INSPRAAK
ONTWIKKELINGSPLAN
NSD
Vakteam ruimtelijke ordening
Inleiding
Aan
de rand van de historische binnenstad van Delft is gelegen het plangebied
Hooikade Zuideinde. Dat plangebied wordt begrensd door Irenetunnel,
Rijn-Schiekanaal, Abtswoudseweg en spoor.
Op
29 maart 2001 is voor dit plangebied een bestemmingsplan vastgesteld dat op 1
november 2001 slechts gedeeltelijk door gedeputeerde staten (GS) is
goedgekeurd. Goedkeuring is onthouden aan de bestemming Bedrijfsdoeleinden en
daarmee op een deel van bestemming rustende wijzigingsbevoegdheid die het
omzetten van de bestemming bedrijfsdoeleinden naar woondoeleinden onder andere
voorzag in de omzetting van de bestemming bedrijfsdoeleinden naar
woondoeleinden ter plaatse van de NSD locatie.
Omdat
in de directe omgeving van de woningbouwlocatie bedrijven aanwezig zijn, dient
in het bestemmingsplan een motivering te worden gegeven voor de afstand die
tussen de woningen en de bedrijven in acht dient te worden genomen. GS
oordeelde dat die motivering in het bestemmingsplan Hopoikade Zuideinde 2000
onvoldoende was.
Voor
het NSD terrein is daarom nu een ontwikkelingsplan opgesteld waarin een goed
onderbouwde motivering is opgenomen voor de afstand die tussen de bedrijven en
woningen in acht moet worden genomen.
Het
concept-Ontwikkelingsplan NSD heeft ter inzage gelegen in de periode van 24
november tot 22 december 2002. Met de mogelijkheid tot het indienen van
schriftelijke inspraakreacties. Er zijn drie brieven met reacties ingediend. Op
10 december 2002 is het plan toegelicht en is de mogelijkheid geboden tot
mondelinge inspraak. Die bijeenkomst is bezocht door 5 belangstellenden. Van de
bijeenkomst is verslag gemaakt. Het verslag maakt onderdeel uit van deze Nota.
In
het onderstaande worden de schriftelijke inspraakreacties samengevat en
beantwoord. Er zijn schriftelijke reacties ingediend door:
1.
mr. P.S. Kamminga van salomons van der valk advocaten, Eisenhowerlaan
102, 2517 KL Den Haag namens Haring Vastgoed B.V., Haring Beheer B.V., Haring
Technische Groothandel B.V. en Haring Staal B.V., gedateerd 19 december en
ingekomen op 20 december 2002;
2.
F.H.M. Scholten en M.M. Nijenhuis Conradlaan 37 2627 BT Delft, gedateerd
22 december 2002 en ingekomen op 3 janauri 2003
3. G.W. Althaus, Abtswoudseweg 6, 2627 AL Delft, gedateerd 22
december 2002 en ingekomen 30 december 2003.
1.
mr. P.S. Kamminga van salomons van der valk advocaten namens Haring
Vastgoed B.V., Haring Beheer B.V., Haring Technische Groothandel B.V. en Haring
Staal B.V
1.1
Samenvatting:
Indiener meent dat het
vaststellen van het ontwikkelingsplan prematuur is omdat de onderhandelingen
tussen Haring en de projectontwikkelaar (waar de gemeente GEEN deel aan neemt)
niet zijn afgerond. Het ontwikkelingsplan heeft schadelijke gevolgen voor de
bedrijfsvoering van Haring en er is niet voorzien in een tegemoetkoming van die
gevolgen. Door de geplande woningbouw wordt Haring “weggedrukt”. Het college
zou eerst moeten besluiten tot vergoeding van schade dan wel tot onteigening
alvorens dit ontwikkelingsplan in procedure wordt gebracht.
Antwoord:
In het ontwikkelingsplan is
aangegeven dat medewerking aan woningbouw ter plaatse slechts wordt overwogen
indien de aanvrager van de bouwvergunning aan kan tonen dat dusdanige
maatregelen zullen worden getroffen (hetzij aan de woningen hetzij aan het
bedrijf van Haring), dat Haring in zijn bedrijfsvoering niet wordt geschaad.
Bovendien zal de aanvrager moeten aantonen dat hij eventuele planschadeclaims
voor zijn rekening kan en zal nemen. Hij dient hiertoe een advies van een
onafhankelijk hierin gespecialiseerd bureau te overleggen waaruit de hoogte van
de mogelijke planschade blijkt.
Conclusie:
Deze reactie heeft geleid
tot aanpassingen van het ontwikkelingsplan. De paragraaf bedrijven en de
financiële paragraaf zijn aangepast, mede naar aanleiding van de inmiddels ter
inzage gelegde concept nota “Bedrijven en Bestemmingsplannen”.
1.2
Samenvatting:
Indiener is van mening dat
met de voorgenomen vaststelling een ander doel wordt gediend dan waarvoor de
bevoegdheid daartoe zou zijn gegeven omdat met het vaststellen van het
ontwikkelingsplan getracht wordt te ontkomen aan de plicht een nieuw
bestemmingsplan voor deze locatie vast te stellen. Kennelijk wordt beoogd het
ontwikkelingsplan als ruimtelijke onderbouwing zoals bedoelt in artikel 19 lid
1 Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) te gebruiken maar het ontwikkelingsplan
kan daartoe niet dienen omdat niet op deugdelijke wijze wordt aangesloten bij
het geldende bestemmingsplan en voorts wordt verzuimd aan te geven hoe deze
ruimtelijke ontwikkeling past binnen de toekomstige bestemming en wanneer een
nieuw bestemmingsplan voor het
plangebied in procedure wordt gebracht. Het ontwikkelingsplan komt niet
tegemoet aan de overweging in het GS-besluit inhoudende de gedeeltelijke
goedkeuring van het bestemmingsplan Hooikade-Zuideinde 2000 en GS zal dan ook
geen verklaring van geen bezwaar afgeven voor de geplande vrijstelling
Antwoord:
GS heeft bij besluit van 1
november 2001 goedkeuring onthouden aan de bedrijfsbestemming en de wijzigingsbevoegdheid o.a. ter plaatse
van het NSD–terrein in het bestemmingsplan Hooikade Zuideinde 2001. Voor dat
plandeel geldt daarom het bestemmingsplan Hooikade Zuideinde uit 1986. Dat
bestemmingsplan kent aan de gronden de bestemming “bedrijfsdoeleinden“ toe. Op
grond van artikel 19 lid 1 juncto lid 4 WRO is de gemeenteraad bevoegd
vrijstelling te verlenen van het geldende bestemmingsplan. Op grond van het
bovenstaande kunnen wij ons niet vinden in de stelling van indiener dat de raad
niet bevoegd zou zijn tot vaststelling van het ontwikkelingsplan.
In het ontwikkelingsplan
wordt aangegeven hoe de woningbouw past binnen de toekomstige ontwikkeling van
het gebied. Verwezen wordt naar pagina 8 en volgend van het ontwikkelingsplan.
De gemeente Delft werkt
thans aan het plan van aanpak Digitaliseren en actualiseren van alle
gemeentelijke bestemmingsplannen. In dat plan van aanpak zal een planning
worden opgenomen voor de actualisatie. Doelstelling is onder meer om te komen
tot een beperkt aantal bestemmingsplannen. Het aantal nu vigerende
bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen zal worden
teruggebracht van circa 140 tot 16 plannen. In de periode van actualisatie zal
daarom voor herontwikkeling van kleinere locaties gewerkt worden met
ontwikkelingsplannen. Dit om te voorkomen dat voor die kleinere locaties steeds
postzegel-bestemmingsplannen worden vastgesteld. Het opstellen van een
ontwikkelingsplan voor de NSD-locatie past in die visie.
Indiener voert aan dat het
ontwikkelingsplan niet tegemoetkomt aan de overweging in het GS besluit
inhoudende de gedeeltelijke goedkeuring. Die overwegingen hebben betrekking op
het feit dat het bestemmingsplan onvoldoende rechtszekerheid bood voor de in het
plan gevestigde bedrijven. Op 6 januari 2003 hebben burgemeester en wethouders
de concept-beleidsnota “Bedrijven en Bestemmingsplannen” vrijgegeven voor
inspraak en overleg. Die nota is in overleg met Inspectie VROM en de provincie
tot stand gekomen. De nota biedt een motivering en normering voor de afstanden
die in het bestaande stedelijke situatie in acht dienen te worden genomen
tussen milieugevoelige (woningen) en milieubelastende (bedrijven) activiteiten.
In de nota wordt gewerkt met type plangebieden (bijvoorbeeld: binnenstad,
gemengde woonwijken 1 en rustige woonwijken 2, buitengebied,
bedrijventerreinen). Per type plangebied wordt aangeven welke afstanden tussen
milieugevoelige en milieu belastende activiteiten in acht moeten worden genomen
en welke voorwaarden daarbij van toepassing zijn.
Volgens de bij de nota
behorende lijst van bedrijfstypen is het bedrijf van Haring aan te merken als
een “groothandel in ijzer- en
metaalwaren en verwarmingsinstallaties”. Blijkens die lijst is dat een
zogenoemd categorie 3.1 bedrijf. Woningbouw is toegestaan op een afstand van 10
meter van dat bedrijf onder voorwaarde dat degene die baat heeft bij vestiging
(in casu de projectontwikkelaar) aan kan tonen dat de bedrijfsvoering naar aard
en invloed op de omgeving vergelijkbaar wordt met een categorie 2 bedrijf. Dit
betekent dat de milieuhinder van Haring middels maatregelen beperkt moet worden
tot maximaal 30 meter op de aspecten: geur, stof en geluid. In het
ontwikkelingsplan worden deze voorwaarden dan ook verbonden aan de realisatie
van woningbouw. Aanvrager zal met onderzoekgegevens moeten aantonen dat een en
ander haalbaar en uitvoerbaar is.
De nota “Bedrijven en
bestemmingsplannen” is nog onderwerp en overleg en inspraak. Wijzigingen in de
nota zijn mogelijk. Het ontwikkelingsplan anticipeert op de nota. Ten tijde van
verlenen van vrijstelling ex artikel 19 WRO zal de nota moeten zijn
vastgesteld.
Conclusie:
Deze reactie heeft geleid
tot aanpassing van het ontwikkelingsplan. Paragrafen 3.4 en 4.1 zijn aangepast.
1.3 Samenvatting:
Indiener stelt dat geen
vrijstelling ex artikel 19 lid 4 WRO kan worden verleend omdat ter plaatse geen
recent bestemmingsplan geldt, geen ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd
en geen voorbereidingsbesluit is genomen.
Antwoord:
In dit stadium van de
procedure is aan de orde het ontwikkelingsplan NSD dat beoogt een ruimtelijk
kader te bieden voor de herontwikkeling van het NSD-terrein. Vaststelling van
het ontwikkelingsplan vereist geen ter inzage gelegd ontwerp-bestemmingsplan of
voorbereidingsbesluit. Het vastgestelde ontwikkelingsplan zal dienen als basis
voor de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van het verlenen van vrijstelling
als bedoelt in artikel 19 lid 1 juncto lid 4 WRO. Pas op moment dat deze
vrijstelling wordt verleend, dient een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage te
zijn gelegd dan wel een voorbereidingsbesluit te gelden voor de betreffende
locatie.
Overigens is in de
raadsvergadering van 30 januari 2003 een voorbereidingsbesluit genomen. Dit ook
ter voorkoming van ongewenste ontwikkelingen ter plaatse van het voormalig
bedrijf HATEK.
Conclusie:
Deze reactie heeft niet
geleid tot aanpassingen van het ontwikkelingsplan.
1.4
Samenvatting reactie
De gegevens op pagina 9
onder geluid zijn niet correct.
Antwoord
De reactie heeft met name
betrekking op hetgeen gesteld is met betrekking tot het industrielawaai. Op
pagina 9 wordt ingegaan op het verzoek aan gedeputeerde staten voor een hogere
grenswaarde als gevolg van industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Een dergelijke hogere grenswaarde is verleend ten behoeve van het
bestemmingsplan Hooikade-Zuideinde 2000 op 27 april 1999.
Omdat nu geen blok aan de
Abtswoudseweg wordt gebouwd is een verzoek voor een hogere grenswaarde als
gevolg van industrielawaai niet aan de orde, daar alle nu te bouwen woningen
vallen buiten de zone van het Industrielawaai Schieoevers Noord en Zuid.
Conclusie
Deze reactie heeft niet
geleid tot aanpassingen van het ontwikkelingsplan, doch op grond van andere
redenen is de betreffende tekst aangepast.
2
F.H.M. Scholten en M.M. Nijenhuis
2.1
Samenvatting reactie:
Indieners
geven aan te wonen in het hoekpand aan de Conradlaan. Zij brengen naar voren
dat de nu opgenomen bouwhoogte voor de bebouwing langs het spoor hoger is dan
de bebouwing in eerdere plannen. Als gevolg van die hogere bebouwing zal de
bezonning in hun tuin en woning fors minder worden. De tuin ligt nu in
hoogzomer vanaf 16.30 tot 17.00 geheel in de schaduw (door flat en drukkerij).
Met realisatie van de geplande nieuwbouw zal dit zeker een half uur eerder zijn
en dat niet verwaarloosbaar maar een aanzienlijke vermindering van het
woongenot.
Antwoord:
In
alle plannen voor dit plangebied die tot op heden openbaar zijn gemaakt wordt
aansluiting gezocht op de verkaveling van het woongebied zoals dat in de jaren
90 gerealiseerd is ter plaatse van de Asepta en Braat terreinen. Deze opbouw
wordt gekenmerkt door een rand van appartementen langs het spoor en
eengezinswoningen in het middengebied. De bouwhoogte die nu in het ontwikkelingsplan
is opgenomen, bedraagt 6 bouwlagen plus een penthouse in plaats van de eerdere
5˝ bouwlagen. Bezonningsdiagrammen
tonen aan dat met deze verhoging met penthouses (en de in het Bouwbesluit
vereiste hogere verdiepingen) een waarneembaar verschil in bezonning op de gevel
van nummer 37 ontstaat doch alleen rond half oktober en rond begin maart en
tussen 13.30 en 14.30 uur (zonnetijd!) Daarvoor en daarna is het bestaande
en/of het reeds geplande (5˝ lagen) hoge appartementenblok maatgevend voor de
bezonning (zie onderstaande prentjes)
21-febr.
14 uur vijf lagen op onderbouw |
21-febr.
14 uur vijf lagen op onderbouw plus penthouse |
Bezonning
van een deel van de tuin van nummer 37 wordt verminderd door toevoeging
van een penthouse in maart en september en wel tussen 14 en 15 uur (zonnetijd),
daarbuiten niet. In april tot en met augustus heeft de nieuwbouw geen invloed
op de bezonning van de tuin van woning nr 37. De geplande eengezinswoningen
liggen 13,5 verder dan de gevel van het bestaande NSD-pand. Hierdoor zal de
bezonning van de tuin aanzienlijk verbeterd worden.
Uit
de bezonningsdiagrammen blijkt een geringe aantasting van de bezonning door het
penthouse. Gelet op die geringe vermindering van zonlicht hebben wij het belang
gediend met de herontwikkeling van de locatie zwaarder laten wegen dat het
belang van indiener.
Conclusie:
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
2.2
Samenvatting reactie:
Indieners
verzoeken de geplande groenstrook in het plangebied direct grenzend aan hun
achtertuinen aan te leggen in de plaats van de woningen die in het voorliggende
plan grenzend aan hun achtertuin zijn gepland. Op die wijze kan een structureel
groter oppervlak aan waterberging en groenvoorzieningen worden gerealiseerd op
een locatie die centraler in het plangebied ligt. Dit zou ook een directe
waarde hebben voor de huidige bewoners van de Conradlaan omdat het vrije
utzicht gehandhaafd blijft.
Antwoord:
Indiener
verzoekt om een andere verkaveling waarbij het groene middengebied, de
“driehoek”, direct langs de tuinen van de woningen aan de Conradlaan wordt
gesitueerd. Ruimtelijk gezien is deze aanpassing mogelijk doch dit zal wel een
verslechtering voor zowel de bestaande als de nieuwe woningen met zich
meebrengen. De driehoek is bestemd voor openbaar groen en zal een functie
vervullen in de waterhuishouding van het gebied. Situering van openbaar gebied
op een binnenterrein zoals voorgesteld door indiener kan aanleiding geven tot
overlast voor de vele privé-gebieden die eraan grenzen. Daarbuiten is het
wenselijk in een dicht stedelijk gebied duidelijk onderscheid te maken tussen
openbaar gebied en privé gebied. Om die
reden hebben de woningen zoveel mogelijk een openbare kant en een privézijde.
De verkaveling zal dan ook niet worden aangepast.
Conclusie:
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
3.
G.W. Althaus,
3.1
Samenvatting reactie:
Indiener
geeft aan geen principieel bezwaar te hebben tegen nieuwbouw maar wel nu die
nieuwbouw zeer dicht aan zijn perceelsgrens zal worden gerealiseerd. Het
daglicht en uitzicht op de begane grond en eerste verdieping komen in het
geding en daarmee zal sprake zijn van derving van woongenot.
Antwoord:
In
het ontwikkelingsplan is een verkaveling opgenomen die goed aansluit bij de
bestaande situatie en de ingeslagen stedebouwkundige opzet van dit plangebied.
Nabij het perceel van de indiener zal op basis van het ontwikkelingsplan alleen
woningbouw ten noorden plaatsvinden. Daar staat nu een trafo die verwijderd zal
worden. Deze woningbouw heeft aldus geen invloed op daglichttoetreding. Het
uitzicht zal met nieuwe woningen in drie woonlagen (circa 8,5 m hoog) op circa
20 m van de bestaande woning veranderen. Het huidige bestemmingsplan maakt
bedrijfsbebouwing op 12 m afstand en tot 8 m goothoogte mogelijk. De in het
ontwikkelingsplan voorgestane ruimtelijke wijziging is aan te merken als een
verbetering ten opzichte van de planologische mogelijkheden van het geldend
bestemmingsplan.
Volgens
het oorspronkelijke stedebouwkundig plan voor dit gebied zijn ook woningen
opgenomen naast het perceel van indiener langs de Abtswoudseweg. Deze woningen
worden nu niet gebouwd. Deze woningen kunnen later echter op gelijke afstand
komen als bedrijfsbebouwing volgens het huidige bestemmingsplan. Omdat de
diepte van een woningblok beperkt is zal hier echter ook een verbetering
ontstaan ten opzichte van de bestaande bestemmingsplanmogelijkheden. Zodra de
bouw van deze woningen aan de orde is zal hiertoe een separaat ontwikkelingsplan
(of een ander bestemmingsplan) in procedure worden gebracht.
Conclusie:
De
reactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het ontwikkelingsplan.