3E:
Klimaatplan Delft
Effectief, Efficiënt
Energiegebruik
3 april 2003
1 Klimaatbeleid van Kyoto naar Delft
1.1 Klimaatverandering: een mondiale kwestie
1.2 Klimaatbeleid in Europa en Nederland
1.2.2 Nationale uitwerking Kyoto-akkoord
1.3 Delftse beleidskaders en ambities
1.3.2 Beleidskaders van de gemeente Delft
1.3.3 Ambities van gemeentelijk klimaatbeleid
2 3E: Effectief, efficiënt energiegebruik
2.3 Criteria voor keuze van activiteiten
2.3.2 Beïnvloedingsmogelijkheden
3.4 Korte beschrijving activiteiten
5.2.1 Eigen middelen gemeente Delft
5.2.2 Nationale middelen voor cofinanciering
Het
Kyoto-akkoord uit 1997 beschrijft een wereldomvattende aanpak van de
klimaatproblematiek. Nederland ratificeerde het akkoord en committeerde zich
daarmee aan een reductie van de emissie van broeikasgassen met 6% in de periode
2008-2012 ten opzichte van 1990. Om dit voor elkaar te krijgen ondertekenden
het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG) op 18 februari 2002 een Klimaatconvenant, een zogenaamd BANS
(Bestuursakkoord Nieuwe Stijl)-klimaat.
3E: Klimaatplan Delft is de Delftse vertaling van
het Kyoto-akkoord en sluit ook aan bij de doelstellingen uit 3D, het
Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003. 3 E staat voor: effectief, efficiënt
energiegebruik. Delft zet met haar Klimaatplan hoog in: koploper zijn en
blijven in Nederland en innovatief waar het kan. Delft koppelt haar ambities
aan een flinke dosis realisme: geen grootse, vage plannen, maar concrete
activiteiten gekoppeld aan haalbare doelstellingen. Doelstelling is per jaar
33.500 ton minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1999. Dit
reductieniveau dient uiterlijk in 2012 (het laatste jaar van de planperiode)
gerealiseerd te zijn. Uit de door Novem uitgevoerde Klimaatscan blijkt de
grootste milieuwinst te halen in (ver)bouwprocessen en middels het gebruik van
duurzame energie.
De doelstellingen van 3D, de lokale vertaling van
het Kyoto-akkoord en het Klimaatplan vergeleken
Toelichting: 3D:
energiedoelstellingen uit Duurzaamheidsplan zijn vertaald naar CO2-reductie per
jaar
Kyoto: reductie die Delft moet behalen op basis van haar uitstoot
in 1990 op basis van landelijke doelstellingen
Klimaatplan:
CO2-reductie per jaar gekoppeld aan de in het Klimaatplan genoemde projecten
Bovenstaand figuur laat zien dat de doelstelling
van het Klimaatplan ruimschoots voldoet aan de lokale vertaling van de
doelstellingen uit het Kyoto-akkoord. De doelstellingen uit 3D zijn te
ambitieus gebleken. De ruimte tussen de doelstelling van het Klimaatplan aan de
ene kant en de doelstelling van het Kyoto-akkoord aan de andere kant is
gerechtvaardigd, daar het niet onwaarschijnlijk is dat de uitvoering van enkele
projecten uit het Klimaatplan niet volgens planning zal verlopen.
In de volgende figuur is de situatie weergegeven
die ontstaat als rekening wordt gehouden met de groei in het energiegebruik ten
gevolge van nieuwe ontwikkelingen in de stad (Spoorzone, TU Zuid en
Harnaschpolder). Hierdoor zal het totale energieverbruik van de stad toenemen
en daarmee ook de CO2 emissie. Het klimaatplan zorgt voor een
ombuiging van deze trend, maar leidt niet tot een CO2 afname.
Er is gerekend met de
kengetallen van het Energieonderzoekcentrum Nederland en Rijks instituut voor
Milieuvraagstukken
Het Klimaatplan is een
integraal plan: het werkt door op vele plaatsen binnen de gemeentelijke
organisatie. Het plan is richtinggevend. Het geeft concreet aan welk beleid en
welke activiteiten kunnen bijdragen aan een daadwerkelijke reductie van de CO2-uitstoot.
Hierbij zet de gemeente Delft in op de drie strategieën uit de trias energetica:
1. het verminderen van de
vraag door energiebesparing bij eindgebruikers;
2. het toepassen van duurzame
bronnen;
3. het (verder) optimaliseren
van de toepassing van fossiele bronnen naar energie-efficiency en
betrouwbaarheid.
Het
Klimaatplan is ook een dynamisch plan. Het kan gedurende de planperiode
veranderingen ondergaan als gevolg van o.a.:
· voortschrijdend inzicht ten
aanzien van de haalbaarheid van ingezette acties;
· nieuwe politieke c.q.
beleidsmatige kaders (op Europees, nationaal of lokaal niveau);
· stand van zaken technische
ontwikkelingen;
· draagvlak onder en
participatie van betrokkenen;
· economische ontwikkelingen.
De
looptijd van 3E: Klimaatplan Delft is 2003-2012.
Het Klimaatplan biedt kansen om Delft als
Kennisstad te versterken. Verschillende projecten vragen om innovatieve
oplossingen. Bij het zoeken naar deze oplossingen is een belangrijke rol
weggelegd voor verschillende Delftse instituten en bedrijven. Zie paragraaf
‘3.4 korte beschrijving activiteiten’ en bijlage IV voor de weging kansrijke
projecten Delft Kennisstad.
Het
Klimaatplan voorziet in een investering van ongeveer € 59 miljoen, waarvan ± €
56 miljoen in fysieke maatregelen en € 3 miljoen in onderzoek en
personeelskosten verdeeld over verschillende partijen. De helft van de bijdrage
voor fysieke maatregelen zal echter besteed worden aan arbeid. Over de gehele planperiode zal dit globaal
in de arbeidssector 375 mensjaren werk opleveren en in de kennissector 30
mensjaren werk op leveren.
De
daadwerkelijke realisatie van een reductie van de CO2-uitstoot staat
voorop in het Klimaatplan. In de beoordeling van mogelijke 3E-activiteiten
spelen daarom haalbaarheid en beinvloedingsmogelijkheden van de gemeente een
doorslaggevende rol. Een en ander is vertaald in onderstaande criteria:
· draagvlak onder doelgroepen
(maatschappelijk, bestuurlijk en ambtelijk);
· kosten (effectiviteit);
· techniek (marktconforme
en/of beschikbare technieken);
· aansluiting op natuurlijke
momenten (met name relevant in bouwprocessen, waarbij op de juiste momenten in
de planvorming moet worden ingespeeld);
· in het project c.q. de
activiteit is beïnvloeding mogelijk:
o
via het stelsel van wet- en regelgeving;
o
via dialoog (onderhandelen, overtuigen, communiceren, voorlichten);
o
met financiële middelen (hierbij streeft de gemeente een
multiplier-effect na, d.w.z. een situatie waarin een gemeentelijke financiële inspanning
een substantieel bedrag uit de omgeving weet te genereren).
· het project c.q. de
activiteit richt zich op de huishouding van de gemeentelijke organisatie (het
geven van 'het goede voorbeeld' kan andere partijen over de streep trekken).
In
samenspraak met betrokken partijen zijn aan de hand van deze criteria
verschillende programma's, projecten en instrumenten geformuleerd die in de
komende tien jaar uitvoering geven aan het Delftse Klimaatbeleid.
Het reduceren van de uitstoot van CO2
vraagt om concrete, vaak fysieke maatregelen. Dit kost geld. Het Klimaatplan
concentreert zich op het treffen van maatregelen in projecten die al gepland of
zelfs gestart zijn. Door aan te sluiten bij deze bestaande (veelal
herontwikkelings) projecten, blijven de meerkosten van de maatregelen zo laag
mogelijk. Veel lager dan wanneer gekozen zou zijn voor op zichzelf staande
'klimaatprojecten' die een aanzienlijke ingreep vereisen in de stad.
1 Algemeen
Voorgesteld
wordt:
1.
3E: het Klimaatplan Delft 2003-2012 vast te stellen, inclusief de
bijbehorende project/programma-matrix (bijlage I uit de plantekst), de
voorgestelde ambitieniveaus per (deel)thema voor de gehele planperiode (figuur
1.2 plantekst), de uitwerking hiervan in de Gemeentelijke Menukaart Klimaatbeleid
(zie bijlage II plantekst) en de verdeelsleutel meerkosten klimaatplan (bijlage
III plantekst);
2.
Akkoord te gaan met het aanpassen van de voorwaarden voor besteding van
de Reserve Energiebesparende Maatregelen, zodat ook personele inzet t.b.v. de
directe uitvoering van het klimaatplan hieruit kan worden gedekt.
3.
In te stemmen met verdeling van de uitvoeringsperiode in 3 fasen: Fase I
van 2003 t/m 2006; Fase II van 2007 t/m 2010; Fase III van 2011 t/m 2012.
4.
In te stemmen met het vanaf heden in voorbereiding nemen van alle
projecten en programma’s in fase I.
2 Financiële
dekking
2.1
Algemeen
Het reduceren van de uitstoot van CO2
vraagt om concrete, vaak fysieke maatregelen. Dit kost geld. Het Klimaatplan
concentreert zich op het treffen van maatregelen in projecten die al gepland of
zelfs gestart zijn. Door aan te sluiten bij deze bestaande (veelal
herontwikkelings) projecten, blijven de meerkosten van de maatregelen zo laag
mogelijk. Veel lager dan wanneer gekozen zou zijn voor op zichzelf staande
'klimaatprojecten' die een aanzienlijke ingreep vereisen in de stad.
Het
klimaatplan sluit dus veelal aan bij kansen binnen door anderen geïnitieerde
plannen. Dit betekent dat wat betreft de planning van de projecten wordt
aangesloten bij de projectplanning die wordt opgesteld door de projectleiders.
Programma’s lopen vanaf de start van het Klimaatplan gedurende de hele periode
mee. Maar ook de invulling hiervan is afhankelijk van initiatieven van derden
voor bouw- of renovatieplannen. Voor de verschillende fasen wordt dus voor een
groot deel door externe factoren bepaald welke inspanning en welke financiële
dekking nodig is.
Voor
fase I is uitgegaan van bestaande planningen van projecten en bestaande
afspraken met andere vakteams en met de projectleiders over werkmarkt en projectbudgetten. Voor fasen II en III
zijn geen afspraken vastgelegd. Daarnaast is bekend dat voor fase I gelden uit
de BANS-subsidie beschikbaar zijn.
Voor
de meerinvesteringen voor energiebesparende maatregelen is niet meer dan een
globale raming te geven. Gedurende de uitvoeringsfase van het Klimaatplan wordt
voor elk project waarin om een gemeentelijke financiële bijdrage wordt
gevraagd, een apart besluitvormingsstuk aan de gemeenteraad voorgelegd.
Uitgaande
van de gekozen ambitieniveaus is aan de hand van kentallen een globale
schatting gemaakt van de benodigde gemeentelijke investering ten behoeve
van fysieke energiebesparende maatregelen. Voor de totale planperiode t/m 2012
is een gemeentelijke investering nodig van ca. € 11.557.725,- . Dit is circa
20% van de totale meerinvesteringen. De gemeentelijke investering heeft een
belangrijke hefboomwerking en maakt zo gelden van derden vrij (multipliereffect),
zodat de overige 80% door andere partijen en subsidieverleners wordt
opgebracht. Daarnaast moet een bedrag worden gereserveerd voor de personele
voorzieningen van het plan. De meest aangewezen financieringsbronnen voor de
gemeentelijke investering zijn de Reserve Energiebesparende Maatregelen (REM)
en het Reserve Milieu Technologiefonds (MTF). Deze reserves zijn echter
momenteel niet toereikend (zie de tabel A in dit hoofdstuk).
2.2
Fase I
Personele
capaciteit
De
totale personele inzet voor fase I bedraagt 19.496 uur. Een deel van de
benodigde personele inzet wordt gedekt uit bestaande budgetten:
· uit de bestaande formatie
van het vakteam Milieu: 1 fte per jaar gedurende 4 jaar (4*1.312 uur = 5.248
uur);
· uit bestaande formatie van
overige vakteams (totaal 1.083 uur, 0,83 fte voor 4 jaar);
· uit projectbudgetten
(vooralsnog 1.170 uur (0,9 fte) voor 2003, overige uren zijn nog niet
vastgelegd).
Totaal is 7.501 uur gedekt,
resteert 11.995 uur.
Voorgesteld
wordt:
5.
Het college te mandateren om binnen het nu vast te stellen financiële
kader voor fase I de afzonderlijke projectbijdragen t.l.v. REM en MTF nader
vast te stellen.
6.
Voor de fase I op onderstaande wijze te voorzien in de financiering van
de benodigde personele inzet die niet gedekt kan worden uit bestaande budgetten
(11.995 uur voor fase I)
a.
middels een aan te vragen BANS-subsidie voor 2003 t/m 2006 (voor Delft:
€ 233.516,- circa 0,6 fte/jaar);
b.
middels cofinanciering van BANS: € 233.516,- (circa 0,6 fte/jaar) ten
laste van de Reserve Energiebesparende Maatregelen (REM). Cofinanciering door
de gemeente is een voorwaarde voor het verkrijgen van de BANS-subsidie;
c.
middels een bijdrage van € 432.593,- (circa 1,1 fte/jaar) ten laste van
de REM, ten behoeve van de resterende kosten.
De
totale meerinvesteringen voor fase I bedragen € 5.474.290,00. Dit is slechts
ten dele gedekt uit de REM (dekking maximaal € 1.982.256,67 na aftrek
co-financiering BANS en extra dekking personeel).
Voorgesteld wordt:
7.
In te stemmen met het beschikbaar stellen van 50% van budget t/m 2006
(totaal € 529.780,-) van het Milieutechnologiefonds voor het Klimaatplan.
8.
Bij komende besluitvorming over de besteding van vrijkomende middelen
uit verkoop van TZH en de tweede tranche EZH, of zo nodig bij komende
begrotingen voor 2004 en verder de nu nog ontbrekende dekkingsmiddelen voor
fase 1 ad € 2.926.284,- te betrekken.
Beslispunt
om het Delfts Energieagentschap voort te zetten.
9.
In te stemmen met de doorstart van het Delfts Energie Agentschap voor
een periode van drie jaar waarbij de totale stichtingskosten voor deze periode
à € 150.000,- ten laste van het Milieutechnologiefonds worden gebracht.
2.3
Fase II
Voor fase II bestaat de dekking
vooralsnog uit de reguliere uren van het vakteam Milieu en van andere vakteams
voor zover reeds toegezegd. Het totaal van de ongedekte personele inzet en de
ongedekte meerinvesteringen in fysieke maatregelen bedraagt voor fase II circa
€ 4,7 miljoen, zie tabel A.
Voorgesteld wordt:
10.
Ultimo 2005 nader te besluiten omtrent het financiële kader voor fase
II, waarvoor thans een nog ongedekt bedrag van € 4,7 miljoen wordt geraamd.
Daarbij te betrekken een evaluatie en effectmeting van fase I.
Tabel A
Klimaatplan
3E Financieel Overzicht
|
|||||
Beschikbaar budget |
Startsaldo |
Fase I |
Fase II |
Fase III |
|
|
1-1-03 |
2003- 2006 |
2007- 2010 |
2011- 2012 |
TOTAAL |
I. MTF (deel klimaatplan) |
|
|
|
|
|
Startsaldo
(50 % van 424360,-- (=MTF-fonds op 31-12-2002 + 3% prijscomp). |
212.180,00 |
|
|
|
212.180,00 |
Toevoeging
2003 t/m 2006 (50% van
158.800 euro/ jaar) |
|
317.600,00
|
pm |
pm |
317.600,00
|
|
|
|
|
|
|
II. REM |
|
|
|
|
|
svz
REM 31-12-2002+3% prijscompensatie |
1.831.534,67 |
|
|
|
1.831.534,67 |
toevoeging
2003 t/m 2006 (204.200 euro/ jaar) |
|
816.800,00 |
pm |
pm |
816.800,00 |
|
|
|
|
|
|
III. Bans Subsidie |
|
|
|
|
|
BANS
subsidie 2003-2006 |
|
233.516,00 |
|
|
233.516,00 |
|
|
|
|
|
|
IV. Beschikbare Formatie |
|
|
|
|
|
bestaande
formatie vakteam Milieu |
|
393.600,00 |
393.600,00 |
196.800,00 |
984.000,00 |
overig
budget personeel 2003 via werkmarkt 1170 uur |
87.750,00 |
pm |
pm |
pm |
87.750,00 |
bestaande
formatie overige vakteams |
|
81.225,00 |
65.400,00 |
32.700,00 |
179.325,00 |
TOTAAL BESCHIKBAAR |
2.131.464,67 |
1.842.741,00 |
459.000,00 |
229.500,00 |
4.662.705,67 |
|
|
|
|
|
|
Kosten Klimaatplan |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
V. Personeelskosten |
|
|
|
|
|
Totale
personeelskosten |
|
1.462.200,00 |
616.200,00 |
300.600,00 |
2.379.000,00 |
|
|
|
|
|
|
VI. Gemeentelijke Meerinvesteringen |
|
|
|
|
|
Aandeel
gemeente in Meerinvesteringen Delftse ambitie |
|
5.474.290,00 |
4.555.623,33 |
1.527.811,67 |
11.557.725,00 |
TOTALE KOSTEN |
|
6.936.490,00 |
5.171.823,33 |
1.828.411,67 |
13.936.725,00 |
|
|
|
|
|
|
NOG BENODIGD |
|
2.962.284,33 |
4.712.823,33 |
1.598.911,67 |
9.274.019,33 |
pm: eventuele financiële meevaller indien op
werkmarkt nadere afspraken worden gemaakt!
Gerekend
is met € 75,-/ uur
Voor
verdere financiële onderbouwing verdeling van de uitvoeringsperiode in 3 fasen
zie Bijlage VII
In
1997 spraken tientallen landen in Kyoto over de (mondiale) klimaatproblematiek.
Resultaat van de conferentie was het zogenaamde Kyoto-akkoord waarin, kort
samengevat, is vastgelegd dat:
Inmiddels
zijn scenario’s ontwikkeld om de klimaatveranderingen voor de periode na 2010
te voorspellen. Uit die studies komt naar voren dat beperking van de CO2-uitstoot
ook na 2010 met kracht moet doorgaan. De hoop is daarbij gevestigd op het
operationeel worden van nieuwe technieken voor energieopwekking, het
doorontwikkelen van huidige technieken van duurzame energieopwekking, en op het
verbeteren van de energie-efficiëntie van processen. Op de lange termijn moet
dit leiden tot een mondiale CO2-huishouding die geen verdere
klimaatverandering tot gevolg heeft. Dit wordt ook wel de safe landing
van het klimaat (zie figuur 1.1) genoemd. Het Kyoto-akkoord wordt gezien als
het begin van een drastische verandering van de energiehuishouding die
uiteindelijk moet leiden tot deze safe landing.
Figuur 1.1 Safe
landing van het (mondiale) klimaat en de bijdrage van het Kyoto-akkoord
hieraan.
De rode lijn geeft de verwachte
uitstoot van broeikasgassen weer zonder afspraken over beperking van de
uitstoot (IS92A scenario). De groene lijn tot 2010 schetst de uitstoot als de
doelstelling van het Kyoto-akkoord wordt gehaald. Om een safe landing van het
klimaat in 2100 mogelijk te maken, dient de uitstoot van broeikasgassen in de
periode 2010-2030 in het groene gebied te liggen (Bron: Safe Landing Analyse,
R. Leemans, RIVM).
Nog
niet alle 55 landen die in 1997 het Kyoto-akkoord opstelden, hebben het akkoord
geratificeerd. De Verenigde Staten nemen nog een afwachtende houding in. Alle
Europese landen hebben inmiddels wel geratificeerd en dit heeft geleid tot een
uitwerking op nationaal niveau. Ook op het niveau van de Europese Unie is
energiebeleid geformuleerd.
Het
energiebeleid van de Europese Commissie richt zich op energiebesparing en op
het opwekken van duurzame energie. Om drie redenen zijn juist deze twee
speerpunten gekozen:
· Bij een ongewijzigd
energieverbruik zal Europa in 2030 voor 70% van de energiebehoefte afhankelijk
zijn van de import van energie. Dit is onwenselijk en de afhankelijkheid van
import zal met de toetreding van nieuwe landen tot de Europese Unie alleen maar
toenemen. Energiebesparing is een logische manier om de afhankelijkheid van
import te verkleinen, evenals het opwekken van duurzame energie binnen Europa.
· Opwarming van de aarde en
verontreiniging van de lucht is ongewenst. Energiebesparing en het opwekken van
duurzame energie zorgen voor een verminderde uitstoot van broeikasgassen en
andere onwenselijke gassen.
· Hardware- en
research-investeringen op het gebied van energie-efficiency en duurzame energie
kunnen Europa marktleider op dit gebied maken.
Met
de ratificatie van het Kyoto-akkoord heeft Nederland zich gecommitteerd aan de
volgende doelstelling:
· in de periode 2008-2012 is
de uitstoot van broeikasgassen in Nederland 6% lager dan in 1990 [1].
Dit
is de Nederlandse bijdrage aan de EU-verplichting die in het Kyoto-akkoord is
overeengekomen. Bij de uitvoering van het nationale klimaatbeleid zijn
gemeenten en provincies belangrijke partijen. De voornemens moeten immers voor
een belangrijk deel op lokaal niveau vertaald worden in concrete projecten. Het
onderdeel 'Klimaat' van het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS-Klimaat) uit
1999 bevat afspraken over de uitwerking van het nationaal klimaatbeleid.
BANS-Klimaat voorziet in de ondertekening van een Klimaatconvenant door het
Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG). Doel is dat uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van het
Klimaatconvenant ten minste 40% van de gemeenten en provincies hun
klimaatbeleid hebben geïntensiveerd. Op 18 februari 2002 ondertekenden het
Rijk, het IPO en de VNG het Klimaatconvenant.
De
doelstelling van BANS-Klimaat is een behoorlijke opgave voor het lokaal bevoegd
gezag, mede omdat op lokaal niveau verschillende andere thema's (zoals
veiligheid, handhaving, leefbaarheid en integratie) om prioriteit vragen.
BANS-Klimaat voorziet daarom in een uitgebreid ondersteuningspakket, waaronder
een subsidieregeling.
In september 2001 is het Delfts Energie Agentschap (DEA) opgericht. DEA
streeft twee doelen na:
· het leveren van een
bijdrage aan een rationeler energiegebruik in Delft en Schipluiden;
· het realiseren van het
opwekken van duurzame energie-opwekking in Delft en Schipluiden.
DEA speelt op lokaal niveau een katalyserende, aanjagende en
enthousiasmerende rol in energieprojecten. Daarbij stelt ze zich ten doel om de
juiste partijen bij elkaar te brengen zodat daadwerkelijk projecten
gerealiseerd worden. DEA kent een algemeen bestuur waarin de voornaamste
afnemers van energie in Delft en Schipluiden zijn vertegenwoordigd, te weten:
woningcorporaties (stichting DelftWonen, stichting DuWo, Vidomes), Eneco
Energie, Technische Universiteit Delft, Kamer van Koophandel Haaglanden, De
Woonkoepel (bewonersbelangenvereniging), Vereniging van Windenergie, gemeente
Schipluiden en de gemeente Delft. In 2001 stelde het bestuur van het Delfts
Energie Agentschap het Energiemasterplan Delft [2] vast. Het plan geeft een
duidelijk overzicht van de ambities en activiteiten van de leden van het
algemeen bestuur van DEA. Het Energiemasterplan geeft aan welke natuurlijke
momenten zich er in Delft de komende vijf jaar voordoen en hoe (de partners
van) het Delftse Energie Agentschap hierop gaan inspelen.
Delft
heeft een lange traditie op het gebied van milieubescherming in al haar
facetten. Met 3D, het Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003 [3] heeft Delft de stap
gezet van milieubeleid naar duurzaamheidsbeleid. Deze stap hield een verbreding
in van 'milieu' in engere zin naar duurzaamheid in brede zin. 3D bevat een
visie op een duurzame stedelijke ontwikkeling en legt relaties tussen de
ecologische, economische en sociale aspecten van duurzaamheid.
Een
van de thema's waarop 3D zich richt is energie. Het op energie gerichte deel
van 3D is te beschouwen als het vervolg op het Energiebeleidsplan 1996-2000
[4]. 3D noemt twee energiedoelstellingen voor de lange termijn (2010-2020):
· het gemiddeld
energieverbruik van huishoudens voor ruimteverwarming is in 2020 60% t.o.v.
1999;
· het aandeel duurzaam
opgewekte energie in de totale hoeveelheid gebruikte elektriciteit is 15%.
De
doelstellingen van 3D zijn uitgewerkt in verschillende concrete projecten. Het
voornaamste project dat zich richt op realisatie van de energiedoelstellingen
uit 3D was het project 'Klein Kyoto in Delft'. In het kader van dit project is
o.a. een Klimaatscan uitgevoerd (zie hieronder). Uiteindelijk mondde het
project 'Klein Kyoto in Delft' uit in het opstellen van het gemeentelijk
Klimaatplan.
De
twee energiedoelstellingen uit 3D maken ook onderdeel uit van het Delfts
Ontwikkelings Programma (DOP) [5] dat een integraal kader vormt voor
(ruimtelijke) ontwikkelingen in de stad. Ten slotte noemt het collegeprogramma
2002-2006 [6] de klimaatproblematiek nog eens expliciet, bevestigt het de
eerder geformuleerde doelstellingen en kondigt het de komst van een
gemeentelijk Klimaatplan aan.
Ook
het gemeentelijk ecologie- en bomenbeleid draagt bij aan de realisatie van de
klimaatdoelstellingen. Bomen en planten zetten CO2 om in zuurstof en
halen fijn stof uit de lucht, waarmee ze een deel van de
luchtkwaliteitsproblematiek van Delft oplossen. Met de nota Ecologische
Structuur Delft [7] (politieke besluitvorming naar verwachting in de eerste
helft 2003) werkt de gemeente aan een sterke ecologische structuur.
In 1995 stelde de Delftse gemeenteraad de strategienota
Delft Kennisstad, Werk Centraal vast. De keus voor Delft Kennisstad is in
belangrijke mate gebaseerd op de kansen die dit thema biedt op zowel
samenwerking met partijen in de stad als op economische groei. De Delft
Kennisstad-strategie is nog steeds de rode draad in het gemeentelijk
beleid.
De
Nederlandse Organisatie voor Energie en Milieu (Novem) ontwikkelde een
instrument waarmee gemeenten de huidige stand van zaken, de kansen, en de
bedreigingen van hun klimaatbeleid in kaart kunnen brengen: de klimaatscan. In
januari 2002 voerde Novem een klimaatscan uit voor de gemeente Delft [8]. De
scan geeft inzicht in de wijze waarop de gemeente Delft haar klimaatbeleid kan
intensiveren en in de ambitieniveaus die voor verschillende thema's haalbaar
zijn. Er worden drie ambitieniveaus onderscheiden: een actief, een voorlopend
en een innovatief niveau. De verschillende thema's zijn:
De
klimaatscan geeft aan dat Delft vooruitlopend in Nederland kan zijn c.q.
blijven op een groot aantal thema's. Op sommige thema's bestaan mogelijkheden
om zelfs innovatief te zijn. Uit de scan blijkt verder dat de grootste winst
voor Delft te boeken is in (ver)bouwprocessen en in het stimuleren van duurzame
energie. Dit sluit goed aan bij de doelstellingen uit 3D. Figuur 1.2 geeft
op basis van de resultaten van de scan per (deel)thema de Delftse ambitie weer
(uitwerking hiervan in de gemeentelijke Menukaart Klimaatbeleid: bijlage II).
Figuur 1.2. Ambities gemeentelijk klimaatbeleid.
Het
Klimaatplan Delft draagt de titel '3E: effectief, efficiënt
energiegebruik'. 3E vertaalt de intenties van het Kyoto-akkoord op een concrete
en uitvoerbare wijze naar het niveau van de gemeente Delft. Uitgangspunten
zijn de energiedoelstellingen uit 3D en de ambities zoals vastgelegd in het
Energiemasterplan van het Delfts Energie Agentschap. Het is een integraal plan:
het werkt door op vele plaatsen binnen de gemeentelijke organisatie.
De
gemeente Delft wil het gebruik van fossiele brandstoffen, en daarmee de CO2-uitstoot,
verminderen. Ze zet daartoe in op elk van de drie strategieën uit de trias
energetica (zie figuur 2.1), te weten:
1.
het verminderen van de vraag door energiebesparing bij eindgebruikers;
2.
het toepassen van duurzame bronnen;
3.
het (verder) optimaliseren van de toepassing van fossiele bronnen voor
wat betreft energie-efficiency en betrouwbaarheid.
Figuur 2.1. Trias
energetica
Dit
vertaalt zich in:
· het intensiveren van het
huidige energie- c.q. klimaatbeleid;
· het doorvoeren c.q.
intensiveren van activiteiten die al plaatsvinden;
· het invullen van 'witte
vlekken', oftewel: het benutten van kansen waarop tot nu toe niet is ingezet;
· het verankeren van
klimaatbeleid in de gehele gemeentelijke organisatie.
Het Klimaatplan biedt kansen om Delft als
Kennisstad te versterken. Verschillende projecten vragen om innovatieve
oplossingen. Bij het zoeken naar deze oplossingen is een belangrijke rol
weggelegd voor verschillende Delftse instituten en bedrijven.
Het reduceren van de uitstoot van CO2
vraagt om concrete, vaak fysieke maatregelen. Dit kost geld. Het Klimaatplan
concentreert zich op het treffen van maatregelen in projecten die al gepland of
zelfs gestart zijn. Door aan te sluiten bij deze bestaande (veelal
herontwikkelings) projecten, blijven de meerkosten van de maatregelen zo laag
mogelijk. Veel lager dan wanneer gekozen zou zijn voor op zichzelf staande
'klimaatprojecten' die een aanzienlijke ingreep vereisen in de stad.
Het
Klimaatplan Delft heeft een looptijd van tien jaar (2003-2012). Het plan is
richtinggevend. Het geeft concreet aan welk beleid en welke activiteiten
kunnen bijdragen aan het bereiken van de klimaatdoelstellingen, ook op andere
werkvelden van de gemeente zoals '(ver)bouwen', 'bedrijvigheid' en
'mobiliteit'. Het Klimaatplan is ook een dynamisch plan. Het kan gedurende de
planperiode veranderingen ondergaan als gevolg van o.a.:
· voortschrijdend inzicht ten
aanzien van de haalbaarheid van ingezette acties;
· nieuwe politieke c.q.
beleidsmatige kaders (op Europees[1],
nationaal of lokaal niveau);
· stand van zaken technische
ontwikkelingen;
· draagvlak onder en
participatie van betrokkenen;
· economische ontwikkelingen.
De
daadwerkelijke realisatie van een reductie van de CO2-uitstoot staat
voorop in het Klimaatplan. Haalbaarheid speelt daarom een doorslaggevende rol
in de beoordeling van mogelijke 3E-activiteiten. De haalbaarheid wordt aan de
hand van onderstaande criteria bepaald:
· draagvlak onder doelgroepen
(maatschappelijk, bestuurlijk en ambtelijk);
· kosten (effectiviteit);
· techniek (marktconforme
en/of beschikbare technieken);
· aansluiting op natuurlijke
momenten (met name relevant in bouwprocessen, waarbij op de juiste momenten in
de planvorming moet worden ingespeeld).
Het
Klimaatplan is primair een overheidsplan. Dit betekent dat realisatie van het
plan afhangt van de (on)mogelijkheden van de gemeente om processen, actoren,
ontwikkelingen te beïnvloeden. De gemeente Delft zet in op projecten en
activiteiten waarin beïnvloedingsmogelijkheden aanwezig zijn. Dit is vertaald
in de volgende selectiecriteria:
· in het project c.q. de
activiteit is beïnvloeding mogelijk:
o
via het stelsel van wet- en regelgeving;
o
via dialoog (onderhandelen, overtuigen, communiceren, voorlichten);
o
met financiële middelen (hierbij streeft de gemeente een
multiplier-effect na, d.w.z. een situatie waarin een gemeentelijke financiële
inspanning een substantieel bedrag uit de omgeving[2]
weet te genereren).
· het project c.q. de
activiteit richt zich op de huishouding van de gemeentelijke organisatie (het
geven van 'het goede voorbeeld' kan andere partijen over de streep trekken);
Het
stedelijk gebied van de gemeente Delft biedt volop kansen om een reductie van
de CO2-uitstoot te realiseren, maar het kent ook beperkingen. Voor
het opwekken van energie uit wind bijvoorbeeld zijn locaties ver van bebouwing
veel geschikter. Te denken valt aan windturbines in een lijnopstelling langs
grote infrastructuren en/of enkele turbines op clusterlocaties op specifieke
plaatsen. Delft kan haar doelstellingen realiseren door aan de realisatie van
dergelijke voorzieningen in de regio bij te dragen. In de toekomst ontstaat er,
als gevolg van het Kyoto-akkoord, hoogstwaarschijnlijk een internationale
handel in CO2-emissierechten. Doel van deze handel is om gebieden
waar geen verdere intensivering mogelijk is, toch de mogelijkheid te bieden bij
te dragen aan emissiereductie door verwerving van emissierechten waarmee elders
op de wereld wel een rendabele inspanning kan worden gerealiseerd. Dit biedt,
op termijn, ook een mogelijkheid om de plandoelstellingen te realiseren, maar
staat nu nog ver af van de praktijk. De gemeente Delft zet, bij het realiseren
van haar doelstellingen, in op de volgende strategieën (in volgorde van
voorkeur):
Naar
verwachting zullen in de planperiode alleen de eerste twee strategieën aan de
orde zijn.
Het
Klimaatplan Delft is opgesteld door het vakteam Milieu met ondersteuning van
adviesbureau CEA uit Rotterdam en De Straat Milieu-adviseurs uit Delft. Mede op
basis van de resultaten van de klimaatscan en de geldende (Delftse)
beleidskaders formuleerden zij allereerst ambities (zie paragraaf 1.3.3). Uit
deze ambities volgde een groot aantal projecten en activiteiten die in een
workshop zijn voorgelegd aan de Delftse ambtelijke organisatie, waarna ze zijn
vastgelegd in een projectdocument. De projectdocumenten zijn besproken met de
beoogde ambtelijke 'eigenaren' van de projecten c.q. activiteiten. Op basis van
de uitkomsten van deze gesprekken werden de documenten verder uitgewerkt en
geconcretiseerd. De aldus geformuleerde projecten en activiteiten zijn:
· getoetst aan de criteria
uit paragraaf 2.3;
· op basis van kengetallen,
ervaringsgegevens en ingewonnen kennis (zie bijlage IV) vertaald in CO2-reductiepotentiëlen,
kosten en investeringen.
Paragraaf
3.2 geeft een overzicht van de verschillende activiteiten die een bijdragen
gaan leveren aan de CO2-reductie in Delft. Paragraaf 3.3 presenteert
de totale omvang van de reductie in de planperiode en zet deze af tegen de
doelstellingen uit 3D en het Kyoto-akkoord.
Paragraaf
1.3.3 noemde de Delftse ambities voor elk van de thema's uit de klimaatscan.
Deze
ambities zijn per thema vertaald in programma's, projecten en/of instrumenten.
Programma's en projecten dragen uiteindelijk direct bij aan een reductie van de
CO2-uitstoot. Instrumenten dragen niet direct bij aan deze reductie,
maar hebben een meer faciliterende rol. Een overzicht:
Thema Gemeentelijke gebouwen en voorzieningen |
||||
nr. |
type |
titel |
projectleider |
CO2-reductie ton/jaar |
1 |
Programma |
Nieuwe
gemeentelijke gebouwen |
Wijkzaken
en Projecten |
300 |
1a |
Project |
Nieuw
gemeentelijk stadskantoor |
Beheer
gemeentelijke onroerende zaken |
1625 |
2 |
Programma |
Aanpak
energiegebruik bestaande gemeentelijke gebouwen/voorzieningen |
Beheer
gemeentelijke onroerende zaken |
750 |
2a |
Proefproject |
Renovatie
twee bestaande gebouwen |
Beheer
gemeentelijke onroerende zaken |
20 |
2b |
Project |
Openbare
installaties: gemalen |
Stadsbeheer |
p.m. |
2c |
Project |
Openbare
installaties: verkeersinstallaties en verlichting |
Mobiliteit |
p.m. |
7 |
Programma |
Gemeentelijke
interne milieuzorg |
Milieu |
p.m. |
7c |
Project |
Energiebeheer
gemeentelijke gebouwen en voorzieningen en inkoop groene energie |
Huisvesting,
Service en Middelen |
1400 |
|
|
|
|
|
Thema Woningbouw en utiliteitsbouw |
||||
nr. |
type |
titel |
projectleider |
CO2-reductie ton/jaar |
3 |
Programma |
Nieuwbouw
projecten woningbouw |
Wijkzaken
en Projecten |
1500 |
3 |
Programma |
Nieuwbouw
projecten utiliteitsbouw |
Wijkzaken
en Projecten |
900 |
3a |
Project |
Spoorzone |
Programma's
en Projecten |
5000 |
3b |
Project |
Zuidpoort |
Wijkzaken
en Projecten |
667 |
4 |
Programma |
Bestaande
bouwprojecten woningen en utiliteit |
Wijkzaken
en Projecten |
1404 |
4a |
Project |
Poptahof |
Wijkzaken
en Projecten |
2950 |
4b |
Instrument |
Convenant
bestaande woningen |
Bouwtoezicht
en Monumenten |
opgenomen
in 4c |
4c |
Project |
Bestaande
stad bespaart energie |
Delfts
Energie Agentschap |
1736 |
|
|
|
|
|
Thema Bedrijven |
||||
nr. |
type |
titel |
projectleider |
CO2-reductie ton/jaar |
5 |
Programma |
Verruimde
reikwijdte en zorgplicht bij bedrijven |
Milieuzorg |
450 |
6 |
Programma |
Duurzame
bedrijventerreinen |
Grond |
880 |
6a |
Project |
Naar
een duurzame planontwikkeling Technopolis |
Programma's
en Projecten |
3000 |
6b |
Project |
Energieprestatie
herstructurering Schie-oevers |
Grond |
525 |
|
|
|
|
|
Thema Verkeer en Vervoer |
||||
nr. |
type |
titel |
projectleider |
CO2-reductie ton/jaar |
7 |
Programma |
Gemeentelijke
interne milieuzorg |
Milieu |
p.m. |
7a |
Project |
Eigen
vervoerplan gemeente Delft |
Personeel
en Organisatie |
75 |
7b |
Proefproject |
Wagenpark |
Stadsbeheer |
p.m. |
8 |
Project |
Vastleggen
verbetering LV/OV/CV als prestatieafspraken in het LVVP |
Mobiliteit |
75 |
|
|
|
|
|
Thema Duurzame energie |
||||
nr. |
type |
titel |
projectleider |
CO2-reductie ton/jaar |
9 |
Programma |
Duurzame
energie realiseren in de gebouwde omgeving |
Milieu |
2075;
opgenomen in andere projecten |
9a |
Project |
Windturbines |
Delfts
Energie Agentschap |
10134 |
9b |
Project |
Toepassing
restwarmte DSM Gist |
Milieu |
16800;
opgenomen in andere projecten |
9c |
Voorbeeldproject |
100
Delftsblauwe daken |
Kennisstad |
148 |
|
|
|
|
|
Thema Internationaal |
||||
nr. |
type |
titel |
projectleider |
CO2-reductie ton/jaar |
10 |
Instrument |
Internationale presentaties |
Milieu |
n.v.t. |
10a |
Instrument |
Voortzetting
Delfts Energie Agentschap |
Milieu |
n.v.t. |
10b |
Instrument |
Europese
subsidies aanvragen |
Milieu |
n.v.t. |
|
|
|
|
|
Thema Klimaat in beleid |
||||
nr. |
type |
titel |
projectleider |
CO2-reductie ton/jaar |
11 |
Instrument |
Monitoring |
Milieu |
n.v.t. |
12 |
Programma |
Algemene
projectleiding |
Milieu |
n.v.t. |
|
|
|
|
|
TOTAAL totale CO2-reductie:
33538 ton per jaar |
Van
alle beschreven activiteiten is, zoals gezegd, het CO2-reductiepotentieel
bepaald. Dit potentieel geeft het verschil tussen de CO2-uitstoot
bij het wél uitvoeren en de CO2-uitstoot bij het níet uitvoeren van
het project. De reductiepotentiëlen van alle geformuleerde activiteiten en
projecten tezamen, duiden op een haalbare CO2-reductie van ruim
33.500 ton per jaar. Dit is vastgesteld als de doelstelling van het
Klimaatplan. Indien er gedurende de planperiode projecten of activiteiten om
welke reden ook afvallen, zullen er daarom nieuwe activiteiten geformuleerd
moeten worden om de doelstelling toch te halen.
In figuur 3.1 is de doelstelling van het
Klimaatplan afgezet tegen de doelstellingen van resp. 3D (omgerekend naar 2012)
en het Kyoto-akkoord (berekend voor Delft in 2012).
Figuur 3.1 De doelstellingen van 3D, de lokale vertaling van het
Kyoto-akkoord en het Klimaatplan vergeleken
Toelichting: 3D:
energiedoelstellingen uit Duurzaamheidsplan zijn vertaald naar CO2-reductie per
jaar
Kyoto: reductie die Delft moet behalen op basis van haar uitstoot
in 1990 op basis van landelijke doelstellingen
Klimaatplan:
CO2-reductie per jaar gekoppeld aan de in het Klimaatplan genoemde projecten
Figuur 3.1 laat zien dat de doelstelling van het
Klimaatplan ruimschoots voldoet aan de lokale vertaling van de doelstellingen
uit het Kyoto-akkoord. De doelstellingen uit 3D zijn te ambitieus gebleken. De
ruimte tussen de doelstelling van het Klimaatplan aan de ene kant en de
doelstelling van het Kyoto-akkoord aan de andere kant is gerechtvaardigd, daar
het niet onwaarschijnlijk is dat de uitvoering van enkele projecten uit het
Klimaatplan niet volgens planning zal verlopen.
Er is gerekend met de kengetallen van het
Energieonderzoekcentrum Nederland en Rijks instituut voor Milieuvraagstukken
De
project/programma-matrix (bijlage I) en de afzonderlijke projectdocumenten
(bijlage V) geven een uitgebreid overzicht van alle programma's, projecten en
instrumenten. Deze paragraaf beschrijft in enkele regels de inhoud van de
verschillende programma's, projecten en instrumenten.
Programma 1 Nieuwe
gemeentelijke gebouwen
De gemeente Delft ontwikkelt de komende jaren diverse nieuwe gebouwen.
Een deel hiervan is bestemd voor eigen functies, zoals de brandweerkazerne en
plantsoenposten. Daarnaast ontwikkelt de gemeente gebouwen voor andere
functies, zoals gezondheidscentra, scholen, buurthuizen en sporthallen. De
ambitie bij de bouw van nieuwe gemeentelijke gebouwen is een Energie Prestatie
Coëfficiënt (EPC) te realiseren die 12% scherper is dan wettelijk vereist, én
om de energievraag voor minimaal 40% te dekken uit duurzame bronnen.
Project 1a Nieuwe
gemeentelijke stadskantoor
Als gemeente met een ambitieuze doelstelling op het gebied van
duurzaamheid is het eigen stadskantoor, zeker als dat nieuw gebouwd wordt, bij
uitstek de plaats om die ambitie aan de buitenwereld te tonen. Dit kan onder
meer bereikt worden door fundamenteel vernieuwende milieumaatregelen toe te
passen. De ambitie voor het nieuwe stadskantoor is een innovatief
voorbeeldproject voor duurzaamheid te realiseren met een (inter)nationale
uitstraling die de duurzaamheidambitie van Delft recht doet.
Programma 2 Aanpak
energiegebruik bestaande gemeentelijke gebouwen
De gemeente Delft beheert en herontwikkelt diverse gebouwen zowel voor
eigen gebruik als voor anderen (gezondheidscentra, bibliotheek, scholen,
buurthuizen en sporthallen. Op verschillende manieren wordt gewerkt aan het
reduceren van het energiegebruik van de gemeentelijke gebouwen (zie hieronder).
Proefproject 2a Renovatie
bestaande gebouwen
Begin jaren negentig maakte de gemeente Delft een start met
energiebesparing in bestaande gemeentelijke gebouwen o.a. door het uitvoeren
van energiescans en het treffen van energiebesparende maatregelen. De
verwachting is dat door technische innovaties (b.v. voor het toepassen van
energiebesparende maatregelen in monumenten) en door in te spelen op ontstane
natuurlijke momenten (renovatie, planmatig onderhoud) bij alle bestaande
gemeentelijke gebouwen opnieuw kansen kunnen worden benut om energiebesparing
uit te breiden met het opwekken/gebruiken van duurzame energie, het treffen van
duurzaam bouwen-maatregelen en het betrekken van energie in de interne milieuzorg.
Om te beginnen wordt gestart met twee proefprojecten, waarin per maatregel
wordt bekeken wat energetisch gezien de beste keuze is.
Project 2b Openbare
installaties: gemalen
De gemeente Delft beheert een groot aantal gemalen die de stad en haar
omgeving droog houden. De meeste van deze gemalen beschikken al over
energiezuinige motoren. De enige mogelijkheid om nog verder bij te dragen aan
de klimaatdoelstellingen, is door de installaties uit te rusten met
voorzieningen die duurzame energie opwekken, zoals zonnepanelen of kleine
windmolens. Het potentieel is op dit moment nog onduidelijk. Bovendien is er
geen ervaring met het opwekken van duurzame energie op dergelijke gebouwen. Een
zorgvuldige inventarisatie en een proefproject zijn daarom een hoofdonderdeel
van dit project. Uiteindelijke doel is dat alle pompen en installaties waarvan
de vervangingsperiode langer is dan vijf jaar energie-efficiënt en voorzien
zijn van duurzame energie-opties.
Project 2c Openbare
installaties: verkeersinstallaties en verlichting
De gemeente heeft het energiebeheersysteem van de openbare verlichting
en verkeersinstallatie in eigen handen. Er is al veel gedaan aan
energiebesparing, maar Delft ziet desondanks nog mogelijkheden om energie te
besparen in de openbare installaties. Onder andere door het ontwikkelen van
nieuwe technologie voor verkeersinstallaties in samenwerking met een fabrikant
en het toepassen van intelligente verlichting. Doel is de energie-efficiency
van de openbare installaties te verbeteren door uitvoering van verschillende
maatregelen. Ook zijn eventuele extra maatregelen worden getroffen indien de
terugverdientijd korter is dan tien jaar.
Programma 3 Nieuwbouw
projecten woningbouw
In de planperiode worden in Delft circa 3.750 nieuwbouwwoningen gebouwd.
In nieuwbouwprojecten streeft Delft voor woningen een Energie Prestatie
Coëfficiënt na die 20% scherper is dan de wettelijke norm. Het vakteam Milieu
ondersteunt gemeentelijke projectleiders. De wijze van inbreng is sterk
afhankelijk van de grootte van het bouwplan en de ambities. Een en ander kan
leiden tot het formuleren van een apart project
Programma 3
Nieuwbouwprojecten utiliteitsbouw (excl. gemeentelijke gebouwen, TNO,
Harnaschpolder, Spoorzone, Zuidpoort en TU Zuid)
In de planperiode wordt in Delft
67.000 m2 bruto vloeroppervlak (BVO) utiliteitsbouw
gerealiseerd (exclusief bedrijventerreinen, Spoorzone, Zuidpoort en
Technopolis). Delft streeft hierbij naar een Energie Prestatie Coëfficiënt die
10% scherper is dan de wettelijke norm. Het vakteam Milieu ondersteunt
gemeentelijke projectleiders. De wijze van inbreng is sterk afhankelijk van de
grootte van het bouwplan en de ambities. Een en ander kan leiden tot het
formuleren van een apart project en indien de kans zich voordoet het toepassen
van innovatieve technieken
Project 3a Spoorzone
In de Spoorzone wordt tijdens en na bouw van de spoortunnel circa
300.000 m2 bruto vloeroppervlak (BVO) gerealiseerd. Op dit moment is
in een verdeling voorzien van 250.000 m2 voor woningbouw en 50.000 m2
voor kantoren, waarvan circa 24.000 m2 voor eigen de gemeentelijke
organisatie en aanverwante publieksfuncties. De gemeentelijke ambitie is een
'Energie Prestatie op Locatie' (EPL) van minimaal 8, uitgaande van
restwarmtelevering door DSM Gist. De toepassing van deze restwarmte vraagt om
een innovatieve aanpak van de energie-infrastructuur. De voorwaarden en
consequenties op gebouwniveau moeten worden vastgelegd in de Nota van
Randvoorwaarden en Uitgangspunten en het onderliggende Stedenbouwkundige
Masterplan.
Project 3b Zuidpoort
De ambitie voor het complex van woningen, winkels en bioscoop in het
kerngebied is een Energie Prestatie Coëfficiënt die 30% scherper is dan de
wettelijke norm. Hiervan wordt circa de helft gerealiseerd door bouwkundige
energiebesparende maatregelen. De andere helft komt voor rekening van
installaties, met name een energiesysteem met koude- en warmte-opslag en een
collectieve warmtepomp.De toepassing van deze hoogwaardige innovatieve techniek
(het energiesysteem) in combinatie met woningen en utiliteit dient als
landelijk voorbeeld project. Voor de herontwikkeling van het Hoogovenpand en
eventuele andere deelplannen in Zuidpoort zijn individuele ambities op te
stellen.
Programma 4 Bestaande bouw
projecten woningen en utiliteit
In de planperiode worden in Delft
ruim 800 woningen gerenoveerd. Hierbij streeft Delft een besparing na op
het huidige energiegebruik van 20%. . In de planperiode wordt in Delft 70.000 m2 BVO utiliteitsbouw gerenoveerd tot
op een niveau dat een Bouwvergunning noodzakelijk is. De gestelde ambitie is
10% EPC verscherping. Een deel hiervan valt buiten grote projecten zoals
herstructurering Schie-oevers en zal worden ondergebracht in dit programma. Het
vakteam Milieu ondersteunt gemeentelijke projectleiders. De wijze van inbreng
is sterk afhankelijk van de grootte van het bouwplan en de ambities. Een en
ander kan leiden tot het formuleren van een apart project
Project 4a Poptahof
De gemeente Delft wil, als onderdeel van de totale herstructurering van
Poptahof, een optimale energie-infrastructuur ontwikkelen. Als eerste stap is
een energievisie opgesteld. Het ontwerp-Masterplan Poptahof noemt als
doelstelling een Energie Prestatie op Locatie (EPL) van 6 in 2015. Om deze
doelstelling te halen komen o.a. warmtelevering door bijv. DSM Gist en een
verregaande energiebesparing en/of verlaging van de EPC-waarde in aanmerking.
Een hoog ambitieniveau in een bestaande wijk zal vragen om innovatieve
oplossingen en het toepassen van nieuwe energietechnieken.
Instrument 4b Convenant
bestaande woningen
De bestaande woningvoorraad is verantwoordelijk voor een groot deel van
het Delftse energiegebruik. Ongeveer 70% van de woningvoorraad is in het bezit
van drie woningcorporaties. De corporaties hebben verschillende ambities, maar
staan welwillend tegenover een gestructureerde aanpak. In een convenant worden
afspraken gemaakt op proces-, prestatie- en maatregelniveau. Een van de thema’s
van het convenant is energie.
Doelstelling: minimaal 40% van de bestaande woningen is voor 2006 voorzien van
een EPA (dit zijn ruim 15.000 woningen en wooneenheden). 50% daarvan heeft
subsidie aangevraagd voor maatregelen.
Project
4c Bestaande stad bespaart energie
In elke woning van voor 1998 zijn één of meerdere energiebesparende of
duurzame energie-maatregelen te treffen. Soms zijn deze gebonden aan een
vervangingsmoment (HR-ketel, zonneboiler), soms kunnen ze direct getroffen
worden (spouwmuur-, dak- of vloerisolatie). Om huiseigenaren op het spoor te
zetten van en aan te zetten tot het nemen van deze energiemaatregelen is het
Energie Prestatie Advies (EPA) een goed instrument. Doelstelling: voor 6% van
de bestaande woningen is een EPA uitgevoerd. Voor 100% van deze woningen zijn
één of meer maatregelen getroffen (2005).
Programma 5 Verruimde
reikwijdte en zorgplicht bij bedrijven
Om energiebesparing en de toepassing/opwekking van duurzame energie bij
bedrijven te stimuleren heeft de gemeente als bevoegd gezag de Wet milieubeheer
achter de hand. Door het toepassen van de verruimde reikwijdte in de
milieuvergunningverlening en -handhaving intensiveert de gemeente de aandacht
voor energie jaarlijks bij vele bedrijven. Doelstellingen: In de vergunningen
van alle vergunningplichtige bedrijven zijn uiterlijk in 2005
energievoorschriften opgenomen. Van de bedrijven die onder de Wet milieubeheer
vallen heeft 10% in 2005 een energie-efficiency- en duurzame energie-scan (EE-
en DE-scan) uitgevoerd. 50% hiervan heeft maatregelen getroffen.
Programma 6 Duurzame
bedrijventerreinen (o.a. Harnaschpolder en TNO Zuidpolder)
Binnen Delft zijn er naast de speerpuntprojecten Technopolis Business
Campus en Schie-oevers, twee bedrijventerreinen in ontwikkeling: Harnaschpolder
(in samenwerking met de gemeente Den Haag en de gemeente Schipluiden) en de
herontwikkeling TNO Zuidpolder. Doelstellingen: Voor bedrijventerreinen wordt
een energievisie opgesteld met een ambitie die overeenkomt met een Energie
Prestatie op Locatie (EPL) van 7. B.v. het uitwisselen van warmte tussen
bedrijven (proces en ruimteverwarming), deze toepassing zal vragen om
innovatieve hoogwaardige technieken. Inzet is voorts om 5% van de energievraag
te dekken uit duurzame bronnen
Project 6a Naar een
duurzame planontwikkeling Technopolis
Op het terrein aan de zuidzijde van het TU-gebied wordt in de komende
vijftien jaar een kennisintensief bedrijventerrein gerealiseerd. De geschatte
omvang is 500.000 m2 bruto vloeroppervlak (BVO) bedrijven. Het
project wordt uitgevoerd door de gemeente Delft in samenwerking met de TU Delft
en een private ontwikkelaar. De gemeentelijke ambitie is hoog (Energie
Prestatie op Locatie = 7,5), maar nog niet in
een toetsbaar criterium vastgelegd. Het
kennisintensieve karakter van het terrein, vraagt om toepassing van
hoogwaardige energietechnieken (proeftuin), ontwikkeld door de op Tecnhnopolis
gevestigde bedrijven,
Project 6b Energieprestatie
herstructurering Schie-oevers
In de gemeente Delft wordt de komende jaren gewerkt aan de duurzame
herstructurering van het bedrijventerrein Schie-oevers. Doel is het
bedrijventerrein te revitaliseren en te verduurzamen. Samenwerking tussen de
aanwezige bedrijven biedt kansen om de hoge ambities op het gebied van milieu
te bereiken. Voor energie gaat het o.a. om:
· betere afstemming van de
energieproductie en de energievraag;
· benutting van de
mogelijkheden voor uitwisseling van energiestromen tussen bedrijven.
De gemeentelijke ambitie is hoog (Energie Prestatie op Locatie = 7,5),
maar nog niet in een toetsbaar criterium vastgelegd, echter een hoge ambitie
vraagt om creatief omgaan met nieuwe energietechniekenAls eerste stap leggen de
betrokken partijen de randvoorwaarden vast in een Masterplan.
Programma 7 Gemeentelijke
interne milieuzorg
Het onderdeel Klimaat krijgt middels de volgende onderdelen een plaats
binnen de gemeentelijke interne milieuzorg (GIM):
· Bij inkoop en gemeentelijke
aanbesteding zal energie een toetsingscriterium vormen. Dit kan zowel
rechtstreeks middels energieprestaties van het product of de dienst, maar ook
door te kijken naar de energie-inhoud van een product of het energiebeleid van
de leverende organisatie.
· Voor de inkoop van
vervoermiddelen zal binnen het klimaatbeleidsplan een proefproject worden
uitgevoerd (zie project 7b). Resultaten hiervan vormen later een onderdeel van
het inkoopbeleid.
· Eigen vervoerplan:
woon-werkverkeer, dienstreizen en vervoer tussen de verschillende locaties
(project 7a).
· Energiebeheer (zie project
7c)
Project 7a Eigen
vervoerplan gemeente Delft
De activiteiten van de gemeente Delft en haar werknemers hebben veel
verplaatsingen tot gevolg. De gemeente heeft directe invloed op de
vervoermiddelkeuze bij dienstreizen en indirecte invloed op de
vervoermiddelkeuze bij woon-werkverkeer. Door het opstellen van een
gemeentelijk vervoersplan levert de gemeente een bijdrage aan het beperken van
CO2-uitstoot, de gezondheid van de werknemers, vervult Delft een
voorbeeldfunctie voor bedrijven en bespaart zij op autokosten. Het opstellen
van een vervoersplan is voor bedrijven met meer dan 100 werknemers een wettelijke taak (verruimde reikwijdte Wm).
Doelstelling: 25-50% verlaging van de potentiële autoratio, zowel voor
dienstreizen als het woon-werkverkeer (2005).
Proefproject 7b Wagenpark
Verschillende vakteams van de gemeente Delft gebruiken voertuigen. Dit
varieert van personenauto’s en bestelauto's tot specialistisch groot materieel
bij o.a. Stadsbeheer. Het vakteam Technische Dienst beheert het wagenpark en
zorgt voor de aanschaf van nieuwe wagens. De vervangingsprogramma’s sluiten aan
bij de programma’s van de betrokken vakteams. Middels jaarprogramma’s kan op termijn
het gehele wagenpark energiezuinig worden. Het besparingspotentieel is op dit
moment nog onduidelijk.
Een zorgvuldige inventarisatie is daarom een eerste vereiste.
Project 7c Energiebeheer
gemeentelijke gebouwen en voorzieningen en inkoop groene energie
Door het op een systematische wijze beheersen van de energiestromen
(energiebeheer) kan worden bespaard op het gemeentelijke energieverbruik. Naast
financieel voordeel levert energiebeheer een substantiële bijdrage aan een
vermindering van de milieubelasting. Verder biedt energiebeheer de gemeente de
mogelijkheid om een voorbeeldfunctie te vervullen door zelf zo efficiënt
mogelijk om te gaan met energie in haar eigen gebouwen en voorzieningen.
Doelstelling: Een centraal opererend energiebeheersysteem, waarmee het
energiegebruik van alle gemeentelijke gebouwen en voorzieningen op elke moment
in beeld kan worden gebracht. Per drie maanden vindt een volledige
energieregistratie plaats, een analyse hiervan en een terugkoppeling naar
bestuurders en gebouwgebruikers.
Project 8 Vastleggen
verbetering LV/OV/CV als prestatieafspraken in het LVVP
Gemotoriseerd verkeer is een belangrijke
veroorzaker van CO2-emissies. Door gericht verkeersbeleid kunnen
deze emissies worden beperkt. Dit betekent het stimuleren van fietsverkeer en
openbaar vervoer en het terugdringen van individueel gemotoriseerd vervoer. In
het openbaar vervoer (OV) en collectief vervoer (CV) kan via Haaglanden (de
aanbesteder) het gebruik van energiezuinige motoren voor bussen en groene stroom
voor trams gestimuleerd worden, zodat de emissie per voertuig wordt verminderd.
Resultaat: een nieuw Lokaal Verkeer- en
Vervoerplan (LVVP) waarin is aangegeven hoe het mobiliteitsbeleid concreter is
uitgewerkt. Doelstellingen: een verschuiving van de modal-split ten gunste van
fietsverkeer en OV en CV. Een lagere CO2-emissie per nieuw
OV-voertuig in Haaglanden. Delft weer een van de drie beste fietssteden van
Nederland.
Programma 9 Duurzame
energie realiseren in de gebouwde omgeving
Stap 2 binnen de Trias Energetica is het toepassen van duurzame energie.
De verschillende vormen van duurzame energie krijgen een plaats in
verschillende andere projecten, indien nodig zal onderzoek plaats vinden naar
nieuwe innovatieve techniekenDaarnaast zijn specifiek op duurzame energie
gerichte acties mogelijk. Doelstelling: 3% van de totale energievraag gedekt
met lokaal opgewekte duurzame energie in 2003, 15% van de totale energievraag
gedekt met lokaal opgewekte duurzame energie in de periode 2010-2020.
Project 9a Windturbines
Delft wil binnen haar gemeentegrenzen zoveel mogelijk duurzame energie
opwekken. Voor het bepalen van de mogelijkheden voor het benutten van
windenergie in Delft is een Quick Scan Windenergie uitgevoerd, als onderdeel
van de Duurzame Energie scan (DE-scan). Het windaanbod in de gemeente Delft is
relatief goed, met name aan de grenzen van de bebouwing en in het buitengebied.
Het potentieel voor duurzaam opgewekte energie binnen de gemeente Delft ligt
voor 48% bij de duurzame energie-bron wind. Doelstelling: realisatie van een
opgesteld vermogen aan windturbines van ± 10MW. De realisatie van de
windturbines zal bijdragen aan de uitstraling van Delft als Kennisstad en aan
de vooruitgang van de windtechnologie. In het haalbaarheidsonderzoek zal de
hoogte van de windturbine nader worden bezien o.a. m.b.t. het rendement.
Project 9b Toepassing
restwarmte DSM Gist
Na een eerste inventarisatie blijkt dat ca. 200 TJ restwarmte met een
hoog temperatuurniveau en ca. 100 tot 200 TJ restwarmte met een laag temperatuurniveau
(ca. 30-35°C) vrijgemaakt zou kunnen worden bij DSM Gist. De restwarmte kan
worden gebruikt voor verwarming van woningen en kantoren en middels een
warmtenet getransporteerd worden naar bijv. de Spoorzone en Poptahof.
Exploitatie van restwarmte is pas rendabel als meerdere locaties worden
aangesloten op het systeem. In de wijken Voorhof/ Poptahof en Buitenhof zijn
reeds vormen van wijk- en blokverwarming in gebruik. Een restwarmte project van
deze orde van grootte is in Nederland uniek! Op dit moment wordt een nadere
haalbaarheidsstudie gedaan. Op basis van de contacten met DSM Gist is niet te
verwachten dat de koelbehoefte afneemt.
Project 9c 100 Delftsblauwe
daken (2e tranche)
Het koepelproject 100 Delftsblauwe Daken demonstreert in uiteenlopende
deelprojecten hoe PV-cellen in de bestaande bouw kunnen worden toegepast. Delft
profileert zich hiermee als proeftuin voor PV en levert zo een bijdrage aan een
snellere introductie van PV in de Nederlandse bestaande gebouwde omgeving.
Afhankelijk van de selectie van projecten voor de 2e tranche, zal
bekeken worden of innovatieve energietechnieken nodig c.q. noodzakelijk zijn.
Het
Klimaatplan heeft het karakter van een uitvoeringsplan. Uitvoering van het plan
moet uiteindelijk leiden tot het halen van de doelstelling: een CO2-reductie
van ca. 33.500 ton in de planperiode (uiterlijk 2012). Het vakteam Milieu
bewaakt en coördineert gedurende de planperiode de voortgang van de uitvoering.
De uitvoering zelf komt voor een belangrijk deel neer op andere vakteams binnen
de gemeentelijke organisatie.
Het
vakteam Milieu speelt gedurende de planperiode verschillende rollen:
·
ambassadeur (attenderen, informeren, communiceren);
·
kennismakelaar (ontsluiting van relevante kennis);
·
bewaker (monitoring en bestuurlijke rapportages);
·
projectleider (eigenaar van enkele projecten);
·
beheerder (beheerder van het Energiefonds).
De
precieze rol van het vakteam Milieu als coördinator zal gedurende de
uitvoeringsfase verder worden bepaald en ingevuld in overleg met de
projecteigenaren. Bij wijze van voorbeeld is de mogelijke rol van Milieu in een
bouwproject uitgewerkt in tabel 4.1.
Tabel 4.1 Procesbegeleiding bouwprojecten
fase |
gewenste rol |
activiteiten |
benodigd materiaal |
initiatief |
attenderen |
· globale check van
initiatief; · dialoog met
initiatiefnemer; · verwijzen naar relevante
voorbeelden, partijen |
· checklist; · kennisbank met
praktijkvoorbeeld, subsidies, partijen, etc. |
definitiefase |
faciliteren
procesgang |
· tijd/geld organiseren
t.b.v. inbreng klimaat in planvorming; · kennisuitwisseling
organiseren |
· kennisbank met
deskundigen etc. · geld |
ontwerpfase |
advies
op afroep |
· (het organiseren van)
technische advisering over klimaat; · themabijeenkomsten |
· kennisbank met
voorbeelden, deskundigen,etc.; · geld |
uitvoeringsfase |
monitoring |
communicatie
over uitgevoerde maatregelen en de effecten daarvan |
monitoringssysteem |
Kennis
is een cruciale factor in de uitvoering van 3E. Er zijn drie vormen van kennis
te onderscheiden:
· beleidsmatige kennis: kennis
over bestuurlijke wensen, ambities en afspraken;
· inhoudelijke kennis: kennis
over de (on)mogelijkheden van technieken, te hanteren normen, relevante
partners, etc.;
· procedurele kennis: kennis
over bij wie je waarvoor je moet zijn binnen de gemeentelijke organisatie.
Naast
het vakteam Milieu speelt ook het Delfts Energie Agentschap een rol bij het
aandragen van (met name inhoudelijke) kennis.
Het
Klimaatplan biedt voorts kansen om Delft als Kennisstad te versterken.
Verschillende projecten vragen om innovatieve oplossingen. Bij het zoeken naar
deze oplossingen is een belangrijke rol weggelegd voor verschillende Delftse
instituten en bedrijven.
Het
Klimaatplan voorziet in een investering van ongeveer € 59 miljoen, waarvan ± €
56 miljoen in fysieke maatregelen en € 3 miljoen in onderzoek en
personeelskosten verdeeld over verschillende partijen. De helft van de bijdrage
voor fysieke maatregelen zal echter besteed worden aan arbeid. Over de gehele planperiode zal dit globaal
in de arbeidssector 375 mensjaren werk opleveren en in de kennissector 30
mensjaren werk op leveren.
Gedurende
de uitvoering van het Klimaatplan dient de gemeenteraad en de gemeentelijke
organisatie inzicht te hebben in de voortgang van de uitvoering en de effecten
ervan. Dit maakt het mogelijk de activiteiten te evalueren en waar nodig bij te
sturen en/of nieuw beleid of nieuwe activiteiten te formuleren. Voor elk
programma, project of instrument is bepaald hoe de voortgang en de resultaten
in beeld worden gebracht. Hierbij is speciale aandacht geschonken aan de meetbaarheid
van de doelstellingen en de beschikbaarheid (gedurende de gehele
planperiode) van de benodigde informatiebronnen. Over de voortgang en
resultaten van de uitvoering van 3E wordt gerapporteerd in de Delftse
Duurzaamheidsmonitor. De Delftse Duurzaamheidsmonitor verschijnt jaarlijks rond
de zomer. Daarnaast zal er per uitvoeringsfase van het Klimaatplan een
evaluatie plaatsvinden met de daarbij behorende effectmeting. Op basis hiervan
zal indien gewenst bijstelling plaatsvinden.
Het
Klimaatplan omvat programma's, projecten en instrumenten waarin de gemeente
Delft een (leidende) rol speelt. De monitoring van het plan geeft daarom ook
slechts een beeld van de reductie van de CO2-emissie als gevolg van
het Klimaatplan. Er zijn echter wellicht ook andere initiatieven binnen de
gemeentegrenzen die bijdragen aan een reductie van de CO2-emissie.
Het Delfts Energie Agentschap zal (de resultaten van) externe initiatieven
monitoren.
Per
activiteit is een inschatting gemaakt van de kosten. Er is onderscheid gemaakt
tussen:
· uren ambtelijke organisatie
op jaarbasis;
· meerinvesteringen als
gevolg van energiemaatregelen.
De
kostenraming is in dit stadium gebaseerd op kentallen en ervaringsdeskundigheid
(zie tabel A in de Beslispunten). In een latere fase is het mogelijk een
exactere inschatting te maken van de kosten. Een en ander vereist een
zorgvuldige financiële bewaking van 3E.
Het reduceren van de uitstoot van CO2
vraagt om concrete, vaak fysieke maatregelen. Dit kost geld. Het Klimaatplan
concentreert zich op het treffen van maatregelen in projecten die al gepland of
zelfs gestart zijn. Door aan te sluiten bij deze bestaande (veelal herontwikkelings)
projecten, blijven de meerkosten van de maatregelen zo laag mogelijk. Veel
lager dan wanneer gekozen zou zijn voor op zichzelf staande 'klimaatprojecten'
die een aanzienlijke ingreep vereisen in de stad.
Voor
de financiering van activiteiten worden verschillende bronnen aangesproken. 3E
financiert in principe slechts de meerkosten als gevolg van energiemaatregelen.
In de praktijk is daarom vrijwel altijd sprake van een vorm van cofinanciering.
Voor elke activiteit is aangegeven uit welke middelen (eigen middelen,
subsidies, middelen derden, etc.) de meerinvesteringen gedekt worden (zie
bijlage III) Belangrijke externe partijen die mogelijk een deel van de
meerkosten kunnen dekken zijn Eneco energie, provincie Zuid-Holland,
woningcorporaties, ontwikkelaars en bedrijven.
Kosten
voortvloeiend uit daadwerkelijke energiebesparende maatregelen kunnen mede
gefinancieerd worden uit de Reserve Energiebesparende Maatregelen (REM).
In de planperiode wordt ook de mogelijkheid bekeken om uit de REM renteloze
leningen te verstrekken. Uit het Milieutechnologiefonds kunnen voorts
investeringen en onderzoeken met een innovatief karakter mede gefinancierd
worden.
BANS-subsidie
Delft
maakt voor de cofinanciering van de extra personele inzet gebruik van de
BANS-subsidie die verbonden is aan het Klimaatconvenant (BANS-Klimaat, zie
paragraaf 1.2.3). De maximale subsidie verschilt per gemeente en is afhankelijk
van het grondoppervlak, het aantal inwoners én het gekozen 'pakket'. Gemeenten
kunnen kiezen voor een basispakket en een uitgebreider pluspakket. Delft koos
voor het pluspakket. De BANS-subsidie bedraagt daarmee het laagste van de
onderstaande bedragen:
Variant
b. komt voor Delft neer op € 233.516. Dit is daarmee het maximale bedrag waarop
Delft aanspraak kan maken.
Nationale
fiscale regelingen
Zowel
de gemeente als andere partijen kunnen bij een investering gebruik maken van
nationale (fiscale) regelingen. Vanzelfsprekend wordt hiervan zoveel mogelijk
gebruik gemaakt. Het vakteam Milieu en het Delfts Energie Agentschap zullen in
projecten wijzen op de mogelijkheden.
Nationale
(project)subsidies
Voor
de financiering van haalbaarheidsstudies, kennisoverdrachtsactiviteiten en
specifieke innovatieve projecten bestaan mogelijkheden bij de
uitvoeringsorganisaties Novem en Senter. Het vakteam Milieu en het Delfts
Energie Agentschap zullen in projecten wijzen op de mogelijkheden.
Subsidieregeling
Aanpassing Milieudruk (SAM)
Doel
van de Subsidieregeling Aanpassing Milieudruk (SAM) is de toepassing van de
verruimde reikwijdte binnen de Wet milieubeheer te ondersteunen. Energie is een
belangrijk thema in de verruimde reikwijdte. De regeling loopt vier jaar en
richt zich op het aandragen van kennis, vaardigheden en instrumenten aan
gemeentelijke vergunningverleners en handhavers. Voor het opstellen van een
beleidsplan dat zich hierop richt kan de gemeente een bijdrage krijgen uit SAM
van € 5.000,-. Voor de uitvoeringsfase is subsidie mogelijk voor
combinatieprojecten (kennis opdoen en in de praktijk toepassen) tot 70% met een
maximum van € 200.000,-. SAM-subsidies worden aangevraagd door het vakteam
Milieuzorg.
Delft
tracht gedurende de looptijd van het Klimaatplan de mogelijkheden van Europese
subsidieprogramma's te benutten. Hiertoe maakt de gemeente gebruik van het
eigen netwerk (w.o. lidmaatschap Energy Cité) en het netwerk van het Delfts
Energie Agentschap. De belangrijkste subsidiemogelijkheden vloeien voort uit
het Europese Zesde Kaderprogramma. Verder bieden ook de programma's
SAVE/Altener en Life goede mogelijkheden.
Zesde
Kader Programma
Het
Zesde Kaderprogramma van de Europese Unie richt zich op onderzoek, onder andere
op het gebied van energie. Een van de belangrijkste onderdelen van het
kaderprogramma is het programma 'Intelligent Energy for Europe'. Dit programma
richt zich op innovatie, introductie en praktische toepassingen en is daarom
bij uitstek interessant voor gemeenten, woningcorporaties en
projectontwikkelaars. Intelligent Energy for Europe biedt ondersteuning op
dertien specifieke sleutelgebieden (vertical key-actions) en vijf
overkoepelende sleutelgebieden (horizontol key-actions).
[1] Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer, Uitvoeringsnota Klimaatbeleid - Deel I: Binnenlandse
maatregelen, Den Haag, juni 1996.
[2] Winkels, Z., Energiemasterplan Delft & Schipluiden,
Delfts Energie Agentschap, december 2001.
[3] Gemeente Delft, 3D: Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003,
Delft, februari 2001.
[4] Gemeente Delft, Energiebeleidsplan 1996-2002, Delft,
mei 1996.
[5] Gemeente Delft, Delfts OntwikkelingsProgramma (DOP),
Delft, april 2000.
[6] Gemeente Delft, Voorzetten en doorzetten -
Collegeprogramma 2002-2006, Delft, april 2002.
[7] Gemeente Delft, Nota Ecologische Structuur Delft (concept),
Delft, december 2002.
[8] Das, M.C., Klimaatscanrapportage Delft, Novem, januari
2002.
Bijlage
I Project/programma-matrix
Bijlage
II Gemeentelijke Menukaart
Klimaatbeleid
Bijlage
III Verdeelsleutel Meerkosten
Klimaatplan
Bijlage
IV Onderbouwing Berekeningen CO2-reductie
en investeringen
Bijlage
V Projectdocumenten
Bijlage
VI Concept-aanvraag BANS-subsidie
Bijlage
VII Fasering Financieel
[1] In Nederland wordt voor de
milieuwet- en regelgeving nog steeds uitgegaan van het ALARA-principe (as
low as reasonable achievable). Op Europees niveau wordt echter gewerkt aan
het zogenaamde BAT-principe (best available techniques). De eventuele
toepassing (op termijn) van het BAT-principe kan de afdwingbaarheid van
energiemaatregelen binnen inrichtingen aanmerkelijk vergroten.
[2] Onder 'omgeving' wordt hier
verstaan de overige beleidsvelden binnen de gemeente Delft, marktpartijen en
(subsidie)mogelijkheden van provincie, Rijk of Europese Unie.