concept
HANDBOEK
BESTEMMINGSPLANNEN
DELFT
GEMEENTE DELFT
198
november 2003
Pagina
5.1 Stap 1: Voorontwerp bestemmingsplan 3 mnd
5.2 Stap 2:
Ontwerp bestemmingsplan 6
mnd
5.3 Stap 3: Vaststelling bestemmingsplan 6 mnd
5.4 Stap 5: Goedkeuring bestemmingsplan door
GS 6 mnd
5.5 Stap 6: Onheroepelijk bestemmingsplan:
uitspraak Raad van State 12 mnd
6.2 Nota's Inspraak en overleg en Zienswijzen
6.3 Advertenties en briefwisseling
7 Projectorganisatie en Planning
3.A Standaard
opzet Toelichting
3.B Standaard
Voorschriften (voorbeelden voorschriften
woondoeleinden en
tuin)
3.C Standaard
Plankaart (wordt in jan 2004 ingevoegd)
4.A Standaard
Nota Inspraak en overleg
4 B Standaars
lijst overlegpartners (artikel 10 Bro)
4.C Standaard
Nota zienswijzen
4.D Standaard
Raadsbesluit
5.A Standaard
advertenties (één voorbeeld)
5.B Standaard
brieven (één voorbeeld)
Op korte termijn wordt de huidige Wet op de Ruimtelijke Ordening vervangen door een
nieuwe Wet (Wro). De nieuwe Wro verplicht gemeenten hun bestemmingsplannen te
actualiseren. Naast
deze wettelijke plicht bestaat binnen de gemeente ook de wens om te komen tot
een actuele en uniforme planologische regeling die op
eenvoudige wijze actueel te houden is. Om in de toekomst te kunnen beschikken over
bestemmingsplannen voor grotere plangebieden (eenvoudig te herzien) wordt de komende jaren via
zelfstandige projectprocedures (artikel 19 WRO) aan herontwikkelingen meegewerkt. Die
artikel 19 procedures worden steeds gebaseerd op door de gemeenteraad vast
te stellen ontwikkelingsplannen.
De gemeenteraad heeft op 2 oktober 2003 "Het
plan van aanpak actualiseren bestemmingsplannen" vastgesteld. Op basis vanIn dat het plan van aanpak
is besloten dat de gemeente Delft in een periode van vijf jaar al haar
bestemmingsplannen uniformeert en actualiseert. Nu gelden binnen het
gemeentelijk grondgebied nog circa 100 bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en
uitwerkingsplannen. Het aantal bestemmingsplannen zal in de
komende vijf jaar terug gebracht worden tot zestienongeveer vijftien plannen.
In het plan van aanpak is
besloten dat voorafgaande aan het actualiseren van de bestemmingsplannen het
Handboek Bestemmingsplannen wordt vastgesteld dat als leidraad dient voor de
nieuw op te stellen bestemmingsplannen.
De gemeente heeft gekozen
voor standaardrichtlijnen om met name de
toegankelijkheid van de plannen te vergroten (externe oriëntatie), om de
uniformiteit van intern en extern op te zetten Delftse bestemmingsplannen te
kunnen waarborgen en om het actualiseringproces efficiënter te kunnen laten
verlopen.
Het Handboek heeft als doel
om eenduidig voor te schrijven op welke wijze bij het maken van
bestemmingsplannen en het voeren van de bestemmingsplanprocedures dient te
worden omgegaan met:
§ De opzet van de toelichting
§ De opzet van de voorschriften
§ De opzet van de plankaart
§ De procedure
§ De communicatie met betrokken instanties en personen
§
De organisatie
Voorts wordt een korte
omschrijving gegeven van de projectorganisatie en de planning.
De in het handboek opgenomen
standaarden voor de Toelichting, Plankaart, Procedure en Communicatie zijn van
toepassing op alle bestemmingsplannen van de gemeente.
De standaarden voor de
Voorschriften zijn alleen van toepassing op bestemmingsplannen voor BESTAAND
stedelijk gebied met
een beperkte ontwikkelopgave.
De voorschriften voor
bestemmingsplannen voor stedelijk gebied die voorzien in grote herontwikkelingen, herstructurering en de bestemmingsplannen en
bestemmingsplannen voor buitengebied, en
recreatiegebied en de historische binnenstad zijn
dermate specifiek dat zij vooralsnog niet binnen de standaarden passen. Voor die bestemmingsplannenherontwikkelingsgebieden
en buitengebied/recreatiegebied worden daarom op maat gesneden
voorschriften opgesteld
waarbij deze standaard zoveel mogelijk als uitgangspunt zal fungeren.
De wijze waarop dit Handboek
zalmoet
worden gebruikt en beheerd, is beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt
een algemene toelichting gegeven op de standaarden voor toelichting,
voorschriften en plankaart. Aandacht wordt besteed aan bijzondere elementen in
de standaarden. De standaarden zelf zijn opgenomen in de bijlagen.
In hoofdstuk 4 wordten de diverse stadia van
de bestemmingsplanprocedure beschreven. Aangegeven wordt op welke wijze en op
welk moment in de procedure burgers, instanties en de raad bij het planproces
worden wordt betrokken. Ook wordt de tijdsduur van de afzonderlijke stadia
aangegeven.
Hoofdstuk 5 geeft een
beschrijving van de communicatiemiddelen die ingezet worden in het
bestemmingsplanproces. Tenslotte
komenI in hoofdstuk 6 tenslotte
wordt inzicht geboden in de projectorganisatie en de planning aan de orde.
Het Handboek en de bijlagen
zijn bindend voor de bestemmingsplannen die komende jaren voor deze gemeente
worden opgesteld. Slechts in bijzondere
gevallen mag van het handboek gemotiveerd worden afgeweken. Afwijkingen van het HandboekVoorgestelde
afwijkingen worden ter beoordeling voorgelegd aan de projectgroep
"Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen"Afwijkingen zijn pas
mogelijk nadat die projectgroep hiermee heeft ingestemd. In nieuw
te maken bestemmingsplannen dient op de eerste pagina te worden aangegeven op
welke punten en waarom het plan afwijkt van
de standaarden uit het Handboek. Uiteindelijk besluitvorming over afwijkingen
worden aan de
raad voorgelegdDefinitieve besluitvorming over afwijkingen is
uiteraard de bevoegdheid van de gemeenteraad.
Het Handboek
Bestemmingsplannen dient als kader voor bestemmingsplannen die intern door de
gemeente worden gemaakt en als bestek dat als bijlage zaldient te
worden meegeleverd bij uitbesteding van het maken van een Delfts
bestemmingsplan.
In het verlengde hiervan
dient het Handboek tevens als controlemiddel voor de uitvoering en vormgeving
van ieder nieuw op te stellen bestemmingsplan.
Het handboek is in beheer
bij het vakteam Ruimtelijke Ordening. Contactpersoon en beheerder van dit
Handboek is de projectleider van het project Actualiseren en Uniformeren bestemmingsplannen. Voorstellen tot
aanscherping of wijzigingdienen te worden door deze projectleider voorgelegd aan de projectgroep aan deze projectleider die
deze vervolgens ter beoordeling aanbied aan de projectgroep
Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen en uiteindelijk vastgesteld door de gemeenteraad .
Bestemmingsplannen zijn
juridische instrumenten bedoeld om “de ruimte te ordenen”. Bestemmingsplannen geven
voorschriften voor het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van gronden. Ieder
plan bestaat Bestemmingsplannen bestaan steeds uit:
een toelichting, voorschriften en plankaart. In de toelichting op
bestemmingsplannen wordt verantwoording afgelegd voor hetgeen in de
voorschriften en op de plankaart is geregeld. De tToelichting iszijn
niet juridisch bindend. Juridisch bindend zijn slechts de voorschriften en de
plankaart.
Bestemmingsplannen geven
voorschriften voor het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van gronden.
Inhoud en proces zijn voor
een belangrijk deel in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) geregeld. Toch
blijft er een aanzienlijke marge voor gemeenten om veel meer informatie in hun
plannen op te nemen dan de WRO strikt voorschrijft. Dit kan tot gevolg hebben
dat bestemmingsplannen onnodig omvangrijk zijn en divers van opzet. Juridische
instrumenten zijn, gelet op de wettelijke eisen die daaraan gesteld worden,
moeilijk leesbaar voor een leek. Onnodige informatie werpt een extra drempel op
voor de toegankelijkheid.
In de toekomst zullen alle
plannen digitaal worden aangeboden. Ook dit heeft gevolgen voor de opzet van
plannen.
Bij de uniformering van
bestemmingsplannen zijn de volgende uitgangspunten als leidraad genomen:
q bestemmingsplannen moeten
eenduidig en toegankelijk zijn;
q bestemmingsplannen bevatten
alleen die informatie die op grond van de wetgeving noodzakelijk is;
q de informatie moet
geclusterd worden zodat het digitaal aanbieden van die informatie eenvoudig
gerealiseerd kan worden.
In artikel 12 lid 2 van
het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat bestemmingsplannen
vergezeld gaan van een toelichting waarin is neergelegd:
a.
de aan het plan ten grondslag liggende gedachte en
de uitkomsten van
het in artikel 9 Bro* bedoelde onderzoek voor zover dit onderzoek het in het
plan begrepen gebied betreft;
a.
de
uitkomsten van het in artikel 10 Bro bedoelde overleg (overleg met besturen
waterschappen en overheidsinstanties);
a.
een
rapportering als bedoeld in artikel 6A WRO juncto artikel 150, tweede lid,
onder c van de Gemeentewet (inspraak);
a.
in voorkomend geval, vermelding van het ontbreken
van overeenstemming over verdeling van hogere kosten als bedoeld in artikel 31a
eerste lid WRO.
De Wet bepaalt aldusdat
in de toelichting een motivering moet worden gegeven voor datgene dat in de
voorschriften en op de plankaart is geregeld.
De motivering moet
gebaseerd zijn op objectieve onderzoeksgegevens. Uit het onderzoek moet blijken
dat de ruimtelijke plannen ook financieel en maatschappelijk uitvoerbaar zijn.
Voorts dienen in de toelichting de resultaten opgenomen te worden van overleg
en inspraak.
Dit is het wettelijk kader
waaraan de toelichting moet voldoen.
In de toelichting op een
bestemmingsplan zal steeds moeten worden aangegeven wat de bestaande situatie
is, welk beleid en (eventueel welke normstelling) van toepassing is en welke
onderzoeken er zijn uitgevoerd, wat de gewenste toekomst is dat op grond van
het bestemmingsplan gerealiseerd kan worden.
Delftse vormgeving
Ruimtelijke ordening is een
vervlechting van meerdere ruimtelijke facetten. Te onderscheiden zijn onder
andere: de ruimtelijke structuur, milieu-aspecten, infrastructuur, functies, cultuurhistorie. Vanuit die
verschillende facetten kunnen verschillende wensen/eisen bestaan met betrekking
tot de ruimtelijke indeling. Die wensen en eisen kunnen met elkaar
conflicteren. In bestemmingsplannen moeten keuzen gemaakt worden waarin de
diverse facetten worden afgewogen. Die keuzen resulteren
uiteindelijk in een integrale visie op het gebied.
Om alle gegevens over één
facet digitaal te kunnen koppelen aan een plankaartvlak is er voor gekozen om
alle informatie daaroverover een
specifiek facet (bijvoorbeeld: water) onder te brengen onder één
paragraaf.
Ieder facet wordt opgebouwd
volgens onderstaand stramien:
1.
beschrijving bestaande situatie
(feitelijke situatie en problemen waarbij alleen die gegevens worden
genoemd die relevant zijn voor dat betreffende facet)
2.
opsomming van toepassing zijnde (normstelling), beleid en onderzoek
(juridisch kader voor de gewenste
ontwikkeling, waarbij alleen beleid wordt genoemd dat voor het betreffende
gebied van toepassing is)
3.
beschrijving van de gewenste ontwikkeling
4.
conclusie).
Iedere paragraaf is daarmee op te vatten
als een bouwsteen van de totale visie op het gebied. Alle facetten tezamen
bepalen de ruimtelijke ordening van het betreffende gebied.
In de Delftse
bestemmingsplannen wordt die totale visie de "gebiedsvisie" genoemd.
Deze geeftit
hoofdstukin eenvoudig, in aansprekende taalgebruik een samenvatting
van het hele bestemmingsplan. In die samenvatting worden alleen die gegevens
opgenomen die kenmerkendopmerkelijk
zijn voor de
toekomstige ontwikkelingen van het gebied en de doorsnee lezer ook zullen
aanspreken. De gedetailleerde en wettelijke verplichte motivering van het
bestemmingsplan wordt na de samenvatting (gebiedsvisie) per ruimtelijk facet
geordend in separate paragraven aangeboden.
Voorbeeld gebiedsvisie: :
-
wat is de bestaande situatie?
(verpauperde wijk met veel
geluidsoverlast en tekort aan parkeerplaatsen en speelplekken),
-
waarom is wijziging van die situatie nodig?
(huidige voorzieningen voldoen niet
aan moderne wettelijke normen, toename
verkeer over spoor),
-
wat wordt de nieuwe situatie: rooilijnen, bouwhoogten, het gebruik,
ontsluiting en parkeren, groen/speelvoorziening?.
(nieuwe ruimtelijke structuur,
straten patronen, ontsluiting, bouwhoogte variërend van 10 meter in zuidelijk
plangebied tot 25 meter in noordelijk deel, gebruiksmogelijkheden: type
woningen, hoeveelheid kantooroppervlak, mogelijkheden voor vestiging
kleinschalige bedrijven, totaal aantal parkeerplaatsen onder en boven de grond,
situering park, speelvoorzieningen boven maaiveld ed)
In bijlag 3.A zijn de
standaarden opgenomen voor de voorschriften woondoeleinden en tuin voor
bestemmingsplannen voor bestaand stedelijk gebied omdat dit de meeste gebruikte voorschriften zijn
in bestaand stedelijk gebeid. In het definitief (in het vast te stellen Handboekde vast te stellen
Handboek Bestemmingsplannen wordt een compleet set met standaard
voorschriften ingevoegd. De voorschriften voor overige bestemmingen zullen zijn analoog
aan de voorschriften voor woondoeleinden en tuin uitgewerkt worden. In het
onderstaande is een toelichting opgenomen van de meest relevante artikelen.
Algemeen
In voorschriften van
bestemmingsplannen wordt artikelsgewijs het gebruik en de bebouwing van gronden
geregeld. In vrijwel
alle bestemmingsplan wordt in artikel 1 van de voorschriften Ieder
set voorschriften begint met een voorschrift over begripsbepalingeneen verklaring gegeven van
de begrippen die in de voorschriften worden gebruikt (”begripsbepaling”). Dit
artikel voorkomt misverstanden in de toepassing van de voorschriften.
In de begripsbepalingen
worden de definitie gegeven van begrippen die in de voorschriften worden
gebruikt, zodat geen misverstanden kunnen ontstaan over wat onder de
gehanteerde begrippen wordt verstaan. In Delft worden onder dit
voorschrift, mede op
verzoek van bouwtoezicht, een
groot aantal begrippen omschreven, zoals bouwlaag, bedrijfswoning, bijgebouwpeil,
wegmeubilair..
In het tweede artikel wordt
voorgeschreven hoe bepaalde maten gemeten dienen te worden bij het bepalen van
lengten, hoogtes, diepten, oppervlakten en dergelijke van bouwwerken of elementen
daarvan.
In bestemmingsplannen voor
bestaand stedelijk gebied wordt in het derde artikel de WOONDOELEINDEN omschreven. Bijzonder voor de Delftse
bestemmingsplannen is het ruime gebruik dat binnen deze bestemming is
toegestaan voor andere activiteiten dan wonen. 30 % van het totale oppervlak
(van tot woondoeleinden bestemd perceel) mag gebruikt worden voor andere
activiteiten zolang de woonfunctie overwegend blijft gehandhaafd. Dit relatief hoge percentage is ingegeven door
de bestuurlijke wens om
werkenbedrijvigheid aan huis te stimuleren.
De andere activiteiten die worden toegestaan zijn de aan huis gebonden beroepen
en kleinschalige bedrijfsactiviteiten waaronder kantoren en praktijkruimten. De
activiteiten moeten (uit
oogpunt van milieubelasting) passen binnen de zogenoemde categorie 1
activiteiten uit de Lijst van bedrijfstypen (deze lijst maakt deel uit van de
voorschriften). Met vrijstelling zijn activiteiten toegestaan die passen binnen
categorie 2 onder voorwaarden dat de milieubelastingoverlast
vergelijkbaar is met een categorie 1 activiteit. Andere activiteiten dan wonen
zijn alleen toegestaan als in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Ook
mogen de bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling
van het verkeer ter plaatse en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel.
In de
bebouwingsvoorschriften is
opgenomen dat dakkapellen maximaal één derde deel van het totale
oppervlakte van het dakvlak mogen bestrijken en uitsluitend zijn toegestaan aan
de achterzijde van de woning (met vrijstelling ook in zij- en voorgeveldakvlak:
zie onderstaand). Op de plankaart wordt de maximale goothoogte van gebouwen
aangegeven. Boven die goothoogte zijn kappen toegestaan met een maximale
nokhoogte van vier meter boven de goothoogte en met schuine vlakken waarvan de
helling maximaal 55 º mag bedragen. Eén en ander wordt in de voorschriften
duidelijk gemaakt met een tekening. Opbouwen of dakterrassen die passen binnen
het denkbeeldig kapprofiel zijn eveneens toegestaan. Zo kan binnen dat
kapprofiel bijvoorbeeld een kubus op een gebouw worden geplaatst. Het is aan de
beoordeling van de welstandscommissie of de vormgeving past binnen de omgeving.
Het bestemmingsplan geeft slechts het ruimtelijk toegestane volume aan. Deze
regeling komt voort uit het verzoek van de welstandscommissie om in
kapregelingen in bestemmingsplannen de mogelijkheid open te laten voor enige
sturing door welstand. Ruimtelijk volume dat in bestemmingsplannen is
toegestaan mag volgens jurisprudentie van de afgelopen jaren niet worden
beperkt uit welstandsoverwegingen. Het al dan niet toestaan van ruimtelijk
volume in bestemmingsplannen mag op grond van jurisprudentie NIET afhankelijk
gesteld worden van het oordeel van de welstandscommissie.
dakterrassen
In de oudere woonwijken
worden tegenwoordig regelmatig dakterrassen aangelegd. De oude
bestemmingsplannen voorzien niet in dergelijke bouwwerken. Toch leiden dit type
bouwwerken in de praktijk tot veel discussie. Om die reden wordt in de uniforme
voorschriften voor woningen (op dak) en tuin (op aan- en uitbouw) expliciet een
regeling voor dakterrassen opgenomen. Dakterrassen zijn toegestaan mits vallend
binnen het denkbeeldig dakprofiel en mits de dakterrasafscheiding niet hoger is
dan 1,5 meter.
vrijstellingen
In het uniforme voorschrift voor woondoeleinden zijn
vrijstellingen opgenomen voor dakkapellen in voor- en zijgevel, voor
dakopbouwen (dit is een opgetrokken achtergevel, hoger dan de maximaal
toegestane goothoogte) en voor dakterrasafscheiding die buiten het denkbeeldig
dakprofiel vallen. Voorwaarde voor vrijstellingverlening is in alle gevallen
dat de woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet
onevenredig mag worden aangetast waarbij getoetst wordt aan de criteria:
bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen; lichttoetreding van het
naastgelegen hoofdgebouw; privacy en stedenbouwkundige kwaliteit voor wat
betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en eenheid in het kapprofiel.
TUIN
bebouwing in de tuin
In de standaardregeling voor
tuinen is aansluiting gezocht bij het recentelijk geregelde vergunning vrij
bouwen. Voor dit voorschrift is het van belang een onderscheid te maken tussen
aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Aan- en uitbouwen zijn gebouwen die aan het
hoofdgebouw zijn gebouwd, bijgebouwen staan los van het hoofdgebouw. In aan- en
uitbouwen zijn echte woonfuncties toegestaan (daar mag daadwerkelijk gewoond en
gewerkt worden) in bijgebouwen niet. Op aan- en uitbouwen zijn dakterrassen
toegestaan, op bijgebouwen niet. Analoog aan de regeling voor vergunningvrij
bouwen is de maximaal toegestaan diepte van aan- en uitbouwen 2,5 m.
Maximaal 50% van de tot tuin
bestemde gronden mag bebouwd worden. Bij het tekenen van de plankaart worden de
gronden oorspronkelijk bedoeld voor tuin als zodanig opgenomen waarbij met een
dunne lijn de begrenzing van bestaande gebouwen in de tuin wordt aangegeven.
Het oppervlak dat deze bebouwing in de tuin in beslag neemt wordt zo meegenomen
worden
in de 50% regeling. Om deze wijze wordt voorkomen dat het maximale toegestane
percentage van 50% bebouwingde 50% regeling kan worden overschreden. Voor het te bebouwen oppervlak
geldt een minimum van 15 m² en een maximum van 60 m².
Balkons zijn toegestaan met
een diepte van maximaal 1,5 meter en over de gehele breedte van het
pand.
Voor dakterrassen mogen een diepte hebben van maximaal 2,5 m (gelijk
aan de maximaal toegestane diepte van een aanbouw). Voor de toegestane breedte
van dakterrassen geldt de beperking geldt een beperking van van de
breedte tot 1 meter uit de
erfgrens in
verband met privacy. Als ook op het aangrenzend pand een dakterras aanwezig is
of wordt gebouwd tot in de erfgrens dan mag het dakterras wel een breedte hebben tot wel in
de erfgrens worden gebouwd. De diepte van een dakterras
bedraagt maximaal 2, 5 m. Dit is conform de diepte van de aan- en uitbouwen.
Dit is dieper dan en balkon en om die reden is de erfgrensregeling opgenomen.
Algemene vrijstellingen
Ieder bestemmingsplan kent
een voorschrift waarin algemene vrijstellingen zijn opgenomen voor beperkte
afwijkingen in het bestemmingsplan. Deze vrijstellingen hebben tot doel enige
flexibiliteit in de voorschriften aan te brengen. In het voorschrift is bepaald
wat de begrenzingen van de vrijstellingen zijn en aan welke voorwaarden moet
worden voldaan om voor vrijstelling in aanmerking te komen. Opgemerkt wordt dat
vrijstelling verlening een bevoegdheid is en geen recht. Dat betekent dat
burgemeester en wethouders per situatie hiertoe een belangenafweging dienen te
maken.
Landelijk zijn standaarden
ontwikkeld voor het opzetten van plankaarten die het uiteindelijk mogelijk
maken alle ruimtelijke plannen binnen Nederland digitaal uit te kunnen
wisselen. Die standaarden zijn opgenomen in het Informatie Model Ruimtelijke
ordening (IMRO). IMRO is een soort pakbon of vrachtbrief waarmee alle kaart- en
tekstgegevens omgezet worden naar een vertaalbestand, zodat alle informatie
naar standaarden vertaald worden. Dit
model is gebaseerd op GIS-programma's.
Het Nederlands Instituut
Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV) heeft in samenwerking met
diverse stedebouwkundige bureaus een voorstel gedaan voor standaarden van
plankaart en voorschriften in het boekje "Op Digitale Leest".
Met het vaststellen van het
plan van aanpak actualiseren Delftse bestemmingsplannen heeft de gemeenteraad
besloten vooralsnog niet in te stemmen met het digitaal aanbieden van
bestemmingsplannen op internet en daarmee vooralsnog geen GIS-programma's aan
te schaffen. Alle AutoCad-bestanden zullen daarom in de toekomst geconverteerd moeten worden, wanneer
overgegaan wordt naar een GIS-omgeving.
De bestemmingsplankaart is
de grafische vertaling van het bestemmingsplan naar bestemmingen, bebouwing en
overige aanduidingen. De kaart verwijst enerzijds naar de plantoelichting en
anderzijds naar de bijbehorende voorschriften. De bestemmingsplankaart moet
helder en vlot leesbaar zijn voor alle gebruikers.
Een plankaart bestaat uit
een topografische en/of kadastrale ondergrond. Op die ondergrond worden
bestemmingsvlakken, bebouwingsgrenzen en overige aanduidingen (aanwijzingen)
ingetekend.
Het plangebied wordt
afgebakend door een plangrens. Daarna worden alle te bestemmen vlakken onderverdeeld in bestemmingsvlakken, te
herkennen aan de kleur en/of arcering. Per bestemming wordt ook een lettercode
toegevoegd (bijvoorbeeld: w=wonen). Alle aanwezige en geprojecteerde bebouwing
wordt voorzien van een bebouwingsgrens en een bijbehorende maximale goot- of
bouwhoogte. Binnen bebouwingsgrenzen kunnen aanvullende aanwijzingen worden
gegeven zoals overbouwingen. Dubbelbestemmingen worden transparant getekend:
straalpaden, waterkeringen en zones voor kabels en leidingen worden met een
arcering aangegeven, die over de onderliggende bestemming wordt getekend. De
schaalgrootte bedraagt 1:1000 voor stedelijke gebieden, voor het Buitengebied
wordt schaal 1:2500 aangehouden.
Alle op de plankaart
voorkomende aanduidingen, kleuren en arceringen worden in het renvooi of
legenda verklaard. In het renvooi wordt tevens aangegeven welk voorschrift van
toepassing is. Op de plankaart is een zogenoemd tekeningstempel opgenomen met
daarin: de naam van het bestemmingsplan, nummer van de plankaart, datum van
opmaak, data van tervisielegging, vaststelling en goedkeuring en de naam
tekenaar.
De Delftse
bestemmingsplannen wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de landelijke
uniformering voor plankaarten zoals opgenomen in de Digitale Leest. De Delftse
Standaarden voor de plankaart zijn opgenomen in bijlage 3.C.
Bij de totstandkoming van bestemmingsplannen
zijn de volgende vijf stappen aan de orde:
§ Het concept voorontwerp bestemmingsplan wordt opgesteld
door een ambtelijk werkgroep. Het opstellen neemt circa drie maanden in beslag.
§ Het concept voorontwerp
wordt aangeboden aan B&W om het plan vrij te geven voor inspraak en overleg
als bedoeld in de artikel 6A WRO en de gemeentelijke inspraakverordening en
artikel 10 Bro. De lijst van
overlegpartners is opgenomen in bijlage 4B.
§ Bij positief advies van B&W wordt het plan
verzonden om overleg aan overlegpartners
§ In de plaatselijk krant wordt een advertentie
geplaatst waarin de inspraak wordt aangekondigd. Per bestemmingsplan wordt
besloten of ook andere communicatiemiddelen zullen worden ingezet. Het
voorontwerp is onderwerp van inspraak gedurende een periode van vier weken.
Inspraakreacties kunnen schriftelijk worden ingediend. Gedurende die vier weken
wordt een avond georganiseerd waarbij het plan kort wordt toegelicht en
gelegenheid wordt geboden voor mondelinge inspraak. De avond wordt bij voorkeur
in een buurtcentrum in het plangebied gehouden. Van de avond wordt (een kort) verslag
gemaakt.
§ Alle mondelinge en schriftelijke inspraakreacties en
de overlegreacties worden samengevat en beantwoord in de Nota Inspraak en
Overleg.
§ De reacties worden (al dan niet) verwerkt in het
bestemmingsplan. Resultaat is het concept ontwerp- bestemmingsplan.
§ De Nota Inspraak en Overleg en het concept
ontwerp-bestemmingsplan worden aangeboden aan B&W met het verzoek het plan
om advies voor te leggen aan de commissie Duurzaamheid. NB dit is nieuw in de procedure. Voorheen werd de commissie pas om
advies gevraagd in de vaststellingsfase. De wijziging heeft tot doel de raad in een eerder stadium bij de planvorming
te betrekken.
§ Het plan en de nota worden behandeld in de commissie
Duurzaamheid dat advies uitbrengt aan de raad over het plan
§ Bij positief advies van de commissie (eventueel na
aanpassingen) wordt het ontwerp bestemmingsplan door B&W bekrachtigd.
§ In de plaatselijk krant wordt een advertentie
geplaatst waarin de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan voor een
periode van vier weken wordt aangekondigd. Een ieder wordt in de gelegenheid
gesteld schriftelijk
zijn zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen.
§ Alle zienswijzen worden samengevat en beantwoord in
de Nota Zienswijzen.
§ De reacties worden (al dan niet) verwerkt in het
bestemmingsplan. Resultaat is het concept-bestemmingsplan.
§ Er wordt een concept raadsbesluit opgesteld dat de
vaststelling van het bestemmingsplan begeleidt.
§ B&W wordt verzocht akkoord te gaan met de nNota zZienswijzen,
het raadsbesluit en het bestemmingsplan en de stukken ter behandeling voor te
leggen aan de commissie Duurzaamheid.
§ Bij positief besluit van B&W worden de stukken aangeboden doorgeleid
naanr
de commissie en worden alle indieners van zienswijzen uitgenodigd bij de
commissievergadering aanwezig te zijn waarin zij desgewenst worden gehoord
(horen is wettelijk verplicht).
§ De commissie Duurzaamheid hoort de indieners van
zienswijzen. V (van
het horen wordt verslag gemaakt (let op
dat is niet klaar voor het raadsbesluit !!).
De commissie brengt advies uit aan de raad over hHet plan en de
nota worden behandeld in de commissie duurzaamheid dat advies uitbrengt aan de
raad over het de nota zZienswijzen,
het raadsbesluit en het bestemmingsplan.
§ Bij positief advies van de commissie stelt de
gemeenteraad het bestemmingsplan vast.
§ Na vaststelling van het bestemmingsplan wordt het
bestemmingsplan ter goedkeuring aangeboden aan Gedeputeerde Staten en wordt ter
inzage gelegd met de mogelijkheid tot indienen van bedenkingen bij GS.
§ Het plan wordt goedgekeurd door Gedeputeerde Staten
§ Na goedkeuring wordt het plan opnieuw ter inzage
gelegd met de mogelijkheid tot instellen van beroep van de Raad van State.
§ Behandeling eventueel ingesteld beroep Raad van State
In het proces van de
totstandkoming van het bestemmingsplan neemt communicatie met burgers en
(overheids-)instanties een belangrijke plaats in. Communicatie is noodzakelijk
voor het creëren van draagvlak en het voorkomen van fouten in het uiteindelijk
vast te stellen plan. In de WRO worden voor een aantal onderdelen van het
proces wettelijke eisen gesteld aan de wijze waarop de communicatie dient
plaats te vinden. Het betreft de volgende onderdelen:
1.
voorontwerp dient
onderwerp te zijn van inspraak (wijze waarop wordt overgelaten aan gemeente
zelf);
2.
ontwerp-bestemmingsplan
moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant én in Staatscourant, verplichte
termijn van vier weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van
schriftelijke zienswijzen;
3.
vastgesteld
bestemmingsplan moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant en in
staatscourant, verplichte termijn van vier weken ter inzage met de mogelijkheid
tot het indienen van schriftelijke bedenkingen bij gedeputeerde staten van de
provincie;
4.
goedgekeurd
bestemmingsplan moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant en in
staatscourant, verplichte termijn van zes weken ter inzage met de tot het
indienen van beroep bij de Raad van State.
De invulling van de inspraakprocedure
wordt overgelaten aan gemeenten zelf. Binnen de gemeente Delft is het
gebruikelijk in de plaatselijke krant (9momenteel
Stadskrant) een advertentie te plaatsen waarin het plangebied beschreven wordt,
aangegeven wordt wat de aanleiding en doel is van het nieuwe bestemmingsplan en
waarin de mogelijkheid wordt geboden om gedurende vier weken schriftelijk
inspraakreacties op het plan kenbaar te maken. Gedurende die vier weken wordt ook de gelegenheid geboden tot
mondelinge inspraak tijdens een inspraakbijeenkomst.
Vanuit bewoners wordt
regelmatig geklaagd dat zij niet op de hoogte zijn geweest van de
inspraakmogelijkheid. Voorgesteld wordt om de inspraak in ieder geval ook via
posters aan te kondigen in buurtwinkels en buurtcentra's. Gevraagd wordt ook om
iedere bewoners via een persoonlijk brief uit te nodigen op het plan in te
spreken.
Gedurende het project
Actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen zal in ieder geval gehoor
gegeven worden aan het verzoek om de inspraak ook via posters in buurtwinkels en
buurtcentra aan te kondigen (wie gaat dat
doen?, wie betaalt dat?). Het
informeren van alle bewoners van het plangebied middels een persoonlijke brief
is kostbaar en alleen
mogelijk indien vooraf
hiertoe de financiële middelen worden gereserveerd. . Dit zal
beperkt worden tot die situatie waarin het bestemmingsplan voor betrokken
bewoners een belangrijke wijziging in hun directe (definitie??? Volgens mij
niet doen krijg je altijd gedoe over!!!) woonomgeving
tot gevolg zal hebben. Per bestemmingsplan zal bij start van het
project aangegeven worden welk communicatietraject en gevolgd zal worden. Dit
traject zal genoemd worden in het besluitvormingsformulier aan B&W waarin
verzocht wordt het voorontwerp-bestemmingsplan vrij te geven voor inspraak en
overleg.
Communicatie in het
bestemmingsplanproces vindt plaats middels standaard advertenties en brieven.
Het project actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen is een goede
aanleiding alle standaarden te herzien. De standaarden zijn daartoe voorgelegd
aan het vakteam communicatie. Een voorbeeld van een nieuwe standaard voor een
advertentie en een nieuwe standaard brief is opgenomen in bijlage..
De afgelopen jaren is een
nieuwe opzet gebruikt voor de verwerking van inspraak en zienswijzen. Voor
beide communicatiemomenten worden nota's opgesteld waarin na een korte
inleiding de ingekomen brieven met reacties op datum van inkomst worden
genummerd. De reacties worden per brief samengevat en van een sub-nummer
voorzien.
Iedere reactie wordt
beantwoord en per reactie wordt aangegeven of de reactie wel of niet heeft
geleid tot aanpassingen in het plan (onder "conclusie"). In sommige
trajecten wordt door meerdere burgers een zelfde reactie gegeven. In dat geval wordt
na de inleiding een hoofdstuk "algemeen" opgenomen waarin uitgebreid
wordt ingegaan op dat betreffende item. De nu gehanteerde nota's Inspraak en
Zienswijzen zullen in het project Actualiseren en Uniformeren
Bestemmingsplannen verplicht worden gehanteerd.
De bestaande standaarden
zijn vervangen door nieuwe waarbij met name aandacht is besteed aan eenvoudig
en duidelijk taalgebruik en de lay out.
Ten behoeve van het project
Actualiseren bestemmingsplannen wordt na vaststelling van het handboek de
projectgroep "actualiseren en
uniformeren bestemmingsplannen Delft" gevormdbenoemd binnen door
de sector Duurzaamheid. Deze projectgroep heeft tot doel de voortgang van het
project te bewaken en mogelijke
knelpunten op te lossen. Aan deze projectgroep nemen deel: projectleider
vakteam ruimtelijke ordening, stedenbouwer en tekenaar vakteam ruimtelijke
ordening, vertegenwoordiger vakteam milieu en vertegenwoordiger vakteam mobiliteit.
De projectleider rapporteert bestuurlijk aan de wethouder.
Binnen het project
"Actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen Delft" zal ieder
afzonderlijk bestemmingsplan worden aangemerkt als een deelproject.
Ieder deelproject start met
een projectdocument vastgesteld door het sectorteam duurzaamheid. Voor ieder
deelproject wordt een afzonderlijk projectteam ingesteld met vertegenwoordigers
uit de vakteams ruimtelijke ordening, milieu en mobiliteit. Afhankelijk van de
inhoudelijke relevantie Op afroep worden vertegenwoordigers
uit de vakteams: CKE, ingenieursbureau,
grond, bouwtoezicht en monumenten, archeologie, wonen, welzijn, communicatie,
wijkcoördinator
uitgenodigd. Deze vertegenwoordigers worden in ieder geval ingeschakeld
bij de startbijeenkomst en bij het
definitief intern
vaststellen van het voorontwerp bestemmingsplan.
De planning is gebaseerd op de volgende
uitgangspunten:
q
Alle bestemmingsplannen
moeten binnen een periode van vijf jaar zijn geactualiseerd
q
Lopende ontwikkelingen
hebben prioriteit
q
Planologisch grote
ingrepen hebben prioriteit
|
2003 |
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
||||||||||||||||||||||||||||||
Binnenstad |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||
Noordwest 1 |
v |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||
Station Zuid |
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Buitengebied |
|
|
v |
o |
va |
g |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Harnasch |
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Spoorzone |
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Ikea |
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
TNO |
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Noordwest 2 |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
TU zuid |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Noordoost |
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Zuidwest 1 |
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
TU noord |
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
DSM |
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Noordwest 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
||||||||||||||||||
TU midden |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
||||||||||||||||||
Zuidwest 2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
||||||||||||||||||
Zuidwest 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
||||||||||||||||||
Schie-oevers |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
||||||||||||||||||
Delft Oost |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|||||||||||||||||
v = voorontwerp (3 mnd)
o = ontwerp (6 mnd)
va =
vaststelling (6 mnd)
g =
goedkeuring (6 mnd)
b = beroepsfase (12 mnd)
Spoorzone en Station Zuid
worden in de toekomst één bestemmingsplan
Harnash en Noordwest 3
worden in de toekomst één plan
TNO en TU midden worden in
d toekomst één plan
Ikea en Delft Oost worden
in de toekomst één plan
Binnenstad en Zuidpoort
worden in de toekomst één plan