ONTWIKKELINGSPLAN
PAPSOUWSELAAN
|
Sector Duurzaamheid 31 oktober 2003 |
INHOUDSOPGAVE
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
ontwikkelingsplan
1.2 Plangebied
en vigerende regeling
1.3 Opbouw
ontwikkelingsplan
2 Gebiedsvisie
3 Ruimtelijke Ordening
3.1 Stedebouwkundige
opzet
3.2 Functies
3.3 Groen
en spelen
4 Milieu
4.1 Ecologie
4.2 Water
4.3 Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Geluid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Energie
4.8 Duurzaam bouwen, Politiekeurmerk en
intensief ruimtegebruik
5 Infrastructuur
5.1 Openbaar
vervoer
5.2 Autoverkeer
5.3 Parkeren
5.4 Langzaam
verkeer
6 Cultuurhistorie
6.1 Archeologie
6.2 Cultuurhistorisch
waardevolle bebouwing
7 Maatschappelijke en financiële
uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
& overleg
7.2 Financiële
uitvoerbaarheid
Figuur 1, ligging plangebied in de stad Figuur 2, ligging van het plangebied
1. INLEIDING
1.1 Aanleiding
ontwikkelingsplan
Tussen de Papsouwselaan en
het spoor ligt een woonwerkgebied (Voorhof-noord) dat op termijn forse
veranderingen zal ondergaan onder andere door de bouw van de spoortunnel.
Inmiddels worden voor verschillende locaties in het gebied plannen gemaakt die
daarop vooruitlopen. De locatie van het voormalige hoofdpostkantoor van
Delft-Zuid is er daar één van.
Cycloramafoto’s
van het plangebied
Het postkantoor ligt op de
kop van de Papsouwselaan, aan het Delflandplein; een groot verkeersplein met
rondom woongebouwen, kantoren en winkels. Op het plein komen drie belangrijke
wijkontsluitingswegen samen:
Aan de achterzijde ligt het
postkantoor aan het Minervaplein. Het Minervaplein bestaat voornamelijk uit een
parkeerterrein aan de zuidzijde en een klein parkje met een ontmoetingsruimte
aan de noordzijde. Rondom het Minervaplein staat woonbebouwing. Voor het
Minervaplein zijn plannen in ontwikkeling om de openbare ruimte door een grote
opknapbeurt te verbeteren.
Het postkantoor aan de
Papsouwselaan 291 is door KPN verkocht
aan een particuliere investeerder. De nieuwe eigenaar heeft een ontwikkelende
partij ingeschakeld om nieuwbouw te realiseren op deze locatie.
De sloop van het postkantoor
en de nieuwbouw van woningen en winkels op deze locatie lopen vooruit op het
totaal aan vernieuwingen in het gebied Voorhof-noord. Het voorliggende
ontwikkelingsplan anticipeert op de komende ontwikkelingen aan de Papsouwselaan
en in het gebied Voorhof-noord.
Het ontwikkelingsplan biedt
het ruimtelijk kader voor de herontwikkeling van deze specifieke locatie. Dit
ruimtelijk kader zal worden opgenomen in het globale ruimtelijk beleid voor de
gehele wijk.
1.2 Plangebied
en vigerende regeling
Het postkantoor ligt aan het
Delflandplein, op een centrale plek in de wijk Voorhof. Het ligt aan de drukke
doorgaande route Papsouwselaan – Voorhofdreef op het kruispunt met de Martinus
Nijhoflaan en de Minervaweg.
Het plangebied van dit
ontwikkelingsplan wordt begrensd door de Papsouwselaan, de Herculesweg en de
Artemisstraat. Aan de zuidzijde loopt de grens tussen het postkantoor en de
Artemisflat (zie bijgaande kaart).
Voor het gebied vigeert het
bestemmingsplan Voorhof uit 1986. In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk de
huidige situatie vastgelegd. Voor de locatie van het postkantoor is de
bestemming kantoren vastgelegd; een hoogte van 12 meter aan de
Papsouwselaan (de hoofdmassa), een hoogte van 10 meter aan het Minervaplein (de
secundaire massa aan de achterzijde) en een hoogte van 4 meter voor bijgebouwen
op de locatie. Het bebouwingspercentage van de aangegeven locatie is 100%.
Het gewenste ruimtelijk
kader voor dit plangebied past niet binnen de vigerende regeling. Om die reden
wordt, vooruitlopend op een nieuw bestemmingsplan voor de gehele zuidwestelijke
kwadrant, een ontwikkelingsplan opgesteld. Dit ontwikkelingsplan zal te zijner
tijd overgenomen worden in het nieuwe bestemmingplan.
1.3 Opbouw
ontwikkelingsplan
In hoofdstuk 2
van het ontwikkelingsplan wordt de gebiedsvisie verwoord. De gebiedsvisie geeft
een samenvatting van het ontwikkelingsplan waarbij in hoofdlijnen de gewenste
ontwikkeling wordt geschetst, na afweging van de wensen en eisen van de
verschillende beleidsvelden.
In hoofdstuk 3
t/m 7 worden op verschillende beleidsvelden (ruimte, milieu, infrastructuur en
cultuurhistorie) de bestaande situatie en relevante ontwikkelingen geschetst,
een beeld gegeven van de van toepassing zijnde regelgeving en beleidsstukken,
en de gewenste toekomstige ontwikkeling beschreven. Deze hoofdstukken vormen
daarmee de bouwstenen voor de gebiedsvisie.
In hoofdstuk 8
wordt ingegaan op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het
ontwikkelingsplan.
Figuur 4,
gebiedsvisie
2 GEBIEDSVISIE
Door de verkoop
van het (voormalig) hoofdpostkantoor van Delft-Zuid aan de Papsouwselaan is
ruimte ontstaan voor herontwikkeling van deze locatie.
Hiervoor dient
het bestemmingsplan te worden aangepast. Dit ontwikkelingsplan loopt vooruit op
de wijziging en geeft de randvoorwaarden waarbinnen de nieuwe ontwikkelingen
dienen te passen.
De nieuwbouw op
deze locatie wordt enerzijds zo vanzelfsprekend mogelijk ingepast in de
bestaande stedenbouwkundige structuur. De toegestane bouwhoogte zet daarbij de
trend voor nieuwe ontwikkelingen aan de Papsouwselaan. Een en ander is
ingegeven door de wens het profiel van deze laan te versterken tot een
stedelijke as.
Anderzijds sluit
het aan op het Opknapplan van het achterliggende openbare gebied, met
parkvoorzieningen en parkeren. Dit plan is in samenwerking met de buurt
opgesteld.
Het plan gaat
uit van het in de rooilijn van de Papsouwselaan terugplaatsen van een gebouw
met een hoogte van maximaal 20 meter. Aan de achterzijde, gericht op het
groengebied wordt op de hogere verdiepingen de rooilijn iets teruggelegd om
meer zicht te geven aan de bewoners van de Herculesflat en een duidelijker
begrenzing aan de groene ruimte te geven. De hoogte van het gebouw wordt aan
deze zijde beperkt tot 16 meter, dezelfde hoogte als in het bestemmingsplan
voor de omliggende bebouwing is toegestaan. De maat tussen de twee rooilijnen
op de verdiepingen biedt juist voldoende ruimte om zowel woningen met hun
voorkanten naar de Papsouwselaan als het Minervaplein te richten.
Het plan gaat
uit van een invulling van de bebouwing met woningen op de verdieping op een
plint met commerciële ruimtes. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan
dienstverlenende bedrijvigheid, maar ook detailhandel en kleinschalige kantoren
(bij voorkeur met een baliefunctie) zijn toegestaan.
In het gebied
zullen alleen bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 zijn toegestaan.
Ten behoeve van
dit plan zal voor het geluid een
procedure hogere grenswaarden gevolgd dienen te worden. Dit aangezien de
verkeersintensiteiten langs de Papsouwselaan zodanig zijn dat de
geluidsbelasting op de gevel boven 50dB(A) uit zal komen.
Het gebied is
goed bereikbaar per openbaar vervoer, zowel per tram als per bus. Deze
bereikbaarheid rechtvaardigt een hoge bebouwingsdichtheid.
Voor wat betreft
het autoverkeer zal gebruikt worden gemaakt van de bestaande infrastructuur.
Uitgangspunt bij
het parkeren is dat voor de bestaande gebouwen in de huidige parkeerbehoefte
voorzien dient te blijven worden.
Het parkeren zal
grotendeels op het eigen terrein, onder de bebouwing worden opgelost. Hierbij
zal voldaan dienen te worden aan de (in 5.3.2) gestelde normen. Voor de overige
parkeerbehoefte, met name voor de voorzieningen, is nog enige ruimte
beschikbaar in de openbare ruimte. Het aantal parkeerplaatsen noodzakelijk voor
deze is afhankelijk van het type voorzieningen dat zich uiteindelijk vestigt.
Voor deze voorzieningen geldt daarom dat een nadere parkeereis zal worden
gesteld.
Voor het
langzaam verkeer wordt ook gebruik gemaakt van de bestaande voorzieningen met
dien verstande dat de twee bestaande doorsteken aan de Papsouwselaan zodanig
verbeterd worden dat hier een overzichtelijker en veiliger situatie ontstaat.
3 RUIMTELIJKE
ORDENING
3.1 Stedebouwkundige
opzet
3.1.1 Bestaande
situatie en relevante ontwikkelingen
Het plangebied bevindt zich
juist in de noord-oosthoek van de wijk Voorhof, tussen Papsouwselaan en het
spoor van Den Haag naar Rotterdam. Het kent een rand van woonbebouwing (bovenop
een plint met openbare functies langs de Papsouwselaan), rond een gebied met
bedrijfsgebouwen. In de omgeving van
het gebied vinden tal van ontwikkelingen plaats, zoals de plannen voor de
vernieuwing van de Poptahof, voor het ondergronds brengen van het spoor en voor
het herontwikkelen van het gebied. Hierdoor zal de betekenis en de ruimtelijke
opbouw van het gebied drastisch veranderen.
Het postkantoor staat op een
stedenbouwkundig belangrijke positie op de overgang van Voorhofdreef naar
Papsouwselaan. De zuidgevel van het postkantoor (de kop) vormt een deel van de
wand rondom het Delflandplein. Op dit verkeersknooppunt komen de Papsouwselaan,
de Voorhofdreef, de Martinus Nijhoflaan en de Minervaweg samen.
Het Minervaplein dat achter
het postkantoor ligt is een vrij grote open stedelijke ruimte, bestaande uit
een parkeerterrein aan de zuidzijde (A) en een groene ruimte aan de noordkant
(B), waarin een buurtcentrum heeft gestaan. Voor dit gebied zijn verschillende
alternatieve plannen ontworpen om tot verbetering van deze ruimte komen. In
overleg met de buurt is uiteindelijk gekozen voor het model Opknapplan. Dit
model bestaat uit het verbeteren van de groenvoorziening en bestrating op beperkte
schaal en het bouwen van een ontmoetingsruimte van beperkte omvang ongeveer op
de plaats van het voormalige buurtcentrum.
3.1.2 Regelgeving
en beleid
Het gebied valt
op de (in ontwikkeling zijnde) kansenkaart van de gemeente Delft binnen de zone
verdicht Stedelijk gebied. Dit houdt in dat volgens het
duurzaamheidsperspectief er in de omgeving van OV-haltes gestreefd wordt naar
een intensivering van bebouwing en voorzieningen.
3.1.3
Gewenste ontwikkeling
De
herontwikkeling van de locatie van het postkantoor is gericht op de volgende
aspecten:
·
Het versterken en
intensiveren van het laanprofiel langs de Papsouwselaan en het oriënteren van
de woningen op deze laan.
·
Een heldere en
duidelijke (langzaamverkeers-)verbinding vanaf de Papsouwselaan naar het
binnengebied
·
Het versterken van de
uitstraling van de gevel aan het Delflandplein en de oriëntatie op dit plein
·
Het creëren van
duidelijke randen aan het Minervaplein en de groene ruimte aan de Herculesweg
met bebouwing, waardoor voor meer sociale controle en levendigheid gezorgd.
·
Oriëntatie van de
nieuwbouw met woningen op het parkachtige binnengebied van het Minervaplein.
De hoogte van de nieuwe bouwmassa op de plaats van het postkantoor mag
aan de Papsouwselaan maximaal 20 meter bedragen. Deze verhoging van de
bouwhoogte ten opzichte van de andere gebouwen langs de Papsouwselaan loopt
vooruit op de wens om het profiel van deze laan te versterken door het
toepassen van intensievere en daarmee hogere bebouwing. De rooilijn blijft hier
wel gelijk aan de huidige situatie. Aan de oostzijde van het blok is de
bouwhoogte beperkt tot 16 meter en mag de rooilijn van de hogere verdiepingen
van een nieuw bouwblok niet verder reiken dan het verlengde van de westgevel van
de Herculesflat. Dit in verband met het te vergroten vrije zicht van de
bewoners van de Herculesflat en het realiseren van een duidelijke begrenzing
van de groene open ruimte in het binnengebied. De hoogte van 16 meter is gelijk
aan de hoogte die in het bestemmingsplan voor de Herculesflat is toegestaan. De
maat tussen de twee rooilijnen op de verdiepingen biedt juist voldoende ruimte
om zowel woningen met hun voorkanten naar de Papsouwselaan als het Minervaplein
te richten. De begane grondlaag mag wel het binnengebied insteken om de voet-
en fietsroutes te begeleiden. Op maaiveld dient het gebouw zich te richten op
de langzaamverkeerssroutes van de Papsouwselaan naar het binnengebied.
Bij de nadere uitwerking tot
een bouwplan dient door middel van een bezonningsonderzoek aangetoond te
worden, dat de genoemde hoogten overal een goede stedenbouwkundige situatie
opleveren. Tevens dient er een inventarisatie plaats te vinden naar
waardevolle, te behouden bomen. Indien aangetoond wordt dat het onvermijdelijk
is een boom uit die inventarisatie te kappen, dient hiervoor in de directe
omgeving compensatie te worden gevonden.
3.2 Functies
3.2.1 Bestaande
situatie
Het huidige
gebouw ter plaatse van de ontwikkelingslocatie bevat thans, naast het eerder
genoemde postkantoor, kantoren en bedrijfjes.
In de directe
omgeving bevinden zich naast woningen, ook winkel- en andere commerciële
voorzieningen (aan de Papsouwselaan en het Delflandplein) Het buurtcentrum in
het parkje aan de Herculesweg is kort geleden gesloopt en zal vervangen worden
door een ontmoetingscentrum ongeveer op dezelfde plaats.
3.2.2 Regelgeving
en beleid
Voor wat betreft
het woningbouwprogramma is bij nieuwbouw met name van belang dat het aanbod
wordt afgestemd op de vraag. Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP,
februari 2002) besteedt aandacht aan de kwaliteitsvraag van het wonen, zowel
wat betreft woonmilieu als de woning zelf. Aangezien het voorliggende plan
betrekking heeft op een kleine locatie zal het niet van significante invloed
zijn op het regionaal beleid. Overigens past het voorgestelde plan goed in het
beleid om in stedelijke gebieden tot een efficiënter gebruik van de grond te
komen, bijvoorbeeld door middel van verdichting.
Het beleid van
de gemeente (onder meer verwoord in recente bestemmingsplannen) is erop gericht
binnen de woonwijken een menging met kleinschalige werkgelegenheid mogelijk te
maken. In het plan zijn daarom ruime mogelijkheden opgenomen voor het werken
aan huis en is er in de plint ruimte voor (publieksgerichte) bedrijvigheid.
3.2.3 Gewenste
ontwikkeling
Nieuwbouw op de
postkantoorlocatie zal voornamelijk uit woonbebouwing bestaan, waarbij
nadrukkelijk wordt gesteld dat ‘dode’ plinten aan het groengebied en langs de
doorgangen voorkomen moeten worden. Daarom is het noodzakelijk om de begane
grond te bestemmen voor winkel- en/of commerciële ruimte. Aan de Papsouwselaan
wordt de plint met openbare functies, zoals die langs bijna de gehele laan
aanwezig is, doorgezet in het nieuwe gebouw. Ook aan de andere zijde, aan het
Minervaplein en de Herculesweg, dient aandacht te worden besteed aan de
uitstraling van de plint en zijn ook hier openbare functies gewenst.
Het voormalige buurtcentrum
in het park zal vervangen worden. Bij voorkeur wordt bij de herinrichting van
het plangebied een nieuw “ontmoetingscentrum” gerealiseerd. De oppervlakte van
het nieuw te bouwen ontmoetingscentrum zal minimaal 100 m2 bedragen. Het
centrum zal met name op ouderen gericht zijn.
3.3 Openbare
ruimte
De herinrichting van de
openbare ruimte van het Minervaplein en omgeving zal plaats vinden middels een
uitgebreide opknapbeurt. De visie van buurtbewoners/gebruikers is hierin
nadrukkelijk meegenomen.
De inrichting van de
openbare ruimte rondom de nieuwe bouwmassa op de postkantoorlocatie zal hierop
aan sluiten en de ruimtelijke structuur versterken; met name voet- en
fietsroutes door het gebied moeten verbeterd worden. De sociale veiligheid zal
sterk verbeterd moeten worden door het gebied overzichtelijker te maken en een
hoger kwaliteitsniveau met betrekking tot groen en inrichtingselementen te
bezorgen.
De huidige
speelvoorzieningen zullen verbeterd en vernieuwd worden.
4 MILIEU
4.1
Ecologie
Het
plangebied ligt niet aan de ecologische hoofdstructuur en in het plangebied zijn geen ecologische
kerngebieden aanwezig. De herontwikkeling van deze locatie heeft naar
verwachting geen significantie invloed heeft op de plaatselijke ecologie.
4.2 Water
4.2.1 Bestaande
situatie
Het plangebied ligt in de
hoge Abtswoudsepolder.
4.2.2 Regelgeving
en beleid
De randvoorwaarden en
uitgangspunten op het gebied van water worden bepaald door verschillende
beleidsnota’s: het Waterplan en het Duurzaamheidsplan 3D van de gemeente Delft
en de 4de Nota Waterhuishouding. Het verdient bij planvorming in
zijn algemeenheid aanbeveling in een vroegtijdig stadium overleg met gemeente
en Hoogheemraadschap te voeren over de gekozen waterstructuur en het
gerealiseerde wateroppervlak.
4.2.3
Gewenste ontwikkeling
Het plangebied wordt geherstructureerd.
Er dient daarom een watertoets te worden uitgevoerd, waarbij alle wateraspecten
aan bod komen. Belangrijke aspecten zijn de waterberging en waterkwaliteit. De
waterbergingseis van het hoogheemraadschap is voor stedelijk gebied 325 m3/ha.
Bij het berekenen van deze norm is er uitgegaan van 50% verhard oppervlak in
een gebied. Bij herstructurering moet aan deze norm worden voldaan.
Uit meetgegevens is gebleken
dat de ontwateringsdiepte meer is dan 70 cm. Daarom zijn er ter plaatse van de
nieuwbouw geen problemen te verwachten door de grondwaterstand. Het water dat
van de daken wordt afgevoerd, dient te worden afgekoppeld.
4.3 Milieuzonering
4.3.1 Bestaande
situatie
In het plangebied noch in de directe omgeving zijn op een afstand van
minder dan 30 meter bedrijven aanwezig vallend onder categorie 3.2 van de Lijst
van bedrijfstypen.
4.3.2 Regelgeving
en beleid
De afgelopen jaren zijn
diverse wijzigingen opgetreden in de milieuregelgeving en de interpretatie van
die regelgeving door rechterlijke instanties. In de conceptnota “Bedrijven en
bestemmingsplannen” (in januari ’03 vrijgegeven voor overleg en inspraak) wordt
het gemeentelijk beleid uiteengezet over de wijze waarop bedrijven in
bestemmingsplannen worden opgenomen. Doelstelling van het nieuwe beleid is het
ontwikkelen van regels die enerzijds voldoen aan de nieuwe eisen en die
anderzijds recht doen aan de specifieke situatie in Delft. De VNG-methodiek,
waarbij minimale afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige
bestemmingen worden gegeven per milieucategorie, heeft aan het nieuwe beleid
ten grondslag gelegen. Daarbij is echter rekening gehouden met de
karakteristieken van Delft, het economisch functioneren van de stad en de wens
tot intensief ruimtegebruik. In de nota wordt gewerkt met type plangebieden. De
Voorhof valt onder woonwijken 2, dit zijn de zogenoemde naoorlogse woonwijken.
Bedrijvigheid in dit type wijken is gelegen aan de ontsluitingswegen van de
wijk.
4.3.3 Gewenste
ontwikkeling
De nieuw te
vestigen voorzieningen dienen allen te vallen onder categorie 1 van de Lijst
van bedrijfstypen. Categorie 2 bedrijven zijn slechts toegestaan indien de
activiteiten gerelateerd zijn aan de woonfunctie en de kwaliteit van de
leefomgeving niet aantasten. Omdat het plangebied gesitueerd is aan een
ontsluitingsweg past het toestaan van bedrijvigheid in de plint binnen het
concept beleid.
4.4 Bodem
4.4.1 Bestaande
situatie
In het kader van de
milieuvergunning is in 1993 op het buitenterrein van het postkantoor
bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat plaatselijk in de
bovengrond en grondwater licht verhoogde concentraties xylenen zijn
aangetroffen. Tevens is in het grondwater
een matig verhoogde concentratie arseen aangetroffen.
4.4.2 Regelgeving
en beleid
De bodemkwaliteit dient te
worden gehandhaafd en waar mogelijk op lokaal niveau verbeterd te worden. De
bodemkwaliteit mag niet verslechteren.
Er dient rekening te worden
gehouden met de vigerende wetgeving (Wet bodembescherming en het
Bouwstoffenbesluit), het rijks- en provinciaalbeleid. Aansluitend hierop dient
er rekening te worden gehouden met de tijd (en geld) die nodig is om ernstig
verontreinigde terreinen te saneren.
Ook eventueel bij de
herinrichting vrijkomende grond dient binnen de bestaande beleidskaders (Wet
bodemsanering/Bouwstoffenbesluit) verwerkt dan wel afgevoerd te worden.
Naast bovenstaand beleid
dient rekening gehouden te worden met het Delftse bodembeleid zoals vastgelegd
in het Handboek Bodem.
Gezien de schaal van de
locatie, dient in het kader van de bouwaanvraag bodemonderzoek te worden
uitgevoerd. Dit bodemonderzoek mag op het moment van indiening niet ouder zijn
dan vijf jaar. Het onderzoek dient conform NVN 5725 en NEN 5740 uitgevoerd te
worden. Aanvullend op het historisch onderzoek, zoals beschreven in NVN 5725,
dient er aanvullend een onderzoek te worden gedaan naar asbest (vooronderzoek
van ontwerp NEN-5707).
Bij de
planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met de vigerende wetgeving
(Wet Bodembescherming en het Bouwstoffenbesluit). Het Delftse bodembeleid is
vastgelegd in het Handboek Bodem. In het kader van een bouwaanvraag dient
bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Dit bodemonderzoek mag op het moment van
indiening niet ouder zijn dan vijf jaar. Het onderzoek dient conform NVN 5725
en NEN 5740 uitgevoerd te worden. Aanvullend op het historisch onderzoek, zoals
beschreven in NVN 5725, dient er aanvullend onderzoek te worden gedaan naar
asbest (vooronderzoek conform ontwerp NEN 5707).
Aan de hand van
het verkennend bodemonderzoek (en eventueel nadere onderzoeken) bepaalt de
gemeente of provincie de te treffen bodemsaneringsmaatregelen en geeft hiervoor
randvoorwaarden aan. Het is mogelijk dat op basis van de onderzoeksresultaten
beperkingen aan het gebruik van de grond worden opgelegd. Het is daarom van
belang het verkennend onderzoek zo snel mogelijk te doen en de uitkomsten mee
te nemen in het stedebouwkundig plan.
In zijn
algemeenheid kan worden gesteld dat de bodemkwaliteit niet mag verslechteren.
Waar mogelijk zou de kwaliteit op lokaal niveau verbeterd moeten worden.
4.4.3 Gewenste
ontwikkeling
Er dient zo mogelijk te
worden gewerkt met een gesloten grondbalans (uitgezonderd mogelijk ernstig
verontreinigde saneringslocaties). Alle vrijkomende grond dient binnen het
gebied te worden hergebruikt. Hierdoor wordt het gebruik van grondstoffen en
vervoersbewegingen tot een minimum beperkt. Indien grond nodig is dan dient dit
zoveel mogelijk vanuit de regio te worden aangevoerd.
De algemene
bodemkwaliteit van de locatie is onbekend. Er kunnen puntverontreinigingen
voorkomen als gevolg van voormalige bedrijfsactiviteiten en bijvoorbeeld
ondergrondse brandstoftanks. Meer informatie over de bestaande situatie wordt
verwacht na uitvoering bodemonderzoek.
4.5 Geluid
4.5.1 Bestaande
situatie
Het plangebied ligt aan de
Papsouwselaan, een ontsluitingsweg voor de wijk Voorhof.
4.5.2 Regelgeving
en beleid
Op grond van de
Wet geluidhinder bedraagt de voorkeursgrenswaarde voor geluidbelasting op de
gevel 50 dB(A) op de gevel. Voor binnenstedelijke wegen bedraagt de maximaal te
verlenen ontheffingswaarde 65 dB(A) voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen.
Vanuit milieuoverwegingen bestaat de voorkeur geen hogere grenswaarde dan 60
dB(A) vast te stellen. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, dient
een hogere grenswaardeprocedure te worden doorlopen.
4.5.3
Gewenste ontwikkeling
De ontwikkelaar
dient een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge
van het verkeer op de Papsouwselaan uit te voeren.
4.6 Luchtkwaliteit
Volgens het Besluit
Luchtkwaliteit mag in 2010 het jaargemiddelde de 40 μg NO2/m3
en voor fijn stof de PM10 de 50μg/m3 niet overschrijden. De
normen voor luchtkwaliteit worden ter plaatse van de nieuwbouw niet
overschreden.
4.7 Energie
De gemeente
Delft hanteert rondom energie de “Trias Energetica”. Dit houdt in dat eerst
onnodig gebruik van energie wordt voorkomen, vervolgens duurzame energiebronnen
worden ingezet en als laatste stap efficiënt gebruik van eindige
energiebronnen.
Met het
vaststellen van het gemeentelijk Duurzaamheidsplan 2000-2003 zijn een aantal
lange en korte termijn doelstellingen vastgelegd voor het thema Energie.
Daarnaast is recentelijk het Klimaatbeleidsplan in concept opgesteld. Naar
verwachting wordt het in april ’03 vastgesteld. In het Klimaatbeleidsplan
worden verschillende, voor het plangebied relevante, eisen gesteld.
Op basis van het
Klimaatbeleidsplan van de Gemeente Delft worden voor dit plangebied de volgende
eisen gesteld aan de nieuwbouw van woningen:
De gemeente stelt op basis
van het Klimaatplan geld beschikbaar voor een bijdrage in de meerkosten om de
verscherpte wensen en eisen op het gebied van energie te halen. Via de ‘reserve
energiebesparende maatregelen’ kan een aanvraag worden ingediend voor een
gemeentelijke bijdrage van maximaal 25% van de meerkosten.
4.8 Duurzaam
bouwen, Politiekeurmerk en intensief ruimtegebruik
Het duurzaam bouwen beleid
is eveneens vastgelegd in het Klimaatbeleidsplan van de gemeente Delft.
De eisen die hieruit volgen
voor dit plangebied zijn:
5 INFRASTRUCTUUR
5.1 Openbaar vervoer
5.1.1 Bestaande
situatie en relevante ontwikkelingen
De postkantoorlocatie en het
achterliggende Minervaplein met de omringende woonbebouwing zijn prima
bereikbaar vanaf de tram- en bushaltes op de grote doorgaande wegen, te weten
tramlijn 1 richting Station en Scheveningen en buslijn 64 richting Delft centrum.
.
5.2 Autoverkeer
Bestaande situatie en relevante ontwikkelingen
Autoverkeer kan
de locatie op verschillende manieren goed bereiken. De huidige
verkeerscirculatie zal dan ook gehandhaafd (moeten) blijven. Kruispunten en
T-splitsingen zijn niet allemaal even overzichtelijk vanwege een overdaad aan
groen. Dit is door snoei- en onderhoudswerkzaamheden op te lossen. De hoek
Artemisweg en Minervaweg is niet overzichtelijk door de geparkeerde auto’s aan
de Minervaweg. Deze halen echter wel de snelheid uit het autoverkeer op de
Minervaweg. Een eventuele
herschikking van die parkeerplaatsen en/of het laten vervallen van een of twee
plaatsen zou de situatie kunnen verbeteren.
5.3 Parkeren
5.3.1. Huidige situatie
In het gebied zijn recent
nachtparkeertellingen (op 5 en 6 maart 2003) en een dagtelling (op 23 september
2003) verricht. Voor de bepaling van het benodigde aantal parkeerplaatsen,
waaronder in het openbare gebied, is van deze gegevens gebruik gemaakt, evenals
van de nieuwe regelgeving en beleid ten aanzien van parkeernormen.
5.3.2 Regelgeving en beleid t.a.v. parkeren.
Het
CROW heeft zeer recent (juni 2003) een publicatie uitgegeven voor nieuwe
richtlijnen voor parkeernormering. Aanleiding van deze nieuwe richtlijnen was
de veroudering van de normen uit het ASVV van 1992. De normen welke tot nu toe
in Delft werden gehanteerd vielen binnen deze richtlijnen (ASVV
staat voor ‘aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom’.
Het ASVV is een landelijk gebruikt boekwerk dat regels en richtlijnen bevat
voor alle verkeersvoorzieningen, uiteenlopend van bebording tot
parkeerplaatsen).
Voor het vaststellen van de
benodigde parkeernorm is gebruik gemaakt van cijfers van het CBS en de
richtlijnen van het CROW. CROW staat
oorspronkelijk voor: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-
en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. Het
CROW heeft in juni 2003 nieuwe richtlijnen voor parkeernormen uitgebracht. De
richtlijnen van het CROW zijn landelijk (ook juridisch) geaccepteerd als
acceptabel en betrouwbaar.
Volgens de richtlijnen van het CBS en van het CROW
valt Delft onder de noemer “zeer sterk stedelijk”. Hoe minder stedelijk hoe hoger
de parkeernorm moet zijn volgens het CROW.
Parkeren
bij woningen.
Het nieuwe voorstel voor Delft
houdt in om voor bedrijven en voorzieningen in Delft de parkeernormen van het
CROW aan te houden. Voor woningen is het voorstel om iets aangepaste parkeernormen
te hanteren. Het zelf vaststellen van parkeernomen voor woningen geeft de
gemeente de gelegenheid een differentiatie in type woning aan te brengen, zoals
dat voor Delft gewenst is en ook de parkeernormen aan te passen aan de Delftse
situatie.
In de parkeernormen voor woningbouw is onder andere
onderscheid gemaakt in sociale woningbouw en vrije sector woningen.
Woningtype |
norm
binnenstad |
norm
schil |
norm
overig |
Vrije sector woning |
1,3 |
1,5 |
1,7 |
Sociale woningbouw, 3 of
meer kamers |
1,1 |
1,2 |
1,4 |
Sociale woningbouw 1 of 2
kamers |
0,4 |
0,6 |
0,8 |
Studenten/
jongerenhuisvesting |
0,25 |
0,3 |
0,3 |
Serviceflat/
aanleunwoning |
0,3 |
0,4 |
0,6 |
Privé-parkeerplaatsen bij de woning worden in
vergelijking met openbare parkeerplaatsen slechter benut. Privé-parkeerplaatsen
zijn over het algemeen niet uitwisselbaar met andere gebruikers. Garages
krijgen soms een andere functie dan het stallen van de auto, bijvoorbeeld
berging, woon- of hobbyruimte. Daarom worden privé-parkeervoorzieningen op eigen
terrein niet als volle parkeerplaats meegerekend bij de parkeernormering.
Geclusterde (collectieve gebouwde) parkeervoorzieningen onder bijvoorbeeld een
appartementengebouw worden wel één op één meegeteld in de parkeernorm. In
principe maakt het niet uit of de parkeerplaatsen voor nieuwbouw gerealiseerd
worden op straat of in een gebouwde voorziening, met dien verstande dat ze
alleen als parkeergelegenheid kunnen worden gebruikt en niet een ander doel
(bergruimte of i.d.) kunnen dienen.
Aandeel privé parkeerplaatsen
in de parkeernorm (zie onderstaande tabel)
Type parkeerplaats |
Rekenfactor in parkeernorm |
Geclusterd (gebouwde) parkeervoorziening |
1,0 |
Tuinparkeerplaats |
0,5 |
Oprit min 5,0 m zonder garage |
0,8 |
Garage met oprit van minimaal 5,0 m |
1,0 |
Garage zonder oprit |
0,5 |
Garage met dubbele oprit (min 4,5 breed en 5,0 m lang) |
1,8 |
De norm is als volgt:
1.
per woning is tenminste
één, vanaf de straat toegankelijke, afsluitbare bergruimte aanwezig, waarvan de
vloeroppervlakte ten minste 3,5 m² is en waarvan de breedte ten minste 1,5 m
is. De hoogte boven het vloeroppervlakte moet ten minste 2,1 m zijn. De
drempelhoogte is maximaal 20 mm.
Voor woningen anders dan
seniorenwoningen en aanleunwoningen is de eis van drempelhoogte niet verplicht
en mag in plaats van een individuele berging ook een gemeenschappelijke berging
worden gerealiseerd.
Een alternatief voor optie 1
is dan:
2.
per woning is tenminste één
stallingsmogelijkheid voor 2 fietsen aanwezig in een gemeenschappelijk
overdekte stallingsvoorziening maximaal 50 meter van de woning, die in ieder
geval vanaf de straat bereikbaar is.
De commissie Duurzaamheid
heeft op 09-09-03 positief advies uitgebracht over de gewijzigde voorstellen
van de hiervoor genoemde parkeernormen voor het verplicht realiseren van het
aantal parkeerplaatsen per nieuw te bouwen woning , het fiets- en
scootmobielstallen alsmede de nieuwe
CROW normen t.a.v. instellingen en bedrijven door de ontwikkelaar van het
bouwproject. Een en ander is neergelegd in de Nota Parkeren en Stallen.
Er wordt van uitgegaan dat
de realisatie van de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein in een gebouwde
parkeervoorziening zal plaats vinden.
De onder punt 5.3.2 genoemde
parkeernormen houden in dat voor de vrijesectorwoningen in dit gebied (dicht
nabij centrum en schil) een parkeernorm wordt gehanteerd van 1,5 parkeerplaats
(ppl) per woning. Voor kantoorruimte en (winkel)voorzieningen is de norm 2,5
ppl/100 m2 BVO.
Gezien de capaciteit van de
voorgestelde bouwmassa is bij de parkeerberekening uitgegaan van 50 woningen en
2.000 m2 kantoren/(winkel)voorzieningen.
Dit leidt tot de volgende
parkeerbehoefte:
Bruto
Parkeereis functies Corr.
Opb.Verv. Saldo 1 Bezoekersaandeel Saldo 2
Woningen 50
x 1,5 = 75 ppl -8
ppl 67 ppl 15
ppl (0.3 ppl / won.) 52 ppl
Kantoren en
(winkel)voorz.: 1400 x 2,5 / 100 = 35 ppl -3 ppl 32 ppl 30 ppl (85 %)
2 ppl
Postkantoor: 600 x 2,5 /
100 = 15 ppl -2 ppl 13 ppl 3 ppl (20 %)
10 ppl
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Totaal benodigd voor
plan
125 ppl -13 ppl 112 ppl
48 ppl
64 ppl
Primair wordt gesteld
dat de parkeerplaatsenplaatsen voor de
bewoners en gebruikers op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
Dit geldt ook voor de
bezoekersplaatsen.
Uit de tabel blijkt dat na een correctie van 10% voor goede openbaar
vervoer in de omgeving er 125 – 13 = 112 parkeerplaatsen (saldo 1) op eigen
terrein gerealiseerd moeten worden.
Uit de bruto parkeereis kan
vervolgens het bezoekersaandeel (ingecalculeerd in de parkeernorm CROW
2003) worden bepaald en wel
48 parkeerplaatsen.
Bij een aanname dat de
bewoners /gebruikers parkeerplaatsen in ieder geval in de garage moeten worden
ondergebracht, betekent dit een minimum capaciteit voor de garage van 64
parkeerplaatsen. (saldo 2).
De maximum capaciteit is
echter 80 parkeerplaatsen.
Dit betekent dat het
bezoekersaantal van 48 – (80-64) = 32 parkeerplaatsen elders gecompenseerd
moeten worden.
Indien nodig in de openbare
ruimte.
Hiernavolgende beschouwing
toont aan dat in de openbare ruimte dit tekort zonder problemen kan worden
gecompenseerd.
Voor het totale gebied is
voor de woonfuncties de omgerekende behoefte aan parkeerplaatsen in de openbare
ruimte bepaald.
De totale parkeercapaciteit
Minervaplein en omgeving bedraagt in de
huidige situatie 534 ppl
Benodigd aantal
parkeerplaatsen op basis van de nieuwe normering bedraagt 488 ppl
-----------------
Overcapaciteit op basis van
normering CROW 2003 41
ppl
Voor de directe omgeving
zijn, zoals vermeld in 5.3.1., representatieve parkeertellingen verricht. Uit
deze tellingen blijkt er in de nacht een overcapaciteit van 87 plaatsen,
terwijl er overdag 173 plaatsen vrij blijven.
Saldo op basis van
nachtparkeertellingen 87 - 32
= 55
lege parkeerplaatsen.
Saldo op basis van
dagtellingen 173 -
32 = 141 lege parkeerplaatsen.
Op basis hiervan kan het parkeertekort
voor bezoekers, in dit geval 32 parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden
opgelost.
Voor deze plaatsen moet door
de ontwikkelaar van het plan wel een afkoopsom worden betaald.
5.4 Langzaam
verkeer
5.4.1 Bestaande
situatie
Er ligt momenteel een aantal
fiets- en looproutes door en langs het plangebied. Sommige van deze routes zijn
in de huidige situatie te onoverzichtelijk om optimaal te functioneren.
5.4.2 Regelgeving
en beleid
Momenteel wordt
een nieuwe beleidsnota op het gebied van mobiliteit voorbereid, het LVVP. In
het LVVP zal ook aandacht worden besteed aan het fietsnetwerk in Delft. Op het
schaalniveau van het plangebied worden echter geen grote structuuringrepen
verwacht. Het beleid van de gemeente Delft is er in ieder geval op gericht het
fietsverkeer zoveel mogelijk te stimuleren. Een algemene beleidslijn is dan
ook, dat het van belang is vanuit de woonwijken goede verbindingen voor
langzaam verkeer te realiseren met het hoofdfietsnetwerk en de omliggende
woonwijken.
5.4.3 Gewenste
ontwikkeling
Bij herinrichting en door de
herontwikkeling van de postkantoorlocatie dienen de fiets- en wandelroutes een
duidelijkere plek en functie te krijgen in het gebied. Handhaving van de
bestaande fietsroutes aan weerszijden van het Minervaplein en minimaal 1
wandel- en fietsroute in oost-west richting vormen op dit aspect de
randvoorwaarde bij herontwikkeling.
Figuur 7,
randvoorwaarden verkeer
6 Cultuurhistorie
6.1 Archeologie
Het ontwikkelingsgebied ligt
op een ondergrond die bestaat uit een meer dan 2 m dik kleidek op zand op
Hollandveen op Calaisafzettingen. Deze profielopbouw wordt gerekend tot de
dekafzettingen van de Duinkerke I- transgressieperiode. Volgens de
Cultuurhistorische Hoofdstructuur van Zuid-Holland is het ontwikkelingsgebied
aangewezen als gebied het een redelijke tot grote kans op het aantreffen van
archeologische sporen.
Indien de bekende
vindplaatsen in de regio worden weergegeven op een bodemkundige ondergrond, dan
blijkt dat er vrijwel geen vindplaatsen uit de Romeinse Tijd op dit type bodem
in de omgeving zijn aangetroffen. Dit type bodem leent zich echter wel voor in
gebruik name voor percelen weiland en akkerland, zoals het aantreffen van
greppels en sloten uit die tijd duidelijk maakt.
Voor de Middeleeuwen geldt
dat de Papsouwselaan de weg was waarlangs meerdere boerderijen stonden van
waaruit het omringende land werd bewerkt. De meeste boerderijen stonden
overigens aan de westelijke zijde van deze weg. De boerderijen langs deze laan
gaan terug tot in de twaalfde eeuw. Ze zijn te verwachten in een strook van
maximaal 100 m vanaf de Papsouwselaan, indien wordt gelet op het
bewoningspatroon zoals wordt geschetst op de kaart van Kruikius uit 1712. Waarnemingen in de
omgeving hebben geleerd dat deze kaart op dit type ondergrond als een
betrouwbare schatter kan worden beschouwd voor het voorspellen van
laatmiddeleeuwse bewoningspatronen.
Samenvattend kan worden
gesteld dat de feitelijke situatie in het ontwikkelingsgebied er op wijst dat
er een geringe kans bestaat op het aantreffen van archeologische sporen.
Er hebben sinds de Romeinse
Tijd geen kleiafzettingen meer in het plangebied plaatsgevonden. Dit betekent
dat de eventueel aanwezige archeologische sporen ten tijde van de aanleg van de
woonwijk nagenoeg aan het oppervlak hebben gelegen en daardoor erg kwetsbaar
waren voor de uitgevoerde bouwwerkzaamheden. De huidige bebouwing in het
plangebied laat geen verkennend veldonderzoek toe. Vele gebouwen zijn
onderkelderd, zodat op die plekken de eventueel daar gelegen archeologische
waarden al zijn verdwenen of op zijn minst zwaar zijn aangetast.
Gelet op de relatief lage
verwachting op archeologische vindplaatsen uit de Romeinse Tijd, de geringe
kans op middeleeuwse woonplaatsen die ver van de Papsouwselaan liggen, wordt
voorgesteld geen aanvullende inventarisatie in het veld te verrichten. Wel
dient bij het verstrekken van de bouwvergunning de voorwaarde te worden
opgenomen dat er archeologische bouwbegeleiding zal plaatsvinden tijdens de
aanleg van de parkeergarage onder de nieuwbouw om te verifiëren of de gemaakte
archeologische analyse van het bureauonderzoek juist blijkt te zijn. Dit om zo
nodig een bijstelling te kunnen maken voor het gemeentelijk archeologiebeleid
in de toekomst.
6.2 Cultuurhistorisch
waardevolle bebouwing
De
stedenbouwkundige situatie rond het Delflandplein is in de jaren '60 van de
vorige eeuw ontstaan, naar ontwerp van de stedenbouwkundigen S.J. van Embden en
en J. Froger. Het postkantoor is ontworpen door A.J.H.M. Haak en gebouwd in
1974. De zuidelijke gevel vormt samen met de hoge flat Torenhove de wand van
het voor voetgangers gereserveerde deel van het Delflandplein, waarop de v.m.
ABN-bank (de 'driemaster', ook van A.J.H.M. Haak) als solitair gebouw middenop
staat en de stedelijke ruimte verdeelt.
De
gebouwen zijn karakteristiek voor de tijd waarin ze gebouwd zijn en kennen
daarin hun cultuurhistorische waarde. Over het postkantoor wordt in de
architectuurgids van Delft uit 1992 geschreven:
“ Het postkantoor is
opgetrokken in een opvallende oranje-rode Groninger baksteen en een rood
geschilderde betonnen draagconstructie, gecombineerd met zwarte kozijnen. Het
gevouwen witte dak met groot overstek dient als zonwering. De kunstenaar Woody
van Amen heeft de publiekshal vormgegeven.”
Het postkantoor is niet van zodanig cultuurhistorisch belang
dat het in aanmerking zou komen voor behoud als jong monument.
7 Maatschappelijke
en financiële uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
& overleg
Het
Ontwikkelingsplan zal, na accordering door B&W Delft, voor een periode van
4 weken ter inzage worden gelegd voor omwonenden en andere belanghebbenden.
Tevens wordt een informatie-avond georganiseerd. Na deze inspraakperiode wordt
het Ontwikkelingsplan eventueel aangepast n.a.v. de inspraakreacties. Na
verwerking van inspraakreacties zal het plan tter behandeling worden aangeboden
aan de gemeenteraadscommissie duurzaamheid. Bij positief advies van deze
commissie wordt het ontwikkelingsplan ter vaststelling aangeboden aan de
gemeenteraad
7.2 Financiële
uitvoerbaarheid
De ontwikkeling van het gebied is een particuliere ontwikkeling. Met
betrekking tot eventuele planschadeclaims zal aanvrager aan moeten tonen welke
de mogelijke claims zullen zijn en hoe aanvrager denkt te kunnen voorzien in de
planschadeclaims. Conform de in december 2002 vastgestelde raadsnota’s
“Exploitatieverordening”, “Planschadeverordening” en “Evaluatie WRO” wordt op
deze wijze het financiële risico bij de aanvrager neergelegd.