Nota

 

Datum

9-07-2003

Ons Kenmerk

03/025374  

Opsteller

Annet van der Elst

Bijlagen

1        

Onderwerp

Parkeren en stallen

 

 


 

1. Inleiding

Alvorens een plan voor nieuw- of verbouw kan worden uitgevoerd, is een bouwvergunning nodig. Bij het beoordelen van een bouwplan wordt gekeken of het vereiste aantal parkeerplaatsen wordt verzorgd. Dit vereiste aantal parkeerplaatsen wordt bepaald met de parkeernorm (minimaal aantal te realiseren parkeerplaatsen per eenheid). De parkeernormen die op dit moment in Delft worden gebruikt bij nieuwbouwprojecten voldoen niet meer aan de actuele situatie wat betreft autobezit. Het autobezit is de laatste jaren sterk toegenomen en de verwachting is dat het autobezit blijft toenemen. De Rijksoverheid ontwikkelt beleid om het autogebruik te verminderen, het autobezit wordt echter aantrekkelijker gemaakt door diverse belastingmaatregelen.

 

Een hoge parkeerdruk leidt tot langer zoeken, grote loopafstanden en illegaal parkeren, met gevolgen voor de leefbaarheid (hinderen voetgangers, beperken speelruimte), verkeersveiligheid (belemmeren uitzicht) en bereikbaarheid (o.a. hulpdiensten). Het is daarom van belang om in ieder geval bij nieuwbouw te zorgen voor voldoende parkeerruimte. Daarnaast moet er ook weer niet zo veel parkeerruimte aanwezig zijn dat auto’s aangetrokken worden.

2. Huidig autobezit in Delft

Voor het vaststellen van de benodigde parkeernorm is gebruik gemaakt van cijfers van het CBS en de richtlijnen van het CROW. CROW staat oorspronkelijk voor: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. Het CROW heeft in juni 2003 nieuwe richtlijnen voor parkeernormen uitgebracht. De richtlijnen van het CROW zijn landelijk (ook juridisch) geaccepteerd als acceptabel en betrouwbaar. Het voorstel is om voor bedrijven en voorzieningen de parkeernormen van het CROW aan te houden (zie hoofdstuk 7). Voor woningen is het voorstel iets aangepaste parkeernormen vast te stellen. Het zelf vaststellen van parkeernomen voor woningen geeft ons de gelegenheid een differentiatie in type woning aan te brengen zoals dat voor Delft gewenst is en ook de parkeernormen aan te passen aan de Delftse situatie.

 

Voor de parkeernormen voor woningbouw is onder andere onderscheid gemaakt naar sociale woningbouw en vrije sector woningen.  Met behulp van gegevens van het CBS kan het gemiddeld autobezit van huishoudens met een inkomen onder modaal en een inkomen boven modaal worden berekend. Dit wordt hier aangenomen als indicatie voor een norm voor sociale woningbouw en vrije sector woningen.

Onderscheid naar ligging van de woning is eveneens gewenst. In centrum-stedelijk gebied met hoge bebouwingsdichtheden kan de beschikbaarheid van schaarse ruimte beperkend zijn voor de redelijkerwijs te realiseren parkeernorm. Met name omdat in die gebieden vrijwel altijd gebouwde parkeervoorzieningen noodzakelijk zullen zijn. De kosten daarvan zijn zeer hoog en ruimtelijke inpasbaarheid soms zeer moeilijk . Een (te) hoge parkeernorm kan derhalve realisatie of herontwikkeling van woningen financieel of technisch onmogelijk maken. Dit is niet gewenst. Daarnaast kan gesteld worden dat in het stedelijk centrumgebied en direct aangrenzende gebieden veel voorzieningen dichter bij huis zijn gelegen, op loop- en fietsafstand, en de aanwezigheid van hoogwaardig en frequent openbaar vervoer vaker goede vervoersalternatieven biedt voor de auto. De behoefte aan het bezit van meerdere auto’s per huishouden ligt in die gebieden dan ook gemiddeld lager. In Nederland is het maken van een onderscheid naar typologie van (woon)gebieden vrij algemeen gebruikelijk.

3. Toekomstig autobezit in Delft

Het autobezit zal de komende jaren blijven stijgen. Het parkeernormenbeleid moet echter ook op de langere termijn kunnen gelden. Niet alleen omdat het niet wenselijk is om het beleid elke 2 jaar te vernieuwen, maar ook omdat woningen die nu gebouwd worden langere tijd blijven staan. Voorgesteld wordt daarom om de normen niet vast te stellen op het huidig autobezit, maar een marge aan te houden voor de groei.

 

Onderscheid is gemaakt tussen norm binnenstad, norm schil en norm overig. Hierbij wordt een indeling gehanteerd die correspondeert met die in de beleidsnota’s van ruimtelijke ordening (zie bijlage 1).

 

Tabel 1 Voorgestelde parkeernormen nieuwbouw Delft

 

Woningtype

norm binnenstad

norm schil

norm overig

Vrije sector woning

1,3

1,5

1,7

Sociale woningbouw, 3 of meer kamers

1,1

1,2

1,4

Sociale woningbouw 1 of 2 kamers

0,4

0,6

0,8

Studenten- of HAT-eenheden

0,25

0,3

0,3

Serviceflat/ aanleunwoning

0,3

0,4

0,6

 

Ter vergelijking: In Tanthof is een parkeernorm van 1,3 aangehouden en in Ypenburg van 1,5. In Olofsbuurt en Westerkwartier geldt nu een norm van 1,1.

Sociale woningbouw wordt als volgt gedefinieerd:

“huurwoningen in beheer bij woningcorporaties waarvoor huursubsidie kan worden verkregen (de huurprijs is niet hoger dan € 585,24 (prijspeil 2003-2004)) of koopwoningen met een maximale koopsom van € 96.849”.

 

Studentenwoningen zijn:

“onzelfstandige wooneenheden met kamerbewoning waarbij gemeenschappelijke voorzieningen gedeeld worden of zelfstandige wooneenheden, waar met de huurder een speciaal huurcontract gesloten is waarin vermeld staat dat de student 6 maanden na afstuderen moet verhuizen “.

4. Parkeernormen CROW

Het CROW heeft zeer recent (juni 2003) een publicatie uitgegeven voor nieuwe richtlijnen voor parkeernormering. Aanleiding van deze nieuwe richtlijnen was de veroudering van de normen uit het ASVV van 1992. ASVV staat voor ‘aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom’. Het ASVV is een landelijk gebruikt boekwerk dat regels en richtlijnen bevat voor alle verkeersvoorziening uiteenlopende van bebording tot parkeerplaatsen.

 

Volgens de richtlijnen van het CBS en van het CROW valt Delft onder de noemer “zeer sterk stedelijk”. Hoe minder stedelijk hoe hoger de parkeernorm moet zijn volgens het CROW. Het CROW stelt in haar publicatie de volgende parkeernormen voor zeer sterk stedelijk gebied voor:

 

Tabel 2 Nieuwe parkeernormen woningen  CROW

 

Woningtype

norm binnenstad

norm schil

norm buitengebied

Woning duur

1,3 – 1,5

1,5 – 1,7

1,7 – 2,0

Woning midden

1,2 –1,4

1,4 –1,6

1,6 – 1,8

Woning goedkoop

1,1 – 1,2

1,2 – 1,4

1,3 – 1,5

Kamerverhuur

0,2 – 0,6

0,2 – 0,6

0,2 – 0,6

Serviceflat/ aanleunwoning

0,3 – 0,6

0,3 – 0,6

0,3 – 0,6

De normen van het CROW wijken niet veel af van de normen die in tabel 1 voor Delft zijn voorgesteld. Delft zit aan de lage kant van de normering van het CROW, maar dat komt overeen met het beleid in Delft. Bovendien zijn in Delft relatief veel 1-persoonshuishoudens. Over heel Delft gezien betreft 50% van alle huishoudens een 1-persoonshuishouden, 25% betreft een meerpersoonshuishouden zonder kinderen en 25% betreft een meerpersoonshuishouden met kinderen. Dit heeft ook tot gevolg dat het gemiddelde autobezit per huishouden in Delft wat lager is dan gemiddeld in stedelijk gebied. Toch moet hier ook weer niet te veel aandacht aan gegeven worden want een groot deel van de 1-persoonshuishoudens betreft studentenhuishoudens en daar is een aparte norm voor opgesteld.


Samengevat is er voldoende cijfermatige onderbouwing om te veronderstellen dat de normen uit tabel 1 (die binnen de CROW richtlijnen vallen) voor Delft voldoende hoog zijn, maar ook niet te hoog.

5. Parkeren op privaat terrein

Privéparkeerplaatsen bij de woning worden in vergelijking met openbare parkeerplaatsen slechter benut. Privéparkeerplaatsen zijn over het algemeen niet uitwisselbaar met andere gebruikers. Garages krijgen soms een andere functie dan het stallen van de auto, bijvoorbeeld berging, woon- of hobbyruimte. Daarom worden privé-parkeervoorzieningen op eigen terrein niet als volle parkeerplaats meegerekend bij de parkeernormering. Geclusterde (collectieve gebouwde) parkeervoorzieningen onder bijvoorbeeld een appartementengebouw worden wel één op één meegeteld in de parkeernorm. In principe maakt het niet uit of de parkeerplaatsen voor nieuwbouw gerealiseerd worden op straat of in een gebouwde voorziening, met dien verstande dat ze alleen als parkeergelegenheid kunnen worden gebruikt en niet een ander doel (bergruimte of i.d.) kunnen dienen.

 

Het onderzoekscentrum CROW geeft in de publicatie van juni 2003 (zie tabel 2) de volgende aanbevelingen voor het meetellen van parkeerplaatsen op eigen terrein:

 

Tabel 3 Richtlijnen CROW 2003

 

Type parkeerplaats

Rekenfactor in parkeernorm

Tuinparkeerplaats

0,5

Oprit min 5,0 m zonder garage

0,8

Garage met oprit van minimaal 5,0 m

1,0

Garage zonder oprit

0,5

Garage met dubbele oprit (min 4,5 breed en 5,0 m lang

1,8

 

 

Om de kans dat privéparkeerplaatsen ook als privéparkeerplaats worden gebruikt te vergroten kan de bestemming parkeerplaats in bestemmingsplannen worden vastgelegd. Onderzocht moet nog worden op welke wijze dat kan en of het praktisch en juridisch gezien haalbaar is. Op die manier is het voor bewoners aanzienlijk lastiger om een andere bestemming aan een oprit of parkeerplaats te geven. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat handhaving, met name op het gebruik, moeilijk en arbeidsintensief is.


6. Fiets- en scootmobiel parkeren

Volgens het bouwbesluit dat per 1 januari 2003 van kracht is, is het niet meer verplicht om in een woning een bepaald percentage bergruimte op te nemen dat van buitenaf bereikbaar is. Om de mogelijkheid om (brom)fietsen en scootmobiels te stallen bij de woningen te waarborgen wordt er een stallingsnorm opgenomen in het gemeentelijk beleid.

Er zijn twee mogelijkheden:

  1. per woning is tenminste één, van buiten de woning toegankelijke, afsluitbare bergruimte aanwezig, waarvan de vloeroppervlakte ten minste 3,5 m² is en van waarvan de breedte ten minste 1,5 m en de hoogte boven die oppervlakte ten minste 2,1 m zijn.
of
  1. per woning is tenminste een stallingsmogelijkheid voor 2 fietsen aanwezig in een gemeenschappelijk overdekte stallingsvoorziening maximaal 50 meter van de woning, die in ieder geval vanaf de straat bereikbaar is.


De ontwikkelaar/ bouwer is meestal vrij om te kiezen voor één van deze twee mogelijkheden. Een uitzondering geldt voor seniorenwoningen en aanleunwoningen. Hier is optie 1 verplicht met als bijkomend criterium dat de drempelhoogte maximaal 20 mm mag zijn. Dit om de berging scootmobiel- en rolstoelvriendelijk te houden.

 

7. Bijzondere situaties

Het kan voorkomen dat bij kleine invullocaties in de binnenstad of de schil, tot een aantal van circa 4 woningen, het realiseren van gebouwde parkeerruimte technisch of financieel volstrekt onhaalbaar is. In die incidentele gevallen kan de vereiste parkeernorm omgezet worden in een overeenkomst met de initiatiefnemer om op termijn alsnog de vereiste parkeerruimte ten behoeve van de nieuwe bewoners aan te kopen in een in de buurt te realiseren (gebouwde) bewonersparkeervoorziening.

 

8. Voorstel

Voorgesteld wordt

 

a) om de volgende parkeernormen vast te stellen voor het verplicht realiseren van het aantal parkeerplaatsen per nieuw te bouwen woning door de ontwikkelaar van het woningbouwproject.

 

Woningtype

norm binnenstad

norm schil

norm overig

Vrije sector woning

1,3

1,5

1,7

Sociale woningbouw, 3 of meer kamers

1,1

1,2

1,4

Sociale woningbouw 1 of 2 kamers

0,4

0,6

0,8

Studenten/ jongerenhuisvesting

0,25

0,3

0,3

Serviceflat/ aanleunwoning

0,3

0,4

0,6

b) om daarbij de volgende randvoorwaarden aan te houden

·     parkeerplaatsen moeten binnen redelijke loopafstand van de woningen (maximaal 100 m) gerealiseerd worden.

·     er wordt geen aparte norm gebruikt voor gestapelde woningbouw

·     voor gebieden binnen 500 m loopafstand van hoogwaardig openbaar vervoer (= tram- of treinhalte) mag de norm 10% worden verlaagd

·     vaststelling van de norm,binnen een range, is afhankelijk van technische uitvoerbaarheid en ruimtelijke wenselijkheid

·     privéparkeerplaatsen worden conform CROW 2003 gedeeltelijk meegerekend in de parkeernorm (zie onderstaande tabel)


Type parkeerplaats

Rekenfactor in parkeernorm

Geclusterd (gebouwde) parkeervoorziening

1,0

Tuinparkeerplaats

0,5

Oprit min 5,0 m zonder garage

0,8

Garage met oprit van minimaal 5,0 m

1,0

Garage zonder oprit

0,5

Garage met dubbele oprit (min 4,5diep en 5,0 m lang

1,8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

c)    om de nieuwe norm over te nemen in nog op te stellen ruimtelijke plannen.

 

d)    om in ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen privé-parkeerplaatsen vast te laten leggen; bij conserverende bestemmingsplannen zal dit per geval – afhankelijk van nut, noodzaak en uitvoerbaarheid – worden bezien.

 

e)    om voor fietsen en scootmobiels ook een stallingsnorm op te nemen bij nieuwbouw van woningen. Deze norm is als volgt:

1.       per woning is tenminste één, vanaf de straat toegankelijke, afsluitbare bergruimte aanwezig, waarvan de vloeroppervlakte ten minste 3,5 m² is en waarvan de breedte ten minste 1,5 m is. De hoogte boven het vloeroppervlakte moet ten minste 2,1 m zijn. De drempelhoogte is maximaal 20 mm.

 

Voor woningen anders dan seniorenwoningen en aanleunwoningen is de eis van drempelhoogte niet verplicht en mag in plaats van een individuele berging ook een gemeenschappelijke berging worden gerealiseerd. Een alternatief voor optie 1 is dan::

 

2.       per woning is tenminste een stallingsmogelijkheid voor 2 fietsen aanwezig in een gemeenschappelijk overdekte stallingsvoorziening maximaal 50 meter van de woning, die in ieder geval vanaf de straat bereikbaar is.

 

f)     om voor bedrijven en instellingen de normen te gebruiken zoals opgenomen in de CROW-richtlijnen van 2003 voor het realiseren van parkeergelegenheid bij nieuwbouw of verbouw door de ontwikkelaar of het bedrijf zelf op eigen terrein of in overleg met de gemeente in de openbare ruimte; indien deze normen afwijken van bestaand beleid in een bepaald, specifiek (deel-)gebied, prevaleert dit bestaande beleid.

 

 

Soort instelling

norm per 100 m2 bvo[1] binnenstad

norm per 100 m2 bvo schil

norm per 100 m2 bvo buitengebied

Stadsdeelcentra

-

2,8 – 3,8

3,0 – 4,0

Wijk en buurtcentra

2,5 – 4,0

2,5 – 4,0

2,5 – 4,0

Grootschalige detailhandel

 

4,5 – 6,5

5,5 – 7,5

Weekmarkt

2,5 – 4,0

2,5 – 4,0

2,5 –4,0

Commerciële dienstverlening/ kantoren

1,5 – 2,0

2,0 –2,5

2,5 – 3,0

Arbeidsextensieve bedrijven

0,2 – 0,3

0,3 –0,4

0,6- 0,7

Arbeidsintensieve bedrijven

0,7 – 1,2

1,2 – 1,5

2,0 – 2,5

Bezoekersintensieve bedrijven

0,4 – 0,6

0,6 – 0,8

1,0 – 1,2

Bedrijfsverzamelgebouw

0,8 – 1,7

0,8 – 1,7

0,8 – 1,7

Café/ bar discotheek

4,0 – 6,0

4,0 – 6,0

5,0 – 7,0

Restaurant

8,0 – 10, 0

8,0 – 10,0

12,0 – 14,0

Museum/ bibliotheek

0,3 – 0,5

0,5 – 0,7

0,9 – 1,0

Bioscoop/ theater/ schouwburg per zitplaats

0,1 – 0,2

0,1- 0,2

0,2 – 0,3

Sporthal

1,5 – 2,0

1,7 – 2,2

2,0 – 2,5

Sportveld per ha netto terrein

13,0 - 17,0

13,0 - 17,0

13,0 - 17,0

Dansstudio/ sportschool

2,0 – 3,0

2,0 – 3,0

2,0 – 3,0

Squashbanen per baan

1,0 – 1,5

1,0 – 1,5

1,0 – 1,5

Tennisbanen per baan

2,0 – 3,0

2,0 – 3,0

2,0 – 3,0

Golfbaan per hole

 

 

6,0 – 8,0

Bowlingbaan/biljartzaal per baan

1,5 – 2,5

1,5 – 2,5

1,5 – 2,5

Stadion per zitplaats

0.04 – 0,2

0,04- 0,2

0,04 – 0,2

Evenementenhal/ congresgeb.

3,0 – 4,0

4,0 – 6,0

5,0 – 7,0

Zwembad

7,0 – 9,0

8,0 – 10,0

9,0 – 11,0

Themapark/ pretpark per ha netto terrein

4,0 – 12,0

4,0 – 12,0

4,0 – 12,0

Overdekte speeltuin

3,0 – 12,0

3,0 – 12,0

3,0 – 12,0

Manege per box

 

 

0,3 – 0,5

Cultureel centrum/ wijkgebouw

1,0 – 3,0

1,0 – 3,0

1,0 – 3,0

Ziekenhuis per bed

1,5- 1,7

1,5 – 1,7

1,5 – 1,7

Verpleeg/ verzorgingstehuis per wooneenheid

0,5 – 0, 7

0,5 – 0,7

0,5 – 0,7

Arts/ therapeut/ kruisgebouw per behandelkamer

1,5 – 2,0

1,5- 2,0

1,5 – 2,0

WO/ HBO –dagonderwijs per collegezaal (= 150 zitplaats)

20,0

20,0

20,0

WP/ HBO/ MBO- dag per leslokaal is ongeveer 30 zitpl

5,0 – 7,0

5,0 – 7,0

5,0 – 7,0

Middelbare school per leslokaal is ongeveer 30 zitpl

0,5- 1,0

0,5 –1,0

0,5 – 1,0

Avondonderwijs per student

0,5 - 1,0

0,5- 1,0

0,5 – 1,0

Basisonderwijs per leslokaal

0,5- 1,0

0,5 – 1,0

0,5 – 1,0

Kinderdagverblijf per arb.plaats

0,6- 0,8

0,6- 0,8

0,6 – 0,8

Hotel per kamer

0,5 – 1,5

0, 5- 1,5

0,5 – 1,5

Volkstuin per perceel

 

 

0,3

Religiegebouw per zitplaats

0,1 – 0,2

0,1 – 0,2

0,1 – 0,2

Begraafplaats

15,0 – 30,0

15,0 – 30,0

15,0 - 30,0

 

 


Annet van der Elst

Projectleider mobiliteit

 



[1] Tenzij anders aangegeven