. De dagelijkse praktijk wijst echter uit dat de A12 over grote lengte een probleem vormt.


      Het doortrekken van de A4 tussen Delft en Schiedam staat op de kaart “ruimtelijk structuurbeeld Zuid-Holland 2015" reeds als gerealiseerde verbinding aangegeven. Wij houden echter vast aan de inpassingseisen zoals omschreven in het rapport “Kansen benutten, impasses doorbreken” van de stuurgroep Integrale Ontwikkeling tussen Delft en Schiedam van oktober 2001 en gaan ervan uit dat ook de provincie als voorzitter van deze stuurgroep vast houdt aan deze inpassingseisen. 

      Wij gaan ervan uit dat HOV-lijn 19, de verbinding tussen Leidschendam en Delft TU Zuid (Technopolis) via de Vinex-locaties Leidschenveen en Ypenburg, nog voor 2015 als raillijn in de exploitatie zal komen en zien deze verbinding ook graag terug in uw visie. Vanwege haar functie en lengte is railexploitatie van HOV-lijn 37, de tangentiële verbinding tussen Kijkduin en Zoetermeer via Wateringse Veld, Harnaschpolder, Delft CS, Emerald en Pijnacker-Zuid, vóór 2015 niet vanzelfsprekend. In uw visie zien we HOV-lijn 37 wel graag als een ruimtelijke reservering opgenomen.

 

Ontwikkeling groenblauw raamwerk

      Ten aanzien van Wijk en Wouden wordt geen invulling genoemd. Wij vinden dit een belangrijk gemis daar het hier een belangrijk onderdeel van de Groenblauwe Slinger in de Leidse regio  betreft. (zie eerdere opmerking rond groen onder ‘het provinciaal ruimtelijk beeld’)

 

3. Aanzet tot lange termijnkwesties en opgaven (hoofdstuk 6)

Wij onderschrijven de noodzaak om langetermijnkwesties te benoemen en daarvoor strategisch beleid te ontwikkelen. Zoals we hiervoor al aangaven, zijn wij van mening dat nog een flinke slag gemaakt moet worden; de nota concentreert zich nog sterk op de korte en middellange termijn. Het ontbreekt aan een langetermijnstrategie die prioriteit geeft aan benutting van verstedelijkingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied čn, in aanvulling daarop, in de directe nabijheid van de steden.

 

Voorts willen wij enkele specifieke suggesties doen voor langetermijnkwesties.

 

De ontwikkeling van de zogeheten Westhoek, de zone van Den Haag via Hoek van Holland (Westlandse kust) naar Rotterdam (langs de Nieuwe Waterweg) zouden wij willen toevoegen als langetermijnkwestie. In feite gaat het om een samenhangend langetermijnperspectief voor drie strategische opgaven uit het vorige hoofdstuk: het Integraal Ontwikkelingsplan Westland (S6), de Rechter Maasoever (T3a) en de kustontwikkeling Scheveningen-Hoek van Holland (T4).

 

Een andere langetermijnkwestie die wij graag willen opvoeren is de verziltingsproblematiek in relatie tot het mogelijke grondgebruik.

 

         

Wij vertrouwen erop met deze gezamenlijke reactie een bijdrage te leveren aan het basisrapport Ruimtelijk Beeld Zuid-Holland 2015+. Wij zien met veel belangstelling uit naar de Zuidvleugelconferentie op 3 december a.s. die mede zal dienen om te komen tot een langetermijnvisie met als horizon 2030.

 

Mede namens de colleges van burgemeester en wethouders

van de gemeenten Leiden, Zoetermeer en Delft,

 

Het college van burgemeester en wethouders

van de gemeente Den Haag,

de secretaris,                               de burgemeester,      

 

 

 

 

D.M.F. Jongen                              W.J. Deetman