Nota

 

Datum

20-02-2003

Ons Kenmerk

 

Opsteller

JanGeert van der Post

Bijlagen

0        

Onderwerp

Keuzenotitie Spoorzone Delft

 

 


De inspanningen van de gemeente Delft  een spoortunnel te realiseren heeft geresulteerd in het starten van de zogenaamde Planstudie Spoorzone Delft begin 2002. Dit is een gezamenlijke inspanning van ProRail (voorheen Railinfrabeheer) en de gemeente Delft, in samenwerking met de andere ondertekenaars van de Procesovereenkomst: de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de provincie Zuid-Holland en het stadsgewest Haaglanden.

 

Keuzeproces

In aanvang heeft ProRail een 14-tal tunnelvarianten ontwikkeld. In de zomer van 2002 is dit aantal door de Stuurgroep Spoorzone Delft, samengesteld uit vertegenwoordigers van de ondertekenaars van de Procesovereenkomst, teruggebracht tot 5. Daarin waren opgenomen lange tunnelvarianten en korte tunnelvarianten, over zowel een oostelijk tracé (dat wil zeggen in het stationsgebied ten oosten van het huidige stationsgebouw), als een westelijk tracé (dat zoveel mogelijk de bestaande spoorrails volgt). Uiteindelijk was het mogelijk daar 9 wezenlijk verschillende stedelijke modellen bij te ontwikkelen, die variëren op elementen als tracé van de spoortunnel, locatie van het station en stedelijke inrichting van het stationsgebied.

 

In de voorbereiding van de nadere keuze heeft ProRail alle overgebleven tunneltracés op technische haalbaarheid onderzocht. In november 2002 stemde de Stuurgroep, vanwege cruciale spoortechnische bezwaren, in met het afwijzen van een korte tunnelvariant over het oostelijk tracé.

 

Voor alle toen nog openstaande tunnelvarianten heeft de gemeente de Spaanse stedenbouwkundige prof. Joan Busquets gevraagd visualisaties van stedelijke modellen aan te bieden.

 

Om de keuze uit de overblijvende 8 stedelijke modellen en de bijbehorende tunnelvarianten te stroomlijnen heeft de Stuurgroep Spoorzone Delft besloten deze keuze in stappen te verrichten. In de Keuzenotitie besluit de Stuurgroep eerst de beste lange tunnelvariant te kiezen (model D uit de Keuzenotitie). Daarnaast wordt, omdat de financiële haalbaarheid van deze lange tunnel nog niet is aangetoond, ook de korte tunnel (model A), met naar verwachting de laagste investeringsbehoefte voor de spoorinfrastructuur, gekozen. Daarmee blijven er dus 2 varianten over.

 

Het terugbrengen van het aantal nog in beschouwing te nemen tunnelvarianten en hun stedelijke modellen wordt onderbouwd met argumenten die betrekking hebben op de spoortechnische eisen, op de kwalificaties van de voorstellen voor inrichting en stedelijke inpassing van de OV-knoop, op een eerste inschatting van de milieueffecten en de kwaliteit van de stedelijke ontwerpen.

 

Pas als duidelijkheid verschaft kan worden over de financiële aspecten van de varianten, zowel op het vlak van de integrale kostenramingen als van vastgoedopbrengsten, kan de Stuurgroep Spoorzone Delft de uiteindelijke voorkeursvariant aanwijzen.

 

Stedelijke consequenties

De stedelijke inpassing van de spoortunnel in Delft kent als aandachtspunten de locatie van het nieuwe station en de relatie met de binnenstad, de “maat” van de voorgestelde bouwvolumes, de functionaliteit van de OV-knoop als centraal overstappunt, veiligheidsaspecten in relatie tot bouwen op of naast de spoortunnel, de mogelijke opbrengsten uit de ontwikkeling van vastgoed en tenslotte de potentie dat de Spoorzone Delft uit kan groeien tot een ruimtelijk knooppunt van formaat in de context van de Deltametropool.

 

Een ander belangrijk thema dat na het introduceren van de mogelijkheid de spoortunnel ook over een westelijk tracé te voeren in de belangstelling kwam, is de vraag met betrekking tot het behouden of niet van de woningen langs de Van Leeuwenhoeksingel en de panden aan de Houttuinen. Bij oostelijke tracés dienen de panden gesloopt te worden.

 

Ook na het terugbrengen tot 2 varianten is deze vraag relevant. De geselecteerde lange tunnelvariant noopt vanwege het oostelijk tracé tot sloop van alle panden langs de Van Leeuwenhoeksingel en aan de Houttuinen. Echter de korte tunnelvariant kent een westelijk tracé, hetgeen theoretisch het behoud van de panden langs de Van Leeuwenhoeksingel open houdt.

 

Aan prof. Joan Busquets is gevraagd ook een stedelijk model uit te werken waarin het behoud van de woningen centraal staat. Hij zag daartoe geen kans, wanneer er ook voldaan moet worden aan de (kwaliteits-) eisen die worden gesteld in het, door de Commissie Duurzaamheid in januari j.l. besproken, “Programme of Requirements”. Dit kwam ook tot uitdrukking in de presentatie die Busquets verzorgde in de vergadering van de Commissie in januari.

 

De stedenbouwkundige en financiële consequenties van het behoud van de woningen en panden zijn in beeld gebracht in de notitie: “Van Leeuwenhoeksingel en de stedelijke visies van Busquets op Spoorzone Delft”.

 

Voorstel

Naar aanleiding van de aanbieding van de Keuzenotitie en de notitie “Van Leeuwenhoeksingel en de stedelijke visies van Busquets op Spoorzone Delft” is het van groot belang dat:

 

  1. het college en de raad instemmen met de Keuzenotitie en de daarin aangegeven voorkeur voor de tunnelvariant D, waarbij tot aan het moment van definitieve keuze in de (externe) Stuurgroep Spoorzone Delft de variant A als alternatief meegenomen wordt;
  2. het college instemt in met het voorstel de woningen langs de Van Leeuwenhoeksingel en aan de Houttuinen niet te behouden, ook niet indien gekozen wordt voor een tunnel over het westelijk tracé.
  3. De raad voorgesteld wordt in te stemmen met deze Keuzenotitie en het voorstel met betrekking tot het niet behouden van de woningen aan de Van Leeuwenhoeksingel en Houttuinen.

 


Hoogachtend,

 

JanGeert van der Post

Assistent Procesmanager/Projectleider