concept

HANDBOEK

 

BESTEMMINGSPLANNEN

 

DELFT

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GEMEENTE DELFT

198 november 2003


 

1         INHOUDSOPGAVE

 

 

Pagina

 

1    INHOUDSOPGAVE. 2

2    INLEIDING. 3

2.1    Aanleiding. 3

2.2    Doel en reikwijdte. 3

2.3    Leeswijzer. 3

2.4    Status Handboek. 4

3    Gebruik en Beheer Handboek. 5

3.1    Gebruik Handboek. 5

3.2    Beheer Handboek. 5

4    Het bestemmingsplan. 6

4.1    Algemeen. 6

4.2    De toelichting. 6

4.3    De voorschriften. 7

WONEN: gebruik. 8

dakkapellen. 8

Balkons en dakterrassen. 9

4.2    De plankaart. 9

5    De bestemmingsplanprocedure. 11

5.1    Stap 1: Voorontwerp bestemmingsplan     3 mnd. 11

5.2    Stap 2:  Ontwerp bestemmingsplan      6 mnd. 11

5.3    Stap 3: Vaststelling bestemmingsplan     6 mnd. 11

5.4    Stap 5: Goedkeuring bestemmingsplan door GS    6 mnd. 12

5.5    Stap 6: Onheroepelijk bestemmingsplan: uitspraak Raad van State 12 mnd. 12

6    Communicatie. 13

6.1    Wettelijk kader. 13

6.2    Nota's Inspraak en overleg en Zienswijzen. 13

6.3    Advertenties en briefwisseling. 14

7    Projectorganisatie en Planning. 15

7.1    Projectorganisatie. 15

7.2    Planning. 16

8    Bijlagen: 17

 

3.A   Standaard opzet Toelichting

3.B    Standaard Voorschriften (voorbeelden voorschriften  woondoeleinden en tuin)

3.C    Standaard Plankaart (wordt in jan 2004 ingevoegd)

 

4.A   Standaard Nota Inspraak en overleg

4 B    Standaars lijst overlegpartners (artikel 10 Bro)

4.C    Standaard Nota zienswijzen

4.D    Standaard Raadsbesluit

 

5.A   Standaard advertenties (één voorbeeld)

5.B    Standaard brieven (één voorbeeld)

 


 

2         INLEIDING

 

2.1        Aanleiding

Op korte termijn wordt de huidige Wet op de Ruimtelijke Ordening vervangen door een nieuwe Wet (Wro). De nieuwe Wro verplicht gemeenten hun bestemmingsplannen te actualiseren. Naast deze wettelijke plicht bestaat binnen de gemeente ook de wens om te komen tot een actuele en uniforme planologische regeling die op eenvoudige wijze actueel te houden is. Om in de toekomst te kunnen beschikken over bestemmingsplannen voor grotere plangebieden (eenvoudig te herzien) wordt de komende jaren via zelfstandige projectprocedures (artikel 19 WRO) aan herontwikkelingen meegewerkt. Die artikel 19 procedures worden steeds gebaseerd op door de gemeenteraad vast te stellen ontwikkelingsplannen.

  

De gemeenteraad heeft op 2 oktober 2003 "Het plan van aanpak actualiseren bestemmingsplannen" vastgesteld. Op basis vanIn dat het plan van aanpak is besloten dat de gemeente Delft in een periode van vijf jaar al haar bestemmingsplannen uniformeert en actualiseert. Nu gelden binnen het gemeentelijk grondgebied nog circa 100 bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen. Het aantal bestemmingsplannen zal in de komende vijf jaar terug gebracht worden tot zestienongeveer vijftien  plannen.

In het plan van aanpak is besloten dat voorafgaande aan het actualiseren van de bestemmingsplannen het Handboek Bestemmingsplannen wordt vastgesteld dat als leidraad dient voor de nieuw op te stellen bestemmingsplannen.

De gemeente heeft gekozen voor standaardrichtlijnen om met name de toegankelijkheid van de plannen te vergroten (externe oriëntatie), om de uniformiteit van intern en extern op te zetten Delftse bestemmingsplannen te kunnen waarborgen en om het actualiseringproces efficiënter te kunnen laten verlopen. 

 

2.2        Doel en reikwijdte

Het Handboek heeft als doel om eenduidig voor te schrijven op welke wijze bij het maken van bestemmingsplannen en het voeren van de bestemmingsplanprocedures dient te worden omgegaan met:

§       De opzet van de toelichting

§       De opzet van de voorschriften

§       De opzet van de plankaart

§       De procedure

§       De communicatie met betrokken instanties en personen

§       De organisatie

Voorts wordt een korte omschrijving gegeven van de projectorganisatie en de planning.

 

De in het handboek opgenomen standaarden voor de Toelichting, Plankaart, Procedure en Communicatie zijn van toepassing op alle bestemmingsplannen van de gemeente.

De standaarden voor de Voorschriften zijn alleen van toepassing op bestemmingsplannen voor BESTAAND stedelijk gebied met een beperkte ontwikkelopgave.

De voorschriften voor bestemmingsplannen voor stedelijk gebied die voorzien in grote herontwikkelingen, herstructurering en de bestemmingsplannen en bestemmingsplannen voor buitengebied, en recreatiegebied en de historische binnenstad zijn dermate specifiek dat zij vooralsnog niet binnen de standaarden passen. Voor die bestemmingsplannenherontwikkelingsgebieden en buitengebied/recreatiegebied worden daarom op maat gesneden voorschriften opgesteld waarbij deze standaard zoveel mogelijk als uitgangspunt zal fungeren.

 

2.3        Leeswijzer

De wijze waarop dit Handboek zalmoet worden gebruikt en beheerd, is beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt een algemene toelichting gegeven op de standaarden voor toelichting, voorschriften en plankaart. Aandacht wordt besteed aan bijzondere elementen in de standaarden. De standaarden zelf zijn opgenomen in de bijlagen.

In hoofdstuk 4 wordten de diverse stadia van de bestemmingsplanprocedure beschreven. Aangegeven wordt op welke wijze en op welk moment in de procedure burgers, instanties en de raad bij het planproces worden wordt betrokken. Ook wordt de tijdsduur van de afzonderlijke stadia aangegeven.

Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de communicatiemiddelen die ingezet worden in het bestemmingsplanproces. Tenslotte komenI in hoofdstuk 6 tenslotte wordt inzicht geboden in de projectorganisatie en de planning aan de orde.

 

2.4        Status Handboek

Het Handboek en de bijlagen zijn bindend voor de bestemmingsplannen die komende jaren voor deze gemeente worden opgesteld.  Slechts in bijzondere gevallen mag van het handboek gemotiveerd worden afgeweken. Afwijkingen van het HandboekVoorgestelde afwijkingen worden ter beoordeling voorgelegd aan de projectgroep "Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen"Afwijkingen zijn pas mogelijk nadat die projectgroep hiermee heeft ingestemd. In nieuw te maken bestemmingsplannen dient op de eerste pagina te worden aangegeven op welke punten  en waarom het plan afwijkt van de standaarden uit het Handboek. Uiteindelijk besluitvorming over afwijkingen worden aan de raad voorgelegdDefinitieve besluitvorming over afwijkingen is uiteraard de bevoegdheid van de gemeenteraad.

 

 


 

3         Gebruik en Beheer Handboek

 

3.1        Gebruik Handboek

Het Handboek Bestemmingsplannen dient als kader voor bestemmingsplannen die intern door de gemeente worden gemaakt en als bestek dat als bijlage zaldient te worden meegeleverd bij uitbesteding van het maken van een Delfts bestemmingsplan.

In het verlengde hiervan dient het Handboek tevens als controlemiddel voor de uitvoering en vormgeving van ieder nieuw op te stellen bestemmingsplan.

 

 

3.2        Beheer Handboek

Het handboek is in beheer bij het vakteam Ruimtelijke Ordening. Contactpersoon en beheerder van dit Handboek is de projectleider van het project Actualiseren en Uniformeren  bestemmingsplannen. Voorstellen tot aanscherping of wijzigingdienen te worden door deze projectleider  voorgelegd aan de projectgroep aan deze projectleider die deze vervolgens ter beoordeling aanbied aan de projectgroep Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen en uiteindelijk vastgesteld door de gemeenteraad .

 

 

 

4         Het bestemmingsplan

 

4.1        Algemeen

Bestemmingsplannen zijn juridische instrumenten bedoeld om “de ruimte te ordenen”. Bestemmingsplannen geven voorschriften voor het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van gronden. Ieder plan bestaat Bestemmingsplannen bestaan steeds uit: een toelichting, voorschriften en plankaart. In de toelichting op bestemmingsplannen wordt verantwoording afgelegd voor hetgeen in de voorschriften en op de plankaart is geregeld. De tToelichting iszijn niet juridisch bindend. Juridisch bindend zijn slechts de voorschriften en de plankaart.

Bestemmingsplannen geven voorschriften voor het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van gronden.

Inhoud en proces zijn voor een belangrijk deel in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) geregeld. Toch blijft er een aanzienlijke marge voor gemeenten om veel meer informatie in hun plannen op te nemen dan de WRO strikt voorschrijft. Dit kan tot gevolg hebben dat bestemmingsplannen onnodig omvangrijk zijn en divers van opzet. Juridische instrumenten zijn, gelet op de wettelijke eisen die daaraan gesteld worden, moeilijk leesbaar voor een leek. Onnodige informatie werpt een extra drempel op voor de toegankelijkheid.

In de toekomst zullen alle plannen digitaal worden aangeboden. Ook dit heeft gevolgen voor de opzet van plannen.

Bij de uniformering van bestemmingsplannen zijn de volgende uitgangspunten als leidraad genomen:

q      bestemmingsplannen moeten eenduidig en toegankelijk zijn;

q      bestemmingsplannen bevatten alleen die informatie die op grond van de wetgeving noodzakelijk is;

q      de informatie moet geclusterd worden zodat het digitaal aanbieden van die informatie eenvoudig gerealiseerd kan worden.

 

4.2      De toelichtingWettelijke eisen

In artikel 12 lid 2 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat bestemmingsplannen vergezeld gaan van een toelichting waarin is neergelegd:

a.               de aan het plan ten grondslag liggende gedachte en de uitkomsten van het in artikel 9 Bro* bedoelde onderzoek voor zover dit onderzoek het in het plan begrepen gebied betreft;

a.                 de uitkomsten van het in artikel 10 Bro bedoelde overleg (overleg met besturen waterschappen en overheidsinstanties);

a.                 een rapportering als bedoeld in artikel 6A WRO juncto artikel 150, tweede lid, onder c van de Gemeentewet (inspraak);

a.               in voorkomend geval, vermelding van het ontbreken van overeenstemming over verdeling van hogere kosten als bedoeld in artikel 31a eerste lid WRO.

De Wet bepaalt aldusdat in de toelichting een motivering moet worden gegeven voor datgene dat in de voorschriften en op de plankaart is geregeld.

De motivering moet gebaseerd zijn op objectieve onderzoeksgegevens. Uit het onderzoek moet blijken dat de ruimtelijke plannen ook financieel en maatschappelijk uitvoerbaar zijn. Voorts dienen in de toelichting de resultaten opgenomen te worden van overleg en inspraak.

Dit is het wettelijk kader waaraan de toelichting moet voldoen.

In de toelichting op een bestemmingsplan zal steeds moeten worden aangegeven wat de bestaande situatie is, welk beleid en (eventueel welke normstelling) van toepassing is en welke onderzoeken er zijn uitgevoerd, wat de gewenste toekomst is dat op grond van het bestemmingsplan gerealiseerd kan worden.

 

Delftse vormgeving

Ruimtelijke ordening is een vervlechting van meerdere ruimtelijke facetten. Te onderscheiden zijn onder andere: de ruimtelijke structuur, milieu-aspecten, infrastructuur,  functies, cultuurhistorie. Vanuit die verschillende facetten kunnen verschillende wensen/eisen bestaan met betrekking tot de ruimtelijke indeling. Die wensen en eisen kunnen met elkaar conflicteren. In bestemmingsplannen moeten keuzen gemaakt worden waarin de diverse facetten worden afgewogen. Die keuzen resulteren uiteindelijk in een integrale visie op het gebied.

Om alle gegevens over één facet digitaal te kunnen koppelen aan een plankaartvlak is er voor gekozen om alle informatie daaroverover een specifiek facet (bijvoorbeeld: water) onder te brengen onder één paragraaf.

Ieder facet wordt opgebouwd volgens onderstaand stramien:

 

1.     beschrijving bestaande situatie

(feitelijke situatie en problemen waarbij alleen die gegevens worden genoemd die relevant zijn voor dat betreffende facet)

2.     opsomming van toepassing zijnde (normstelling), beleid en onderzoek (juridisch kader voor de gewenste ontwikkeling, waarbij alleen beleid wordt genoemd dat voor het betreffende gebied van toepassing is)

3.     beschrijving van de gewenste ontwikkeling

4.     conclusie).

 

Iedere paragraaf is daarmee op te vatten als een bouwsteen van de totale visie op het gebied. Alle facetten tezamen bepalen de ruimtelijke ordening van het betreffende gebied.

In de Delftse bestemmingsplannen wordt die totale visie de "gebiedsvisie" genoemd.

Deze geeftit hoofdstukin eenvoudig, in aansprekende taalgebruik een samenvatting van het hele bestemmingsplan. In die samenvatting worden alleen die gegevens opgenomen die kenmerkendopmerkelijk zijn voor de toekomstige ontwikkelingen van het gebied en de doorsnee lezer ook zullen aanspreken. De gedetailleerde en wettelijke verplichte motivering van het bestemmingsplan wordt na de samenvatting (gebiedsvisie) per ruimtelijk facet geordend in separate paragraven aangeboden.

 

Voorbeeld gebiedsvisie: :

 

-        wat is de bestaande situatie?
(verpauperde wijk met veel geluidsoverlast en tekort aan parkeerplaatsen en speelplekken),

-        waarom is wijziging van die situatie nodig?
(huidige voorzieningen voldoen niet aan moderne wettelijke normen,  toename verkeer over spoor),

-        wat wordt de nieuwe situatie: rooilijnen, bouwhoogten, het gebruik, ontsluiting en parkeren, groen/speelvoorziening?.
(nieuwe ruimtelijke structuur, straten patronen, ontsluiting, bouwhoogte variërend van 10 meter in zuidelijk plangebied tot 25 meter in noordelijk deel, gebruiksmogelijkheden: type woningen, hoeveelheid kantooroppervlak, mogelijkheden voor vestiging kleinschalige bedrijven, totaal aantal parkeerplaatsen onder en boven de grond, situering park, speelvoorzieningen boven maaiveld ed)

 

4.3      De voorschriften

In bijlag 3.A zijn de standaarden opgenomen voor de voorschriften woondoeleinden en tuin voor bestemmingsplannen voor bestaand stedelijk gebied omdat dit de meeste gebruikte voorschriften zijn in bestaand stedelijk gebeid. In het definitief  (in het vast te stellen Handboekde vast te stellen Handboek Bestemmingsplannen wordt een compleet set met standaard voorschriften ingevoegd. De voorschriften voor overige bestemmingen zullen zijn analoog aan de voorschriften voor woondoeleinden en tuin uitgewerkt worden. In het onderstaande is een toelichting opgenomen van de meest relevante artikelen.

 

Algemeen

In voorschriften van bestemmingsplannen wordt artikelsgewijs het gebruik en de bebouwing van gronden geregeld. In vrijwel alle bestemmingsplan wordt in artikel 1 van de voorschriften Ieder set voorschriften begint met een voorschrift over begripsbepalingeneen verklaring gegeven van de begrippen die in de voorschriften worden gebruikt (”begripsbepaling”). Dit artikel voorkomt misverstanden in de toepassing van de voorschriften.

In de begripsbepalingen worden de definitie gegeven van begrippen die in de voorschriften worden gebruikt, zodat geen misverstanden kunnen ontstaan over wat onder de gehanteerde begrippen wordt verstaan. In Delft worden onder dit voorschrift, mede op verzoek van bouwtoezicht,  een groot aantal begrippen omschreven, zoals bouwlaag, bedrijfswoning, bijgebouwpeil, wegmeubilair..

In het tweede artikel wordt voorgeschreven hoe bepaalde maten gemeten dienen te worden bij het bepalen van lengten, hoogtes, diepten, oppervlakten en dergelijke van bouwwerken of elementen daarvan.

 

WONEN: gebruik

In bestemmingsplannen voor bestaand stedelijk gebied wordt in het derde artikel de WOONDOELEINDEN omschreven. Bijzonder voor de Delftse bestemmingsplannen is het ruime gebruik dat binnen deze bestemming is toegestaan voor andere activiteiten dan wonen. 30 % van het totale oppervlak (van tot woondoeleinden bestemd perceel) mag gebruikt worden voor andere activiteiten zolang de woonfunctie overwegend blijft gehandhaafd. Dit  relatief hoge percentage is ingegeven door de bestuurlijke wens om werkenbedrijvigheid aan huis te stimuleren. De andere activiteiten die worden toegestaan zijn de aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten waaronder kantoren en praktijkruimten. De activiteiten moeten (uit oogpunt van milieubelasting) passen binnen de zogenoemde categorie 1 activiteiten uit de Lijst van bedrijfstypen (deze lijst maakt deel uit van de voorschriften). Met vrijstelling zijn activiteiten toegestaan die passen binnen categorie 2 onder voorwaarden dat de milieubelastingoverlast vergelijkbaar is met een categorie 1 activiteit. Andere activiteiten dan wonen zijn alleen toegestaan als in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Ook mogen de bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer ter plaatse en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel.

 

dakkapellen

In de bebouwingsvoorschriften is opgenomen dat dakkapellen maximaal één derde deel van het totale oppervlakte van het dakvlak mogen bestrijken en uitsluitend zijn toegestaan aan de achterzijde van de woning (met vrijstelling ook in zij- en voorgeveldakvlak: zie onderstaand). Op de plankaart wordt de maximale goothoogte van gebouwen aangegeven. Boven die goothoogte zijn kappen toegestaan met een maximale nokhoogte van vier meter boven de goothoogte en met schuine vlakken waarvan de helling maximaal 55 º mag bedragen. Eén en ander wordt in de voorschriften duidelijk gemaakt met een tekening. Opbouwen of dakterrassen die passen binnen het denkbeeldig kapprofiel zijn eveneens toegestaan. Zo kan binnen dat kapprofiel bijvoorbeeld een kubus op een gebouw worden geplaatst. Het is aan de beoordeling van de welstandscommissie of de vormgeving past binnen de omgeving. Het bestemmingsplan geeft slechts het ruimtelijk toegestane volume aan. Deze regeling komt voort uit het verzoek van de welstandscommissie om in kapregelingen in bestemmingsplannen de mogelijkheid open te laten voor enige sturing door welstand. Ruimtelijk volume dat in bestemmingsplannen is toegestaan mag volgens jurisprudentie van de afgelopen jaren niet worden beperkt uit welstandsoverwegingen. Het al dan niet toestaan van ruimtelijk volume in bestemmingsplannen mag op grond van jurisprudentie NIET afhankelijk gesteld worden van het oordeel van de welstandscommissie.

dakterrassen

In de oudere woonwijken worden tegenwoordig regelmatig dakterrassen aangelegd. De oude bestemmingsplannen voorzien niet in dergelijke bouwwerken. Toch leiden dit type bouwwerken in de praktijk tot veel discussie. Om die reden wordt in de uniforme voorschriften voor woningen (op dak) en tuin (op aan- en uitbouw) expliciet een regeling voor dakterrassen opgenomen. Dakterrassen zijn toegestaan mits vallend binnen het denkbeeldig dakprofiel en mits de dakterrasafscheiding niet hoger is dan 1,5 meter.

vrijstellingen

In het uniforme voorschrift voor woondoeleinden zijn vrijstellingen opgenomen voor dakkapellen in voor- en zijgevel, voor dakopbouwen (dit is een opgetrokken achtergevel, hoger dan de maximaal toegestane goothoogte) en voor dakterrasafscheiding die buiten het denkbeeldig dakprofiel vallen. Voorwaarde voor vrijstellingverlening is in alle gevallen dat de woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig mag worden aangetast waarbij getoetst wordt aan de criteria: bezonningssitua­tie op de aangrenzende erven of tuinen; lichttoetreding van het naastgelegen hoofdge­bouw; privacy en stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en eenheid in het kapprofiel.

 

 

 

TUIN

bebouwing in de tuin

In de standaardregeling voor tuinen is aansluiting gezocht bij het recentelijk geregelde vergunning vrij bouwen. Voor dit voorschrift is het van belang een onderscheid te maken tussen aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Aan- en uitbouwen zijn gebouwen die aan het hoofdgebouw zijn gebouwd, bijgebouwen staan los van het hoofdgebouw. In aan- en uitbouwen zijn echte woonfuncties toegestaan (daar mag daadwerkelijk gewoond en gewerkt worden) in bijgebouwen niet. Op aan- en uitbouwen zijn dakterrassen toegestaan, op bijgebouwen niet. Analoog aan de regeling voor vergunningvrij bouwen is de maximaal toegestaan diepte van aan- en uitbouwen 2,5 m.

Maximaal 50% van de tot tuin bestemde gronden mag bebouwd worden. Bij het tekenen van de plankaart worden de gronden oorspronkelijk bedoeld voor tuin als zodanig opgenomen waarbij met een dunne lijn de begrenzing van bestaande gebouwen in de tuin wordt aangegeven. Het oppervlak dat deze bebouwing in de tuin in beslag neemt wordt zo meegenomen worden in de 50% regeling. Om deze wijze wordt voorkomen dat het maximale toegestane percentage van 50% bebouwingde 50% regeling  kan worden overschreden. Voor het te bebouwen oppervlak geldt een minimum van 15 m² en een maximum van 60 m².

balkons en dakterrassen

Balkons zijn toegestaan met een diepte van maximaal 1,5 meter en over de gehele breedte van het pand.

Voor dakterrassen mogen een diepte hebben van maximaal 2,5 m (gelijk aan de maximaal toegestane diepte van een aanbouw). Voor de toegestane breedte van dakterrassen geldt de beperking geldt een beperking van van de breedte tot 1 meter uit de erfgrens  in verband met privacy. Als ook op het aangrenzend pand een dakterras aanwezig is of wordt gebouwd tot in de erfgrens dan mag het dakterras wel een breedte hebben tot wel in de erfgrens worden gebouwd. De diepte van een dakterras bedraagt maximaal 2, 5 m. Dit is conform de diepte van de aan- en uitbouwen. Dit is dieper dan en balkon en om die reden is de erfgrensregeling opgenomen.

 

Algemene vrijstellingen

Ieder bestemmingsplan kent een voorschrift waarin algemene vrijstellingen zijn opgenomen voor beperkte afwijkingen in het bestemmingsplan. Deze vrijstellingen hebben tot doel enige flexibiliteit in de voorschriften aan te brengen. In het voorschrift is bepaald wat de begrenzingen van de vrijstellingen zijn en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om voor vrijstelling in aanmerking te komen. Opgemerkt wordt dat vrijstelling verlening een bevoegdheid is en geen recht. Dat betekent dat burgemeester en wethouders per situatie hiertoe een belangenafweging dienen te maken.

 

 

4.2        De plankaart

 

Landelijk zijn standaarden ontwikkeld voor het opzetten van plankaarten die het uiteindelijk mogelijk maken alle ruimtelijke plannen binnen Nederland digitaal uit te kunnen wisselen. Die standaarden zijn opgenomen in het Informatie Model Ruimtelijke ordening (IMRO). IMRO is een soort pakbon of vrachtbrief waarmee alle kaart- en tekstgegevens omgezet worden naar een vertaalbestand, zodat alle informatie naar standaarden vertaald  worden. Dit model is gebaseerd op GIS-programma's.

Het Nederlands Instituut Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV) heeft in samenwerking met diverse stedebouwkundige bureaus een voorstel gedaan voor standaarden van plankaart en voorschriften in het boekje "Op Digitale Leest".

Met het vaststellen van het plan van aanpak actualiseren Delftse bestemmingsplannen heeft de gemeenteraad besloten vooralsnog niet in te stemmen met het digitaal aanbieden van bestemmingsplannen op internet en daarmee vooralsnog geen GIS-programma's aan te schaffen. Alle AutoCad-bestanden zullen daarom in de toekomst geconverteerd moeten worden, wanneer overgegaan wordt naar een GIS-omgeving.

 

 

 

De bestemmingsplankaart is de grafische vertaling van het bestemmingsplan naar bestemmingen, bebouwing en overige aanduidingen. De kaart verwijst enerzijds naar de plantoelichting en anderzijds naar de bijbehorende voorschriften. De bestemmingsplankaart moet helder en vlot leesbaar zijn voor alle gebruikers.

Een plankaart bestaat uit een topografische en/of kadastrale ondergrond. Op die ondergrond worden bestemmingsvlakken, bebouwingsgrenzen en overige aanduidingen (aanwijzingen) ingetekend.

Het plangebied wordt afgebakend door een plangrens. Daarna worden alle te bestemmen vlakken  onderverdeeld in bestemmingsvlakken, te herkennen aan de kleur en/of arcering. Per bestemming wordt ook een lettercode toegevoegd (bijvoorbeeld: w=wonen). Alle aanwezige en geprojecteerde bebouwing wordt voorzien van een bebouwingsgrens en een bijbehorende maximale goot- of bouwhoogte. Binnen bebouwingsgrenzen kunnen aanvullende aanwijzingen worden gegeven zoals overbouwingen. Dubbelbestemmingen worden transparant getekend: straalpaden, waterkeringen en zones voor kabels en leidingen worden met een arcering aangegeven, die over de onderliggende bestemming wordt getekend. De schaalgrootte bedraagt 1:1000 voor stedelijke gebieden, voor het Buitengebied wordt schaal 1:2500 aangehouden.

Alle op de plankaart voorkomende aanduidingen, kleuren en arceringen worden in het renvooi of legenda verklaard. In het renvooi wordt tevens aangegeven welk voorschrift van toepassing is. Op de plankaart is een zogenoemd tekeningstempel opgenomen met daarin: de naam van het bestemmingsplan, nummer van de plankaart, datum van opmaak, data van tervisielegging, vaststelling en goedkeuring en de naam tekenaar.

 

De Delftse bestemmingsplannen wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de landelijke uniformering voor plankaarten zoals opgenomen in de Digitale Leest. De Delftse Standaarden voor de plankaart zijn opgenomen in bijlage 3.C.


 

5         De bestemmingsplanprocedure

 

Bij de totstandkoming van bestemmingsplannen zijn de volgende vijf stappen aan de orde:

 

5.1        Stap 1: Opstellen vVoorontwerp bestemmingsplan                                               3 mnd

§       Het concept voorontwerp bestemmingsplan wordt opgesteld door een ambtelijk werkgroep. Het opstellen neemt circa drie maanden in beslag.              

 

5.2        Stap 2:  VoorontwerpOntwerp bestemmingsplan                                                 6 mnd

§       Het concept voorontwerp wordt aangeboden aan B&W om het plan vrij te geven voor inspraak en overleg als bedoeld in de artikel 6A WRO en de gemeentelijke inspraakverordening en artikel 10 Bro.  De lijst van overlegpartners is opgenomen in bijlage 4B.

§       Bij positief advies van B&W wordt het plan verzonden om overleg aan overlegpartners

§       In de plaatselijk krant wordt een advertentie geplaatst waarin de inspraak wordt aangekondigd. Per bestemmingsplan wordt besloten of ook andere communicatiemiddelen zullen worden ingezet. Het voorontwerp is onderwerp van inspraak gedurende een periode van vier weken. Inspraakreacties kunnen schriftelijk worden ingediend. Gedurende die vier weken wordt een avond georganiseerd waarbij het plan kort wordt toegelicht en gelegenheid wordt geboden voor mondelinge inspraak. De avond wordt bij voorkeur in een buurtcentrum in het plangebied gehouden. Van de avond wordt (een kort) verslag gemaakt.

§       Alle mondelinge en schriftelijke inspraakreacties en de overlegreacties worden samengevat en beantwoord in de Nota Inspraak en Overleg.

§       De reacties worden (al dan niet) verwerkt in het bestemmingsplan. Resultaat is het concept ontwerp- bestemmingsplan.

§       De Nota Inspraak en Overleg en het concept ontwerp-bestemmingsplan worden aangeboden aan B&W met het verzoek het plan om advies voor te leggen aan de commissie Duurzaamheid. NB dit is nieuw in de procedure. Voorheen werd de commissie pas om advies gevraagd in de vaststellingsfase. De wijziging  heeft tot doel de raad in een eerder stadium bij de planvorming te betrekken.

§       Het plan en de nota worden behandeld in de commissie Duurzaamheid dat advies uitbrengt aan de raad over het plan

§       Bij positief advies van de commissie (eventueel na aanpassingen) wordt het ontwerp bestemmingsplan door B&W bekrachtigd.                                         

 

5.3        Stap 3: Vaststelling bestemmingsplanOntwerp                                                      63 mnd

§       In de plaatselijk krant wordt een advertentie geplaatst waarin de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan voor een periode van vier weken wordt aangekondigd. Een ieder wordt in de gelegenheid gesteld schriftelijk zijn zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen.

§       Alle zienswijzen worden samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen.

§       De reacties worden (al dan niet) verwerkt in het bestemmingsplan. Resultaat is het concept-bestemmingsplan.

§       Er wordt een concept raadsbesluit opgesteld dat de vaststelling van het bestemmingsplan begeleidt.                                                                

 

§       B&W wordt verzocht akkoord te gaan met de nNota zZienswijzen, het raadsbesluit en het bestemmingsplan en de stukken ter behandeling voor te leggen aan de commissie Duurzaamheid.

§       Bij positief besluit van B&W worden de stukken aangeboden doorgeleid naanr de commissie en worden alle indieners van zienswijzen uitgenodigd bij de commissievergadering aanwezig te zijn waarin zij desgewenst worden gehoord (horen is wettelijk verplicht).

§       De commissie Duurzaamheid hoort de indieners van zienswijzen. V (van het horen wordt verslag gemaakt (let op dat is niet klaar voor het raadsbesluit !!). De commissie brengt advies uit aan de raad over hHet plan en de nota worden behandeld in de commissie duurzaamheid dat advies uitbrengt aan de raad over het de nota zZienswijzen, het raadsbesluit en het bestemmingsplan.

§       Bij positief advies van de commissie stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan vast.

§       Na vaststelling van het bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan ter goedkeuring aangeboden aan Gedeputeerde Staten en wordt ter inzage gelegd met de mogelijkheid tot indienen van bedenkingen bij GS.                                                        

 

5.4        Stap 5: Goedkeuring van het bestemmingsplan door GS                                 6 mnd

§       Het plan wordt goedgekeurd door Gedeputeerde Staten                      

§       Na goedkeuring wordt het plan opnieuw ter inzage gelegd met de mogelijkheid tot instellen van beroep van de Raad van State.

                                               

5.5        Stap 6: Onheroepelijk bestemmingsplan: uitspraak Raad van StateBeroep bij de Raad van State            12 mnd

§       Behandeling eventueel ingesteld beroep Raad van State                      

 

 

 


 

 

6         Communicatie

 

6.1        Wettelijk kaderAlgemeen

In het proces van de totstandkoming van het bestemmingsplan neemt communicatie met burgers en (overheids-)instanties een belangrijke plaats in. Communicatie is noodzakelijk voor het creëren van draagvlak en het voorkomen van fouten in het uiteindelijk vast te stellen plan. In de WRO worden voor een aantal onderdelen van het proces wettelijke eisen gesteld aan de wijze waarop de communicatie dient plaats te vinden. Het betreft de volgende onderdelen:

1.               voorontwerp dient onderwerp te zijn van inspraak (wijze waarop wordt overgelaten aan gemeente zelf);

2.               ontwerp-bestemmingsplan moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant én in Staatscourant, verplichte termijn van vier weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke zienswijzen;

3.               vastgesteld bestemmingsplan moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant en in staatscourant, verplichte termijn van vier weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke bedenkingen bij gedeputeerde staten van de provincie;

4.               goedgekeurd bestemmingsplan moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant en in staatscourant, verplichte termijn van zes weken ter inzage met de tot het indienen van beroep bij de Raad van State.

De invulling van de inspraakprocedure wordt overgelaten aan gemeenten zelf. Binnen de gemeente Delft is het gebruikelijk in de plaatselijke krant (9momenteel Stadskrant) een advertentie te plaatsen waarin het plangebied beschreven wordt, aangegeven wordt wat de aanleiding en doel is van het nieuwe bestemmingsplan en waarin de mogelijkheid wordt geboden om gedurende vier weken schriftelijk inspraakreacties op het plan kenbaar te maken. Gedurende die vier weken  wordt ook de gelegenheid geboden tot mondelinge inspraak tijdens een inspraakbijeenkomst.

Vanuit bewoners wordt regelmatig geklaagd dat zij niet op de hoogte zijn geweest van de inspraakmogelijkheid. Voorgesteld wordt om de inspraak in ieder geval ook via posters aan te kondigen in buurtwinkels en buurtcentra's. Gevraagd wordt ook om iedere bewoners via een persoonlijk brief uit te nodigen op het plan in te spreken.

 

 

Gedurende het project Actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen zal in ieder geval gehoor gegeven worden aan het verzoek om de inspraak ook via posters in buurtwinkels en buurtcentra aan te kondigen (wie gaat dat doen?, wie betaalt dat?). Het informeren van alle bewoners van het plangebied middels een persoonlijke brief is kostbaar en alleen mogelijk indien vooraf hiertoe de financiële middelen worden gereserveerd. . Dit zal beperkt worden tot die situatie waarin het bestemmingsplan voor betrokken bewoners een belangrijke wijziging in hun directe (definitie??? Volgens mij niet doen krijg je altijd gedoe over!!!) woonomgeving tot gevolg zal hebben. Per bestemmingsplan zal bij start van het project aangegeven worden welk communicatietraject en gevolgd zal worden. Dit traject zal genoemd worden in het besluitvormingsformulier aan B&W waarin verzocht wordt het voorontwerp-bestemmingsplan vrij te geven voor inspraak en overleg.

Communicatie in het bestemmingsplanproces vindt plaats middels standaard advertenties en brieven. Het project actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen is een goede aanleiding alle standaarden te herzien. De standaarden zijn daartoe voorgelegd aan het vakteam communicatie. Een voorbeeld van een nieuwe standaard voor een advertentie en een nieuwe standaard brief is opgenomen in bijlage..

 

6.2        Nota's Inspraak en overleg en Zienswijzen

De afgelopen jaren is een nieuwe opzet gebruikt voor de verwerking van inspraak en zienswijzen. Voor beide communicatiemomenten worden nota's opgesteld waarin na een korte inleiding de ingekomen brieven met reacties op datum van inkomst worden genummerd. De reacties worden per brief samengevat en van een sub-nummer voorzien.

Iedere reactie wordt beantwoord en per reactie wordt aangegeven of de reactie wel of niet heeft geleid tot aanpassingen in het plan (onder "conclusie"). In sommige trajecten wordt door meerdere burgers een zelfde reactie gegeven. In dat geval wordt na de inleiding een hoofdstuk "algemeen" opgenomen waarin uitgebreid wordt ingegaan op dat betreffende item. De nu gehanteerde nota's Inspraak en Zienswijzen zullen in het project Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen verplicht worden gehanteerd.

 

6.3        Advertenties en briefwisseling

De bestaande standaarden zijn vervangen door nieuwe waarbij met name aandacht is besteed aan eenvoudig en duidelijk taalgebruik en de lay out.

 

 

 


 

7         Projectorganisatie en Planning

 

7.1        Projectorganisatie

Ten behoeve van het project Actualiseren bestemmingsplannen wordt na vaststelling van het handboek de projectgroep  "actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen Delft" gevormdbenoemd binnen door de sector Duurzaamheid. Deze projectgroep heeft tot doel de voortgang van het project te bewaken en  mogelijke knelpunten op te lossen. Aan deze projectgroep nemen deel: projectleider vakteam ruimtelijke ordening, stedenbouwer en tekenaar vakteam ruimtelijke ordening, vertegenwoordiger vakteam milieu en vertegenwoordiger vakteam mobiliteit. De projectleider rapporteert bestuurlijk aan de wethouder.

Binnen het project "Actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen Delft" zal ieder afzonderlijk bestemmingsplan worden aangemerkt als een deelproject.

Ieder deelproject start met een projectdocument vastgesteld door het sectorteam duurzaamheid. Voor ieder deelproject wordt een afzonderlijk projectteam ingesteld met vertegenwoordigers uit de vakteams ruimtelijke ordening, milieu en mobiliteit. Afhankelijk van de inhoudelijke relevantie Op afroep worden vertegenwoordigers uit de vakteams: CKE, ingenieursbureau, grond, bouwtoezicht en monumenten, archeologie, wonen, welzijn, communicatie, wijkcoördinator uitgenodigd. Deze vertegenwoordigers worden in ieder geval ingeschakeld bij de startbijeenkomst en bij het  

definitief intern vaststellen van het voorontwerp bestemmingsplan.

 


 

7.2        Planning

De planning is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

 

q      Alle bestemmingsplannen moeten binnen een periode van vijf jaar zijn geactualiseerd

q      Lopende ontwikkelingen hebben prioriteit

q      Planologisch grote ingrepen hebben prioriteit

 

 

 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

Binnenstad

g

b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Noordwest 1

v

g

b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Station Zuid

vc

ov

vao

g

b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Buitengebied

 

 

v

o

va

g

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Harnasch

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Spoorzone

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ikea

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TNO

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Noordwest 2

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

 

 

 

 

 

TU zuid

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

 

 

 

 

 

Noordoost

 

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

 

 

 

 

Zuidwest 1

 

 

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

 

 

 

TU noord

 

 

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

 

 

 

DSM

 

 

 

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

 

 

Noordwest 3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

 

TU midden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

 

Zuidwest 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

 

Zuidwest 3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

Schie-oevers

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

Delft Oost

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

v

o

va

g

b

 

v =  voorontwerp (3 mnd)

o   = ontwerp (6 mnd)

va    =  vaststelling (6 mnd)

g   =  goedkeuring (6 mnd)

b   =  beroepsfase (12 mnd)

 

Spoorzone en Station Zuid worden in de toekomst één bestemmingsplan

Harnash en Noordwest 3 worden in de toekomst één plan

TNO en TU midden worden in d toekomst één plan

Ikea en Delft Oost worden in de toekomst één plan

Binnenstad en Zuidpoort worden in de toekomst één plan

 


8         Bijlagen: